SCRIPTIE HANDLEIDING VOOR STUDENTEN VAN DE AHKCO

Transcriptie

1 SCRIPTIE HANDLEIDING VOOR STUDENTEN VAN DE AHKCO AHKCO Oktober 2007 Docent: drs. K.I. Frijde-Ramdien 1

2 INLEIDING Om antwoord te geven op de vele vragen van onze studenten omtrent het afstudeerproces en de afstudeerscriptie, worden in deze scriptiehandleiding richtlijnen, adviezen en aanwijzingen gegeven alsmede criteria op grond waarvan de scriptie beoordeeld zal worden. Deze richtlijnen moeten worden gezien als een hulpmiddel bij de opzet, inhoud, vorm en structuur van de scriptie. Als je slim bent, kijk je reeds gemaakte afstudeerscripties in, als voorbeeld hoe het moet. Het is mogelijk, om op aanvraag bij de administratie van de AHKCO, afstudeerscripties in te zien. 1. WANNEER START IK MET MIJN SCRIPTIE? In principe start je symbolisch reeds in het eerste jaar met de scriptie: vanaf het eerste jaar begin je na te denken welk vraagstuk je bezighoudt en waar je graag meer over zou willen weten. De officiële start begint echter na het derde jaar als je alle vakken van voorgaande jaren hebt afgerond. 2. WAAROM EEN AFSTUDEER SCRIPTIE? De laatste loodjes wegen het zwaarst. Een afstudeerscriptie of liever gezegd het afstudeerproject is een soort vuurproef waarbij je dient te bewijzen dat je volwassen genoeg bent om de agogische/journalistieke praktijk binnen te treden. De eindscriptie is een toetsing van je zelfdiscipline, je zelfstandigheid, je vermogen om een probleemgebied aan te pakken, je creativiteit, je vermogen om theorie en praktijk te begrijpen, je vermogen om abstract en tegelijkertijd praktisch te denken, tot uiting te brengen. Het is een soort synthese van alles wat je geleerd hebt op de academie. 3. WELKE STAPPEN DIEN IK TE ONDERNEMEN BIJ DE START? STAP 1: STAP 2: STAP 3: Denk na over je onderwerp: vraag ook advies aan deskundigen: doe een keuze en begin een aanpak te bedenken. Probeer zoveel als mogelijk reeds in het 2e jaar aan te voelen wat je ongeveer wilt doen en voorzover het kan begin je onderwerpen op te nemen in je studierepertoire die met deze keuze te maken hebben. Bijv. (Socuvo): je wilt graag werken met jongeren: maak je psychologie werkstuk over jongeren (vak sociale psychologie), bezoek inrichtingen waar jongeren werken (vak inrichtingswerk), bestudeer de Caribische jongeren (vak Caribistiek), zet jongeren projecten op (vak: projectmatig werken) en loop bijv. stage op het gebied van jongeren werk). Begin aan je formaliteiten: a. Heb je al je vakken afgerond? En heb je het vak scriptievoorbereiding in het 4e jaar reeds afgerond? b. Heb je al een begeleider en een meelezer? c. Haal een standaardformulier af bij de administratie en begin je scriptievoorstel samen te stellen. d. Leg deze voor aan je begeleider en daarna aan je meelezer en laat het goedkeuren. e. Daarna dien je jouw voorstel in bij de administratie en pas als de cursusleider je voorstel heeft goedgekeurd kan je beginnen. f. Maak goede afspraken met je begeleider en start. G. ZORG ERVOOR DAT JE DE SCRIPTIEHANDLEIDING GOED DOORNEEMT 2

3 4. DE BEGELEIDER EN DE MEELEZER: HET PROFIEL In principe verwachten wij dat beide een academische achtergrond hebben. Echter is het ook toegestaan of de meelezer, of de begeleider met een HBO achtergrond te vragen. In dit geval moeten de personen met een HBO achtergrond minstens 3 tot 5 jaar werkervaring hebben in het veld en vaker studenten hebben begeleid en/of op de AHKCO les geven. De begeleider doet in principe het meeste begeleidingswerk (zoals richting geven aan de scriptie, de student adviseren) en de meelezer moet de begeleider helpen om eventuele blinde plekken in de scriptie in te vullen. De meelezer is dus geen controleur van de begeleider maar helpt om eventuele zaken die de begeleider over het hoofd heeft gezien te streamlinen. Let op: de student schrijft de scriptie!!!!!!!!! 5. DE INHOUD EN VORM VAN DE SCRIPTIE: KWALITEITSEISEN a. Maatstaven voor kwaliteit Bij het beoordelen van een scriptie spelen de volgende criteria een rol. De relatieve zwaarte van deze kwaliteitsnormen geven we hier aan door middel van cijfers: Lay-out 1 Taalgebruik 2 Structuur 8 Systematiek 10 Volledigheid en beknoptheid 5 Relevantie 10 Visie 6 Controleerbaarheid 7 Logica 5 b. Lay-out De lay-out is de uiterlijke verzorging van de tekst. Een aantrekkelijke vormgeving maakt een tekst prettiger leesbaar. De lay-out moet aan de volgende eisen voldoen: Een duidelijk lettertype (Times New Roman 11 of 12) Een regelafstand van 1 / Kantlijnen van ongeveer 2 / Geen zichtbare verbeteringen (bv. middels correction fluid) Een consequent volgehouden onderscheid tussen soorten titels, bijvoorbeeld a. hoofdstuktitels vet, heel groot b. paragraaftitels vet, groot c. sub paragraaftitels vet, normaal d. kopjes cursief één of meer witregels onder elke titel elk nieuw hoofdstuk op een nieuwe pagina een witregel tussen alinea s het toevoegen van enkele visuele elementen, zoals grafieken, tabellen en diagrammen zoveel mogelijk afkortingen vermijden Toelichting * Een witregel is een onbeschreven regel. Deze verkrijg je door één harde return als je op een computer werkt. 3

4 *Afkortingen die we dagelijks gebruiken (zoals m.a.w) komen niet voor in de tekst. Acroniemen (woorden zoals S.L.M.) gemaakt voor de betreffende tekst zijn zeker toegestaan, mits ze uitgelegd zijn bij de eerste keer van gebruik. Als er veel van zulke acroniemen zijn, dan is het raadzaam ze in een lijst na de inhoudsopgave van het werk te plaatsen (lijst van afkortingen/begrippen). c. Taalgebruik Voor wat de kwaliteit van het taalgebruik betreft stellen we eisen aan de correctheid van formuleringen en de stijl waarin de tekst is gegoten. Correctheid zowel grammaticaal als orthografisch (geen spelling typfouten dus). De belangrijkste stijleis is die van duidelijkheid in het formuleren. Verder is het van belang om: Voldoende variatie aan te brengen in woordkeus, zinlengte en zinsbouw; Meer bondig dan omslachtig te formuleren; Consequent te zijn in stijlkeuze; Rekening mee te houden dat niet voor jezelf schrijft. Verplaats je dus in de lezer. Lange zinnen met veel bijzinnen te voorkomen; Na te gaan of eventuele moeilijke begrippen duidelijk zijn toegelicht; Je spelling te controleren; let daarbij op de werkwoorden. Je leestekens te controleren op juist gebruik. d. Structuur Eisen aan een goede structuur zijn: 1. Talige verwijzingen dienen altijd 100% duidelijk te zijn. 2. Alle verbanden in en tussen zinnen moeten worden aangegeven met de juiste verband aanduidende woorden (signaalwoorden). 3. De indeling in teksteenheden (hoofdstukken, paragrafen e.d) moet duidelijk en logisch zijn). 4. De tekst als geheel en alle complexe teksteenheden dienen helder te worden ingeleid. e. Systematiek De systematiek behelst de innerlijk logica van het werk. Alle teksteenheden behoren logische, zinvolle stappen te zijn in het denkproces, dat leidt tot de beantwoording van de probleemstelling. Er moet een duidelijke lijn lopen van de probleemstelling via de hoofdstukken naar de conclusie(s) en/of aanbevelingen. Voor de systematiek is het belangrijk dat de kernbegrippen en uitgangspunten duidelijk worden gedefinieerd en dat men zich het gehele werk door consequent aan deze ingevulde betekenissen houdt. Alle informatie dient direct of indirect te maken te hebben met de probleemstelling, de centrale gedachte van het werk. e. Volledigheid en beknoptheid Alle gegevens die van nut zijn voor de beantwoording van de probleemstelling worden beschreven. Wijdt niet uit over details die niet relevant zijn voor de scriptie. Bepaal bij elke uitwerking of de omvang ervan in verhouding staat tot het belang voor het onderzoek. Het gehele werk zal daarom niet meer dan veertig A-4-vellen (zonder bijlagen etc.) mogen bevatten. Additioneel wordt vermeld dat het werk niet minder dan 35 vellen A4 mag bevatten (zonder bijlage etc.). Tevens moet er een goede verhouding zijn tussen het theoretisch (40%) en praktisch (60%) deel van de scriptie. g. Maatschappelijk relevantie Uiteraard moet het onderzoek vallen binnen het werkveld van de opleiding. Het onderzoek moet verder aansluiten bij de actualiteit, zowel in het werkveld als in de literatuur. Betrek bij het 4

5 onderzoek dus in eerste instantie recente bronnen. Alle aanbevelingen en conclusies moeten concreet toepasbaar zijn in de praktijk. Verder moet een scriptie getuigen van voldoende originaliteit. h. Visie Een eigen visie moet duidelijk herkenbaar zijn in het werk. Schrijf geen scriptie alléén met citaten. Je moet anderen aanhalen om te tonen dat jij je hebt verdiept in het onderwerp, maar met het werk moet men ook een eigen bijdrage leveren aan de ontwikkeling van de wetenschap of de praktijk op het betreffende gebied waarover de scriptie gaat. De eigen visie moet uiteraard prevaleren boven citeren. i. Controleerbaarheid Elke uitspraak die niet vanzelfsprekend is dient afdoende onderbouwd te worden. Elke stelling wordt aannemelijk gemaakt met argumenten. De kwaliteit van de argumenten bepaalt voor een deel de waarde van de conclusie. Ook feitelijke uitspraken worden ondersteund met bronnen. Dit kan op drie manieren: 1. door te verwijzen naar de eigen waarneming (met het risico van over generalisering) 2. door autoriteiten in het vakgebied aan te halen 3. door naar onderzoekverslagen te verwijzen (literatuur) De gebruikte bronnen (boeken, rapporten, artikelen, e.d) maak je op hun beurt weer controleerbaar met verwijzingen naar de bibliografie. Verwijzingen bij citaten worden tegenwoordig haast niet meer door voetnoten aangegeven. We verwijzen d.m.v auteursnaam en jaar van uitgave en eventuele pagina nummering; bijvoorbeeld: Chomsky 1969 of Chomsky (1969:25) Voetnoten gebruiken we om informatie die niet in de tekst hoort aan te geven. Met een voetnoot geven we bijvoorbeeld aan dat we informatie uit een persoonlijke gesprek met iemand (een autoriteit) hebben verkregen. j. Logica Voor wat de logica betreft geven we de volgende zes richtlijnen aan: 1. Alle generaliseringen (inducties) moeten geldig zijn. 2. Alle deductieve redeneringen moeten geldig zijn. 3. Verwijzingen moeten kloppen (zowel pagina verwijzingen als talige). 4. Er mag geen tegenspraak in de tekst voorkomen. 5. Zinloze herhalingen moeten vermeden worden. 6. Signaalwoorden moeten passend zijn. k. Model indeling van een scriptie en papers De scriptie bestaat achtereenvolgens uit de volgende items. 1. de omslag 2. het titelblad 3. de inhoudsopgave 4. het voorwoord 5. de inleiding 6. het eigenlijke werk (de hoofdstukken) 7. de conclusie(s) en eventuele aanbevelingen 8. samenvatting 9. alfabetische literatuurlijst of bibliografie. 10. bijlagen. 5

6 1. De omslag Met de uiterlijke vorm van de afstudeerscriptie laat je een visitekaartje achter! Om een uniforme presentatie te krijgen, zijn er specifieke eisen gesteld aan de omslag en het titelblad van de scriptie. De omslag dient tevens als bescherming en verfraaiing van de scriptie. Besteed er dus voldoenden aandacht aan. Op de omslag wordt bovenaan de naam van de AHKCO in zijn geheel in grote vette letters gedrukt. Boven de naam van de AHKCO wordt het logo van de AHKCO geplaatst (zie voorbeeld). Onder de naam komt de naam van de betreffende studierichting in kleinere vette letters te staan. Voor het logo kunt u terecht op de administratie van de AHKCO Ongeveer in het midden wordt de titel van de scriptie gedrukt. Deze wordt gescheiden van de ondertitel. De zin scriptie ter verkrijging (..) komt ongeveer net zo ver van de rand van het blad aan de onderkant als Sociaal Cultureel Vormingswerk van de bovenrand verwijderd is. Hieronder komt de naam van de schrijver van het werk en daaronder de maand en het jaar van afstuderen. Uiteraard is de omslag van stevig materiaal vervaardigd. 6

7 2. Het Titelblad Het titelblad volgt direct na de omslag en is identiek eraan; met dit verschil dat het niet van karton is. VOORBEELD Logo van de AHKCO ACADEMIE VOOR HOGER KUNST EN CULTUUR ONDERWIJS Studierichting Sociaal Cultureel Vormingswerk/Journalistiek TITEL SCRIPTIE Ondertitel Scriptie ter verkrijging van de graad van Bachelor of Arts Naam auteur Naam begeleider Maand en jaar van afstuderen 7

8 3. De Inhoudsopgave In de inhoudsopgave vermeld je in de volgorde van de tekst overzichtelijk alle genummerde titels van de teksteenheden boven alineaniveau in je inhoudsopgave. Het volgende voorbeeld ter illustratie: Inhoud Voorwoord Inleiding 1. Theoretische beschouwingen 7 1.Verklarende equivalenten 7 2. Vertalende equivalenten 9 2. Gebruiksaanwijzing etc 1. Typering van de lijst 2. Beschreven taalgebruik 3. De structuur van het artikel 1.Trefwoorden 2. Opbouw van het artikel Conclusie Samenvatting Bibliografie Deze inhoudsopgave heeft een goede lay-out waardoor de hiërarchie van de teksteenheden duidelijk zichtbaar is. De pagina s waarop de inhoudsopgave staat worden meestal stilzwijgend genummerd. We nummeren de pagina s vanaf de inleiding omdat daar het feitelijk werk begint. Tip: - Typ de definitieve versie pas als de tekst zelf in zijn geheel is getypt. Pas dan liggen heb je de juiste paginanummers - Controleer of de titels en paginanummers uit de inhoudsopgave overeenkomen met de titels in de tekst. 4.Het Voorwoord In het voorwoord, dat niets heeft met de inhoud van de verhandeling, komen er uitsluitend enkele persoonlijke opmerkingen vooraf. De pagina waarop het voorwoord staat wordt stilzwijgend doorgenummerd. Enkele onderwerpen die thuishoren in een voorwoord: * informatie over het kader waarin het rapport tot stand is gekomen bv. onderzoek, stage- of afstudeerscriptie, project (mee beginnen). * gegevens over de student. * aanduiding van de doelgroep waarvoor het rapport is bestemd. * dankbetuigingen, bv. aan een bedrijf, projectgroep, afstudeerbegeleider of docent (mee eindigen). 8

9 5. De Inleiding De algemene inleiding van een scriptie bevat de volgende vaste elementen: 1. De inleiding tot de probleemstelling; 2. De probleemstelling met deel/subvragen; 3. De relevantie van de probleemstelling; 4. De globale opbouw van de scriptie; In de aanleiding geef je aan waarom je voor de probleemstelling gekozen hebt. Uitgangspunt van de afstudeeropdracht is een probleemstelling (onderzoeksvraag): er doet zich een vraag of kwestie voor die uitgediept moet worden. De probleemstelling moet nauwkeurig en duidelijk worden geformuleerd; alle erin voorkomende begrippen moeten helder worden gedefinieerd. Hierna maak je duidelijk waarom beantwoording van probleemstelling zinvol is (waarom is het een probleem, waarom is een oplossing gewenst, wie kan wat doen met de oplossing) en uiteindelijk zeg je kort in welke hoofdstappen (hoofdstukken) je de probleemstelling gaat aanpakken. De inleiding krijgt net als de conclusie(s), de samenvatting, de bijlagen en de bibliografie geen (hoofdstuk)nummer, omdat het geen hoofdstuk is. Een van de hoofdfuncties van de inleiding is immers het aankondigen van hoofdstukken. 6. Het eigenlijke werk Het eigenlijke werk is opgebouwd uit hoofdstukken, (sub)paragrafen en alinea s. De indeling in teksteenheden vloeit voort uit het vooraf gemaakte bouwplan. Alle complexe teksteenheden worden van een inleiding voorzien. 7. Conclusie(s) en eventuele aanbevelingen De conclusie wordt afgeleid uit de voorgaande analyse en is het feitelijke antwoord op de probleemstelling. Alle aanbevelingen en conclusie(s) moeten concreet toepasbaar zijn in de praktijk. De conclusie wordt niet als hoofdstuk genummerd. 8. De samenvatting Ook de samenvatting wordt niet als hoofdstuk genummerd. De samenvatting verwoordt de kernpunten van elk hoofdstuk bondig. De samenvatting biedt geen nieuwe informatie maar een zinvol kort overzicht achteraf. 9. Alfabetische literatuurlijst De scriptie wordt afgerond met een alfabetische lijst van geraadpleegde literatuur (bibliografie). De volgorde: naam en voornaam auteur (geen titulatuur), volledige titel, eventueel druk, plaats en jaar van uitgave. 10. Bijlage(n) Zinvolle aanvullende informatie die je niet in de verhandeling wil of kan opnemen, kun je het best als bijlage toevoegen. We denken hierbij aan: (wets-/kranten-/tijdschrift)artikelen integrale versies van interviews enquête overzichten grafieken, tabellen, diagrammen, etc Zorg hierbij ervoor dat het altijd duidelijk is wat de bron is. 9

10 6. HET AFSTUDEREN Indien je begeleider vindt dat je scriptie in orde is verwijst hij je nu naar de meelezer. Natuurlijk is het toegestaan dat de begeleider en de meelezer steeds met elkaar afstemmen en tegelijkertijd het product (eindscriptie) opleveren. Daarna dien je je eerste concept, die gescreend is door een Neerlandicus, in bij de cursusleider indien de begeleider en de meelezer je scriptie oké vinden. 10

11 ALGEMENE TIPS: Maak duidelijke afspraken met je begeleider en houd regelmatig contact Houd tijdens alle stappen je tijdschema in de gaten en stel het zonodig bij. Houd je zo goed mogelijk aan het schema, want juist de laatste stappen kunnen meer tijd vergen dan voorzien Vraag je zelf regelmatig af of datgene wat je doet nog in verhouding staat tot het doel en je probleemstelling Denk bij elke activiteit na wat de consequenties ervan zijn voor eerdere en komende werkzaamheden Zorg voor een vaste, prettige werkplek en houd je ook aan regelmatige werktijden. Denk hierbij ook aan openingstijden van instellingen zoals bibliotheken, die je moet bezoeken Laat de scriptie niet steeds liggen, maar blijf er voortdurend aan werken Houd rekening met de eisen die de AHKCO stelt aan de scriptie (scriptiehandleiding) Bij de aanvang van de scriptie nog geen idee wat te vermelden in de inleiding? Schrijf de inleiding wanneer de scriptie in grote lijnen af is. Ook de conclusies worden het laatst geschreven. Zorg ervoor dat je tijdens het schrijfproces steeds ideeën voor de conclusies noteert. Het is beter de conclusies te bundelen in plaats van allerlei conclusies her en der in de tekst te verwerken. Vergeet niet de bijlagen een titel en een nummer te geven. Bijlagen dienen als toelichting op bepaalde onderdelen van de scriptie. Ze worden over het algemeen niet geheel gelezen. Bijvoorbeeld: lange tabellen, figuren, vragenlijsten, utgebreide numerieke gegevens, e.d. worden in bijlagen opgenomen. De bladzijde nummering loopt in de bijlage door Raadpleeg andere scripties en publicaties om te zien hoe een literatuurlijst eruit hoort te zien Lees je scriptie, voordat deze wordt ingediend, nog een keer door om eventuele taalfouten te corrigeren. Laat het eventueel door anderen lezen, omdat je zelf de neiging hebt over de fouten heen te lezen. LET OP DE VALKUILEN BIJ HET SCHRIJVEN VAN EEN SCRIPTIE Geen duidelijke doelstelling en richtlijnen Gebrek aan motivatie voor een bepaald onderwerp Starten met een vaag onderwerp Te weinig voorkennis over het gekozen onderwerp Steeds wisselen van onderwerp Geen/nauwelijks literatuur over het onderwerp Afbakeningsproblemen (te brede vraagstelling) Onduidelijke vraagstelling Niet onderzoekbare vraagstelling Geen duidelijk werk/onderzoeksplan Ordeningsproblemen Onsystematisch werken Geen overzicht (geen duidelijke indeling) Te lang wachten met het veranderen van de tekst Geen conclusies durven trekken Niet op de hoogte zijn van de eisen, die aan een wetenschappelijke tekst worden gesteld 11

12 TOT SLOT: 10 TIPS VOOR STUDENTEN MET UITSTEL PROBLEMEN Tien tips voor studenten met uitstelproblemen Tien tips voor studenten met uitstelproblem Doen 1. Maak een duidelijk schriftelijk plan met een overzicht van alle scriptie- en andere activiteiten 2. Bepaal prioriteiten bij het schrijven van je scriptie en andere activiteiten 3. Bepaal de hoeveelheid tijd die je hebt en die je nodig hebt. Maak daarna een realistische tijdsplanning 4. Denk realistisch na over je eigen prestaties 5. Bouw zelfvertrouwen gebaseerd op feiten op; wees tevreden met beperkte successen 6. Stel een tijdstip vast en begin met je taak van dat moment 7. Ga aan het werk, hoe jij je ook daarbij voelt 8. Zie fouten onder ogen en leer daarvan 9. Als het tegenvalt, dan is dat een tegenslag die je zult moet leren aanpakken 10. Beloon jezelf als je op de goede weg bent En NNiet doen Vage plannen maken zoals 'ik moet met mijn scriptie beginnen', of 'ik zie wel hoe het gaat' Onduidelijke en onhaalbare plannen maken als 'alleen maar schrijven' en 'voorlopig geen andere activiteiten' 'Ik heb tijd genoeg' en 'dat gaat gemakkelijk in deze (korte) tijd' Prestaties toeschrijven aan geluk, hulp van anderen, enz. Voortdurend twijfelen of je dit wel kunt en bevestiging bij anderen zoeken Morgen begin ik, want nu... Ik heb niet zo'n zin en dus... Jezelf verwijten maken als het niet meteen lukt Als het tegenvalt, zeggen dat het totaal niet meer gaat Ontevreden blijven, want 'Ik moet nog zoveel' Beloon jezelf als je op de goede weg bent 12