AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

Transcriptie

1 Raad vanstate /1/V1. Datum uitspraak: 11 mei 2011 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: appellant, tegen de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage, nevenzittingsplaats Amsterdam, van 24 december 2010 in zaak nr. 10/23300 in het geding tussen: de vreemdeling en de minister voor Immigratie en Asiel (hierna: de minister).

2 /1/V mei Procesverloop Bij besluit van 18 februari 2008 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Bij besluit van 25 juni 2010 heeft de staatssecretaris (lees: de minister van Justitie} het daartegen door de vreemdeling gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht. Bij uitspraak van 24 december 2010, verzonden op 27 december 2010, heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht. Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 20 januari 2011, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht. De minister heeft een verweerschrift ingediend. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2. Overwegingen 2.1. Hetgeen in het hoger-beroepschrift is aangevoerd en aan artikel 85, eerste en tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 voldoet, kan niet tot vernietiging van de aangevallen uitspraak leiden. Omdat het aldus aangevoerde geen vragen opwerpt die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoording behoeven, wordt, gelet op artikel 91, tweede lid, van deze wet, met dat oordeel volstaan Het hoger beroep is kennelijk ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3 /1/V mei Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus vastgesteld door mr. M.A.A. Mondt-Schouten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Oudeboon-van Rooij, ambtenaar van staat. w.g. Mondt-Schouten lid van de enkelvoudige kamer w.g. Oudeboon-van Rooij ambtenaar van staat Uitgesproken in het openbaar op 11 mei Verzonden: 11 mei 2011 Voor eensluidend afschrift, de secretaris van de Raad van State, mr. H.H.C. Visser

4 uitspraak RECHTBANK 's-gravenhage Sector Bestuursrecht Zittinghoudende te Amsterdam zaaknummers: AWB 10/23300 (beroep) en AWB 10/23301 (voorlopige voorziening) V-nr.: uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken en de voorzieningen rechter in het geding tussen: geboren op van Chinese nationaliteit, eiser en verzoeker, (hierna: eiser), gemachtigde: mr. R.J. Schenkman, advocaat te Amsterdam, en: de minister voor Immigratie en Asiel, rechtsopvolger van de minister van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. I. Boon, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst. Procesverloop Bij besluit van 18 februari 2008 heeft verweerder de aanvraag van eiser tot verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 van de Vw 2000 onder de beperking "verblijf als kennismigrant" afgewezen. Het daartegen ingediende bezwaar is bij besluit van 10 oktober 2008 ongegrond verklaard. Op 29 oktober 2009 heeft verweerder het besluit ingetrokken. Bij besluit van 25 juni 2010 is eisers bezwaar opnieuw ongegrond verklaard. Op 29 juni 2010 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiser tegen dit besluit ontvangen. Bij brief van 29 juni 2010 is verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt de uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 november Eiser is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. De voorzien ingenrechte r/rechtbank, hierna te noemen: rechtbank, heeft het onderzoek ter zitting gesloten. Feiten 1. Op 2 juli 2007 is voor eiser een advies aangevraagd voor verblijf als kennismigrant in de functie van consultant. Op 11 juli 2007 is hierop positief geadviseerd.

5 Zaaknummers: AWB 10/23300 (beroep) en Pagina 2 van 4 AWB 10/23301 (voorlopige voorziening) inzake 2. Eiser heeft met het registeraccountantkantoor een arbeidsovereenkomst gesloten voor het verrichten van consultancy werkzaamheden. 3. Op de aan eiser verstrekte verblijfssticker is vermeld dat andere arbeid niet is toegestaan. 4. Op 4 mei 2007 heef de Immigratie- en Naturalisatiedienst aan de werkgever van eiser per bevestigd dat het toegestaan is om eiser te detacheren. Aangegeven is dat het registeraccountantkantoor, waarvoor eiser werkzaam is, verplicht is eiser in dienst te houden en salaris te blijven betalen, 5. Op 24 januari 2008 heeft bij het registeraccountantkantoor een controle van de arbeidsinspectie plaatsgevonden. Eisers werkgever heeft tijdens deze controle eiser niet genoemd. Ook was geen documentatie aanwezig waaruit kon worden opgemaakt dat er een arbeidsovereenkomst was met eiser. 6. Eiser is tijdens een controle op 24 oktober 2008 werkend aangetroffen in een Chinees restaurant. Eiser sneed groente en vlees, vulde bakjes met bami en rijst en roerde met een garde in een metalen bak met deeg. De eigenaresse van het restaurant was het in bezit van de detacheringovereenkomst. Overwegingen 1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag terecht is afgewezen, nu eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor het verlenen van een verblijfsvergunning onder de beperking "verblijf als kennismigrant". Niet is aangetoond dat daadwerkelijk uitvoering is gegeven aan de arbeidsovereenkomst tussen eiser en referent. 2. Eiser heeft - zakelijk weergegeven - de volgende gronden aangevoerd. Er wordt wel uitvoering gegeven aan de arbeidsovereenkomst. Uit de aangiften loonbelasting die de werkgever heeft overlegd blijkt dat premies en loonbelasting ten behoeve van eiser zijn afgedragen. Voorts zijn de resultaten van een bedrijfsbezoek van de belastingdienst overgelegd. Ook hieruit blijkt dat eiser werkzaam is voor referent. Ten slotte had referent toestemming van verweerder om eiser te detacheren. 3. Ingevolge artikel 14, tweede lid, van de Vw 2000 wordt een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend onder beperkingen, verband houdende met het doel waarvoor het verblijf is toegestaan. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld over de beperkingen en voorschriften, 4. In artikel 3.4, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 zijn beperkingen als bedoeld in artikel 14, tweede lid, van de Vw 2000 vermeld, waaronder onder y de beperking verband houdend met het verblijf als kennismigrant als bedoeld in artikel ld van het Besluit uitvoering Wet arbeid vreemdelingen. 5. Ingevolge paragraaf B2/15 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000 betekent de arbeidsmarktaantekening *TWV niet vereist. Andere arbeid niet toegestaan' dat een vreemdeling, die in het bezit is van een verblijfsvergunning als kennismigrant, uitsluitend arbeid als kennismigrant mag verrichten. 6.1 De rechtbank oordeelt als volgt. Eiser heeft toelating als kennismigrant voor de functie

6 Zaaknummers: AWB 10/23300 (beroep) en Pagina 3 van 4 AWB 10/23301 (voorlopige voorziening) inzake van consultant gevraagd. Gebleken is dat eiser niet werkend is aangetroffen tijdens een controle van de arbeidsinspectie op 24 januari 2008 bij het consultantkantoor. Referent heeft tijdens deze controle geen melding gemaakt van eiser. Evenmin was er documentatie aanwezig waaruit kon worden opgemaakt dat er een arbeidsovereenkomst was met eiser. Tijdens een controle van de arbeidsinspectie op 24 oktober 2008 is eiser werkend aangetroffen in een Chinees restaurant. Hij sneed groente en vlees, vulde bakjes met bami en rijst en roerde met een garde in een metalen bak met deeg. Eiser heeft aangevoerd dat hij was gedetacheerd in het Chinese restaurant en dat verweerder toestemming heeft gegeven voor de detachering. De eigenaresse van het restaurant was het in bezit van de detacheringovereenkomst van eiser De rechtbank is van oordeel dat gebleken is dat eiser andere arbeid heeft verricht dan welke hem was toegestaan, hetgeen in strijd is met de verlening van de vergunning aan eiser. Dat er sprake was van een detachering volgt de rechtbank niet. In de van 4 mei 2007 heeft verweerder eiser laten weten dat hij gedetacheerd kon worden mits het registeraccountantkantoor eiser in dienst zou houden, hetgeen betekent dat er een arbeidsovereenkomst dient te zijn met het registeraccountantkantoor en dat deze laatste eisers salaris dient te betalen. Niet gebleken is van een arbeidsovereenkomst van eiser en het registeraccountantkantoor. Evenmin is door eiser bewijs overgelegd dat daadwerkelijk loon is betaald aan hem. Dat eiser niet kan bewijzen dat er loon is betaald omdat eiser geen bankrekening heeft, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Ook indien de betaling op een andere manier heeft plaatsgevonden, moet eiser dit kunnen aantonen. Uit de door eiser overgelegde aangiftes van loonbelasting kan niet worden opgemaakt of daadwerkelijk belasting en premies zijn afgedragen voor eiser nu deze aangiftes zijn ingevuld door referent. Eiser heeft geen Verklaring van de Belastingdienst overgelegd waaruit blijkt dat ten behoeve van eiser belastingen en premies zijn betaald. 7. Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat niet door middel van bescheiden is gestaafd dat eiser gekwalificeerd is om de functie van consultant uit te oefenen en dat evenmin gebleken is dat eiser ervaring op dit gebied heeft opgedaan. Wel is een curriculum vitae (cv) overgelegd en een diploma. Tijdens de hoorcommissie van 12 augustus 2008 heeft eiser laten merken niet of nauwelijks bekend te zijn met dit cv. Uit eisers cv blijkt dat hij negen jaar werkervaring heeft terwijl eiser zelf heeft verklaard één a twee jaar werkervaring te hebben. Ook heeft verweerder belang kunnen hechten aan de omstandigheid dat onduidelijk is wie de vertaler is van het diploma is. 8. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser en referent geen uitvoering hebben gegeven aan hun arbeidsovereenkomst en heeft verweerder op goede gronden eisers aanvraag afgewezen. 9. Op grond van het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep ongegrond. Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening 10. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft bes! ist.

7 Zaaknummers: AWB 10/23300 (beroep) en Pagina 4 van 4 AWB 10/23301 (voorlopige voorziening) inzake Ten aanzien van het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening 11. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder het griffierecht zou moeten vergoeden dan wel een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten. Beslissing De rechtbank, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 10/23300 verklaart het beroep ongegrond. De voorzien ingenrechter, in de zaak geregistreerd onder nummer: AWB 10/23301 wijst het verzoek af. Deze uitspraak ts gedaan door mr. TJ.P. van Os van den Abeelen, rechter, in tegenwoordigheid van J.P. Braam, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 december De griffier De rechter Afschrift verzonden op: 2 7 DEC 2010 Conc: MA Coll.: D:C VK ÖRM DE GRIFFIER DER "- VOOR KOPIE CONF ARRONDISSEMEN 'SRECH TBANK TE AMSTERDAM Tegen de uitspraak op het beroep staat hoger beroep open )ij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursn chtspraak. Hoger beroep vreemdelingenzaken. Postbus 16113, 2500 BC 's-gravenh ige). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

8 Westhoff advocaten is een kantoorcombinatie ledere aansdrakeliikhoih it hpncrtft tn» hot hoh'qn WeSthoff Postbus advocaten 1040 LC Amsterdam Per fax: (en per post! Raad van State De Hoogedelgestrenge heer Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State Hoger Beroep Vreemdelingenzaken Postbus BC *s-gravenhage Roemer Visscherstraat 39 telefoon fax S. van Andel K. de Bie E. van den Bogaard C.AX.M. Ficq M.H. Klijnstra R.J, Schenkman M.I.Steinmetz S. de Vries M.J. Westhoff S.F. Yap ZAA'-'vc RAAD VAN STATE INGEKOMEN 2 1 JAN 2011 Hoger Beroepschrift Inzake Verblijvende te APPELLANT Bepaaldelijk Gevolmachtigde tot het instellen van hoger beroep ex. Art. 70 lid 1 Vw: Mr R.J. Schenkman Advocaat te Amsterdam Roemer Visscherstraat 39 te Amsterdam (1054 EW) Tegen De Minister voor Immigratie en Asiel te Den Haag VERW EERDER Gemachtigde: mr I. Boon Ambtenaar ten Departemente Postbus te Den Haag (2500 GC) 1. Achtergronden De heer (hierna: "appellant") komt in hoger beroep van de uitspraak van de rechtbank 's-gravenhage (zittinghoudende te Amsterdam) van 24 december 2010, nr. Awb 10/23300 (productie 1) verzonden op 27 december 2010.

9 Westhoff advocaten In deze uitspraak is het beroep van appellant tegen het besluit van 25 juni 2010 ongegrond verklaard. Hieronder zal appellant grieven tegen deze uitspraak formuferen en een toelichting daarop geven. 2. Grieven 2.1 In rechtsoverweging 6.2 oordeelt de rechtbank ten onrechte als volgt: "De rechtbank is van oordeel dat gebleken is dat eiser andere arbeid heeft verricht dan wetke hem was toegestaan, hetgeen in strijd is met de verlening van de vergunning aan eiser. Dat er sprake was van detachering volgt de rechtbank niet. In de van 4 mei 2007 heeft verweerder eiser laten weten dat hij gedetacheerd kon worden mits het registeraccountantkantoor eiser in dienst zou houden, hetgeen betekent dat er een arbeidsovereenkomst dient te zijn met het registeraccountantkantoor en dat deze laatste eisers salaris dient te betalen. Niet gebleken is van een arbeidsovereenkomst van - eiser en het registeraccountantkantoor". Toelichting: De rechtbank miskent dat de detacheringsovereenkomst vermeldt dat appellant in dienst is bij de uitlener, het registeraccountantkantoor, en dat hij gedurende de uitlening ook in dienst blijft van de uitlener (detacheringsovereenkomst rechtbank dossier, na processtuk 44) Voorts gaat de rechtbank ten onrechte voorbij aan de verklaring van de belastingdienst d.d. 16 februari 2009 waarin wordt bevestigd dat als werknemer vermeld staat op de verzamelloonstaat van het registeraccountantkantoor: "De verzamelloonstaat 2008 vermeldde de volgende werknemers:..., " ",....(verklaring belastingdienst bevindt zich eveneens in rechtbank dossier, na processtuk 44). Gelet op het bovenstaande stelt de rechtbank derhalve ten onrechte dat er geen sprake is van detachering en dat niet is gebleken van een arbeidsovereenkomst van eiser en het registeraccountantkantoor.

10 2.2 In rechtsoverweging 6.2 oordeelt de rechtbank ten onrechte als volgt: "Dat eiser niet kan bewijzen dat er loon is betaald omdat eiser geen bankrekening heeft, wordt door de rechtbank dan ook niet gevolgd. Ook indien de betaling op een andere manier heeft plaatsgevonden, moet eiser dit kunnen aantonen." Toelichting: Het salaris is per kas uitbetaald. Appellant heeft de betaling hiervan wel aangetoond. De rechtbank gaat hierbij ongemotiveerd voorbij aan de door appellant getekende ontvangstbewijzen met betrekking tot de maandelijkse uitbetaling per kas van het salaris. Kopieën van deze ontvangstbewijzen zijn in procedure gebracht bij fax d.d. 10 mei 2010 aan de IND verzonden en bevinden zich in het dossier (rechtbank dossier, na processtuk 44). 2.3 In rechtsoverweging 6.2 oordeelt de rechtbank ten onrechte als volgt: "Uit de door eiser overgelegde aangiftes van loonbelasting kan niet worden opgemaakt of daadwerkelijk belasting en premies zijn afgedragen voor eiser nu deze aangiftes zijn ingevuld door referent. Eiser heeft geen verklaring van de Belastingdienst overgelegd waaruit blijkt dat ten behoeve van eiser belastingen en premies zijn betaald." Toelichting: De rechtbank houdt hierbij ten onrechte geen rekening met de hierboven onder grief 2.1 genoemde verklaring van de belastingdienst. Tevens zijn er salarisspecificaties overgelegd. Niets afdoende aan het bovenstaande is in het geheel niet gebleken dat verweerder enige navraag bij de belastingdienst heeft gedaan terwijl zij dat op eenvoudige wijze hadden kunnen doen.

11 Westhoff advocaten Conclusie Appellant concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot gegrondverklaring van het bestreden beroep. Amsterdam, 20 januari 2011 Bepaaldelijk Gevolm fénkman Bijlage: productie 1