Ouderbetrokkenheid: info bij het codeerschema

Transcriptie

1 Ouderbetrokkenheid: info bij het codeerschema Contactinformatie: Prof. dr. Johan van Braak, Lien Ghysens & Ruben Vanderlinde Vakgroep Onderwijskunde Universiteit Gent Enige wenken vooraf Neem de vragen op voorhand zeer goed door. Doe dit liefst met de groepsleden samen. Overleg over de aanpak (bv. ieder groepslid neemt twee interviews af, of alle interviews worden samen afgenomen). Beslis op welk manier de interviews worden geregistreerd. Zorg voor een selectie van ouders met een diverse achtergrond. Dit verrijkt de kwaliteit van de te verwerken informatie. Het is aangeraden eerst een proefinterview af te nemen van een familielid, niet met als doel betrouwbare informatie in te winnen, maar wel om vertrouwd te geraken met de vraagstelling en om te kunnen anticiperen op bijkomende vragen van de geïnterviewde zelf. Het is niet de bedoeling om de blanco codeerschema s in te vullen tijdens het interview. Doe dit achteraf aan de hand van de tape (en de info bij het codeerschema, zie onder). Het is nodig alle vragen te stellen en ook om de volgorde van de vragen te respecteren. Dit verhoogt de controle op de afnameprocedure. Bij het codeerschema Nummers van de variabelen zijn aangeduid in paars, variabelennamen in het blauw, antwoordmogelijkheden in het rood. In veel gevallen kan zowel het antwoord zoals kwalitatief (beschrijvend) als kwantitatief (door middel van een cijfer) worden ingevuld. De categorieën en bijhorende kwantitatieve waarden (bv. 0 van zeer ontevreden tot 4 zeer tevreden ) worden nooit op deze manier aan de geïnterviewde voorgelegd (behalve bij II.2.). Wel moet op basis van de kwalitatieve beschrijving zelf tot een kwantificering worden gekomen. Als om een beschrijving wordt gevraagd, wordt deze ingekort tot staakwoorden of kernachtige zinnen. Aan het eind van het codeerschema is ruimte gelaten voor de meest markante uitspraak van het interview. Soms stemt het gegeven antwoord niet volledig overeen met de (kwantitatieve) antwoordmogelijkheden. Dan wordt de antwoordmogelijkheid gekozen die zo dicht mogelijk aansluit bij het gegeven antwoord. Bij vragen als I.7.26 wordt geen inhoudelijke duiding gegeven (i.c. het verschil tussen sociale en technische functie van het onderwijs), tenzij de geïnterviewde hier expliciet om vraagt. De interviewer spreekt zeker geen persoonlijke voorkeuren uit. Het probleem van sociaal wenselijk antwoorden is niet volledig uit te sluiten. (naam) wordt steeds vervangen door de naam van het kind waarop het interview betrekking heeft. Indien het niet mogelijk is een code toe te kennen (bijv. professionele situatie van de partner), wordt dit niet opengelaten maar wordt een cijfer -9 toegekend. Het strekt tot de aanbeveling dat elk interview door twee (of drie) personen wordt gecodeerd, en dat mogelijke verschillen worden besproken. 1

2 Inleiding 1. Hoe heet uw kind waarover we het in dit interview zullen hebben? (1) NAAM (naam) 2. Hebt u nog andere kinderen? Zijn zij ouder of jonger? (2) A_KIND (1-9) (3) A_RIJ (nummer in de rij: 1 = oudste, 2 = tweede oudste...) 3. In welk leerjaar zit (naam)? (4) LRJAAR (1-6) 4. Vindt u dat (naam) het goed doet op school in vergelijking met de klasgenootjes? Ik heb het dan over leerprestaties. (5) PREST (0 = veel zwakker; 1 = zwakker; 2 = even goed; 3 = beter; 4 = veel beter) 5. Vindt u dat (naam) zich goed voelt op school? (Zo neen, wat is hiervan dan de reden?) (6) WELB_K (0 = zeer slecht; 1 = eerder slecht; 2 = niet slecht, niet goed; 3 = goed; 4 = zeer goed) (7) WELB_B (beschrijving reden) 6. Is (naam) ooit al blijven zitten op school? (8) ZITTEN (aantal jaar onderwijsachterstand) Waar en wanneer? (9) ZITTEN_B (beschrijving) I. Percepties over de school I.1 Tevredenheid met de school 1. Wat is uw mening over de school waar uw kind naartoe gaat? Vindt u dit een goede school? Waarom (niet)? (10) TEVR_S (0 = zeer ontevreden; 1 = eerder ontevreden; 2 = noch tevreden / noch ontevreden; 3 = eerder tevreden; 4 = zeer tevreden) (11) TEVR_B (beschrijving reden (on)tevredenheid) 2. Is (naam) enthousiast over de zaken die hij leert op school? (12) TEVR_K1 (0 = helemaal niet enthousiast; 1 = eerder niet enthousiast; 2 = noch enthousiast/noch niet enthousiast; 3 = eerder enthousiast; 4 = zeer enthousiast) 3. Is (naam) enthousiast over de andere activiteiten op school (bijvoorbeeld schoolreizen, toneel )? (13) TEVR_K2 (0 = helemaal niet enthousiast; 1 = eerder niet enthousiast; 2 = noch enthousiast/noch niet enthousiast; 3 = eerder enthousiast; 4 = zeer enthousiast) 2

3 4. Vindt u dat uw kind goed onderwijs krijgt op school? (14) TEVR_O (0 = helemaal niet akkoord; 1 = eerder niet akkoord; 2 = noch akkoord/noch niet akkoord; 3 = eerder akkoord; 4 = helemaal akkoord) 5. Zou u de school van uw kind aanbevelen aan andere ouders? (15) Tevr_A (0 = zeker niet; 1 = eerder niet; 2 = noch ja/noch nee; 3 = eerder ja; 4 = helemaal ja) 6. Zou u de school punten mogen geven op tien. Hoeveel zou u geven? (16) TEVR_GR (graad van tevredenheid van 0-10) I.2 Informeren van ouders 7. Houdt de leraar van (naam) u op de hoogte van de vooruitgang die hij/zij boekt? (17) INFO_V (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende 8. Contacteert de school u wanneer er zich problemen voordoen bij (naam)? (18) INFO_P (0 = nee; 1 = ja) 9. Heeft de school u op de hoogte gebracht van het schoolreglement? (19) INFO_S (0 = nee; 1 = ja) I.3 Aanmoediging tot schoolbetrokkenheid 10. Brengt de school u op de hoogte van schoolactiviteiten (voor ouders?)? (20) SCHOOLB_S (0 = nooit, 1 = bijna nooit, 2 = soms, 3 = meestal, 4 = altijd) 11. Zorgt de school ervoor dat activiteiten en festiviteiten georganiseerd worden op momenten dat u aanwezig kan zijn als ouder? (21) SCHOOLB_A (0 = nooit, 1 = bijna nooit, 2 = soms, 3 = meestal, 4 = altijd) 12. Nodigt de leraar u uit om te helpen in de klas van uw kind? (22) SCHOOLB_K (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = I.4 Aanmoediging tot thuisbetrokkenheid 13. Verwacht de leraar van (naam) dat u hem/haar helpt bij zijn/haar huiswerk? (23) THUISB_1 (0 = nee; 1 = ja) 14. Verwacht de leraar van (naam) dat u zijn/haar huiswerk nakijkt? (24) THUISB_2 (0 = nee; 1 = ja) 15. Verwacht de leraar dat u s avonds met uw kind praat over de voorbije schooldag? (25) THUISB_3 (0 = nee; 1 = ja) 3

4 I.5 Schoolklimaat 16. Voelt u zich als ouder welkom op de school van uw kind? (26) KLIM_W (0 = zeker niet, 1 = eerder niet, 2 = eerder wel, 3 = zeker wel) 17. Vindt u dat de leerkracht voldoende tijd vrij maakt als u bepaalde vragen hebt? (27) KLIM_T(0 = zeker niet, 1 = eerder niet, 2 = eerder wel, 3 = zeker wel) 18. Vindt u dat de school voldoende gelegenheid geeft om over de ontwikkeling van (naam) te praten? (28) KLIM_G (0 = zeker niet, 1 = eerder niet, 2 = eerder wel, 3 = zeker wel) 19. Helpt het schoolpersoneel u goed wanneer u bepaalde vragen hebt? (29) KLIM_H (0 = zeker niet, 1 = eerder niet, 2 = eerder wel, 3 = zeker wel) 20. Toont de leraar interesse wanneer u met hem/haar over uw kind praat? (30) KLIM_I (0 = zeker niet, 1 = eerder niet, 2 = eerder wel, 3 = zeker wel) I.6 Veiligheid op school 21. Voelt (naam) zich veilig op school? (31) VEILIG (0 = zeker niet, 1 = eerder niet, 2 = eerder wel, 3 = zeker wel) 22. Is er vaak ruzie in de klas van (naam)? (32) RUZIE (0 = zeker niet, 1 = eerder niet, 2 = eerder wel, 3 = zeker wel) II. Percepties over onderwijs II.1 Tevredenheid met onderwijs 1. Denkt u dat de lagere school tegenwoordig beter is dan vroeger? Op welk(e) gebied(en)? (33) WSCH1 (0 = veel slechter; 1 = slechter; 2 = even goed; 3 = beter; 4 = veel beter) (34) WSCH1B (beschrijving gebieden) 2. Had u liever zelf in een lagere school gezeten zoals die er vandaag uitziet? Waarom (niet)? (35) WSCH2 (0 = zeer zeker liever niet; 1 = eerder liever niet; 2 = even graag; 3 = liever; 4 = veel liever) (36) WSCH2B (beschrijving redenen) II.2 Percepties over de ideale leraar 3. Wat zijn volgens u de eigenschappen van de perfecte leraar voor (naam)? (37) EIGENS1 (beschrijving kenmerk) (38) EIGENS2 (beschrijving kenmerk) (39) EIGENS3 (beschrijving kenmerk) (40) EIGENS4 (beschrijving kenmerk) 4

5 II.3 Onderwijsopvattingen 4. Nu ga ik telkens twee uitspraken tegenover elkaar plaatsen. Het zijn niet altijd tegenstellingen, maar ik wil u wel vragen welk van de twee uitspraken u het belangrijkste vindt voor uw kind op school. U moet dus altijd één voorkeur geven. (0=sociale rol; 1=technische rol) (41) ROLSCH1 1 (Naam) kan de hoofdsteden van Europa opsommen. OF 0 (Naam) kan iets voor de klas vertellen zijn/haar vakantie in het buitenland. (42) ROLSCH2 1 (Naam) heeft goede punten op zijn/haar rapport. OF 0 (Naam) kan met een andere leerling goed samenwerken aan een opdracht. (43) ROLSCH3 0 (Naam) kan mee beslissen wat er geleerd gaat worden. OF 1 De leraar beslist wat er geleerd moet worden. (44) ROLSCH4 1 Op het rapport van (naam) staan cijfers per vak zoals taal en wiskunde, en ook een algemeen percentage. OF 0 Op het rapport staan geen cijfers, maar wel een beschrijving van wat (naam) goed kan en minder goed kan. (45) ROLSCH5 0 (Naam) werkt samen met een andere leerling aan de computer. OF 1 (Naam) maakt zelfstandig oefeningen nadat de leraar de leerstof heeft uitgelegd. (46) ROLSCH6 1 De school bereidt voor op een beroep. OF 0 De school boort zoveel mogelijk nieuwe interesses aan. (47) ROLSCH7 0 (Naam) beslist zelf wanneer hij/zij taal- of rekenoefeningen doet. OF 1 De leraar beslist wanneer aan taal- of rekenoefeningen wordt gedaan. (48) ROLSCH8 1 (Naam) werkt alleen in de klas. OF 0 (Naam) werkt met anderen samen in groepjes. (49) ROLSCH9 0 De school leert kinderen vooral nadenken over wat er in de wereld gebeurt. OF 1 De school leert vooral lezen, rekenen en schrijven. (50) ROLSCH10 1 De school brengt (naam) discipline bij. OF 0 De school geeft (naam) veel vrijheid. II.4 Mening over eigen lager en middelbaar onderwijs 5. Wilt u iets vertellen over uw eigen schooltijd? Hebt u goede of slechte herinneringen aan uw school van vroeger? Over welke school gaat dit? Gaat dit over het secundair onderwijs of ook over het lager onderwijs? (51) SCHOOLT1 (beschrijving) Opmerking bij (52) (71): De antwoordscore hangt af van de aard van de uitspraak. Indien de uitspraak positief is geformuleerd, krijgt de antwoordmogelijkheid helemaal eens een score 4. Indien de uitspraak negatief is geformuleerd, een score 0. De tevredenheidsindex wordt berekend door het optellen van de scores. Een hoge schaalwaarde betekent dat de respondent positieve herinneringen heeft aan de eigen onderwijstijd, een lage schaalwaarde wijst op negatieve herinneringen. 5

6 5 a helemaal oneens Oneens noch eens / noch oneens eens (52) TEVR_LO1 Ik heb vooral goede herinneringen aan mijn lagere school (53) TEVR_LO2 Ik vind dat ik op de lagere school veel van mijn tijd heb verspild (54) TEVR_LO3 Ik denk met plezier terug aan de tijd dat ik op de lagere school zat. (55) TEVR_LO4 Als ik terugdenk aan mijn lagere school komen vooral negatieve gevoelens boven. (56) TEVR_LO5 Ik had op de lagere school met de meeste leraren een goede relatie. (57) TEVR_LO6 Ik heb beslist geen heimwee als ik terugdenk aan mijn lagere school. (58) TEVR_LO7 De lagere school heeft mij veel vooruitgeholpen in het leven (59) TEVR_LO8 Ik ging allesbehalve graag naar de lagere school (60) TEVR_LO9 De tijd van de lagere school was de mooiste tijd van mijn leven (61) TEVR_L10 Ik ben blij dat de lagere school verleden tijd is helemaal eens 5 b helemaal oneens Oneens noch eens / noch oneens eens (62) TEVR_SO1 Ik heb vooral goede herinneringen aan mijn middelbare school (63) TEVR_SO2 Ik vind dat ik op de middelbare school veel van mijn tijd heb verspild. (64) TEVR_SO3 Ik denk met plezier terug aan de tijd dat ik op de middelbare school zat. (65) TEVR_SO4 Als ik terugdenk aan mijn middelbare school komen vooral negatieve gevoelens boven. (66) TEVR_SO5 Ik had op de middelbare school met de meeste leraren een goede relatie. (67) TEVR_SO6 Ik heb beslist geen heimwee als ik terugdenk aan mijn middelbare school. (68) TEVR_SO7 De middelbare school heeft mij veel vooruitgeholpen in het leven. (69) TEVR_SO8 Ik ging allesbehalve graag naar de middelbare school (70) TEVR_SO9 De tijd van de middelbare school was de mooiste van mijn leven (71) TEVR_S10 Ik ben blij dat de middelbare school verleden tijd is helemaal eens 6. Zijn er bepaalde gebeurtenissen uit uw eigen onderwijsverleden die in positieve of in negatieve zin - een stempel hebben gedrukt op de manier waarop u aankijkt tegen de school? Kunt u hierover iets vertellen? (72) SCHOOLT2 (beschrijving) 6

7 III. Betrokkenheid bij de school III. 1 Betrokkenheid bij de school 1.Zit u in een of andere organisatie die met de school te maken heeft (de schoolraad, de oudervereniging, een werkgroep...). Waarom hebt u hiervoor gekozen? Bent u hier tevreden over? (73) B_SCH0A (formele betrokkenheid) (xx aantal structuren waar ouder inzit) (mogelijkheden: oudercomité, vriendenkring, schoolraad, specifieke werkgroep...) (74) B_SCH0K (beschrijving van de reden) (75) B_SCH0T (0 = zeer ontevreden; 1 = eerder ontevreden; 2 = noch tevreden / noch ontevreden; 3 = eerder tevreden; 4 = zeer tevreden) 2. Doet u soms mee aan activiteiten in de klas (bv. lezen met de leerlingen)? Welke activiteiten zijn dit dan? Gebeurt dit vaak? (76) B_SCH1 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende (77) B_SCH1A (opsomming deelname klasactiviteiten) 3. Organiseert u soms samen met de leraar activiteiten in de klas? Welke? (78) B_SCH2 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende (79) B_SCH2A (opsomming organisatie klasactiviteiten) 4. Neemt u soms deel aan activiteiten die voor ouders worden georganiseerd, zoals ouderavonden, schoolfeest...? Welke? (80) B_SCH3 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende (81) B_SCH3A (opsomming schoolactiviteiten) 5. Gaat u soms mee op schoolreis? Hoe vaak? Bent u betrokken ooit betrokken geweest bij de voorbereiding van schoolreizen? (82) B_SCH41 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = (deelname schoolreis) (83) B_SCH42 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = (organisatie schoolreis) 6. Praat u soms met andere ouders over wat er op school gebeurt? Waarover praat u dan? Gebeurt dit op school? (84) B_SCH5 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende (85) B_SCH5A (opsomming onderwerpen) (86) B_SCH5P (1 = school, 2 = buiten school, 3 = op school en buiten school) 7. Spreekt u soms af met andere ouders buiten de school? Hoe vaak? (87) B_SCH6 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende 7

8 III. 2 Betrokkenheid thuis 1. Vertelt u soms verhalen over uw eigen schooltijd? Waarover gaat dit dan? (88) B_THU1 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende (89) B_THU1A (opsomming onderwerpen) 2. Vertelt u soms dat u zelf graag nieuwe dingen leert? Kunt u hiervan een voorbeeld geven? (90) B_THU2 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende (91) B_THU2A (voorbeeld) 3. Helpt u (naam) met rekenoefeningen voor school? Hoe vaak? Vindt u dit moeilijk? (92) B_THU3 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende (93) B_THU3A (0 = zeer moeilijk, 1 = moeilijk, 2 = niet moeilijk/niet gemakkelijk, 3 = gemakkelijk, 4 = heel gemakkelijk) 4. Helpt u (naam) met lees- en schrijfoefeningen? Hoe vaak? Vindt u dit moeilijk? (94) B_THU4 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende (95) B_THU4A (0 = zeer moeilijk, 1 = moeilijk, 2 = niet moeilijk/niet gemakkelijk, 3 = gemakkelijk, 4 = heel gemakkelijk) 5. Neemt u soms educatief materiaal mee naar huis, zoals video s? Hoe vaak? (96) B_THU5 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende 6. Gaat u soms met (naam) naar de bibliotheek? (97) B_THU6 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende 7. Praat u soms met (naam) over de voorbije schooldag? Gebeurt dit vaak? (98) B_THU7 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende 8. Doet u soms creatieve dingen met (naam) zoals knutselen? Hoe vaak? (99) B_THU8 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende 9. Zorgt u ervoor dat (naam) thuis een plaats heeft voor zijn/haar boeken en schoolmateriaal? (100) B_THU9 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende 10. Kijkt u soms het huiswerk na van (naam)? Hoe vaak? (101) B_THU10 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende 11. Leest u soms verhaaltjes voor? Hoe vaak? (102) B_THU11 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende 12. Werkt u soms met (naam) aan de computer voor een schooltaak? 8

9 (103) B_THU12 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende 13. Zorgt u zelf voor leerrijke spelletjes op de computer? (104) B_THU13 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = verschillende III. 3 Communicatie met school 14. Gaat u naar ouderavonden? Hoe vaak gebeurt dit? (105) B_COM1 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = 15. Hebt u veel contact met de leraar van (naam)? (106) B_COM2 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = 16. Waarover praat u zoal met de leraar? (107) B_COMO (onderwerpen communicatie leraar) a. over uitslag op het rapport van (naam)? (108) B_COM3 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = b. over mogelijke problemen van (naam) op school? (109) B_COM4 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = c. over hoe (naam) overeenkomt met de andere leerlingen? (110) B_COM5 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = d. over de regels in de klas? (111) B_COM6 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = e. over het huiswerk van (naam)? (112) B_COM7 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = f. over de dagelijkse gang van zaken? (113) B_COM8 (0 = nooit, 1 = een keer per jaar, 2 = een keer per trimester, 3 = 9

10 IV. Achtergrond 1. Wat is uw leeftijd? (114) LFTD (xx leeftijd) 2. In welk land zijn uw ouders geboren? (115) GLAND_V (geboorteland vader) (116) GLAND_M (geboorteland moeder) 3. Welke taal spreekt u thuis met uw kind(eren)? (117) TTAAL (thuistaal) (1 = Nederlands, 2 = Frans, 3 = Engels, 4 = Duits, 5 = Arabisch/Berbers, 6 = Turks, 7 = andere ) 4. Wat is het hoogste diploma dat u hebt behaald? (118) OPLEIDO (0 = geen diploma of lager onderwijs, 1 = lager secundair onderwijs, 2 = hoger secundair onderwijs, 3 = hoger onderwijs buiten de universiteit, 4 = universiteit) En uw partner? (119) OPLEIDP (0 = geen diploma of lager onderwijs, 1 = lager secundair onderwijs, 2 = hoger secundair onderwijs, 3 = hoger onderwijs buiten de universiteit, 4 = universiteit) 5. Leest u graag boeken? Hoeveel leest u er per jaar? (120) GBOEK (0 = helemaal niet graag, 1 = niet graag, 2 = graag, 3 = heel graag) (121) ABOEK (aantal boeken) 6. Wat doet u van werk? (werkzoekend, werkend, huisvader/moeder, op pensioen, arbeidsongeschikt) (122) BEROEPO (beschrijving beroep) (123) PROFSITO (0 = werkzoekend, 1 = werkend, 2 = huisvader/moeder, 3 = op pensioen, 4 = arbeidsongeschikt, 5 = andere) 7. En uw man/vrouw (indien van toepassing)? (124) BEROEPP (beschrijving beroep) (125) PROFSITP (0 = werkzoekend, 1 = werkend, 2 = huisvader/moeder, 3 = op pensioen, 4 = arbeidsongeschikt, 5 = andere) 8. Hoeveel uur werkt u per week? (126) UURWERKO (uur werk) En uw partner? (127) UURWERKP (uur werk) (128) SEKSE (0 = vrouw, 1 = man) 9. Hoe is uw gezin samengesteld? (129) GEZIN (0 = twee-oudergezin, 1 = eenoudergezin, 2 = nieuw samengesteld gezin, 3 = pleeggezin) 10. Wat is uw relatie tot (naam)? (130) RELATIE (0 = natuurlijke ouder, 1 = stiefouder, 2 = pleegouder) Naam van de gemeente waar de ouder woont. (131) GEMEENT (naam gemeente) 10

11 V. Tot slot Wat vond u van al deze vragen? Wilt u hier nog iets aan toevoegen? (132) WAARD (beschrijving waardering) (133) TOEV (toevoeging) In de lente van 2007 zullen de interviews die we van alle ouders hebben afgenomen verwerkt zijn tot een rapportje. Bent u hierin geïnteresseerd? (134) (adres) VI. Markante uitspraak (135) CITAAT (meest markante uitspraak van het interview) 11