1. INLEIDING STRATEGIE ALGEMEEN ONDERNEMINGSMODEL STRATEGISCH KEUZEPROCES ASPECTEN VAN HET KEUZEPROCES...

Transcriptie

1 Ondernemingsplan Mobiliteitsbranche Vragen & Opdrachten ISBN INLEIDING STRATEGIE ALGEMEEN ONDERNEMINGSMODEL STRATEGISCH KEUZEPROCES ASPECTEN VAN HET KEUZEPROCES UITGANGSSITUATIE ONTWIKKELINGEN STRATEGISCHE SEGMENTATIE PERSPECTIEF STRATEGISCHE KEUZE ONDERNEMINGSPLAN OPSTELLEN Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 1

2 1. Inleiding Paragraaf 1.1 Doel 1. Motiveer waarom functionarissen op sleutelposities voldoende achtergrondinformatie nodig hebben over de strategische doelstellingen en de strategische keuzes van de organisatie. 2. Motiveer waarom het resultaat beter is wanneer de deelplannen van het ondernemingsplan door de staf- en kaderleden van het bedrijf worden opgesteld. Paragraaf 1.2 Strategie en ondernemingsplan 3. Strategie en ondernemingsplan a. Omschrijf wat er onder strategie verstaan wordt en in hoeverre de strategische uitwerking reikt. b. Als vraag a, maar dan voor het ondernemingsplan. c. Als vraag a, maar dan voor het masterplan. d. Welke mogelijkheden en beperkingen biedt een Management Informatie Systeem bij het opstellen van een ondernemingsplan? Paragraaf 1.3 Keuze van de methodiek 4. Omschrijf waarom bij het ontwikkelen van een strategie toekomstvisie, creativiteit, verbeeldingskracht en zelfkennis nodig is. 5. Geef een voorbeeld in de mobiliteitsbranche waarbij de locatie niet voor alle functies ideaal is. Motiveer dit ook. 6. Omschrijf het werkingsprincipe van het strategisch werkmodel van figuur 1.2. Paragraaf 1.4 Werkmodel en hoofdstukindeling 7. Omschrijf waarom het werken met het strategisch werkmodel een cyclisch, selectief en iteratief proces is. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 2

3 2. Strategie algemeen Paragraaf 2.1 Strategische keuze: positie en weg waarlangs 1. Als uitkomst van het strategische keuzeproces wordt eerst de positie bepaald waarna de richting ontwikkeld wordt. Omschrijf hoe de ontwikkelingsgang van de richting verloopt. 2. Geef de reden waarom het strategische keuzeproces jaarlijks moet worden doorlopen. Paragraaf 2.2 Opstellen ondernemingsconcept 3. Ondernemingsconcept a. Omschrijf wat het opstellen van het ondernemingsconcept inhoudt? b. Omschrijf op welke wijze men de toekomst onderzoekt en hoe men de kansen en bedreigingen probeert af te wegen. Paragraaf 2.3 Strategische beslissingen 4. Strategische beslissingen a. Motiveer waarom van een eenmaal genomen strategische keuze niet zonder schade teruggedraaid kan worden. b. Noem hiervan een voorbeeld uit de mobiliteitsbranche. c. Welke rol speelt het afbreukrisico hierbij? Paragraaf 2.4 Besluitvormingsproces 5. Besluitvormingsproces a. De definitieve strategische keuze wordt aan het einde van het onderzoek gedaan. Noem de factoren die onderzocht moeten zijn om tot een verantwoorde beslissing te komen. b. Tussentijds worden er echter ook wel keuzes gemaakt. Noem daarvan ten minste twee voorbeelden en geef aan waarom de tussentijdse keuze verantwoord was. Paragraaf 2.5 Leerproces 6. Omschrijf op welke wijze met behulp van het strategische keuzeproces een strategisch management te creëren is. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 3

4 3. Ondernemingsmodel Paragraaf 3.1 Waarom een ondernemingsmodel? 1. Ondernemingsmodel a. Omschrijf het doel van het hebben van een ondernemingsmodel. b. Wat het inhoudelijk bevatten? c. Welke grenzen worden er aan het omgevingsonderzoek gesteld? Paragraaf 3.2 Het 3N-ondernemingsmodel 2. 3N-ondernemingsmodel (figuur 3.1) a. Benoem de drie niveaus van het 3N-ondernemingsmodel. b. Geef van de drie niveaus aan waarop ze werken. c. Beschrijf waarom het onderscheid tussen de drie niveaus is aangebracht. d. Omschrijf het doel van de communicatie- en informatielijn tussen de drie niveaus. 3. Keuzeniveau a. Met behulp van het 3N-ondernemingsmodel wordt de interne en externe afstemming nagestreefd. Wat houdt dit in en wat is het doel ervan? b. Noem ten minste vijf voorbeelden van uitkomsten van strategische keuzes uit de mobiliteitsbranche. c. Van de in 16b genoemde voorbeelden speelt ook de schaalgrootte een belangrijke rol. Noem daar twee voorbeelden van. d. Noem ten minste twee praktijkvoorbeelden uit de mobiliteitsbranche, waarbij de combinatie van twee of meer functies (strategische positiekeuze) tot synergie leiden. Motiveer dit. e. Hetzelfde als 16e, maar dan voor voorbeelden waarbij niet van synergie sprake is. f. Probeer voor de in 16d en 16e gegeven voorbeelden aan te geven in hoeverre de locatiekeuze de in te nemen positie beïnvloedt. g. Probeer voor de in 16d en 16e gegeven voorbeelden aan te geven in hoeverre de te bereiken doelgroep de in te nemen positie beïnvloedt. h. Noem nog minstens drie factoren die de in te nemen positie beïnvloeden. i. Noem de vier componenten waarover de onderneming moet beschikken om de een strategische positiekeuze die de markt biedt, te kunnen realiseren. j. Noem van het structuurvraagstuk `Hoe verdelen we de activiteiten en verantwoordelijkheden?' ten minste vier vragen die beantwoord moeten worden. k. Noem van het structuurvraagstuk `Met welke systemen en procedures doen we het?' ten minste drie vragen die beantwoord moeten worden. l. Noem van het structuurvraagstuk `Hoe werken we samen?' ten minste drie vragen die beantwoord moeten worden. m. Noem van het structuurvraagstuk `Wat kunnen we?' ten minste drie vragen die beantwoord moeten worden. n. Motiveer waarom bij beantwoording van de structuurvraagstukken een financieel plan is op te maken en waarom het wenselijk is om risico-analyses te maken. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 4

5 4. Strategisch keuzeproces Paragraaf 4.1 Besluitvormingsproces 1. Besluitvormingsproces a. Behalve dat strategievorming een keuzeproces is dat tot besluitvorming moet leiden, moet het ook tot veranderingen leiden. Noem de vier veranderingen. b. Noem ten minste vier redenen die aanleiding geven om (opnieuw) het strategische keuzeproces te starten. c. Noem ten minste zes beslissingen die tot uitkomsten van het strategische keuzeproces leiden. Paragraaf 4.2 Organisatie-ontwikkelingsproces 2. Organisatie/ontwikkelingsproces a. Omschrijf de wijze waarop mensen (u) hun eigen toekomst scheppen. b. Leg het verband van de uitkomst van 18a met de toekomst van een onderneming. c. Verklaar waarom juist in organisaties als de autobranche iedere functionarissen het gestelde toekomstbeeld van de organisatie moet nastreven. Paragraaf 4.3 Verschillende methoden van strategievorming 3. Verschillende methoden van strategievorming a. Noem drie methoden van strategievorming en omschrijf waarop de ondernemer zich hiermee op richt(te). b. Naarmate de evolutie van de strategievorming vorderde werd het belang van de menselijke factor, de aandacht voor de doelstellingen en de aandacht voor het veranderingsvermogen van de onderneming steeds groter. Omschrijf tot welke consequenties dit leidt. c. Motiveer waarom het bij strategie gaat om de positie die men op de lange termijn wil innemen. d. Welke twee aspecten in het strategische keuzeproces zijn van belang in relatie met vraag c? e. Noem een aantal ontwikkelingen die in een toekomstscenario wordt meegenomen. Paragraaf 4.4 Enkele kenmerken van de aanpak 4. Noem de vijf belangrijkste uitgangspunten bij strategisch onderzoek en geef een omschrijving van elk uitgangspunt. Paragraaf 4.5 Strategievorming is maatwerk 5. Strategievorming is maatwerk a. Noem ten minste vier factoren waarom iedere organisatie een unieke positie inneemt, in een unieke omgeving. b. Noem ten minste drie praktijkvoorbeelden uit de mobiliteitsbranche waarin het gestelde in vraag a tot uiting komt. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 5

6 5. Aspecten van het keuzeproces Paragraaf 5.1 Werkmodel 1. Leg het verband tussen het vereenvoudigde werkmodel (figuur 5.1) en het uitgebreide werkmodel (figuur 5.2) van het strategisch keuzeproces. Paragraaf 5.2 Accenten in de aanpak 2. Probeer het vereenvoudigde werkmodel te tekenen zonder daarbij het boek te gebruiken. 3. Wat is het primaire doel in het strategische onderzoek? 4. Van de toekomst naar het heden kijken a. Omschrijf waarom het in kaart brengen van toekomstige ontwikkelingen per strategisch segment van belang is. b. Omschrijf vijf factoren van ontwikkeling die invloed op de toekomstige positie van een onderneming kunnen hebben. c. Op welke wijze wordt er vanuit de toekomstbeelden naar de huidige positie van het bedrijf gekeken? 5. Van buiten naar binnen kijken a. Ook de marktomgeving (consumenten, concurrenten en leveranciers) heeft zijn invloed op de strategische keuze. Op welke wijze zal de ondernemer in strategische zin proberen aan de invloeden vanuit de marktomgeving te voldoen? b. Waaruit kunnen de invloeden van de drie genoemde partijen (vraag a ) zoal bestaan? c. Noem ten minste vijf invloeden vanuit de meso- en macro-omgeving, waardoor de strategische keuze wordt beïnvloed. d. Omschrijf de wijze waarop de ondernemer met de tot nu verworven informatie de positie kan bepalen die de onderneming in de branche zal gaan innemen. 6. Het strategisch werkmodel is ook een iteratief proces. Omschrijf wat dit voorstelt en geef aan wanneer dit het geval is. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 6

7 6. Uitgangssituatie Paragraaf 6.1 Begrenzing van het strategisch onderzoek 1. Begrenzing van het strategisch onderzoek a. Omschrijf de wijze waarop de uitgangsdoelstellingen tot stand komen. b. Motiveer waarom het vastleggen van de uitgangsdoelstellingen belangrijk is voor de begrenzing van het te onderzoeken werkterrein. c. Op welk moment zullen uitgangsdoelstellingen moeten worden herzien? Geef hiervan een praktijkvoorbeeld vanuit de mobiliteitsbranche. d. In welke drie onderdelen zijn de uitgangsdoelstellingen te onderscheiden? e. Op welke wijze zijn continuïteitsdoelstellingen te formuleren en waarin zijn deze tot uitdrukking te brengen? f. Als 28e, maar dan voor aardbepalende doelstellingen. g. Als 28e, maar dan voor randvoorwaarden. h. Omschrijf het belang van het hebben en kennen van de `mission statements' in de organisatie. i. Noteer ten minste drie elementen die meestal in een `mission statement' voorkomen. j. Motiveer waarom een `mission statement' het beste aan het einde van het strategische keuzeproces geformuleerd kan worden genomen, maar dat het het begin van het strategische keuzeproces is. k. De verschillende richtingen in de positiekeuze hebben invloed op het te onderzoeken werkgebied. Noem ten minste twee situaties waarin het te onderzoeken werkgebied relatief klein dan relatief groot zal zijn. l. Motiveer waarom het invoeren van een tijdshorizon van belang is bij het strategisch keuzeproces. m. Motiveer welk onderzoek nu als eerste zal moeten plaatsvinden. Paragraaf 6.2 De huidige omvang en samenstelling van de branche 2. De huidige omvang en samenstelling van de branche a. Definieer wat er onder `branche' verstaan wordt. b. Wat is de reden dat bij strategische positionering de hele bedrijfskolom in kaart wordt gebracht? c. Als we als ondernemer de positie van personenautodealer innemen, geef dan aan welke delen van de bedrijfskolom minimaal onderzocht moeten worden? d. Als we als ondernemer de positie van universeel personenautobedrijf innemen, geef dan aan welke delen van de bedrijfskolom minimaal onderzocht moeten worden? e. Teken de bedrijfskolom van personenauto's, kleinbusjes, bestelauto's en vrachtauto's. f. Noteer ten minste zes schakels die voor retail-bedrijven van belang zijn. g. Motiveer wanneer buiten Nederland de van belang zijnde schakels in kaart gebracht moeten worden. h. In hoeverre heeft internationalisatie invloed op de te onderzoeken schakels van de bedrijfskolom. i. Geef aan in hoeverre de functies van het personenautobedrijf (nog niet) geïnternationaliseerd zijn. j. Motiveer waarom het onderzoek naar het krachtenveld binnen de branche van belang is. k. Waarom dient het krachtenveld in de retailfunctie in de autobranche per strategisch segment vastgesteld te worden? Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 7

8 l. Het krachtenveld is door middel van concurrentie-analyses vast te stellen. Motiveer de juistheid van deze bewering. Paragraaf 6.3 De huidige situatie van de onderneming 3. De huidige situatie van de onderneming a. In deze fase van het onderzoek moet de huidige situatie van de onderneming beperkt in kaart worden gebracht. Om welke zaken gaat het? b. Noem enkele voorbeelden. 4. Teken de strategische segmenten van een universeel personenautobedrijf met de verkoop van gebruikte auto's, onderhoud/reparatie en snellopende onderdelen. 5. Verdeel de activiteiten van de strategische segmenten in een structuur. Paragraaf 6.4 Ondernemingen in de mobiliteitsbranche 6. Deel de mobiliteitsbranche op in sectoren en noem van elke sector een aantal bedrijven die op de mobiliteitsbranche actief zijn. 7. Noem de functies die de in de vorige vraag genoemde bedrijven doorgaans uitoefenen. 8. Omschrijf de betekenis van: bedrijfskolom, bedrijfstak, integratie, differentiatie, specialisatie en parallellisatie. 9. Teken de bedrijfskolom van autofabrikanten, importeurs en dealers. 10. Omschrijf de positie van de autofabrikant in de bedrijfskolom. 11. Omschrijf de positie van de importeur in de bedrijfskolom. 12. Omschrijf de positie van de dealer in de bedrijfskolom. 13. Omschrijf de positie van de vrije bedrijven in de bedrijfskolom. 14. Omschrijf de positie van de leasemaatschappijen in de bedrijfskolom. 15. De verticale handelsbetrekkingen kunnen een vrije relatie of een merkbinding hebben. Wat wordt hiermee bedoeld en geef van beide vormen twee voorbeelden. 16. Geef een voorbeeld van een specialistisch bedrijf. Vertel welke relatie deze specialist onderhoud met bedrijven in de bedrijfskolom. 17. Als vraag 16, maar dan voor servicebedrijven. 18. Als vraag 16, maar dan voor handelsbedrijven in accessoires en onderdelen. 19. Als vraag 16, maar dan voor handelaren in gebruikte personenauto's. 20. Op bijlage1 (zie volgende pagina) ziet u de deelnemers van de bedrijfskolom van de personenautobranche. Teken hierin de verticale handelsbetrekkingen. Neem voor de vrije relaties gestreepte lijnen en voor de gebonden relaties getrokken lijnen. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 8

9 21. Structuur personenautobranche a. In welke drie groepen is de personenautobranche te structureren? b. Omschrijf de functies die de A-, B-, en C-dealers doorgaans uitoefenen. c. Omschrijf de functies die de specialisten doorgaans uitoefenen. d. Omschrijf de functies die de onafhankelijken doorgaans uitoefenen. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 9

10 7. Ontwikkelingen Paragraaf 7.1 Algemene ontwikkelingen 1. Algemene ontwikkelingen a. Wat is de reden dat eerst de te onderzoeken branche globaal in kaart moet worden gebracht, voordat we kunnen vaststellen welke algemene ontwikkelingen deze branche beïnvloeden? b. Omschrijf van ten minste vier algemene ontwikkelingen op welke wijze zij de mobiliteitsbranche beïnvloeden. c. Noteer ten minste vier zaken waarin de overheid stimulerend dan wel remmend optreedt, waardoor de mobiliteit beïnvloedt wordt. d. Omschrijf van ten minste vier overheidsmaatregelen op welke wijze zij de mobiliteitsbranche beïnvloeden. 2. Noem een technologische trend die invloed heeft op de ontwikkeling van personenauto's en op de dealer die deze auto's verkoopt. 3. Wat is de neergaande economische trend op de vervanging en het gebruik van personenauto's. Motiveer dit naar particulier en zakelijk gebruik/vervanging. 4. Noem een politieke maatregel die invloed heeft op de ontwikkeling van personenauto's en op de dealer die deze auto's verkoopt. 5. Noem een demografische ontwikkeling die invloed heeft op de ontwikkeling van personenauto's en op de dealer die deze auto's verkoopt. 6. Noem een culturele ontwikkeling die invloed heeft op de ontwikkeling van personenauto's en op de dealer die deze auto's verkoopt. 7. Welke elementen bepalen voornamelijk de wijziging in de marktomstandigheden? 8. Uit diverse marktinformaties (onder andere statistieken) kunnen we afleiden hoe de markt zich heeft ontwikkeld. Noem een aantal ontwikkelingen en geef daarvan aan welk belang de ondernemer daarbij heeft. 9. Een product is voor de ondernemer een belangrijk gegeven als aanbod in de markt. Noem een aantal zaken waardoor een product succesvol kan zijn. 10. Onderbouw de volgende bewering: `De ondernemer die het veranderende koop- en/of gebruiksgedrag voorziet en hierop weet in te haken, kan hierdoor concurrentievoordeel behalen'. 11. Waarom moet de markt in doelgroepen ingedeeld worden om deze op de juiste wijze te kunnen bewerken? 12. Definieer de marktomvang van het verzorgingsgebied. 13. Hoe zou u het aantal potentiële klanten van een merkdealer in zijn verzorgingsgebied kunnen bepalen? Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 10

11 14. Hoe zou u de gemiddelde besteding aan een product kunnen bepalen? Paragraaf 7.2 Ontwikkelingen in de branche 15. Ontwikkelingen in de branche a. Geef de reden waarom het volgen van de ontwikkelingen binnen de branche voor de na te streven positie voor de ondernemer zeer belangrijk is. b. Omschrijf van ten minste drie factoren waarom de fabrikant in de branche een dominante positie inneemt. c. Welke twee factoren bepalen de dichtheid van het dealernet? d. Wat is(zijn) de reden(en) dat de werkelijke concurrentiestrijd zich op dealerniveau afspeelt? e. Op welke niveaus speelt de concurrentiestrijd zich af op de gebieden van onderhoud/reparatie en onderdelenverkoop? Motiveer dit ook. f. Motiveer welke invloed op de branche uitgeoefend wordt ten gevolge van concentratie bij leasebedrijven. 16. Bewegingen bedrijfskolom a. Noem de vier mogelijke bewegingen in de bedrijfskolom en bedrijfstak. b. Noem van elke beweging een voorbeeld uit de mobiliteitsbranche en de invloed ervan op ondernemingen. 17. Noem de belangrijkste overwegingen om voor een bepaalde positie in een branche te kiezen. 18. Onderbouw de volgende bewering: `Om succesvol te zijn, zullen we ons in bepaalde opzichten in positieve zin van de concurrenten moeten onderscheiden'. 19. In het onderzoek zoeken we naar de succesfactoren van de concurrenten. a. Waarom is dit noodzakelijk om te doen? b. Waarom doen we dit per strategisch segment? Paragraaf 7.3 Ontwikkelingen binnen de onderneming 20. Ontwikkelingen binnen de onderneming a. Noteer ten minste vijf soorten ontwikkelingen die in het strategisch onderzoek meegenomen moeten worden. b. Wat is de reden dat de in 36a genoemde ontwikkelingen meegenomen moeten worden in het strategisch onderzoek? c. Noteer ten minste drie soorten specifieke ontwikkelingen die bij een autobedrijf in het strategisch onderzoek van belang kunnen zijn. Paragraaf 7.4 Ontwikkelingen in de mobiliteitsbranche 21. Inleiding a. Welke twee voorwaarden moet u weten om prognoses van de markten in de mobiliteitsbranche te kunnen maken? b. Noem vijf verschillende soorten informatiebronnen. c. Waarom probeert u in de huidige en te verwachten ontwikkelingen per bedrijfssoort (bijvoorbeeld merkdealer) of zelfs per strategisch segment op te sporen? Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 11

12 22. Huidige en toekomstige ontwikkelingen (trends) a. Noem de partijen en situaties die iedere bedrijfssoort en ieder strategisch segment beïnvloeden. b. Omschrijf de invloeden die maatschappij heeft op de markten van de personenautobranche (aanschaffings-, gebruiks-, verbruiks-, herstel- en verwijderingsmarkten) en de partijen die hiervan deel uitmaken. c. Omschrijf de invloeden van de economie op de markten van de personenautobranche en de partijen die hiervan deel uitmaken. d. Omschrijf de invloeden van de technologie op de markten van de personenautobranche en de partijen die hiervan deel uitmaken. e. Omschrijf de invloeden die de overheid (nationaal en internationaal) heeft op de markten van de personenautobranche en de partijen die hiervan deel uitmaken. f. Noem enkele substituten ter vervanging van de personenauto. g. Noem enkele potentiële toetreders op de personenautomarkt. h. Omschrijf de invloeden die potentiële toetreders op de markten van de personenautobranche en de partijen die hiervan deel uitmaken. i. Omschrijf de invloeden die toeleveranciers op de markten van de personenautobranche en de partijen die hiervan deel uitmaken. 23. Prognoses a. Omschrijf waarom er meestal een samenhang tussen partijen en situaties is bij huidige en toekomstige ontwikkelingen. b. Maak een aantal prognoses voor de personenautodealer op basis van huidige en toekomstige ontwikkelingen. Paragraaf 7.5 Marktontwikkelingen In deze paragraaf zijn vragen opgenomen die niet in het boek Ondernemingsplan Mobiliteitsbranche staan. 24. Marktontwikkelingen De vervangingsmarkt van auto-onderdelen is in het eerste levensjaar van de auto laag, neemt geleidelijk aan toe tot het 8 e levensjaar, blijft dan tot het 11 e levensjaar constant en neemt daarna af. a. Verklaar dit afzetverloop van vervangingsonderdelen. 25. Het Nederlandse wagenpark a. Noem ten minste twee factoren die de verkoop van het aantal nieuwe personenauto s bepaalt. Geef er een verklaring bij. 26. De automotive branche in Nederland a. Noem ten minste twee ontwikkelingen in de automotive branche in Nederland. 27. Schaalvergroting a. Noem ten minste twee marktontwikkelingen betreffende schaalvergroting. 28. Europese markt en euro a. Noem ten minste twee marktontwikkelingen betreffende de Europese markt en de euro. 29. Informatietechnologie (IT) a. Noem ten minste twee marktontwikkelingen betreffende de informatietechnologie (IT). Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 12

13 30. Heroriëntatie van bedrijfsactiviteiten a. Noem ten minste twee marktontwikkelingen betreffende de heroriëntatie van bedrijfsactiviteiten. 31. Verhouding tussen gebonden kanaal en niet-gebonden kanaal a. Noem ten minste twee marktontwikkelingen betreffende de verhouding tussen gebonden kanaal en niet-gebonden kanaal. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 13

14 8. Strategische segmentatie Paragraaf 8.1 Understanding the business 1. `Understanding the business' a. Omschrijf waarom per strategisch segment het perspectief moet worden bepaald, inclusief de voorwaarden waaraan voldaan moet worden om succesvol te zijn. b. Motiveer waarom een personenautodealer onvoldoende perspectief heeft wanneer hij alleen nieuwe auto's zou verkopen en de garantie, service en onderdelenverkoop bij andere bedrijven ondergebracht zou zijn. c. Definieer het begrip `strategisch segment'. d. Teken de product-/marktmatrix waarin de productsegmenten nieuwe auto's, hoogwaardige onderdelen en hoogwaardig onderhoud/reparatie het marktsegment van kopers van nieuwe auto's wordt aangeboden. e. Welke strategische segmenten worden meestal gevoerd bij: personenautodealers; ongebonden personenautobedrijven; motorfietsbedrijven met multimerkendealerschap; bedrijfsautodealers; schadeherstelbedrijven? Motiveer de gegeven antwoorden. f. Welke factoren bepalen de strategische segmentering? g. Wat is de reden dat gedeeltelijk verschillende product-/marktcombinaties tot één strategisch segment wordt samengevoegd? En op welk moment kunnen deze verschillen alsnog naar voren worden gebracht? Probeer hiervan een praktijkvoorbeeld te geven. 2. Geef één of meer strategische segmenten van de mobiliteitsbranche (bijvoorbeeld vervoer van A naar B per auto, bus, trein, fiets en dergelijke), geef daarvan het perspectief en de succesvoorwaarden. Paragraaf 8.2 Strategische segmentatie-ingangen 3. Strategische segmentie-ingangen a. Van welke twee factoren is de verscheidenheid in strategische segmentatie-ingangen afhankelijk? b. Noteer ten minste vijf strategische segmentatie-ingangen en omschrijf wat ze inhouden. Paragraaf 8.3 Strategische segmentering in de autobranche 4. Strategische segmentering in de autobranche a. Motiveer waarom de functies autospuiten en brandstofverkoop geen vanzelfsprekende strategische segmenten voor een personenautobedrijf zijn. b. Wanneer een personenautodealer van plan is afzonderlijke strategische segmenten erbij te gaan voeren, verklaar dan waarom deze strategische segmenten in het strategische keuzeproces opgenomen moeten worden. c. Verklaar waarom het belangrijk is om per strategisch segment de concurrentie in kaart te brengen. d. Maak ten minste vier deelsegmenten van de markt in gebruikte personenauto's. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 14

15 e. Waarom brengt men meestal een ruimer werkveld in kaart dan de activiteiten van de onderneming in de huidige situatie omvatten? f. Geef hiervan een voorbeeld wat betreft de vraagzijde. g. Geef hiervan een voorbeeld wat betreft de aanbodzijde. h. Teken de product-/marktmatrix met daarin de strategische segmenten van personenautodealers die op een zogenaamde A-locatie gevestigd zijn. Motiveer dit. i. Bij welk strategisch segment is er sprake van intraconcurrentie? Verklaar dit. Paragraaf 8.4 Diverse strategische segmenten 5. Strategische segmenten a. Wat verstaat men onder een zogenaamde PM-combinatie? b. Noem vijf vaak toegepaste PM-combinaties waarin personenautodealers optreden. c. Noem van tien andere bedrijven in de mobiliteitsbranche de PM-combinaties waarin opgetreden wordt. 6. Noem de markten in de mobiliteitsbranche en omschrijf van iedere markt onderdelen die hieronder vallen. Paragraaf 8.5 Markten in de mobiliteitsbranche In deze paragraaf zijn vragen opgenomen die niet in het boek Ondernemingsplan Mobiliteitsbranche staan. 7. Markten in de mobiliteitsbranche a. Noem ten minste twee markten waarin de mobiliteitsbranche in Nederland is in te delen. Geef daarbij ook een onderverdeling. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 15

16 9. Perspectief Paragraaf 9.1 Opstelling en perspectief per strategisch segment 1. Opstelling perspectief per strategisch segment a. Motiveer waarom de verschillende strategische segmenten nauwkeurig omschreven dienen te zijn zodat ze op elkaar aansluiten. b. Van de huidige situatie van de onderneming wordt bij het strategische keuzeproces van ieder strategische segment een kwantitatieve en kwalitatieve analyse gemaakt. Noteer ten minste twee analyses die in kaart gebracht worden van: de afzetmarkt; de vraagkant; de inkoopmarkt; de concurrentie. Motiveer de gegeven antwoorden. c. Geef uw visie over de ontwikkelingen en het perspectief in de schadeherstelbranche, waarbij u de segmenten schadeherstel en spuiten afzonderlijk dient te belichten. d. Wat is de reden dat het branche-inzicht uitgewerkt wordt in de regionale gebied waarin de ondernemer actief is? e. Belicht de visie van vraag c voor de regio waarin uw bedrijf actief is. f. Indien u alternatieven kunt bedenken, geef dan aan welke consequenties dit heeft voor: de benodigde investeringen, de benodigde bemensing, de voorwaarden voor succes en de te verwachten resultaten. U mag dit globaal kwantificeren. Paragraaf 9.2 Perspectief van de onderneming 2. Perspectief van de onderneming a. Van alle alternatieven wordt een totaal overzicht gemaakt. Geef aan om welke onderdelen het daarbij gaat. b. Op welke wijze kunnen de verschillende ondernemingsconcepten in beeld gebracht worden? c. Op basis van welke voorwaarden worden de optimale combinaties gekozen? d. Omschrijf op welke wijze men risico's zal inventariseren voordat men de definitieve keuze maakt. Om welk risico gaat het dan meestal? e. Welke invloed heeft de synergie op de uiteindelijke keuze? Motiveer dit. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 16

17 10. Strategische keuze Paragraaf 10.1 Alternatieve strategieën met voorwaarden voor succes 1. Alternatieve strategieën met voorwaarden voor succes a. Op basis van welke voorwaarden worden de optimale combinaties van strategische segmenten gekozen? b. Op welke wijze kunnen de verwachtingen van de alternatieve strategieën in beeld gebracht worden? Paragraaf 10.2 Uitwerking beste keuzen 2. Uitwerking keuzen a. Wat is de reden dat de beste strategieën getoetst worden aan de uitgangsdoelstellingen? b. Omschrijf ten minste twee voorbeelden van kwalitatieve afweging van de doelstellingen. Paragraaf 10.3 Veranderingen ten opzichte van huidige situatie 3. Veranderingen ten opzichte van de huidige situatie a. Op welke wijze worden de noodzakelijke veranderingen per strategisch segment vastgesteld? b. Op welke wijze vindt er een mogelijke selectie van de (alternatieve) strategieën plaats? Paragraaf 10.4 Vaststelling veranderingsvermogen 4. Vaststellen veranderingsvermogen a. Op welke punten dient het veranderingsvermogen beoordeeld te worden? b. Om welke reden(en) wordt het veranderingsvermogen vastgesteld? Paragraaf 10.5 Definitieve keuze en programmering 5. Definitieve keuze en programmering uitwerking ondernemingsplan a. Wanneer bij voldoende veranderingsvermogen er twee alternatieve strategieën overblijven, op welke onderdelen wordt er dan uiteindelijk beslist? b. Van de uiteindelijke keuze wordt een opmarsplan gemaakt, waarna het ondernemingsplan opgemaakt kan worden. Omschrijf wat een opmarsplan inhoudt. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 17

18 11. Ondernemingsplan opstellen Paragraaf 11.1 Inleiding 1. Inleiding a. Welke zaken worden in een ondernemingsplan opgenomen? b. Over hoeveel tijd strekt het ondernemingsplan zich uit? c. Waarom wordt een ondernemingsplan doorgaans in deelplannen uitgewerkt? d. Noem de belangrijkste deelplannen. e. Noteer van ieder deelplan een mogelijke verfijning en geef de reden aan waarom men dit zal doen. f. Beschrijf de relatie tussen de strategie en het ondernemingsplan. g. Omschrijf waarom het maken van plannen een continu proces is. h. Omschrijf waarom figuur 11.1 zo getekend is. Paragraaf 11.2 In het ondernemingsplan op te nemen elementen 2. In het ondernemingsplan op te nemen elementen a. Op welke wijze kunnen de relevante elementen opgespoord worden? b. Welke mogelijkheden voor het rangschikken van de opgespoorde elementen bestaan er? c. Op welke wijze worden de relevante elementen in het ondernemingsplan uitgewerkt? 3. Noteer van elk deelplan ten minste zes elementen die in het ondernemingsplan opgenomen kunnen zijn. 4. Stel dat de huidige strategie voortgezet kan worden, maar dan op grotere schaal. Probeer over vijf jaar te kwantificeren: a. de economische doelstellingen; b. de financiële doelstellingen; c. de huisvestingsdoelstellingen; d. de personeelsbezettingsdoelstellingen. e. (De uitkomst mag u schatten, maar probeer het reëel te houden. Als u de afzetten en de prijzen geschat hebt, kunt u de afzetten, huisvesting en personeelsbezetting wel berekenen. Vraag de docent om wat richtlijnen). Paragraaf 11.3 Managementplan 5. Welke onderdelen vallen onder managementplan? 6. Welke taak heeft de ondernemer binnen het managementplan? 7. Waarom is de keuze van de ondernemingsvorm van belang? 8. Motiveer het volgende: `De ideale organisatiestructuur kan niet verwezenlijkt worden wanneer de personeelsstructuur hierop niet ingevuld kan worden'. 9. Op welke manier kan voor de toekomst de benodigde kwaliteit van de personeelsbezetting bepaald worden? Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 18

19 10. Noem de belangrijkste verzekeringen voor een onderneming. 11. Noem de mogelijke externe adviseurs en waarop zij van advies kunnen geven. Paragraaf 11.4 Financieel plan 12. Financieel plan a. Waarom is het financiële plan opgebouwd volgens de strategische segmenten? b. Noem de onderdelen van het financiële plan. Paragraaf 11.5 Organisatie-/productieplan 13. Haal het voorbeeld op dat je hiervoor hebt neergezet. Maak hiervoor een huisvestingsplan. 14. Onderbouw het volgende: `Met de product-/marktcombinaties is in principe de basis gelegd voor de marketingdoelstelling en de marketingformule'. Paragraaf 11.6 Marketingplan 15. Haal het voorbeeld op dat je hiervoor hebt neergezet. Maak hiervoor een marketingplan. Uitgeverij Streutker Ondernemingsplan, Vragen en Opdrachten 19