Het Evangelie naar Marcus. Het Evangelie van Jezus Christus, de zoon van God. De Dienstknecht in Jeruzalem, Marcus 11-13

Transcriptie

1 Het Evangelie naar Marcus Het Evangelie van Jezus Christus, de zoon van God De Dienstknecht in Jeruzalem, Marcus

2 Uitgangspunt: Keuze om het boek als uitgangspunt te nemen en geen thema. Vanuit dit uitgangspunt zijn twee vragen van belang: 1. Hoe wordt de Heer Jezus voorgesteld in dit boek? Vooral als de Knecht des Heren, de Dienstknecht. 2. Welke lessen zijn er voor de discipelen toen en nu? 2

3 Jes 42:1 Mijn Knecht die Ik ondersteun. Jes 53:11 Door zijn kennis zal mijn Knecht velen rechtvaardig maken. Zach 3:8 Ik zal mijn Knecht de Spruit doen komen. Marc 10:45 Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven te geven als losprijs voor velen. Ook Israël wordt aangemerkt als de knecht des Heren. Jes 49:6 3

4 In Jeruzalem Marc 11:1-13:37 Als Koning; de gezegende des Heren 11:1-10. Israël, de verdorde vijgenboom 11:12-14, De Tempel handelshuis en geen Godshuis 11:11, Bidden en vergeven 11: Confrontatie met de geestelijke macht en bestuurders 11:18, 27-33, 12:12,13-17, 18-27, Mijn zoon zullen zij ontzien 12:

5 De afgekeurde bouwsteen 12:10. Een persoonlijke ontmoeting 12: Toch nog licht in de duisternis, de arme weduwe 12: Een blik in de toekomst 13:

6 De Koning dienstknecht. Komt vanuit Bethfage: huis van de onrijpe vijgen en Bethanië: huis van de armen/onderdrukten, beeld van de geestelijke situatie in Israël. Welkom door het volk in de stad van de grote Koning: Ps 48:3. God bereidt de komst voor in de harten van eigenaar van het veulen en de menigte. Vervulling van Zach 9:9. 6

7 Ezels: Richt 12:13/14 de (kleinzonen) van Abdon en Jair Richt 10:3. Hosanna: red ons, maar later ook lofprijzing. Die komt in de naam des Heren Ps 118:26. 7

8 Het lijkt heel wat maar stelt niets voor. De vijgenboom met veel bladeren maar geen vruchten. De tempel als handelshuis. Schijngodsdienst bij de geestelijke leiders. Een bezette stad. Enkele lichtpuntjes. 8

9 Beeld van Israël 13: Veel blad maar geen (eerste) vruchten. Zo typeerde de Heer de gesteldheid van het volk, ook bij zijn intocht. Het leek heel wat. De Heer vervloekt de boom; resultaat algehele verdorring. (v.a.70 n.chr.) God neemt tijdelijk afstand van zijn volk. 9

10 Eerst een verkenning 11:11. Bedehuis voor alle volken Jes 56:7. Geen religieuze markt Jer 7:11. De Heer reinigt Gods Huis. Een van de weinige keren dat de Heer geweld gebruikt en goedkeurt Luc 22:36. Grote irritatie bij de overpriesters en schriftgeleerden. 10

11 Discipelen ontzet over de vijgenboom. Ze zouden weldra bergen (grote moeilijkheden) moeten overwinnen. Dat kan alleen door gelovig gebed. Als je bidt moet je ook vergeven. Vergeven wat iemand je heeft aangedaan. Voorbeeld de Heer: Vergeef het hun want ze weten niet wat ze doen Luk 23:34. 11

12 De schriftgeleerden Farizeeën en Sadduceeën (geloofden niet in leven na de dood, meer de vrijdenkers en rationalisten) zie ook Hand 23:6-9. Oudsten: bestuurders, vertegenwoordigers van het volk. Overpriesters: regerend en plv. hogepriester, vorige hogepriesters, hoofden van de 24 priesterorden. Herodianen: behorend tot de partij van Herodes. Doel: door strikvragen in diskrediet bij het volk brengen. 12

13 De Heer wordt gevraagd naar zijn bevoegdheid, dilemma rond Johannes de Doper.11:27-33 Het recht van de keizer, vraag van Farizeeën en Heriodianen (monsterverbond); Geef de keizer wat des keizers is en Gode wat Gods is. 12:13-17 zie 1 Pet 2:13,14 De onmogelijke vraag naar de opstanding door de ongelovige, schijnheilige Sadduceeën. Doden zijn als engelen in de hemel. God is een God van levenden.12:

14 Daar tussen in de gelijkenis van de onrechtvaardige pachters van de wijngaard (Israël). Voorzegging van de verwerping en sterven van de Zoon. Wat zal de Heer van de wijngaard doen? 12:1-9 De afgekeurde bouwsteen: Ps 118:22,23, Rom 9:33 De bouwsteen van Gods huis: Jes 28:16, Zach 10:4, 1Pet 2:6, Ef 2:

15 Steeds proberen zijn tegenstanders de Heer gevangen te nemen, b.v.12:12. Openlijke waarschuwing tegen de schijnheilige schriftgeleerden. 15

16 Waar het echt om gaat is liefde tot God met alles wat in je is en je naaste zoals je van jezelf houdt. Positieve houding van een van de schriftgeleerden. Hij is er bijna. 12:28-34 Wedervraag van de Heer; is Christus een zoon van David? Als de Mensenzoon ja, maar als Gods Zoon is Hij van eeuwigheid tot eeuwigheid. 12:35-37 Het geloof van de weduwe die haar laatste geld in de offerkist gooide. God zal voorzien. Beeld van het gelovig overblijfsel van Israël. 16

17 Aanleiding: Discipelen zijn onder de indruk van de schoonheid van de Tempel. De Heer spreekt tegen Petrus, Johannes, Jacobus en Andreas. Geen steen zal op de andere gelaten worden. Zie ook Luk 21:

18 13:5,6,21,22 Vooruitblik naar de komende verleiders, de valse christussen. 13:7,8 Het begin der weeën: de vele oorlogen, natuurrampen en hongersnoden De echte grote wee (Op ) is de grote verdrukking Mark 13:19, Op 3:10 18

19 13:9 voor machthebbers gesteld als getuigen van Christus. Denk aan Paulus voor Festus en Agrippa. 13:10 Eerst het evangelie aan alle volken prediken, Mat 28:19. Na opname (1Tess 4:15-17) gemeente, ook de tijdens de grote verdrukking. Op 7: :11 Geen zorgen over de juiste boodschap, want de Heilige Geest zal spreken. 13:12 Verbroken familierelaties en relaties tussen gelovigen. 19

20 In de rede spreekt de Heer steeds tot de discipelen over hun gedrag: 13:5 Ziet toe: dat niemand je verleidt. 13: 23 Ziet toe: Wees niet verbaasd, Ik heb het allemaal aan je voorspeld. 13:33 Ziet toe, blijf waakzaam. 13:7 Wees niet verontrust. 13:13 Houdt vol als bewijs van je trouw en als bewijs dat je al gered bent. 13:18 Bidden. 13:33,35,37 Blijf waakzaam! 20

21 Gruwel: afgodsbeeld Dan 9:27,11:31,12:11 Jer 7:30, Ez 8:10 Afgodsbeelden in de Tempel, een gruwel voor de HEER. Wordt in het midden van de grote verdrukking door de Antichrist opgericht. Waarschijnlijk een beeld van het Beest. 21

22 Voorvervulling: II Makk.6:4 in 169 v.chr. Antiochos IV Epifanes, heerser over o.a. Juda, vervangt de offerdienst door offeren van varkens op alle altaren in de Tempel. De tempeldienst wordt gewijd aan Zeus. Vele Joden vluchten de stad uit. 22

23 Over Israël; Jer 30:7 Over de hele wereld: Op 3:10,7:14 Dan 12:1 en Op 6 tot 20. Vanwege het gelovig overblijfsel in Israël en degenen die tot bekering zijn gekomen (?) wordt de tijdsduur van de grote verdrukking door de HEER ingekort (3,5 jaar) Marc 13:24,25 Sterren vallen zonsverduistering: de grootmachten zullen wankelen en ten onder gaan. 23

24 Tijdens de grote verdrukking zullen er veel personen zijn die zeggen dat ze de Christus zijn en grote tekenen en wonderen doen. Voorboden van de Antichrist 2 Tess 2:9. Maar de Zoon des mensen komt op een speciale manier. Hij is er niet zomaar: op de wolken met grote macht en heerlijkheid Marc 13:26. 24

25 Hij komt niet meer als de nederige dienstknecht maar in al zijn heerlijkheid en almacht. Op 19:11-16, Op 1:7, Dan 7:13,14. Maar toch ook als de Mensenzoon. Door engelen worden allen die in de grote verdrukking tot bekering gekomen zijn verzameld en ook de bekeerden die in die periode gedood zijn worden weer levend om met de Mensenzoon te heersen Op 20:

26 De Heer noemt de uitbottende vijgenboom, het beeld van Israël als teken voor de eindtijd en de komst van de grote verdrukking. De vijgenboom is er vanaf 1948 weer en groeit als staat, maar weer alleen de bladeren, geen vruchten. De vruchten komen pas bij de erkenning van Jezus Christus als de Messias Op1:7, Zach12:10, Ez37 26

27 Vaak is op basis van vs 30, dit geslacht, deze generatie het tijdstip van de wederkomst voorspeld jaar: 2018? Of gaat het louter om de blijvende aanwezigheid van de herstelde natie Israël: dit geslacht. Het herstel en de groei van Israël is een teken dat de eindtijd nabij is. 27

28 Alleen de Vader bepaalt en weet dus het tijdstip van begin van de grote verdrukking en de wederkomst van de Zoon des mensen. De Heer als dienstknecht (Hand 1:7) kent dit tijdstip niet. De Heer als God wel? 28

29 In dit gedeelte de Heer als dienstknecht, die uitgaat voor de zaak van de Here in: Zijn discussies met de schriftgeleerden, oudsten etc. De Koning dienstknecht die komt namens de Here. De dienstknecht die het Huis van zijn Vader reinigt met daden en woorden. Die toch openbaart wie Hij is; Davids zoon en Heer, de steen die de bouwlieden afgekeurd hebben. Die aangeeft waar het echt om gaat: Het grote gebod en geloofsvetrouwen (de weduwe). Die Gods plannen voor de toekomst ontvouwt en toelicht. Waarin Hij als Zoon des mensen de spil is. waar alles om draait. 29

30 Waarom spreekt de Heer alleen tegen Petrus, Johannes, Jakobus en Andreas over de toekomst? Sommigen Luk 21:5, discipelen Matt 24:1. De Heer als dienstknecht kent niet het tijdstip van zijn wederkomst, de Heer als God wel?13:32 Wat zeggen de aanwijzingen, die de Heer aan zijn discipelen geeft zoals waakt, ziet toe, weest niet verontrust ons? Wat zal de heer van de wijngaard doen? 12:9 Bidden en vergeven (11-25,26) Wat betekent dat voor ons? Is er sprake van twee tempelreinigingen (zie ook Joh 2:13-25)? 30

31 Schematisch overzicht Markus Het hart van het schema ligt in het gesprek met de Sadduceeën. Wij zien bij de Sadduceeën een maximum aan ongeloof dat zich richt op het bestaan van de opstanding. De volgorde van het schema is dan: 1) De Koning komt naar Jeruzalem. Hij begint bij de Olijfberg. Hij komt een vijgenboom tegen zonder vruchten, een beeld van Israël. 2) De Heer gaat niet naar een paleis maar naar de tempel. Hij is de dienstknecht en maakt de tempel schoon. Geldzucht lijkt overheersend te zijn. 3) De schriftgeleerden vragen naar Zijn bevoegdheid. Zij tonen zich bevreesd voor de waarheid. Hun status is belangrijk. 4) De Heer vertelt dat de gelijkenis van de wijngaard. God krijgt geen vrucht en Zijn Zoon wordt gedood. De moordenaars zullen worden gestraft. 5) Herodianen hebben een vraag over de wet. De Heer zegt dat je aan God moet geven wat Hem toekomt. Op het kruis heeft de Heer dat gedaan. 6) Sadduceeën hebben een vraag over de opstanding. De Heer antwoordt: God is een God van levenden. De Zoon, de dode erfgenaam, zal opstaan uit de dood! 7) Een wetgeleerde vraagt naar de wet. God liefhebben boven alles en je naaste als jezelf. De Heer heeft dat volmaakt gedaan. 8) De Heer vraagt naar de zoon van David. God is verheerlijkt in Zijn Zoon die aan Zijn rechterhand zit. De opgestane Heer is verhoogd. Zijn vijanden... 9) De Heer waarschuwt voor de schriftgeleerden, want zij vinden hun status belangrijk en persen arme mensen uit. 10) De Heer ziet hoe een weduwe alles geeft wat zij heeft. Zij heeft geen last van geldzucht, maar toont geloof. Zij heeft God lief boven alles. Hoe groot is haar vrucht. 11) De Heer zit op de Olijfberg en vertelt dat Hij komt en hoe Hij komt. Hij spreekt over de vijgenboom die uitbot. Er is hoop voor Israël. NB Er zijn soms meerdere mogelijk van eenzelfde gedeelte van de Bijbel. Een schema helpt mij om te onthouden wat de volgorde van een Bijbelgedeelte is en het kan ook het verband aantonen tussen gedeelten die zonder dat verband onduidelijk zijn, bijvoorbeeld de betekenis van de vijgenboom en het verschijnsel van de geldzucht (een rovershol versus wat de weduwe doet). 31

32 Markus 11-13: Jezus en de Tempel in Jeruzalem (vlak voor Zijn verwerping en Kruisiging) 1 Mk 11:1-14 Jezus buiten de Tempel: Zijn komst (vs 9), Olijfberg, vijgenboom (vs 13) "En zij riepen:"hosanna! Gezegend Hij die komt in de naam van de Heer!..en Hij ging Jeruzalem en de tempel binnen" 2 Mk 11:15-26 Dienst in de tempel: de reiniging: huis van gebed, geloof in God, liefde voor geld "Mijn huis zal een huis van gebed genoemd worden en u hebt er een rovershol van gemaakt." 3 Mk 11:27-33 Gedrag van de schriftgeleerden: angst voor mensen "Maar als wij zeggen: dan hebben wij bevreesd te zijn voor het volk." 4 Mk 12:1-12 God en Zijn Zoon: de Zoon gezonden; vrucht wordt niet gegeven; vijandschap van de landbouwers. "de landlieden grepen en doodden de erfgenaam." 5 Mk 12:13-17 Vraag over de wet: Wat geven wij aan God? "Jezus zei tot hen: Geeft aan de keizer wat van de keizer is, en aan God wat van God is" 6 Mk 12:18-27 De opstanding: God is geen God van doden maar van levenden. "En wat betreft de doden, dat zij opgewekt zullen worden..." 7 Mk 12:28-34 Vraag over de wet: Wat geven wij aan God? "Het grote gebod: God liefhebben uit je hele hart en de naaste liefhebben als jezelf." 8 Mk 12:35-37 God en Zijn Zoon: de Zoon gezeten; vijanden buigen zich voor Hem "David zelf heeft door de HG gezegd: 'de Heer heeft tot mijn Heer gezegd: Zit aan mijn rechterhand, totdat.." 9 Mk 12:38-40 Gedrag van de schrifgeleerden: eer van mensen "Kijk uit voor. die gesteld zijn op en de huizen van de weduwen opeten en voor de schijn lange gebeden doen" 10 Mk 12:41-44 Dienst in de tempel: het offer van de Weduwe: het praktisch liefhebben van God "Voorwaar ik zeg u, deze arme weduwe heeft er meer in geworpen dan allen die iets in de schatkist wierpen." 11 Mk 13:1-37 Jezus buiten de Tempel: Zijn komst (vs 26), Olijfberg, vijgenboom (vs 28) "Deze huidige tempel zal verwoest worden ook zullen er nog zowel een gruwel van verwoesting als valse Christussen komen." 32