Bachelorscriptie bedrijfseconomie variant organisatie-economie

Transcriptie

1 1 Bachelorscriptie bedrijfseconomie variant organisatie-economie Scriptiebegeleidster: mw. dr. M.T. Brouwer Welke kenmerken van een goed doel bepalen de hoogte van het salaris van de topbestuurder? Empirisch onderzoek naar de grootte van de donatiestroom, het geslacht van de bestuurder, de categorie van het goede doel, de grootte van de subsidiestroom, de efficiency van de bedrijfsvoeringen en hun effect op het salaris van de topbestuurder in de Nederlandse goede doelen sector. Yoeri Suijkerbuijk

2 2 Inhoudsopgave 1. Inleiding blz.: 3 2. Literatuurverslag blz.: Introductie blz.: Grootte van de organisatie blz.: Geslacht van de bestuurder blz.: Internationaal blz.: Categorieën blz.: Subsidie vanuit de overheid blz.: Efficiency van de bedrijfsvoering blz.: 7 3. Onderzoeksmethode blz.: Algemeen model blz.: Uitleg variabelen blz.: 9 4. Resultaten en Analyse blz.: Hypothese 1: is er een relatie tussen de grootte van blz.: 10 de baten en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. 4.2 Hypothese 2: Is er een relatie tussen het geslacht van blz.: 11 de bestuurder en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. 4.3 Hypothese 3: Is er een relatie tussen de categorie van het blz.: 11 goede doel en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. 4.4 Hypothese 4: Is er een relatie tussen de hoogte van de blz.: 12 subsidiestroom en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. 4.5 Hypothese 5: Is er een relatie tussen de efficiency van de blz.: 13 bedrijfsvoering en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. 5. Aanbevelingen vervolgonderzoek en conclusie blz.: Aanbevelingen vervolgonderzoek blz.: Conclusie blz.: 15 Bibliografie blz.: 16 Bijlage blz.: 18

3 3 1. Inleiding De laatste jaren is er veel geschreven en onderzoek gedaan naar de salarisstructuren en salarishoogte van een topbestuurder in profit organisaties, echter is er weinig geschreven over non-profit sector op dit gebied. In dit artikel zullen de kenmerken van een goed doel worden belicht en wat voor invloed deze kenmerken hebben op de hoogte van het salaris van de bestuurder van dit goede doel. De hoogte van het salaris van topbestuurders is de laatste tijd het gesprek van de dag. In de profit branche liggen banken onder vuur, omdat men bonussen blijft uitkeren ondanks het slechte economische klimaat. Ook de goede reputatie van goede doelen is de laatste jaren afgenomen. De donateurs vragen zich af of het geld wel goed besteed wordt, en of er niet te veel aan de kerfstok blijft hangen. Men betaalt maandelijks netjes een bedrag aan een bepaald goed doel en hoopt hiermee armen of de minderbedeelden te helpen, maar vaak is de publieke opinie dat het gedoneerde geld wordt gebruikt om de bestuurders of machtshebbers in een land te verrijken. Een goed voorbeeld van deze graaicultuur onder de topbestuurders van goede doelen is Volkert Manger Cats. Toen in 2004 bekend werd gemaakt dat de man een jaarsalaris had van , ver boven de Balkenende-norm, weigerden de collectanten nog te collecteren en eisten een salarisverlaging. Met deze salarisverlaging ging de heer niet akkoord en er werd geschikt d.m.v. een vertrekregeling. Het bedrag wat de heer mee kreeg was euro. Het probleem van een goed doel is dat men tegenstrijdige krachten moet bedwingen. Men wilt zo veel mogelijk geld besteden aan het uiteindelijke doel, echter moet er ook een stabiele, op continuïteit beruste, organisatie staan. En dit allemaal vanwege het simpele feit dat een euro maar een keer kan worden uitgegeven. Het belang van een goede en integere bestuurder is dus essentieel. Het contrast tussen het integere en altruïstische imago van een goed doel en aan de andere zijde de zelfverrijking en het egoïstische gedrag van de topbestuurders, blijft in de Nederlandse samenleving het gesprek van de dag. En hierdoor is het belangrijk om dit probleem aan te stippen en te onderzoeken. Mijn onderzoeksvraag luidt: Welke kenmerken van een goed doel bepalen de hoogte van het salaris van de topbestuurder? Door middel van verschillende variabelen wordt er een regressie model geschetst. Allereerst zal gekeken worden of de grootte van een organisatie invloed heeft op de hoogte van het salaris van de bestuurder. Tevens zal er worden gekeken of het geslacht van de bestuurder invloed heeft op de hoogte van het salaris. De volgende variabele die zal worden gebruikt is categorie. In dit onderzoek zal de steekproef verdeeld worden in vier groepen

4 4 namelijk: natuur, milieu & dierenbelang, gezondheid, internationale hulp, en welzijn & cultuur. Alle goede doelen kunnen worden onderverdeeld in deze vier groepen en tussen deze groepen zal worden bekeken of er significante verschillen zijn tussen de hoogte van het salaris van de bestuurder. Ook zal worden gekeken of een organisatie in meerdere landen zich heeft gevestigd en of dit een effect heeft op de hoogte van het loon van de bestuurder dit kan worden gemeten door middel van de variabel internationale hulp. Goede doelen die internationale hulp verlenen zullen vaak aan meerdere landen dit doen. Ook zal er worden gekeken of subsidies van de overheid een invloed hebben op het salaris. Er zijn grote verschillen tussen de hoogte van de verkregen subsidies tussen de goede doelen en het is onduidelijk of dit een invloed heeft. Als laatste zal worden gekeken naar de efficiëntie van de bedrijfsvoering, dit zal worden gemeten door middel van twee variabelen, namelijk de kostenratio en de bestedingsratio. De informatie zal worden verkregen door middel van jaarverslagen en jaarrapporten van de desbetreffende organisaties. De data zal worden onderzocht en getoetst door middel van regressie-analyse. Dit onderzoek zal uitgevoerd worden door middel van het econometristisch computerprogramma E-views. In paragraaf twee zullen de verwachtingen worden gecreëerd door middel van een literatuuronderzoek. Er zullen verschillende bronnen gebruikt worden om een beeld te krijgen welke kenmerken van een organisatie een bijdrage leveren aan de hoogte van het salaris van de top bestuurders. Deze artikelen zullen slaan op de profit en de non-profit markt. In dit literatuurverslag wordt er een verwachting gecreëerd voor de variabelen. In paragraaf 3 zal het onderzoek ingeleid worden, de gebruikte variabelen zullen worden uitgelegd. In paragraaf 4 zal een model gecreëerd worden middels de verkregen variabelen. Dit model zal worden getest op de Gauss-Markovveronderstellingen, en daarnaast zullen de resultaten besproken worden en geanalyseerd worden. In Paragraaf 5 zullen de onderzoeksresultaten met de literatuurstudie worden vergeleken en dit zal leiden tot een conclusie. 2. Literatuurverslag In deze paragraaf zullen de gebruikte variabelen worden ondersteund door de gebruikte literatuur. Uit deze literatuur zal een verwachting uit voortvloeien ten opzichte van het onderzoek.

5 5 2.1 Introductie In het Van Dalen woordenboek wordt een goed doel als het volgende gedefinieerd Een goed doel is een algemene benaming voor een organisatie die zijn eigen of andermans activiteiten ontplooit ten bate van een goed doel dat een bepaalde doelgroep of instelling ondersteunt die niet of slechts deel wordt ondersteund door de overheid of een commerciële instelling. Verder is een goed doel een non-profit organisatie, dit houdt in dat zij wel winst mogen maken, maar deze winst niet mogen uitkeren (Hallock 2002, p. 377). Ook goede doelen moeten goed bestuurd worden om zo de doelgroep of instelling zo goed mogelijk te kunnen te ondersteunen, zij het met geld of arbeid. Oster (1998, p ) beweert dat de laatste jaren de salarissen in de non-profit sector gestegen zijn, echter blijven deze salarissen achter op de profit sector door factoren als integriteit en intrinsieke motivatie. 2.2 Grootte van een organisatie Over de grootte van een organisatie en welke invloed dit heeft op de hoogte van het salaris zijn de meningen over verdeeld. Studies van Belkaoui en Picur ( 1993), David, Kochhar en Levitas (1998) en Gray en Canella (2007) leveren lage correlatiewaardes tussen de grootte van de organisatie en het salaris van de topbestuurders, respectievelijk 0.107, en De onderzoeksresultaten van Boyd (1994), Finkelstein en Boyd (1998) en Sanders and Carpenter vinden vele malen hogere correlatiewaardes namelijk 0.62, 0.50 en Dit verschil is met name te verklaren door: verschillende databases, dat er andere statistische technieken gebruikt worden, de verschillende steekproeven en de correlatie tussen de gekozen onafhankelijke variabelen. Tosi, Werner, Katz en Gomez-mejia (2000) hebben op basis van deze onderzoeken een Meta-analyse verricht. Een Meta-analyse is een onderzoek waar onderzoeken over een bepaald onderwerp worden samengevoegd en hier uit bestaat dan één uitkomst met een kleinere foutmarge. Uit dit onderzoek blijkt dat de grootte van een bedrijf voor 40 procent bijdraagt in de variantie van het totale salaris van de topbestuurders. Echter zijn deze onderzoeken gedaan in de profit-sector en geldt dit dan ook voor de nonprofit sector? Uit onderzoeken van Oster (1998 p ) en Hallock (2002 p ) blijkt ook dat er een positieve en significante relatie bestaat tussen de grootte van de organisatie en de hoogte van het salaris van bestuurder in de non-profit sector. Deze relatie is positief volgens Gomez-Mejia, Tosi en Hinken (1987) omdat (1) grote organisaties vaak ook meer hiëratische lagen hebben en het salaris neemt toe waarneer mensen stijgen in de hiërarchie. (2) Traditionele economische theorie zegt dat een persoon wordt betaald naar zijn

6 6 marginaal product. Marginaal product is wat de productie zou dalen wanneer de persoon niet meer zou werken en dit is erg groot bij een bestuurder. (3) Aanbod van topmanagers die een groot bedrijf kunnen runnen is klein hierdoor stijgt de prijs van arbeid (Smith, 1776). (4) Managers moeten gecompenseerd worden voor de grote verantwoordelijkheid en complexiteit die een grote organisatie behoeft. 2.3 Geslacht van bestuurder Vrouwen verdienen over het algemeen minder dan mannen in dezelfde positie. Uit de literatuur blijkt dat vrouwen tussen de 4% en 30% minder verdienen dan vergelijkbare mannen. Verschillende verklaringen worden voor dit voorval gegeven. Zo zouden vrouwen minder salarisgericht zijn dan mannen en hierdoor voor andere soort banen kiezen (O Neill, 1985). Ook zwangerschap en discriminatie en het klassieke kostwinnersmodel spelen hierin een rol. Echter de vraag is of deze verschillen in salaris ook in de tophiërarchische laag bevinden. Hierover zijn meerdere belangrijke onderzoeken over gedaan en deze hebben verschillende uitkomsten. De data die is gebruikt door Bertrand en Hallock (2001, p. 6-9) bestaat uit de vijf best betaalde posities binnen een groot aantal Amerikaanse profit bedrijven tussen 1992 en Wat opvallend is aan deze steekproef is dat 2,5% van deze data uit vrouwen bestaat. Zij verdienen 45% minder dan de mannen. 75% van de 45% kan worden verklaard doordat het minder waarschijnlijk is dat een vrouw de CEO positie bekleedt. De rest kan worden verklaard doordat vrouwen vaker in kleinere bedrijven werken. Wanneer we deze vrouwen vergelijken met vergelijkbare mannen vinden we dat vrouwelijke CEO s vaak meer verdienen dan mannen. Ruggiero (2003) heeft 40 vrouwelijke CEO s vergeleken met 40 vergelijkbare mannelijke CEO s. Hieruit blijkt dat vrouwen niet onderbetaald worden dan mannen maar ook niet overbetaald. Alleen wanneer er ook opties worden aangeboden dan worden vrouwen wel onderbetaald. Echter beweert Lavelle (2001) dat er wel een gender gap bestaat en dus een determinant is van CEO compensatie, omdat de meest verdienende vrouw minder verdient dan de meest verdienende man. Men kunt dus stellen dat de literatuur onverschillig is over dit onderwerp. Oster (1998, p ) heeft geen significante bijdrage gevonden voor het gender gap. 2.4 Internationaal In het artikel van Sanders end Carpenter ( 1998, p ) wordt er een relatie gelegd tussen internationalisatie van een bedrijf en de hoogte van het salaris van de bestuurder. Door de

7 7 internationale positie van het bedrijf wordt de bestuurders taak complexer. En verwacht werd dan ook dat door deze complexiteit het salaris van de bestuurder van een internationale organisatie groter zou zijn dan een bestuurder die alleen nationaal regeerde (gegeven dat alle andere factoren gelijk blijven). Deze verwachting bleek overeen te komen met de gevonden waardes. In dit onderzoek wordt dus een positieve relatie verwacht tussen internationalisatie en compensatie van de bestuurder. De verwachting in dit onderzoek is dus dat groep internationaal een significante bijdrage levert aan het model. 2.5 Categorieën Oster (1998) beweert dat er wel degelijk een verschil in compensatie is tussen de sectoren in de non-profit sector. Met name het belang van grootte en dus ook de compensatie verschilt tussen de sectoren. Non-profit sectoren met activiteiten die het meest lijken op profit organisaties, en organisaties met de grootste profit en non profit mobiliteit zullen eerder meer betalen aan hun CEO. De verwachting van dit onderzoek is dus dat de groep gezondheid, deze groep lijkt het meest op een profit organisatie, dus meer salaris uitkeert aan hun CEO. 2.6 Subsidie vanuit de overheid Giften vanuit de overheid voor goede doelen worden vaak gedaan om goed beleid te stimuleren en om bepaalde faciliteiten te steunen die zonder financiële hulp geen bestaansrecht hebben. Uit wetenschappelijke studie blijkt dat non-profit organisaties met overheidssteun 17 procent meer betalen aan hun bestuurders dan wanneer zij geen overheidsteun zouden krijgen (Hallock, 2002 p ). Dit kan komen omdat organisaties die giften ontvangen een goed beleid voeren en voor dit resultaat ontvangt de bestuurder een hoger salaris. 2.7 Efficiëntie van de bedrijfsvoering Onderzoekers Baber, Daniel en Roberts (2002) hebben onderzoek gedaan naar de efficiency van de bedrijfsvoering ten opzichte van het bezoldigingbeleid. Uit dit onderzoek blijkt dat de spendingratio, het jaarlijks uitgegeven bedrag aan het uiteindelijke doel gedeeld door het totale gedoneerde bedrag, een positief effect heeft op de CEO compensatie. Wanneer de spendingratio toeneemt zal de CEO compensatie ook toenemen. Verder is het onduidelijk wanneer de kostenratio, totale kosten gedeeld door het totaal gedoneerde bedrag, gaat stijgen wat het effect zal zijn op de CEO compensatie. De compensatie zou kunnen worden

8 8 verkleind, er word namelijk minder efficiënter gewerkt en dit wordt bestraft. Ook is het mogelijk dat de CEO compensatie een oorzaak is van de kostenstijging, de compensatie is namelijk een deel van de kosten. Dan zou bij een stijging van de kostenratio de CEO compensatie gaan stijgen. In dit onderzoek zullen deze twee ratio s de efficiency van de bedrijfsvoering meten. Wanneer de spendingratio hoog is en de kosten ratio laag zal er sprake zijn van efficiënte bedrijfsvoering. Wanneer de spendingratio laag is en de kostenratio hoog is dan is er sprake van inefficiënte bedrijfsvoering. 3. Onderzoeksmethode In paragraaf 3.1 worden uitgelegd hoe het onderzoek is opgebouwd en hoe het tot stand is gekomen. In paragraaf 3.2 zullen de gebruikte variabelen worden geïntroduceerd en worden uitgelegd. 3.1 Algemeen model Dit onderzoek zal worden uitgevoerd door middel van regressie analyse. Door deze techniek is het mogelijk om te kijken of er bepaalde samenhang is tussen variabelen. Door middel van statistische en econometrische bewerkingen zal een model worden gecreëerd, waaruit bepaalde conclusies kunnen worden getrokken. De steekproef bestaat uit 100 goede doelen afkomstig van VFI leden lijst. De VFI is een overkoepelende brancheorganisatie van landelijk wervende doelen. Deze ledenlijst bestaat uit 118 goede doelen variërend in grootte, structuur en uiteindelijk doel. Van bepaalde doelen waren gegevens niet beschikbaar of niet bruikbaar voor het onderzoek en zijn daardoor niet opgenomen in het onderzoek. Deze goede doelen opereren allemaal in Nederland en zijn representatief voor de gehele populatie van goede doelen in Nederland. Al deze doelen zijn in het bezit van het CBF keurmerk. Dit keurmerk wordt uitgegeven wanneer een goed doel aan bepaalde eisen voldoet. Deze eisen hebben betrekking tot bestuur, beleid, voorlichting en communicatie, besteding van de middelen en verantwoording. De resultaten van de regressieanalyse worden onderworpen aan vooraf opgestelde hypothesen. Deze hypotheses tezamen zullen een conclusie trekken ten opzichte van de onderzoeksvraag. Mijn hoofdvraag luidt nogmaals welke kenmerken van een goed doel bepalen de hoogte van het salaris van de topbestuurder. De eerste hypothese luidt: is er een relatie tussen de grootte van de baten en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. De tweede hypothese luidt: is er een relatie tussen het geslacht van de bestuurder en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. De derde luidt: is er een relatie tussen de categorie van

9 9 het goede doel en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. De vierde hypothese luidt: is er een relatie tussen de hoogte van de subsidiestroom en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. Deze vier hypothesen hebben allemaal betrekking op absolute getallen en kunnen dus gezamenlijk in een regressie gedraaid worden. De vijfde hypothese luidt: is er een relatie tussen de efficiency van de bedrijfsvoering en de hoogte van het salaris van de bestuurder. Het resultaat word verkregen door middel van relatieve getallen en hiervoor zal dus een aparte regressie gedraaid worden. 3.2 Variabelen model Doel. Deze groep bestaat uit 100 goede doelen afkomstig van VFI leden lijst. De VFI is een overkoepelende brancheorganisatie van landelijk wervende doelen. Deze ledenlijst bestaat uit 118 goede doelen variërend in grootte, structuur en uiteindelijk doel. Van bepaalde doelen waren gegevens niet beschikbaar of niet bruikbaar voor het onderzoek en zijn daardoor niet opgenomen in het onderzoek. Al deze doelen zijn in het bezit van het CBF keurmerk. Dit keurmerk wordt uitgegeven wanneer een goed doel aan bepaalde eisen voldoet. Deze eisen hebben betrekking tot bestuur, beleid, voorlichting en communicatie, besteding van de middelen en verantwoording. Salaris. In deze categorie worden de bezoldiging van de topbestuurder geconstateerd. Dit is het bruto jaarsalaris inclusief vakantiegeld en eindejaarsuitkering, pensioenlast en onkostenvergoeding gedisconteerd naar fulltime werkweek (40 uur) door middel van fte. Al deze gegevens zijn verkregen uit de jaarverslagen van het desbetreffende goede doel van Geslacht: geslacht van topbestuurder in Natuur milieu en dierenbelang Goede doelen die als voornamelijk als doel hebben de flora en fauna te verbeteren en/of te beschermen. Voorbeelden hiervan zijn: Het Wereld Natuurfonds en Greenpeace. Gezondheid Goede doelen die zich inzetten voor het de gezondheid van de mens. Voorbeelden hiervan zijn: Het Aidsfonds en de KWF Kankerbestrijding. Internationale hulp Goede doelen die internationaal opereren en als doel hebben de leefomgeving en leefomstandigheden te bevorderen in arme landen. Voorbeelden hiervan zijn: Oxfam Nofib en Artsen zonder Grenzen. Welzijn en cultuur Goede doelen die zich richten op nationaal en internationale verbetering van het welzijn van de mens. Denk aan Amnesty international en Jantje Beton Subsidie van overheid hoogte van de verkregen subsidie door de overheid

10 10 Totale baten uit eigen werving( inclusief collecten,mailingacties, nalatenschappen, giften en schenkingen, donaties en contributies en verkoop, eigen loterijen, prijsvragen etc.) Som der baten (totale baten uit eigen werving + resultaat verkopen, baten uit gezamenlijke acties, baten uit acties van derde, subsidies van overheid, baten uit beleggingen en overige baten) Kostenratio kosten eigen fondsenwerving in % van baten uit eigenfondsenwerving in %. Bestedingsratio besteed aan doelstelling in % van de totale baten in %. Salarisratio het percentage salaris van de topbestuurder in percentage van de totale donaties. 4. Resultaten en analyse In deze paragraaf zullen de resultaten van het uitgevoerde onderzoek worden getoond en zullen deze geanalyseerd worden. Deze resultaten zijn verwerkt door middel van het econometrisch computerprogramma E-views. De resultaten zijn verdeeld in vijf hypothesen, en zullen één voor één worden beantwoord. De onderstaande resultaten voldoen aan de vier Gaus-markovveronderstellingen en hierdoor mogen wij de ordinary least squared method (OLS) gebruiken als schatter. Deze schatter kan als zuiver en efficiënt worden gezien en kan dus betrouwbaar geacht worden. De resultaten van de Gausmarkovveronderstellingen zijn te vinden in de bijlage. Algemeen model: salaris = β0 + β1*totale donatie + β2*vrouw + β3*gezondheid + β4*subsidie + β5*beleggingen + Ut H0: p-waarde 0,05 H1: p-waarde <0, Hypothese 1: Is er een relatie tussen grootte van de baten en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. Uit de literatuur blijkt dat er inderdaad een relatie bestaat tussen de grootte van de baten en de hoogte van het salaris van een top bestuurder. Onderzoek uitgevoerd in de profit en non-profit sector vonden allemaal een positieve relatie tussen salaris van de bestuurder en de grootte van het bedrijf. De oorzaken die hiervoor gegeven waren de toename van het hiërarchische lagen, en dat het marginaal product van een topbestuurder hoog ligt en daardoor ook zijn loon. Andere redenen is dat het aanbod van mensen die in staat zijn, psychisch en lichamelijk, om een grote onderneming te kunnen runnen klein is en daardoor stijgt de prijs van arbeid.

11 11 In dit onderzoek wordt de grootte van een bedrijf gemeten door middel van de grootte van de totale donatiestroom. Dus hoe groter de donatiestroom hoe groter het goede doel is. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt inderdaad dat er een positieve relatie bestaat. Wanneer de donatiestroom toeneemt, heeft dit een positief effect op de hoogte van het loon van de topbestuurder. Wanneer de grootte van de donatiestroom toeneemt met 1 euro,cetris paribus, zal dit een effect hebben van 0, euro op de hoogte van het salaris van de directeur. De geschatte coëfficiënt is sterk significant, zijn p-waarde is 0,0000 dit is kleiner dan de alfa 0,05 en dus H0 verwerpen. Variabel Verwachting Coëfficiënt Standaardfout t-waarde p-waarde Totale donatie + 0, , , ,0000 Tabel 1: output, totale donatie 4.2 Hypothese 2: Is er een relatie tussen het geslacht van de bestuurder en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. Uit de literatuur blijkt inderdaad dat er een relatie bestaat. Vrouwen verdienen over het algemeen minder dan mannen in dezelfde positie. Uit de literatuur blijkt dat vrouwen tussen de 4% en 30% minder verdienen dan vergelijkbare mannen. Verschillende varklaringen worden voor dit voorval gegeven. Zo zouden vrouwen minder salarisgericht zijn dan mannen en hierdoor voor andere soort banen kiezen (O Neill, 1985). Ook zwangerschap en discriminatie en het klassieke kostwinnersmodel spelen hierin een rol. Echter de vraag is of deze verschillen in salaris ook in de tophiërarchische laag bevinden. Over dit punt zijn onderzoekers het niet eens, sommige beweren dat vrouwen inderdaad minder verdienen dan mannen in topfuncties, andere beweren juist het tegenovergestelde. Uit het onderzoek blijkt dat een vrouwelijke bestuurder 11781,65 minder verdient dan een vergelijkbare man. Door dat de waarde significant is mogen we dit als waar interpreteren. De p-waarde,0,0408, is kleiner dan de alfa van 0,05 en dus H0 verwerpen. Variabel Verwachting Coëfficiënt Standaardfout t-waarde p-waarde Vrouw -/ , , ,353 0,0408 Tabel 2: output, Vrouw 4.3 Hypothese 3: Is er een relatie tussen de categorie van het goede doel en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. Uit verscheidene onderzoeken blijkt dat er een verschil is tussen sectoren zijn

12 12 beloningstructuur. Uit onderzoek bleek dat na verwachting de categorieën gezondheid en internationaal meer zullen betalen aan hun directeuren. Echter waren deze onderzoeken niet gericht op de goede doelen sector maar meer op de bredere vorm de non-profit sector. Uit het onderzoek blijkt dat variabel Internationaal een negatieve coëfficiënt heeft en dus juist een negatieve bijdrage levert aan de salaris van de directeur. Echter is de standaardfout zo groot dat deze variabel geen significante toevoeging is voor het model. De p-waarde, 0,9756, is groter dan de alfa van 0,05 en dus H0 niet verwerpen. Variabel Verwachting Coëfficiënt Standaardfout t-waarde p-waarde Internationaal , ,343-0, ,9756 Tabel 3: output, Internationale hulp Ook is er onderzoek gedaan of er in de sector gezondheid meer wordt verdiend door de directeuren dan bij de andere 3 sectoren. De verwachting was dat in de sector gezondheid meer werd verdiend dan in de andere 3 sectoren. Uit het onderzoek blijkt dat dit hoogstwaarschijnlijk ook zo is. Met een coëfficiënt van 13677,51 en een standaardfout van 6529,817 is deze variabel een significante bijdrage tot het model. De p-waarde is 0,0390 en dit is kleiner dan de alfa van 0,05 en dus H0 verwerpen. De interpretatie van deze onderzoeksresultaten, waarbij cetris paribus wordt verondersteld, is dat een directeur in de gezondheid categorie van de goede doelen, zal naar verwachting 13677,51 meer verdienen dan een vergelijkbaar persoon in een andere categorie. Variabel Verwachting Coëfficiënt Standaardfout t-waarde p-waarde Gezondheid , , ,624 0,0390 Tabel 4: output, gezondheidsector goede doelen. 4.4 Hypothese 4: Is er een relatie tussen de hoogte van de subsidiestroom en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. Uit onderzoek van Hallock (2002) blijkt dat er een positief verband bestaat tussen de hoogte van een subsidiestroom en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. Verwachting van dit onderzoek zal dan ook zijn dat er een positief verband bestaat. In de onderstaande tabel (5) staan de onderzoeksresultaten gegeven. De verwachting van de coëfficiënt zou positief zijn echter is deze negatief. Hieruit blijkt dat er in dit onderzoek een negatieve relatie bestaat tussen de twee variabelen. Met een coëfficiënt van -0, en een standaardfout van 0, is de subsidie variabel een significante bijdrage tot het model.

13 13 De p-waarde van 0,0000 is kleiner dan 0,05 en dus wordt H0 verworpen. De interpretatie van dit onderzoeksresultaat, waarbij cetris paribus wordt verondersteld, is wanneer de subsidiestroom toeneemt met 1 euro zal dit een effect hebben van -0, op de hoogte van het salaris van de directeur. Variabel Verwachting Coëfficiënt Standaardfout t-waarde p-waarde Subsidie + -0, , , Tabel 5: output, subsidie van overheid 4.5 Hypothese 5: Is er een relatie tussen efficiency van de bedrijfsvoering en de hoogte van het salaris van de topbestuurder. In dit onderzoek zal efficiency worden gemeten door middel van twee begrippen, bestedingsratio en de kostenratio. De bestedingsratio is het percentage besteed aan de doelstelling in percentage van de totale baten. De kostenratio is het percentage kosten uit eigen fondswerving in percentage baten de bestedingsratio een positief effect heeft op het salaris. De verwachting van kostenratio is onduidelijk door tegenstrijdige krachten. Deze hypothese is verkregen door een andere regressie dan boven is gebruikt. Dit is nodig omdat hier gebruikt is gemaakt van relatieve getallen. En relatieve getallen en absolute getallen moeten gescheiden worden anders krijgt men foutieve resultaten. Ook de Y variabel is anders dan de bovenstaande regressie, deze is namelijk de salarisratio. De salarisratio is het percentage salaris van de topbestuurder in percentage van de totale donaties. De regressie die gedraaid is staat hieronder gegeven: Salarisratio = β0 + β1*kostenratio + β2*bestedingsratio + Ut H0: p-waarde 0,05 H1: p-waarde <0,05 Uit de verkregen resultaten blijkt dat de bestedingsratio inderdaad een positieve coëfficiënt heeft. En dus heeft de bestedingsratio een positief effect op het salarisratio van de directeur. Met een coëfficiënt van 0, en een standaardfout van 0, is deze variabel een significante bijdrage tot het model. De p-waarde van 0,0000 is kleiner dan de alfa van 0,05 en dus wordt H0 verworpen. Uit het onderzoek blijkt ook dat de kostenratio een positieve coëfficiënt heeft. En hieruit blijkt dus dat de kostenratio een positief effect heeft op de salarisratio van directeur. Met een coëfficiënt van 0, en een standaardfout van 0, is deze variabel een significante

14 14 bijdrage tot het model. De p-waarde van 0,0183 is kleiner dan de alfa van 0,05 en dus wordt de H0 verworpen. Een mogelijke oorzaak voor de positieve coëfficiënt kan zijn dat wanneer het salaris van de directeur toeneemt dan ook de kosten voor het bedrijf en dus ook de kostenratio. Uit beide ratio s blijkt dus wanneer deze toe zouden nemen, gegeven dat de donatiestroom gelijk blijft, het salaris van de topbestuurder ook toe zou nemen. Variabel Verwachting Coëfficiënt Standaardfout t-waarde p-waarde Bestedingsratio + 0, , , ,0000 Kostenratio +/- 0, , , ,0183 Tabel 6: output, Bestedingsratio en Kostenratio. 5.Aanbevelingen en conclusie In paragraaf 5.1 zullen aanbevelingen worden gegeven voor vervolgstudie. En paragraaf 5.2 zal een conclusie bevatten. 5.1 Aanbevelingen voor vervolgstudie Dit onderzoek heeft zich volledig toegespitst op de goede doelen markt. Dat kan als redelijk uniek worden beschouwd omdat het voorafgaande onderzoek zich vooral heeft toegespitst of op de profit markt of op de gehele non-profit sector. En dit terwijl de non-profit sector vrij breed is in zijn soort, van voetbalverenigingen tot ziekenhuizen. Hierdoor is er nog veel onderzoeksmogelijkheden te vinden in de goede doelen sector. Deze onderzoeken zouden kunnen bijdragen aan de efficiency van besteding van gedoneerd geld en de transparantie van de markt. In dit onderzoek is gebruik gemaakt van goede doelen die aangesloten zijn bij een keurmerk, het centraal bureau fondsen. Het voordeel voor dit onderzoek was dat de data relatief makkelijk verkrijgbaar was door dit keurmerk. Echter krijgt je misschien een vertekend beeld van de goede doelen wereld,omdat deze goede doelen al goed gekeurd en positief bevonden waren door dit keurmerk. De steekproef is misschien niet representatief voor de gehele populatie. Tevens is het mogelijk om een grotere steekproef te nemen. Hierdoor is het mogelijk de standaardfout te verkleinen en de foutmarge te beperken, en zo dus een meer betrouwbaar onderzoek te doen. Ook is het mogelijk om deze resultaten te vergelijk met het buitenland of tussen sectoren in Nederland.

15 Conclusie De hoofdvraag van dit onderzoek luidt welke kenmerken van een goed doel bepalen de hoogte van het salaris van de topbestuurder. Hiervoor zijn verscheidene variabelen onderzocht. Deze variabelen zijn verkregen door middel van literatuurstudie. Deze variabelen waren: totale donatiestroom, geslacht topbestuurder, categorie goede doel, hoogte van subsidiestroom, en de efficiency van de bedrijfsvoering. Uit de literatuurstudie bleek een verwachting van de coëfficiënt, een positieve dan wel negatieve bijdrage aan de hoogte van het salaris van de topbestuurder. De data bestaat uit een steekproef van 100 goede doelen afkomstig van de VFI ledenlijst, met een CBF keurmerk. Deze goede doelen varieerden van grootte, structuur en uiteindelijk doel. Door middel van een regressieanalyse is er model gecreëerd waarbij de salaris de afhankelijke variabel was en de bovengegeven variabelen de onafhankelijke variabelen. Uit het onderzoek bleek dat veel van deze variabelen invloed hadden op het loon van de topbestuurder. Grootte van donatiestroom en dus grootte van een goed doel had een positief invloed op het loon. Ook bleek dat vrouwelijke topbestuurders beduidend minder verdienen dan vergelijkbare mannen. De categorie goede doelen die zich inzet voor de gezondheid van de mens, zogenaamde gezondheid categorie, verdiende beduidend meer dan andere categorieën goede doelen zoals internationale hulp, welzijn, natuur, milieu & dierenbelang. Verwachting was dat categorie internationale hulp ook significant zou verschillen echter was dit niet het geval. Ook bleek uit onderzoek dat er geen positief maar negatief verband bestaat tussen de hoogte van de subsidiestroom en de hoogte van het loon van de bestuurder. Ook is de efficiency van de bedrijfsvoering gemeten door middel van twee begrippen namelijk kostenratio en de bestedingsratio. Deze bleken beiden een significante, positief effect te hebben op de salarisratio. Uit beide ratio s blijkt dus wanneer deze toe zouden nemen, gegeven dat de donatiestroom gelijk blijft, het salaris van de topbestuurder ook toe zou nemen. Met dit onderzoek is het mogelijk om te zien waarom er nou grote verschillen zijn in bezoldiging tussen de goede doelen. Wanneer deze variabelen en getallen duidelijk zijn is het ook mogelijk om de transparantie en efficiency het besteden van het gedoneerde geld te verbeteren, en dus ook het vertrouwen van de Nederlandse donateur.

16 16 Bibliografie Barber, W.R., P.L. Daniel, A.A. Roberts (2002). Compensation to Managers of Charitable Organizations: An Empirical Study of the Role of Accounting Measures of Program. The Accounting Review, Vol. 77, No. 3 pp Belkaoui, A., R. Picur ( 1993). An analysis of the use of accounting and market measures of Performance, CEO experience and nature of deviation from analyst forecasts. Managerial Finance, 19 (2): Bertrand, M. en K.F. Hallock (2001). Gender gap in top corporate jobs. Ind Labor Relations Rev 55:3-21 Boyd, B. K.( 1994). Board control and CEO compensation. Strategic Management Journal, 15: Centraal Bureau Fondsen (2010). Goede doelen jaarverslagen ( maart-augustus 2010 David, P., R. Kochhar, en E. Levitas ( 1998). The effect of institutional investors on the level and mix of CEO compensation. Academy of Management Journal, 41: Finkelstein, S., en B. Boyd( 1998). How much does the CEO matter? The role of managerial discretion In the setting of CEO compensation. Academy of Management Journal, 41 (2): Gomez-Mejia, L. R., H. Tosi, en T. Hinken( 1987). Managerial control, performance, and executive compensation. Academy of Management Journal, 30: Gray, S. R., en A.A Cannella(1997). The role of risk in executive compensation. Journal of Management, 23: Hallock, K., (2002). Managerial pay and governance in American nonprofits. Industrial R Relations 41, Lavelle, L. (2001). For female CEOs, it's stingy at the top. Business Week online, April 23. Meijer, M.M., F.G.A de Bakker, J.H Smit en T. Schuyt T (2006). Corporate giving in the Netherlands : exploring the amounts involved and the motivations for donating. Int J Nonprofit Volunt Sect Mark 11 (1):13 28 Mohan, N., J. Ruggiero (2003) Compensation Differences between Male and Female CEOs for Publicly Traded Firms: The Journal of the Operational Research Society, Vol. 54, No. 12, O'Neill, J. (1985). The trend in the male female gap in the United States. Journal of Labor Economics, 3,

17 17 Oster, S.( 1998). Executive Compensation in the Nonprofit Sector. Nonprofit Management and Leadership 8, Sanders, G, M.A. Carpenter (1998). Internationalization and Firm Governance: The Roles of CEO Compensation, Top Team Composition, and Board Structure. Special Research Forum on Managerial Compensation and Firm Performance, Smith, A (1776). An inquiry into the nature and causes of the wealth of nations. G. Routledge 1895 Edition Tosi,H.L., S. Werner, J.P. Katz, L. Gomez-Mejia (2000). How much does performance Matter? A meta-analysis of CEO pay studies. Journal of Management, 26, VFI (2010) ledenlijst ( maart- april 2010 Woordenboek (2010).Begrippen( maart- april 2010

18 18 Bijlage Output Eviews, regressie 1. Dependent Variable: SAL Method: Least Squares Date: 09/06/10 Time: 15:18 Sample: Included observations: 97 Variable Coefficient Std. Error t-statistic Prob. C TOTDON VROUW INTERNATIONAAL GEZONDHEID SUB BELEGGINGEN R-squared Mean dependent var Adjusted R-squared S.D. dependent var S.E. of regression Akaike info criterion Sum squared resid 6.40E+10 Schwarz criterion Log likelihood Hannan-Quinn criter F-statistic Durbin-Watson stat Prob(F-statistic) bijlage 2, output eviews, regressie: efficiency Dependent Variable: SALARISGRAAD Method: Least Squares Date: 09/08/10 Time: 12:40 Sample: Included observations: 92 Variable Coefficient Std. Error t-statistic Prob. C BESTEDINGSGRAAD KOSTENGRAAD R-squared Mean dependent var Adjusted R-squared S.D. dependent var S.E. of regression Akaike info criterion Sum squared resid Schwarz criterion Log likelihood Hannan-Quinn criter F-statistic Durbin-Watson stat Prob(F-statistic)

19 19 Bijlage 3, uitkomst whitetoets. Heteroskedasticity Test: p-waarde > alfa 0.05% dus Ho niet werpen, de data kan als homoskedastisch worden beschouwd. F-statistic Prob. F(18,78) Obs*R-squared Prob. Chi-Square(18) Scaled explained SS Prob. Chi-Square(18) Test Equation: Dependent Variable: RESID^2 Method: Least Squares Date: 09/02/10 Time: 12:15 Sample: Included observations: 97 Collinear test regressors dropped from specification Variable Coefficient Std. Error t-statistic Prob. C 9.11E E TOTDON TOTDON^2 9.24E E TOTDON*VROUW TOTDON*GEZONDHEID TOTDON*SUB 1.33E E TOTDON*BELEGGINGEN 4.23E E VROUW -4.84E E VROUW*GEZONDHEID -4.39E E VROUW*SUB VROUW*BELEGGINGEN GEZONDHEID 3.89E E GEZONDHEID*SUB GEZONDHEID*BELEGGINGEN SUB SUB^2-1.32E E SUB*BELEGGINGEN -1.07E E BELEGGINGEN BELEGGINGEN^2-4.92E E

20 20 R-squared Mean dependent var 6.59E+08 Adjusted R-squared S.D. dependent var 1.25E+09 S.E. of regression 1.25E+09 Akaike info criterion Sum squared resid 1.23E+20 Schwarz criterion Log likelihood Hannan-Quinn criter F-statistic Durbin-Watson stat Prob(F-statistic) Bijlage 4, Gauss-markovveronderstellingen Gauss-markovveronderstelling 1 toegevoegd. E(Ut) = 0. Voldoet want er is een constante tot de model Gauss-markovveronderstelling 2, Populatie covariantie (Ut,Xt) = 0. Wordt aan voldaan, er bestaat geen aanwijsbaar bewijs dat er covariantie bestaat tussen de storingterm en een onafhankelijke variabel Gauss-markovveronderstelling 3 Variantie (Ut) = σ². Aan deze voorwaarde is voldaan. Zie bijlage 3 getest door middel van de Whitetoets. Gauss-markovveronderstelling 4 Covariantie(Ut,Up) = 0 als P t. De verschillende storingstermen hebben geen verband met elkaar, dit wordt ook wel autocorrelatie genoemd. In dit onderzoek bekijkt men data op een gegeven punt en vergelijkt dit niet met voorgaande periodes. Dus er kan nooit autocorrelatie ontstaan, dus voldoet.

21 21 bijlage 5: verkregen data en de gebruikte goede doelen.