Hoe ontwikkelen executieve functies zich bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoe ontwikkelen executieve functies zich bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen?"

Transcriptie

1 Running head: ONTWIKKELING EXECUTIEVE FUNCTIES BIJ KINDEREN MET TOS Hoe ontwikkelen executieve functies zich bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen? Willemijn Kerkhof Universiteit van Tilburg Naam: : W. Kerkhof BSc ANR : Eerste beoordelaar Tweede beoordelaar : dr. F.C.L. Donkers : drs. R. A. Otte Datum : 13 juli 2014 Departement : Psychologie en Gezondheid Ontwikkelingspsychologie

2 2 Abstract Because it s unclear how executive functions (EF) develop in children with Specific Language Impairments (SLI), this study makes a first attempt to map EF at different ages. The present study compared the performances of children aged 7 to 8 years with SLI (N = 18) to that of typically developing children (N = 24) on cognitive measures of working memory ( Automated Working Memory Assessment ), inhibition ( Creature Counting ) and shifting ( Walk, Don't Walk ). Furthermore, parents completed the Behavior Rating Inventory of Executive Function to get ratings of behavioral measures. Performances at age 7 to 8 were compared to a previous measure with the same children, when they were aged 4 to 5 years. The results showed that the SLI group aged 7-8 only performed significantly worse than the control group on cognitive measures of working memory and not on inhibition and shifting. Parents of the SLI group didn t report more problems in EF behavior. Compared with age 4-5 parents of the SLI group with age 7 to 8 report improvements in EF behavior. Working memory performances were at age 7-8 almost identical to when the children were younger suggesting working memory did not improve. Children with SLI only improved better on the working memory behavior measure compared to typically developing children, additionally no further differences in development were found. Data indicate the importance of prospective follow-up studies at different ages to examine EF development. They also demonstrate the importance of a multi-method approach to identify, diagnose and treat children with TOS. Keywords: SLI, working memory, inhibition, shifting, executive function

3 3 Samenvatting Doordat niet duidelijk is hoe executieve functies (EF) zich ontwikkelen bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen (TOS), zet huidig onderzoek de eerste stap om EF in kaart te brengen op verschillende leeftijden. Het onderzoek vergeleek prestaties van 7-8 jarige kinderen met TOS (N = 18) met normaal ontwikkelende kinderen (N = 24). Er werd gekeken naar EF op gedragsniveau door middel van een door ouders ingevulde vragenlijst (Gedragsvragenlijst voor Executieve Functies) en door het afnemen van cognitieve taken. Werkgeheugen ( Geautomatiseerde Werkgeheugen Test ), inhibitie ( Loop sta stil ) en cognitieve flexibiliteit ( Trollen tellen ) werden in kaart gebracht met behulp van gestandaardiseerde lab taken. Prestaties op 7-8 jarige leeftijd werden vergeleken met prestaties van een eerder meetmoment op 4-5 jaar. Resultaten laten zien dat kinderen met TOS van 7-8 jaar meer problemen hebben dan normaal ontwikkelende kinderen met werkgeheugen taken, maar niet met inhibitie en cognitieve flexibiliteit taken. Ouders rapporteerden niet meer problemen in EF gedrag. Tijdens het eerdere meetmoment op 4-5 jarige leeftijd rapporteerden ouders van TOS bredere problemen, namelijk met inhibitie, werkgeheugen, flexibiliteit en plannen/organiseren. Cognitieve werkgeheugen prestaties blijven gelijk. Kinderen met TOS lieten meer verbetering zien op de gedragsschaal werkgeheugen in vergelijking met normaal ontwikkelende kinderen. Verder werden geen verschillen in ontwikkeling gevonden. Deze bevindingen tonen het belang aan van vervolgonderzoek op verschillende leeftijden en voor een multi-modale aanpak voor het signaleren, diagnosticeren en behandelen van kinderen met TOS. Begrippen: TOS, werkgeheugen, inhibitie, cognitieve flexibiliteit, executieve functies

4 4 Hoe ontwikkelen executieve functies zich bij kinderen met taalontwikkelingsstoornissen? In augustus 2014 zal door de overheid het huidige systeem van onderwijsondersteuning veranderen door de Wet passend onderwijs. Leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben op school zullen in de toekomst steeds vaker een plek krijgen binnen het reguliere onderwijs, zo dichtbij mogelijk. Alleen kinderen die intensieve zorg en ondersteuning nodig hebben, zullen nog naar het speciaal onderwijs gaan. Voor het (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 2 (leerlingen met een auditieve beperking of met ernstige spraak/taalstoornissen) wordt een beperkt aantal landelijke instellingen ingericht die het onderwijs, de indicatie en de ondersteuning gaat verzorgen (Staatsblad 533 en 534, 2012). Doordat de klassen in het regulier onderwijs groter zullen worden, zal er meer gevraagd worden van de leraren en de leerlingen zelf. Eén van de soorten problematiek van leerlingen uit cluster 2 onderwijs zijn taalontwikkelingsstoornissen (TOS). TOS worden gedefinieerd als een beperking in taalbegrip en/of taalproductie, waarbij de taalproblemen niet verklaard kunnen worden door aantoonbaar hersenletsel, gehoorprobleem, meertaligheid, mentale retardatie, ernstige fysieke, emotionele of psychische problemen of afwijkende omgevingsinvloeden (Bischop, 2006; Leonard, 1998). Onderzoek naar het voorkomen van TOS is zeldzaam. Onderzoek in Amerika laat zien dat TOS ongeveer 5-7 procent voor komt bij kleuters en meer bij jongens dan bij meisjes (Tomblin et al., 1997). Op basis van screening in Nederland van meer dan driejarige kinderen, vonden Stevenson en Richman (1976) een prevalentie van 2,4-5,3 procent van kinderen met TOS. Naast de taalproblemen die kinderen met TOS ervaren, kunnen ook andere beperkingen of problemen voorkomen. Deze kinderen hebben een verhoogde kans om op latere leeftijd sociale, emotionele en gedragsproblemen te ervaren (Clair, Pickles, Durkin, & Conti-Ramsden, 2011; Conti-Ramsdena, Moka, Pickles, & Durkinc, 2013). Ze ervaren minder acceptatie van de omgeving, worden vaker gepest en hebben meer moeilijkheden met

5 5 leeftijdgenootjes in vergelijking met kinderen zonder TOS (Lindsay, Dockrell, & Strand, 2007). Kinderen met TOS lijken ook problemen te ervaren op het gebied van executief functioneren (EF). EF zijn hoger-cognitief uitvoerende functies (Swaab, Bouma, Hendriksen, & König, 2011). Deze cognitieve processen reguleren het gedrag zodanig dat het efficiënt en doelgericht kan zijn. Deze processen heeft men bijvoorbeeld nodig in nieuwe, onbekende situaties, waarin een snelle en flexibele aanpassing van het gedrag aan de omgeving is vereist. Het is niet duidelijk wat de onderliggende componenten van EF precies zijn, maar de volgende componenten van EF zijn het meest onderzocht: inhibitie (inhibition), werkgeheugen (working memory) en cognitieve flexibiliteit (shifting) (Best & Miller, 2010; Friedman et al., 2008; Miyake et al., 2000). Het eerste beschreven aspect, inhibitie, wordt gezien als het fundament van het executief functioneren (Best & Miller). Dit is een vaardigheid om gedrag, zowel handelingen als gedachten, te stoppen en/of af te remmen. Werkgeheugen betreft de vaardigheid om in een korte tijd informatie te onthouden en vervolgens gelijktijdig te manipuleren zonder hulp van externe hulpmiddelen. Cognitieve flexibiliteit is onder andere afhankelijk van inhibitie en het werkgeheugen en heeft betrekking op schakelen tussen bijvoorbeeld verschillende taken. Ondanks dat de EF-componenten afzonderlijk gemeten kunnen worden, zijn ze allen op een bepaalde manier met elkaar verbonden. EF zijn ook van belang voor emotieregulatie en gedragsregulatie en zijn sterk verbonden met begrippen als motivatie en zelfregulatie (Pnevmatikos & Trikkaliotis, 2013). Uit onderzoek van Marton (2008) komt naar voren dat kinderen met TOS zwakker zijn in het controleren van aandacht en moeite hebben met uitvoeren van executieve functies. Kinderen met TOS hebben meer moeite met inhibitie in vergelijking met zich normaal ontwikkelende kinderen, zelfs als er rekening gehouden wordt met hun verbale vermogen (Bishop & Norbury, 2005; Henry, Messer, & Nash, 2012). Ze hebben meer tijd nodig om

6 6 gedrag te kunnen aanpassen en veranderen en maken hierbij meer fouten dan kinderen met een normale taalontwikkeling. Ook hebben ze moeite met het bedenken van alternatieve manieren om een probleem op te lossen en blijven ze langer steken bij de eerst gekozen aanpak (Marton & Schwartz, 2003). Kinderen met specifieke taalstoornissen hebben ook problemen met het werkgeheugen dat onderdeel uitmaakt van EF (Henry et al., 2012). Een model op het gebied van werkgeheugen dat nog steeds veel gebruikt wordt, is afkomstig van Baddeley en Hitch (1974). Er wordt in dit model onderscheid gemaakt tussen een verbaal kortetermijngeheugen (de fonologische lus), een visueel-ruimtelijk kortetermijngeheugen (het visueel-ruimtelijk schetsblok) en het centraal controlesysteem. Dit laatste is een aandachtscontrolesysteem dat informatie selecteert en manipuleert. Het model is later uitgebreid met de episodische buffer, die informatie vanuit de andere subsystemen combineert met het langetermijngeheugen en deze tijdelijk op kan slaan (Baddeley, 2003), zie Figuur 1. In vele onderzoeken is aangetoond dat kinderen met TOS beperkingen hebben in de fonologische lus (Alloway & Archibald, 2008; Marton, 2008). Ook lijken er beperkingen in het centrale controlesysteem te zijn. Onderzoek naar het visuele werkgeheugen laat tegenstrijdige resultaten zien waarbij sommige geen (Alloway & Archibald, 2008; Marton, 2008) en andere wel (Lum, Conti-Ramsden, Page, & Ullman, 2012; Vugs, Cuperus, Hendriks, & Verhoeven, 2014) bewijs aanleveren dat jonge kinderen met TOS ook beperkingen hebben in het visueel-ruimtelijke kortetermijngeheugen. Wanneer gekeken wordt naar cognitieve flexibiliteit blijkt dat kinderen met TOS niet slechter scoren op dergelijk taken dan zich normaal ontwikkelende kinderen (Dibbets, Bakker, & Jolles, 2006; Henry et al., 2011; Im-Bolter, Johnson, & Pascual-Leone, 2006). Onderzoek naar het meten van EF en beperkingen hierin, is moeilijk bij kinderen jonger dan zeven jaar (Smidts, 2003). Eén van de redenen is dat bestaande specifieke

7 7 executieve functietaken vooral gericht zijn op volwassenen en daardoor niet geschikt zijn voor kinderen. Ook zijn executieve functiestoornissen moeilijk waarneembaar bij jonge kinderen en worden ze meestal pas zichtbaar als ze zelfstandig gaan handelen. Ook zijn executieve processen in de vroege kindertijd nog volop in ontwikkeling (Smidts & Anderson, 2003). De verschillende componenten van EF worden op verschillende leeftijden gevormd (Best & Miller, 2011). Kinderen rond vier jaar laten voor het eerst een manier van inhiberen zien, deze verbetert rond de 5-8 jaar (Romine & Reynolds, 2005) met name bij taken die gecombineerd zijn met het werkgeheugen (Carlson, 2005). De ontwikkeling van werkgeheugen en het leren schakelen tussen taken lijkt lineair te lopen van kleutertijd tot adolescentie. Mechanismen die bij kunnen dragen aan de ontwikkeling van EF zijn onder andere de ontwikkeling van het brein en het daarmee toegenomen vermogen om taakcomplexiteit te hanteren, regels te gebruiken en opkomende metacognitie (Best & Miller, 2011; Best, Miller, & Jones, 2009). Bij onderzoek naar EF in het algemeen worden er ook vraagtekens gezet bij de ecologische validiteit (Chaytora, Schmitter-Edgecombea, & Burr, 2006; Friedman et al., 2008). Gestandaardiseerde cognitieve EF taken zouden niet geschikt zijn voor het meten van het multidimensionale karakter van EF in het dagelijks leven. Om deze reden zou er onderzoek via meerdere methoden uitgevoerd moeten worden om een beter beeld van de EF in het algemeen en van EF bij kinderen in het bijzonder te krijgen. Een voorbeeld hiervan is het gebruiken van ouders of leraren als informatiebron door middel van een vragenlijst (Gioia, 2001). Recente onderzoeken tonen aan dat ouders en leraren de EF vaardigheden van kinderen met TOS als slechter rapporteerden dan normaal ontwikkelende leeftijdsgenoten. Dit is gevonden voor zowel kinderen op jonge leeftijd (Vugs, Cuperus, Hendriks & Verhoeven, 2014), als voor kinderen tot twaalf jaar (Cuperus, Vugs, Scheper, & Hendriks, 2014; Wittke, Spaulding, & Schechtman, 2013) en voor adolescenten (Hughes, Turkstra, & Wulfeck, 2009). Tevens toonde Cuperus et al. (2014) aan dat naar mate de

8 8 kinderen ouder werden ouders en leerkracht een verbetering in EF gedrag rapporteerden. De correlaties tussen gedrags- en cognitieve metingen op EF waren echter laag. Gezien het voorgaande kan gesteld worden dat onderzoek naar EF bij kinderen met TOS tot op heden nog beperkt is. Onderzoek dat daarbij ook de ontwikkeling van EF in kaart brengt op verschillende leeftijden is bovendien nog niet gedaan. Hierdoor is de rol van EF bij kinderen met TOS nog niet duidelijk. De centrale vraag van dit onderzoek luidt dan ook: Hoe ontwikkelingen EF zich bij kinderen met TOS? De specifieke onderzoeksvragen zijn als volgt: 1) Laten kinderen met TOS van 7-8 jaar meer problemen zien op EF taken en EF vragenlijsten dan de controle groep? 2) Verschillen de prestaties (op EF taken en EF vragenlijst) tussen 4-5 jaar en 7-8 jaar? 3) Is deze ontwikkeling anders voor kinderen met TOS en de controle groep? 4) Zijn de relaties tussen gedragsmaten van EF en cognitieve taken anders op 4-5 jarige leeftijd dan op 7-8 jarige leeftijd? De verwachting is dat 7-8 jarige kinderen met TOS lager scoren op de EF taken in vergelijking met normaal ontwikkelende kinderen en dat ouders van kinderen met TOS meer problemen op het gebied van EF rapporteren. Er worden met name grote verschillen verwacht met betrekking tot werkgeheugen en inhibitie, omdat bekend is dat kinderen met TOS hier meer moeite mee hebben (Alloway & Archibald, 2008; Bishop & Norbury, 2005; Henry et al., 2012; Lum et al., 2012). Daarnaast wordt verwacht dat de prestaties (op EF taken en EF vragenlijst) op 7-8 jarige leeftijd verbeterd zullen zijn in vergelijking met toen de kinderen 4-5 jaar waren, voor zowel de TOS groep als de controle groep. In eerder onderzoek werd immers gezien dat EF vaardigheden met name bij jonge kinderen nog in ontwikkeling zijn (Best & Miller, 2010; Carslon, 2005; Romine & Reynolds, 2005).

9 9 Deelnemers Methode Het huidig onderzoek richtte zich op een groep met kinderen in de leeftijd van 7-8 jaar met en zonder TOS. De groep werd in 2009 voor het eerst onderzocht (Vugs et al, 2014). Op dat moment waren alle kinderen tussen de 4-5 jaar. In Tabel 1 in de bijlage is te zien dat tijdens de tweede meting in totaal 42 kinderen meededen tussen de 7-8 jaar, waarvan 18 met TOS (12 jongens en 6 meisjes) en 24 kinderen in de controle groep (15 jongens en 9 meisjes). Op 4-5 jarige leeftijd waren alle kinderen uit de TOS groep in behandeling bij Kentalis en bezochten cluster 2 onderwijs. Kentalis is een landelijke organisatie gespecialiseerd in diagnostiek, zorg en onderwijs voor mensen met beperkingen in gehoor of communicatie. De diagnose TOS was vastgesteld door een linguïst door middel van verschillende taaltests bestaande uit de Nederlandse versie van de Peabody Picture Vocabulary Test-III (PPVT; Dunn & Dunn, 1997; Schlichting, 2005), de Reynell Test voor Taalbegrip (RTT; Eldik, Schlichting, Lutje-Spelberg, Meulen, & Meulen, 2004; Reynell & Gruber, 1990) en de Schlichting Test voor Taal Productie (Schlichting et al., 2003). Het non verbale intelligentie niveau, gemeten door de SON-R 2,5-7 moest gemiddeld zijn (>85) om mee te doen aan het onderzoek. Voor de meeste kinderen gold dat recente resultaten van taal en non-verbale intelligentiemetingen aanwezig waren in het databestand van Kentalis. Bij resultaten die ouder waren dan zes maanden werden opnieuw metingen gedaan. Er werd uitgesloten dat de kinderen gehoorproblemen (gehoorverlies boven de 25 db), neurologische of psychiatrische stoornissen (ADD, AHDH of een autisme spectrum stoornis) hadden. Ten tijde van de tweede meting op 7-8 jarige leeftijd waren in totaal zeven kinderen naar regulier onderwijs gegaan, waarvan één volgens de criteria van Tomblin et al. (1997) geen taalprobleem meer had. Zes non verbale IQ scores van de totaal 18 kinderen met TOS waren benedengemiddeld (< 85). Tijdens de tweede meting bleken de kinderen uit TOS groep lagere non verbale IQ s te hebben dan de kinderen uit de controle groep.

10 10 De kinderen uit de controle groep bezochten allen dezelfde reguliere basisschool. Zij hadden geen TOS gerelateerde problematiek (PPVT en RTT < 85). Voor een eerste schatting van het intelligentieniveau werd gekeken naar de CITO-score. Kinderen met scores van E (onvoldoende) werden uitgesloten. Ook voor de controle groep gold dat tijdens de eerste meting (4-5 jaar) het non verbale intelligentieniveau van het kind boven een score van 85 moest liggen en er geen sprake was van gedragsproblematiek. Vier kinderen behaalden op 7-8 jarige leeftijd benedengemiddelde non verbale IQ scores. Materiaal In huidig onderzoek werd gebruik gemaakt van diverse meetinstrumenten, zie Tabel 2. Om te kijken of de kinderen aan genoemde criteria voldeden, werd gebruikt gemaakt van een screeningsvragenlijst voor het signaleren van emotionele of psychische gedragsproblemen bij kinderen. Daarnaast werden vier linguïstische testen afgenomen om de ontwikkeling van TOS in kaart te brengen. Aanvullend werd een verkorte non verbale IQ-test afgenomen om het algemene intelligentieniveau te bepalen. Om de executieve functies van de kinderen te onderzoeken werden verschillende neuropsychologische testen afgenomen en een gedragsvragenlijst ingevuld door de ouders. Vragenlijst signaleren probleemgedrag. De Nederlandse versie van de Strength and Difficulties Questionnaire (SDQ; Goodman, 1997) voor kinderen tussen de 4 en 16 jaar werd ingevuld door de ouders om emotionele, psychologische of gedragsproblemen te signaleren. De SDQ richt zich op het gedrag dat te zien was in de afgelopen zes maanden. De vragen worden gescoord op een driepunts-likertschaal (0 = niet waar, 1 = een beetje waar, 2 = zeker waar). Een totaalscore van 17 of hoger wordt geïnterpreteerd als klinisch afwijkend. Intelligentietesten. Om een indicatie te krijgen van het non verbale intelligentieniveau werden bij de controle groep de subtesten mozaïeken en categorieën uit de Snijders-Oomen niet-verbale intelligentietest - gereviseerde versie (SON-R) 2,5-7 (Tellegen & Laros, 1998)

11 11 afgenomen tijdens de eerste meting (4-5 jaar). Recente scores van de SON-R 2,5-7 waren voor de TOS groep al bekend. Deze intelligentietest bestaat uit zes subtests onderverdeeld in twee verschillende schalen, namelijk de redeneerschaal en de performale schaal. Het voordeel van deze test is dat het gebruik van gesproken of geschreven taal bij de afname niet nodig is. Bij deze test is het mogelijk om verschillende subtesten over te slaan. Op 7-8 jarige leeftijd werden bij alle kinderen de subtesten patronen en categorieën uit de SON-R 6-40 (Tellegen & Laros, 2011) afgenomen om opnieuw een beeld te krijgen van hun non verbale intelligentieniveau. Beide subtesten komen ieder uit een aparte schaal (redeneer en performaal), waardoor ruwe scores op deze verkorte versie omgezet kunnen worden in een totaal score (SON-IQ). De SON-R 6-40 is geschikt voor kinderen, jongeren en volwassenen van 6 tot 40 jaar. Linguïstische testen. De Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL (PPVT-III-NL; Dunn & Dunn, 1997; Schlichting, 2005) werd afgenomen om de receptieve woordenschat te meten. Deze test is geschikt voor kinderen vanaf twee jaar en kan gebruikt worden tot en met 90 jaar. De test bestaat uit 12 sets van 12 testplaten en bevat in totaal 204 items. In deze platen moeten kinderen verschillende voorwerpen aanwijzen die passen bij het woord dat de onderzoeker opnoemt. Aan het einde van de test worden de ruwe scores berekend door alle goed beantwoorde items op te tellen. Vervolgens wordt de ruwe score omgezet naar een standaardscore, ofwel het woordbegripsquotiënt (WBQ). De Reynell Test voor Taalbegrip (RTT; Eldik et al., 2004; Reynell & Gruber, 1990) is een taaltest die betrekking heeft op het algemene taalbegrip van Nederlandssprekende kinderen. Deze test meet voornamelijk de receptieve taalontwikkeling en werd afgenomen op 4-5 jarige leeftijd. Daarnaast werden op deze leeftijd de onderdelen zins- en woordbegrip van de Schlichting Test voor Taal Productie (Schlichting et al., 2003) afgenomen bij de TOS groep.

12 12 Om een indicatie te krijgen van taalproductie werden bij alle 7-8 jarige kinderen subtesten uit de Clinical Evaluation of Language Fundamentals 4 Nederlandse versie (CELF- 4-NL; Semel, Wiig & Secord, 2010) afgenomen. Bij de kinderen met TOS werden de onderdelen Begrippen en Aanwijzingen Volgen (BAV), Zinnen formuleren (ZF) en Actieve Woordenschat (AW) afgenomen. Bij de controle groep werd alleen het onderdeel BAV afgenomen. EF neuropsychologische testen. Werkgeheugen. Om meer inzicht te krijgen in het verbale en visueel-ruimtelijke werkgeheugen werd de Nederlandse versie van de neuropsychologische test Automated Working Memory Assessment (AWMA; Alloway, 2007) afgenomen. Dit is een gecomputeriseerde test waarbij scores automatisch worden omgezet en vergeleken worden met Amerikaanse normen. Voor de Nederlandse versie wordt op dit moment normeringonderzoek gedaan. De AWMA meet verschillende componenten van het geheugen bij mensen van 4 tot 22 jaar. De test bestaat uit twaalf subtests die vier verschillende subschalen opleveren. Twee subschalen hebben betrekking op verbale eigenschappen, de andere twee op visueel-ruimtelijke eigenschappen van het geheugen. Daarnaast hebben twee van de vier subschalen betrekking op het kortetermijngeheugen en twee op het werkgeheugen. Alle twaalf subtesten zijn afgenomen bij de groep kinderen van 4-5 jaar. De onderdelen Digit Recall voor verbaal kortetermijngeheugen, Listening Recall voor verbaal werkgeheugen, Dot Matrix voor visueel kortetermijngeheugen en Spatial Recall voor visueel werkgeheugen werden met de leeftijd 7-8 jaar afgenomen en komen ieder uit een aparte subschaal. Inhibitie. Uit de Nederlandse versie van de Test of Everyday Attention for Children (TEA-ch; Schittekatte, Groenvynk, Fontaine, & Dekker, 2007) werd het onderdeel Loop, sta stil afgenomen bij de 7-8 jarige kinderen. De TEA-ch is een testbatterij die

13 13 aandachtsproblemen en aandachtstoornissen in kaart brengt bij kinderen tussen de 6 en 16 jaar. Deze test bestaat uit negen subtesten. Ruwe scores worden omgezet in leeftijdsgeschaalde scores apart voor jongens en meisjes vanuit een Nederlandse normering. Met de subtest Loop, sta stil wordt een beeld gekregen van responsinhibitie, één van de onderdelen van EF. Het kind wordt gevraagd met een pen een stap te zetten op een pad als hij een toon hoort. Als het kind een andere toon hoort, mag hij geen stap meer zetten. Cognitieve flexibiliteit. Om de EF component cognitieve flexibiliteit te onderzoeken bij 7-8 jarige kinderen werd uit de TEA-ch (Schittekatte et al., 2007) het onderdeel Trollen tellen afgenomen. Bij deze subtest moet het kind herhaaldelijk zijn aandacht verdelen tussen twee relatief eenvoudige taken: optellen en terugtellen. Het kind wordt gevraagd om trollen die in hun hol zitten te tellen. Pijlen geven aan wanneer de telrichting verandert. Zowel benodigde tijd als accuratesse worden gescoord. Gedragsvragenlijst EF. Ouders vulden de Nederlandse vertaling van de Behavior Rating Inventory of Executive Function Preschool Version (BRIEF-P) in toen de kinderen 4-5 jaren waren en later op 7-8 jaar de Behavior Rating Inventory of Executive Function (BRIEF) (Gioia et al., 2003; Heijden van der et al., 2012) om de executieve functies van de kinderen in kaart te brengen. Ouders werd gevraagd om aan te geven hoe vaak het kind bepaald gedrag in de afgelopen zes maanden vertoonde, op basis van drie mogelijke antwoorden nooit, soms en vaak. Voor de BRIEF-P worden items gecategoriseerd in vijf klinische gedragsschalen, die verschillende aspecten van EF meten: inhibitie, cognitieve flexibiliteit, emotieregulatie, werkgeheugen en plannen/organiseren en een totale globale EF component. De BRIEF bestaat uit acht klinische gedragsschalen; inhibitie, flexibiliteit, emotieregulatie, initiatief nemen, werkgeheugen plannen/organiseren, ordelijkheid en gedragsevaluatie. Daarnaast worden scores samengevat in twee algemene indexen en een totale globale EF component. De Nederlandse versie van de BRIEF is genormeerd op een

14 14 representatieve steekproef in het regulier onderwijs. De steekproef bestond uit ouders (N = 847) en leerkrachten (N = 215), waarbij de betrouwbaarheid en de begripsvaliditeit als goed werden beoordeeld. De interne consistentie en test-hertestbetrouwbaarheid zijn hoog tot zeer hoog, Cronbach s α variëren tussen.78 en.96 voor de verschillende gedragschalen en de intraklasse correlatiecoëfficiënten variëren van.61 tot.95. Procedure De ouders van 7-8 jarige kinderen met TOS en normaal ontwikkelende kinderen werden opnieuw benaderd. Allereerst werd telefonisch contact gezocht met de basisscholen en vervolgens werden er brieven gestuurd naar de ouders. In deze brieven werd schriftelijke toestemming van de ouders gevraagd, met daarbij een korte vragenlijst. Deze vragenlijst bestond uit vragen om onder andere een beeld te krijgen of recent onderzoek naar taal- of ontwikkelingsstoornissen plaats had gevonden en welke basisscholen ze bezochten. Alle kinderen werden onderzocht in een stille kamer op hun basisschool of thuis. De testafname voor de TOS groep bedroeg ongeveer twee uur en voor de controle groep anderhalf uur. Alle kinderen kregen halverwege een korte pauze. Allereerst werd de computergestuurde AWMA test af genomen en vervolgens de gestandaardiseerde lab taken. Acht oudervragenlijsten werden niet teruggestuurd (vier voor de TOS groep; vier voor de controle groep). Data analyse Het onderzoek betreft een longitudinaal mixed design, met zowel within als between subjects factoren. Wanneer verkennende statistiek werd toegepast bleken enkele onderdelen zoals leeftijd en de totale globale BRIEF score niet normaal verdeeld met zowel negatieve als positieve kurtosis. Daarnaast werden outliers gevonden voor individuele scores die onder of boven de 1.5 box lengte waren in de boxplot. Alle individuele scores werden echter meegenomen tijdens het uitvoeren van de analyses.

15 15 Om antwoord te geven op de vraag of kinderen met TOS op latere leeftijd meer problemen laten zien in vergelijking met normaal ontwikkelende kinderen op het gebied van EF, werd allereerst een one-way between groups ANOVA uitgevoerd. De afhankelijke variabel was het hebben van een taalstoornis. De onafhankelijke variabelen bedroegen voor de cognitieve metingen de individuele scores op de Loop sta stil en Trollen tellen uit de TEAch en de verkorte versie van de AWMA. Tevens werd de Gedragsvragenlijst voor Executieve Functioneren (BRIEF) meegenomen als onafhankelijke variabel. Vervolgens werden meerdere one-way between groups ANCOVA s uitgevoerd om te controleren voor non verbale intelligentie (samengestelde IQ score SON-R 6-40) en emotionele of psychische gedragsproblemen (SDQ totaal score). Voor de tweede onderzoeksvraag werd er gekeken naar verschillen in EF prestaties tussen de leeftijden 4-5 jaar en 7-8 jaar door middel van twee paired-samples t-testen. Voor zowel de TOS groep als de controle groep werden de vier overeenkomende AWMA scores ( Digit Recall, Listening Recall, Dot Matrix en Spatial Recall ) en de overeenkomende scores van de BRIEF-P en BRIEF (totale globale EF score en klinische gedragsschalen inhibitie, werkgeheugen, flexibiliteit, emotieregulatie en plannen/organiseren) vergeleken tussen de eerste (T1; 4-5 jaar) en tweede testafname (T2; 7-8 jaar). Om na te gaan of deze ontwikkeling in EF prestaties anders is voor de kinderen met TOS dan voor de normaal ontwikkelende kinderen, werden allereerst verschil scores aangemaakt. De individuele scores van de verkorte AWMA, de totale globale BRIEF score en de klinische gedragsschalen inhibitie, werkgeheugen, flexibiliteit, emotieregulatie en plannen/organiseren op 7-8 jarige leeftijd, werden afgetrokken van de vier overeenkomende AWMA subtesten en BRIEF-P scores van de eerste meting op 4-5 jaar (T1-T2). Vervolgens werden deze variabelen via een one-way between-groups ANOVA vergeleken tussen de groep kinderen met TOS en de controle groep.

16 16 Tenslotte werden partiële correlaties berekend om na te gaan of de relaties tussen gedragsmaten van EF en cognitieve taken anders zijn op 4-5 jarige leeftijd dan op 7-8 jarige leeftijd. De cognitieve taken bestonden uit de EF component werkgeheugen verkregen door de verkorte versie van de AWMA en de EF component inhibitie verkregen door de Loop sta stil subtest uit de TEA-ch. De tijdsscore en accuratesse score van Trollen tellen uit de TEAch werden meegenomen voor een indicatie van de EF component cognitieve flexibiliteit. Bij alle toetsen werd gebruik gemaakt van tweezijdige hypothesen, een alpha van.05 en een betrouwbaarheidsinterval van 95%. Resultaten Uit eerder onderzoek van Vugs et al. (2014) bleken de 4-5 jarige kinderen uit de TOS groep en de controle groep niet significant te verschillen in geslacht, leeftijd, non verbale intelligentie en emotionele of psychische gedragsproblemen. Op 7-8 jarige leeftijd werd geen significant verschil gevonden voor geslacht, zoals bleek uit een pearson chi-square test ( ² (1, N = 42) = -.04, p =.780). De leeftijd van jongens en meisjes verschilden niet tussen 4-5 jaar en 7-8 jaar, bleek uit een ANOVA (F (21, 20) = 1.79, p =.099). Een onafhankelijke steekproeven t-test wees echter uit dat op 7-8 jarige leeftijd de TOS kinderen (M = 91.22, SD = 11.33) lagere non verbale IQ scores behaalden dan de controle kinderen (M = , SD = 15.57; t (40) = 2.36, p =.02). Ook bleken de ouders van de TOS kinderen (M = 12.07, SD = 5.77) meer emotionele of psychische gedragsproblemen (SDQ totaal score) te rapporteren, dan de ouders van de controle kinderen (M = 6.85, SD = 5.76; t (32) = -2.60, p =.01, tweezijdig). Waar mogelijk werden de componenten intelligentie en emotionele of psychische gedragsproblemen meegenomen als controle variabelen. Groepsvergelijkingen 7-8 jaar In Tabel 3 zijn de gemiddelde scores en standaarddeviaties op de cognitieve taken en gedragsmaten van EF weergegeven tijdens de tweede meting op leeftijd 7-8 jaar. Hierin is te

17 17 zien dat de TOS groep het significant slechter deed in vergelijking met de controle groep op de cognitieve inhibitie taak Loop sta stil (F (1, 40) = 4.29, p =.045) en alle vier de componenten van de AWMA; Digit Recall (F (1, 38) = 19.36, p <.001); Listening Recall (F (1, 38) = 22.58, p <.001); Dot Matrix (F (1, 38) = 14.45, p =.001); Spatial Recall (F (1, 38) = 6.53, p =.02). Wanneer gecontroleerd werd voor non verbaal IQ bleken de scores Digit Recall van de AWMA alsnog significant te verschillen tussen de TOS en controle groep (F (1, 39) = 14.91, p <.001, η 2 =.28). Ook voor Listening Recall (F (1, 39) = 16.33, p <.001, η 2 =.31) en Dot Matrix (F (1, 39) = 11.32, p =.002, η 2 =.23) bleken significante verschillen te bestaan tussen de TOS en controle groep wanneer gecontroleerd werd voor non verbaal IQ. Gecontroleerd voor non verbaal IQ was het verschil tussen de TOS en controle groep op Spatial Recall echter niet meer significant. Ook werd geen significante relatie meer gevonden tussen het wel of niet hebben van TOS en de individuele scores op Loop sta stil, gecontroleerd voor non verbaal IQ. Wanneer gekeken werd naar de BRIEF gedragsmeting van EF, scoorden de ouders van kinderen met TOS significant hoger op de totale globale BRIEF score in vergelijking met de controle groep (F (1, 32) = 4.45, p =.043) en signaleren zij dus meer problemen in EF gedrag. Ook werden hogere scores voor de TOS groep gevonden op de klinische gedragsschalen inhibitie (F (1, 32) = 5.48, p =.026) en initiatief nemen (F (1, 32) = 6.19, p =.018). Om te controleren of intelligentie en emotionele of psychische gedragsproblemen niet medieerden op gedragsmetingen van EF, werden deze variabelen meegenomen als covariaat voor de totale BRIEF score en de klinische gedragsschalen inhibitie en initiatief nemen. De significante verschillen werden niet meer gevonden tussen de TOS en controle groep op de totale BRIEF score en de klinische gedragsschalen inhibitie en initiatief nemen, gecontroleerd voor non verbaal IQ en emotionele of psychische gedragsproblemen gedrag. Voor de totale globale EF score van de BRIEF, bleken gedragsproblemen 63.2 procent van de variantie te verklaren in

18 18 de relatie tussen gedragsproblemen en de BRIEF, gecontroleerd voor het hebben van wel of geen TOS en non verbaal IQ. Leeftijdsverschillen executieve functies TOS Om te kijken of er verschillen werden gevonden tussen de leeftijden 4-5 jaar en 7-8 jaar zijn twee paired-samples t-testen uitgevoerd, zowel voor de TOS groep als de controle groep. De gemiddelde scores en standaarddeviaties zijn te zien in Tabel 4 en 5. Voor de kinderen met TOS gold dat alle vier de componenten van de AWMA niet significant verschilden tussen de eerste (4-5 jaar) en tweede testafname (7-8 jaar). Voor de gedragsmetingen van EF werden significant lagere scores gerapporteerd op 7-8 jarige leeftijd voor de klinische gedragsschalen inhibitie (t (12) = 2.82, p =.015), werkgeheugen (t (12) = 5.60, p <.001), flexibiliteit (t (12) = 3.92 p =.002) en plannen/organiseren (t (12) = 2.90, p =.013). Voor de totale globale EF score, gemeten door BRIEF-P (4-5 jaar) en BRIEF (7-8 jaar), werden ook significant lagere scores gerapporteerd tijdens de tweede meting en laten dus een verbetering zien in EF gedrag (t (12) = 5.16, p <.001). De kinderen uit de controle groep haalden op 7-8 jarige leeftijd significant lagere scores in vergelijking met toen zij 4-5 jaar waren op Spatial Recall (t (23) = 2.37, p =.026). Voor de gedragsmetingen werden significant lagere scores gevonden voor de verschillende klinische gedragsschalen, namelijk inhibitie (t (19) = 2.41, p =.026), werkgeheugen (t (19) = 2.29, p =.034), flexibiliteit (t (19) = 3.04, p =.007) en emotieregulatie (t (19) = 2.87, p =.01). Ook voor de controle groep gold dat de totale globale EF score op 7-8 jarige leeftijd significant lager was dan tijdens de eerste meting, 4-5 jaar (t (19) = 3.79, p <.001). Groepsverschillen ontwikkeling EF Uit voorgaande analyses werden significante verschillen geobserveerd tussen de TOS en controle groep, maar ook tussen de verschillende meetmomenten, hierdoor was verdere

19 19 analyse mogelijk. De gemiddelden en standaard deviaties zijn weergegeven in Tabel 6, om te kijken of de kinderen met TOS grotere verschillen in scores lieten zien en dus een sterkere groei of afname in EF hadden dan de controlegroep. Voor de cognitieve metingen (AWMA) werden geen significante verschillen gevonden. De verschilscores van de klinische gedragsschaal werkgeheugen bleken voor de kinderen met TOS (M = 12.54, SD = 8.08) significant hoger dan de kinderen uit de controle groep; M = 5.20, SD = 10.16; F (1, 32) = 4.79, p =.037. Figuur 2 geeft de scores op de klinische gedragschaal werkgeheugen weer voor zowel de TOS groep als de controle groep. Samenhang cognitieve taken en gedragsmaten Analyses naar de relatie tussen cognitieve taken en gedragsmaten van EF bij kinderen met de leeftijd van 7-8 jaar werden zowel bij de TOS groep als de controle groep uitgevoerd (zie Tabel 7). De correlaties voor de TOS groep zijn als eerste weergegeven en die van de controle groep als tweede. Effectgroottes zijn klein voor r =.2, gemiddeld voor r =.3 en groot voor r =.5 (Cohen, 1992). Voor de TOS groep werden enkele hoge correlaties gevonden tussen de verschillende cognitieve taken van EF en de gedragsscores van de BRIEF (r = -.56 tot r = -.69). De AWMA component Listening Recall correleerde met de klinische gedragsschalen werkgeheugen, plannen/organiseren en ordelijkheid/netheid van de BRIEF. De component tijd van Trollen tellen (cognitieve flexibiliteit) hing samen met plannen/organiseren en ordelijkheid/netheid. De hoogste correlatie werd gevonden tussen de AWMA component Listening Recall (visueel werkgeheugen) en plannen/organiseren. Kijkend naar de controle groep werden er gevarieerde correlaties gevonden van r = -.45 en r = De meeste significante correlaties werden gevonden met de AWMA component Listening Recall. Deze correleerde met de klinische gedragsschalen flexibiliteit, emotieregulatie, werkgeheugen, plannen/organiseren, ordelijkheid/netheid en

20 20 gedragsevaluatie. Ook de totale globale EF score hing sterk negatief samen met de component Listening Recall (r = -.59). De AWMA component Dot Matrix hing sterk samen met de totaal EF score en de klinische gedragsschalen emotieregulatie, werkgeheugen, plannen/organiseren en gedragsevaluatie. Ook in de controle groep werden er correlaties gevonden met de tijdsscore van Trollen tellen. Deze hing samen met de klinische gedragsschalen werkgeheugen en plannen/organiseren. De hoogste correlatie werd gevonden voor de AWMA component Dot Matrix (visueel korte termijn geheugen) en plannen/organiseren (r = -.77). Discussie Het doel van dit longitudinaal onderzoek met twee meetmomenten is om meer duidelijkheid te krijgen over de ontwikkeling van executieve functies bij kinderen met TOS. De resultaten suggereren dat 7-8 jarige kinderen met TOS meer problemen met het werkgeheugen hebben in vergelijking met zich normaal ontwikkelende kinderen en niet zozeer met inhibitie en cognitieve flexibiliteit. Op cognitieve werkgeheugentaken behalen de kinderen met TOS gelijke prestaties als toen zij jonger waren, terwijl ouders verbetering in EF gedrag rapporteren. Ouders van normaal ontwikkelende kinderen rapporteren ook een verbetering in EF gedrag. De normaal ontwikkelende kinderen behalen lagere prestaties op de verbale werkgeheugen taak en gelijke prestaties op de andere werkgeheugen taken. Er worden over het algemeen geen significante verschillen aangetroffen tussen beide groepen wanneer gekeken wordt naar EF veranderingen op 4-5 en 7-8 jarige leeftijd. Kinderen met TOS lieten alleen meer verbetering zien op werkgeheugen gedragsschaal in vergelijking met normaal ontwikkelende kinderen. Tenslotte worden meer en hogere correlaties gevonden tussen gedrags- en cognitieve EF maten bij kinderen in de leeftijd van 7-8 jaar, maar is dit nog aanzienlijk laag.

21 21 TOS: met name werkgeheugen beperkt Huidig onderzoek richt zich als eerste op de vraag of er verschillen in EF bestaan tussen 7-8 jarige kinderen met TOS en normaal ontwikkelende kinderen. Resultaten laten zien dat de groep kinderen met TOS significant lagere scores halen op alle cognitieve werkgeheugen taken (AWMA). Zoals verwacht sluit dit aan bij eerdere onderzoeken (Alloway & Archibald, 2008; Henry et al., 2012; Marton, 2008) en geeft meer bewijs dat kinderen met TOS ook meer problemen laten zien in visueel-ruimtelijke kortetermijngeheugen in vergelijking met normaal ontwikkelende kinderen (Lum et al., 2012; Vugs et al., 2014). Voor de cognitieve inhibitie taak presteren de kinderen met TOS minder goed dan de normaal ontwikkelende kinderen, maar dit verschil is niet meer significant wanneer gecontroleerd wordt voor non verbale intelligentie. Deze resultaten komen niet overeen met de hypothese en met eerdere onderzoeken (Bishop & Norbury, 2005; Henry et al., 2012). Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat door het lagere non verbale intelligentieniveau van de TOS groep de verschillen in cognitieve prestaties worden verklaard en niet zo zeer door het wel of niet hebben van TOS. Zoals verwacht laten de TOS kinderen van 7-8 jaar geen verschillen zien in prestaties op de cognitieve flexibiliteit taak in vergelijking met normaal ontwikkelende kinderen. Deze bevinding suggereert dat, net als andere onderzoeken (Dibbets et al., 2006; Henry et al., 2011; Im-Bolter et al., 2006), kinderen met TOS niet meer problemen hebben in cognitief schakelen. Wanneer in huidig onderzoek gekeken wordt naar de EF gedragingen in het dagelijks leven laten de 7-8 jarige kinderen met TOS in eerste instantie significant hogere totale globale EF problemen zien, specifiek op de klinische gedragsschalen inhibitie en initiatief nemen. Wanneer gecontroleerd wordt voor non verbale intelligentie en emotionele of psychische gedragsproblemen blijken ouders van kinderen met TOS echter niet meer problemen in totale EF gedragingen te rapporteren in vergelijking met ouders van normaal ontwikkelende

22 22 kinderen. Alle scores vielen daarnaast niet in het klinische relevant gebied voor het hebben van cognitieve functiestoornissen. Deze bevindingen komen niet overeen met de hypothese. Eerdere onderzoeken tonen aan dat ouders en leerkracht van individuen op verschillende leeftijden meer EF problemen ervaren bij kinderen met TOS (Cuperus et al., 2014; Hughes et al., 2009; Vugs et al., 2014; Wittke et al., 2013). Ook deze bevinding kan mogelijk verklaard worden doordat de groepen minder representatief zijn en dat non verbale intelligentie, maar ook emotionele of psychische gedragsproblemen, een grotere invloed hebben dan het hebben van wel of geen TOS. TOS: verbetering EF gedrag en gelijke cognitieve prestaties Wanneer gekeken wordt naar verschillen op de prestaties (EF taken en EF vragenlijst) tussen de leeftijden 4-5 jaar en 7-8 jaar worden voor beide groepen hogere scores op de cognitieve metingen en lagere scores op gedragsmaten verwacht. Resultaten suggereren dat de kinderen met TOS geen verschillen laten zien op de cognitieve werkgeheugen taak en dus hetzelfde presteerden als toen zij 4-5 jaar waren. Op gedragsniveau rapporteren ouders van kinderen met TOS minder totale EF problemen en dus een verbetering in vergelijking met toen de kinderen 4-5 jaar waren. Specifiek worden er lagere scores gerapporteerd op de klinische gedragsschalen inhibitie, werkgeheugen, flexibiliteit en plannen/organiseren. Deze bevindingen komen overeen met eerder onderzoek van Cuperus et al. (2014) waarin ook werd gevonden dat alledaagse problemen in EF gedragingen afnamen wanneer kinderen met TOS ouder werden (5-12 jaar). Normaal ontwikkelende kinderen van 7-8 jaar halen in huidig onderzoek lagere scores op de verbale werkgeheugen component uit de AWMA, wat moeilijk te verklaren is. Voor de andere componenten laten ze geen significant verschil zien in vergelijking met de eerste meting op 4-5 jaar. Kijkend naar EF gedrag rapporteren ouders wel minder problemen in

23 23 vergelijking met toen de kinderen 4-5 jaar waren, in het bijzonder op de klinische gedragsschalen inhibitie, werkgeheugen, flexibiliteit en emotieregulatie. Deze bevindingen suggereren dat EF gedragingen voor normaal ontwikkelende kinderen in huidig onderzoek niet alleen leeftijdsadequaat ontwikkelen, wat overeenkomt met vele wetenschappelijke onderzoeken (Best & Miller, 2010 Best, Miller, & Jones, 2009; Carslon, 2005; Romine & Reynolds, 2005), maar zelfs verbeteren naar mate zij ouder worden. Mogelijke verklaringen voor het niet vinden van verschillen op cognitieve prestaties tussen de verschillende leeftijden voor zowel kinderen met TOS en normaal ontwikkelende kinderen zouden kunnen zijn dat de herhaalde meting te kort op de eerste heeft plaats gevonden, waardoor EF vaardigheden nog niet beter ontwikkeld zijn. Best et al. (2009) suggereren dat kinderen van verschillende leeftijden op verschillende manieren de EF componenten kunnen coördineren en verschillende aspecten van EF uitdagend vinden bij het uitvoeren van doelgericht gedrag. Significante verbeteringen in EF taken gebeuren volgens Romine en Reynolds (2005) vooral rond 10 en 12 jaar gedurende de schooltijd. Daar komt bij dat de ontwikkeling van de frontaal kwab, welke zorgt voor doelgericht gedrag, zich zelfs blijft ontwikkelen tot in de vroege volwassenheid. De kinderen zitten tijdens de tweede meting (7-8 jaar) allen nog in de onderbouw, doelgericht gedrag zou dan pas net aan het ontwikkelen zijn. Weinig verschil in ontwikkeling EF De derde onderzoeksvraag kijkt naar de ontwikkeling van de individuele verschilscores voor de EF taken en EF vragenlijst en vergelijkt de TOS groep met normaal ontwikkelende kinderen. Resultaten suggereren dat kinderen met TOS en normaal ontwikkelende kinderen op gelijke manier zijn veranderd. EF scores van de TOS kinderen verschilden tijdens de tweede meting niet sterker of zwakker ten opzichte van de eerste meting, in vergelijking met

24 24 normaal ontwikkelende kinderen. Enkel de gedragsscores op de klinische werkgeheugen schaal van kinderen met TOS verschillen sterker dan bij normaal ontwikkelende kinderen. Ze laten een sterkere afname zien in werkgeheugen gedragingen. Voor de cognitieve metingen (AWMA) werden geen significante verschillen gevonden. Beide groepen blijven op cognitief prestatieniveau gelijk, maar laten op gedragsniveau minder EF problemen zien. Bevindingen suggereren dat kinderen op individueel niveau niet een sterkere of zwakkere groei, dan wel daling, doormaken wanneer vergeleken wordt tussen TOS en normaal ontwikkelende kinderen. Ook deze bevindingen kunnen mogelijk verklaard worden door de relatief korte periode tussen de twee metingen en daarnaast is niet bekend wat er in de tussentijd voor extra ondersteuning is gegeven aan de groep kinderen met TOS. Lage samenhang cognitieve taken en gedragsmaten De laatste onderzoeksvraag heeft betrekking op correlaties tussen gedragsmaten en cognitieve prestaties op verschillende EF taken. Onderzoek van Vugs et al. (2014) laat zien dat tijdens de eerste meting (4-5 jaar) verschillende correlaties werden gevonden voor de twee groepen kinderen, zie Tabel 8. Voor de controle groep werden significante correlaties gevonden tussen de AWMA componenten verbaal en visueel ruimtelijk werkgeheugen en de gedragsmetingen van EF in het dagelijks leven. Voor de TOS groep werden consistent lage correlaties gevonden en correleerde alleen verbaal geheugen van de AWMA met de gedragsschaal cognitieve flexibiliteit significant. Huidig onderzoek laat zien dat tijdens de tweede meting waarbij de kinderen 7-8 jaar zijn, opnieuw verschillende correlaties worden gevonden. Enkele significante gemiddelde tot hoge correlaties zijn gevonden met de cognitieve metingen: Listening Recall (verbaal werkgeheugen), Dot Matrix (visueel korte termijn geheugen) en tijd Trollen tellen (cognitieve flexibiliteit). De klinische gedragsschaal plannen/organiseren heeft de meeste samenhang met de cognitieve taken. In huidige onderzoek worden er over het algemeen hogere correlaties gevonden dan toen de kinderen

25 25 jonger waren. Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat wanneer kinderen ouder worden het EF gedrag steeds meer zichtbaar wordt voor ouders. Zo kunnen zij beter beoordelen en inschatten hoe de kinderen de cognitieve taken zouden uitvoeren. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat het gekozen testmateriaal dat afgenomen is bij de kinderen van 7-8 jaar beter bij elkaar aansluit, dit kan de betrouwbaarheid vergroten. Toch laten onze bevindingen echter opnieuw over het algemeen lage correlaties zien tussen prestatie gebaseerde en gedragsmatige metingen van EF. Dit is in lijn met eerdere onderzoeken naar kinderen met TOS (Cuperus et al., 2014; Vugs et al., 2014), maar ook voor normaal ontwikkelende kinderen en andere klinische groepen (Anderson, Anderson, Northam, Jacobs, & Catroppa, 2001; Mahone & Hoffman, 2007; Vriezen & Pigott, 2002). In de TOS groep met kinderen in de leeftijd 7-8 jaar worden net als toen zij 4-5 jaar waren minder significante en lagere correlaties gevonden. Deze bevindingen suggereren dat de associatie tussen prestaties op EF en EF gedragingen minder consistent en non-specifiek zijn voor kinderen met TOS in vergelijking met normaal ontwikkelende kinderen. Ook trekt dit de ecologische validiteit van de cognitieve EF taken in twijfel, wat al eerder gevonden werd door Chaytora et al. (2006) en Friedman et al. (2008). Dit geeft het belang weer om EF metingen te vergroten met gedragsmetingen in de klinische praktijk, zowel door ouders als leerkrachten voor kinderen met TOS. Beperkingen Veel onderzoeken in de wetenschap bestaan uit één meetmoment. Een sterk punt uit huidig onderzoek is dat naast een eerste meting (4-5 jaar) ook een follow-up meting is gedaan. Hierdoor brengt dit longitudinaal onderzoek voordelen met zich mee. Zo is het mogelijk om veranderingen per individu te onderzoeken in tijd en is men niet afhankelijk van één specifiek meetmoment. Een ander sterk punt is dat tijdens dit onderzoek dezelfde meetinstrumenten als tijdens de eerste meting op 4-5 jarige leeftijd zijn gebruikt. Zo werden voor de onafhankelijke

26 26 variabelen opnieuw de BRIEF en de AWMA afgenomen. Omdat EF uit meerdere componenten bestaat zijn tijdens de tweede meting cognitieve taken voor inhibitie en cognitieve flexibiliteit meegenomen, waardoor verschillende functies van EF bij kinderen met TOS in kaart konden worden gebracht. Naast sterke punten heeft huidig onderzoek ook een aantal beperkingen. Er is een aantal afwegingen gemaakt die verschillende consequenties hebben. Zo is door het kleine aantal participanten besloten om opvallende hoge of lage individuele scores en niet normaal verdeelde scores toch mee te nemen bij het uitvoeren van de analyses. Daarnaast bleek één kind uit de TOS groep van 7-8 jaar niet meer te voldoen aan de criteria van een taalstoornis. Een aanwijzing voor het hebben van een taalprobleem is volgens Tomblin et al. (1997) als kinderen op minimaal twee taalmaten 1.25 SD of lager dan het gemiddelde scoren. Doordat onderzoek zich richt op de individuele ontwikkeling is toch de afweging gemaakt om het kind in de TOS groep te laten zitten en niet een aparte derde groep te maken. Ten derde is besloten om alle kinderen aan het onderzoek mee te laten doen die tijdens de tweede meting op 7-8 jarige leeftijd een beneden gemiddelde non verbaal IQ hadden. Dit betrof in totaal tien kinderen, zes uit de TOS groep en vier uit de controle groep. In de relatief korte periode tussen de twee meetmomenten is het onwaarschijnlijk dat zoveel kinderen zouden dalen in hun non verbale intelligentie. Men kan zich afvragen hoe betrouwbaar de verkorte SON-R 6-40 is voor het meten van de non verbale intellectuele vermogens. Naast het opvallende lagere non verbale intelligentieniveau van de 7-8 jarige kinderen met TOS werden door ouders van zowel de TOS groep als de controle groep meer emotionele of psychische gedragsproblemen ervaren dan toen de kinderen 4-5 jaar waren. In zijn totaliteit was dit meer het geval bij de kinderen met taalproblemen dan bij de normaal ontwikkelende kinderen. Als deze trend zich doorzet op latere leeftijd sluit dit aan bij eerdere onderzoeken die aantonen dat kinderen met TOS verhoogde risico s lopen op het ontwikkelingen van

27 27 gedragsproblemen (Clair et al, 2011; Conti-Ramsdena et al., 2013; Lindsay et al., 2007). In huidig onderzoek kunnen deze gedragsverschillen van invloed zijn op de resultaten en er voor zorgen dat de TOS groep minder representatief is. Longitudinaal onderzoek kent ook nadelen, één daarvan is de kans op selectieve uitval omdat men dezelfde kinderen opnieuw moet benaderen. In huidig onderzoek gaven vijf ouders van kinderen met TOS geen toestemming om mee te doen aan follow-up onderzoek. Ouders gaven als reden dat het nu net goed gaat met hun kind of dat ze de afgelopen tijd al veel onderzoeken hadden gehad. Daarnaast waren tien kinderen met TOS niet meer te traceren. Hierdoor bestaat de kans op een response bias (Berg, 2005), waarbij kinderen ondervertegenwoordigd of juist oververtegenwoordigd zijn bij de tweede meting. Het zou kunnen zijn dat verborgen effecten of verschillen hierdoor niet gevonden zijn. Tenslotte is één van de grootste beperkingen dat niet bekend is wat de kinderen voor extra zorg of hulp hebben gekregen in de periode tussen de twee meetmomenten. Mogelijk dat door de vroege signalering van het taalproblemen tegenreacties hebben plaats gevonden. In totaal waren zeven van de achttien kinderen uit de TOS groep overgegaan naar regulier onderwijs. Begeleiding en extra oplettendheid op cluster 2 scholen zou invloed kunnen hebben gehad op de gevonden resultaten. Zo tonen Boudreau en Costanza-Smith (2011) aan dat spraak-taal pathologen de impact van slechte werkgeheugenvaardigheden op leren en academisch succes kunnen verminderen door zowel aanpassingen in de omgeving als het aanleren van vaardigheden en kennis bij de kinderen. Hierdoor zouden de gevonden resultaten niet perse aangeschreven moeten worden als een individuele ontwikkeling, maar zijn ook de omgevingsfactoren van belang.

28 28 Suggesties voor toekomstig onderzoek en conclusie Aangezien in huidig longitudinaal onderzoek geen grote verschillen werden gevonden tussen de twee meetmomenten zou vervolgonderzoek bij kinderen met TOS en normaal ontwikkelende kinderen zich moeten richten op latere leeftijden wanneer meer doelgericht gedrag gevraagd wordt vanuit de omgeving en EF vaardigheden verder zijn ontwikkeld. Om meer inzicht te krijgen in oorzaken van verschillen tussen normaal ontwikkelende kinderen en kinderen met TOS zou meer bekend moeten worden wat voor hulp en begeleiding kinderen hebben gehad op het gebied van EF. Als extra informant zouden, naast ouders, ook leerkrachten in onderzoek meegenomen moeten worden. Bovendien zal men rekening moeten houden met kinderen die geen TOS meer hebben en met kinderen die gedragsproblemen ontwikkelen. Tenslotte zou vervolgonderzoek zich moeten richten op de mogelijke gevolgen van de beperkte werkgeheugenvaardigheden bij kinderen met TOS in schoolse setting. Met als doel om meer inzicht te krijgen in verschillende mogelijke interventies die als compensatiestrategieën ingezet kunnen worden of voor het verbeteren van werkgeheugenvaardigheden. In huidig onderzoek zijn procent van alle TOS kinderen naar regulier onderwijs gegaan, waarbij dit percentage in de toekomst nog hoger zal liggen. Ondanks dat EF problemen over de tijd in de regel afnemen, presteren 7-8 jarige kinderen op cognitieve werkgeheugen taken nog steeds lager dan normaal ontwikkelende kinderen. De andere twee EF componenten, cognitieve flexibiliteit en inhibitie, lijken niet verminderd bij kinderen met TOS. Deze bevindingen schetsen het belang van extra oplettendheid op het gebied van werkgeheugen in de grote klassen voor kinderen met TOS, waar compensatiemogelijkheden voor de omgeving aanboden moeten worden en het aanleren van vaardigheden en kennis bij de kinderen. Verder onderzoek op verschillende leeftijden lijkt gewenst om EF ontwikkeling in kaart te brengen, voor zowel kinderen met TOS als normaal ontwikkelende kinderen. De

29 29 gevonden lage samenhang tussen cognitieve en gedragsmaten benadrukken voor de klinische praktijk het belang van een multi-modale aanpak voor het signaleren, diagnosticeren en behandelen van kinderen met TOS. Daarbij moeten niet alleen talige componenten meegenomen worden, maar ook niet-talige executieve functievaardigheden en in het bijzonder werkgeheugen capaciteit.

30 30 Appendix

31 31 Referenties Alloway, T. P. (2007). Manual Automatized Working Memory Assessment. Oxford, England: Pearson. Alloway, T. P., & Archibald, L. (2008). Working memory and learning in children with developmental coordination disorder and specific language impairment. Journal of Learning Disabilities, 41, doi: / Anderson, V.A., Anderson, P., Northam, E., Jacobs, R., & Mikiewicz, O. (2002). Relationship between cognitive and behavioral measures of executive function in children with brain disease. Child Neuropsychology, 8 (4), Baddeley, A. D., & Hitch, G. J. (1974). Working memory. In G. A. Bower (Ed.), Recent advances in learning and motivation (pp.47-90). New York, NY: Academic Press. Baddeley, A. D. (2003). Working memory and language: an overview. Journal of Communication Disorders, 36, doi: /S (03) Berg, N. (2005). Non-Response Bias. Encyclopedia of Social Measurement, p doi: /B / Best, J. R., & Miller, P.H. (2010). A developmental perspective on executive function. Child Development, 81, doi: /j x Best, J.R., Miller, P.H., & Jones, J.L. (2009). Executive functions after age 5: Changes and correlates. Developmental Review, 29, doi: /j.dr Bishop, D. V. M. (2006). What causes specific language impairment in children? Current Directions in Psychological Science, 15, doi: /j x Bishop, D. V. M., & Norbury, C. F. (2005). Executive functions in children with communication impairments, in relation to autistic symptomatology: II. Response inhibition. Autism, 9,

32 32 Burger, E., Wetering van de, M., & van Weerdenburg, M. (2012). Kinderen met specifieke taalstoornissen. Leuven, België: Acco. Carlson, S.M. (2005). Developmentally sensitive measures of executive function in preschool children. Developmental Neuropsychology, 28, Chaytora, N.B., Schmitter-Edgecombea, M., & Burr, R. (2006). Improving the ecological validity of executive functioning assessment. Archives of Clinical Neuropsychology, 21, doi: /j.acn Clair, M.C., Pickles, A., Durkin, K., & Conti-Ramsden, G. (2011). A longitudinal study of behavioral, emotional and social difficulties in individuals with a history of specific language impairment (SLI). Journal of Communication Disorders, 44, doi: /j.jcomdis Cohen, J (1992). A power primer. Psychological Bulletin, 112 (1), doi: / Conti-Ramsdena, G., Moka, P. L. H, Pickles, A., & Durkinc, K. (2013). Adolescents with a history of specific language impairment (SLI): Strengths and difficulties in social, emotional and behavioral functioning. Research in developmental disabilities, 34, doi: /j.ridd Cuperus, J., Vugs, B., Scheper, A., & Hendriks, M. (2014). Executive function behaviours in children with specific language impairment (SLI). International Journal of Developmental Disabilities, 60, doi: / y Delis, D.C., Kaplan, E., Kramer, J. H. (2007) D-KEFS Tower Test Handleiding. Amsterdam, Nederland: Harcourt Test Publishers. Dibbets, P., Bakker, K., & Jolles, J. (2006). Functional MRI of task switching in children with specific language impairment (SLI). Neurocase, 12,

33 33 Dunn, L., & Dunn, L.M. (1997). Examiner s Manual for the PPVT-III: Peabody Picture Vocabulary Test Third Edition. Circle Pines, MN: American Guidance Service. Eldik, M. C. M. van, Schlichting, J. E. P. T, Lutje-Spelberg, H.C., Meulen, B. F. van der, & Meulen, S. van der (2004). Reynell Test voor Taalbegrip Handleiding. Amsterdam, Nederland: Harcourt assessment. Friedman, N., Miyake, A., Young, S.E., DeFries, J.C., Corley, R.P., & Hewitt, J.K. (2008). Individual differences in executive functions are almost entirely genetic in origin. Journal of Experimental Psychology, 137, doi: / Gioia, G., Isquith, P., & Guy, S. (2001). Assessment of executive functions in children with neurological impairment. In R. Simeonsson & S. Rosenthal (Eds.), Psychological and developmental assessment: Children with disabilities and chronic conditions (pp ). New York: The Guilford Press. Gioia, G. A., Andrews, K. E., & Isquith, P.K. (2003). Manual Behavior Rating Inventory of Executive Function - Preschool Version. Lutz, Nederland: Psychological Assessment Resources. Goodman, R. (1997). The Strenghts and Difficulties Questionnaire: A Research Note. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 38, Henry, L. A., Messer, D. J., & Nash, G. (2012). Executive functioning in children with specific language impairment. Journal of Child Psychology and psychiatry, 35, doi: /j Heijden, B. van der, Suurland, J., Sonneville L.M.J. de, & Swaab, H. (2012). BRIEF-P Executieve functies gedragsvragenlijst voor jonge kinderen. Amsterdam, Nederland: Hogrefe Uitgevers.

34 34 Hughes, D.M., Turkstra, L.S., & Wulfeck, B.B. (2009). Parent and self-ratings of executive function in adolescent with specific language impairment. International Journal of Language & Communication Disorders, 44 (6), doi: / Huizinga, M., & Smidts, D. (2012). BRIEF Vragenlijst executieve functies voor 5 18 jarigen. Amsterdam, Nederland: Hogrefe Uitgevers BV. Im-Bolter, N., Johnson, J., & Pascual-Leone, J. (2006). Processing limitations in children with specific language impairment: The role of executive function. Child Development, 27(6), Leonard, L. B. (1998). Children with specific language impairment. Cambrige, MA: MIT Press. Lindsay, G., Dockrell, J. E., & Strand, S. (2007). Longitudinal patterns of behaviour problems in children with specific speech and language difficulties: Child and contextual factors. British Journal of Education and Psychology, 77, doi: / X Lum, J. A. G., Conti-Ramsden, G., Page, D., & Ullman, M. T. (2012). Working, declarative and procedural memory in specific language impairment. Cortex, 48, doi: /j.cortex Mahone, E.M., & Hoffman, J. (2007). Behavior Ratings of Executive Function among preschoolers with ADHD. Clinical Neuropsychologist, 21 (4), doi: / Marton, K., & Schwartz, R. G.(2003). Working memory capacity and language processes in children specific language impairment. Journal of Speech, Language and Hearing Research, 46,

35 35 Marton, K. (2008). Visuo-spatial processing and executive functions in children with specific language impairment. Journal of Language and communication Disorders, 42, doi: / Miyake, A., Friedman, N. P., Emerson, M. J., Witzki, A. H., Howerter, A., & Wager, T. D. (2000). The unity and diversity of executive functions and their contributions to complex "Frontal Lobe" tasks: a latent variable analysis. Cognitive Psychology, 41, doi: /cogp Parisse, C., & Maillart, C. (2009). Specific language impairment as systemic developmental disorders. Journal of Neurolinguistics, 22, doi: /j.jneuroling Pnevmatikos, D., & Trikkaliotis, I. (2013). Intraindividual differences in executive functions during childhood: The role of emotions. Journal of Experimental Child Psychology, 115, doi: /j.jecp Romine, C.B., & Reynolds, C.R. (2005). A model of the development of frontal lobe function: Findings from a meta-analysis. Applied Neuropsychology, 12, Schittekatte, M., Groenvynk, H., Fontaine, J. R. J., & Dekker, P. H. (2007). Aanvullend Psychometrisch onderzoek met de TEA-ch. Amsterdam, Nederland: Harcourt Assessment Amsterdam. Schlichting, J. E. P. T., Eldik, M.C. M. van, Lutje-Spelberg, H. C., Meulen S. van der, & Meulen, B. F. van der (2003). Schlichting Test voor Taalproductie Handleiding. Lisse, Nederland:Swets & Zeitlinger. Schlichting, L. (2005). Peabody Picture Vocabulary Test-III-NL Handleiding. Amsterdam, Nederland: Harcourt assessment.

36 36 Semel, E., Wiig, E.H., & Secord, W.A. (2010). Clinical Evaluation of Language Fundamentals Nederlandse Versie (CELF-4-NL). Handleiding. (Nederlandse) bewerking van W. Kort, E. Compaan, M. Schittekatte en P. Dekker). Amsterdam, Nederland: Pearson Assessment and Information. Smidts, D.P. (2003). Executieve functies van geboorte tot adolescentie: een literatuuroverzicht. Neuropraxis, 7, Smidts, D. P., & Anderson,V. (2003). Developmental trajectories for executive skills in preschool children. Journal of the International Neuropsychological Society, 9, Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden (2012). Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (533). Geraadpleegd op Stevenson, J., & Richman, N. (1976). The prevalence of language delay in a population of three-year-old children and its association with general retardation. Developmental Medicine & Child Neurology, 18, doi: /j tb03682.x Swaab, H., Bouma, A., Hendriksen, J., & König, C. (2011). Klinische kinderneuropsychologie. Amsterdam, Nederland: Uitgeverij Boom. Tellegen, P. J., & Laros, J. A. (1998). De Handleiding en Verantwoording van de SON-R Amsterdam, Nederland: Hogrefe Uitgevers. Tellegen, P. J. & Laros, J. A. (2011). SON-R Snijders-Oomen niet-verbale intelligentietest. I. Verantwoording. Amsterdam, Nederland: Hogrefe uitgevers.

37 37 Tirosh, E., & Cohen, A. (1998). Language deficit with attention-deficit disorder: a prevalent comorbidity. Journal of Child Neurology, 13, doi: / Tomblin, J. B., Records, N. L, Buvkwalter, P., Zhang, X., Smith, E., & O Brien, M. (1997). Prevalence of specific language impairment in kindergarten children. Journal of Speech, Language and Hearing Research, 40, Reynell, J.K., & Gruber, C.P. (1990). Reynell Developmental Language Scales. Torrance, LA: Western Psychological Services. Romine, C.B., & Reynolds, C.R. (2005). A model of the development of frontal lobe function: Findings from a meta-analysis. Applied Neuropsychology, 12, Vriezen, E.R., & Pigott, S.E. (2002). The relationship between parental report on the BRIEF and performance-based measures of executive function in children with moderate to severe traumatic brain injury. Child Neuropsychology, 8 (4), doi: /chin Vugs, B., Cuperus, J., Hendriks, M., & Verhoeven, L. (2014). Visuospatial working memory in specific language impairment: a meta-analysis. Research in Developmental Disabilities, 35, doi: /j.ridd Wittke, K., Spaulding, T. J., & Schechtman, C. J. (2013). Specific language impairment and executive functioning: Parent and teacher ratings of behavior. American Journal of Speech-Language Pathology, 22,

38 38 Centrale verwerking Visueelruimtelijk schetsblok Episodische buffer Fonologisc he lus Visuele Episodisch lange Taal Semantiek termijn geheugen Figuur 1. Schematische weergave werkgeheugenmodel. Aangepast van Working memory and language: an overview, door A. D. Baddeley, 2003, Journal of Communication Disorders, 36, p Auteursrecht 2003 door Elsevier Science Inc.

39 39 Tabel 1 Beschrijvende statistiek van de onderzoeksgroepen Geslacht Gemiddelde leeftijd (in maanden) Aantal T1 T2 TOS groep Jongen Meisje Totaal Controle groep Jongen Meisje Totaal Totaal Jongen Meisje Totaal Noot. T1 = eerste meting 4-5 jaar, T2 = tweede meting 7-8 jaar.

40 40 Tabel 2 Overzicht afgenomen Materiaal T1 T2 TOS Controle TOS Controle Cognitieve taken SON-R 2½-7 SON-R 2½-7 verkort SON-R 6-40 verkort SON-R 6-40 verkort PPVT-III-NL PPVT-III-NL PPVT-III-NL PPVT-III-NL RTT RTT CELF-4-NL BAV CELF-4-NL BAV Schlichting ZQ - CELF-4-NL ZF - Schlichting WQ - CELF-4-NL AW - AWMA: 12 subtesten AWMA: 12 subtesten AWMA: 4 subtesten AWMA: 4 subtesten TEA-ch Loop, sta stil TEA-ch Loop, sta stil TEA-ch Trollen tellen TEA-ch Trollen tellen Zelfrapportage SDQ SDQ SDQ SDQ ouder BRIEF-P BRIEF-P BRIEF BRIEF Noot. T1 = eerste meting 4-5 jaar; T2 = tweede meting 7-8 jaar; SON-R = Snijders-Oomen niet-verbale intelligentietest-gereviseerde versie; PPVT = Peabody Picture Vocabulary Test; RTT = Reynell Test voor Taalbegrip; CELF = Clinical Evaluation of Language Fundamentals; BAV = begrippen aanwijzen en volgen; ZF = zinnen formuleren; AW = actieve woordenschat; ZQ = zinquotiënt; WQ = woordquotiënt; AWMA = Automated Working Memory Assessment; TEA-ch = Test of Everyday Attention for Children; SDQ = Strength and Difficulties Questionnaire; BRIEF-P = Behavior Rating Inventory of Executive Function-Preschool.

41 41 Tabel 3 Gemiddelde scores op cognitieve taken en gedragsmaten van EF tijdens meting op leeftijd 7-8 jaar TOS Controle Meting N M SD N M SD Loop sta stil* Trollen tellen aantal Trollen tellen tijd Digit Recall** Listening Recall** Dot Matrix** Spatial Recall** Inhibitie* Flexibiliteit Emotieregulatie Initiatief nemen* Werkgeheugen Plannen/organiseren Ordelijkheid Gedragsevaluatie BRIEF totaal* * p <.05. ** p < 0.01.

42 42 Tabel 4 Gemiddelde scores AWMA (N = 16) en BRIEF (N = 13) TOS groep T1 T2 M SD M SD Digit Recall Listening Recall Dot Matrix Spatial Recall Inhibitie* Werkgeheugen** Flexibiliteit** Emotieregulatie Plannen/organiseren** BRIEF totaal** Noot. T1 = eerste meting 4-5 jaar; T2 = tweede meting 7-8 jaar. * p < ** p <.01.

43 43 Tabel 5 Gemiddelde scores AWMA 4 subtesten (N = 24) en BRIEF (N = 20) controle groep T1 T2 M SD M SD Digit Recall Listening Recall Dot Matrix Spatial Recall* Inhibitie* Werkgeheugen* Flexibiliteit** Emotieregulatie** Plannen/organiseren BRIEF totaal** Noot. T1 = eerste meting 4-5 jaar; T2 = tweede meting 7-8 jaar. * p < ** p <.01

44 44 Tabel 6 Gemiddelde verschilscores AWMA en BRIEF TOS Controle Totaal N M (SD) N M (SD) N M (SD) AWMA Digit Recall (18.10) (10.19) (14.15) Listening Recall (15.26) (14.41) (15.15) Dot Matrix (11.72) (17.03) (15.22) Spatial Recall (14.49) (17.90) (16.50) BRIEF Inhibitie (8.55) (8.62) (8.52) Werkgeheugen* (8.08) (10.16) (9.95) Flexibiliteit (9.97) (8.59) (9.34) Emotieregulatie (12.59) (11.60) (11.97) Plannen/organiseren (10.72) (9.50) (10.18) Totaal (7.48) (9.16) (8.53) * p <.05.

45 45 Figuur 2. Schematische weergave scores tussen de eerste en tweede meting. Op de Y-as zijn de scores van de klinische gedragsschaal werkgeheugen uit de BRIEF-P en BRIEF afgebeeld. T1 = eerste meting 4-5 jaar, T2 = tweede meting 7-8 jaar.

Gedrag in goede banen leiden: over de rol van executieve functies bij kinderen en pubers

Gedrag in goede banen leiden: over de rol van executieve functies bij kinderen en pubers Gedrag in goede banen leiden: over de rol van executieve functies bij kinderen en pubers Samenvatting presentatie Expertisebijeenkomst Executieve Functies Koers-VO; Capelle a/d IJssel; 3 december 2012

Nadere informatie

De ontwikkeling van het verbaal en visueel ruimtelijk werkgeheugen bij kinderen met een taalontwikkelingsstoornis

De ontwikkeling van het verbaal en visueel ruimtelijk werkgeheugen bij kinderen met een taalontwikkelingsstoornis 1 De ontwikkeling van het verbaal en visueel ruimtelijk werkgeheugen bij kinderen met een taalontwikkelingsstoornis Shireen van Wijngaarden ANR: 278096 Masterthesis Faculteit der Sociale Wetenschappen

Nadere informatie

18-4-2013. Werkgeheugen en executieve functies. Opzet presentatie. 1. Executieve functies. 1. Executieve functies. 1. Werkgeheugen. 1.

18-4-2013. Werkgeheugen en executieve functies. Opzet presentatie. 1. Executieve functies. 1. Executieve functies. 1. Werkgeheugen. 1. Opzet presentatie Werkgeheugen en executieve functies Wat moeten we ermee in de klinische praktijk? 1. Werkgeheugen en executieve functies werkgeheugen en executieve functies 12 april 2013 Brigitte Vugs

Nadere informatie

Diagnostiek van executieve functies bij adolescenten

Diagnostiek van executieve functies bij adolescenten Diagnostiek van executieve functies bij adolescenten Samenvatting presentatie congres EF bij adolescenten Utrecht, 19 juni 2012 Dr. Mariëtte Huizinga Universiteit van Amsterdam Executieve functies Weerstand

Nadere informatie

Werkgeheugen en TOS. Brigitte Vugs. Klinisch Neuropsycholoog Koninklijke Kentalis

Werkgeheugen en TOS. Brigitte Vugs. Klinisch Neuropsycholoog Koninklijke Kentalis Werkgeheugen en TOS Brigitte Vugs Klinisch Neuropsycholoog Koninklijke Kentalis Inhoud presentatie 1. Taalontwikkelingsstoornis 2. Werkgeheugen 3. Werkgeheugen & TOS 4. Behandeling 1. Taalontwikkelingsstoornis

Nadere informatie

Werkgeheugen bij kinderen met SLI. Indeling presentatie. 1. Inleiding. Brigitte Vugs, 19 maart 2009. 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond

Werkgeheugen bij kinderen met SLI. Indeling presentatie. 1. Inleiding. Brigitte Vugs, 19 maart 2009. 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond Werkgeheugen bij kinderen met SLI Brigitte Vugs, 19 maart 2009 Indeling presentatie 1. Inleiding 2. Theoretische achtergrond SLI, Geheugen, Werkgeheugen 3. Ontwikkeling werkgeheugen 4. Relatie werkgeheugen

Nadere informatie

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum BRIEF Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen HTS Report ID 5107-7039 Datum 18.07.2017 Leerkrachtversie Informant: Liesbeth Bakker Leerkracht BRIEF Inleiding 2 / 10 INLEIDING De BRIEF is

Nadere informatie

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum BRIEF-A Vragenlijst executieve functies voor volwassenen HTS Report ID 5107-7038 Datum 18.07.2017 Informantenversie Informant: Liesbeth Bakker Vrouw BRIEF-A Inleiding 2 / 11 INLEIDING De BRIEF-A is een

Nadere informatie

3/4/13. Executieve functies GEDRAG IN GOEDE BANEN LEIDEN: OVER DE ROL VAN EXECUTIEVE FUNCTIES BIJ KINDEREN EN PUBERS

3/4/13. Executieve functies GEDRAG IN GOEDE BANEN LEIDEN: OVER DE ROL VAN EXECUTIEVE FUNCTIES BIJ KINDEREN EN PUBERS GEDRAG IN GOEDE BANEN LEIDEN: OVER DE ROL VAN EXECUTIEVE FUNCTIES BIJ KINDEREN EN PUBERS SAMENVATTING PRESENTATIE SCHOOLPSYCHOLGENCONGRES; AMSTERDAM; 15 MAART 2013 Dr. Mariëtte Huizinga Vrije Universiteit

Nadere informatie

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel

Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Voorspellers van Leerbaarheid en Herstel bij Cognitieve Revalidatie van Patiënten met Niet-aangeboren Hersenletsel Een onderzoek naar de invloed van cognitieve stijl, ziekte-inzicht, motivatie, IQ, opleiding,

Nadere informatie

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar

Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen. bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Sekseverschillen in Huilfrequentie en Psychosociale Problemen bij Schoolgaande Kinderen van 6 tot 10 jaar Gender Differences in Crying Frequency and Psychosocial Problems in Schoolgoing Children aged 6

Nadere informatie

BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst

BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst Instrument BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst Met de BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst kunnen executieve functies bij een kind in kaart gebracht worden. Executieve functies zijn cognitieve

Nadere informatie

Behandeling van Executieve Functies bij kinderen met TOS Bevindingen en implicaties van een pilot-studie

Behandeling van Executieve Functies bij kinderen met TOS Bevindingen en implicaties van een pilot-studie Behandeling van Executieve Functies bij kinderen met TOS Bevindingen en implicaties van een pilot-studie Pleun Huijbregts 13 november 2014 Opzet presentatie 1. Executieve functies (EF) 2. EF en TOS 3.

Nadere informatie

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Zelfrapportageversie

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum Zelfrapportageversie BRIEF Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen HTS Report ID 5107-7039 Datum 18.07.2017 Zelfrapportageversie BRIEF Inleiding 2 / 10 INLEIDING De BRIEF is een vragenlijst waarmee executieve

Nadere informatie

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon

Karen J. Rosier - Brattinga. Eerste begeleider: dr. Arjan Bos Tweede begeleider: dr. Ellin Simon Zelfwaardering en Angst bij Kinderen: Zijn Globale en Contingente Zelfwaardering Aanvullende Voorspellers van Angst bovenop Extraversie, Neuroticisme en Gedragsinhibitie? Self-Esteem and Fear or Anxiety

Nadere informatie

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen

Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk. gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Het executief en het sociaal cognitief functioneren bij licht verstandelijk gehandicapte jeugdigen. Samenhang met emotionele- en gedragsproblemen Executive and social cognitive functioning of mentally

Nadere informatie

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Elizabeth Smit ID Datum Zelfrapportageversie BRIEF-A Vragenlijst executieve functies voor volwassenen HTS Report ID 255-83 Datum 23.06.2015 Zelfrapportageversie 3 / 12 INTERPRETATIE De BRIEF-A is binnen het diagnostisch proces te gebruiken als onderdeel

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

kun je ze trainen? Executieve Functies: ARTIKELEN

kun je ze trainen? Executieve Functies: ARTIKELEN Executieve Functies: kun je ze trainen? Brigitte Vugs, Pleun Huijbregts en Juliane Cuperus Steeds vaker blijkt dat kinderen met een taalontwikkelingsstoornis problemen hebben op het gebied van executieve

Nadere informatie

BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst

BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst Pagina 1 van 17 BRIEF Executieve Functies Gedragsvragenlijst Executieve functies gedragsvragenlijst Met de BRIEF kunnen executieve functies op gedragsniveau in kaart worden gebracht bij kinderen tussen

Nadere informatie

Executieve Functies en Werkgeheugen. Dr. Dorine Slaats Klinisch neuropsycholoog

Executieve Functies en Werkgeheugen. Dr. Dorine Slaats Klinisch neuropsycholoog Executieve Functies en Werkgeheugen Dr. Dorine Slaats Klinisch neuropsycholoog U krijgt antwoord op: 1. Wat is het werkgeheugen? 2. Hoe belangrijk is het werkgeheugen? 3. En wat als het werkgeheugen faalt?

Nadere informatie

Peuters met TOS in kaart gebracht

Peuters met TOS in kaart gebracht ARTIKELEN Peuters met TOS in kaart gebracht Kenmerken van 2-5 jarige kinderen die een TOS-behandelgroep bezoeken Maartje Kouwenberg, Bernadette Vermeij, Anne Spliet en Karin Wiefferink In dit artikel wordt

Nadere informatie

Running Head EXECUTIEVE FUNCTIES EN EXTERNALISEREND GEDRAG BIJ ADOLESCENTEN

Running Head EXECUTIEVE FUNCTIES EN EXTERNALISEREND GEDRAG BIJ ADOLESCENTEN 1 Zelf Gerapporteerde Alledaagse Executieve Functies en Externaliserende Gedragsproblemen bij Adolescenten in en buiten de Jeugdhulpverlening Self-reported Everyday Executive Functioning and Externalising

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Otto Peterszoon ID icode TE9Q Datum

BRIEF. Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen. HTS Report. Otto Peterszoon ID icode TE9Q Datum BRIEF Vragenlijst executieve functies voor 5- tot 18-jarigen HTS Report ID 255-199 icode TE9Q Datum 03.10.2015 Ouderversie Informant: Roelofsen moeder BRIEF Interpretatie 3 / 11 INTERPRETATIE De BRIEF

Nadere informatie

Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden. Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen

Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden. Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen Bepaling van het taalbegrip bij kinderen tot en met 25 maanden Liesbeth Schlichting Rijksuniversiteit Groningen Taalstoornissen Primair: specifieke taalontwikkelingsstoornissen (SLI) Secondair: niet-specifiek

Nadere informatie

gebaren bij jonge kinderen met TOS

gebaren bij jonge kinderen met TOS Het gebruik van gebaren bij jonge kinderen met TOS Karin Wiefferink, Maaike Diender, Marthe Wijs, Bernadette Vermeij Vaak wordt in interactie met jonge kinderen met TOS de gesproken taal ondersteund met

Nadere informatie

IDS-2. Intelligentie- en ontwikkelingsschalen voor kinderen en jongeren. HTS Report. Jeroen De Vries ID Datum

IDS-2. Intelligentie- en ontwikkelingsschalen voor kinderen en jongeren. HTS Report. Jeroen De Vries ID Datum IDS-2 Intelligentie- en ontwikkelingsschalen voor kinderen en jongeren HTS Report ID 256-867 Datum 27.09.2018 IQ screening Testleider: - INLEIDING IDS-2 - scorehulp 2/5 Inleiding De intelligentie- en ontwikkelingsschalen

Nadere informatie

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportageversie

BRIEF-A. Vragenlijst executieve functies voor volwassenen. HTS Report. Jeroen de Vries ID Datum Zelfrapportageversie BRIEF-A Vragenlijst executieve functies voor volwassenen HTS Report ID 5107-7038 Datum 18.07.2017 Zelfrapportageversie BRIEF-A Inleiding 2 / 11 INLEIDING De BRIEF-A is een vragenlijst waarmee executieve

Nadere informatie

Werkgeheugen in de praktijk: Ontwikkeling en stoornissen

Werkgeheugen in de praktijk: Ontwikkeling en stoornissen Werkgeheugen in de praktijk: Ontwikkeling en stoornissen Drs. Berrie Gerrits Ik ga op reis en ik neem mee Centraal executieve systeem Fonologische lus Episodische buffer Visueel- Ruimtelijk kladblok Model

Nadere informatie

De Relatie tussen het Adaptief en Cognitief Functioneren van Dak- en Thuisloze Jongeren en het Wel of Niet Hebben van een Psychiatrische Diagnose

De Relatie tussen het Adaptief en Cognitief Functioneren van Dak- en Thuisloze Jongeren en het Wel of Niet Hebben van een Psychiatrische Diagnose De Relatie tussen het Adaptief en Cognitief Functioneren van Dak- en Thuisloze Jongeren en het Wel of Niet Hebben van een Psychiatrische Diagnose The Relationship between Adaptive and Cognitive Functioning

Nadere informatie

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression

Executief Functioneren en Agressie. bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag. Executive Functioning and Aggression Executief Functioneren en Agressie bij Forensisch Psychiatrische Patiënten in PPC Den Haag Executive Functioning and Aggression in a Forensic Psychiatric Population in PPC The Hague Sara Helmink 1 e begeleider:

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

INDICATIESTELLING HOORTOESTEL OF CI; HET BELANG VAN DE COGNITIEVE ONTWIKKELING

INDICATIESTELLING HOORTOESTEL OF CI; HET BELANG VAN DE COGNITIEVE ONTWIKKELING INDICATIESTELLING HOORTOESTEL OF CI; HET BELANG VAN DE COGNITIEVE ONTWIKKELING Merle Boerrigter, MSc Dr. Anneke Vermeulen Prof. Henri Marres Prof. Emmanuel Mylanus Dr. Margreet Langereis Radboudumc Hearing&Implants

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme

Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effecten van contactgericht spelen en leren op de ouder-kindrelatie bij autisme Effects of Contact-oriented Play and Learning in the Relationship between parent and child with autism Kristel Stes Studentnummer:

Nadere informatie

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen

De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van. Kinderen Voorschoolse vorming en de ontwikkeling van kinderen 1 De Relatie tussen Voorschoolse Vorming en de Ontwikkeling van Kinderen The Relationship between Early Child Care, Preschool Education and Child Development

Nadere informatie

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen

Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen Sociale Cognitie bij Psychisch Gezonde Volwassenen Onderzoek met het Virtuele Lab Social Cognition in Psychologically Healthy Adults Research with the Virtual Laboratory Anja I. Rebber Studentnummer: 838902147

Nadere informatie

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer?

Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag. Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type Dementie als Oorzaak van Seksueel Ontremd Gedrag Aanwezigheid van het Gedrag bij Type Alzheimer? Type of Dementia as Cause of Sexual Disinhibition Presence of the Behavior in Alzheimer s Type? Carla

Nadere informatie

Executief functioneren in relatie tot taal bij kinderen met ADHD en kinderen met SLI. Esther Parigger juni 2012

Executief functioneren in relatie tot taal bij kinderen met ADHD en kinderen met SLI. Esther Parigger juni 2012 Executief functioneren in relatie tot taal bij kinderen met ADHD en kinderen met SLI Esther Parigger juni 2012 APA, 2000 ADHD Taalproblemen zijn ook opgenomen in de symptoomlijst! Diagnose Symptomen -aanwezig

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20683 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Griffith-Lendering, Merel Frederique Heleen Title: Cannabis use, cognitive functioning

Nadere informatie

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5)

Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometrische Eigenschappen van de Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Psychometric Properties of the Youth Anxiety Measure for DSM-5 (YAM-5) Hester A. Lijphart Eerste begeleider: Dr. E. Simon Tweede

Nadere informatie

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten

Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Verschil in Perceptie over Opvoeding tussen Ouders en Adolescenten en Alcoholgebruik van Adolescenten Difference in Perception about Parenting between Parents and Adolescents and Alcohol Use of Adolescents

Nadere informatie

6 Psychische problemen

6 Psychische problemen psychische problemen 6 Psychische problemen Gonneke Stevens In onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van jongeren is het relevant aandacht te besteden aan psychische problematiek, waarbij vaak een

Nadere informatie

Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr Ellen Gerrits, logopedist Congres TaalStaal 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep

Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr Ellen Gerrits, logopedist Congres TaalStaal 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep Wat is een specifieke taalontwikkelingsstoornis? dr, logopedist Congres 9 november 2012 Koninklijke Auris Groep Over welke kinderen praten we vandaag? Engels: Specific Language Impairment: Is SLI wel zo

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd. Communicatie, Mentale functies

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd/ hals Overig, ongespecificeerd. Communicatie, Mentale functies Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Nederlandstalige NonSpeech test (NNST) 4 november 2011 Review: M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking op

Nadere informatie

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date:

Cover Page. Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning in childhood Issue Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/47848 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Netten, Anouk Title: The link between hearing loss, language, and social functioning

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

AANPASSEN IN DENKEN EN DOEN!

AANPASSEN IN DENKEN EN DOEN! AANPASSEN IN DENKEN EN DOEN! Zorgverlening aan mensen met licht verstandelijke beperkingen SPV Studiemiddag 16 mei 2019 1 Agenda 1. Licht verstandelijke beperkingen en groei 2. Tweesystemen model 3. Beperkt

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Bilingualism and Cognition: The Acquisition of Frisian and Dutch Mw. E. Bosma

Bilingualism and Cognition: The Acquisition of Frisian and Dutch Mw. E. Bosma Bilingualism and Cognition: The Acquisition of Frisian and Dutch Mw. E. Bosma Nederlandse samenvatting Tweetaligheid en cognitie: de verwerving van het Fries en het Nederlands Deze dissertatie is het resultaat

Nadere informatie

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Clinical Evaluation of Language Fundamentals (CELF-4- NL ) 20 augustus 2010.

Uitgebreide toelichting van het meetinstrument. Clinical Evaluation of Language Fundamentals (CELF-4- NL ) 20 augustus 2010. Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Clinical Evaluation of Language Fundamentals (CELF-4- NL ) 20 augustus 2010 Review: L.Verlaet, M. D hondt, A. Coussens (Arteveldehogeschool) Invoer: E. v

Nadere informatie

Growing into a different brain

Growing into a different brain 221 Nederlandse samenvatting 221 Nederlandse samenvatting Groeiend in een ander brein: de uitkomsten van vroeggeboorte op schoolleeftijd De doelen van dit proefschrift waren om 1) het inzicht te vergroten

Nadere informatie

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting

Proefschrift. Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems. Merel Griffith - Lendering. Samenvatting Proefschrift Cannabis use, cognitive functioning and behaviour problems Merel Griffith - Lendering Samenvatting Het gebruik van cannabis is gerelateerd aan een breed scala van psychische problemen, waaronder

Nadere informatie

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems.

Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic Play Group Therapy for Children. with Internalizing Problems. Spelgroepbehandeling voor kinderen met internaliserende problemen De Effectiviteit van een Psychodynamische Spelgroepbehandeling bij Kinderen met Internaliserende Problemen. The Effectiveness of Psychodynamic

Nadere informatie

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit

Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit 1 Ouderlijke Controle en Angst bij Kinderen, de Invloed van Psychologische Flexibiliteit Nicola G. de Vries Open Universiteit Nicola G. de Vries Studentnummer 838995001 S71332 Onderzoekspracticum scriptieplan

Nadere informatie

BRIEF-P. Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum

BRIEF-P. Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen. HTS Report. Julia de Vries ID Datum BRIEF-P Vragenlijst executieve functies voor 2- tot 5-jarigen HTS Report ID 5107-7039 Datum 18.07.2017 Ouderversie Informant: Jeroen de Vries Vader BRIEF-P Inleiding 2 / 10 INLEIDING De BRIEF-P is een

Nadere informatie

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven

bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie of Children with a Severe Form of Dyslexia Ans van Velthoven Neuropsychologische Behandeling en Sociaal Emotioneel Welzijn bij Kinderen met een Ernstige Vorm van Dyslexie Neuropsychological Treatment and Social Emotional Well-being of Children with a Severe Form

Nadere informatie

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen

PrOP Tussen Je Oren. gebaseerd op het PrOP-model. the PrOP-model. Mariëtte J.C.P. van der Stappen Effectiviteit kortdurende behandeling PrOP model 1 PrOP Tussen Je Oren Effectiviteit van een Kortdurende Psychologische Behandeling bij Kinderen en Jongeren gebaseerd op het PrOP-model Effectiveness of

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Ondersteuningaanbod voor peuters met problemen in de ontwikkeling. Lex Wijnroks (UU) 22 juni 2015

Ondersteuningaanbod voor peuters met problemen in de ontwikkeling. Lex Wijnroks (UU) 22 juni 2015 Ondersteuningaanbod voor peuters met problemen in de ontwikkeling Lex Wijnroks (UU) 22 juni 2015 1 Individuele ondersteuning voor peuters en hun pedagogisch medewerkers op peutercentra en speelleergroepen

Nadere informatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie

De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de. modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie Causale Relatie tussen intimiteit en seksueel verlangen 1 De causale Relatie tussen Intimiteit en Seksueel verlangen en de modererende invloed van Sekse en Relatietevredenheid op deze relatie The causal

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Dit proefschrift heeft als doel de zorg voor prematuur geboren kinderen te verbeteren. Het gaat in dit proefschrift om kinderen die geboren zijn na een zwangerschapsduur van minder

Nadere informatie

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind.

Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Pesten onder Leerlingen met Autisme Spectrum Stoornissen op de Middelbare School: de Participantrollen en het Verband met de Theory of Mind. Bullying among Students with Autism Spectrum Disorders in Secondary

Nadere informatie

Making sense of numbers

Making sense of numbers Ilona Friso-van den Bos Making sense of numbers Number sense van kleuterklas tot schoolkind, en relaties met rekenen en werkgeheugen 12 september 2014 Deze presentatie Focus: hoe hangt het werkgeheugen

Nadere informatie

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende

Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1. Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Running head: WERKZAAMHEID CLIËNTGERICHTE SPELTHERAPIE 1 Werkzaamheid van Cliëntgerichte Speltherapie bij Kinderen met Internaliserende Problematiek: De Mediërende Invloed van de Ouder-Therapeut Alliantie

Nadere informatie

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken)

Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) Dutch summary (Samenvatting van hoofdstukken) 101 102 Hoofdstuk 1. Algemene introductie Het belangrijkste doel van dit proefschrift was het ontwikkelen van de Interactieve Tekentest (IDT), een nieuwe test

Nadere informatie

Diagnostiek en behandeling

Diagnostiek en behandeling Diagnostiek en behandeling Hans Kaffener Diagnostiek en behandeling Kennismaking met de Doelgroep TOS in theorie en in beleving Wat biedt Kentalis diagnostiek en behandeling Hoe kom je bij Kentalis? verwijsmogelijkheden

Nadere informatie

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten?

Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Beïnvloedt Gentle Teaching Vaardigheden van Begeleiders en Companionship en Angst bij Verstandelijk Beperkte Cliënten? Does Gentle Teaching have Effect on Skills of Caregivers and Companionship and Anxiety

Nadere informatie

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren

INVLOED VAN CHRONISCHE PIJN OP ERVAREN SOCIALE STEUN. De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren De Invloed van Chronische Pijn en de Modererende Invloed van Geslacht op de Ervaren Sociale Steun The Effect of Chronic Pain and the Moderating Effect of Gender on Perceived Social Support Studentnummer:

Nadere informatie

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties

Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als. Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties Testattitudes van Sollicitanten: Faalangst en Geloof in Tests als Antecedenten van Rechtvaardigheidspercepties Test-taker Attitudes of Job Applicants: Test Anxiety and Belief in Tests as Antecedents of

Nadere informatie

Zelfsturend leren met een puberbrein

Zelfsturend leren met een puberbrein Zelfsturend leren met een puberbrein Jacqueline Saalmink In het hedendaagse voortgezet onderwijs wordt een groot beroep gedaan op zelfsturend leren. Leerlingen moeten hiervoor beschikken over vaardigheden

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van

het psychisch functioneren van de ouder, de tevredenheid van de ouders met de (huwelijks)relatie en de gezinscommunicatie. Een beter functioneren van 9 Samenvatting 173 174 9 Samenvatting Kanker is een veel voorkomende ziekte. In 2003 werd in Nederland bij meer dan 72.000 mensen kanker vastgesteld. Geschat wordt dat het hier in 9.000 gevallen om mensen

Nadere informatie

Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht

Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht 1 Problemen met executieve functies bij kinderen met DCD: een literatuuroverzicht Marina Schoemaker, Merel Timmer, Marleen van der Wees, Heleen Reinders Messelink, Chiel Volman, Jolien van den Houten Wat

Nadere informatie

VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 6 16 jaar

VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 6 16 jaar VCLB De Wissel - Antwerpen Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Naam: School: Klas: Geboortedatum: Onderzoeksdatum: Kalenderleeftijd: VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 6 16 jaar 1. Probleemstelling

Nadere informatie

Executief Functioneren en Copingstijl van Normaal- en Hogerbegaafde Volwassenen met een Autismespectrumstoornis

Executief Functioneren en Copingstijl van Normaal- en Hogerbegaafde Volwassenen met een Autismespectrumstoornis EXECUTIEF FUNCTIONEREN, COPINGSTIJL EN ASS 1 Executief Functioneren en Copingstijl van Normaal- en Hogerbegaafde Volwassenen met een Autismespectrumstoornis Executive Functioning and Coping Style in Moderately

Nadere informatie

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys

The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys The development of ToM and the ToM storybooks: Els Blijd-Hoogewys Een reactie door Hilde M. Geurts Lezing Begeer, Keysar et al., 2010: Advanced ToM 50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0 Autisme (n=34) Controle

Nadere informatie

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis

Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Executive functioning bij kinderen met een ontwikkelings- of gedragsstoornis Sylvie Verté INLEIDING Reeds geruime tijd worden pogingen ondernomen om te bepalen welke aspecten van diverse ontwikkelings-

Nadere informatie

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit

Functioneren van een Kind met Autisme. M.I. Willems. Open Universiteit Onderzoek naar het Effect van de Aanwezigheid van een Hond op het Alledaags Functioneren van een Kind met Autisme M.I. Willems Open Universiteit Naam student: Marijke Willems Postcode en Woonplaats: 6691

Nadere informatie

VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 4 8 jaar

VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 4 8 jaar VCLB De Wissel - Antwerpen Vrij Centrum voor Leerlingenbegeleiding Naam: School: Klas: Geboortedatum: Onderzoeksdatum: Kalenderleeftijd: VERSLAG CHC- INTELLIGENTIEONDERZOEK 4 8 jaar 1. Probleemstelling

Nadere informatie

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim

De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim De Relatie tussen Werkdruk, Pesten op het Werk, Gezondheidsklachten en Verzuim The Relationship between Work Pressure, Mobbing at Work, Health Complaints and Absenteeism Agnes van der Schuur Eerste begeleider:

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

IST Standaard. Intelligentie Structuur Test. meneer 1

IST Standaard. Intelligentie Structuur Test. meneer 1 IST Standaard Intelligentie Structuur Test ID 4589-1031 Datum 25.03.2015 IST Inleiding 2 / 12 INLEIDING De Intelligentie Structuur Test (IST) is een veelzijdig inzetbare intelligentietest voor jongeren

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22735 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Yeniad Malkamak, Nihal Title: Self-regulation in ethnic minority children : associations

Nadere informatie

De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs

De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs 1 De ontwikkeling van de Nederlandse taalvaardigheid van kleuters met vroeg vreemde-taal onderwijs Sieneke Goorhuis-Brouwer, KNO, UMCG, Groningen Kees de Bot, Toegepaste Taalwetenschap RUG, Groningen April

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

Kenmerken van peuters met een taalontwikkelingsstoornis

Kenmerken van peuters met een taalontwikkelingsstoornis Kenmerken van peuters met een taalontwikkelingsstoornis Maartje Kouwenberg (Auris) & Bernadette Vermeij (NSDSK) Anne Spliet (Pento) en Karin Wiefferink (NSDSK) Inhoud Doel van het onderzoek Achtergrond

Nadere informatie

7 Nederlandstalige Samenvatting

7 Nederlandstalige Samenvatting 7 Nederlandstalige Samenvatting Autisme is een ontwikkelingsstoornis, waarvan de symptomen zich in de kindertijd voor het eerst manifesteren en gedurende het gehele leven in verschillende vormen aanwezig

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Interactionistische perspectieven benadrukken dat de persoon en zijn of haar omgeving voortdurend in interactie zijn en samen een systeem vormen. Dit idee van integratie

Nadere informatie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie

De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en. Discrepantie De Relatie tussen Betrokkenheid bij Pesten en Welbevinden en de Invloed van Sociale Steun en Discrepantie The Relationship between Involvement in Bullying and Well-Being and the Influence of Social Support

Nadere informatie

Verschillen in het Gebruik van Geheugenstrategieën en Leerstijlen. Differences in the Use of Memory Strategies and Learning Styles

Verschillen in het Gebruik van Geheugenstrategieën en Leerstijlen. Differences in the Use of Memory Strategies and Learning Styles Verschillen in het Gebruik van Geheugenstrategieën en Leerstijlen tussen Leeftijdsgroepen Differences in the Use of Memory Strategies and Learning Styles between Age Groups Rik Hazeu Eerste begeleider:

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd.

Inhoudsopgave Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Fout! Bladwijzer niet gedefinieerd. Validatie van het EHF meetinstrument tijdens de Jonge Volwassenheid en meer specifiek in relatie tot ADHD Validation of the EHF assessment instrument during Emerging Adulthood, and more specific in relation

Nadere informatie

Begaafde jongeren, moeilijke gevallen? Het belang van systematisch onderzoek naar het functioneren van cognitief sterke jongeren

Begaafde jongeren, moeilijke gevallen? Het belang van systematisch onderzoek naar het functioneren van cognitief sterke jongeren Begaafde jongeren, moeilijke gevallen? Het belang van systematisch onderzoek naar het functioneren van cognitief sterke jongeren Dr. Jeroen Lavrijsen & Prof. Karine Verschueren (KU Leuven) Maart 2019 Meer

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting Samenvatting Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid 2 2 3 4 5 6 7 8 Samenvatting 161 162 In de meeste Westerse landen neemt de levensverwachting

Nadere informatie

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd / hals Overige, ongespecificeerd

Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende categorieën Lichaamsregio Hoofd / hals Overige, ongespecificeerd Uitgebreide toelichting van het meetinstrument ComVoor Voorlopers in communicatie 31 oktober 2011 Review M. Jungen Invoer: E. van Engelen 1 Algemene gegevens Het meetinstrument heeft betrekking op de volgende

Nadere informatie