Handreiking REACH en vergunningverlening

Transcriptie

1 Handreiking REACH en vergunningverlening Kenniscentrum InfoMil Datum Februari 2011 Status Definitief

2 Inhoud Lijst van afkortingen Inleiding Wat is REACH? Doel van deze handreiking Leeswijzer REACH Registratie Consequenties REACH voor de vergunningverlening De raakvlakken van REACH met de regelgeving voor inrichtingen Bijlage 1: Tabel met verplichtingen voor verschillende stofgroepen Bijlage 2: Overzicht REACH -Data Bijlage 3: Voorbeeldtekst voor een considerans Definitief, februari

3 Lijst van afkortingen ABM ADR AMvB BAT CIW CLP CMR CSR DNEL GHS IenM IPPC KRW LBOW MTR NAW NeR OSPAR PBT PNEC PGS POP PS REACH RIVM SVHC B VN VROM nvwa VR Wabo Wm WOB zpzb Algemene beoordelingsmethodiek water Accord Européen relatif au transport international des marchandises dangereuses par route). Algemene Maatregel van Bestuur Best Available Techniques Commissie Integraal Waterbeheer Classification, Labeling and Packaging Carcinogeen, Mutageen, Reproductietoxisch Chemical Safety Report (chemische veiligheidsrapport (CVR)) Derived No-Effect Level (Afgeleide dosis zonder effect) Global Harmonised System (Ministerie van) Infrastructuur en Milieu Integrated Prevention Pollution Control Kaderrichtlijn Water Landelijk Bestuurlijk Overleg Water Maximaal Toelaatbaar Risiconiveau Naam, adres, woonplaats Nederlandse Emissierichtlijn Lucht Oslo Parijs Conventie persistent, bioaccumulerend, toxisch Prediceted No-Effect Concentration (Voorspelde concentratie zonder effect) Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen Persistent Organic Pollutants Prioritaire Stoffen Registratie Evaluatie en Autorisatie van Chemische stoffen Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne Substances of Very High Concern Veiligheidsinformatieblad Verenigde Naties (Ministerie van) Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit Verwaarloosbaar Risico Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht Wet milieubeheer Wet Openbaarheid Bestuur zeer Persistent, zeer Bioaccumulerend Definitief, februari

4 1 Inleiding 1.1 Wat is REACH? REACH is een Europese verordening (Nr.1907/2006) voor chemische stoffen die vanaf 1 juni 2007 geldt. De afkorting REACH staat voor Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van CHemische stoffen. Volgens de verordening zijn alle bedrijven in de toeleveringsketen van een chemische stof (fabrikanten, importeurs, gebruikers, afnemers) verantwoordelijk voor het veilig gebruik (productie, import, handel, toepassing) daarvan. Ook moeten ze de risico s voor de gezondheid van de mens en/of milieu) van dat gebruik beperken. Zie hoofdstuk 2 voor meer informatie over REACH. 1.2 Doel van deze handreiking REACH is een verordening en heeft daarom een directe werking. Deze verordening heeft twee belangrijke consequenties voor het proces van vergunningverlening. Ten eerste vergroot REACH de kennis in de keten over de risico s van chemische stoffen en de daarbij behorende beheersmaatregelen. Ten tweede introduceert REACH nieuwe instrumenten (de zogenoemde autorisatie- en restrictiebepalingen) om stoffen op EU niveau te reguleren. Het primaire doel van deze handreiking is om concrete handvatten te bieden aan het bevoegd gezag voor de inbedding van het REACH instrumentarium in de praktijk van de vergunningverlening. Het is verboden om gevaarlijke, schadelijke en verontreinigende stoffen te lozen, tenzij men daarvoor een vergunning heeft. De basis voor de vergunningverlening is de Wm of de Waterwet. De Wm regelt het vergunningenbeleid voor het emitteren van stoffen naar de lucht en lozingen naar de riolering. De Waterwet heeft tot doel de kwaliteit van het oppervlaktewater te beschermen en richt zich hierbij op de emissies van specifieke stoffen naar het water. Deze handreiking geeft een toelichting op de REACH verordening en gaat in op de consequenties voor de vergunningverlening op grond van de Wm en de Waterwet. Het geeft antwoord op de vragen wat is REACH? Welke informatie komt beschikbaar? Wat zijn de verplichtingen van bedrijven? Hoe gebruik ik REACH bij de vergunningverlening en de uitvoering van het Activiteitenbesluit? Wat zijn de acties voor het bevoegd gezag? Daarnaast schets de handreiking ook op hoofdlijnen de positie van REACH binnen de nationale en internationale kaders van stoffenbeleid. Meer kennis over stoffen Uitgangspunt van REACH is dat bedrijven primair verantwoordelijk zijn voor het aanleveren van voldoende en juiste informatie zoals geregeld in hoofdstuk 4 van de Ministeriele regeling omgevingsrecht (Mor). Het bevoegd gezag kan de bedrijven hierop aanspreken. Door de uitvoering van REACH zullen bedrijven geleidelijk over meer informatie beschikken over de chemische stoffen die ze produceren, gebruiken en emitteren. Om een verantwoord besluit te kunnen nemen bij vergunningverlening is het belangrijk dat het bevoegd gezag alle voor de vergunning relevante informatie kan gebruiken die door REACH in de toeleveringsketen beschikbaar komt. Deze extra stofinformatie moet zijn doorwerking vinden in de vergunningvoorschriften ter beperking van emissies van deze stoffen naar het milieu. Definitief, februari

5 Nieuwe instrumenten voor stoffenregulering Naast de invloed van de informatieverstrekking over stoffen door bedrijven, hebben ook de autorisatie- en restrictiebepalingen van de verordening consequenties voor de vergunningverlening. Autorisatie- en restrictiebepalingen zijn rechtstreeks van invloed op de productie en het gebruik van stoffen in de inrichting. Daarmee zijn deze bepalingen relevant voor de vergunningverlening. Het bevoegd gezag moet bij de vergunningverlening dus rekening houden met deze bepalingen ongeacht of het om stoffen gaat die wel of niet worden geëmitteerd. De vergunning mag namelijk geen voorschriften bevatten die in strijd zijn met de REACH-bepalingen van autorisatie en restricties. Wie is verantwoordelijk voor de informatie in deze handreiking? Dit document is de geactualiseerde versie van de handreiking die tot stand is gekomen in een projectgroep met vertegenwoordigers van Wm- en Wvovergunningverleners, InfoMil, Rijkswaterstaat, waterdienst (onderdeel Rijkswaterstaat), GGD en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu Het achtergronddocument dat de basis vormde voor deze handreiking is juridisch getoetst door het ministerie.ditdocument is een handreiking en bij juridische geschillen is de wetstekst leidend 1.3 Leeswijzer Na deze inleiding beschrijft hoofdstuk 2 per stap in het vergunningverleningproces de raakvlakken met REACH en de acties die het bevoegd gezag moet nemen. Hoofdstuk 3 bespreekt de consequenties van REACH voor de verschillende stappen van de vergunningverlening. Hoofdstuk 4 geeft een beknopte beschrijving van stoffenregelgeving die naast REACH van belang zijn voor de vergunningverlening. Bijlage 1 geeft een overzicht van de REACH-bepalingen die voor verschillende stofgroepen gelden. Bijlage 2 bevat het overzicht van REACH-data die bij vergunningverlening van belang zijn. Bijlage 3 bevat een voorbeeldtekst voor de considerans. Definitief, februari

6 2. REACH Volgens REACH moeten bedrijven van de stoffen die ze produceren, in de handel brengen, gebruiken of aan derden doorgeven, de risico s kennen en informatie daarover doorgeven in de keten. De bepalingen van REACH zijn rechtstreeks werkend en hoeven dus niet omgezet te worden in nationale wetgeving. De uitvoering van REACH is geregeld in Hoofdstuk 9 van de Wet Milieubeheer (Wm). Volgens artikel is het verboden om in strijd te handelen met de bepalingen van de REACH verordening. Titel 18 van de Wm bepaalt dat zowel de verantwoordelijke minister als het bevoegd gezag voor de inrichting belast is met de zorg voor de bestuurrechtelijke handhaving van REACH. Echter, in de toelichting van de Uitvoeringswet EG-verordening Registratie, Evaluatie en Autorisatie van chemische stoffen (REACH) staat dat is afgesproken dat de handhaving van REACH primair bij de Rijksinspecties ligt. De toezichthouder van de inrichting heeft een signaalfunctie. 2.1 Registratie Een belangrijk instrument van REACH is de registratieplicht. Zonder registratie is productie en import van chemische stoffen verboden. Fabrikanten en importeurs van een stof moeten een registratiedossier met gegevens over de stofeigenschappen indienen bij het Europese Agentschap voor Chemische stoffen in Helsinki (ECHA). In sommige gevallen moeten ook bedrijven die stoffen en mengsels gebruiken bij industriële- of beroepsactiviteiten de zogenoemde downstream gebruikers - een registratiedossier indienen. De registratieplicht geldt voor stoffen die worden geproduceerd of geïmporteerd in een hoeveelheid van meer dan 1 ton/jaar per fabrikant of importeur (hierna: registrant). Bij de registratie moet een registrant gegevens over de stofeigenschappen en het specifieke gebruik van de stof overleggen. De hoeveelheid gegevens is afhankelijk van het marktvolume van de stof. Voor stoffen in een hoeveelheid van 1 10 ton/jaar geldt een minimum set aan gegevens. Naarmate de tonnages hoger zijn, is aanvullende informatie vereist. Definitief, februari

7 Verschillende rollen, verschillende verplichtingen REACH onderscheidt verschillende verplichtingen voor fabrikanten, importeurs, downstream gebruikers en distributeurs van stoffen. Afhankelijk van het gebruik van de stof kan een bedrijf verschillende rollen tegelijk hebben met de daaraan gekoppelde verplichtingen. Zo zal een fabrikant van een chemische stof normaal ook gebruiker zijn van chemische stoffen die hij als grondstoffen voor zijn productie nodig heeft. Enkele voorbeelden van verplichtingen: Een fabrikant die een stof produceert is verplicht de geproduceerde stof te registreren als hij deze stof produceert in hoeveelheden van 1 ton per jaar of meer. De registratie bestaat uit het overleggen van een technisch dossier met gegevens over de stof (gebruik, eigenschappen, identiteit etc.) en informatie over de risicobeheersmaatregelen. Een importeur van een mengsel moet de stoffen in het mengsel registreren als de hoeveelheid van elke individuele stof 1 ton of meer per jaar is. De importeur moet voor de registratie van alle stoffen een technisch dossier opstellen met gegevens (gebruik, eigenschappen, identiteit etc.) over de stof en informatie over de risicobeheersmaatregelen. Voor de invoer van het mengsel zelf, geldt geen registratieplicht. Bedrijven die stoffen of mengsels gebruiken die op een andere manier zijn verkregen dan via import of productie, zijn downstream gebruikers. Zij hebben afhankelijk van het gebruik van de stof ook bepaalde verplichtingen; doorgeven van informatie in de keten, het naleven van de voorgeschreven risicobeheersmaatregelen, opstellen van een veiligheidsinformatieblad etc. Een producent die stoffen verwerkt in een voorwerp, is ook een downstream user. Voor producenten van voorwerpen gelden in aanvulling op de verplichtingen van downstream gebruikers, andere specifieke verplichtingen. Hierbij gaat het om: a. het toepassen van geautoriseerde stoffen in voorwerpen volgens de voorwaarden verleend bij de autorisatie,; b. onder bepaalde voorwaarden stoffen in voorwerpen registreren of melden bij de ECHA, en c) voldoende informatie verstrekken aan alle professionele afnemers en (op verzoek) aan consumenten over stoffen in voorwerpen die voldoen aan de criteria van art. 57 en art. 59 van REACH (dit zijn de zogenoemde zeer zorgwekkende stoffen, SVHC). Een gedetailleerde uitleg over de rollen en verplichtingen binnen REACH leest u in de leidraad [ op website van de REACH Helpdesk. Chemisch veiligheidsrapport Voor een stof geproduceerd of geïmporteerd in een hoeveelheid van 10 ton of meer per jaar is ook een chemisch veiligheidsrapport verplicht. Het chemisch veiligheidsrapport bevat informatie over gevaareigenschappen, mogelijke blootstelling, risico s en beheersmaatregelen van elk beoogd gebruik van de stof (het zogenoemd geïdentificeerd gebruik ). Als een specifiek gebruik van een stof bij de registratie niet is aangemeld, moeten downstreamgebruikers ervoor zorgen dat het gebruik wordt aangemeld bij de fabrikant / importeur of anders zelf een veiligheidsrapport opstellen. Specifieke registratiebepalingen voor bepaalde soorten geïsoleerde tussenproducten Voor bepaalde soorten geïsoleerde tussenproducten (intermediaire stoffen gebruikt om andere chemische stoffen of andere producten te vervaardigen en die niet meer in het eindproduct voorkomen) gelden beperkte registratiebepalingen. In dat geval moet de registrant bij de registratie een beperkte hoeveelheid gegevens overleggen. De beperkte registratieplicht geldt alleen als de fabrikant kan aantonen dat de stof uitsluitend onder strikt gecontroleerde omstandigheden (Strictly Controled Conditions, SCC) wordt geproduceerd en gebruikt (zie kader). Definitief, februari

8 REACH (art 18.4) bevat de volgende voorwaarden voor strikt gecontroleerde omstandigheden: 1. Strikt inperken van de stof tijdens de hele levenscyclus met technische middelen. 2. Beperken van emissies en eventuele blootstelling tot een minimum door gebruik van procedure- en controletechnieken. 3. Uitsluitend toepassen/gebruiken van de stof door adequaat opgeleid en bevoegd personeel. 4. Bij reinigings- en onderhoudswerkzaamheden ontluchten en spoelen van het systeem voordat het wordt geopend en betreden. 5. Bij een ongeval of ontstaan van afval, procedure- en/of controletechnieken toepassen om emissies en eventuele blootstelling bij zuivering, reiniging of onderhoud tot een minimum te beperken. 6. Procedure voor het omgaan met stoffen documenteren en onder strikt toezicht van de exploitant van de locatie plaatsen. Controle- en beheersprocedures moeten aanwezig zijn om zo emissie van en blootstelling aan de stof tot een minimum te beperken. Een uitwerking van de strikt gecontroleerde omstandigheden en de definitie van tussenproducten is te vinden in het richtsnoer dat ECHA heeft gepubliceerd over dit onderwerp, te vinden op Overgangstermijnen registratie Voor geleidelijk geïntegreerde stoffen ( bestaande stoffen volgens het oude stoffenbeleid) gelden overgangsperioden waarbinnen de registratieverplichtingen nog niet van toepassing zijn. Afhankelijk van de tonnage gelden deze overgangstermijnen tot Fabrikanten en importeurs van chemische stoffen moeten het registratiedossier en, indien van toepassing, een chemisch veiligheidsrapport, beschikbaar hebben zodra de overgangstermijn voor de stof, is verstreken (zie tabel 1). Tabel 1: Uiterste registratiestermijnen Registratiehoeveelheid > 1 ton per jaar: stoffen nog niet eerder geproduceerd of geïmporteerd Uiterste termijn 1 juni 2008 > 1000 ton per jaar geproduceerd of geïmporteerd > 1 ton per jaar CMR-stoffen* 1 december 2010 > 100 ton per jaar milieugevaarlijke stoffen ** > 100 ton per jaar geproduceerd of geïmporteerd 1 juni 2013 > 1 ton per jaar geproduceerd of geïmporteerd 1 juni 2018 * Stoffen die carcinogeen, mutageen, of toxisch voor de voortplanting zijn; categorie 1A en 1B volgens de EU-GHS verordening (EG) Nr. 1272/2008 (categorie 1 en 2 volgens richtlijn 67/548/EEG) ** Milieugevaarlijke stoffen die potentieel Persistent, Bioaccumulerend, Toxisch of zeer Persistent, zeer Bioaccumulerend kunnen zijn en stoffen ingedeeld als Aquatisch acuut. 1 en Aquatisch chronisch. 1 volgens de EU-GHS verordening (EG) Nr. 1272/2008 ( N; R50/53 stoffen volgens richtlijn 67/548/EEG) Uitzonderingen Er gelden uitzonderingen voor bepaalde bepalingen van REACH. Zo zijn stoffen die gefabriceerd of geïmporteerd worden in een hoeveelheid van minder dan 1 ton/ jaar vrijgesteld van de registratieplicht en zijn afvalstoffen geen stoffen in de zin van REACH. Natuurlijke stoffen zijn ook uitgezonderd van REACH-registratie, tenzij zij gevaarlijk zijn of chemisch zijn gewijzigd. Stoffen in gewasbeschermingsmiddelen en biociden zijn al gereguleerd via andere EU-regelgeving. Daarom worden werkzame stoffen en co-formulanten - voor zover toegepast in gewasbeschermingsmiddelen en biociden en als zodanig beoordeeld - als geregistreerd beschouwd. Dit geldt niet als de toepassing van deze stoffen op een andere manier plaatsvindt dan in gewasbeschermingsmiddelen of biociden. Definitief, februari

9 Een overzicht van de stoffengroepen waarop REACH in het geheel of deels niet van toepassing is vindt u in bijlage 1 van deze handreiking. 2.2 Autorisatie en restricties REACH bevat autorisatie en restrictie bepalingen voor de zogenoemde zeer zorgwekkende stoffen (Substances of Very High Concern, SVHC). Autorisatie is een verbod op het gebruik of in de handel brengen voor een bepaald gebruik tenzij de Europese Commissie daarvoor toestemming heeft verleend. Autorisaties worden voor een specifiek gebruik verleend per fabrikant, importeur en/of downstreamgebruiker en zijn gebonden aan herbeoordeling binnen een bepaalde termijn. Voor het verlenen van autorisatie moeten bedrijven bij het ECHA een verzoek indienen. Bij de aanvraag moeten zij informatie overleggen over bijvoorbeeld de identiteit van de stof, de vormen van gebruik van de stof, beheersmaatregelen, alternatieven voor vervangen en een beoordeling van de technische en economische haalbaarheid. Restricties zijn maatregelen ter beperking van de productie, het in de handel brengen of het gebruik van stoffen als zodanig, in een preparaat of in een voorwerp. De beperkingen zijn bedoeld als een vangnet om de risico s te beheersen die niet door de andere REACH-processen worden ondervangen. Die restricties gelden per stof, mengsel of voorwerp voor het hele grondgebied van de EU. Autorisatie en restrictie kunnen ook van toepassing zijn op niet-geregistreerde of nietregistratieplichtige stoffen. Stoffen die in aanmerking komen voor autorisatie en restrictie worden geplaatst op één van de volgende drie stoffenlijsten: de kandidaatlijst van stoffen die voor autorisatie in aanmerking komen; de lijst van autorisatieplichtige stoffen (bijlage XIV van REACH); de lijst van stoffen waarvoor restricties gelden (bijlage XI van REACH). De kandidaatlijst is te vinden op de ECHA website via de volgende link: p en onder het kopje Wetgeving op de website van de REACH-helpdesk ( Uit deze lijst worden de stoffen geselecteerd die via een officiële procedure worden opgenomen in bijlage XIV van REACH, de lijst van autorisatieplichtige stoffen. Definitief, februari

10 REACH Restricties REACH restricties kunnen variëren van een algeheel handelsverbod tot heel specifieke voorschriften over het toegestane gebruik en emissiebeperkende maatregelen en het gebruik van Persoonlijke Beschermingsmiddelen (PBMs). Voorbeelden van restricties zijn: het gefaseerde verbod op het gebruik van dichloormethaan in afbijtmiddelen (in een concentratie van 0,1 gewichtsprocent of meer) het verbinden van bepaalde voorwaarden aan het gebruik van dichloormethaan in industriële installaties het opleggen van voorschriften aan het verkopen van lampoliën die met R65 of H304 worden gekenmerkt. de restricties voor arseenverbindingen:voor deze verbindingen geldt een handels- en gebruiksverbod als het gaat om toepassingen als aangroeiwerend verf, houtverduurzaming of de behandeling van industrieel water. Het verbod geldt niet voor hout dat met arseenverbindingen is behandeld in industriële installaties met gebruikmaking van vacuüm- of druktechnologie, nadat het verduurzamingsmiddel volledig is gefixeerd. Bedrijven mogen hout met anorganische verbindingen van koper, chroom en arseen (CCA-hout) nog onder bepaalde voorwaarden toepassen. Zie voor meer informatie de database Dangerous Substances op de website Stoffen in bouwproducten ( De lijst met de REACH restricties (bijlage XI) is te vindenop de ECHA website via de link: Informatie doorgeven in de keten De leverancier van een stof of een mengsel van stoffen (preparaat) moet een veiligheidsinformatieblad (B) aan zijn afnemer verstrekken voor stoffen die zijn ingedeeld als gevaarlijk of PBT of zpzb (persistent, bioaccumulerend, toxisch, of zeer persistent en zeer bioaccumulerend) en stoffen opgenomen in de kandidatenlijst van REACH. Met het B moet hij de afnemers binnen de toeleveringsketen informeren over hoe ze de risico s verbonden aan het gebruik van de stof, adequaat kunnen beheersen. Daarnaast moet de registrant - bij een tonnagegrens van 10 ton/jaar of meer - voor elk geïdentificeerd gebruik ook de blootstellingscenario s met de bijbehorende risicobeheersmaatregelen in de bijlage van het uitgebreide B opnemen (extended SDS, esds). Vertrouwelijkheid van gegevens binnen REACH Bedrijven mogen sommige informatie in het REACH dossier als vertrouwelijk opnemen. In REACH is vastgelegd welke informatie niet als vertrouwelijk (artikel 118, lid 1) en welke informatie als vertrouwelijk in het registratiedossier mag worden opgenomen (artikel 118, lid 2). De volgende gegevens mogen niet als vertrouwelijk worden opgenomen: de naam van de stof; de indeling en etikettering; fysisch-chemische, toxicologische en ecotoxicologische informatie over de stof; gegevens over de gewichtsklasse waarin de stof is geregistreerd. Met andere woorden, het bedrijf mag geen vertrouwelijkheid claimen van de gegevens die relevant zijn voor de vergunningverlening. De volledige samenstelling van de stof of het mengsel (preparaat) en de relatie tussen een fabrikant en zijn gebruikers zijn gegevens die de registrant wel als vertrouwelijk kan opnemen. Maar zelfs in die gevallen zal een bedrijf de voor de vergunningverlening noodzakelijke informatie moeten achterhalen door navraag te doen bij zijn leveranciers. Openbare gegevens uit registratiedossiers Definitief, februari

11 Niet-vertrouwelijke informatie uit het registratiedossier van een stof is ook te vinden in de database op de ECHA website Definitief, februari

12 3 Consequenties REACH voor de vergunningverlening Onderstaand stroomschema geeft het proces van vergunningaanvraag tot vergunningverlening schematisch weer. In dit hoofdstuk zijn per stap van het proces acties en verplichtingen toegelicht die uit REACH volgen. Daarbij is onderscheid gemaakt in acties van het bevoegd gezag en acties van de vergunningaanvrager. Het stappenplan gaat ervan uit dat sprake is van een bedrijf dat valt onder vergunningplicht. Vooroverleg Het bevoegd gezag geeft aan welke informatie minimaal nodig is. STAP 1 Aanvraag vergunning Aanvrager dient aanvraag in voorzien van informatie. STAP 2 Beoordeling volledigheid (STAP 3) Bevoegd gezag oordeelt dat aanvraag incl. onderliggende informatie toereikend is. Bevoegd gezag oordeelt dat aanvraag ontoereikend is. Aanvrager wordt in de gelegenheid gesteld de aanvraag aan te vullen. Gemotiveerd besluit over verlening of weigering vergunning. STAP 4 Aanvraag wordt buiten behandeling gelaten. STAP 3 Bevoegd gezag weigert vergunning. STAP 4 Bevoegd gezag stelt positieve beschikking op. STAP 5 Herziening vergunning STAP Stap 1: Vooroverleg Het bevoegd gezag geeft aan welke informatie minimaal nodig is. Actie bedrijf Een bedrijf is verplicht om bij de aanvraag bepaalde informatie te verstrekken. Welke gegevens dat zijn is geregeld in hfst 4 van de Mor. Actie bevoegd gezag Geef in deze fase duidelijk aan welke stofinformatie het bedrijf moet overleggen. Het gaat hierbij minimaal om de relevante gegevens uit het REACH dossier. In het geval van een watervergunning moet de aanvrager de REACH informatie meenemen bij de toepassing van de ABM. Zie bijlage 2 voor een overzicht van de minimale gegevens die de aanvrager volgens REACH beschikbaar moet hebben. Vraag ook of het bedrijf stoffen gebruikt die voorkomen op de kandidatenlijst of stoffen waarvoor REACH autorisatievoorwaarden en beperkingen van toepassing zijn. Vraag naar de autorisatievoorwaarden indien autorisatie is verleend voor bepaalde autorisatieplichtige stoffen. Vraag voor stoffen die het bedrijf gebruikt en die voorkomen op de lijst met autorisatieplichtige stoffen en waarvoor de Europese Commissie nog geen (positief) besluit heeft genomen over een autorisatieaanvraag ook om een afschrift van de aanvraag voor autorisatie bij het ECHA. Zie onder paragraaf Toelichting proces autorisatieaanvraag voor verder uitleg hierover. Bepaalde informatie kan volgens REACH als vertrouwelijk zijn aangemerkt (zie 2.3). Gegevens uit REACH die voor de vergunning relevant zijn vallen, zoals alle andere voor de vergunning relevante gegevens, onder het regime van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB). Met andere woorden, bedrijven moeten altijd alle relevante Definitief, februari

13 informatie die ze beschikbaar hebben uit REACH overleggen aan de vergunningverlener. Vergunningverleners hebben geen rechtstreekse toegang tot vertrouwelijke informatie uit REACH. De aangewezen bevoegde instantie voor REACH is Bureau REACH (onderdeel van het RIVM). Let op: Ieder bedrijf moet in principe beschikken over stofinformatie uit het REACH registratiedossier.het kan echter voorkomen dat een bedrijf vanwege zijn rol onder REACH (distributeur of gebruiker van chemische stoffen) niet beschikt over alle voor de vergunning relevante informatie uit het registratiedossier. In dat geval moet het bedrijf de relevante informatie uit het registratiedossier bij zijn leverancier opvragen. Bij gevaarlijke stoffen beschikken distributeurs en gebruikers bovendien over het veiligheidsinformatieblad (B). Het B bevat relevante informatie uit het registratiedossier voor de vergunning waaronder per geïdentificeerd gebruik de blootstellingscenario's en bijbehorende risicobeheersmaatregelen. Naast informatie uit REACH, zijn vaak ook andere gegevens nodig om een vergunning in behandeling te nemen. Denk hierbij aan stofinformatie die niet onder de werkingssfeer van REACH valt zoals afval en informatie-eisen ingegeven door andere regelgeving (zie ook hoofdstuk 4). Stap 2: Aanvraag vergunning Aanvrager dient aanvraag in voorzien van informatie. Actie bedrijf Het bedrijf overlegt informatie over de eigenschappen van chemische stoffen die het produceert, gebruikt en emitteert. Hierbij moet het bedrijf in ieder geval alle relevante gegevens gebruiken waarover het volgens REACH moet beschikken. Het bedrijf hoeft echter niet aan te tonen dat het voldoet aan REACH. Fabrikanten en importeurs van chemische stoffen hebben de relevante informatie in het REACH-registratiedossier. Distributeurs of gebruikers van chemische stoffen beschikken niet over een registratiedossier maar kunnen wel relevante gegevens achterhalen uit het veiligheidsinformatieblad (B) of kunnen navraag doen bij hun leverancier. Voor een watervergunning moet het bedrijf alleen die informatie aanleveren die relevant is voor beoordeling van de toelaatbaarheid van lozingen. Het bedrijf moet de gegevens ook gebruiken bij de toepassing van de Algemene BeoordelingsMethodiek (ABM). De aanvrager moet in de vergunningaanvraag vermelden of de stoffen die hij gebruikt, produceert of emitteert, opgenomen zijn op de kandidatenlijst voor autorisatie, in bijlage XIV (autorisatieplichtige stoffen) of in bijlage XI (stoffen waarvoor restricties gelden). Definitief, februari

14 Actie bevoegd gezag Verzoek het bedrijf om binnen een aangegeven periode een ontwerpaanvraag in te dienen. Als de gegevens in de ontwerpaanvraag onvolledig zijn en de ontwerpaanvraag op tijd is ingediend, dan kan de vergunningverlener het bedrijf verzoeken om de onbrekende gegevens alsnog te overleggen. Een ontwerpaanvraag is in ieder geval onvolledig als het niet alle voor de vergunning noodzakelijke informatie bevat. Voor stoffen die reeds zijn geregistreerd is de uit REACH gegenereerde informatie in ieder geval beschikbaar (zie ook stap 1). Let wel! Afhankelijk van de tonnage worden stoffen gefaseerd geregistreerd. Uiterlijk in 2018 moeten de laatste stoffen geregistreerd zijn (zie ook paragraaf 2.1 van deze handreiking). Stap 3: Beoordeling volledigheid. Het bevoegd gezag beoordeelt of aanvraag inclusief onderliggende informatie toereikend is. Actie bevoegd gezag Beoordeel de bruikbaarheid en volledigheid van de gegevens en vraag bij onvolledige informatie om aanvullende informatie. Het weigeren van een vergunning wegens onvoldoende inzicht in de nadelige gevolgen van de activiteiten voor het milieu, kan strijdig zijn met artikel 3:2 Awb. Dit is het geval als het bevoegd gezag de aanvrager niet in de gelegenheid stelt om zijn aanvraag conform artikel 4:5 Awb aan te vullen. Bij de beoordeling van de volledigheid is onderscheid te maken tussen gegevens die de aanvraag moeten bevatten volgens REACH en overige gegevens. De informatie is in ieder geval onvoldoende als een bedrijf bij de aanvraag niet alle voor de aanvraag relevante informatie verstrekt, waarover hij volgens REACH zou moeten beschikken. Zie bijlage 2 voor een overzicht van de informatie die minimaal aanwezig moet zijn bij de aanvrager op grond van REACH. Het is echter niet zo dat als een bedrijf aan REACH voldoet, dit automatisch betekent dat de vergunningaanvraag voldoende gegevens bevat. Dat is het geval bij bepaalde stofgroepen die uitgezonderd zijn van de registratieplicht, onderwerpen die niet onder de werkingssfeer van REACH vallen en voor stoffen die nog niet zijn geregistreerd. In die gevallen is er (nog) geen REACH registratiedossier en beschikt de aanvrager niet over alle informatie. Het bedrijf moet er dan op een andere manier ervoor zorgen dat de aanvraag volledig is. Indien gewenst kan de vergunningverlener het openbare deel van de database van het Agentschap met geregistreerde stoffen raadplegen (Search for information on registered substances: om de gegevens te controleren. Dit is echter niet verplicht. Vergunningverleners kunnen voor informatie over stoffen ook andere database gebruiken zoals de website In bijzondere gevallen kunnen zij ook terecht bij het stoffenexpertisecentrum (SEC) van het RIVM. Definitief, februari

15 Resultaat beoordeling op volledigheid Bij de beoordeling op volledigheid kunnen (na een eventueel verzoek om aanvullende informatie) twee situaties ontstaan: 1. De aanwezige informatie is onvoldoende om een beslissing over de vergunningaanvraag te nemen. 2. De informatie is voldoende om een beslissing over de vergunningaanvraag te nemen. Situatie 1: Onvoldoende informatie voor beslissing over vergunning Neem de vergunningaanvraag niet in behandeling indien de aanvrager, ook na een verzoek om aanvulling, onvoldoende informatie verstrekt. De overlegde informatie is in ieder geval onvoldoende als een bedrijf bij de aanvraag niet alle voor de aanvraag relevante informatie verstrekt, waaronder de informatie waarover hij volgens REACH moet beschikken. Fabrikanten en importeurs van chemische stoffen moeten beschikken over het volledige registratiedossier (met inachtneming van de overgangstermijnen voor registratie, zie tabel 1 onder 2.1 van deze handreiking). Bij gebruikers van chemische stoffen en distributeurs zijn deze REACH-gegevens niet aanwezig in de vorm van een registratiedossier. Echter, ook zij beschikken over relevante gegevens uit het registratiedossier. Die informatie is verwerkt in de veiligheidsinformatiebladen van de stoffen die ze gebruiken. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om gegevens over de toelaatbaarheid van de blootstelling van werknemers en emissies naar het milieu en de nodige beheersmaatregelen. Ook als de aanvrager alle stoffengegevens heeft overlegd die hij volgens REACH moet hebben, kan een situatie ontstaan dat de aanvraag onvolledig wordt verklaard. Dit kan het gevolg zijn van andere wettelijke verplichtingen (afval, opslag en bodem) en de emissiesituatie van de inrichting. Hieronder staat een niet-limitatieve lijst van deze stofgerelateerde onderwerpen die relevant zijn voor de vergunning en die REACH niet of nauwelijks beïnvloedt: Afvalstoffen vallen niet onder REACH. De verordening is dus niet van invloed op vergunningvoorschriften gericht op de behandeling, de opslag, de scheiding of de preventie van het ontstaan van deze stoffen. Wat een afvalstof is wordt gedefinieerd in de Kaderrichtlijn Afvalstoffen. Als de verwerking van afvalstoffen resulteert in de productie van andere chemische stoffen, mengsels of voorwerpen, dan zijn de REACH-bepalingen wel hierop van toepassing. De bepalingen gelden niet wanneer de teruggewonnen stof dezelfde is als een reeds geregistreerde stof onder de voorwaarde dat: 1. de teruggewonnen stof dezelfde is (fysische en chemische samenstelling) als de eerder geregistreerde stof en, 2. bij de inrichting waar de terugwinning plaatsvindt een B aanwezig is. Bedrijven die stoffen terugwinnen uit afval (en dat zijn ook veel afvalverwerkers) moeten volgens REACH wel aantonen dat de stoffen die zij terugwinnen al zijn geregistreerd al dan niet door de afvalverwerker zelf. Voor het opstellen van de vergunningvoorschriften over de opslag van gevaarlijke stoffen zijn de richtlijnen uit de Publicatiereeks gevaarlijke stoffen (PGSrichtlijnen) opgesteld. De indeling van gevaarlijke stoffen in bijvoorbeeld de richtlijn PGS15 is gebaseerd op de ADR-indeling van een stof. Als gevolg van de nieuwe regels van de Europese verordening over indeling, etikettering en verpakken van chemische stoffen en mengsels (EU-GHS/CLP) en de afstemming daarmee met REACH, kunnen bepaalde stoffen en mengsels (preparaten) een Definitief, februari

16 andere indeling krijgen. Het bedrijf kan dus gegevens over de indeling overleggen die afwijkt van de oude indeling of de ADR-indeling. Echter, de vergunningvoorschriften kunnen alleen wijzigen als vanuit de PGS-richtlijnen, voor de andere indeling ook andere voorschriften gelden. Zie hoofdstuk 3 voor een toelichting op EU-GHS/CLP. Voor het onderwerp brandveiligheid worden in een vergunning voorschriften opgenomen over onder meer de brandblusmiddelen. Deze voorschriften zijn vooral gericht op onderhoud, keuring en plaatsing en niet op het vrijkomen van de brandblusmiddelen. Deze voorschriften worden ook niet door REACH beïnvloed. Voor het onderwerp bodem geldt dat elke emissie naar de bodem als een verontreiniging wordt gezien die tegen moet worden gehouden door het invoeren van verplichte maatregelen zoals vloeistofdichte vloeren en overdekte spoelplaatsen, behalve als het bedrijf kan bewijzen dat de geëmitteerde stoffen niet als verontreiniging moeten worden gezien. Hierbij kan de REACH-informatie voor de aanvrager mogelijk als onderbouwing dienen. REACH bevat bijvoorbeeld in bijlage IV stoffen die minimale risico s hebben. In bepaalde situaties kan het bedrijf beweren dat op grond van de eigenschappen en de minimale risico s, de emissie van deze stoffen naar de bodem is toegestaan. Stoffen die ongewenst vrijkomen. Deze vallen niet onder REACH maar zijn wel relevant voor de Wm en het prioritaire stoffen beleid (zie hoofdstuk 4). Stoffen en situaties waarvoor een vrijstelling geldt van de registratieplicht (bijv. stoffen < 1 ton per jaar, afvalstoffen, stoffen in bijlagen IV en V van REACH of polymeren). Een overzicht van stoffen en situaties waarvoor een uitzondering geldt binnen REACH vindt u in bijlage 1. In de inrichting worden stoffen geproduceerd of gebruikt waarvan de registratietermijn nog niet is verlopen(zie ook tabel 1). Plaatselijke omstandigheden (ecosysteem of industriële druk) of andere wettelijke verplichtingen zoals de richtlijn Industriële Emissies (RIE waarin IPPC is opgenomen) en de KRW. Situatie 2: Voldoende informatie volgens REACH en voor beslissing over vergunning In dit geval kan de vergunningverlener de vergunningaanvraag verder in behandeling nemen of weigeren. Uit het feit dat een milieuvergunning zal worden verleend kan niet worden afgeleid dat een bedrijf aan REACH voldoet. De vergunningverlener mag controleren of bedrijven voldoen aan de REACHverplichtingen (informatieplicht, registratieplicht) maar dit is niet verplicht. Ook een controle van de betrouwbaarheid van de geleverde gegevens is niet verplicht. De vergunningaanvrager is en blijft verantwoordelijk voor de betrouwbaarheid van de overlegde informatie. De gezamenlijke rijksinspecties: VROM-Inspectie (), Arbeidsinspectie (AI) en de nieuwe Voedsel- en Warenautoriteit (nvwa) zijn verantwoordelijk voor de handhaving van de REACH-verplichtingen. Actie bedrijf De vergunningaanvrager is verantwoordelijk voor de betrouwbaarheid van de informatie in de aanvraag. Hij verwerkt daarin alle relevante informatie die hij volgens REACH beschikbaar moet hebben. Daarnaast overlegt hij informatie over alle andere voor de vergunning relevante gegevens. Definitief, februari

17 STAP 4: Gemotiveerd besluit over verlening of weigering vergunning. Actie bevoegd gezag In deze stap is het van belang om geen voorschriften in de vergunning op te nemen die strijdig zijn met de voorwaarden voor autorisatie en restricties. Kijk of de stoffen die het bedrijf produceert, gebruikt of emitteert voorkomen op de lijst met autorisatieplichtige stoffen (bijlage XIV) of de lijst van stoffen met restricties (bijlage XI). Zo ja, beoordeel of de gegevens in de aanvraag voldoen aan de voorwaarden voor autorisatie en de geldende restricties. Deze REACH voorwaarden bij autorisatie en restricties zijn te vinden in de B dan wel in bijlage XIV en bijlage XI van REACH. De vergunning mag alleen worden verleend als de aangevraagde activiteiten in overeenstemming zijn met de autorisatie- en restrictievoorwaarden. Bij watervergunningen geldt dat de lozingsituatie wordt beoordeeld. Let wel: ook al heeft het bedrijf autorisatie om de stof toe te passen kan de vergunningverlener naast de voorschriften uit REACH extra eisen stellen om emissies te beperken zolang dit voldoende geargumenteerd wordt op grond van verplichtingen die voortvloeien uit andere regelgeving zoals het nationale stoffenbeleid (Proiritaire Stoffen beleid) de Kaderrichtlijn Water (KRW) of de Richtlijn Industriële Emissies (RIE) (zie ook hoofdstuk 4). Toelichting proces autorisatieaanvraag Zoals eerder gezegd wordt autorisatie verleend voor een specifiek gebruik. Een bedrijf dat een autorisatieplichtige stof wil gebruiken, moet daarvoor uiterlijk binnen 18 maanden voor de vastgestelde verbodsdatum een aanvraag bij de Europese Commissie indienen. Het proces voor autorisatieaanvraag verloopt in verschillende stappen en is schematisch in figuur 1 weergegeven. Stof staat op bijlage XIV met uiterste verbodsdatum Aanvraag autorisatie door bedrijf min. 18 maanden voor verbodsdatum Opstellen concept Advies door ECHA Commentaar aanvrager Herbeoordeling Autorisatie binnen vastgestelde termijn door Commissie Rapport herbeoordeling aanvrager Opstellen definitief Advies door ECHA Besluit Commissie Autorisatie verleend of geweigerd Het is mogelijk dat een bedrijf een vergunningaanvraag indient terwijl in de inrichting stoffen worden gebruikt uit bijlage XIV waarvoor de Europese Commissie Definitief, februari

18 nog geen (positief) besluit heeft genomen over een autorisatieaanvraag. In dat geval zijn de volgende situaties mogelijk: 1. De verbodsdatum van de autorisatieplichtige stof is nog niet ingegaan en de 18 maanden voor het indienen van de autorisatieaanvraag zijn nog niet verstreken. In deze situatie kan de vergunningverlener eisen dat het bedrijf bij de vergunningaanvraag ook een afschrift van de autorisatieaanvraag bij het ECHA overlegd. Het bedrijf kan in deze situatie gebruikmaken van de overgangsregeling in REACH en mag dus de stof gebruiken zolang de Europese Commissie nog geen besluit heeft genomen over de autorisatieaanvraag. De vergunningverlener kan bovendien in zijn vergunning opnemen dat het gebruik van de stof is toegestaan onder de voorwaarden die de Europese Commissie verbindt aan het gebruik van de autorisatieplichtige stof. Ook kan de vergunningverlener indien voldoende geargumenteerd, in verband met stofeigenschappen extra emissie-eisen opnemen voor dergelijke stoffen (denk bijvoorbeeld aan het nationale stoffenbeleid (Proiritaire Stoffen beleid). 2. De verbodsdatum van de autorisatieplichtige stof is nog niet ingegaan en de 18 maanden voor het indienen van de autorisatieaanvraag om gebruik te maken van de overgangsregeling (zoals in situatie 1) zijn al verstreken. Het bedrijf mag de stof na de verbodsdatum niet gebruiken of produceren zolang de Europese Commissie geen autorisatie heeft verleend. De beoordeling van de autorisatieaanvraag kan, vanaf het moment dat de aanvraag bij het ECHA binnen is, ongeveer twee jaar in beslag nemen. In deze situatie is het advies aan de vergunningverlener om in afwachting van het verbod tijdelijke toestemming te verlenen voor het gebruik van de stof. De vergunningverlener kan het bedrijf adviseren om nadat de autorisatie verleend is, een revisievergunning aan te vragen. 3. In de derde situatie wil het bedrijf een stof gebruiken en is de verbodsdatum van de autorisatieplichtige stof al ingegaan. In deze situatie mag de vergunningverlener geen toestemming verlenen voor het gebruik van de stof. Hij moet het bedrijf adviseren om te wachten met zijn vergunningaanvraag tot een positief besluit is genomen door de Europese Commissie over een aanvraag om autorisatie. De aanvrager kan na autorisatie op eigen initiatief een nieuwe aanvraag indienen. Let wel: productie van een autorisatieplichtige stof is toegestaan op grond van REACH en autorisatie kan in dat geval geen reden zijn voor het weigeren van de vergunning. Het bedrijf mag de stof alleen niet in de EU in de handel brengen. Vergunningverleners hebben hierbij een signaalfunctie en kunnen de productie van de autorisatieplichtige stof wel melden bij de Inspectie. Gebruik REACH-informatieREACH-informatie kan ook nuttig zijn bij de beoordeling van emissies en risico's. Zo bevat bijlage IV van REACH stoffen die zijn beoordeeld als stoffen met minimale risico's. Definitief, februari

19 STAP 5: Opstellen beschikking. Actie bevoegd gezag Neem in de vergunning geen voorschriften op over het naleven van REACHverplichtingen. De REACH verordening is rechtstreeks werkend en bedrijven moeten direct voldoen aan de bepalingen. Verwijzen naar de REACH verordening is toegestaan. De bewijslast ligt in alle gevallen bij de aanvrager. Vermeldt in de considerans bij de overwegingen (zie standaardtekst) dat op basis van door het bedrijf overlegde informatie is getoetst of stoffen op de kandidatenlijst voor autorisatie, bijlage XIV, bijlage XI zijn opgenomen. De kandidatenlijst is te vinden op de website van ECHA. De laatste versie van bijlage XIV en XI vindt u op de website van de REACH Helpdesk onder rubriek wetgeving. Het opnemen van eisen die verdergaan dan REACH is toegestaan, als dit nodig is vanwege andere internationale verplichtingen of regiospecifieke omstandigheden. Denk bijvoorbeeld aan eisen die voortkomen uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), het Nederlandse prioritaire stoffenbeleid, de verdragen over persistente organische stoffen (UN-ECE-POP- en UNEP-POP-verdrag), de Richtlijn Industriële Emissie (RIE)/IPPC_richtlijn of eisen voor stoffen genoemd in de Oslo-Parijs Conventie (OSPAR). Kijk op de website voor een overzicht van stoffen die onder bepaalde regelgeving vallen. Gebruik REACH-informatie over gevaarseigenschappen, risico's en risicobeperkende maatregelen bij het formuleren van vergunningvoorschriften. De considerans Vermeldt in de considerans de volgende overwegingen: Dat de toetsing en het opstellen van de voorschriften is gebeurd op basis van de informatie die het bedrijf heeft verstrekt. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag is getoetst of voor stoffen vermeld in de vergunningaanvraag een autorisatieplicht of beperkingen op het gebruik gelden. De stoffen die het bedrijf produceert, gebruikt of emitteert, waarvoor volgens REACH in de toekomst mogelijk een autorisatie of restrictie kan gelden. Het bevoegd gezag mag in de considerans het bedrijf erop wijzen dat het moet voldoen aan de REACH-verplichtingen. Bijlage 3 van deze handreiking bevat een voorbeeldtekst voor de considerans. De tekst is ook te downloaden van de website REACH en Vergunningverleners. STAP 6: Herzien van vergunningen Vanwege de rechtstreekse werking van REACH kan een situatie ontstaan dat bestaande vergunningvoorschriften niet in lijn zijn met de verplichtingen uit de verordening. Vanuit de Wm artikel is het verboden te handelen in strijd met bepalingen van REACH. De voorschriften kunnen verder gaan of juist minder ver gaan. Hieronder zijn beide situaties toegelicht. Definitief, februari

20 Situatie 1: Vergunningvoorschriften gaan verder dan REACH De vergunningvoorschriften blijven geldig en er is geen probleem. Immers, een vergunning mag aanvullende emissiebeperkende eisen bevatten, indien voldoende beargumenteerd. Voldoende argumenten kan zijn het Prioritaire Stoffen beleid van Nederland of eisen uit andere regelgevingen zoals KRW of locale eisen. Ook mag een vergunning voorschriften bevatten die zich voor de betreffende inrichting direct richten op beperkingen in productie en/of gebruik van stoffen. Situatie 2: Vergunningvoorschriften gaan minder ver dan REACH Het deel van de vergunning dat in strijd is met REACH blijft buiten werking. In dat geval gelden de rechtsreeks werkende bepalingen van REACH. De strijdigheid tussen de bepalingen uit de REACH en vergunningvoorschriften komen waarschijnlijk voor: bij voorschriften voor stoffen die vallen onder de autorisatieplicht(bijlage XIV) of die op de kandidatenlijst voor autorisatie staan; aan de autorisatie worden ook bepaalde voorwaarden gekoppeld. De voorschriften mogen niet in strijd zijn met deze voorwaarden. bij voorschriften voor stoffen die worden toegevoegd aan de lijst met stoffen waaraan restricties verbonden zijn; bij beheersmaatregelen die door REACH verder gaan dan de bestaande vergunningvoorschriften. Bij gevaarlijke stoffen staan deze maatregelen in het veiligheidsinformatieblad of het chemische veiligheidsrapport. Let op: Niet alle verplichtingen die volgens REACH voor een bedrijf gelden, zijn relevant in het kader van de Waterwet. De Watervergunning blijft slechts buiten toepassing, indien voorschriften uit de REACH die relevant zijn voor de lozing en/of de afvalwaterstromen, strenger zijn dan de voorschriften in de vergunning. Met REACH voorschriften wordt bedoeld restrictie- of autorisatievoorschriften maar ook voorschriften vastgesteld in het chemische veiligheidsrapport en opgenomen in de bijlage van het uitgebreide B (esds) in zover deze voorschriften betrekking hebben op de lozing. Actie bevoegd gezag Het bevoegd gezag moet bij het bedrijf aandringen op een aanvraag voor een revisievergunning of ambtshalve de vergunning aanpassen, indien de vergunningvoorschriften in strijd zijn met de REACH-bepalingen. Aanpassen van de vergunning is bijvoorbeeld noodzakelijk wanneer binnen de inrichting stoffen zijn toegestaan waarvan als gevolg van de beperkende maatregelen van REACH het gebruik is verbonden. Als bij het bevoegd gezag bekend is dat aanpassing van de vergunningvoorschriften noodzakelijk is vanwege REACH, dan is het advies om de vergunninghouder hierover schriftelijk te informeren. Artikel 2.31 lid 1b van de Wabo of in het geval van een watervergunning, artikel 6.22 van de Waterwet biedt vergunningverleners de mogelijkheid om bestaande voorschriften te wijzigen/in te trekken. Dit kan al dan niet op verzoek van de vergunninghouder plaatsvinden. Voorwaarde hierbij is dat van de bevoegdheid slechts mag worden gebruikt als de wijziging van de voorschriften in het belang van de bescherming van het milieu is. Oplossing hiervoor zou kunnen zijn het aanvragen van een revisievergunning. Wanneer ook een verandering van de inrichting of de werking daarvan plaatsvindt, is een wijzigingsvergunning nodig. Als de vergunningsituatie hierdoor onoverzichtelijk wordt, dan kan het bevoegd gezag het bedrijf verzoeken in plaats daarvan een revisievergunning te vragen. Actie bedrijf Definitief, februari

21 Als alleen verandering van voorschriften voldoende is, dan kan het bedrijf volgens artikel 1:3 lid 3 Awb verzoeken om deze voorschriften aan te passen. Definitief, februari

22 4 De raakvlakken van REACH met de regelgeving voor inrichtingen Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de verschillende internationale en nationale instrumenten en regelingen die raakvlakken hebben met REACH en die gericht zijn op de regulering van stoffen in inrichtingen. EU-GHS/CLP Verordening EG 1272/2008 bevat nieuwe regels en criteria over het indelen, etiketteren en verpakken van chemische stoffen en mengsels. De regels van EU- GHS 1 ) zijn in plaats gekomen van de criteria uit de Stoffen- en Preparatenrichtlijn (voorheen geïmplementeerd in Wm). De wetgeving richt zich op de levering en gebruik van chemische stoffen en mengsels. De verordening bevat verplichtingen voor fabrikanten, importeurs, distributeurs en bepaalde downstream gebruikers (alle gebruikers van de stoffen en mengsels). Door de nieuwe criteria krijgen sommige chemische stoffen en mengsels een andere indeling en etikettering. Dit kan consequenties hebben voor de eisen die vanuit de vergunningverlening aan een inrichting worden gesteld. De exacte gevolgen voor vergunningen zijn nog niet helemaal duidelijk omdat de afgeleide regelgeving nog niet is aangepast. De verordening is op 20 januari 2009 met overgangsbepalingen in werking getreden. Vanaf 1 december 2010 is het verplicht om stoffen in te delen en te etiketteren volgens EU-GHS. Voor mengsels gaan deze regels gelden op 1 juni In aanvulling daarop geldt een vrijstelling voor het opnieuw etiketteren en verpakken van chemische stoffen en mengsels die voor het einde van de overgangssituatie zijn geleverd (uitloopperiode). Voor chemische stoffen is de uitloopperiode tot 1 december 2012 en voor mengsels is de einddatum 1 juni Meer informatie over de gevolgen van de invoering van EU-GHS voor de vergunningverlening is te vinden op de website voor vergunningverleners. verleningdef_doc.pdf Kaderrichtlijn Water (KRW) De KRW is een Europese richtlijn met als doel het oppervlaktewater en grondwater in de EU te beschermen en het duurzame gebruik van water te bevorderen. De KRW richt zich op zoetwater. De KRW onderscheidt chemie en ecologie voor oppervlaktewater en chemie en kwantiteit voor grondwater. In het kader van de KRW is een lijst van 33 prioritaire stoffen opgesteld. Van deze stoffen moeten de emissies progressief worden teruggedrongen. Van de KRW-prioritaire stoffen zijn 13 stoffen aangewezen als prioritair gevaarlijk. Dit betekent dat de lidstaten moeten streven naar beëindiging van de emissies binnen maximaal 20 jaar nadat de emissiebeperkende maatregel is vastgesteld door de Raad en het Europese Parlement. De implementatie van de emissiebeperkende maatregelen is een verantwoordelijkheid van de lidstaten. In Nederland gebeurt de implementatie via vergunningverlening in het kader van de Wm en Waterwet. Op 13 januari 2009 is de Richtlijn prioritaire stoffen (2008/105/EG) in werking getreden. Deze Richtlijn bevat (in bijlage II) een lijst met milieukwaliteitsnormen (MKN) voor 33 prioritaire stoffen in oppervlaktewater en 8 andere verontreinigende stoffen. De concentraties vermeldt in de Richtlijn zijn direct van toepassing in alle lidstaten. De lijst van prioritaire stoffen is opgenomen in de Nederlandse prioritaire-stoffenlijst. 1 in het Engels Regulation for Classification, Labelling and Packaging of chemicals and mixtures, CLP Definitief, februari