CENTRALE SCHEIDSRECHTERSCOMMISSIE RAADGEVINGEN EN AANBEVELINGEN

Transcriptie

1 CENTRALE SCHEIDSRECHTERSCOMMISSIE RAADGEVINGEN EN AANBEVELINGEN VOOR SCHEIDSRECHTERS en ASSISTENT-SCHEIDSRECHTERS Uitgave 2011

2 Dit boekje is een hulp bij de evaluatie en de algemene opleiding van scheidsrechters en assistent-scheidsrechters. De raadgevingen en aanbevelingen kunnen bij het evaluatiegesprek door concrete wedstrijdfases verduidelijkt worden. Situaties, niet expliciet in deze brochure vermeld, kunnen in de verschillende rubrieken uitgelegd worden op de plaats van een sterretje *. Namens de Spelregelcommissie. 1

3 Voorwoord 1. Inhoudsopgave 2. Raadgevingen en aanbevelingen voor scheidsrechters A. Houding 3. B. Signalisatie en fluitsignalen 4. C. Plaatsing en verplaatsing 6. D. Toepassing van de spelregels 9. E. Principe van het voordeel 11. F. Samenwerking met de assistent-scheidsrechters 12. G. Gezag 14. H. Allerlei 18. Raadgevingen en aanbevelingen voor assistent-scheidsrechters A. Houding 20. B. Signalisatie 21. E. Plaatsing en verplaatsing 23. F. Beoordeling buitenspel 25. E. Beoordeling bal uit het spel 25. F. Tussenkomst bij overtredingen en incidenten 26. G. Samenwerking met de scheidsrechter 28. H. Allerlei 30. 2

4 A HOUDING Algemeen: 1. verzorg beter uw kledij / uitrusting (keuze kleur, netheid, dragen van badge). 2. draag een uitrusting / publiciteit die is toegelaten (o.a. geen juwelen). 3. wees correct in uw contacten met waarnemers, clubleiders en spelers. 4. wees open en constructief tijdens de wedstrijdevaluatie. 5. roep geen persoonlijke problemen in om een matige prestatie te rechtvaardigen. 6. * Op het speelveld: 7. wees / blijf kordaat. 8. wees / blijf zelfzeker. 9. wees / blijf soepel. 10. wees / blijf geconcentreerd. 11. wees / blijf gemotiveerd. 12. wees / blijf kalm. 13. laat u niet beïnvloeden. 14. reageer niet impulsief. 15. vermijd discussies. 16. vermijd provocatie in woorden of gebaren. 17. vermijd te familiair optreden. 18. * 3

5 B SIGNALISATIE Algemeen: 1. geef toelating tot een spelhervatting met een gebaar, een woord of een fluitsignaal wanneer dit verplicht is. Uw signalisatie is meer dan eens: 2. laattijdig. 3. niet conform de Regels van het Voetbalspel. 4. onduidelijk of niet uitgevoerd. 5. overbodig. 6. overdreven. 7. onvoldoende verklarend. 8. onvoldoende soepel. 9. onvoldoende dynamisch. 10. te lang of onvoldoende lang aangehouden. 11. * Bij indirecte vrije schop: 12. wordt de arm pas boven het hoofd geheven bij de toestemming tot het nemen. 13. blijft de arm boven het hoofd geheven totdat de schop is genomen en de bal is aangeraakt door een andere speler of uit het spel is. 14. * Bij inworp: 15. moet steeds de richting aangewezen worden. 16. moet de plaats van uitvoering enkel aangewezen worden indien de speler het vraagt. 17. * Bij het toepassen van het principe van het voordeel: 18. is het conventionele teken verplicht. 19. is het conventionele teken verboden indien er geen overtreding werd begaan of om een niet gefloten overtreding te rechtvaardigen. 20. * Bij wissel of na tijdelijk het spel te hebben verlaten: 21. moet de speler een teken van toelating krijgen om het speelveld te betreden. 4

6 Uw fluitsignaal is meer dan eens: B - FLUITSIGNALEN 22. niet aangepast aan de aard en de intensiteit van de overtreding. 23. onhoorbaar. 24. laattijdig. 25. ongelegen. 26. overbodig. 27. * Een fluitsignaal is verplicht bij: 28. beginschop (1ste en 2de speelhelft) of na doelpunt. 29. een spelonderbreking voor een vrije schop of een strafschop. 30. een spelonderbreking wanneer de wedstrijd tijdelijk of definitief gestaakt wordt. 31. een spelonderbreking bij het einde van een speelperiode, wanneer de speelduur voorbij is. 32. een spelhervatting voor vrije schoppen wanneer de reglementaire afstand vereist is. 33. een spelhervatting voor strafschop. 34. een spelhervatting na een onderbreking wegens een gele of een rode kaart voor onbehoorlijk gedrag. 35. een spelhervatting na een onderbreking wegens kwetsuur. 36. een spelhervatting na een onderbreking wegens wissel. 5

7 C PLAATSING Algemeen: 1. uw plaatsing moet u toelaten de bal en een maximum aantal spelers in uw gezichtsveld te houden. 2. * Herzie uw plaatsing bij: 3. toss. 4. beginschop. 5. doelschop. 6. hoekschop. 7. inworp. 8. scheidsrechtersbal. 9. strafschop. 10. uittrap door doelverdediger. 11. vrije schop in het midden van het speelveld. 12. vrije schop in de omgeving van het strafschopgebied. 13. strafschoppenserie. 14. * Uw plaatsing t.o.v. de assistent-scheidsrechters: 15. sta bij een spelhervatting niet op dezelfde hoogte van de assistent-scheidsrechter. 16. soms is het aangewezen bij of na een spelhervatting zelf de buitenspellijn te (blijven) controleren. 17. moet u verbeteren in de zone van de assistent-scheidsrechter. 18. moet u verbeteren in de zone aan de overkant van de assistent-scheidsrechter. 19. u mag de rug niet keren naar de assistent-scheidsrechter. 20. * 6

8 C VERPLAATSING Verbeter uw: 21. snelheid. 22. uithouding. 23. demarrage. 24. ritmeveranderingen. 25. zijwaarts lopen. 26. achterwaarts lopen. 27. beweeglijkheid. 28. explosiviteit. 29. * U moet: 30. de spelhervatting versnellen door onmiddellijk uw plaats in te nemen. 31. sneller naar de plaats van een zware overtreding lopen. 32. een minder theoretische diagonaal volgen. 33. bij het opstellen van de muur de bal, de spelers en de plaats van hervatting in het oog houden. 34. achterwaarts lopen om positie te kiezen bij uittrap van de doelverdediger, doelschop, gefloten overtreding, geldig doelpunt of wanneer u een assistent-scheidsrechter gaat raadplegen. 35. dichter gaan bij de spelers die stevige duels uitvechten en intimidatievoetbal begaan. 36. * 7

9 Vermijd: 37. de middencirkel. 38. achter de speler in balbezit te lopen. 39. te dicht bij de zijlijnen te komen. 40. u bij contestatie te laten insluiten. 41. te snel de rug te keren naar spelers die, op viriele wijze de bal speelden. 42. te snel de rug te keren naar de plaats van de overtreding. 43. telkens naar de plaats van de overtreding te lopen. 44. * De spelevoluties worden: 45. te weinig tot in het strafschopgebied gevolgd. 46. onvoldoende geanticipeerd. 47. onvoldoende zijdelings gevolgd. 48. te veel via de centrale lengteas van het speelveld gevolgd. 49. ten opzichte van de assistent-scheidsrechters niet oordeelkundig gevolgd. 50. van te dichtbij gevolgd (kans op hinder en insluiten). 51. van te ver gevolgd. 52. * 8

10 D TOEPASSING VAN DE SPELREGELS Bestraf de volgende situaties: 1. een tegenstrever trappen of trachten te trappen. 2. een tegenstrever doen struikelen of trachten te doen struikelen. 3. op een tegenstrever springen. 4. een tegenstrever aanvallen (onvoorzichtig, roekeloos, met buitensporige inzet). 5. een tegenstrever duwen. 6. een tegenstrever tackelen. 7. een tegenstrever vasthouden. 8. de overtredingen begaan met de elleboog. 9. een speler gekneld tussen twee tegenstrevers. 10. opzettelijk de bal met de hand spelen. 11. spuwen op of naar een tegenstrever. 12. gevaarlijk spel (zonder contact). 13. een tegenstrever in zijn loop belemmeren. 14. overtredingen begaan door de doelverdediger. 15. overtredingen begaan op de doelverdediger. 16. tijdverlies. 17. strafschopovertredingen. 18. * Zorg dat bij een spelhervatting: 19. de bal op de juiste plaats wordt ingebracht (indien de omstandigheden het toelaten, soepeler zijn in het bepalen van de plaats). 20. de bal stil ligt op het ogenblik van de hervatting. 21. de bal reglementair in het spel wordt gebracht. 22. de tegenstrevers zich op de voorgeschreven afstand bevinden, behalve indien de nemer wenst voordeel te halen uit een snelle spelhervatting. 23. de uitgesloten speler het speelveld en de neutrale zone heeft verlaten. 24. aan de criteria van een quick restart voldaan is. 25. * 9

11 Beoordeel beter: 26. het onderscheid tussen spelfeiten en overtredingen. 27. overtredingen die bestraft worden met een indirecte vrije schop en overtredingen die bestraft worden met een directe vrije schop. 28. het buitenspel. 29. de simulatie. 30. de invloed van de staat van het speelveld op de overtredingen. 31. het moment waarop u de wedstrijd tijdelijk onderbreekt of definitief beëindigt. 32. de bal in / uit het spel. 33. * U moet: 34. de eerste overtreding bestraffen en niet een daarop volgende. 35. vermijden ingebeelde overtredingen en/of futiliteiten te bestraffen. 36. de speelhelft verlengen met de duur van de verloren tijd. 37. op technisch gebied dezelfde overtredingen steeds op dezelfde wijze bestraffen. 38. de zwaarste overtreding bestraffen wanneer een speler gelijktijdig verschillende overtredingen begaat. 39. weten dat u op uw beslissing mag terugkomen zolang het spel niet werd hervat. 40. * Bijzonderheden: 41. na bestraffing van een onreglementaire inworp moet de tegenstrever de herneming van de inworp op de juiste plaats uitvoeren. 42. verklaar een inworp niet onreglementair om tijdverlies te bestraffen. 43. bij inworp kan slechts een technische bestraffing gebeuren wanneer de bal in het spel is op het ogenblik van de inbreuk. 44. pas correct de procedures toe om een wedstrijdwinnaar aan te duiden. 45. * 10

12 E PRINCIPE VAN HET VOORDEEL Het principe van het voordeel werd toegepast: 1. op een weinig oordeelkundige wijze. 2. op een onevenwichtige wijze. 3. door voordeel te verwarren met balbezit. 4. * Het is aangewezen het principe van het voordeel niet toe te passen: 5. bij gevaarlijk spel. 6. bij ernstig gemeen spel of gewelddadig gedrag. 7. bij overtreding op de doelverdediger. 8. bij overtreding van een aanvaller in de omgeving van of in het strafschopgebied van de tegenstrever. 9. bij overtreding van een verdediger in eigen strafschopgebied. 10. bij buitenspel. 11. wanneer de wedstrijdomstandigheden dit niet toelaten. 12. wanneer de speler onvoldoende ruimte heeft om te spelen. 13. * U mag: 14. na toepassing van het principe van het voordeel, binnen enkele seconden terugkomen op de oorspronkelijke overtreding. 15. * U moet: 16. de schuldige, indien nodig, na toepassing van het principe van het voordeel, disciplinair bestraffen (verbaal, geel of rood). 17. vermijden een denkbeeldige overtreding te fluiten in het voordeel van de benadeelde ploeg, wanneer u het principe van het voordeel zonder succes toepaste. 18. * 11

13 F SAMENWERKING MET DE ASSISTENT-SCHEIDSRECHTERS. Geef duidelijke instructies betreffende hun opdracht bij: 1. doelschop. 2. hoekschop. 3. strafschop. 4. inworp. 5. de uittrap door de doelverdediger. 6. buitenspel en wait and see. 7. doelpunt (geldig of ongeldig). 8. overtredingen in hun zone. 9. zware overtredingen achter uw rug. 10. overtredingen net binnen of buiten het strafschopgebied. 11. overtredingen die u onmogelijk kunt vaststellen. 12. tegenaanvallen waarbij u zich te ver bevindt. 13. disciplinaire maatregelen voor feiten die u zelf niet kon vaststellen. 14. uitsluitingen van spelers of verwijdering van andere personen. 15. wissels. 16. de opwarming van wisselspelers. 17. de verzorging van een gekwetste speler op het speelveld. 18. spelers die het speelveld willen betreden. 19. problemen met spelers of andere personen in de neutrale of technische zone. 20. situaties waarbij het noodsignaal vereist is. 21. het toezicht op de spelers die naar de kleedkamers terugkeren na iedere speelhelft of na de strafschoppenserie. 22. het gebruik van de signalisatie en van body language. 23. het voordeelprincipe. 24. het volgen van de voorlaatste verdediger. 25. het noteren van de kaarten en de wissels. 26. het mee te nemen reservemateriaal. 27. het controleren van de doelnetten. 28. * 12

14 Visueel contact: 29. moet frequenter en/of aangehouden. 30. moet sneller. 31. wordt aanbevolen bij iedere mogelijkheid van buitenspel. 32. wordt aanbevolen alvorens een doelpunt te valideren. 33. wordt aanbevolen alvorens te beslissen of een overtreding al dan niet in het strafschopgebied werd begaan. 34. * U moet: 35. niet toelaten dat ze zich overdreven laten gelden. 36. hen niet blindelings volgen. 37. hen richtlijnen geven die goedgekeurd werden door de scheidsrechterscommissie. 38. hen beschermen bij contestatie van hun beslissingen en bij hun terugkeer naar de kleedkamers. 39. met een afgesproken gebaar onmiddellijk duidelijk maken dat u hen niet wenst te volgen. 40. hen bij twijfel raadplegen. 41. hen niet raadplegen wanneer hun tussenkomst duidelijk is. 42. zelf de gegeven richtlijnen toepassen. 43. sneller de leiding van de wedstrijd afstaan indien u gekwetst raakt. 44. bij wissel, wachten tot de 1 ste assistent-scheidsrechter zijn plaats terug heeft ingenomen. 45. vermijden tegenstrijdigheden tussen u en hen naar buiten te brengen. 46. * 13

15 De uitoefening van uw gezag moet: G GEZAG 1. natuurlijker zijn. 2. met meer vastberadenheid gebeuren. 3. beter genuanceerd worden, rekening houdend met feiten en omstandigheden. 4. sneller aangepast worden aan de wedstrijdevolutie (streng/verzoenend). 5. beter gradueel opgebouwd worden (verbaal geel rood). 6. logischer zijn (hetzelfde disciplinaire optreden voor dezelfde feiten). 7. blijk geven van een beter onderscheid in de aanpak van dader en slachtoffer. 8. demonstratiever zijn. 9. meer preventief zijn. 10. * U moet: 11. temporiseren bij zenuwachtig spel. 12. sneller de spelers identificeren die moeilijkheden veroorzaken. 13. uw gezag verstevigen door uw aanwezigheid in de onmiddellijke nabijheid van de spelers die duels uitvechten. 14. bij vrije schop de spelers sneller dwingen de vereiste afstand na te leven. 15. wanneer u beseft een flagrante vergissing op disciplinair vlak te hebben begaan niet aarzelen deze, indien reglementair nog mogelijk, recht te zetten. 16. * Vermijd: 17. te overdrijven met het geven van verbale opmerkingen. 18. meerdere verbale opmerkingen te geven aan dezelfde speler. 19. de spelers aan te raken of u door hen te laten aanraken. 20. spelers aan de voet te roepen. 14

16 21. de spelers toe te schreeuwen. 22. de spelers met de vinger te bedreigen. 23. te dreigen met een kaart. 24. uw gezag aan te wenden voor pietluttigheden. 25. een overdreven autoritaire houding. 26. het geven van onnodige kaarten 27. * Geven van een verbale opmerking of tonen van de gele of rode kaart 28. versnel de uitvoering zodat ze hun effect niet missen. 29. treed soberder op. 30. roep de speler niet naar de zij- of doellijn, maar meer richting centrum speelveld. 31. in principe de speler uit de groep isoleren, behalve indien de omstandigheden een snellere reactie vereisen. 32. wacht tot de speler een correcte houding aanneemt. 33. loop de speler niet achterna. 34. noteer het nummer van de speler bij het tonen van een kaart. 35. toon de kaart in het gezicht van de speler. 36. toon de kaart zelfs indien de speler op een draagberrie wordt afgevoerd. 37. * U moet de gele kaart tonen aan de speler die: 38. zich onsportief gedraagt. 39. door woord of gebaar toont het niet eens te zijn met een beslissing van de scheidsrechter. 40. herhaaldelijk de spelregels overtreedt. 41. de uitvoering van een spelhervatting vertraagt. 42. niet de vereiste afstand in acht neemt bij hoekschop, vrije schop of inworp. 43. het speelveld (opnieuw) betreedt zonder toestemming van de scheidsrechter. 44. doelbewust het speelveld verlaat zonder toestemming van de scheidsrechter. 15

17 U moet de gele kaart tonen aan de wisselspeler of gewisselde speler die: 45. zich onsportief gedraagt. 46. door woord of gebaar toont het niet eens te zijn met een beslissing van de scheidsrechter. 47. de uitvoering van een spelhervatting vertraagt. Andere voorbeelden waarvoor de gele kaart moet getoond worden: 48. vieren van een doelpunt door de trui uit te trekken of er het hoofd mee te bedekken, door op de omheining te klimmen, door het hoofd of gezicht te bedekken met een masker of iets gelijkaardigs of door gebaren te maken die provocatief, spottend of opruiend zijn. 49. uittrekken van de hoekvlag. 50. na een verbale opmerking, een tegenstrever blijven vasthouden alvorens de bal in het spel is. 51. de bal met de hand spelen om te vermijden dat hij in doel gaat, maar er niet in slagen. 52. vrijwillig en duidelijk de bal met handen spelen om te verhinderen dat deze in het bezit van de tegenstrever komt. 53. een doelpunt scoren of trachten te scoren door vrijwillig de bal met de handen te spelen. 54. een kaart eisen voor een tegenstrever. 55. na zijn aanloop bij het nemen van een strafschop te hebben beëindigd, veinzen de bal te zullen trappen. 56. een overtreding begaan met de bedoeling om een beloftevolle aanval te voorkomen of te onderbreken. 57. trachten de scheidsrechter te misleiden door het voorwenden van een kwetsuur of doen alsof men het slachtoffer werd van een overtreding (simulatie). 58. tijdens het spel of zonder toelating van de scheidsrechter van plaats verwisselen met de doelverdediger. 59. de bal spelen terwijl hij het speelveld verlaat na toelating te hebben bekomen om het speelveld te verlaten. 16

18 60. niet toegelaten markeringen op het speelveld trekken. 61. een truc gebruiken terwijl de bal in het spel is door de bal naar zijn doelverdediger te spelen met het hoofd, borst, knie, enz., ongeacht het feit of de doelverdediger de bal met zijn handen raakt of niet. 62. weigeren te gehoorzamen of het opnieuw dragen van een verboden artikel (kledij, uitrusting of sieraad), na hierom verzocht geweest te zijn. 63. een overtreding roekeloos begaan. 64. zonder uw toestemming een vrije schop nemen in de omgeving van het strafschopgebied van de tegenstrever. 65. te vroeg uit de muur komen bij vrije schop. 66. met ongeoorloofde middelen een tegenstrever trachten te beletten te scoren of hem 67. * een scoringskans ontnemen (voordeel gevolgd door een doelpunt). U moet de rode kaart tonen aan een speler, wisselspeler of gewisselde speler die: 68. ernstig gemeen spel begaat (veiligheid van de tegenstrever in gevaar brengen). 69. zich schuldig maakt aan gewelddadig gedrag. 70. op of naar een tegenstrever of een ander persoon spuwt. 71. de tegenpartij een doelpunt of duidelijke scoringskans ontneemt door opzettelijk de bal met de hand te spelen (geldt niet voor de doelverdediger in eigen strafschopgebied). 72. een tegenstrever die zich in de richting van het doel van de tegenpartij begeeft, een duidelijke scoringskans ontneemt met een overtreding waarvoor een vrije schop of strafschop moet worden toegekend. 73. grove, beledigende taal of een scheldwoord gebruikt en/of beledigende gebaren maakt. 74. een tweede waarschuwing ontvangt in dezelfde wedstrijd. 17

19 H ALLERLEI Voorbereiding van de wedstrijd 1. kom op tijd. 2. keur het speelveld alleen (of met assistent-scheidsrechters), op tijd. 3. maak het onderscheid tussen ongeschikt en onbespeelbaar speelveld. 4. de procedure bij Spelen onder voorbehoud (enkel van toepassing bij ongeschikt speelveld) dient strikt te worden nageleefd. 5. controleer beter het ingevulde wedstrijdblad en de identiteitsbewijzen. 6. controleer het materiaal (ballen, draagberrie, aanwezigheid verbandkist, onmisbare benodigdheden en producten bij ongevallen, ). 7. controleer beter de uitrusting van de spelers (conform/onderscheid kleuren/juwelen). 8. geef duidelijke onderrichtingen aan de terreinafgevaardigde. 9. een degelijke opwarming is aangewezen. 10. * Begin van de wedstrijd 11. begin de wedstrijd stipt op het voorziene aanvangsuur. 12. betreed het speelveld met beide ploegen in evenwijdige rijen (eerste elftallen). 13. * Tijdens de wedstrijd 14. treed op tegen spelers en andere personen, in de neutrale of technische zone, die zich misdragen of zich niet houden aan de reglementaire bepalingen. 15. eis dat een andere kapitein wordt aangeduid, indien de titularis het speelveld verlaat. 16. laat een speler, die het speelveld verliet om zijn uitrusting in orde te brengen, enkel na controle tijdens een spelonderbreking op het speelveld terugkomen. 17. pas de reglementaire procedure toe ingeval van spreekkoren. 18. wend alle reglementaire middelen aan alvorens een wedstrijd definitief te staken. 19. controleer het aantal spelers (maximum 3 per ploeg) dat zich gelijktijdig opwarmt. 20. * 18

20 Na de wedstrijd 21. verlaat als laatste het speelveld en behoud het visueel contact met de spelers. 22. vermijd dat personen die u vergezellen ten laste vallen van de club. 23. * Gekwetste speler 24. leg het spel sneller stil (bij een hoofdwonde onmiddellijk). 25. verbied speldeelname aan een bloedende speler en controleer zijn toestand alvorens hij het spel hervat. 26. kies beter het moment waarop u verzorging toelaat. 27. laat geen verzorging toe op het speelveld (behalve bij ernstige kwetsuur). 28. de verzorger/dokter mag het speelveld pas betreden na uw toelating. 29. behoud, tijdens verzorging op het speelveld, de controle over de spelers. 30. het spel niet hervatten, alvorens verzorger/dokter het speelveld heeft verlaten. 31. hervat het spel, alvorens de verzorgde speler terug op het speelveld toe te laten. 32. kies een beter moment om de verzorgde speler opnieuw het speelveld te laten betreden. 33. laat de verzorgde speler sneller het speelveld betreden. 34. respecteer het reglement bij de terugkeer van een verzorgde speler op het speelveld: bal in het spel zijlijn; bal uit het spel overal). 35. * Wisselen van een speler 36. volg de reglementaire procedure. 37. versnel de procedure. 38. de wisselborden (indien reglementair verplicht) moeten beschikbaar en conform het reglement zijn. 39. de kapitein moet de wissel melden. 40. * 19

21 Raadgevingen en aanbevelingen voor assistent-scheidsrechters Algemeen: A HOUDING 1. verzorg beter uw kledij / uitrusting (keuze kleur, netheid, dragen van badge). 2. draag een uitrusting / publiciteit die is toegelaten (o.a. geen juwelen). 3. wees correct in uw contacten met waarnemers, clubleiders en spelers. 4. wees open en constructief tijdens de wedstrijdevaluatie. 5. roep geen persoonlijke problemen in om een matige prestatie te rechtvaardigen. 6. * Op het speelveld: 7. wees / blijf kordaat. 8. wees / blijf zelfzeker. 9. wees / blijf soepel. 10. wees / blijf geconcentreerd. 11. wees / blijf gemotiveerd. 12. wees / blijf kalm. 13. laat u niet beïnvloeden. 14. reageer niet impulsief. 15. vermijd discussies. 16. vermijd provocatie in woorden of gebaren. 17. vermijd te familiair optreden. 18. * 20

22 B SIGNALISATIE Algemeen: 1. signaleer in één tijd. 2. signaleer met gestrekte arm. 3. signaleer met het gezicht naar het speelveld. 4. signaleer terwijl u stilstaat. 5. signaleer, in functie van de aan te duiden richting, met de linker- of de rechterarm. 6. signaleer een hoekschop, doelschop of buitenspel met de rechterarm. 7. signaleer iedere uitbal. 8. houd de vlag in de hand die het dichtst bij het speelveld is. 9. u mag de plaats van inworp niet aanduiden. 10. wissel de vlag van hand voor het lichaam en niet boven het hoofd. 11. een noodsignaal of een aanvraag tot wisselen, uitgevoerd door uw collega en niet opgemerkt door de scheidsrechter, moet u overnemen. 12. behoud uw signalisatie tot de scheidsrechter een beslissing heeft genomen of tot het spel hervat werd. 13. overdrijf niet met de body language. 14. indien u twijfelt over de aan te geven richting bij uitbal, steek de vlag in de hoogte en laat de beslissing over aan de scheidsrechter. 15. * 21

23 Uw signalisatie is meer dan eens: 16. laattijdig. 17. onduidelijk. 18. overbodig. 19. te snel. 20. te weinig energiek. 21. te weinig soepel. 22. verkeerd. 23. * Uw signalisatie is niet conform de instructies bij: 24. buitenspel. 25. doelpunt. 26. doelschop. 27. hoekschop. 28. inworp. 29. noodsignaal. 30. indirecte vrije schop. 31. directe vrije schop. 32. strafschop. 33. verzoek tot wissel. 34. het aangeven van een overtreding. 35. * 22

24 C PLAATSING Herzie uw plaatsing bij: 1. beginschop. 2. doelschop. 3. hoekschop. 4. inworp. 5. strafschop. 6. uittrap door de doelverdediger. 7. vrije schop. 8. vrije schop in de omgeving van het doel. 9. vrije schop in de omgeving van het strafschopgebied. 10. situatie waarbij een gekwetste verdediger voorlaatste verdediger wordt. 11. verzorging van een verdediger langs de zijlijn aan de overkant van het speelveld. 12. bij de middenlijn (schuine plaatsing). 13. * Er werd een tekort vastgesteld aan: 14. snelheid. 15. uithouding. 16. demarrage. 17. ritmeveranderingen. 18. zijwaarts lopen. 19. voorwaarts lopen. 20. beweeglijkheid. 21. explosiviteit. 22. fysiek. 23. * C VERPLAATSING 23

25 U moet: 24. u steeds verplaatsen buiten het speelveld. 25. sneller uw plaatsing terug innemen. 26. steeds de bal in uw gezichtsveld houden. 27. vermijden de rug te keren naar een speler in balbezit. 28. beter het spel volgen ter hoogte van de voorlaatste verdediger. 29. het spel volgen, indien nodig, tot aan de doellijn. 30. bij een wissel naar de middenlijn komen, behalve indien de scheidsrechter er al is. 31. u, bij geldig doelpunt, verplaatsen conform de instructies. 32. tijdens het spel nooit uw voorlaatste verdediger verlaten om problemen in de neutrale zone op te lossen. 33. bij vrije schop in uw omgeving en indien nodig, het speelveld betreden om de tegenstrevers op reglementaire afstand te plaatsen. 34. * 24

26 D BEOORDELING BUITENSPEL Algemeen: 1. dring niet aan wanneer de scheidsrechter een andere beslissing neemt of de bal duidelijk ontzet wordt. 2. pas beter het principe wait and see toe. 3. één of meerdere buitenspelsituaties werden verkeerd beoordeeld. 4. * U signaleert ten onrechte buitenspel van een speler: 5. bij inworp. 6. bij doelschop. 7. bij hoekschop. 8. die op eigen speelhelft staat. 9. die op gelijke hoogte staat met de voorlaatste verdediger. 10. die zich niet in strafbare buitenspelpositie bevindt. 11. die op gelijke hoogte staat met de twee laatste tegenstrevers. 12. die zich in buitenspelpositie bevindt. 13. die de bal ontvangt van een tegenstrever. 14. die zich achter de bal bevindt. 15. * De buitenspelpositie van een speler dient gesignaleerd indien hij: 16. voordeel haalt uit zijn buitenspelpositie. 17. een tegenstrever in diens spel beïnvloedt. 18. ingrijpt in het spel. E BEOORDELING BAL UIT HET SPEL 1. signaleer enkel wanneer de bal volledig over de doellijn of zijlijn is gegaan. 2. concentreer u beter op de speler die het laatste de bal raakte, alvorens de richting aan te geven. 3. * 25

27 F TUSSENKOMST BIJ OVERTREDINGEN EN INCIDENTEN Dring niet aan wanneer de scheidsrechter: 1. na visueel contact, een andere beslissing neemt. 2. u niet ziet en de bal duidelijk wordt ontzet. 3. u niet ziet en de bal opnieuw in het spel werd gebracht na de eerste spelonderbreking. 4. het principe van het voordeel toepast. 5. * U moet tussenkomen wanneer: 6. bij doelschop de bal geraakt wordt alvorens hij het strafschopgebied heeft verlaten. 7. bij doelschop de bal niet op de juiste plaats ligt. 8. de doelverdediger de bal met de handen ontzet buiten zijn strafschopgebied. 9. bij vrije schop in uw omgeving of bij hoekschop, de spelers de reglementaire afstand niet respecteren. 10. bij vrije schop in uw omgeving de plaats van spelhervatting niet wordt gerespecteerd. 11. incidenten dreigen of zich voordoen in uw omgeving. U moet de schuldige(n) kunnen aanwijzen. 12. u een onregelmatigheid vaststelt juist vóór de aanvang van een speelhelft. 13. een speler bij de inworp een voetfout begaat. 14. na spelonderbreking, een hervatting met scheidsrechtersbal in uw omgeving dient uitgevoerd te worden (bepalen van de juiste plaats/de bal nemen). 15. de scheidsrechter een overtreding niet ziet waarvoor de schuldige dient uitgesloten. 16. u beter geplaatst bent dan de scheidsrechter 17. de eerste overtreding wordt begaan en niet de tweede. 18. * Kom niet tussen wanneer: 19. de scheidsrechter beter geplaatst is en de overtreding zelf kan waarnemen. 20. de doelverdediger de bal met de hand raakt, na deze rechtstreeks van een ploegmaat uit inworp te hebben ontvangen, tenzij de scheidsrechter dit niet bestraft of zich vergist. 26

28 21. de doelverdediger de bal met de hand raakt nadat deze hem doelbewust met de voet door een ploegmaat werd toegespeeld, tenzij de scheidsrechter dit niet bestraft of zich vergist. 22. de doelverdediger, nadat hij de bal met de handen heeft gecontroleerd, deze opnieuw met de handen raakt, tenzij de scheidsrechter dit niet bestraft of zich vergist. 23. de doelverdediger de zes seconden -regel overtreedt. 24. de inworp niet wordt uitgevoerd op de juiste plaats. 25. * 27

29 G SAMENWERKING MET DE SCHEIDSRECHTER Algemeen: 1. vraag naar richtlijnen vóór de wedstrijd en, indien nodig, tijdens de rust. 2. houd steeds oogcontact met de scheidsrechter en de andere assistent-scheidsrechter. 3. signaleer geen overtredingen (behoudens uitzondering) in de rug van de scheidsrechter. 4. treed preventief op bij problemen in de neutrale zone, alvorens, tijdens een spelonderbreking, beroep te doen op de scheidsrechter. 5. noteer, niet gelijktijdig met de scheidsrechter, de wissels, doelpunten en gele of rode kaarten. 6. toon nooit uw ongenoegen over een beslissing van de scheidsrechter 7. bevestig, indien nodig, sneller en met meer overtuiging de beslissingen van de scheidsrechter. 8. vermijd tegenstrijdigheden tussen u en de scheidsrechter. 9. help de scheidsrechter bij Mass-confrontation. 10. volg de scheidsrechter in zijn management van de wedstrijd. 11. * Volg de richtlijnen bij: 12. doelschop. 13. hoekschop. 14. strafschop. 15. inworp. 16. uittrap door de doelverdediger. 17. buitenspel en wait and see. 18. doelpunt (geldig of ongeldig). 19. overtredingen in uw zone. 20. zware overtredingen achter de rug van de scheidsrechter. 28

30 21. overtredingen net binnen of buiten het strafschopgebied. 22. overtredingen die de scheidsrechter onmogelijk kan vaststellen. 23. tegenaanvallen waarbij de scheidsrechter zich te ver bevindt. 24. disciplinaire maatregelen voor feiten die de scheidsrechter zelf niet kon vaststellen. 25. de vraag van spelers die opnieuw het speelveld willen betreden. 26. problemen met spelers of andere personen in de neutrale of technische zone. 27. situaties waarbij het noodsignaal vereist is. 28. het toezicht op de spelers die naar de kleedkamers terugkeren na iedere speelhelft of na de strafschoppenserie. 29. het gebruik van de signalisatie en van body language. 30. het voordeelprincipe. 31. het volgen van de voorlaatste verdediger. 32. het mee te nemen reservemateriaal. 33. het controleren van de doelnetten bij het begin van iedere speelhelft. 34. * Kom tussen wanneer de scheidsrechter: 35. meer wissels toestaat dan reglementair toegelaten. 36. het spel foutief hervat. 37. zich vergist bij het toekennen van disciplinaire sancties. 38. * 29

31 H ALLERLEI Controleer: 1. het aantal toegelaten personen in de technische zone. 2. of niet toegelaten personen zich ophouden in de neutrale zone. 3. de spelers die het speelveld verlaten (halen van instructies bij de bank of na uitsluiting). 4. het afsluiten van de neutrale zone bij het begin van iedere speelhelft en verwittig de scheidsrechter indien dit niet het geval is. 5. * Uitsluiting van een speler: 6. zorg dat een uitgesloten speler het speelveld en de neutrale zone verlaat. 7. kom tussen indien de scheidsrechter het spel hervat alvorens de uitgesloten speler het speelveld en de neutrale zone heeft verlaten. 8. zorg dat een uitgesloten speler niet komt plaatsnemen op de bank. 9. * Gekwetste speler: 10. probeer te verhinderen dat de dokter en/of verzorger zonder toelating van de scheidsrechter het speelveld oplopen. 11. houd toezicht op de spelers tijdens de verzorgingsfase. 12. zorg dat een gekwetste speler buiten het speelveld wordt verzorgd en dit zonder uw verplaatsing te hinderen. 13. verhinder dat een verzorgde speler opnieuw het speelveld betreedt zonder toestemming. 14. * Wissel van een speler: 15. zorg dat de wisselspelers zich opwarmen op de daartoe voorziene plaats. 16. controleer het aantal spelers (maximum 3 per ploeg) dat zich gelijktijdig opwarmt. 17. zorg dat de wisselspelers die zich opwarmen een uitrusting dragen die verschilt van deze van de spelers. 18. controleer de uitrusting van de wisselspelers zonder ze aan te raken. 19. blijf aan de middenlijn tot de wissel voltooid is. 20. zorg dat de reglementaire borden voor de wissel voor handen zijn en gebruikt worden. 21. verhinder dat een wisselspeler, zonder toelating van de scheidsrechter, het speelveld betreedt. 22. signaleer geen verzoek tot wissel wanneer het spel niet is stilgelegd, de wisselspeler niet klaar is of de scheidsrechter zelf de aanvraag tot wissel heeft opgemerkt. 23. laat de wisselspeler niet op het speelveld komen alvorens de te wisselen speler, het speelveld heeft verlaten. 24. * 30