Vragen raadsleden cie. LB n.a.v. te behandelen raadsvoorstellen (inclusief antwoorden)

Transcriptie

1 Vragen raadsleden cie. LB n.a.v. te behandelen raadsvoorstellen (inclusief antwoorden) Raadsvoorstel : Concept duurzaamheidsagenda Indiener Nr. Vraag en antwoord VVD 1. De PvdD stelt in het amendement dat 20% het oude ambitieniveau is. Klopt dit? Zo ja, wat is de reden dat voor een lager % is gekozen? Is dat op basis van dezelfde meeteenheid? Landelijk is de klimaatdoelstelling verlaagd van 20 naar 14 % door het huidige kabinet (de meeteenheid is onveranderd). VVD 2. Uit de duurzaamheidsagenda maak ik op dat het % van de verbruikte energie die lokaal opgewekt dient te worden in regionaal (Holland Rijnland) verband bepaald is. Klopt dit? Het landelijk ambitieniveau is verlaagd naar 14% en die doelstelling willen we in regionaal verband realiseren. Het behalen van deze ambitieuze doelstelling kan ook alleen in regionaal verband want alle vormen van energie opwekking zijn nodig. Leiden kan dit percentage dus niet zelfstandig verhogen. Het percentage van de verbruikte energie waar vragensteller op doelt wordt benoemd in het regionaal klimaatprogramma Holland Rijnland. Hierin wordt niet bepaald wat lokaal opgewekt dient te worden. Niet elke gemeente heeft de mogelijkheid om bijvoorbeeld windmolens te plaatsen. VVD 3. Als het in regionaal verband bepaald is, welke gevolgen heeft het als Leiden eenzijdig de ambitie verhoogt? Ik ben met name benieuwd of dit nadelige effecten op de regionale samenwerking heeft en of een ambitie van 20% überhaupt realistisch is als zij slechts door Leiden nagestreefd wordt. Zie ook antwoord op vraag 2: het behalen van deze ambitieuze doelstelling kan alleen in regionaal verband want alle vormen van energie opwekking zijn nodig. Leiden kan dit percentage dus niet zelfstandig verhogen. Om de 14 % doelstelling binnen de regio in 2020 te realiseren wordt een grote inspanning gevraagd (op dit moment is 3% van de 14 gerealiseerd). Om de doelstelling te halen moeten alle mogelijkheden op het gebied van duurzame energieopwekking worden benut. Het gaat hierbij om windenergie, zonne-energie, geothermie, biomassa en collectieve warmtenetten. VVD 4. Is Leiden in staat om deze 20% op eigen grondoppervlak te realiseren? Zo ja, op welke wijze en waar? Zo nee, waarom niet? Nee, zie ook voorgaande antwoorden: de ambitie van 14 % is al ambitieus en zal de nodige extra inzet vergen naast de regionale samenwerking. VVD 5. Door middel van welke energiebronnen waar in de regio kan de 20% behaald worden? Dat zal de regionale energievisie moeten uitwijzen, te denken valt aan: windenergie, zonneenergie, geothermie, biomassa en collectieve warmtenetten. VVD 6. Welke extra kosten zijn er gemoeid met het verhogen van de ambitie van 14% naar 20%? En kan het college dit bedrag dekken en zo ja, waaruit? Zie het antwoord op vraag 3: het nastreven van een ambitieniveau van 20% door alleen Leiden 1

2 is niet realistisch en niet haalbaar. VVD 7. Is het vanuit milieuperspectief zinvol en effectief om gemeentelijke een ander % na te streven dan regionaal of zelfs nationaal? Graag toelichten. Het moge duidelijk zijn dat elke poging om duurzamer met onze wereld om te gaan zinvol is, immers alle kleine beetjes helpen. Het mondiale klimaatprobleem zal voor een belangrijk deel lokaal moeten worden opgelost. In die zin is elke lokale bijdrage aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen effectief. Echter, zoals ook uit voorgaande antwoorden blijkt, een hogere doelstelling van een gemeente op zichzelf is niet haalbaar en niet realistisch. Daar komt bij, de doelstelling van 14% is al ambitieus voor de regio Holland-Rijnland en zal veel inspanning vergen. VVD T.a.v. het aangekondigde amendement m.b.t. verhoging GPR-cijfer 8. Ziet de GPR-score van 7 op nieuwbouw of op bestaande bouw? Als het (ook) ziet op bestaande bouw, hoe verhoudt deze score zich tot landelijke wetgeving m.b.t. bouwvoorschriften? Welke consequenties heeft dit? De GPR-score 7 betreft nieuwbouw. VVD 9. Welke middelen heeft de gemeente om de score van 7 (0f 7,5 or 8 etc.) af te dwingen bij bouwers en kopers? Geen. Bij 'bouwers' gaat het om het stimuleren en 'verleiden' van deze partijen om de ambities te realiseren, ten bate van een kwalitatief betere, gezondere, meer comfortabele en duurzame woning. VVD 10. Waarom heeft het college gekozen voor de GPR-score van een 7? De score '7' is als basisambitie opgenomen in het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedenbouw dat door alle gemeenteraden van de regio is vastgesteld. Het is een licht aangescherpte ambitie ten opzichte van het landelijk geldende Bouwbesluit. Door de recente aanscherping van het Bouwbesluit is deze ambitie (een score van 7) inmiddels voor energie en gezondheid ingehaald door het landelijk geldende Bouwbesluit. VVD 11. Kunt u uitleggen wat deze 7 precies inhoudt en wat het -qua kosten en qua milieueffectverschilt van een 7,5 of een 8? GPR Gebouw geeft inzicht in de duurzaamheid van een gebouw in brede zin. Na invoer van een aantal gegevens, worden de prestaties zichtbaar van vijf deelonderwerpen: energie, milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde. Per deelonderwerp kunnen maximaal 10 punten gescoord worden. Een bouwende partij kan in het rekenprogramma zelf maatregelen invoeren, die vervolgens worden doorgerekend en een score opleveren. Op die manier kan de bouwer zelf de voor hem meest optimale keuze maken in het maatregelenpakket dat leidt tot een bepaalde eindscore. Het is daarmee een voor bouwers flexibel instrument, dat niet voorschrijft hoe een ambitie gehaald dient te worden. Dit levert vrijheid op voor bouwende partijen om de ambitie te bereiken. Volgens de ontwikkelaars van GPR (W/E adviseurs en de gemeente Tilburg) bedragen de meerkosten van het ambitieniveau euro (prijspeil 2011, inclusief opslagen aannemer, exclusief btw) voor een tussenwoning, ten opzichte van een vergelijkbare woning zoals die nu gebouwd wordt (het huidig marktniveau). Het milieueffect van een hogere ambitie bestaat uit een lager verbruik van (eindige, fossiele) 2

3 brandstoffen, minder CO2-uitstoot en een lagere milieubelasting door gebruik van meer milieuvriendelijke bouwmaterialen (bijvoorbeeld duurzaam geproduceerd hout, geen gebruik van metalen als lood en zink die uitlogen en bodem en grondwater verontreinigen). VVD 12. Wat kost het de huizenkoper om van een 7 naar een 7,5 of een 8 te gaan? In hoeveel jaar heeft de koper deze extra investering er door energiebesparingen uit? Een hoger ambitieniveau levert de huizenkoper een hogere woonkwaliteit, lagere energiekosten, een gezondere en een meer waardevaste woning op. Dit betekent dat de extra investering van een hoger ambitieniveau op termijn wordt terugverdiend. Zie voorts het antwoord op vraag 14. Over de extra investeringskosten kan het volgende worden opgemerkt (prijspeil 2011, bouwkosten inclusief opslagen aannemer, exclusief btw): Het realiseren van een score van 7,5 voor alle vijf de thema s die GPR onderscheidt, betekent voor een tussenwoning een extra investering van euro ten opzichte van een 7. Een 8 voor alle thema s vergt een extra investering van bijna euro ten opzichte van een 7,5. De extra investering van realisatie van ambitieniveau 8 ten opzichte van het huidige marktniveau is voor een tussenwoning maximaal euro. Een 7,5 voor de thema s milieu, gezondheid, gebruikskwaliteit en toekomstwaarde en een 8 voor het thema energie zoals het amendement Verhoging GPR-cijfer voorstelt, zal een extra investering vergen voor een tussenwoning van enkele duizenden euro s. Als indicatie kan gerekend worden op gemiddeld euro ten opzichte van het huidig marktniveau. VVD 13. Welke GPR-scores worden in Holland Rijnland en in het bijzonder de directe Leidse omgeving toegepast? Is sprake van een regionaal afsproken streefwaarde? Zie hiervoor bij het antwoord op vraag 10: de score '7' is als basisambitie neergelegd in het Regionaal Beleidskader Duurzame Stedebouw dat door Leiden en de andere gemeenteraden is vastgesteld. Dit is een licht aangescherpte ambitie ten opzichte van het landelijk geldende Bouwbesluit. Als extra ambitie is in het Regionaal Beleidskader een score 8 genoemd. Voor vastgoed dat wordt ontwikkeld door de gemeente geldt volgens het genoemde Beleidskader als basisambitie eveneens een '8' vanwege de voorbeeldfunctie die gemeenten daarmee vervullen. VVD 14. We hebben te maken met een stagnerende huizenmarkt. Welk effect op de huizenmarkt in Leiden verwacht het college bij het aanvaarden van dit amendement? Duurzaam gebouwde woningen hebben lage energielasten, een gezond binnenklimaat en zijn een pre in waardeontwikkeling, zo blijkt uit landelijk onderzoek. Vastgoed met lage energie- en exploitatielasten biedt daarnaast een gunstig verhuur- en exploitatieperspectief. Verwacht mag worden dat goede en duurzame woningen met een hoge GPR-score een gunstig effect hebben op de vraag naar nieuwbouwwoningen, omdat deze de genoemde extra kwaliteiten en voordelen bieden voor de koper. VVD 15. Is het vanuit milieuperspectief zinvol en effectief om gemeentelijke een andere streefwaarde na te streven dan regionaal of zelfs nationaal? Graag toelichten. Zie antwoord op vraag7. 3

4 VVD 16. Is afgesproken dat in 2020 alle nieuwbouw energieneutraal moet zijn? Zo ja, waar? En is het ambitieniveau 7 hoog genoeg om in 2020 alle nieuwbouw energieneutraal te laten zijn? Energieneutraal betekent een GPR-score van 10 op het onderwerp energie. De wettelijke eis die ingaat in 2015 door opname in het Bouwbesluit komt overeen met een GPR score van 8 voor het onderwerp energie. Het vanaf nu hanteren van een ambitie van 8 betekent derhalve, dat enkele jaren vooruitgelopen wordt op de landelijke (wettelijke) aanscherping van het Bouwbesluit. Dit geeft bouwende partijen de kans om nu al kennis te maken en ervaring op te doen met ambitieniveaus die binnen enkele jaren landelijk verplicht worden. Raadsvoorstel : Plan van aanpak NME Indiener Nr. Vraag en antwoord PvdA 1. Wat zijn de gemiddelde jaarlijkse huurinkomsten van de locatie Het Reigersbos over de afgelopen vijf jaar? De locatie Het Reigersbos is altijd een onderdeel geweest van Natuur en Milieueducatie. Van huurinkomsten was geen sprake. Intern werd geen huur gevraagd aan NME voor gebruik van deze panden. De locatie werd gebruikt voor tentoonstellingen over de natuur, voor educatieve doeleinden en voor bijeenkomsten van vrijwilligers. Ook maakten in- en externe partijen af en toe gebruik van de locatie voor vergaderingen en bijeenkomsten en daar werd een kleine vergoeding voor gevraagd. PvdA 2. Op welk bedrag aan jaarlijkse huurinkomsten wordt gerekend in scenario 2? In scenario 2 is het de bedoeling dat de locatie verhuurd wordt aan een externe partij waardoor structurele vaste huuropbrengsten worden verkregen. Het streven is een partij te vinden met affiniteit heeft aan groen of natuur en milieu, en die activiteiten biedt die meer publiek naar de locatie toe trekken zodat het bezoekerscentrum en het park (nog) intensiever gebruikt worden. Uitgangspunt daarbij is dat deze externe partij de zondagopenstelling van het theehuis handhaaft omdat dit altijd veel bezoekers trekt. In totaal moet er jaarlijks vanaf aan inkomsten gegenereerd worden, waarvan een deel dus voort moet komen uit huuropbrengsten (van Het Reigersbos, het koetshuis in de Leidse Hout en de boerderij op de locatie kinderboerderij Merenwijk). Het resterende bedrag moet bijeen gebracht worden door commerciële activiteiten te bieden op de kinderboerderij zoals ponyritjes, een knaagdierenpension in de zomer, verkoop van streekproducten, en door sponsors te zoeken. Maar ook door subsidies te zoeken en scholen te laten betalen voor het educatieve aanbod. Hoe lager de huuropbrengsten, hoe meer inkomsten gegenereerd moeten worden via andere wegen zoals het zoeken van sponsors en vergoedingen voor lespakketten. Kanttekening bij verhuur is dat alle te verhuren locaties zijn getaxeerd. Op grond van deze taxaties zijn (marktconforme) verhuurprijzen opgesteld die de gemeente in principe hanteert als uitgangspunt voor de huurcontracten. Verdere toelichting: Opbrengsten Reigersbos Uit onderstaand overzicht, waarvan de gegevens uit het gemeentelijk financiële systeem zijn ontleend, blijkt dat de gemiddelde opbrengsten van het Reigersbos bijna bedragen. De inkomsten bestaan voornamelijk uit vergoedingen voor gebruik van de ruimte en verkoop van koffie en thee. 4

5 Inkomsten in Jaar 2011* Totaal gemiddeld per jaar * In 2011 zijn vanaf 1 juni geen reserveringen meer gedaan, ervan uitgaande dat op 1 juni het Reigersbos zou zijn verhuurd. Kosten Reigersbos Bruto salariskosten van de beheerder van Reigersbos bedragen ca ,- per maand. Dat is per jaar. Verdere kosten voor de locatie Reigersbos bedragen kosten voor gas, water en licht, per jaar. Daarnaast zijn er materiaalkosten van gemiddeld per jaar. De huidige situatie kost ca per jaar (salaris en kosten). Resultaat Reigersbos Het resultaat van het Reigersbos is in de huidige opzet negatief: Gemiddeld bedrag per jaar netto aan inkomsten: Gemiddeld bedrag per jaar aan kosten: Het gemiddeld netto resultaat bedraagt jaarlijks negatief In scenario 2 van de NME bezuinigingsoperatie moet in totaal vanaf 2013 een fors bedrag aan inkomsten gegenereerd worden, waarvan een deel dus voort moet komen uit huuropbrengsten (van zowel het Reigersbos als de boerderij op de kinderboerderijlocatie in de Merenwijk als bezoekerscentrum Koetshuis in de Leidse Hout). Om de totale bezuinigingsoperatie van op NME te kunnen realiseren moet de opbrengst uit de verhuur van het Reigersbos hier substantieel aan bijdragen. De hoogte van de huurprijs is marktconform en afhankelijk van het gebruik. CDA 3. In de diverse berichten m.b.t. de extra bezuinigingsronde die de gemeente Leiden te wachten staat, wordt melding gemaakt van het wegvallen van de mogelijkheid om precario te heffen op leidingen. Het ministerie van BZK werkt op dit moment aan een (nieuw) wetsvoorstel. Welke consequenties ziet het College m.b.t. de financiering voor het voorgestelde scenario? De (risico)inschatting ten aanzien van de precario heeft slechts indirect een effect op dit voorstel, in die zin dat het voorstel in de diverse scenario s uiteraard een beslag legt binnen de beschikbare middelen in de (meerjaren)begroting. De risico-inschatting ten aanzien van de ontwikkelingen rond de precario maakt onderdeel uit van de afwegingen in het kader van de PN. U zult kennis kunnen nemen van die inschatting zodra het College die inschatting heeft gemaakt en wel op het moment dat de PN door het College in de vorm van een raadsvoorstel is vastgesteld en gepresenteerd. 5