Regels voor nieuwe woningbouwplannen in Zuid-Limburg

Transcriptie

1 Regels voor nieuwe woningbouwplannen in Zuid-Limburg Omgevingsverordening Limburg 2014, Paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg vastgesteld door Provinciale Staten, 12 december 2014 Gewijzigde beleidsregel Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg vastgesteld door Gedeputeerde Staten, 9 december 2014 Maastricht, 17 juni 2015

2 Inhoud Inhoud... 2 Inleiding... 3 Omgevingsverordening Limburg 2014, paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg... 4 Gewijzigde beleidsregel Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg... 8 Vragen en antwoorden... 12

3 Inleiding De Limburgse woningmarkt in het algemeen en in Zuid-Limburg in het bijzonder, bevindt zich momenteel in een crisis. De absolute afname van het aantal huishoudens, reeds actueel in Zuid-Limburg en na 2030 in Midden- en Noord-Limburg, betekent dat er een overaanbod dreigt aan woningen. Daarbij leidt de verandering in de opbouw van de bevolking, in combinatie met maatschappelijke en economische ontwikkelingen, ertoe dat andere eisen worden gesteld aan de woningen, de woon- en leefomgeving en daarbij behorende voorzieningen. Met name in Zuid-Limburg is zichtbaar dat de huidige woningvoorraad de werkelijke woningbehoefte al ruimschoots overschrijdt. Bovendien is er in tal van bestemmingplannen een planvoorraad vastgelegd, waarvan al zeker is dat daaraan geen behoefte meer bestaat. Verdere groei van die planvoorraad is overbodig, zeker als het plannen zou betreffen van het type waarvan nu al een overschot bestaat, zoals nieuwbouw buiten de huidige kernen, in woningsegmenten waar nu al van een overschot sprake is. Het is de ambitie van de provincie om de woningmarkt in Limburg zo ver mogelijk op orde te brengen. In het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 (POL2014) is onder meer de opdracht gegeven voorstellen uit te werken voor een strakkere sturing van de woningmarkt in Zuid-Limburg. Die opdracht wordt in de loop van 2015 uitgewerkt in het kader van de totstandkoming van de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg. Op 21 juni 2013 hebben Provinciale Staten de verordening Wonen Zuid-Limburg vastgesteld. In die verordening is bepaald dat gemeenten in Zuid-Limburg geen bestemmingsplannen, beheersverordeningen of omgevingsvergunningen meer mogen vaststellen of verlenen voor het bouwen van meer dan één nieuwe woning. De verordening is gemaakt om op een verantwoorde manier de plancapaciteit voor nieuwe woningen te reguleren. De verordening geldt niet voor plannen die vóór 5 juli 2013 zijn vastgesteld. Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld, de oorspronkelijke verordening is hierin overgenomen, met één wijziging in artikel 2, lid 2b, dat gaat over plannen voor één woning. De uitzondering voor dergelijke plannen is overgeheveld van de verordening naar de bijbehorende beleidsregel. De achtergrond hiervan kunt u lezen in de toelichting. De verordening geldt niet voor alle nieuwe woningbouwplannen. Als een plan voldoet aan bepaalde criteria, dan is de verordening niet van toepassing en kan dat plan wel doorgaan. Die criteria staan in de op 9 december 2014 door Gedeputeerde Staten vastgestelde gewijzigde beleidsregel Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg. Mede door de Verordening wonen Zuid-Limburg wordt op dit moment het overaanbod aan woningen in Zuid- Limburg tegengegaan, waardoor de kwaliteit van wonen in Zuid-Limburg overeind blijft, met een gunstig effect op het vestigingsklimaat voor mensen en bedrijven. De verordening heeft een interim karakter en zal naar verwachting gelden tot de Structuurvisie Wonen Zuid-Limburg vastgesteld is. Deze publicatie bevat paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg uit de Omgevingsverordening Limburg 2014, de bijbehorende gewijzigde beleidsregel Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg en een reeks vragen en antwoorden aangaande paragraaf 2.4 en de bijbehorende beleidsregel. 3

4 Omgevingsverordening Limburg 2014, paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg Artikel Begrippen In deze paragraaf wordt verstaan onder: a. regio Zuid-Limburg: gebied bestaande uit de gemeenten Sittard-Geleen, Stein, Beek, Schinnen, Heerlen, Onderbanken, Brunssum, Kerkrade, Landgraaf, Nuth, Simpelveld, Voerendaal, Maastricht, Meerssen, Eijsden-Margraten, Valkenburg aan de Geul, Gulpen-Wittem en Vaals. b. bestaande planvoorraad: woningen die zijn opgenomen in de voor 5 juli 2013 vastgestelde ruimtelijke plannen en die nog niet zijn gerealiseerd. c. woning: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden. Artikel Nieuwe woningbouw 1. Een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio Zuid-Limburg voorziet niet in de toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad. 2. Het eerste lid is niet van toepassing op: a. nieuwe woningen die voldoen aan de door Gedeputeerde Staten vastgestelde 'Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg'; b. een ruimtelijke plan dat op grond van een rechterlijke uitspraak moet worden vastgesteld; c. een uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b, van de Wro. 4

5 Toelichting Aanleiding Paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg van de Omgevingsverordening Limburg 2014 is de voortzetting van de Verordening Wonen Zuid-Limburg. Doelstelling Met de verordening wordt beoogd te borgen dat de kwaliteit van de bestaande woningvoorraad op peil blijft en aansluit bij de vraag van de huidige en toekomstige woonconsument. De vitaliteit en de kwaliteit van wonen en leven in Zuid-Limburg wordt hiermee versterkt. De verordening moet voorkomen dat de mismatch tussen vraag en aanbod in kwantiteit en kwaliteit verder toeneemt. Dit betekent dat het overaanbod aan woningen niet verder mag toenemen en dat de kwaliteit van nieuwbouwwoningen moet voldoen aan de eisen van de huidige en toekomstige woonconsument. Er mogen geen ongewenste woningen bij komen. We gebruiken hier de term 'ongewenst' om aan te geven dat het niet de bedoeling is dat de hele woningmarkt 'op slot' gaat. Er zijn plannen in de maak voor woningen die ook in deze fase als wenselijk en zelfs noodzakelijk kunnen worden beschouwd. Ook valt het niet uit te sluiten dat in de nabije toekomst nieuwe plannen worden gemaakt voor woningen, die eveneens wenselijk worden geacht. Dergelijke plannen moeten doorgang kunnen vinden. De vraag of een plan wenselijk is en dus buiten het verbod van de verordening valt hangt van een groot aantal factoren af. Factoren die samenhangen met het plan zelf, de locatie en de invloed op de woningvoorraadontwikkeling in zijn geheel. Voorbeelden hiervan zijn onder meer de prioriteit die een plan heeft in de regionale planning, inbreidingslocatie versus uitbreiding, duurzaamheid van het plan en de relatie met leegstand van kantoren en winkels. In elk geval gaan wij ervan uit dat indien tegenover een nieuw plan voldoende compenserende maatregelen in de vorm van sloop en/of het schrappen van bestaande, harde plancapaciteit staan, een dergelijk plan doorgang moet kunnen vinden. Gedeputeerde Staten hebben voor de beoordeling of een plan buiten het verbod van de verordening valt, een bijbehorende beleidsregel opgesteld. Indien een woningbouwplan voldoet aan de criteria die in deze beleidsregel zijn opgenomen, dan is het verbod van de verordening niet op dat plan van toepassing. De beleidsregel is een flexibel instrument en kan tussentijds gewijzigd worden, indien de omstandigheden of gewijzigde inzichten daartoe aanleiding geven. Als dat gebeurt dan treedt de gewijzigde beleidsregel in werking op het moment dat deze wordt bekend gemaakt. Momenteel is de Gewijzigde beleidsregel Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg die op 9 december 2014 is vastgesteld in werking. Harde, zachte en nieuwe plannen Er worden drie soorten woningbouwplannen onderscheiden: harde, zachte en nieuwe plannen. Onder 'harde' plannen verstaan wij alle nieuwe woningen die zijn opgenomen in bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen, die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening door de gemeenteraad en burgemeester en wethouders zijn vastgesteld. Bij de 'zachte' plannen gaat het om initiatieven voor nieuwe woningen die wel al bekend zijn, maar waarvoor nog geen bestemmingsplan c.s. is vastgesteld. Het gaat om een breed scala aan initiatieven in allerlei stadia van voorbereiding. Zolang voor het betreffende initiatief nog geen definitief bestemmingsplan is vastgesteld, valt het onder de zachte plancapaciteit. Nieuwe plannen zijn initiatieven die nu nog niet bekend zijn en waarmee dus nog geen rekening is gehouden bij het bepalen van de regionale planvoorraad. Deze verordening heeft geen betrekking op de woningen die zijn opgenomen in de 'harde' plannen. Die woningen kunnen in beginsel worden gerealiseerd. Het spreekt vanzelf dat een gemeente uit eigener 5

6 beweging altijd bevoegd is om de bestaande plannen te herzien, maar op het moment dat de gemeente via zo'n herziening woningen toevoegt, geldt het verbod van de verordening. Bestaande woningen of woningbouwplannen mogen dus wel worden geschrapt, maar er mogen geen nieuwe woningen of woningbouwplannen worden toegevoegd. Bij zachte plannen gaat het om initiatieven die nog in voorbereiding zijn, dat wil zeggen dat de gemeenteraad nog geen definitief besluit heeft genomen tot vaststelling van het bestemmingsplan of dat burgemeester en wethouders nog geen besluit hebben genomen om de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Deze plannen vallen wel onder paragraaf 2.4, Wonen Zuid Limburg van de Omgevingsverordening Limburg Voortzetting van de Verordening Wonen 2013 Invoering van de Verordening Wonen Zuid-Limburg in juli 2013 heeft ertoe geleid dat gemeenten in deze regio alleen nog onder strikte voorwaarden bestemmingsplannen met daarin de bestemming Wonen kunnen toevoegen. In dezelfde periode is op regionale schaal intensief samengewerkt aan de totstandkoming van het regionaal visiehoofdstuk uit POL 2014 en de realisatie van een regionale structuurvisie Wonen Zuid- Limburg, met daarin een regionaal dekkende programmering. De regionale structuurvisie heeft een bindende werking voor elke gemeente waarvan de raad de structuurvisie vaststelt. Zo lang de structuurvisie nog niet is vastgesteld, vormt paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg van de Omgevingsverordening 2014 de juridische basis om het dreigende overaanbod aan woningen en woningbouwplannen niet verder te laten oplopen. De bestaande verordening Wonen Zuid-Limburg van juli 2013 is daarom (op één wijziging na, zie hieronder) geïntegreerd in deze Omgevingsverordening De bij de verordening Wonen Zuid-Limburg behorende Gewijzigde beleidsregel Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg, blijft op dezelfde manier van toepassing als voorheen. In de Omgevingsverordening 2014 is ten opzichte van de verordening van 2013 een wijziging aangebracht bij plannen voor maximaal één woning (art. 2, lid 2b.). Op dergelijke plannen was de verordening Wonen Zuid-Limburg niet van toepassing. Die keuze was onder meer gemaakt omdat de toevoeging van één woning gezien vanuit het belang van de woningmarkt op de schaal van Zuid-Limburg niet relevant genoeg geacht werd om daarop provinciale sturing van toepassing te laten zijn. Met de inwerkingtreding van paragraaf 2.4 van de Omgevingsverordening Limburg 2014 komt deze uitzondering te vervallen. De uitzondering verhuist echter naar de gewijzigde Beleidsregel nieuwe woningen Zuid-Limburg, zodat er per saldo nog geen verschil optreedt in het beleid t.a.v. plannen voor één woning (de zogenoemde éénpitters ). Deze overheveling houdt wel een signaal in, dat het woningmarktbeleid ook zal gaan gelden voor dergelijke plannen. De achtergrond daarvan is de volgende: In Zuid-Limburg liggen vele kavels, waarvan de eigenaren ooit het plan hebben opgevat om die op enig moment te kunnen inzetten voor de bouw van een woning. Vele van die voornemens hebben geen enkele planologische status. Het is niet realistisch dat deze voornemens allemaal nog kunnen worden gerealiseerd, zonder nadelig effect voor de woningmarkt. Daarom zal een deel van deze voornemens en/of plannen (met of zonder planologische status) op termijn in aanmerking (moeten) komen voor heroverweging, zoals beschreven in POL Het overhevelen van de uitzondering voor deze plannen van de verordening naar de beleidsregel moet gezien worden als een signaal, dat ook voor dergelijke voornemens een heroverweging kan gaan gelden. De uitzondering voor plannen voor maximaal één woning via de verordening (bevoegdheid PS) kon worden opgevat als een belemmering voor het formuleren van eigen gemeentelijke of (sub)regionaal beleid. De 6

7 overheveling naar de beleidsregel lost dit op. De regio kan nu in de regionale Structuurvisie Wonen Zuid- Limburg beleid formuleren, waarin ook deze categorie woningbouwplannen wordt betrokken, waarbij Gedeputeerde Staten de intentie uitspreken om dit gezamenlijk geaccordeerde beleid in de beleidsregel te verankeren (bevoegdheid GS). Gedeputeerde Staten beschouwen deze werkwijze als moderner en flexibeler dan via het instrument van de verordening. Artikelsgewijze toelichting In artikel zijn enkele definities opgenomen die van belang zijn voor de afbakening van de verordening. Als eerste is de reikwijdte van de verordening bepaald, door aan te geven welke gemeenten onder het begrip Zuid-Limburg vallen. Dat zijn de gemeenten die op dit moment samenwerken in de woonregio s Parkstad Limburg, Westelijke Mijnstreek en Maastricht Heuvelland. Deze regio s vormen samen de woonregio Zuid-Limburg. Verder is het begrip bestaande planvoorraad gedefinieerd en wordt een definitie van het begrip woning gegeven. Artikel 2.4.2, eerste lid, bevat het eigenlijke verbod. Dat verbod richt zich op de toevoeging van nieuwe woningen aan de bestaande planvoorraad. Het maakt niet uit op welke manier die toevoeging plaatsvindt een gewijzigde of nieuwe bestemming, functiewijziging, herbestemming, etc. Ook de verandering van de ene naar de andere woonvorm valt onder het verbod. Er komt dan een woonvorm bij die er eerst nog niet was. Zo n (kwalitatieve) verandering kan ook gevolgen hebben voor de bestaande woningvoorraad. Het verbod geldt voor alle plannen die worden vastgesteld nadat de Verordening Wonen Zuid-Limburg in 2013 in werking is getreden. Het maakt niet uit of het gaat om een heel nieuw bestemmingsplan of een plan dat nog in procedure is, bijvoorbeeld wel in ontwerp, maar nog niet definitief vastgesteld. In artikel 2.4.2, tweede lid, zijn de uitzonderingen op het verbod opgenomen. Die uitzonderingen zijn opgenomen in de gewijzigde beleidsregel Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg. Deze beleidsregel wordt vanaf de volgende pagina verder toegelicht. 7

8 Gewijzigde beleidsregel Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg Toelichting Het is de ambitie van de Provincie Limburg om de woningmarkt in Limburg zo ver mogelijk op orde te brengen. Met name in Zuid-Limburg is zichtbaar dat de huidige woningvoorraad de werkelijke woningbehoefte al ruimschoots overschrijdt. Bovendien is er in tal van ruimtelijke plannen een planvoorraad vastgelegd, waarvan al zeker is dat daaraan geen behoefte meer bestaat. Verdere groei van die planvoorraad is overbodig, zeker als het plannen zou betreffen van het type waarvan nu al een overschot bestaat, zoals nieuwbouw buiten de huidige kernen, in woningsegmenten waar nu al van een overschot sprake is. De door Provinciale Staten op 12 december 2014 vastgestelde Omgevingsverordening Limburg 2014 (paragraaf 2.4, Wonen Zuid-Limburg) zet een rem op het vaststellen van ruimtelijke plannen voor de functie wonen in Zuid-Limburg. Meer van hetzelfde is overbodig. In plaats daarvan kunnen bestaande plannen beter worden verdund en verbeterd. Dit vereist wel dat de kraan voor nieuwe plannen vrijwel wordt dichtgedraaid. Dichtdraaien gebeurt met de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening maakt alleen onderscheid tussen plannen voor woningbouw op grond van de juridische status, niet op grond van inhoud of locatie. Dat laatste gebeurt in de gewijzigde beleidsregel Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid- Limburg. Die bevat de uitzondering voor plannen die wel toelaatbaar zijn. Tijdens de werkingsduur van de Omgevingsverordening Limburg 2014, paragraaf 2.4, Wonen Zuid-Limburg mogen ruimtelijke plannen voor nieuwe woningen alleen worden vastgesteld, als deze voldoen aan de hierna genoemde criteria. 8

9 Gewijzigde beleidsregel Kwaliteitscriteria nieuwe woningen Zuid-Limburg De Omgevingsverordening Limburg 2014, paragraaf 2.4, Wonen Zuid-Limburg is niet van toepassing indien: A. het plan voldoet aan de eisen van artikel 1 én 2, of B. het plan deel uitmaakt van één van de in artikel 3 genoemde projecten, of C. naar het oordeel van Gedeputeerde Staten wegens bijzondere omstandigheden de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de belangen die worden gediend met de Omgevingsverordening, of D. het plan de toevoeging van maximaal één woning mogelijk maakt. Artikel 1 Toelichting 1.a De sloop van kwantitatief minimaal hetzelfde aantal woningen als wordt toegevoegd door het nieuwe plan. 1.b Deze eis is niet van toepassing indien: - het een herstructureringsproject betreft, waarbij de sloop van kwantitatief minimaal hetzelfde aantal woningen als wordt toegevoegd al in een eerdere fase plaatsgevonden heeft; - er sprake is van kwantitatieve toevoeging van woningen binnen een bestaand gebouw (met maximaal 10% toename van de bebouwde oppervlakte). 2. (Nog uit te werken alternatief via een eventueel in te stellen gemeentelijk, regionaal of provinciaal sloopfonds) Hierdoor neemt de bestaande woningvoorraad per saldo niet toe. De sloop vindt plaats bij voorkeur op de locatie zelf en daarmee dus voorafgaand aan de planrealisatie. Als dat niet mogelijk of wenselijk is dan kan de sloop elders plaatsvinden (bij voorkeur in resp. de kern, de gemeente of de regio). Als de sloopverplichting niet wordt gerealiseerd binnen de eigen gemeente moet in een bestuurlijke overeenkomst onherroepelijk worden vastgelegd dat sloop elders plaatsvindt. De gemeente moet kunnen aantonen dat aan deze eis is voldaan, bijvoorbeeld doordat de sloopverplichting is geregeld of al is uitgevoerd voordat de ruimtelijke planprocedure wordt opgestart. Een andere mogelijkheid is het opnemen in de planregels van een voorwaardelijke bestemming, waardoor pas van de bestemming gebruik kan worden gemaakt als de sloop is geregeld c.q. uitgevoerd. Als sloop geldt: het (doen) afbreken en verwijderen van de bouwwerken, (erf)verharding, putten, funderingen en overige ondergrondse voorzieningen ten dienste van de woning, inclusief het afvoeren van puin en afval en het egaliseren van het perceel ter plekke van gesloopte ondergrondse voorzieningen, alsmede het, voor zover wettelijk verplicht, wegnemen van bodemverontreiniging. Let op: de sloopvergunning (onderdeel omgevingsvergunning) moet dezelfde eisen bevatten! Indien er een sloopfonds kan worden gerealiseerd, wordt een bijdrage aan dit fonds in plaats van fysieke sloop een optie. 9

10 Artikel 2 Aan ten minste 4 van de onderstaande 6 criteria moet zijn voldaan: 1. Het plan betreft een inbreidingslocatie, volledig gelegen binnen het bestaand bebouwd gebied. 2. Het plan is voorzien van een gezamenlijke verklaring van de (woon)regiogemeenten, waarin staat dat het plan bijdraagt aan een versterking van de woonmilieus. Inbreiding wordt hierbij gezien als het bouwen binnen bestaand bebouwd gebied. Definitie van uitbreiding : fysieke uitbreiding, dus niet afhankelijk/op basis van de contour; het is ook een uitbreidingslocatie als deze aansluit aan bestaand bebouwd gebied. Buiten de rode contour geldt alles als uitbreiding. Dat het plan bijdraagt aan versterking van woonmilieus kan bijvoorbeeld worden aangetoond door gebruik te maken van de in 2014 opgestelde Woonmilieukaart en Visie op de Woonmilieus Zuid-Limburg. Het is de woonregio zelf die bepaalt of aan dit criterium is voldaan. 3. Het plan is voorzien van een gezamenlijke verklaring van de (woon)regiogemeenten, waarin staat dat het plan bijdraagt aan kansrijke woningmarktsegmenten. 4. Het plan is voorzien van een gezamenlijke verklaring van de (woon)regiogemeenten, waarin staat dat het aantal te realiseren woningen is opgenomen in de regionale woningbouwprogrammering. 5. Het plan betreft één of meer van de volgende situaties: a. een binnenstedelijk revitaliserings- of herstructureringsproject; b. kwantitatieve toevoeging van woningen binnen een bestaand gebouw (met maximaal 10% toename van de bebouwde oppervlakte). 6. Het schrappen van bestaande, harde plancapaciteit van kwantitatief minimaal hetzelfde aantal woningen als wordt toegevoegd door het nieuwe plan. Dit kan bijvoorbeeld worden aangetoond door gebruik te maken van de in 2014 opgestelde Woonmilieukaart en Visie op de Woonmilieus Zuid-Limburg. Het is de woonregio zelf die bepaalt of aan dit criterium is voldaan. Bij ontbreken van een regionale woningbouwprogrammering kan niet aan dit criterium worden voldaan. Alleen een cijfermatige opgave geldt niet als woningbouwprogrammering. Voor de genoemde situaties geldt dat het plan deel uitmaakt van een lokale opwaardering, revitalisering of het oplossen van een lokaal leefbaarheidsvraagstuk. Algemeen gesteld gaat dit om stads- en dorpsvernieuwing met een bredere scope dan alleen renovatie en/of herbestemming van één pand. Als herstructurering geldt een gebiedsproject met sloop, herinrichting en herbestemming. Onder b. vallen alle vormen van verbouwen binnen de schil, renovaties e.d., gekoppeld aan herinrichting en/of herbestemming van het gebouw. Het schrappen van plancapaciteit vindt plaats binnen de eigen gemeente of als dat niet mogelijk of wenselijk is elders, mits dit onherroepelijk in een bestuurlijke overeenkomst is vastgelegd. 10

11 Artikel 3 Projecten van strategisch belang: A2 en Belvedère ( Maastricht) Zitterd Revisited (Sittard) Maankwartier (Heerlen) Deze projecten zijn specifiek genoemd in Kompas voor Samenwerking Zuid-Limburg. 11

12 Vragen en antwoorden Valt mijn plan onder de Omgevingsverordening Limburg 2014, paragraaf 2.4, Wonen Zuid-Limburg? Vragen en antwoorden als hulpmiddel voor gemeenten en initiatiefnemers Hieronder vindt u een overzicht van gevallen waarin de Omgevingsverordening Limburg 2014, paragraaf 2.4, Wonen Zuid-Limburg van toepassing is. Het gaat daarbij om een bestemmingsplan, waarmee zijn gelijkgeschakeld: een beheersverordening of omgevingsvergunning. Deze lijst is een hulpmiddel (niet limitatief). Aan deze lijst kunnen geen rechten worden ontleend; de tekst van de verordening en de bijbehorende beleidsregel is leidend. Wat is de status van het plan? A. Hard plan Alle nieuwe woningen die zijn opgenomen in bestemmingsplannen, beheersverordeningen en omgevingsvergunningen, die voor het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening Wonen Zuid- Limburg (5 juli 2013) door de gemeenteraad en/of burgemeester en wethouders zijn vastgesteld. Dit plan valt niet onder de verordening. Toelichting Omschrijvingen van hard, zacht en nieuw overgenomen uit de toelichting bij de verordening. De verordening heeft geen betrekking op de woningen die zijn opgenomen in de harde plannen. Die woningen kunnen in beginsel worden gerealiseerd. Als hard plan wordt ook beschouwd een uit te werken woonbestemming, een vrijstelling ex. Artikel 19 WRO (oud) of projectbesluit ex artikel 3,10 Wro. B. Zacht plan Initiatieven voor nieuwe woningen die bij inwerkingtreding van de verordening wel al bekend zijn, maar waarvoor nog geen bestemmingsplan is vastgesteld. C. Nieuw plan Dit zijn initiatieven die bij inwerkingtreding van de verordening nog niet bekend zijn en waarvoor nog geen bestemmingsplan is vastgesteld. Dit plan valt onder de verordening. Toepassing van de checklist hieronder geeft aan, welke eisen en criteria vanuit de beleidsregel van toepassing zijn op het plan. Dit plan valt onder de verordening. Toepassing van de checklist hieronder geeft aan, welke eisen en criteria vanuit de beleidsregel van toepassing zijn op het plan. Het gaat om een breed scala aan initiatieven in allerlei stadia van voorbereiding. Zolang voor het betreffende initiatief nog geen definitief bestemmingsplan is vastgesteld, valt het onder de zachte plancapaciteit en daarmee onder de verordening en beleidsregel. Het gaat om nieuwe initiatieven. 12

13 Wat is de inhoud van het plan? Het plan betreft: 1. niet-zelfstandige woonvormen 2. een administratieve correctie van een onjuist geregistreerde bestemming 3. omzetting van de bestemming van bijvoorbeeld bestaande intramurale zorgcapaciteit of bijzondere maatschappelijke bestemming naar wonen 4. wijziging van een bestaand (d.w.z. vóór 5 juli 2013 vastgesteld) bestemmingsplan, binnen het betreffende plangebied, waarbij de wijziging niet leidt tot toevoeging van woningen 5. wijziging van een vastgesteld bestemmingsplan, met gebruik van een daarin opgenomen uit te werken woonbestemming Dit plan valt niet onder de verordening. Dit plan valt niet onder de verordening. Dit plan valt niet onder de verordening. Dit plan valt niet onder de verordening. Dit plan valt niet onder de verordening. Het provinciale woningmarktbeleid strekt zich niet uit tot niet-zelfstandige woonruimte (bijvoorbeeld studentenkamers). Bij het vaststellen van het plan is de woning feitelijk al gerealiseerd. Van toevoeging aan de planvoorraad in de zin van de verordening is geen sprake. Bij het vaststellen van het plan is de woning feitelijk al gerealiseerd. Van toevoeging aan de planvoorraad in de zin van de verordening is geen sprake. Het wijzigen van een bestaan hard plan met gelijktijdige vermindering of maximaal het handhaven van het aantal woningen wordt beschouwd als een (onderdeel van) een kwaliteitsverbetering van dat plan en daarmee van de bestaande planvoorraad. Het aantal woningen waarmee het plan wordt verminderd kan worden ingezet als papieren sloop bij het vaststellen van een ander bestemmingsplan conform deze beleidsregel. De uit te werken woonbestemming is al eerder als verplichting in het vastgestelde plan opgenomen. 13

14 6. wijziging van een vastgesteld bestemmingsplan, met gebruik van een daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheid (voor gemeenteraad of burgemeester en wethouders) 7. kwantitatieve toevoeging van woningen binnen een bestaand gebouw (met maximaal 10% toename van de bebouwde oppervlakte) Op dit plan is paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg van de Omgevingsverordening Limburg 2014 van toepassing. Van de wijzigingsbevoegdheid mag de gemeente onder de verordening geen gebruik meer maken. Op dit plan is paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg van de Omgevingsverordening Limburg 2014 van toepassing. Echter: Bij toepassing van de beleidsregel geldt (na toetsing aan de vigerende planologische regels) een ontheffing voor de fysieke sloopverplichting. 8. één woning Op dit plan is paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg van de Omgevingsverordening Limburg 2014 van toepassing. Via D van de aanhef van de gewijzigde beleidsregel geldt hiervoor echter een uitzondering. 9. woningbouw binnen een bestaande kern als onderdeel van een binnenstedelijk project voor revitalisering / herstructurering waarbij in een eerdere fase op dezelfde locatie sloop van woningen heeft plaatsgevonden Op dit plan is paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg van de Omgevingsverordening Limburg 2014 van toepassing. Via A van de aanhef van de gewijzigde beleidsregel geldt hiervoor echter een uitzondering. Als ter plaatse al woningen zijn gesloopt, hoeft hiervoor niet opnieuw sloop plaats te vinden. In veel bestemmingsplannen zijn wijzigingsbevoegdheden opgenomen. Zoals het instrument aangeeft betreft het hier een bevoegdheid tot wijziging, geen plicht. Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid moet het bestaand beleid en regelgeving (rijk, provincie en gemeente) worden betrokken in de afweging om al dan niet over te gaan tot wijziging van de bestemming. Deze categorie betreft renovatie met woningsplitsing, functieverandering van bestaande bebouwing, waaronder (rijks- )monumentale en gezichtsbepalende bebouwing, Dit betreft het bouwen binnen de schil. Omdat van toevoeging van een bouwwerk geen sprake is, zou een eis tot sloop in dit geval onredelijk zijn. Bezien vanuit het belang van de woningmarkt op de schaal van Zuid-Limburg wordt het toevoegen van één woning niet relevant genoeg geacht om daarop provinciale sturing van toepassing te laten zijn. Daarom is de uitzondering met behulp van de beleidsregel in het leven geroepen. Gedeputeerde Staten wensen geen kostenverhogende belemmeringen op te werpen voor revitaliserings- / herstructureringsprojecten die al gepaard gaan met sloop. 14

15 10. woningbouw op de locatie van in onbruik geraakt en gesloopt commercieel of maatschappelijk vastgoed (inclusief intramurale zorgcapaciteit) 11. woningbouw als onderdeel van een plan van strategisch belang, genoemd in Kompas voor Zuid-Limburg 12. enige andere toevoeging van woningen Op dit plan is paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg van de Omgevingsverordening Limburg 2014 van toepassing. Op dit plan is paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg van de Omgevingsverordening Limburg 2014 van toepassing. Via artikel 3 van de beleidsregel geldt hiervoor een uitzondering. GS kunnen voor onderdelen van deze beleidsregel of de gehele beleidsregel ontheffing verlenen. Op dit plan is paragraaf 2.4 Wonen Zuid-Limburg van de Omgevingsverordening Limburg 2014 van toepassing. Het gesloopte vastgoed had geen woonbestemming. Er heeft dan ook geen sloop van woningen plaatsgevonden. Andere vragen? Met vragen over de consequenties voor een bouwplan kunt u als initiatiefnemer of belanghebbende terecht bij uw gemeente. Indien u andere vragen hebt of een toelichting wenst, kunt u contact opnemen met Paul van Noorden, tel. (043) , plgm.van.noorden@prvlimburg.nl of met Wendy Robben, tel. (043) , whj.robben@prvlimburg.nl. Daar kunt u ook terecht met suggesties voor aanvullingen op vragen die in het laatste hoofdstuk van dit document zijn genoemd. 15