Help de Knoflookpad! Mark Zekhuis & Fabrice Ottburg
|
|
- Damian de Haan
- 7 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Help de Knoflookpad! Mark Zekhuis & Fabrice Ottburg Volwassen Knoflookpad. Foto: Fabrice Ottburg Het artikel Help de Knoflookpad is verschenen in het november/december nummer 2008 van De Levende Natuur. Het voor u liggend artikel is daarvan een uitgebreidere versie. De Knoflookpad (Pelobatus fuscus) is een sterk bedreigde amfibie in Nederland. Ondanks vele inspanningen om de habitat te verbeteren nemen de aantallen op dit moment nog steeds snel af. Vermoedelijk is meer aan de hand dan alleen habitatverlies. Genetische verarming zou wel eens de belangrijkste oorzaak kunnen zijn voor de neerwaartse spiraal binnen veel kleine populaties. Dit zou betekenen dat het uitzetten of bijzetten (paddensnoeren overplaatsen) absoluut nodig is om het behoud van de soort voorlopig veilig te stellen. 1. Biologie en ecologie van de Knoflookpad De Knoflookpad is overwegend een nachtdier dat zich overdag ingraaft in zandige bodems. Vanaf eind maart begin april komen Knoflookpadden te voorschijn uit hun overwinteringlocaties. Dit is tevens het begin van een nieuw voortplantingsseizoen. Op de bodem van hun voortplantingswater lokken de mannetjes met hun roep de vrouwtjes. De piek van de voortplanting ligt rond de tweede week van april, maar is weersafhankelijk en kan duren tot halverwege mei. De vrouwtjes zetten eisnoeren af die 40 à 70 cm lang zijn en die tot wel eieren kunnen bevatten (Gelder & Kalkhoven, 1971). De metamorfose van de larven loopt van juli tot en met augustus. De volwassen dieren bevinden zich relatief kort in het voortplantingswater en houden zich grotendeels op in de landhabitat. 1
2 Links: bijna ingegraven Knoflookpad. Foto: Fabrice Ottburg. Rechts: larve Knoflookpad. Foto. Mark Zekhuis De Knoflookpad houdt van mineralenrijk (voedselrijk) water om haar eisnoeren in af te zetten, waarin de larven lengtes tussen de 6 en 9 cm bereiken. Incidenteel worden er larven van 18 cm gevonden.. Succesvolle voortplanting lukt nog in water met 0,8 meq/l en een ph van 5,2. Uit Duits onderzoek (In Gunther, 1996) blijkt dat er zelfs nog succesvolle voortplanting mogelijk is bij een ph van 5,0. De minimale diepte is 35 cm en maximaal 250 centimeter. Het water mag niet te troebel zijn met een doorzicht tussen de 20 en 30 cm. Uit onderzoek in Nederland (Hunink & Kruyt, 2003) blijkt dat er onder de bestaande voortplantingswateren geen relatie wordt gevonden tussen de oppervlakte, diepte, type van oevertalud, beschaduwing, dikte van de sliblaag en zelfs de aan- of afwezigheid van vis. In meer dan een kwart van de voortplantingswateren in Nederland zit vis. Naast poelen, vijvers, sloten, ijsbanen, kolken, zijn ook kanalen, bronnen, en betonnen bakken als voortplantingshabitats waargenomen (van der Est & Hertveld, 2003). In Nederland houdt men aan dat Knoflookpadden zich tot circa 400 meter van de voortplantingswateren kunnen bevinden. De dispersie is hierdoor ook slecht. Als landhabitat, of voor de overwintering gebruiken Knoflookpadden diverse vergraafbare en droge habitats. Daarbij geven de dieren de voorkeur aan open zandige gebieden zoals rivierduinen en heidegebieden, maar ook cultuurgebieden als vergraven bodems van aardappel-, graan- en aspergevelden maken onderdeel uit van de landhabitat (Nöllert & Nöllert, 1992; Ottburg et al., 2005; Bosman, 2005; Stumpel & Strijbosch, 2006). Rivier- en stuifduinen worden ook gebruikt als ze begroeid zijn met naald- of loofbos. Een dikke strooisellaag is dan wel noodzakelijk. Van de cultuurgronden worden ook tuinen, kerkhoven, erven en moestuinen gebruikt. In de directe omgeving van het voortplantingswater moet een dergelijk landhabitat voorkomen wil de Knoflookpad hier kunnen leven. 2
3 Links voortplantingswater kleine poel Arriën en rechts oude meander op enkele tientallen meters vanaf de voortplantingspoel. Beide locaties bevinden zich langs de Overijsselse Vecht nabij Arriën. Foto s Fabrice Ottburg Links vergraafbare zandige bodems. In dit geval een rivierduin langs de Overijsselse Vecht. Rechts verruigde oude meander waarin Knoflookpadden s nachts zijn waargenomen. Foto s Fabrice Ottburg Links loofbos met rijke losse bladlaag waarin Knoflookpadden zich kunnen ingraven. Rechts een Sleedoornstruweel dat van binnenuit vergrast. De noodzakelijke vergraafbare grond voor de Knoflookpad verdwijnt zo. Foto s Fabrice Ottburg 3
4 2. Situatie in Nederland. In Nederland ligt de focus van zijn verspreiding in het oosten van het land en komt de Knoflookpad nog op circa 38 locaties voor in de provincies Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord-Brabant en Limburg. De afgelopen jaren is de soort er sterk afgenomen. In de gehele databank van RAVON zijn uit 111 uurhokken waarnemingen van knoflookpadden bekend. In de periode tussen 1990 en 2000 zijn dat er nog maar 41 (38 leefgebieden). Door versnippering en de geringe omvang van veel restpopulaties gaat de Knoflookpad achteruitgang tot op de dag van vandaag (Crombaghs & Creemers, 2001). De grootste bedreiging is de afname van (de kwaliteit van) voortplantingswateren. In concreto gaat het om verzuring, vermesting, demping en verkeerd of geen beheer. Ook het landbiotoop neemt in kwaliteit af door vermesting en verzuring en intensivering van de landbouw, waardoor extensieve akkers schaars zijn geworden. Vermesting en verdroging zorgen voor een versnelde successie van zandige, oorspronkelijk schrale poelen, waardoor ze sneller dichtgroeien. De laatste jaren is uitvoering gegeven aan het Beschermingsplan Knoflookpad (Crombaghs & Creemers, 2001)en zijn veel maatregelen uitgevoerd. Om een beter beeld te geven hoe dat gaat en wat er aan gedaan is, worden enkele provinciale populaties beschreven waar ook maatregelen zijn getroffen en waar van een lange periode monitoringsgegevens bekend van zijn. Knoflookpadden zijn zeer moeilijk te monitoren, het aantal roepende mannetjes kan per nacht flink verschillen. De genoemde aantallen zijn daarom niet helemaal betrouwbaar maar in grote lijnen is wel degelijk een afname zichtbaar, met name binnen de kleine populaties (Ottburg et al., 2005). Overijssel In Overijssel waren in 2007 nog tien populaties bekend. Bij het merendeel gaat het om maar één voortplantingswater, vier populaties maken gebruik van twee of meer voortplantingswateren. Het Vechtdal herbergt de meeste Knoflookpadden. Tijdens een onderzoek in 2000 (van der Lught et al., 2000) werden hier in tien verschillende wateren de aanwezigheid van Knoflookpadden vastgesteld. Drie wateren konden als goede voortplantingswateren worden gekenmerkt, in de overige wateren bestonden de waarnemingen toen uit een tot maximaal vier roepende beesten. In twee van deze poelen werd succesvolle voorplanting aangetoond. Tijdens de inventarisatie van 2000 werden er in de Agnietenberg (Zwolle) tientallen larven uit een geïsoleerde vijver gevist. In 2001 werden in dezelfde villawijk ook larven in een tuinvijver gevonden, nadat de eigenaar had gemeld al jaren dode Knoflookpadden uit haar zwembad te scheppen. Vóór 1957 waren op de Agnietenberg ook al Knoflookpadden waargenomen. Het grote voortplantingswater had toen de vorm van een oude kolk terwijl dit nu in gebruik is als overstortvijver. De betreffende tuinvijver ligt circa honderd meter verderop en is zeker vijftien jaar oud. Langs de Vecht bij Hessum worden al meer dan 25 jaar Knoflookpadden gehoord en gezien bij twee tuinvijvers (Mededeling dhr. P. Hoof). Deze vijvers werden slecht onderhouden en groeiden dicht. In 2000 en de daaropvolgende jaren zijn hier geen Knoflookpadden meer gehoord. Wel zijn toen vier roepende mannetjes gehoord in een meander die er 700 meter westelijk van ligt. In 2002 zijn de vijvers opgeschoond en in het licht gezet, maar dat heeft tot nu (2007) niet tot hervestiging van de Knoflookpad geleid. 4
5 In de Rhezermaten (De Hui), bij Hardenberg, zijn vanaf 1979 gegevens verzameld (Ottburg et. al. 2005). Hier bevond zich in de beginjaren 1980 een grote populatie waar tientallen dieren werden gehoord. Vanaf 1979 wordt deze poel gemonitoord door dhr. E. Pullen. In 1979 werden 9 roepende mannetjes gehoord en 1996 waren piekjaren met respectievelijk 14 en 13 roepende dieren. In het kader van onderzoek naar de Knoflookpad in het Vechtdal is in 2004 dit voortplantingswater tijdens de voortplantingsperiode voorzien van een paddenscherm. Het uitschermen van de poelen geeft een beter beeld van de werkelijke aantallen Knoflookpadden die er voorkomen t.o.v. het inventariseren van roepende mannetjes. Tijdens deze actie zijn slechts 2 Knoflookpadden waargenomen (Ottburg et. al. 2005). In 2002 kon de poel deels worden opgeschoond en zijn stukken grasland op de rivierduinen van de Vecht geplagd. Helaas heeft dit nog geen meetbaar positief resultaat opgeleverd. Links uitgerasterde poel op De Hui, midden kleine poel Arriën. Foto rechts; aan weerszijde van het scherm zijn valemmers aangebracht. Foto s Fabrice Ottburg Te Arriën, Ommen, gaat het om twee poelen langs de Overijsselse Vecht, de kleine poel en de grote poel. Beide poelen worden vanaf 1982 gevolgd door dhr. E. Pullen. Gezamenlijk waren beide poelen halverwege de jaren 80 nog goed voor 34 roepende Knoflookpadden. In 2005 was dit gedaald naar 4 roepende dieren. Ook deze poelen zijn in 2004 tijdens de voortplantingsperiode voorzien van een paddenscherm (Ottburg et al., 2005). Bij de kleine poel zijn 21 vrouwtjes en 7 mannetjes Knoflookpadden gevangen (n=28). Bij de grote poel waren dit 3 vrouwtjes en 7 mannetjes (n=10). Van de kleine poel werd in 2004 in eerste instantie veel verwacht met betrekking tot de voortplanting. Maar gaandeweg het seizoen werd duidelijk dat de verwachting niet zou worden ingelost. Door het injecteren van mest tot aan de poelrand is de poel sterk vervuild. Het wateroppervlak is sindsdien voor 100% bedekt met kroossoorten. Sinds 2004 is er geen succesvolle reproductie in de kleine poel aangetroffen (mondelinge mededeling E. Pullen). Alleen in de grote poel wordt nog voortplanting waargenomen. In 2004 werden 26 larven gevangen, daarnaast komen er ook soorten als Baars (Perca fluviatilis), Snoek (Esox lucius), Driedoornige stekelbaars (Gasterosteus aculeatus) en Tiendoornige stekelbaars (Pungitius pungitius) voor. Naast deze twee natuurlijke voortplantingswateren wordt er sinds 2001 succesvolle voortplanting vastgesteld in een kleine tuinvijver die hier circa 650 meter ten noorden van ligt. In 2002 zijn binnen een straal van 300 meter van de voortplantingsplekken, vier nieuwe poelen aangelegd. Tot op heden zijn geen Knoflookpadden bij die poelen vastgesteld. Zelfs niet in de nieuwe poel die 25 meter naast het kleine tuinvijvertje ligt. In 2008 is in één van deze nieuwe poelen eenmalig een mannetje gehoord (mondelinge mededeling E. Pullen). 5
6 In een spoorsloot bij Landgoed Oud Rande, Deventer werden in 1995 vijf roepende Knoflookpadden gehoord. Er werden ook drie- en tiendoornige stekelbaarzen in dit water aangetroffen. In 1998 is een grote poel aangelegd op 10 meter naast deze spoorsloot. Binnen een straal van 500 meter zijn toen in 1998 nog drie extra poelen aangelegd. In geen van deze poelen is ooit Knoflookpad aangetroffen en sinds 2005 tot op heden zijn er geen padden meer vastgesteld in de spoorsloot ondanks intensieve inventarisaties. Hierbij moet worden opgemerkt dat rond 1998 een moestuinencomplex is omgezet naar maïsakkers. In de directe omgeving is echter nog steeds potentieel geschikt landhabtitat aanwezig in de vorm van volkstuinen, erven, spoorwegtalud en oude loofbossen. 6
7 Limburg In Limburg gaat het om zeer kleine populaties die al jaren onder druk staan. De populaties hier worden intensief gemonitoord zodat er een zeer betrouwbaar beeld is van de slechte situatie. Bijvoorbeeld in de Meinweg waar van 1977 t/m 1999 in twintig onderzochte wateren de bezetting van 14 naar 3 locaties is afgenomen! Ondanks het uitvoeren van diverse maatregelen van het provinciale Beschermingsplan van de Knoflookpad (1999) is deze populatie tussen 1997 en 2006 nog verder achteruit gegaan. In 2006 werden nogmaals 24 wateren onderzocht maar alleen in drie wateren werden nog Knoflookpadden waargenomen. Dit is hetzelfde aantal poelen als in 1999, maar het aantal exemplaren was in vergelijking gehalveerd (Crombaghs et al., 2004, Gereads & van Schaik, 2007). De andere grotere populatie in Limburg waar jaarlijks enkele tientallen worden gehoord is op de Bergerheide. Binnen dit leefgebied zijn jaren terug al poelen gegraven of verbeterd voor de knoflookpad. Dit heeft tot op heden nog niet geleid tot nieuwe vestiging. In 2002 werden eenmalig drie Knoflookpadden gehoord in een poel die twee jaar daarvoor was gegraven. Er is toen geen voortplanting vastgesteld. Rond de kleine populatie van Arenbosch zijn na 2000 vijf nieuwe wateren binnen het leefgebied aangelegd. In 2004 is er eenmalig een knoflookpad gehoord in een vier jaar oude poel. Daarna zijn in deze poel en de andere poelen geen Knoflookpadden meer aangetroffen. In de Roerstreek-Zuid is de situatie vergelijkbaar. Hier zijn sinds 2001 vijf nieuwe poelen gegraven waarna er slechts één keer een Knoflookpad is gehoord in een nieuwe poel. Ondanks intensief onderzoek is nog geen van de nieuwe poelen definitief gekoloniseerd in Limburg. In Limburg wordt de Knoflookpad in haar voortbestaan ernstig bedreigd. Men stelt voor om als laatste redmiddel, verse eisnoeren uit sterk verzuurde vennen over te brengen naar poelen om daar een nieuwe populatie op te kunnen bouwen en de Knoflookpad voor Limburg te behouden (Lenders, 1994). Gelderland Landschapsbeheer Gelderland herkent dit beeld, dat poelen die speciaal binnen de bestaande leefgebieden zijn aangelegd, bij uitzondering worden gekoloniseerd. In het IJsseldal zijn na 2000, binnen een straal van 500 meter van bestaande populaties, circa vijftien poelen aangelegd. De meesten liggen direct bij bestaande voortplantingswateren of naast de landhabitat. Daarbij zijn ook vaak geleidende elementen zoals houtwallen aangelegd om het de Knoflookpadden gemakkelijker te maken deze wateren te vinden. Vele particulieren zijn voorgelicht over het beheer en behoud van de landhabitat. Dit habitat is sindsdien niet in kwaliteit afgenomen, eerder verbeterd. Sedert 2003 is volgens Landschapsbeheer Gelderland waarschijnlijk maar één nieuwe plek van de Knoflookpad gevonden, te midden andere, reeds bekende poelen, in een vergrote tuinvijver. Het is niet met zekerheid te zeggen of dit een nieuwe vestiging is of dat de padden hier al langer zaten. De vijver is in ieder geval niet ouder dan tien jaar. Uit de ervaringen in Gelderland lijkt het erop dat de Knoflookpad weinig neiging vertoont om nieuwe wateren te koloniseren. Ze moeten soms letterlijk om de nieuwe poelen heen kruipen om bij hun oude voortplantingswater te komen, maar koloniseren die nieuwe poelen niet. 7
8 3. De toekomst De Knoflookpad stelt bepaalde eisen aan het voortplantingswater maar op zich zijn deze typen wateren niet echt zeldzaam te noemen op de zandgronden. Lenders (1984) noemt ook dat de Knoflookpad niet echt kieskeurig is wat betreft zijn voortplantingswater. Het landhabitat zou de verspreiding van de soort meer beperken. Vergraafbare, kale en extensief beheerde zandgronden zijn schaars. De combinatie van geschikt voortplantingswater en landbiotoop op korte afstand van elkaar komt weinig voor, terwijl de knoflookpad juist dat nodig heeft. Toch zijn er veel meer van dit soort plekken te vinden dan de huidige verspreiding van de Knoflookpad aangeeft. Het beperkte verspreidingsvermogen, de versnippering en de gevolgen daarvan kunnen veel ingrijpender zijn. Uit bovengenoemde voorbeelden blijkt dat op plaatsen waar schijnbaar het voortplantingswater en het landbiotoop niet echt veranderd zijn, de aantallen niet constant blijven. Bij een groot deel van de populaties zijn de laatste tien jaar beheermaatregelen uitgevoerd. Enkele wateren zijn gebruikt als voortplantingswater maar de meeste poelen werden niet gebruikt. Ondanks de uitgevoerde maatregelen (extra poelen, landbiotoop, landschapselementen) zijn er weinig aanwijzingen dat kleine populaties weer groeien en uitbreiden. Vanzelfsprekend kan op sommige plekken het leefgebied in theorie nog beter worden ingericht, maar dat is in de meeste gevallen in praktijk niet haalbaar, zeker niet in agrarische cultuurlandschappen. Volgens het Beschermingsplan bestaat 71% van de onderscheiden leefgebieden uit maar één voortplantingwater. Dit maakt ze enorm kwetsbaar. Omdat Knoflookpadden vaak niet meer dan meter van hun voortplantingswateren voorkomen (Blab 1973, 1986, Kaufmann 1976, Müller 1984, Frölich et al., 1987, Tobias 1997), zijn ze gevoelig voor versnippering, isolatie, inteelt en uiteindelijk uitsterven. In de literatuur worden ook andere afstanden genoemd. Zo zijn zelfs op 2,8 kilometer vanaf het voortplantingswater enkele Knoflookpadden gevonden (Blitz et al., 1996). Gilandt & Martens (1983) en Glandt (1990) geven afstanden van 1,2 kilometer weer en Nöllert & Nöllert tot 1000 meter (Laufer et al., 2007). Helaas liggen de meeste Nederlandse populaties veel verder dan drie kilometer uit elkaar. 4 Genetische variatie Er zijn diverse voorbeelden van situaties waarin het recent is misgegaan met de bescherming en het beheer van kwetsbare of bedreigde dierpopulaties. Een lage genetische variatie zorgt er waarschijnlijk voor dat individuen minder goed met veranderende condities kunnen omgaan. Populaties waar de genetische diversiteit sterk is afgenomen door versnippering van de habitat kunnen hier sterk onder lijden, omdat in deze populaties ongunstige allelen en mutaties niet zijn weggeselecteerd. Genetisch onderzoek laat zien dat amfibieën door hun relatief geringe dispersievermogen extra gevoelig zijn voor verlies van habitat. Dit leidt uiteindelijk tot verlies van genetische diversiteit en tot inteeltproblemen. Een afname van genetische diversiteit begint al ver voordat een populatie uitsterft. De individuen zijn gevoeliger voor ziekten, er worden minder eieren of jongen geboren per individu en de groeikracht en overlevingskansen van de jongen nemen af. Als populaties na habitatverbetering zich nauwelijks herstellen of nog verder afnemen kan het zijn dat deskundigen de belangrijkste ecologische oorzaken onvoldoende hebben weten te achterhalen. Maar het kan ook een gevolg zijn van een beperkende hoeveelheid genetische diversiteit. 8
9 Kleine populaties hebben een verhoogde kans op uitsterven, zelfs wanneer geschikte ecologische condities zijn gehandhaafd of hersteld, omdat het vermogen om veranderingen op te vangen gerelateerd is aan de populatiegrootte. Kleine populaties hebben een grotere gevoeligheid voor Demografische variatie Omgevingsvariatie Genetische risico s (meer inteelt, minder immigratie van genetische diversiteit gene flow en omdat er minder individuen zijn is de diversiteit ook minder genetic drift). De gecombineerde werking van de demografische en omgevingseffecten met de verminderde genetische diversiteit noemt men wel de extinctiespiraal. Dit kan er voor zorgen dat een kleine populatie niet gaat groeien ondanks dat de condities (biotoop) verbeterd zijn. Er zijn nog weinig genetische onderzoeken beschikbaar waaruit blijkt dat genetische verarming de uiteindelijke oorzaak is van een sterke afname of uitsterven van een diersoort. Helaas zijn er hiervan geen bruikbare onderzoeksgegevens van amfibieën bekend. Van de Kamsalamander (Triturus cristatus) is vastgesteld dat deze soort gevoelig is voor inteeltdepressies (Blitterswijk et al., 2005). Juist omdat de soort zich over relatief korte afstanden verplaatst is een dicht netwerk van geschikte habitats belangrijk. Uit Scandinavisch onderzoek zijn tussen verschillende populaties van Boomkikkers (Hyla arborea) grote verschillen gevonden in het niveau van genetische diversiteit. Populaties met een lagere diversiteit lijden onder een verhoogde sterfte van jonge dieren. Ook in Nederland is dat vastgesteld (mondelinge mededeling P. Arens). Boomkikkers in grotere populaties met een grotere genetische diversiteit, leggen meer eieren dan de kikkers in kleine populaties. Knoflookpadden zijn niet mobiel en specialiseren zich binnen hun eigen leefgebied. Het kan zelfs zo zijn dat er daardoor binnen Nederland verschillende genotypen zijn ontstaan. Sterker nog, elke populatie zou zijn eigen genetische aanpassing kunnen hebben om zich daar staande te kunnen houden. Door het verdwijnen van die kleine populaties verliezen we dan (landelijk gezien) steeds meer genetische variatie. Of die variatie werkelijk bestaat is voorlopig nog onzeker, maar kunnen we ons veroorloven om ze nu al te verliezen? Variatie die we in de toekomst misschien heel hard nodig hebben. Het is zelfs te overwegen om van elke populatie genetisch materiaal veilig te stellen. Dit kan bijvoorbeeld door fokprogramma s of nieuwe uitzettingen. Als we dit alles beschouwen is de kans reëel dat veel kleine en geïsoleerde populaties uiteindelijk zullen verdwijnen ondanks alle goed bedoelde beheermaatregelen. Er is waarschijnlijk meer nodig om die populaties in leven te houden. Veel kleine populaties zijn al tientallen jaren geïsoleerd van andere populaties. Het is niet uitgesloten dat dat gevolgen heeft voor de genetische variatie en dus reproductie. Het is nog niet te bewijzen dat inteelt de oorzaak is van het verdwijnen van die kleine en geïsoleerde populaties maar het tegendeel ook niet. Wat betreft het effect van de genomen beheermaatregelen kan het waarschijnlijk ook nog te vroeg zijn om er een conclusie aan te verbinden. Maar voor echte kleine populaties (jaarlijks minder dan tien roepende mannetjes) lijkt de behoefte aan goede voortplantingswateren geen knelpunt. Met een paar beesten is het zelfs belangrijk dat ze elkaar nog wel tegen komen in de zelfde poel en zich niet verspreiden over andere wateren. Voor het behoud van met name die kleine populaties kunnen bijzettingen of herintroducties erg wenselijk zijn en zal zeer waarschijnlijk de duurzaamheid van de Nederlandse populatie knoflookpadden vergroten. Het is ook een relatief makkelijk en goedkope manier om te onderzoeken of dit effect heeft op de vitaliteit. Zou mooi zijn als het bij de knoflookpad niet zo hoeft te gaan als bij 9
10 de Hamster (Cricetus cricetus), waarbij de laatste exemplaren gevangen werden om te fokken en de genetische variëteit veilig te stellen om het beestje voor Nederland te behouden. Aanvullende beheersmaatregelen blijven altijd nodig, ook om een groeide populatie (dankzij herintroductie of bijzetten) te voorzien van geschikt leefgebied. Het is dus van belang om eerder in te grijpen. 5. Bijzetten Het weer aanvullen van de diversiteit (c.q. nieuwe allelen toevoegen) door het tijdelijk of permanent toevoegen van individuen van elders ( re-stocking of suppletie en) kan deze negatieve effecten weer wegnemen. Het plaatsen van individuen bij of in bestaande maar kleine en kwetsbare populaties is een maatregel waarbij wordt voorkomen dat de populatie uitsterft. Vaak wordt dit gedaan met het oogmerk om genetische diversiteit te vergroten ( genetic rescue ). Eens in de 20 jaar of misschien eenmalig een genetische redding is voldoende. Bij gebruikvan lokale (ruim genomen) populaties met het zelfde type biotoop (bijvoorbeeld het Vechtdal) Is er minder kans op uitkruisen. Dit laatste is een mogelijks optredend negatief effect waarbij gunstige lokale genetische eigenschappen in een populatie verdwijnen en vervangen worden door andere genetische eigenschappen van dieren van elders. Het bijplaatsen van individuen aan bestaande, maar kleine en kwetsbare populaties ( restocking dus) is strikt genomen geen herintroductie. Experimenten bij andere dieren zoals Adders (Vipera berus) (Madsen et al., 1999, Madsen et al., 2004) en wolven (Canis lupus) (Vilà et al., 2003) hebben laten zien dat dit soms leidt tot spectaculaire populatiegroei (Smulders et al., 2006). Bijplaatsen is een relatief goedkope maatregel. Zeker bij amfibieën is dit relatief eenvoudig uit te voeren en zelfs door lokale partijen, zoals terreinbeherende instanties of lokale werkgroepen van RAVON. Voor de Knoflookpad zou het daarom zinvol zijn om binnen twee of drie kleine en afnemende populaties nieuw genetisch materiaal toe te voegen. Optimaal gebeurt dit bij populaties die niet te veel geïsoleerd liggen, maar in de toekomst waarschijnlijk ook spontaan nieuw genetische input kunnen krijgen van populaties uit de buurt. Dit bijzetten kan gedaan worden door eieren bij grotere en genetisch rijkere populaties weg te halen. Meer zekerheid opdat die nieuwe eieren tot volwassen padden zouden uitgroeien heeft men door die eieren eerst op te kweken en ze pas als grote larven uit te zetten. Voor het bijzetten en uitzetten zijn richtlijnen opgesteld door de internationale natuurbeschermingsorganisatie IUCN. Die richtlijnen voor restocking blijven aan de veilige kant omdat er een kleine kans is voor uitkruizen of outbreeding depression. De bijzetting kan dus eventueel nadelig zijn voor die populatie. Ze bevelen dan daarom aan om dieren te nemen uit populaties die in de buurt of onder vergelijkbare condities voorkomen (Smulders et al., 2006). 6. Herintroductie Herintroductie is het uitzetten van dieren binnen een voormalig leefgebied maar waar dan geen individuen meer aanwezig zijn. Er zijn genoeg plekken te vinden waar Knoflookpadden geleidelijk en uiteindelijk definitief verdwenen zijn. Op sommige van deze plekken is ogenschijnlijk nog steeds een ideaal voortplantingswater en landbiotoop aanwezig. Het is dan moeilijk te zeggen wat de oorzaak van het uitsterven is geweest maar dat inteelt een belangrijke rol heeft kunnen spelen, kunnen we helaas 10
11 niet meer aantonen. Sommige van die plekken zijn nadien nog geschikter geworden door bijvoorbeeld natuurontwikkeling, landschapsinrichting of spontane dynamiek van de rivier. Als dit soort locaties een stapsteen kunnen vormen tussen twee of meer populaties dan is herintroductie een zeer geschikte maatregel. Langs rivieren of andere landschappelijke eenheden kan herintroductie zorgen voor duurzaamheid van meerdere populaties, in de vorm van een metapopulatie. In Duitsland heeft Glandt (1990) met succes geëxperimenteerd met het uitzetten van Knoflookpadden binnen een enclosure. Nadat hij met het uitzetten van eieren minder succes had, werden larven losgelaten. Hij stelde vast dat het aandeel dat hiervan volwassen werd, vergelijkbaar was met de natuurlijke situatie. Glandt had materiaal gebruikt van een grote populatie uit dezelfde regio. Het zou overigens bij een dergelijk onderzoek ook interessant geweest zijn om materiaal van verschillende populaties tegebruiken als uitgangsmateriaal om een nieuwe populatie te stichten. De genetische variëteit van die nieuwe populatie is dan waarschijnlijk veel rijker dan die van een oorspronkelijk populatie. Bij herintroducties zijn de genetische risico s voor bestaande populaties veel minder. Ook met betrekking tot de IUCN-voorschriften zijn er minder punten waarop moet gelet worden dan bij het bijzetten. Noodzakelijk is dat eerst een goed beeld gevormd wordt van de oorzaak van het verdwijnen van die populatie en dat de plek duurzaam geschikt moet kunnen blijven (Groot Bruinderink et al., 2007) Daarnaast zou in plaats van uit één plek lokaal genetisch materiaal te betrekken, ook materiaal van verschillende (lokale) populaties kunnengebruikt worden om een start te maken met een brede genetische variatie. RAVON noemt in haar standpunt m.b.t. herintroductie van vissen, amfibieën en reptielen, o.a. de Knoflookpad als een soort die in aanmerking kan komen voor herintroducties, omdat het voorstelbaar is dat habitatherstel alleen onvoldoende effect heeft. 11
12 7. Onze verantwoordelijkheid De Knoflookpad is opgenomen in de Conventie van Bern als strikt beschermde soort. Dit is een internationaal verdrag dat zicht richt op het behoud van wilde dieren en planten en hun natuurlijke leefmilieu en dan vooral op de bescherming van die soorten waarvoor internationale samenwerking nodig is. Onder de EG Habitatrichtlijn valt hij onder categorie vier, dat zijn dier- en plantensoorten van communautair belang die strenge bescherming behoeven. In Nederland staat hij vermeld op de Rode Lijst als bedreigd. Tevens is het een soort die valt onder tabel 3 van de Flora en Faunawet en die gezien wordt als doelsoort binnen het natuurbeleid. De voortschrijdende achteruitgang van de Knoflookpad dwingt ons om er op zijn minst met een aantal organisaties goed over na te denken, maar acties zijn op korte termijn wel wenselijk. Het Vechtdal heeft nog iets van de oorspronkelijke biotoop, het zomer- en winterverblijf liggen buiten het rivierdal. In het voorjaar verlaat het dier deze droge zandgronden om in de oude afgesloten meanders en poelen in het dal haar eieren af te zetten. De zeven populaties in het Vechtdal zouden tot een metapopulatie kunnen uitgroeien; daarom hebben De Hui bij Hardenberg en Hessum bij Dalfsen de voorkeur. Als bronmateriaal kan de populatie van de Agnietenberg (Zwolle) en Arriën (Ommen) dienen. Dit zijn plekken binnen de Vechtdalpopulatie die groot genoeg zijn en waarschijnlijk voldoende genetische variëteit hebben. Voor herintroducties liggen tussen deze populaties ook genoeg geschikte locaties. In de toekomst gaat het Vechtdal door de vele natuuronwikkelingsprojecten, verondieping en verwijderen van stortsteen steeds natuurlijker en geschikter worden voor de Knoflookpad. Maar niet alleen in de Vecht zijn geschikte locaties ook in het IJsseldal, aan de andere kant van Zwolle. Bij Hattum zijn prachtige habitats aanwezig. Hoge beboste en kale zandgronden grenzend tegen de uiterwaarden van de IJssel. Hier zaten vroeger vele populaties Knoflookpadden. Het verdient onderzoek of het biotoop nog geschikt is. Volgens Creemers & Crombaghs (1995) is er in het IJsseldal in principe nog voldoende geschikt landbiotoop aanwezig. Ook bij de Keulse baan (Roermond) ligt een zeer geschikt habitat voor herintroductie aldus Crombaghs. We hopen dat de instanties die zich betrokken voelen om het lot van de Knoflookpad, de mogelijkheden serieus op korte termijn gaan bekijken. Er is geen uitstel meer mogelijk. Wetenschappelijk onderzoek naar deze materie is wenselijk en belangrijk. Maar gezien de tijd is het niet mogelijk om alle risico s te onderzoeken. Op een beperkt aantal plekken kunnen maatregelen worden genomen die wetenschappelijk begeleid worden. Het moet mogelijk zijn om na vijf jaar te kunnen evalueren of deze acties succes hebben gehad en of andere kwijnende populaties van Knoflookpadden hier ook voor in aanmerking komen. Willen we echt de Knoflookpad voor Nederland behouden, dan is snelle actie geboden. Loopt de Knoflookpad als het ware weg? Foto Mark Zekhuis 12
13 Dankwoord We danken Erwin Bouwmeester en Johan Zwanenburg van Landschapsbeheer Gelderland, Paul Arens van Plant Research International en Rob Geraeds uit Limburg voor hun gegevens en ervaringen. Tevens willen we Ton Stumpel, Ben Crombaghs en Paul Voskamp danken voor hun reflectie op ons stuk. Literatuur Blitterswijk, H. van, A.H.P. Stumpel, P.F.P. Arens & F.G.W.A. Ottburg, Adders onder het gras. Beschikbaarheid en bruikbaarheid van ecologische en genetische kennis over amfibieën en reptielen en de knelpunten voor beleid en beheer. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1149, ISSN Blab, J Die Amphibien des Erlanger Raumes. Beiträgen zu Vorkommen, Laichplatzwahl und Biologie. Zulasungsarbeit, Universität Erlangen. Blitz, A., K. Fisher, L. Simon, R. Thiele & M. Veith, Die Amphibien und Reptilien in Rheinland-Pfalz. Fauna und Flora in Rheinland-Pfalz, Landau. Bosman W., Landhabitat van de knoflookpad in een agrarische omgeving bij Groot Soerel Noord- Empe. RAVON maart Creemers., R.C.M. & Crombaghs., B.H.J.M., De Knoflookpad in het IJsseldal. Limes Divergens & Natuurbalans. November Crombaghs, B.H.J.M. & R.C.M. Creemers, Beschermingsplan Knoflookpad. Rapport Directie Natuurbeheer nr. 2001/019. Ministerie van Landbouw, natuurbeheer en Visserij, Wageningen. 82 pp. Crombaghs B., de Jong V., Dorenbosch M., De knoflookpad in Limburg. Resultaten monitoring RAVON maart Est van der D., Hertveld C., De knoflookpad uit het duister gehaald. Een onderzoek naar de waterhabitat. RAVON & Hogeschool Larenstein, RAVON Fröhlich, G., J. Oertner & S. Vogel, Schütz Lurche und Kriechtiere. Berlin, VEB Deutscher Landwirtschaftsverlag. Gelder, J.J. & J.T.R. Kalkhoven, Eieren van de knoflookpad (Pelobates fuscus) in de Hatertse en Overasseltse vennen. Natuurhistorisch maandblad, 60: Geraeds R.P.G., van Schaik V. A., De achteruitgang van de Knoflookpad in Nationaal Park De Meinweg. Natuurhistorisch maandblad jaargang 96/6, juni Gillandt, L. & J.M. Martens, Amphibien des landkreises Luchow-Dannerberg und die Verteilung ihrer Laichgewässer auf Naturraumeinheiten. Verhandlungen des Naturwissenschaftlichen Vereins in Hamburg (N.F.) 25: Glandt, D., Biologie und Ansiedlung der Knoblauchkrote (Pelobatus fuscus), Zwischenbilanz eines Artenschutzprojektes. Metelener Schriftenreihe fur Naturschutz 1: Metelen.. Groot Bruinderink G.W.T.A., Smulders M.J.M. & Koelewijn H.P. Een ecologisch en populatiegenetisch afwegingskader voor herintroducties. De Levende Natuur, september 2007( ). Gunther R., Die Amphibien und Reptilien Deutschlands. Gustav Fischer Verlag Jena Hunink S., Kruyt D.B., Waterkwaliteit van voorplantingswateren van de knoflookpad in Nederland. RAVON & Hogeschool Larenstein, RAVON april Kaufmann, R Intensivteichwirtschaft und Amphibienvorkommen am Beispiel des 13
14 Aischgrundes. Zulassungsarbeit, Universität Erlangen. Laufer, H., K. Fritz & P. Sowig, Die Amphibien und Reptilien Baden-Württembergs. Ulmer Verlag, Stuttgart Lenders., A.J.W., Het voorkomen van de Knoflookpad (Pelobates fuscus Laurenti)) in relatie met de zuurgraad van het voortplantingswater. Natuurhistorisch Maandblad 73(2) Lenders., A.J.W., DE KNOFLOOKPAD IN MIDDEN-LIMBURG ANNO De trieste balans van een bijna uitgestorven diersoort? Natuurhistorisch maandblad (72-78) Lugt van der G., Prudon B., Crombaghs B., De Knoflookpad langs de Vecht, Regge en Dinkel in Overijssel. Natuurbalans/Limes Divergens & RAVON. Nijmegen, december Madsen T., Shine R., Olsson M., Wittzell, H. (1999) Restoration of an inbred adder population. Nature 402: Madsen T., Ujvari B., Olsson M. (2004) Novel genes continue to enhance population growth in adders (Vipera berus). Biological Conservation 120: Müller, B Bio-akustische und erdokrinologische Untersuchungen an der Knoblauchkröte Pelobates fuscus. Salamandra 20 (2/3): Nöllert, A. & C. Nöllert, Die Amphibien Europas, Bestimmung - Gefährdung - Schutz. Franckh-Kosmos, Stuttgart. Ottburg F.G.W.A., Stumpel A.H.P., Pullen E., De Knoflookpad Pelobatus fuscus in het dal van de Overijsselse Vecht. Alterra-rapport 1151, Alterra Wageningen, Smulders M.J.M., Arens P.F.P., Jansman H.A.H., Buiteveld J., Groot Bruinderink G.W.T.A., Koelewijn H.P., Herintroduceren van soorten, bijplaatsen over verplaatsen: een afwegingskader. Alterra-rapport Alterra, Wageningen, Stumpel, A.H.P. & H. Strijbosch, Veldgids amfibieën en reptielen. KNNV-Uitgeverij, Utrecht. Tobias, M Zu Populationsstruktur und Wanderungsverhalten der Knoblauchkröte (Pelobates fuscus) unter besonderen Berücksichtigung des angewandten Amphibienschutzes. Diplomarbeit, Universität Braunschweig. Vilà C., Sundqvist A.K., Flagstad O., Seddon J., Bjornerfeldt S., Kojola I., Casulli A., Sand H., Wabakken P., Ellegren H. (2003) Rescue of a severely bottlenecked wolf (Canis lupus) population by a single immigrant. Proceedings of the Royal Society Biological Sciences Series B 270: Ing M. Zekhuis Landschap Overijssel Poppenallee KW Dalfsen m.zekhuis@landschap-ov.nl F.G.W.A. Ottburg BSc. Alterra WUR Postbus AA Wageningen fabrice.ottburg@wur.nl 14
Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg 17a (Zwolle) voor de knoflookpad.
Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg 17a (Zwolle) voor de knoflookpad. REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Onderzoek naar de waarde van een ponyweide aan de Nemelerbergweg
Nadere informatieDe knoflookpad in de Meinweg
De knoflookpad in de Meinweg Opkweken en uitzetten als laatste redmiddel Ben Crombaghs Paul van Hoof Bureau Natuurbalans - Limes Divergens B.V. Verspreiding in Nederland in drie tijdsintervallen Landelijk
Nadere informatieAMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE KNOFLOOKPAD SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP
AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE KNOFLOOKPAD SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP 1 2 KNOFLOOKPAD De knoflookpad is één van de meest bedreigde amfibie soorten in Nederland. Er zijn landelijk nog 40 restpopulaties
Nadere informatieMitigatie en compensatieplan rugstreeppad
Mitigatie en compensatieplan rugstreeppad Mitigatie en compensatieplan rugstreeppad Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag T. Ursinus In den Eng Investment 11.148 december 2011 Voortplantingswater
Nadere informatieAMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON
AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON AMFIBIEËN EN REPTIELEN IN HET PLANGEBIED EN OMGEVING VAN DE UITBREIDINGSLOCATIE RENDAC TE SON juni 2007 In
Nadere informatieAmfibieën en poelen. Gerlof Hoefsloot
Amfibieën en poelen Gerlof Hoefsloot Inhoud presentatie Functie van een poel: vroeger en nu Hoe werkt een poel? Wat bepaalt een goede ecologische situatie Soorten amfibieën Beheer van amfibieënpoelen,
Nadere informatie4 Een veldexperiment naar de verplaatsingen van de bruine kikker in agrarisch landschap
4 Een veldexperiment naar de verplaatsingen van de bruine kikker in agrarisch landschap 4.1 Inleiding In een Corridorverbinding zijn de stapstenen en sleutelgebieden verbonden door een dispersiecorridor
Nadere informatieAMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE BOOMKIKKER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP
AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE BOOMKIKKER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP 1 2 BOOMKIKKER De Achterhoek is voor de boomkikker momenteel het belangrijkste gebied in Nederland. In de jaren 80 van de
Nadere informatieVisonderzoek Wogmeer 72
2016 Van der Goes en Groot ecologisch onderzoeks en adviesbureau G&G Advies Toetsing in het kader van de Flora en faunawet M. van Straaten 2016 Opdrachtgever Rho G&G advies 2016 Versie Datum Concept 7
Nadere informatieRAVON JAARVERSLAG 2003 & 2004
RAVON JAARVERSLAG 2003 & 2004 REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Projecten Inhaalslag In 2004 heeft RAVON van het ministerie van LNV opdracht gekregen voor het project Inhaalslag Verspreidingsonderzoek.
Nadere informatieBijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard
Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Notitie aanvullend onderzoek vissen - aanpassingen kruisingen N359 De provincie Fryslân
Nadere informatieBureau Natuurbalans - Limes Divergens B.V. B.H.J.M. Crombaghs Postbus GA NIJMEGEN
> Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Bureau Natuurbalans - Limes Divergens B.V. B.H.J.M. Crombaghs Postbus 6508 6503 GA NIJMEGEN Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 F 070
Nadere informatieBESCHERMINGSPLAN KNOFLOOKPAD. Beschermingsplan knoflookpad
Beschermingsplan knoflookpad Wageningen, 2001 Rapport Directie natuurbeheer nr 2001/019 Dit rapport is opgesteld door Bureau Natuurbalans-Limes Divergens en de Stichting Ravon in opdracht van het Expertisecentrum
Nadere informatieKnoflookpad edna onderzoek naar actuele verspreiding in De Rande - Deventer 2013
Knoflookpad edna onderzoek naar actuele verspreiding in De Rande - Deventer 2013 REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Knoflookpad edna onderzoek naar actuele verspreiding in De Rande - Deventer
Nadere informatieAMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE KAMSALAMANDER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP
AMFIBIEËN IN DE ACHTERHOEK DE KAMSALAMANDER SAMEN WERKEN AAN EEN OPTIMAAL LANDSCHAP 1 2 KAMSALAMANDER De Achterhoek is één van de gebieden met de ruimste verspreiding van de kamsalamander in Nederland.
Nadere informatieDe knoflookpad Pelobates fuscus in het dal van de Overijsselse Vecht
De knoflookpad Pelobates fuscus in het dal van de Overijsselse Vecht Populatie, habitatkenmerken en beheer met nadruk op de landhabitat F.G.W.A. Ottburg A.H.P. Stumpel E. Pullen Alterra-rapport 1151, ISSN
Nadere informatieAmfibieën. Peter Harrewijn 9 maart 2017 IVN Steilrand
Amfibieën Peter Harrewijn 9 maart 2017 IVN Steilrand Inhoud Welkom / voorstellen Reptiel/amfibie? Padden / kikkers / salamanders / exoten Ziekten / plagen Poelen Wetgeving Beheer Vragen Peter Harrewijn
Nadere informatieKevers van de Habitatrichtlijn,
Indicator 19 juni 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Het oorspronkelijke areaal van
Nadere informatieConcept rapport RUGSTREEPPAD TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND WONINGBOUWLOCATIE WATERMUZIEK TE HEEMSTEDE
Concept rapport RUGSTREEPPAD TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND WONINGBOUWLOCATIE WATERMUZIEK TE HEEMSTEDE Concept rapport RUGSTREEPPAD TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND WONINGBOUWLOCATIE WATERMUZIEK TE HEEMSTEDE
Nadere informatieOpdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer:
Memo Opdrachtgever: Gemeente Bodegraven projectnummer: 035.00.03.00.00 Aan: Gemeente Bodegraven Van: Mevrouw drs. A.A. Schwab Onderwerp: Actualisatie natuurwaardenonderzoek Bodegraven-Oost Datum: 13-11-2013
Nadere informatieVAN ERVE NATUURONDERZOEK
ONDERZOEK KAMSALAMANDER IN DELEN VAN NATUURGEBIED DE BRAND Juni 2014 VAN ERVE NATUURONDERZOEK ONDERZOEK KAMSALAMANDER IN DELEN VAN NATUURGEBIED DE BRAND Inleiding Het natuurgebied De Brand is aangewezen
Nadere informatieBureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode
Bureauonderzoek natuurwaarden wijzigingsplan Boekenrode Natuurwaardenkaart Voor het inventariseren van de natuurwaarden van Heemstede zijn in het rapport Natuurwaardenkaart van Heemstede Waardering van
Nadere informatieEen vegetatieopname maken 6 Een flora-inventarisatie uitvoeren 9 Een natuurtoets uitvoeren 11
Inhoudsopgave 2inhoudsopgave A B C G Oriëntatie s Oriënteren op het onderzoeken van flora en fauna 4 Werkwijzer Een vegetatieopname maken 6 Een flora-inventarisatie uitvoeren 9 Een natuurtoets uitvoeren
Nadere informatieHerintroductie bever,
Indicator 20 december 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Dankzij herintroducties vanaf
Nadere informatieVoedsel: Regenwormen, muggenlarven, libellen, kokerjuffers, slakken en insecten.
Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Kamsalamander (Triturus cristatus)
Nadere informatieOrdito Gilze B.V. t.a.v. dhr. C. van Kuijk Postbus ZH GILZE
Postadres: Postbus 1015 6040 KA Roermond Bezoekadres: Zuidhoven 9m 6042 PB Roermond telefoon 0475 32 00 00 - fax 0475 32 19 67 - email info@aeres-milieu.nl - internet www.aeres-milieu.nl IBAN NL70 INGB
Nadere informatieKnoflookpadden in Gelderland Raymond Creemers & Ben Crombaghs
6 2(3) 1999 41 Een tussenbalans uit 1998 Knoflookpadden in Gelderland Raymond Creemers & Ben Crombaghs In opdracht van de provincie Gelderland is in 1998 onderzoek uitgevoerd in leefgebieden van knoflookpadden.
Nadere informatieQuickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde.
Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde. Quickscan FF-wet voor ontwikkelingen aan Wedderstraat 18 te Vlagtwedde. Status Definitief Datum 7 april 2015 Handtekening Matthijs
Nadere informatieAmfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in. Tilburg Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk
Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep - Drijflanen in Tilburg 2015 Frank Spikmans & Arnold van Rijsewijk Amfibieën in de verbindingszone Kaaistoep Drijflanen in Tilburg 2015 Frank Spikmans & Arnold van
Nadere informatieEindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O
Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O Eindrapport VISONDERZOEK TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND HET HATTEMS DEEL VAN BEDRIJVENTERREIN H2O rapportnr.
Nadere informatieVeldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer
Veldinventarisatie ringslang en levendbarende hagedis A37, omgeving Zwartemeer Veldinventarisatie in opdracht van Advies- en Ingenieursbureau Oranjewoud Opgesteld door Stichting RAVON R.P.J.H. Struijk
Nadere informatieZoogdieren van de Habitatrichtlijn,
Indicator 3 augustus 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Vijf landzoogdieren staan op
Nadere informatieGenetische diversiteit in kleine populaties
Genetische diversiteit in kleine populaties Problemen, oplossingen en het nut van monitoring Arjen de Groot Team Dierecologie, Alterra WUR Ecologie in de praktijk 21 maart 2013, Eindhoven Inhoud 1) Het
Nadere informatieNatuurhistorisch Maandblad
Natuurhistorisch Maandblad 10 J A A R G A N G 1 0 1 N U M M E R 1 0 O K T O B E R 2 0 1 2 Herpetologisch onderzoek in Nationaal Park De Meinweg Herpetologisch onderzoek in Nationaal Park De Meinweg natuurhistorisch
Nadere informatieBever, Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (
Indicator 3 december 2014 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. Dankzij herintroducties (vanaf
Nadere informatieMonitoring en inventarisatie reptielen en amfibieën Loonse en Drunense Duinen / Huis ter Heide
Monitoring en inventarisatie reptielen en amfibieën Loonse en Drunense Duinen / Huis ter Heide 2010 Mark Klerks November 2010 Inleiding: Het jaar 2010 kwam maar langzaam op gang. Vooral het voorjaar was
Nadere informatieAcuut bedreigde dagvlinders in Nederland
Acuut bedreigde dagvlinders in Nederland Acuut bedreigde dagvlinders in Nederland Tekst: Chris van Swaay Met medewerking van Calijn Plate, CBS. Rapportnummer: VS2004.023 Productie: De Vlinderstichting
Nadere informatieRapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins. Quickscan. Spankerenseweg 20 Dieren
Rapportage: Eric Verkaik Veldwerk: Elmar Prins Quickscan Spankerenseweg 20 Dieren februari 2011 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 2 2 Gegevens plangebied... 2 3 Methode... 3 4 Resultaten... 3 4.1 Bureaustudie...
Nadere informatieEcologisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan voor een terrein ten zuiden van Harmelen
Ecologisch onderzoek ten behoeve van het bestemmingsplan voor een terrein ten zuiden van Harmelen - notitie - Oktober 2010 W 511 Natuur-Wetenschappelijk Centrum Noorderelsweg 4a 3329 KH Dordrecht 078-6213921
Nadere informatieAanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost. rapportnummer 1324
Aanvullend visonderzoek inrichting BBL-percelen Winterswijk Oost rapportnummer 1324 Opdrachtgever Dienst Landelijk Gebied Postbus 9079, 6800 ED Contactpersoon: Dhr. T. Paternotte Opdrachtnemer Stichting
Nadere informatieNatte en droge dooradering
Natte en droge dooradering 10 vuistregels voor de ontwikkeling van natte en droge dooradering in het agrarisch gebied Natte en droge dooradering levert biodiversiteit 3 Natte en droge dooradering zijn
Nadere informatieVerslag RAVON Utrecht Excursie Landgoed Den Treek Henschoten 10 april 2010
Verslag RAVON Utrecht Excursie Landgoed Den Treek Henschoten 10 april 2010 Inleiding Op 10 april is een excursie gehouden op landgoed Den Treek Henschoten vanuit Ravon Utrecht. Doel van deze excursie was
Nadere informatieNatuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,
Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2008 Indicator 15 juli 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt
Nadere informatieAdvies leefgebied rugstreeppad in inbreidingslocatie Hoogstede te Arnhem
Advies leefgebied rugstreeppad in inbreidingslocatie Hoogstede te Arnhem Een rapportage van Stichting RAVON in opdracht van Gemeente Arnhem C.W. Kuijsten Augustus 2007 STICHTING RAVON POSTBUS 1413 6501
Nadere informatieVerslag Excursie Kombos 28 5 2011 Ravon Utrecht
Verslag Excursie Kombos 28 5 2011 Ravon Utrecht Op zaterdag 28 mei 2011 is er vanuit RAVON Utrecht een excursie georganiseerd naar het Kombos te Maarsbergen. Het doel van de excursie was om deelnemers
Nadere informatieOnderzoek rugstreeppad. Hazerswoude-Dorp. In opdracht van Ballast Nedam
Onderzoek rugstreeppad Hazerswoude-Dorp In opdracht van Ballast Nedam 2015 Ecologisch Adviesbureau Viridis bv, Culemborg Ecologisch Adviesbureau Viridis bv Beesdseweg 3-18 4104 AW Culemborg T: 0345 753
Nadere informatie6 Flora- en fauna quickscan
6 Flora- en fauna quickscan 6.1 Verantwoording 6.1.1 Literatuuronderzoek Om inzicht te krijgen in de actuele gegevens in het projectgebied zijn gegevens geraadpleegd via websites van onder andere de Vlinderstichting
Nadere informatieBedrijventerrein MEOB Oegstgeest
Bedrijventerrein MEOB Oegstgeest Mitigatie en compensatieplan identificatie planstatus projectnummer: datum: 057900.201609.51 08 07 2016 projectleider: ing. D.J. Willems aangesloten bij: Delftseplein 27b
Nadere informatiePopulatiedynamica in vier Nederlandse knoflookpadpopulaties
24 tijdschrift Hoe klein is klein? Populatiedynamica in vier Nederlandse knoflookpadpopulaties Richard P.J.H. Struijk, Sjef Lamers, Geert Sanders & Wilbert Bosman Populaties van de knoflookpad staan onder
Nadere informatieMees Ruimte & Milieu T.a.v. de heer mr. M.W. van der Hulst Postbus AW Zoetermeer. Ons kenmerk: MEHA Datum: Versie:
Mees Ruimte & Milieu T.a.v. de heer mr. M.W. van der Hulst Postbus 854 2700 AW Zoetermeer Ons kenmerk: MEHA151056 Datum: Versie: 1 oktober 2015 Definitief Behandeld door: Mevr. M. Boer MSc Betreft: Resultaten
Nadere informatieDe vroedmeesterpad in Vlaanderen. 28 november 2018 Dries Desloover Agentschap voor Natur en Bos
De vroedmeesterpad in Vlaanderen 28 november 2018 Dries Desloover Agentschap voor Natur en Bos Inhoud Beleidsmatige kader Situatie van de vroedmeesterpad in Vlaanderen Soortenbeschermingsprogramma Ex-situ
Nadere informatieGraag bespreek ik met u de mogelijkheden om met behulp van subsidie dit project tot uitvoering te brengen.
coj 2- ~~ Cranendonck Aan: Provincie Noord-Brabant T.a.v.: de heer Hans van de Wiel Postbus 90151 5200 MC 's-hertogenbosch t l 8 L 1 - - - -, t c S:--L :.._: ~ _n ~ ~ -- Uw brief: Behandeld door: Drs.
Nadere informatieNatuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater,
Natuurkwaliteit van macrofauna in oppervlaktewater, 1991 2010 Indicator 27 november 2012 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens
Nadere informatieBiodiversiteit in Vlaanderen: de cijfers
Biodiversiteit in Vlaanderen: de cijfers Myriam Dumortier Natuurrapport www.natuurindicatoren.be www.nara.be www.inbo.be Haalt Vlaanderen de 2010-doelstelling? Biodiversiteit Verstoringen/bedreigingen
Nadere informatieWaarnemingen. AIC te Castricum
7 AIC te Castricum Waarnemingen Op het braakliggend terrein grenzend aan de Beverwijkerstraatweg is de vegetatie nauwelijks ontwikkeld. Oude restanten van een fundering zijn nog zichtbaar. Overal ligt
Nadere informatieOnderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk
Onderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk 15 mei 2013 zoon ecologie Colofon Titel Onderzoek naar beschermde soorten aan de Eikenlaan in Sleeuwijk Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON
Nadere informatieEindrapport RUGSTREEPPAD TER PLAATSTE VAN EN DIRECT ROND DEELGEBIED VIERSLAG IN WESTERAAM TE ELST
Eindrapport RUGSTREEPPAD TER PLAATSTE VAN EN DIRECT ROND DEELGEBIED VIERSLAG IN WESTERAAM TE ELST Eindrapport RUGSTREEPPAD TER PLAATSTE VAN EN DIRECT ROND DEELGEBIED VIERSLAG IN WESTERAAM TE ELST rapportnr.
Nadere informatieDe das in de nieuwe wet natuurbescherming. Beleven, benutten en beschermen
De das in de nieuwe wet natuurbescherming Beleven, benutten en beschermen Integratie van bestaande natuurwetten Natuurbeschermingswet 1998 gebieden hoofdstuk 2 Flora- en faunawet soorten hoofdstuk 3 Boswet
Nadere informatieQuick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel
Quick scan ecologie Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Samenvatting Inhoud H 01 Aanleiding Voor de Mientweg 5 en Mientweg 29 te Lutjewinkel wordt een ruimtelijke ontwikkeling voorbereidt. Het gaat om de ontwikkeling
Nadere informatieBiodiversiteit op genetisch niveau
Biodiversiteit op genetisch niveau Bron:http://sitfu.com/wp-content/uploads/2010/10/DNA-BARCODE.gif An Vanden Broeck Opleiding Biodiversiteit voor MER-deskundigen fauna & flora (dienst Mer /ANB / Inverde)
Nadere informatie1 NATUUR. 1.1 Natuurwetgeving & Planologie
1 NATUUR 1.1 Natuurwetgeving & Planologie De bescherming van de natuur is in Nederland vastgelegd in respectievelijk de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Deze wetten vormen een uitwerking
Nadere informatieDe otter is terug! Alterra, Centrum Ecosystemen Hugh Jansman Dennis Lammertsma Loek Kuiters i.s.m. Freek Niewold Vilmar Dijkstra
De otter is terug! Alterra, Centrum Ecosystemen Hugh Jansman Dennis Lammertsma Loek Kuiters i.s.m. Freek Niewold Vilmar Dijkstra Alterra april 2013 Otters (vooralsnog) grootste roofdier van Nederland!
Nadere informatieKan de Knoflookpad op termijn van de intensive care af?
Om de achteruitgang van de Knoflookpad tegen te gaan is de afgelopen 20 jaar sterk ingezet op het behouden van de weinige, overgebleven populaties. De vraag is of we tot in de lengte der dagen telkens
Nadere informatieNader onderzoek vissen polder t Hoekje
Nader onderzoek vissen polder t Hoekje Auteur: Ir. T.F. Kroon Opdrachtgever: Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier Datum: 25-07-2013 Autorisator: Drs. E. Nat Status: Eindrapport Registratienummer:
Nadere informatieRED DE AMFIBIEËN IN EN ROND DE KERKPOLDER IN DELFT
RED DE AMFIBIEËN IN EN ROND DE KERKPOLDER IN DELFT Rapportage over 2001 2009 KNNV afdeling Delfland Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging KNNV afdeling Delfland Postbus 133 2600 AC DELFT
Nadere informatieInventarisatie poelkikker Nieuwklap
Inventarisatie poelkikker Nieuwklap Inventarisatie poelkikker Nieuwklap i.v.m. aanleg rondweg in het kader van de Flora- en faunawet Edo van Uchelen In opdracht van: Dienst Landelijk Gebied Juni 2013 Wildernistrek,
Nadere informatieEelerwoude B.V. S. Semmekrot Mossendamsdwarsweg AB GOOR. Datum 18 november 2016 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet
> Retouradres Postbus 19530, 2500 CM Den Haag Eelerwoude B.V. S. Semmekrot Mossendamsdwarsweg 3 7470 AB GOOR Postbus 19530, 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 F 070 378 61 39 ffwet@rvo.nl Betreft
Nadere informatieOnderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge
Onderzoek naar kamsalamander, grote modderkruiper, kleine modderkruiper en bittervoorn in de Oeverlanden langs de Linge REPTIELEN AMFIBIEËN VISSEN ONDERZOEK NEDERLAND Onderzoek naar kamsalamander, grote
Nadere informatieLandschap Overijssel G. Brouwer Popenallee KW DALFSEN. Datum 18 januari 2017 Betreft Beslissing op aanvraag. Geachte mevrouw Brouwer,
> Retouradres Postbus 40225, 8004 DE Zwolle Landschap Overijssel G. Brouwer Popenallee 39 7722 KW DALFSEN Ondernemend Nederland Postbus 40225, 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl Betreft
Nadere informatieAdders onder het gras
Adders onder het gras 2 Alterra-rapport 1149 Adders onder het gras Beschikbaarheid en bruikbaarheid van ecologische en genetische kennis over amfibieën en reptielen en de knelpunten voor beleid en beheer
Nadere informatieQuick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg
Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Quick scan ecologie Beatrixstraat te Halfweg Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag T. ursinus Van Riezen en Partners 12.004 april 2012 De brandweerkazerne
Nadere informatieP a r a g r a a f e c o l o g i e N i e u w b o u w w o n i n g S c h a p e n d r i f t t e N o r g
P a r a g r a a f e c o l o g i e N i e u w b o u w w o n i n g S c h a p e n d r i f t t e N o r g X.X Eco lo gi e KADER Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden
Nadere informatieKamsalamander en Ringslang. in de gelderse vallei. Hoe om te gaan met vleermuizen in de directe woonomgeving
Kamsalamander en Ringslang in de gelderse vallei Hoe om te gaan met vleermuizen in de directe woonomgeving hulp gevraagd In het gevarieerde en natuurrijke landschap van de Gelderse Vallei komen verschillende
Nadere informatieACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST
ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST ACTUALISEREND ONDERZOEK FLORA- EN FAUNAWET KREKENBUURT TE ELST november 2009 In opdracht van: GEM Westeraam Elst CV Postbus 83 6660 AB ELST
Nadere informatiememo INLEIDING GEBIEDSBESCHERMING ZAND/ZON/ c.c.: datum: 22 augustus 2013 Achterweg 48, Lisse
memo aan: van: OG ZAND/ZON/130372 c.c.: datum: 22 augustus 2013 betreft: Achterweg 48, Lisse INLEIDING Bij alle ruimtelijke ingrepen moet rekening gehouden worden met de aanwezige natuurwaarden in en om
Nadere informatieQuick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug
Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden N. Hemmers Bureau Buitenweg 13.143
Nadere informatieToekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk. Jan Stronks
Toekomst agrarisch natuur- en landschapsbeheer rond Winterswijk Jan Stronks Stand van zaken huidig landschap Bos en natuur in de plus! Agrarisch cultuurlandschap sterk in de min: Natuurwaarde holt achteruit
Nadere informatieConform uw opdracht hebben wij een veldonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de weilanden en kassen gelegen achter Zwaagdijk-Oost 189.
NatuurBeleven bv Oostermeerkade 6 1184 TV Amstelveen HB Adviesbureau bv T.a.v.: Peter Aalders Postbus 9230 1800 GE ALKMAAR Datum: 30 oktober 2009 uw brief van 23 oktober 2009 en 27 oktober 2009 uw kenmerk
Nadere informatieNoordse woelmuis, 2010
Indicator 7 mei 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De noordse woelmuis is een bedreigde
Nadere informatieHet is eind februari en de paddentrek staat weer op beginnen. Wat beweegt al die duizenden padden om massaal de weg op te gaan?
paddentrek Paddentrek Het is eind februari en de paddentrek staat weer op beginnen. Wat beweegt al die duizenden padden om massaal de weg op te gaan? Wat ze beweegt? De voortplanting, en dat is een heel
Nadere informatieQuickscan. Een. Projectnummer 018. Opdrachtgever. Opdrachtnemer. Scholtenhagenweg 10
Quickscan natuuronderzoek ivm bestemmingsplan en ontwikkelingen Bellersweg 13 Hengelo Een inventarisatie van beschermde flora en fauna Haaksbergen 9 juli 2013 Rapportnummer 0128 Projectnummer 018 Opdrachtgever
Nadere informatiePlan van aanpak verplaatsen paddenpoel en inrichting en beheer nieuwe biotoop in Warande Lelystad.
Plan van aanpak verplaatsen paddenpoel en inrichting en beheer nieuwe biotoop in Warande Lelystad. 24 februari 2016 Inleiding en aanleiding. De huidige paddenpoel in Warande (zie bijlage 1.), die tevens
Nadere informatieMonitoring Ecocorridor Zwaluwenberg
Monitoring Ecocorridor Zwaluwenberg Nieuwsbrief Versie: oktober 2014 Inhoud 1. Inleiding 2. Zoogdieren 3. Herpetofauna 4. Vlinders 5. Overig 6. Colofon Wat dragen de ecoducten bij de Zwaluwenberg bij aan
Nadere informatieEindrapport. Rugstreeppad en kleine modderkruiper ter plaatse van en direct rond de Hoefweg noord en zuid te Lansingerland
Eindrapport Rugstreeppad en kleine modderkruiper ter plaatse van en direct rond de Hoefweg noord en zuid te Lansingerland Eindrapport Rugstreeppad en kleine modderkruiper ter plaatse van en direct rond
Nadere informatieAlterra Wageningen UR G. Müskens Droevendaalsesteeg PB WAGENINGEN. Datum 11 april 2014 Betreft Beslissing aanvraag Art. 75 Flora- en faunawet
> Retouradres Postbus 19530 2500 CM Den Haag Alterra Wageningen UR G. Müskens Droevendaalsesteeg 3 6708 PB WAGENINGEN Postbus 19530 2500 CM Den Haag mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 F 070 378 61 39 ffwet@rvo.nl
Nadere informatieB i j l a g e n. - Publicatie vaststelling - Publicatie geen exploitatieplan - Zienswijze - Reactie BügelHajema Adviseurs op zienswijze
B i j l a g e n - Publicatie vaststelling - Publicatie geen exploitatieplan - Zienswijze - Reactie BügelHajema Adviseurs op zienswijze P u b l i c a t i e v a s t s t e l l i n g Vaststelling bestemmingsplan
Nadere informatieFlora- en fauna-inspectie locatie Heerweg-Berkenstraat te Blitterswijck door: ir. H. Hovens en ir. G. Hovens in opdracht van: Venterra
Tegelseweg 3 5951 GK Belfeld Tel: 077-4642999 www.faunaconsult.nl KvK Limburg 09116138 Faunaconsult BTW nr: NL819024831B01 Venterra t.a.v. Sander van Lier Postbus 618 5900 AP, Venlo Belfeld, 12 februari
Nadere informatieGemeente Utrechtse Heuvelrug R. ter Horst Postbus 200 3940 AE DOORN. Datum 7 december 2015 Betreft Toekenning ontheffing Ruimtelijke ingrepen
> Retouradres Postbus 40225 8004 DE Zwolle Gemeente Utrechtse Heuvelrug R. ter Horst Postbus 200 3940 AE DOORN Rijksdienst voor Postbus 40225 8004 DE Zwolle mijn.rvo.nl T 088 042 42 42 ffwet@rvo.nl Betreft
Nadere informatieFlora- en fauna-inspectie Gelderdijk 15 te Sevenum (Gemeente Horst aan de Maas) door ir. Hans Hovens, Paul op het Veld en ir. G.
Tegelseweg 3 5951 GK Belfeld Tel: 077-4642999 www.faunaconsult.nl KvK Limburg 09116138 BTW nr: NL819024831B01 Faunaconsult Pijnenburg Agrarisch Advies en Onroerend Goed t.a.v. Peter van de Ligt Spoorweg
Nadere informatieHET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DIJKZICHT-ZUID TE ZUILICHEM
HET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DIJKZICHT-ZUID TE ZUILICHEM HET VOORKOMEN VAN DE RUGSTREEPPAD IN HET PLANGEBIED EN DIRECTE OMGEVING VAN DIJKZICHT-ZUID TE ZUILICHEM
Nadere informatieSamen houden we het landschap in de gemeente Dalfsen mooi!
De Stichting Groene en lauwe Diensten Overijssel De stichting Groene en lauwe Diensten Overijssel is opgericht door Landschap Overijssel en Natuurlijk Platteland Oost (de koepelorganisatie van Agrarische
Nadere informatieNotitie Kleine Vliet 3 en 4 te Veldhoven
Ecologica BV Rondven 22 6026 PX Maarheeze 0495-46 20 70 0495-46 20 79 info@ecologica.eu www.ecologica.eu Dhr. H.B.P. Kootkar Kleine Vliet 4 5507 PX Veldhoven Datum: 29 oktober 2012 Behandeld door: Maartje
Nadere informatieReflectie op lezing Kees Bastmeijer
Reflectie op lezing Kees Bastmeijer Hoe werkt de natuurwet door in de decentralisatie van het natuurbeleid: verantwoordelijkheden en kansen voor de provincies 4 e Flora en Faunacongres Nijmegen, 18 januari
Nadere informatieBermenplan Assen. Definitief
Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595
Nadere informatieHoofdstuk 1: Veldkenmerken en voorkomen 3. Hoofdstuk 2: Voedsel en vijanden 4. Hoofdstuk 3: Voortplanting en verwanten 6
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Literatuurlijst 1 Inleiding 2 Hoofdstuk 1: Veldkenmerken en voorkomen 3 Hoofdstuk 2: Voedsel en vijanden 4 Hoofdstuk 3: Voortplanting en verwanten 6 Hoofdstuk 4: Verzorging
Nadere informatied rm Neder wa e landopg
Opgewarmd Nederland deel Plant en dier: blijven, komen, weggaan of... Soorten, verspreiding en klimaat Kleine beestjes: sterk in beweging Libellen: voordeel van een warmer klimaat Dagvlinders: extra onder
Nadere informatieRoepende boomkikkers in de zuidelijke Maasduinen 2011.
Roepende boomkikkers in de zuidelijke Maasduinen 2011. door Ton Wetjens Namens amfibiewerkgroep IVN Maasduinen. (Ton Wetjens, Gerard van Dooren, Jan Heuvelmans, Wiel Ceron en Phil Wilmer) Inhoud 1: Inleiding
Nadere informatieQuickscan natuur Besto terrein Zwartsluis
Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april
Nadere informatieBriefrapport. aanleiding en methode. SAB Arnhem B.V. datum: 30 januari betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1
Briefrapport van: ons kenmerk: SAB Arnhem B.V. KUEN/80685 datum: 30 januari 2009 betreft: Quick scan Flora en Fauna, Bloksteegweg 1 aanleiding en methode Aan de Bloksteegweg 1, te Borne (gemeente Borne)
Nadere informatieFlora- en faunawet. Gedragscode Bestendig beheer groenvoorziening
Flora- en faunawet De Flora- en faunawet (Ffwet) is in april 2002 in werking getreden. De wet beschermt alle in het wild levende flora en fauna in Nederland. Bij het uitvoeren van werkzaamheden moet altijd
Nadere informatie