Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende

Transcriptie

1 gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende Bijlage III Toelichtingsnota tekst

2 colofon Vlaams Ministerie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Departement RWO - Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus Brussel

3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave 3 Inleiding 7 1 Juridisch en beleidsmatige context Richtinggevende beleidsopties voor het regionaalstedelijk gebied Oostende in het RSV Bindende beleidsopties voor het regionaalstedelijk gebied Oostende in het RSV Overige juridische en beleidsmatige context 14 2 Globaal verloop van het planningsproces Voorbereiding van het gewestelijk RUP in interactie met andere lopende planningsprocessen volgens de principes van het plan-mer-integratiespoor 22 3 Analyse en concepten op niveau van het regionaalstedelijk gebied Visie op het regionaalstedelijk gebied Oostende- afbakeningsproces Uitgangspunten Hypothese gewenste ruimtelijk structuur Gerealiseerde taakstellingen Opties inzake (rand)stedelijke open ruimte Opties met betrekking tot de lijninfrastructuur en wegcategorisering Relatie met de luchthaven Verdere acties naar aanleiding van het afbakeningsproces Wijzigingen ten aanzien van de hypothese gewenste ruimtelijke structuur Ten gevolge van het strategisch plan van de haven Ten gevolge van het BPA Steense Dijk Duinkerkseweg Ten gevolge van concrete vragen van bedrijvigheid Ten gevolge van de plenaire vergadering van 31 mei Aandachtspunten ten gevolge van de sectorale wetgeving Veiligheidsaspecten vanuit risico s van zware ongevallen Plan-M.E.R. (milieu-effectenrapport) Toepasselijke regelgeving Onderzochte alternatieven voor verschillende stedelijke functies tijdens het afbakeningsproces Plan-M.E.R. voor het regionaalstedelijk gebied Oostende Passende beoordeling Watertoets Archeologie 75 5 Grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 1 - afbakeningslijn Bestaande juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase 79 3

4 5.1.3 Vertaling van de grenslijn uit het afbakeningsvoorstel naar een plan op kadastraal perceelsniveau Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Deelgebied 2 Stedelijk ontwikkelingsgebied Oosteroever en site C-Power Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor stedelijk project Oosteroever Onteigeningsplan Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 3 Sas Slijkens Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 4 Stuiverstraat - Gistelsesteenweg Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridisch toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 5 Schorredijk - Torhoutsesteenweg Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 6 Kazerne Bootsman - Jonsen Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Onteigeningsplan Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 7 Stationsomgeving Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 8 Woningen Zakstraat Schoolstraat Luchthavenstraat nabij de luchthaven Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften 155 4

5 5.9 Deelgebied 9 Bouwvrij Luchthavengebied Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 10 Uitbreiding KMOK-zone Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 11 Open ruimte corridor Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridisch toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften: ruimtelijke opties en juridische vertaling Deelgebied 12 park Steense Dijk Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 13 Plassendale Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 14 Plassendale Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 15 Zandvoordestraat Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 16 Middelkerke Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Relevante inhoudelijke leemten vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften 216 5

6 Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Deelgebied 17 Agrarische bedrijvenzone Oudenburg Bestaande ruimtelijke structuur en begrenzing van het gebied Bestaande feitelijke en juridische toestand Beschrijving project glastuinbouwzone Relevante inhoudelijke elementen vanuit de voorbereidende fase Ontwikkelingsperspectieven voor het gebied Op te heffen stedenbouwkundige voorschriften Vertaling naar verordenende stedenbouwkundige voorschriften Ruimteboekhouding 240 6

7 Inleiding Het afbakeningsplan voor het regionaalstedelijk gebied Oostende werd opgemaakt als een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan volgens art. 37 t.e.m. 43 van het decreet op de ruimtelijke ordening. Op 31 mei 2007 vond de plenaire vergadering plaats over het eerste voorontwerp GRUP. Naar aanleiding van de resultaten van die eerste plenaire vergadering werd een plan-mer opgemaakt. In dit plan-mer zijn, naast de opties uit het eerste voorontwerp, ook bijkomende voorstellen die door de adviserende instanties werden geformuleerd tijdens de eerste plenaire vergadering onderzocht op hun milieueffecten. De in het MER onderzochte gebieden werden, samen met de gemaakte milieubeoordeling, opgenomen in het tweede voorontwerp en voorgelegd aan een plenaire vergadering (17 juni 2008) voor advies. Vervolgens heeft het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan het openbaar onderzoek van 5 september 2008 tot 3 november 2008 doorlopen. Bij het openbaar onderzoek werden 83 bezwaarschriften ingediend. In uitvoering van de bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) worden de stedelijke gebieden afgebakend om er ruimte te voorzien voor wonen, werken, groen, recreatie en andere stedelijke activiteiten. Volgens het decreet op de ruimtelijke ordening wordt het afbakeningsplan voor de groot- en de regionaalstedelijke gebieden dus opgemaakt als een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De algemene filosofie en de methodiek voor het voeren van een afbakeningsproces wordt in het richtinggevend deel van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen beschreven 1. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan waarin de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Oostende wordt vastgelegd, is voorbereid in een intensief proces van visievorming. Dit is het afbakeningsproces, een samenwerking tussen de Vlaamse, de provinciale en de gemeentelijke overheid. Daarin werden uitspraken gedaan over de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van het regionaalstedelijk gebied Oostende, over de ligging van de afbakeningslijn, over de acties voor het stedelijkgebiedbeleid en over de verdere samenwerking. Om tot die uitspraken te komen, is een ruimtelijk onderzoek uitgevoerd en zijn diverse overlegstructuren opgezet. Het resultaat van deze ruimtelijke afweging is een hypothese van gewenste ruimtelijke structuur, die de basis vormt voor een voorstel van afbakening. Het resultaat van deze voorbereidende fase is een voorstel van afbakening 2. Het voorstel van afbakening wordt daarna omgezet naar een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bevat de grenslijn van het regionaalstedelijk gebied en de noodzakelijke bestemmingswijzigingen. De grenslijn is een beleidslijn, die aangeeft waar een regionaalstedelijk-gebiedbeleid gevoerd zal worden (waar stedelijke ontwikkelingen gewenst zijn en waar niet). Zij houdt op zich geen bestemmingswijzigingen in. Daarnaast bevat het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan de acties, de zgn. deelgebieden, die noodzakelijk zijn om het regionaalstedelijkgebiedbeleid vorm te geven en het stedelijk gebied ruimtelijk in te vullen. Inhoud van een uitvoeringsplan volgens het decreet Art. 38, 1 van het decreet houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999 bepaalt de inhoud van een ruimtelijk uitvoeringsplan. Volgens dit artikel bevat een ruimtelijk uitvoeringsplan volgende onderdelen: een grafisch plan dat aangeeft voor welk gebied of welke gebieden het plan van toepassing is; de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichtingen en/of het beheer; een weergave van de feitelijke en juridische toestand; 1 RSV p Arcadis Gedas, Eindrapport Afbakening Regionaalstedelijk gebied Oostende, augustus 2003, in opdracht van het Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, AROHM, afdeling ruimtelijke planning. 7

8 de relatie met het ruimtelijk structuurplan waarvan het een uitvoering is; een lijst met de voorschriften die strijdig zijn met het ruimtelijk uitvoeringsplan en die opgeheven worden. In voorkomend geval, het ruimtelijk veiligheidsrapport, plan-mer en/of de passende beoordeling Het grafisch plan en de erbij horende stedenbouwkundige voorschriften hebben conform het decreet verordenende kracht. Deze nota is de toelichtingsnota bij het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften. Omwille van de leesbaarheid zijn de (verordenende) stedenbouwkundige voorschriften ook in de toelichtingsnota opgenomen. Die teksten hebben als dusdanig geen verordenende kracht, maar behouden hun waarde als inhoudelijk onderdeel van het geheel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het grafisch plan en de bijhorende stedenbouwkundige voorschriften kunnen steeds in de context van het geheel van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bekeken worden. 8

9 Leeswijzer Dit document is de toelichtingsnota van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Oostende. Het document bestaat uit vier afzonderlijke documenten, met een verschillend statuut. De grafische plannen (bijlage 1) en de stedenbouwkundige voorschriften (bijlage 2) hebben een verordenende waarde. Ze zijn bindend zowel voor de eigenaars en de gebruikers van de betrokken gronden en gebouwen als voor de overheid. De toelichtingsnota, die bestaat uit een tekstgedeelte (bijlage 3a) en een kaartgedeelte (bijlage 3b), heeft geen verordenende waarde, het is een informatief document. Als bijlage bij het tekstgedeelte van de toelichtingsnota zijn volgende studies opgenomen: het plan-mer van het regionaalstedelijk gebied Oostende (bijlage 4). het ruimtelijk veiligheidsrapport (bijlage 5) De toelichtingsnota geeft toelichting bij de verordenende delen van het ruimtelijk uitvoeringsplan en verduidelijkt het opzet van het plan. De grafische plannen (bijlage 1) De grafische plannen maken deel uit van het verordend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan en bestaat uit vier onderdelen. Op deze vier plannen zijn zowel de afbakeningslijn van het stedelijk gebied als de verschillende deelgebieden opgenomen. Binnen die afbakeningslijn blijven de bestemmingen van het gewestplan en de B.P.A s geldig, met uitzondering van de deelgebieden, waarmee de bestemmingen van het gewestplan en de B.P.A s wel gewijzigd worden. Er zijn 17 deelgebieden. De stedenbouwkundige voorschriften bij de grafische plannen (bijlage 2) De stedenbouwkundige voorschriften maken deel uit van het verordenend gedeelte van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. De stedenbouwkundige voorschriften moeten gelezen worden in samenhang met de plannen voor de deelgebieden. Maar ook voor de afbakeningslijn is er een stedenbouwkundig voorschrift. De voorschriften zijn genummerd in overeenstemming met de nummering van de deelgebieden. De toelichtingsnota tekstgedeelte (bijlage 3a) De toelichtingsnota is een informatief document waarin de opties die in het verordenend plan staan worden toegelicht. Het is bedoeld om de verordenende plannen, de bedoelingen ervan en de manier waarop die opties tot stand gekomen zijn begrijpelijk te maken. In deze nota is eveneens het milieurapport verwerkt om te voldoen aan de vereisten inzake planmilieueffectenrapportage. Omwille van de leesbaarheid zijn de stedenbouwkundige voorschriften ook opgenomen in de toelichtingsnota. Formeel hebben enkel de stedenbouwkundige voorschriften van bijlage 2 een verordenende waarde. De teksten van de voorschriften in bijlage 2 en bijlage 3a zijn uiteraard dezelfde. De toelichtingsnota kaartgedeelte (bijlage 3b) - de verordenende plannen Het kaartgedeelte van de toelichtingsnota bevat de kaarten met de bestaande feitelijke en juridische toestand van alle gebieden die ook in de verordende plannen zijn opgenomen. De kaarten feitelijke en juridische toestand hebben een louter informatieve waarde. In deze toelichtingsnota zijn de essentiële onderdelen van de milieubeoordeling op planniveau geïntegreerd. In onderstaande tekst is in cursief aangegeven waar de verschillende onderdelen van het plan-mer in de toelichtingsnota bij het RUP te vinden zijn. 9

10 Deze toelichtingsnota (algemeen tekstgedeelte) bestaat uit volgende hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat een weergave van de juridische en beleidsmatige context die van toepassing is voor dit ruimtelijk uitvoeringsplan. Naast de richtinggevende en bindende bepalingen uit het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen worden eveneens andere juridische en beleidsmatige randvoorwaarden genoemd zowel van het beleidsdomein ruimtelijke ordening als uit andere beleidsdomeinen. In hoofdstuk 2 wordt het globale verloop van het planningsproces ter voorbereiding van dit gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan toegelicht. Er wordt daarbij bijzondere aandacht besteed aan de mate waarin het planningsproces beantwoordt aan de principes van het plan-mer-integratieproces. Zo wordt weergegeven hoe het proces is verlopen en hoe de consultatie is gebeurd. Hoofdstuk 3 geeft een toelichting bij de analyse en concepten die aan de basis van dit uitvoeringsplan liggen op schaalniveau van het volledige regionaalstedelijk gebied. Daarbij worden de bestaande toestand, grensstellende elementen vanuit het buitengebied, de ruimtelijke concepten voor de gewenste ruimtelijke structuur en de taakstelling voor het regionaalstedelijk gebied Oostende besproken op basis van het eindrapport afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende. In dit hoofdstuk wordt eveneens ingegaan aan die elementen/processen die hebben geleid tot het bijstellen van de gewenste ruimtelijk structuur. Het gaat dan meer bepaald om het strategisch plan voor de afbakening van de zeehaven van Oostende, het BPA Steense Sijk, concrete vragen met betrekking tot bedrijvigheid en de adviezen en opmerkingen die in het kader van de eerste plenaire vergadering werden geformuleerd. In hoofdstuk 4 wordt dieper ingegaan op de verschillende aandachtspunten die vanuit de sectorale wetgeving worden geformuleerd. Het betreft hier de conclusies uit het ruimtelijk veiligheidsrapport, het plan-mer voor het regionaalstedelijk gebied Oostende, de passende beoordeling en de watertoets. Er wordt hierbij zowel aandacht besteed aan de afweging van de verschillende locaties in functie van wonen, bedrijvigheid en groenstructuur die in het kader van het afbakeningsproces is gebeurd als aan de manier waarop de resultaten uit het plan- MER in het voorliggende plan zijn vertaald en voor welke deelgebieden of aspecten de conclusies van het plan-mer worden gevolgd. Ook wordt aandacht besteed aan de cumulatieve effecten die in het plan-mer naar voor komen. Ook is hier de milieuverklaring en de monitoring opgenomen. Hoofdstuk 5 bevat het voorstel van afbakening van het regionaalstedelijk gebied Oostend, bestaande uit de afbakeningslijn en de plannen voor de verschillende deelgebieden. Per deelgebied wordt vanuit de bestaande ruimtelijke structuur, de feitelijke en de juridische toestand een gewenste ontwikkeling aangegeven die leidt tot het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften. Hierbij komen de aandachtspunten vanuit de sectorale wetgeving eveneens aan bod. Per deelgebied wordt aangegeven hoe met de resultaten van het plan-mer en de hierin geformuleerde milderende maatregelen wordt omgegaan. Hoofdstuk 6 bevat de ruimteboekhouding. 10

11 1 Juridisch en beleidsmatige context De afbakening van het regionaalstedelijk gebied Oostende wordt in uitvoering van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen 3 in een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan vastgelegd. Zowel het richtinggevend als het bindend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen bevatten inhoudelijke elementen die relevant zijn voor de opmaak van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Oostende. 1.1 Richtinggevende beleidsopties voor het regionaalstedelijk gebied Oostende in het RSV Versterken van de stedelijke gebieden In het richtinggevend gedeelte van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen staat het streven naar openheid én stedelijkheid voorop, uitgedrukt in de metafoor Vlaanderen: open en stedelijk. Deze metafoor is niet enkel geïnspireerd door de bestaande ruimtelijke structuur in Vlaanderen, door de maatschappelijkeconomische dynamiek van de samenleving en door de bedreigingen die negatief inwerken op de ruimtelijke structuur. Deze metafoor drukt tegelijkertijd ook de uitgangshouding van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling uit 4. Met de metafoor Vlaanderen, open en stedelijk wil het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen een trendbreuk realiseren met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling. Deze trendbreuk beoogt de versterking van het buitengebied en het tegengaan van de versnippering door een optimaler gebruik en beheer van de stedelijke structuur. Daarom wordt het principe van gedeconcentreerde bundeling vooropgesteld 5. Deze bundeling streeft een selectieve concentratie na van de groei van het wonen, het werken en de andere maatschappelijke functies in de stedelijke gebieden en in de kernen van het buitengebied. Vanuit deze optie moeten de stedelijke gebieden worden versterkt waarbij activiteiten er worden geconcentreerd en gestimuleerd. Volgende ontwikkelingsperspectieven voor stedelijke gebieden staan voorop en moeten concreet gemaakt worden 6 : het realiseren van een groter aandeel bijkomende woongelegenheden; het streven naar minimale woningdichtheden; differentiëren en verbeteren van de woningvoorraad; het versterken van de multifunctionaliteit; het concentreren van kantoren aan knooppunten van het openbaar vervoer (station, ); het inplanten van (stedelijke) voorzieningen afgestemd op het belang van het regionaalstedelijk gebied; het bundelen van kleinhandel op binnenstedelijke locaties en op kleinhandelszones; het optimaliseren van de aanwezige recreatieve en toeristische voorzieningen, onder meer in het historische stadsgedeelte; het verzorgen van de collectieve en openbare ruimten; het behoud en de ontwikkeling van stedelijke natuurelementen en randstedelijke groengebieden; 3 Goedgekeurd bij besluit van de Vlaamse regering van 23 september 1997 houdende definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij het decreet van 17 december 1997, wat de bindende bepalingen betreft, en op het besluit van de Vlaamse regering van 12 december 2003 houdende definitieve vaststelling van een herziening van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, bekrachtigd bij het decreet van 19 maart 2004, wat de bindende bepalingen betreft. 4 RSV p RSV p RSV p

12 het bieden van waarborgen voor stedelijke landbouw; het behouden en uitbouwen van cultureel-maatschappelijke en historisch waardevolle elementen en het stimuleren van een stedelijk mobiliteit- en locatiebeleid. Oostende als regionaalstedelijk gebied In de gewenste ruimtelijke structuur voor Vlaanderen wordt Oostende geselecteerd als regionaalstedelijk gebied omwille van haar bestaande en gewenste functioneel-ruimtelijke positie in de Vlaamse stedelijke structuur en de ruimtelijke potenties die zij heeft ten aanzien van de ruimtelijke ontwikkeling in Vlaanderen. 7 Het regionaalstedelijk gebied Oostende is als stedelijk gebied eveneens geselecteerd als economische knooppunt 8. In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt aangegeven dat delen van de gemeenten Oostende, Bredene en Middelkerke tot het regionaalstedelijk gebied Oostende kunnen behoren 9. Deze opsomming is indicatief. In de afbakening van stedelijke gebieden wordt concreet aangegeven waar een stedelijkgebiedbeleid zal gevoerd worden. Als gevolg van het afbakeningsproces kunnen ook delen van aangrenzende gemeenten bij het regionaalstedelijk gebied worden opgenomen. Concreet houdt dit in dat ook bepaalde delen van Oudenburg binnen het regionaalstedelijk gebied komen te liggen. De regionaalstedelijke gebieden nemen omwille van hun verzorgingsniveau, hun stedelijke voorzieningen en hun economische structuur een belangrijke plaats in de ruimtelijke structuur van Vlaanderen in. Net zoals bij de grootstedelijke gebieden is het beleid voor de regionaalstedelijke gebieden zij het op een lager niveau gericht op het maximaal benutten van de bestaande en toekomstige stedelijke potenties. 10 Door hun ligging, hun uitrusting en hun voorzieningen hebben ze kwalitatief en kwantitatief grote potenties om een belangrijk aandeel van de groei inzake bijkomende woongelegenheden, stedelijke voorzieningen en ruimte voor economische activiteiten op te vangen. Dit houdt in dat een aanbodbeleid moet gevoerd worden om, behalve de stedelijke ontwikkeling te stimuleren, ook de lintontwikkeling te stoppen en het buitengebied van stedelijke ontwikkeling te vrijwaren. In de bindende bepalingen van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wordt gesteld dat regionaalstedelijke gebieden afgebakend worden in ruimtelijke uitvoeringsplannen door het Vlaams Gewest in samenspraak met de betrokken bestuursniveaus 11. Oostende als onderdeel van het stedelijk netwerk Kust Oostende maakt volgens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen deel uit van het stedelijk netwerk Kust. Omwille van de toeristisch-recreatieve voorzieningen en potenties van nationale betekenis, de aanwezigheid van stedelijke gebieden op korte afstand en een natuurlijke structuur van internationale betekenis die zich uitstrekt van het noorden van Frankrijk tot in Nederland, is de Kust op Vlaams niveau structuurbepalend. De rol van dit gebied ligt vooral in de kustgebonden toeristisch-recreatieve ontwikkeling. Daarnaast is de transportfunctie, in het bijzonder de maritieme transportfunctie rond de poorten belangrijk. Bij de uitwerking van een stedelijk netwerk moeten ontwikkelingsperspectieven worden uitgewerkt, zowel voor de stedelijke gebieden als het buitengebied en dat in sterk onderlinge samenhang. Het stedelijk netwerk is daarbij niet één aaneengesloten stedelijk gebied, maar het betreft een ruimtelijk beleidskader met een belangrijke plaats en rol voor de structuurbepalende functies van het buitengebied binnen het stedelijk netwerk. De potenties van het stedelijk netwerk Kust moeten op een zodanige wijze worden benut dat de bestaande en agrarische structuur in hun ontwikkeling worden versterkt. 7 RSV p RSV p RSV p RSV p RSV, p

13 Oostende als poort In Oostende wordt de poort op Vlaams niveau gevormd door de zeehaven in samenhang met de regionale luchthaven 12. De haven van Oostende wordt in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen als zeehaven geselecteerd. Om het zeehavengebied exclusief voor zeehavenactiviteiten (met name zeehavengebonden industriële, distributie-, opslag-; overslag-, en logistieke activiteiten) te bestemmen is een afbakening als dusdanig noodzakelijk. Het begrip zeehavengebied heeft aldus ook een ruimtelijke betekenis en wordt ruimtelijk afgebakend. Om de ontwikkelingsmogelijkheden van de zeehavens te garanderen, de zeehaven als motor voor ontwikkeling in te zetten, de nodige differentiatie en complementariteit tussen de zeehavens te garanderen en de nodige strategische reserves aan zeehaventerreinen te houden, wordt op Vlaams niveau voor iedere zeehaven en haar omgeving een ruimtelijke visie ontwikkeld op basis waarvan een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan moet worden opgemaakt samen met de betrokken overheidssectoren 13. Voor de zeehaven van Oostende is van de oppervlakte voorzien in het gewestplan op dit moment slechts 200 ha van de 600 ha (voor het grootste deel achter de sluis) bezet. In functie van de verdere optie voor de uitbouw en reconversie van Oostende zal in de afbakening van de zeehaven moeten worden aangegeven welke delen voor zeehavenactiviteiten en welke delen als toekomstige regionale bedrijventerreinen in aanmerking kunnen komen. De inrichting van de luchthaven wordt vastgesteld in het afbakeningsproces van het stedelijk gebied van Oostende. Voor Oostende is een luchthavengebonden bedrijventerrein zinvol om de ontwikkeling van luchtvrachten en de mogelijkheden voor vliegtuigonderhoud te benutten. De optimalisering kan uitbreiding inhouden van de luchthavengebonden activiteiten. Dit moet uitdrukkelijk worden onderzocht in het kader van de afbakening van het stedelijk gebied, doch steeds binnen de oppervlakte van de op het gewestplan voorziene bedrijventerreinen. Andere belangrijke elementen uit het richtinggevend gedeelte De A10 is van de A18 in Jabbeke tot de R31 in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen geselecteerd als een primaire weg type I. (Delen van) de R31, de N341, de N33 en de N9 worden geselecteerd als een primaire weg type II. De spoorlijn Brussel-Oostende wordt geselecteerd als hoofdspoorweg voor personenverkeer; het station van Oostende is geselecteerd als hoofdstation. 1.2 Bindende beleidsopties voor het regionaalstedelijk gebied Oostende in het RSV Oostende is in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geselecteerd als regionaalstedelijk gebied 14. De regionaalstedelijke gebieden worden door het Vlaams Gewest in samenspraak met de betrokken bestuursniveaus in de gewestplannen of in gewestelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen afgebakend. Wat betreft de ruimtelijke verdeling van de geraamde behoefte aan bijkomende woongelegenheden tot 2007, moet de verdeling anno 1991 in het woongelegenhedenbestand tussen de stedelijke gebieden en de gemeenten die tot het buitengebied behoren ten minste gehandhaafd worden. Dit betekent dat een minimum aantal in de stedelijke gebieden moet worden gerealiseerd. In de provincie West-Vlaanderen is dit bepaald op 67% (minimum percentage) te realiseren bijkomende woningen in de stedelijke gebieden 15. Het regionaalstedelijk gebied Oostende is als stedelijk gebied ook een economisch knooppunt 16. De zeehaven van Oostende wordt geselecteerd als poort, in samenhang met de luchthaven 17. De behoefte aan uit te rusten bedrijventerreinen in Vlaanderen wordt vastgesteld op ha tot 2007 (6000 effectief, 4000 reserve), waarvan 6964 bijkomend af te bakenen. In de provincie West-Vlaanderen 12 RSV p RSV p RSV p RSV p RSV p RSV p

14 dient % van de nieuwe bedrijventerreinen (lokale en regionale, voor historisch gegroeide bedrijven) in de economische knooppunten (waaronder de stedelijke gebieden) afgebakend te worden 18. De A10 is van de A18 in Jabbeke tot de R31 in het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen geselecteerd als een primaire weg type I. (Delen van) de R31, de N341, de N33 en de N9 worden geselecteerd als een primaire weg type II. De spoorlijn Brussel-Oostende wordt geselecteerd als hoofdspoorweg voor personenverkeer; het station van Oostende is geselecteerd als hoofdstation. 1.3 Overige juridische en beleidsmatige context Ruimtelijke juridische en beleidsmatige context Naast het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen bepalen onderstaande juridische en beleidsdocumenten de context bij de totstandkoming van een voorstel van afbakening voor het regionaalstedelijk gebied Oostende. Voor de inhoud van het provinciaal ruimtelijk structuurplan en de verschillende gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen wordt verwezen naar de documenten van de provincie West-Vlaanderen en de verschillende gemeenten. Wat het strategische plan van de haven van Oostende en de afbakening van de agrarisch en natuurlijke structuur voor Kust-Polders-Westhoek betreft, wordt verwezen naar hoofdstuk 3. De bestaande ruimtelijk-juridische toestand wordt in hoofdstuk 5 toegelicht per plangebied. Kaart 1 Bestaande ruimtelijk-juridische toestand: gewestplan met aanduiding wijzigingen Kaart 2 Bestaande juridische toestand: andere plannen Gewestplan Gewestelijke verordeningen stedenbouwkundige Gewestplannen bevatten stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en.of het beheer van gronden De Vlaamse Regering kan gewestelijke stedenbouwkundige verordeningen vaststellen voor een deel van of voor het hele gewest. Bijzondere plannen van aanleg Uittekening van het gewestplan op gemeentelijk niveau Provinciale RUP s Indien een goedgekeurd ruimtelijk structuurplan voorhanden is, vervangt het PRUP het gewestplan Verkavelingsvergunnigen Een verkavelingsvergunning dient aangevraagd te worden om een stuk grond te verkavelen. Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan West- Vlaanderen Gemeentelijke ruimtelijke structuurplannen Strategisch plan voor de haven van Oostende Visie en actieprogramma buitengebiedregio Kust-Polders-Westhoek Verfijning van de visie van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen op provinciaal niveau Geven een langetermijnvisie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeenten Actieprogramma en beleidsmatige herbevestiging agrarische gebieden (HAG). K.B. 26/01/1977 Gewestplan nr. 2 Oostende - Middenkust Gewestplanwijziging BVR 13/07/2001 Gewestelijke stedenbouwkundige verordening van 01/10/2004 inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Contouren aangeduid op kaart 2 Contouren aangeduid op kaart 2 Contouren aangeduid op kaart 2 Definitief goedgekeurd (06/02/2002) GRS Oostende: definitief goedgekeurd (06/07/06) GRS Bredene definitief goedgekeurd (05/10/06) GRS Middelkerke GRS Oudenburg BVR 7 maart 2008 betreffende het voorstel van principieel programma voor het ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de zeehaven van Oostende BVR 31 maart RSV p

15 2 Globaal verloop van het planningsproces 2.1 Voorbereiding van het gewestelijk RUP Afbakeningsproces regionaalstedelijk gebied Oostende: visievorming in ruim overleg Het afbakeningsproces van het regionaalstedelijk gebied Oostende is op 26 oktober 2001 gestart. Ter ondersteuning van dit proces en de uitwerking van een voorstel van afbakening heeft de administratie een opdracht toegewezen aan ARCADIS Gedas en Interactief (communicatie). De algemene filosofie en de methodiek voor het voeren van een afbakeningsproces wordt in het richtinggevend deel van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen beschreven. 19 In een afbakeningsproces voor een stedelijk gebied wordt een visievorming opgebouwd in samenwerking tussen vertegenwoordigers vanuit ruimtelijke ordening voor de drie betrokken bestuursniveau s (gewest, provincie West-Vlaanderen en gemeenten Oostende, Bredene en Middelkerke 20 ) en in overleg met heel wat actoren. De samenwerking werd gestructureerd in verschillende overlegorganen, met name het projectteam en de overleggroep. 1. Het projectteam was een ambtelijke en bestuurlijke afvaardiging van de drie gemeenten (Oostende, Bredene, Middelkerke), de provincie West-Vlaanderen en het Vlaams Gewest. Ze stuurden inhoudelijk het afbakeningsproces. 2. In de overleggroep werd een ruimere afvaardiging van de betrokken besturen, de overheidssectoren en belangengroepen geconsulteerd. De beslissingen van het projectteam werden hier getoetst op hun kwaliteit en haalbaarheid. De verschillende overlegorganen werden samengesteld op voorstel van het Vlaams Gewest, de betrokken gemeentebesturen en het provinciebestuur West-Vlaanderen. Het projectteam is zeven maal samengekomen. De overleggroep heeft twee keer vergaderd. Daarnaast werd ook ad hoc overleg gepleegd door gesprekken met sleutelfiguren (informatief) en bilateraal overleg (overleg met betrekking tot actuele discussiepunten onder andere met de gemeenten, met de provincie en met het Havenbedrijf). Er werden uitspraken gedaan over de gewenste ruimtelijk ontwikkeling van het regionaalstedelijk gebied Oostende, over de ligging van de afbakeningslijn, over de acties voor het stedelijk-gebiedbeleid en over de verder samenwerking. Om tot die uitspraken te komen is een ruimtelijk onderzoek uitgevoerd en zijn diverse overlegstructuren opgezet (zie verder). Het resultaat van deze ruimtelijke afweging is een hypothese van gewenste ruimtelijke structuur, die de basis vormt voor een voorstel van afbakening. Het resultaat van deze voorbereidende fase is een voorstel van afbakening. uitgevoerd tussen 2001 en 2003 Het afbakeningsproces is effectief van start gegaan bij de bespreking van de procesnota in het projectteam, op 26 oktober De startnota werd besproken in het projectteam en de overleggroep in februari Hierin werd een overzicht gegeven van de planningscontext, de bestaande ruimtelijke structuur, de geplande projecten en lopende onderzoeken, de problemen, als vertrekbasis voor de verdere uitwerking. In de periode april-juni 2002 werd het overleg gevoerd in het projectteam over de deelonderzoeken rond de taakstelling wonen, de taakstelling inzake ruimte voor bedrijvigheid, de grensstellende elementen van het buitengebied en de haven en luchthaven. 19 RSV, p In dit ontwerp zijn ook delen van het grondgebied van de gemeente Oudenburg opgenomen. In het voorbereidende proces is Oudenburg niet betrokken geweest. 15

16 Een eerste voorstel (concept) van afbakening voor het regionaalstedelijk gebied Oostende werd door het projectteam besproken in augustus Na verder bilateraal overleg en bespreking van tussentijdse aanpassingen in het projectteam, werd het voorontwerp opgemaakt, waarover in het projectteam een consensus werd opgebouwd. Dit voorontwerp is aan de stuurgroep voorgelegd in februari Tussentijds werden 2 nieuwsbrieven verspreid (mei 2002 en maart 2003). Op 29 maart 2003 werd een infoforum georganiseerd. Dit werd een inspraakmoment voor de bevolking over een voorstel van de afbakening op schaal 1/ Het resultaat van het afbakeningsproces is de nota eindrapport van augustus Deze nota vormt de basis voor de realisatie van verschillende acties en is voorgelegd voor formeel advies aan de gemeenteraden, provincieraad. De nota is samen met deze adviezen voorgelegd aan de minister bevoegd voor ruimtelijke ordening. Voorbereiding van het gewestelijk RUP Vervolgens is gestart met de omzetting van het voorstel van afbakening naar een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan. Het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan bevat de grenslijn van het regionaalstedelijk gebied en de noodzakelijke bestemmingswijzigingen. De grenslijn is een beleidslijn, die aangeeft waar een stedelijkgebiedbeleid gevoerd zal worden. Zij houdt op zich geen bestemmingswijzigingen in. Daarnaast bevat het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan de acties, de zgn. deelprojecten, die noodzakelijk zijn om het stedelijkgebiedbeleid vorm te geven en het stedelijk gebied ruimtelijk in te vullen. Onderstaand schema geeft weer hoe vanuit de globale principes uit het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen is gekomen tot een voorstel van gewestelijk RUP. 16

17 niveau niet-lokaliseerbare doelstellingen > strategisch niveau RSV als uitgangspunt visie op de ruimtelijke ontwikkeling in Vlaanderen: duurzame ruimtelijke ontwikkeling als uitgangshouding; Vlaanderen: open en stedelijk ruimtelijke principes voor de gewenste ruimtelijke structuur: gedeconcentreerde bundeling; poorten als motor voor ontwikkeling; infrastructuren als bindteken en basis voor locatie van activiteiten; fysisch systeem ruimtelijk structurerend ontwikkelingsperspectieven stedelijke gebieden (pp ) vertaling naar plangebied stedelijk gebied Oostende niveau lokaliseerbare doelstellingen > planniveau afbakeningsproces RUP programma afbakening regionaalstedelijk gebied via thematische benadering (incl. taakstellingen) opbouw hypothese gewenste ruimtelijke structuur regionaalstedelijk gebied (incl. toetsing aan grensstellende elementen van het buitengebied beslissing minister rond voorstel van afbakening opmaak voorstel RUP afbakening stedelijk gebied als uitvoering actieprogramma afbakeningsvoorstel Figuur 1 Van RSV naar voorstel RUP afbakening regionaalstedelijk gebied : schematische weergave Voorontwerp-RUP voor een eerste keer afgetoetst in een plenaire vergadering Zoals door het decreet op de ruimtelijke ordening is opgelegd, is het voorontwerp-rup afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende in mei 2007 voorgelegd aan een plenaire vergadering. Deze vergadering omvat een advisering door de betrokken administraties op gewestelijk en provinciaal niveau en door de verschillende gemeenten. Tijdens deze plenaire vergadering bleek dat belangrijke onderdelen van het RUP nog geen algemene consensus en draagvlak bij de verschillende vertegenwoordigers genoten en dat bovendien bijkomende ruimtevragen (zie verder) zich aandienden. Ook bleek uit de plenaire vergadering dat de opmaak van een plan-mer noodzakelijk was. De opmaak van een plan-mer en een herwerking van het plan bleek noodzakelijk en bijgevolg ook een tweede plenaire vergadering. Voorontwerp-RUP voor een tweede keer afgetoetst in een plenaire vergadering Conform het decreet op de ruimtelijke ordening werd het aangepaste (tweede) voorontwerp RUP besproken in een plenaire vergadering op 17 juni Deze vergadering omvatte opnieuw een vertegenwoordiging van betrokken administraties op gewestelijk en provinciaal niveau en van de verschillende gemeenten. 17

18 Ontwerp ruimtelijk uitvoeringsplan in openbaar onderzoek Conform het decreet op de ruimtelijke ordening werd het ontwerp RUP afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende in openbaar onderzoek gelegd van 5 september 2008 tot 3 november In dat kader werden 83 bezwaarschriften ingediend door 130 bezwaarindieners. Vlacoro heeft over deze bezwaarschriften advies uitgebracht in zitting van 27 januari Op basis van de resulaten van het openbaar onderzoek en het advies van Vlacoro werd het voorliggende definitieve gewestelijk RUP uitgewerkt. 2.2 in interactie met andere lopende planningsprocessen Op gewestelijk niveau zijn vooral volgende planningsprocessen van belang voor de afbakening van het regionaalstedelijk gebied Oostende. Deze processen zijn afgerond na het voltooien van het eindrapport afbakening regionaalstedelijk gebied Oostende en hebben daardoor het momenteel voorliggende plan beïnvloed. Strategisch plan van de zeehaven van Oostende In opdracht van het Vlaamse Gewest werd een strategisch plan voor de haven van Oostende uitgewerkt. Dit proces werd getrokken door de toenmalige AWZ, is eind 2002 opgestart en werd in 2005 afgerond. Dit strategisch plan haven Oostende heeft geresulteerd in een voorstel van principieel programma voor het ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de zeehaven van Oostende. De Vlaamse Regering heeft op 7 maart 2008 akte genomen van het strategisch plan voor de haven van Oostende en heeft de Vlaams minster, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, overeenkomstig het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening, belast met het opmaken van een gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de zeehaven van Oostende op basis van het voorstel van principieel programma voor het ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de zeehaven van Oostende. In het kader van dit proces werden zowel een plan-mer, passende beoordeling en een ruimtelijk veiligheidsrapport opgemaakt. Er werd, net zoals in het afbakeningsproces van het regionaalstedelijk gebied Oostende, aandacht besteed aan overleg en communicatie (plangroep, stuurgroep, ). Er werden nieuwsbrieven opgesteld en verspreid. Doel van dit strategisch planningsproces is duidelijkheid verschaffen over de ontwikkelingsdoelstellingen voor de haven en de ruimte die hiervoor nodig is, op korte, middellange en lange termijn. Hierbij wordt uitgegaan van een geïntegreerde afweging tussen enerzijds de economische doelstellingen en anderzijds de relatie met de omgeving (randvoorwaarden vanuit de leefbaarheid en het functioneren van het omliggende stedelijk weefsel en aansluitend buitengebied) en vanuit ecologische, milieu- en verkeersaspecten. Naast een actieplan met beleidsdoelstellingen en maatregelen omvat dit plan ook een visie op de gewenste ontwikkelingen in het gebied. In dit streefbeeld zal een keuze gemaakt worden welke terreinen in de toekomst voor zeehaven en de daarmee samenhangende activiteiten worden voorbehouden en ontwikkeld, en welk terreinen als (regionale) bedrijventerreinen worden ontwikkeld. De terreinen voor zeehaven- en aanverwante activiteiten behoren tot het zeehavengebied, de andere bedrijventerreinen moeten beschouwd worden als onderdelen van het stedelijk gebied. De uitwerking van het strategisch plan voor en de afbakening van het zeehavengebied van Oostende heeft geen deel uitgemaakt van het afbakeningsproces van het regionaalstedelijk gebied Oostende. Door onderlinge verweving van zeehaven en stedelijk gebied is er echter een sterke interactie tussen beide gebieden en dus beide processen. In principe valt het zeehavengebied immers buiten de afbakening van het stedelijk gebied. Aangezien de uitwerking van het strategisch plan voor de haven van Oostende werd afgerond na de totstandkoming van het afbakeningsproces van het regionaalstedelijk gebied Oostende, heeft dit strategisch plan voor de haven van Oostende tot een beperkte bijstelling van de visie op het regionaalstedelijk gebied Oostende geleid. Deze wijzigingen komen aan bod in punt

19 Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos regio Kust Polders Westhoek In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft de Vlaamse administratie een ruimtelijke visie opgesteld voor de buitengebiedregio Kust-Polders-Westhoek. Hierin geeft zij aan hoe zij de open ruimte in deze regio de komende jaren ruimtelijk wil zien ontwikkelen en welke acties ondernomen kunnen worden om dit te realiseren. Deze visie werd neergeschreven in de nota Kust-Polders-Westhoek: 'Gewenste ruimtelijke structuur en Programma voor uitvoering' (mei 2005). Volgende concepten en visie-elementen worden in dit proces naar voor geschoven (en liggen in of in de nabijheid van het regionaalstedelijk gebied Oostende: (1) het versterken van de waardevolle strand-duincomplexen (1.6 de strandzone Middelkerke Oostende (ter hoogte van Domein Raversijde) en 1.7 de strandzone Oostende-Bredene-De Haan; 2.23 de zeereepduinen ten westen van het Ensorkerkje te Mariakerke; 2.24 de zeereepduinen ten oosten van Oostende vanaf de radartoren, over Bredene, met inbegrip van de Paelsteenpanne, het golfterrein, Kijkuit en het zeepreventorium) De overblijvende, samenhangende duincomplexen in het stedelijk netwerk Kust hebben natuurwaarden van Europees belang en zijn structuurbepalend. Zij worden maximaal gevrijwaard van versnippering, met bijzondere aandacht voor onderlinge verbindingen en hun functie als openruimteverbinding tussen de badplaatsen. Er wordt naar gestreefd om de geïsoleerde duingebieden te verankeren in een samenhangend netwerk. De traditionele kenmerken en karakteristieke relicten moeten bewaard en versterkt worden. Het is van belang het dynamisch karakter van de duingebieden te verhogen. Landschapsherstel door onder meer spontane bosontwikkeling is op een aantal plaatsen wenselijk. In de duinen en op het strand wordt het recreatief medegebruik gedifferentieerd, afhankelijk van de ecologische draagkracht. De verschillende duincomplexen kunnen als kapstok functioneren voor de uitbouw van een recreatief fiets- en wandelnetwerk met respect voor de landschappelijke natuurwaarden. (2) ecologische processen in de duin-polderovergang beschermen (4.7 Provinciaal Domein Raversijde; 4.8 gebied rond Ensorkerkje te Mariakerke) De weinig nog gave overgangen tussen duinen en polders herbergen waardevolle ecosystemen. De ecologische processen moeten tot uiting kunnen komen. De nog resterende duin-polderovergangen vormen een markante terreinovergang en hebben een grote landschappelijke waarde. Ze worden maximaal gevrijwaard, versterkt, herkenbaar en bouwvrij gehouden. In duin-polderovergangen wordt intensivering van het landbouwgebruik of omvorming naar recreatieve vormen van landbouw tegengegaan. Uitbreiding of nieuwe inplantingen van toerististisch verblijfsinfrastructuur en geïsoleerde constructies zijn niet gewenst. De randen van de bestaande campings en weekendverblijfparken moeten landschappelijk afgewerkt worden. In deze gebieden is laagdynamisch recreatief medegebruik mogelijk. (3) Uitbouwen van randstedelijk groengebied en versterking van bosstructuren (17.5 stadsrandbos Oostende, parkbos bij spuikom te Oostende, groengebied bij Noordede te Oostende) Randstedelijke groengebieden kunnen uitgebouwd worden als recreatieve groenpolen met een meerwaarde voor natuur, waarbij de nodige aandacht gaat naar de cultuurhistorische waarde van deze gebieden. In het achterland van de Vlaamse Kust moeten groengebieden met een recreatief karakter een aanbod vormen dat de recreatieve druk op kwetsbare gebieden deels kan doen verminderen. Bestaande bosstructuren worden maximaal behouden en kunnen op een aantal plaatsen kwalitatief en kwantitatief versterkt worden. Binnen het regionaalstedelijk gebied Oostende wordt bij Zandvoorde een stadsrandbos en bij de spuikom een parkbos ontwikkeld. (4) Behoud open waters met ecologische én recreatieve waarden (7.1 havenmonding te Oostende) (5) Ontwikkelen van de ecologische en recreatieve waarde van open waters (16.2 spuikom te Oostende/Bredene) Een aantal structuurbepalende wateroppervlakten en hun directe omgeving bieden een potentieel voor het behoud en de ontwikkeling van watergebonden natuur- en landschapswaarden, alsook een potentieel voor de verweving van natuurlijke, recreatieve en waterbeheer- en waterwinningsfuncties. Het ruimtelijk beleid moet de randvoorwaarden creëren die het meervoudig gebruik van deze oppervlaktewaters mogelijk moet maken. 19