l' anglais (m.) la mer un oncle une tante un peu une ville un pays un village seul seule 21 près de divorcé divorcée 21 méchant méchante 21 parler à

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "l' anglais (m.) la mer un oncle une tante un peu une ville un pays un village seul seule 21 près de divorcé divorcée 21 méchant méchante 21 parler à"

Transcriptie

1 un oncle une tante l' anglais (m.) la mer un pays un village une ville un peu divorcé divorcée méchant méchante seul seule près de jouer de la guitare jouer du piano parler anglais parler à travailler venir je viens tu viens il / elle vient nous venons vous venez ils / elles viennent beaucoup peu encore jouer au foot Bonjour tout le monde! Au revoir! on un jour / une semaine un week-end un film un match des matchs à la télé donner (à) voir je vois tu vois il / elle voit vouloir je veux tu veux il / elle veut nous voulons vous voulez ils / elles veulent on donne 7 h et demie

2 de zee het Engels een tante een oom een beetje een stad een dorp een land dichtbij alleen slecht gescheiden spreken met / tegen Engels spreken piano spelen gitaar spelen jij komt ik kom komen werken zij komen jullie komen wij komen hij / zij komt voetbal spelen nog weinig veel een dag men Tot zines! Goeiedag iedereen! / / een wedstrijd een film een weekend een week zien geven (aan) op televisie wedstrijden willen hij / zij ziet jij ziet ik zie wij willen hij / zij wil jij wilt ik wil half acht men geeft zij willen jullie willen

3 minuit (m.) Il est minuit. à minuit de 20 à h jusqu' à 19 h commencer tard tard le matin l' après-midi (m.) le soir la nuit ce matin cet après-midi ce soir cette nuit lundi mardi mercredi jeudi vendredi samedi dimanche À cet après-midi! À demain! Bon appétit! un agent (de police) un directeur une directrice un docteur une année un mois le mois de mai un mot un million de DVD une route Paris aider avoir besoin de passer prendre je prends tu prends il / elle prend nous prenons vous prenez ils / elles prennent plus vite tout en juillet pendant jusqu' à (l'école) parce que

4 van 20 tot uur om middernacht Het is middernacht. middernacht 's ochtends laat laat beginnen tot 19 uur vanochtend 's nachts 's avonds 's (na)middags maandag vannacht vanavond vanmiddag vrijdag donderdag woensdag dinsdag Tot morgen! Tot vanmiddag! zondag zaterdag een directrice een directeur een (politie)agent Smakelijk! de maand mei een maand een jaar een dokter Parijs een weg een miljoen dvd's een woord nemen langskomen nodig hebben helpen wij nemen hij / zij neemt jij neemt ik neem alles meer + snel= sneller zij nemen jullie nemen omdat tot aan (de school) tijdens in juli

5 un avion un camion en avion autre chaque dernier dernière Qu' est-ce que c' est en français? Il y a une faute dans la phrase. un magasin c' est trop loin trop de (lapins) Bravo! acheter manger tomber comprendre pouvoir je peux tu peux il / elle peut nous pouvons vous pouvez ils / elles peuvent avoir peur de faire attention un fruit un légume une banane une carotte un champignon un kiwi une orange une poire une pomme une pomme de terre une salade une tomate C' est à quelle page? C' est à la page 5. Je peux aller aux toilettes, s'il vous plaît? au village aux filles à l' école

6 ander met het vliegtuig een vrachtwagen een vliegtuig Er staat een fout in de zin. Wat is dat in het Frans? laatst(e) elk, ieder Bravo! te veel (konijnen) het is te ver een winkel begrijpen vallen eten kopen hij / zij kan / mag jij kan /mag ik kan / mag kunnen / mogen bang zijn zij kunnen / mogen jullie kunnen / mogen wij kunnen / mogen een banaan een groente een vrucht opletten een sinaasappel een kiwi een paddenstoel een wortel een sla een aardappel een appel een peer Mag ik naar het toilet gaan, a.u.b.? Het staat op bladzijde 5. Op welke bladzijde staat het? een tomaat naar school aan de meisjes naar het dorp

7 une journée la gymnastique la gym un repas un petit déjeuner un dîner un souper un voisin une voisine après le repas lire je lis tu lis il lit dormir je dors tu dors il / elle dort nous dormons vous dormez ils / elles dorment partir je pars tu pars il / elle part nous partons vous partez ils / elles partent sortir je sors tu sors il / elle sort nous sortons vous sortez ils / elles sortent sortir de (l'école) se laver je me lave tu te laves il se lave elle se lave se lever je me lève tu te lèves il se lève elle se lève s' habiller je m' habille tu t' habilles il s' habille elle s' habille C'est ton tour?

8 een maaltijd de turnles het turnen een dag (duur) een buur(man) een avondmaal een middagmaal, een lunch een ontbijt ik lees lezen na de maaltijd een buurvrouw / een buurmeisje ik slaap slapen hij leest jij leest jullie slapen wij slapen hij / zij slaapt jij slaapt jij vertrekt ik vertrek vertrekken zij slapen zij vertrekken jullie vertrekken wij vertrekken hij / zij vertrekt hij / zij gaat buiten jij gaat buiten ik ga buiten buitengaan buitengaan uit (de school) zij gaan buiten jullie gaan buiten wij gaan buiten hij wast zich jij wast je ik was me zich wassen jij staat op ik sta op opstaan zij wast zich ik kleed mij aan zich aankleden zij staat op hij staat op Is het jouw beurt? zij kleedt zich aan hij kleedt zich aan jij kleedt je aan

9 Oui, c'est mon tour. C'est ton tour, Jordy! une balle un bateau des bateaux en bateau une carte un doigt un un mail une jambe une main une promenade à bientôt arriver tôt avant la leçon hier arriver gagner nager passer (le dimanche) raconter faire une promenade avoir chaud avoir froid jouer à la balle jouer aux cartes d' abord puis enfin un pull chaud une veste chaude un repas froid une maison froide Oui, c'est correct. Non, c'est faux. J'ai gagné. J'ai perdu. Je suis tombé. Je suis arrivé à 8 h. Je suis entré. Je suis sorti à 9 h. Je suis allé chez Marie. Je suis venu à pied. Je suis resté chez elle. Je suis rentré. Je suis parti. J'ai travaillé. J'ai eu. J'ai été. J'ai fait. J'ai dormi.

10 een boot een (kleine) bal Het is jouw beurt, Jordy! Ja, het is mijn beurt. een vinger een kaart met de boot boten een hand een been een mail een voor de les vroeg aankomen tot binnenkort een wandeling zwemmen winnen (aan)komen gisteren het warm hebben een wandeling maken vertellen (de zondag) doorbrengen (voor)eerst met de kaarten spelen met de bal spelen het koud hebben een warm jasje een warme trui ten slotte, eindelijk daarna, dan Nee, dat is fout. Ja, dat is juist. een koud huis een koude maaltijd Ik ben aangekomen om 8 uur. Ik ben gevallen. Ik heb verloren. Ik heb gewonnen. Ik ben te voet gekomen. Ik ben naar Marie gegaan. Ik ben buitengegaan om 9 uur. Ik ben binnengegaan. Ik heb gewerkt. Ik ben vertrokken. Ik ben teruggekeerd. Ik ben bij haar gebleven. Ik heb geslapen. Ik heb gemaakt / gedaan Ik ben geweest. Ik heb gehad.

11 J'ai pris. J'ai compris. un supermarché un gramme un kilogramme un kilo un prix un euro un centime 2 euros 50 le kilo compter coûter Je voudrais (du sucre). combien? combien de carottes? Combien côute le beurre? Et avec ça? Ça fait combien? Ça fait 8 euros. Au revoir! le beurre la charcuterie la confiture l' eau le fromage le jambon le sucre une bouteille un pot Lance le dé! Encore une fois! le chocolat un dessert une fois un malade une tartine la viande quelque chose ne... rien Je ne fais rien. d'accord attendre j' attends tu attends il / elle attend nous attendons vous attendez ils / elles attendent j'ai attendu entendre j' entends tu entends

12 een gram een supermarkt Ik heb begrepen. Ik heb genomen. een euro een prijs een kilo een kilogram kosten tellen 2,50 euro per kilo een cent Hoeveel kost de boter? hoeveel wortelen? hoeveel? Ik zou (suiker) willen. Tot ziens? Het is / het kost 8 euro. Hoeveel is het / kost het? Nog iets anders? het water de confituur de fijne vleeswaren de boter een fles de suiker de ham de kaas de chocolade Nog een keer! Gooi (met) de dobbelsteen! een pot een boterham een zieke een keer een nagerecht Ik doe niets. niets iets het vlees jij wacht ik wacht wachten akkoord zij wachten jullie wachten wij wachten hij / zij wacht jij hoort ik hoor horen ik heb gewacht

13 il / elle entend nous entendons vous entendez ils / elles entendent j'ai entendu Je ne comprends pas le mot "une tartine". Je ne comprends pas cette phrase. un directeur heureux un garçon malheureux un oncle malade une directrice heureuse une fille malheureuse une tante malade des lunettes le temps une tasse une tasse de thé un verre un verre de lait notre livre nos livres leur livre leurs livres sans vêtements peut-être avoir soif boire je bois tu bois il / elle boit demander à (Ria) dire je dis tu dis il / elle dit mettre je mets (un pull) vendre C'est fini. ne... plus Il n'y a plus de pain. tu mets il / elle met nous mettons vous mettez ils / elles mettent j'ai mis une baguette un croissant

14 zij horen jullie horen wij horen hij / zij hoort een gelukkige directeur Ik begrijp deze zin niet. Ik begrijp het woord "une tartine" niet. ik heb gehoord een ongelukkig meisje een gelukkige directrice een zieke oom een gelukkige jongen een zieke tante een kopje thee een kop(je) de tijd een bril onze boeken ons boek een glas melk een glas misschien zonder kleren hun boeken hun boek jij drinkt ik drink drinken dorst hebben ik zeg zeggen vragen aan (Ria) hij / zij drinkt ik doe (een trui) aan plaatsen, (op)zetten, leggen, aandoen hij / zij zegt jij zegt Er is geen brood meer. niet meer Het is gedaan / voorbij verkopen jullie leggen wij zetten hij / zij plaatst jij zet op een croissant een stokbrood ik heb gelegd zij plaatsen

15 un pain un menu la bière le chocolat le jus de fruits la limonade le lait le café le coca le thé le vin Vous pourriez parler plus lentement? Vous pourriez parler plus fort? un ami une amie un GSM un médicament un message une faute une page à la page 5 une phrase un texte une tête un ventre Ça va mieux. À demain! qui l' agent qui parle la fille qui chante si tu veux s' il veut Allô? Qui est à l'appareil? avoir mal à la tête avoir mal au ventre avoir mal aux pieds apprendre devoir je dois tu dois il / elle doit nous devons vous devez ils / elles doivent écrire Vous pourriez expliquer l'exercice numéro 7? Vous pourriez répéter s'il vous plaît? Vous pourriez écrire le mot au tableau? un cinéma un hôpital (l' hôpital) un restaurant

16 de chocolade het bier een menu een brood de koffie de melk de limonade het fruitsap Zou u langzamer kunnen spreken? de wijn de thee de cola een gsm een vriendin een vriend Zou u luider kunnen spreken? een bladzijde een fout een boodschap een medicijn een hoofd een tekst een zin op bladzijde 5 die, dat Tot morgen. Dat gaat beter. een buik als hij wil als je wil het meisje dat zingt de agent die spreekt buikpijn hebben hoofdpijn hebben Met wie spreek ik? Hallo? ik moet moeten leren pijn hebben aan de voeten jullie moeten wij moeten hij / zij moet jij moet Zou u (het) kunnen herhalen a.u.b.? Zou u oefening 7 kunnen uitleggen? schrijven zij moeten een restaurant een ziekenhuis (het ziekenhuis) een bioscoop Zou u het woord op het bord kunnen schrijven?

17 un carrefour un chemin un feu des feux une place un rond-point tout droit une entrée une sortie arrêter s' arrêter savoir je sais tu sais il / elle sait nous savons vous savez ils / elles savent à gauche à droite à côté de par Woumen le pied gauche le pied droit la main gauche la main droite Je ne sais pas, monsieur. Je ne comprends pas, madame une bouche un bras une dent un dos un genou des genoux s' amuser fermer courir je cours tu cours il court ouvrir j' ouvre tu ouvres il ouvre un livre intéressant un bureau fermé un pot ouvert un mauvais fauteuil une leçon intéressante une fenêtre fermée une bouteille ouverte une mauvaise chaise

18 verkeerslichten een verkeerslicht een weg een kruispunt een ingang rechtdoor een rotonde een plein weten stilstaan, stoppen tegenhouden, stoppen een uitgang wij weten hij / zij weet jij weet ik weet naar rechts naar links zij weten jullie weten de rechter voet de linker voet langs, via Woumen naast Ik begrijp het niet, mevrouw Ik weet het niet, meneer. de rechter hand de linker hand een rug een tand een arm een mond sluiten zich amuseren knieën een knie hij loopt jij loopt ik loop lopen hij opent jij doet open ik open openen, opendoen een slechte zetel een geopende pot een gesloten bureau een interessant boek een slechte stoel een geopende fles een gesloten venster een interessante les

19 Je ferme les yeux chez moi sans toi près de lui à côté d' elle avec nous avant vous pour vous, madame derrière eux devant elles masculin féminin une caisse la mayonaise la sauce la soupe merci bien s' il te plaît connaître payer des frites une glace un œuf des œufs une pizza des spaghettis une assiette un couteau des couteaux une cuillère une cuiller une fourchette Tu veux mettre la table? À table! Bon appétit! Santé! Encore un peu de frites? Passe-moi la viande. je connais tu connais il / elle connaît nous connaissons vous connaissez ils / elles connaissent au singulier au pluriel une chaussette la campagne la nature une valise un voyage l' Europe

20 dichtbij hem zonder jou bij mij Ik sluit mijn ogen. voor u, mevrouw voor jullie met ons naast haar vrouwelijk mannelijk voor hen (vr.) achter hen (m.) de soep de saus de mayonaise een kassa betalen kennen alsjeblieft dankuwel eieren een ei een ijsje frieten een mes een bord spaghetti een pizza een vork een lepel een lepel messen Gezondheid! Smakelijk! Aan tafel! Wil je de tafel dekken? jij kent ik ken Geef mij het vlees door. Nog een beetje frieten? zij kennen jullie kennen wij kennen hij / zij kent het platteland een sok in het meervoud in het enkelvoud Europa een reis een reiskoffer de natuur

21 la Flandre la Wallonie à la campagne Que prenez-vous? tout le monde moins chaud se promener je me promène tu te promènes il se promène Bonne chance! le printemps l' été l' automne l' hiver au printemps en été en automne en hiver un bois une feuille une fleur une montagne un cheval des chevaux un cochon un coq une poule une vache la neige le soleil le vent Il y a de la neige. Il ya du soleil. Il y a du vent. ne... pas ne... jamais ne... plus ne... rien une majuscule une apostrophe un sac un mur un portable contre le mur On y va! le point le point d' interrogation la fin de la phrase le point d'exclamation 36 la virgule 36 Il faut compter les secondes. 36

22 Wat neemt u? op het platteland Wallonië Vlaanderen ik wandel wandelen minder warm iedereen de lente Veel geluk! hij wandelt jij wandelt in de lente de winter de herfst de zomer een bos in de winter in de herfst in de zomer een paard een berg een bloem een blad een kip een haan een varken paarden de wind de zon de sneeuw een koe niet Het waait. De zon schijnt. Er is sneeuw. een hoofdletter niets niet meer nooit een laptop een muur een (draag)tas een apostrof het vraagteken het punt We vertrekken! tegen de muur Je moet de seconden tellen. 36 de komma 36 het uitroepteken 36 het einde van de zin

Éventail-junior. woordkaarten

Éventail-junior. woordkaarten Éventail-junior En action 6 woordkaarten 2 Unité 21 un oncle une tante l anglais (m.) 21 la mer un pays un village une ville jouer de la guitare jouer du piano parler (anglais) parler à (Sam) travailler

Nadere informatie

la mer un pays un village parler à Je parle un peu français. Le père de Vic est seul.

la mer un pays un village parler à Je parle un peu français. Le père de Vic est seul. Unité 21 un oncle une tante l anglais (m.) 21 U21 U21 U21 la mer un pays un village U21 U21 U21 une ville jouer de la guitare jouer du piano U21 U21 U21 parler (anglais) parler à (Sam) travailler U21 U21

Nadere informatie

Woordenschat van unité 21 tot en met 32

Woordenschat van unité 21 tot en met 32 Woordenschat van unité 21 tot en met 32 à (donner) à (Joëlle) aan (Joëlle geven) 22 de (2) heures à (5) heures van (2) uur tot (5) uur 22 À demain! Tot morgen! 30 acheter* kopen 24 un agent (de police)

Nadere informatie

Woordenschat van unité 21 tot en met 36

Woordenschat van unité 21 tot en met 36 Woordenschat van unité 21 tot en met 36 à (donner) à (Joëlle) aan (Joëlle geven) 22 de (2) heures à (5) heures van (2) uur tot (5) uur 22 À demain! Tot morgen! 30 À table! Aan tafel! 33 acheter* kopen

Nadere informatie

Jaarwerkplan voor En action 6

Jaarwerkplan voor En action 6 1 Jaarwerkplan voor En action 6 Voor 21 De nouveaux élèves! - mezelf en anderen voorstellen. - zeggen hoe oud ik ben. - zeggen vanwaar ik ben en waar ik woon. welke taal iemand spreekt. - iets vertellen

Nadere informatie

UNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté!

UNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté! UNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté! Oefening 1: Cherchez les phrases dans le texte. Ecrivez les phrases sans fautes. Zoek volgende zinnen in de tekst. Schrijf ze correct over. - In de namiddag,

Nadere informatie

Q U K G D T P E H B Z L R W C I F J M S X. Maman est allée au supermarché. Elle a acheté beaucoup et elle a tout mis. en plastique.

Q U K G D T P E H B Z L R W C I F J M S X. Maman est allée au supermarché. Elle a acheté beaucoup et elle a tout mis. en plastique. 35 unité 1 Welke letters van het alfabet vind je niet terug in het kader? Schrijf ze in de goede volgorde op, dan kun je er een korte Franse zin mee maken. Hoe zeg je hetzelfde in het Nederlands? Q U K

Nadere informatie

Taalregels. Praten, hebben, zijn, gaan, De werkwoorden

Taalregels. Praten, hebben, zijn, gaan, De werkwoorden Taalregels In dit grammaticaoverzicht kun je kiezen uit: S Volgorde in de Franse zin S Man, huis, deur, en zwaar, geel, zelfst. naamwoord en bijv. naamwoord S Le, la, les, de lidwoorden S Praten, hebben,

Nadere informatie

U21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon.

U21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon. U21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon. Je m appelle Ric. / Mon nom est Verdonk. Quel est ton

Nadere informatie

Aantekening Frans les pronoms personnels

Aantekening Frans les pronoms personnels Aantekening Frans pronoms personnels Aantekening door een scholier 648 woorden 16 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Frans Pronoms personnels Plaats in de zin: Voor alle persoonlijke voornaamwoorden die

Nadere informatie

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

naam :.. nr. : klas :.. computer :.. Je hebt het in module 8 knap gedaan. Je mag daarom zelfstandig verder werken aan module 9. Je hebt daarvoor wel je boek 2B nodig. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet doen. Wanneer je

Nadere informatie

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

naam :.. nr. : klas :.. computer :.. Je hebt het in de vorige module flink gewerkt. Nu kan je zelfstandig verder werken aan module 12. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet doen. Wanneer je een dialoog of een oefening moet

Nadere informatie

l'argent Donne. L'argent! pris J'ai pris mon suppositoire. Dépêche-toi! sûr - T'es sûr? Je connais quelqu'un qui peut. Merci Merci. Au revoir.

l'argent Donne. L'argent! pris J'ai pris mon suppositoire. Dépêche-toi! sûr - T'es sûr? Je connais quelqu'un qui peut. Merci Merci. Au revoir. bon anniversaire Bon anniversaire, mon petit. l'argent Donne. L'argent! le quartier Tu habites dans le quartier? le ticket T'as le ticket? pris J'ai pris mon suppositoire. Dépêche-toi! donne Donne. L'argent!

Nadere informatie

basiszinnen spreekvaardigheid

basiszinnen spreekvaardigheid basiszinnen spreekvaardigheid Formele en informele spreektaal In dit hoofdstuk krijg je allerlei uitdrukkingen die je in veel voorkomende gesprekssituaties kunt gebruiken. Er zijn, net zoals in het Nederlands,

Nadere informatie

SECTION 7. LES PRONOMS PERSONNELS de persoonlijke voornaamwoorden

SECTION 7. LES PRONOMS PERSONNELS de persoonlijke voornaamwoorden SECTION 7. LES PRONOMS PERSONNELS de persoonlijke voornaamwoorden INTRODUCTION Alle persoonlijke voornaamwoorden vormen tezamen een groot en essentieel deel van de Franse taal en dan met name op het gebied

Nadere informatie

J aimerais savoir. Que je suis content! Pourrais-tu parler plus lentement? Bouger me fait mal.

J aimerais savoir. Que je suis content! Pourrais-tu parler plus lentement? Bouger me fait mal. Je regrette. Ce n est pas grave. Ce n est pas normal. C est bête. J accepte tes excuses. J en ai marre! Oublions-le. Ne t inquiète pas! N en parlons plus. Profites-en! As-tu envie de Vous avez encore d

Nadere informatie

k ga naar school e vais à l ecole

k ga naar school e vais à l ecole Nederlandstalig onderwijs k ga naar school e vais à l ecole Nederlands Français k ga naar school e vais à l école Wat heb ik goed geslapen. Mama helpt me bij het wassen en aankleden. Ze vertelt me dat

Nadere informatie

Exercice A Vocabulaire F-N I Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. II Noteer het juiste woord en vertaal het in het Nederlands.

Exercice A Vocabulaire F-N I Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. II Noteer het juiste woord en vertaal het in het Nederlands. Libre Service Junior 1 HV Kennistoets versie A Unité 4 Toets Exercice A Vocabulaire F-N I Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. 5 points / R 1 Dans ma rue, il y a beaucoup de magasins. 2 L

Nadere informatie

la bière une pression une demie

la bière une pression une demie la carte le jus de pomme le jus d orange le jus de raisin le jus de pamplemousse l eau minérale plate l eau minérale pétillante le vin blanc le vin rouge la bière une pression une demie une grande tasse

Nadere informatie

Bien sûr! 6 - Handleiding voor de leerkracht - Bijlage 5 - Alfabetische lijsten Unités Woordenschat van unité 21 tot en met unité 36

Bien sûr! 6 - Handleiding voor de leerkracht - Bijlage 5 - Alfabetische lijsten Unités Woordenschat van unité 21 tot en met unité 36 Woordenschat van unité 21 tot en met unité 36 Al deze woordjes heb je al geleerd. Ken je ze nog? Dek een kolom af en vertaal. à: (aller) à la maison naar huis (gaan) 28 à: (aller) à l'école naar school

Nadere informatie

pendant le mieux serait de il vaut mieux

pendant le mieux serait de il vaut mieux en fin de sinon le passe-temps favori le lundi après-midi un dîner de famille grave pendant le mieux serait de il vaut mieux il est facile de il m arrive de j ai appris à parler français de toute façon

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie - Belangrijkste benodigdheden Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Om hulp vragen Parlez-vous anglais? Parlez-vous anglais? Vragen of iemand Engels spreekt Parlez-vous

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît?

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? - Belangrijkste benodigdheden Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Om hulp vragen Parlez-vous anglais? Vragen of iemand Engels spreekt Parlez-vous _[langue]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie - Belangrijkste benodigdheden Kunt u me alstublieft helpen? Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Om hulp vragen Spreekt u Engels? Parlez-vous anglais? Vragen of iemand Engels spreekt Spreekt u _[taal]_?

Nadere informatie

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt

Reizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt - Belangrijkste benodigdheden Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Om hulp vragen Parlez-vous anglais? Vragen of iemand Engels spreekt Parlez-vous _[langue]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt

Nadere informatie

Talenquest Frans 2thv: Grammatica

Talenquest Frans 2thv: Grammatica Talenquest Frans 2thv: Grammatica Épisode 1: Onregelmatige werkwoorden Er zijn in het Frans naast regelmatige werkwoorden ook onregelmatige werkwoorden. Het is lastig om van onregelmatige werkwoorden de

Nadere informatie

Bilan 4 «À la recherche»

Bilan 4 «À la recherche» Begeleid zelfstandig leren Bilan 4 «À la recherche» Tijdsduur: 50 minuten Benodigdheden: een blauwe en groene balpen Nom:............ Classe:............................ N :............ Een woordje uitleg:

Nadere informatie

Acceptez-vous le paiement par carte? Acceptez-vous le paiement par carte? Vragen of je met een creditcard kunt betalen

Acceptez-vous le paiement par carte? Acceptez-vous le paiement par carte? Vragen of je met een creditcard kunt betalen - Bij de ingang Je voudrais réserver une table pour _[nombre de personne]_ à _[heure]_. Een reservering doen Une table pour _[nombre de personne]_, s'il vous Om een tafel vragen Je voudrais réserver une

Nadere informatie

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

naam :.. nr. : klas :.. computer :.. Je hebt het in de vorige module goed gedaan. Je mag daarom zelfstandig verder werken aan module 11. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet doen. Wanneer je een dialoog of een oefening moet

Nadere informatie

Aantekening Frans Werkwoorden Frans

Aantekening Frans Werkwoorden Frans Aantekening Frans Werkwoorden Frans Aantekening door D. 1120 woorden 21 april 2013 5,5 4 keer beoordeeld Vak Frans Présent Werkwoorden op er Werkwoorden op ir Werkwoorden op -re je parle finis vends tu

Nadere informatie

III. L adjectif. III. L adjectif. 1. Accord de l adjectif 1.1 L adjectif prend s 1.2 L adjectif + E 1.3 L adjectif substantivé

III. L adjectif. III. L adjectif. 1. Accord de l adjectif 1.1 L adjectif prend s 1.2 L adjectif + E 1.3 L adjectif substantivé III. 1. Accord de l adjectif 1.1 prend s 1.2 + E 1.3 substantivé 2. Les degrés de comparaison 2.1 Les comparatifs 2.2 Les superlatifs 2.3 Les irréguliers 1 III. 1. Accord de l adjectif 1.1. prend S Quand

Nadere informatie

Leer je talen. Downloads Basiskennis verankeren

Leer je talen. Downloads Basiskennis verankeren Leer je talen Downloads Basiskennis verankeren Downloads Basiskennis verankeren Leer je talen Aan de slag Direct aan de slag met de downloads behorend bij spel nummer 3 van de Franse taal! Deze downloads

Nadere informatie

5.5. Boekverslag door K. 718 woorden 3 februari keer beoordeeld. Frans toetje met vanillevla en geklopt eiwit

5.5. Boekverslag door K. 718 woorden 3 februari keer beoordeeld. Frans toetje met vanillevla en geklopt eiwit Boekverslag door K. 718 woorden 3 februari 2014 5.5 2 keer beoordeeld Vak Methode D'accord! Le radis La carotte Le thon La sauce tomate Le brocoli Le plat du jour Le poisson Une escalope de veau Un poulet

Nadere informatie

geen voorzetsel in het NL iemand antwoorden répondre à qn ( = quelqu'un = iemand )

geen voorzetsel in het NL iemand antwoorden répondre à qn ( = quelqu'un = iemand ) Voorzetsels zijn altijd lastig in een vreemde taal. Wanneer vertaal je op met sur, wanneer met de, wanneer met à? Je moet het maar net weten. Of hier opzoeken natuurlijk :-) voorzetsels prépositions geen

Nadere informatie

naam :.. nr. : klas :.. computer :..

naam :.. nr. : klas :.. computer :.. Je hebt de vorige modules knap gewerkt, dus mag je nu alleen verder werken met module 8. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet Wanneer je een dialoog of een oefening moet beluisteren, beluister

Nadere informatie

Leer je talen. Podcast woordenlijsten

Leer je talen. Podcast woordenlijsten Leer je talen Podcast woordenlijsten Leer je talen Dit zijn de podcast lijsten die horen bij spel nummer 3 van de Franse taal! Hoe werkt het? 1. De kaartjes zijn allemaal genummerd 2. De lijsten met woorden,

Nadere informatie

Mogelijke 'vragen' mondelinge examens zesde leerjaar (per 4 contacten):

Mogelijke 'vragen' mondelinge examens zesde leerjaar (per 4 contacten): Mogelijke 'vragen' mondelinge examens zesde leerjaar (per 4 contacten): 1. Contact 1 t.e.m. 4 (onthoudboek blz. 20-26) 1.1 Parler des vacances. (spreek over jouw bestaande of gedroomde vakantie) Mogelijke

Nadere informatie

Villangues Carnet de voyage, op reis naar Taalstad

Villangues Carnet de voyage, op reis naar Taalstad Villangues Carnet de voyage, op reis naar Taalstad dbp Villangues Carnet de voyage, op reis naar Taalstad Auteurs: Els Pieters Diane Olivier Ed de Boer Uitgever: dbp-villangues Ritzema Boskade 7 2101 GL

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 2

BEGINNERSCURSUS DAG 2 1 BEGINNERSCURSUS DAG 2 A. FORCING Tekst: Hans en Hilde B. GRAMMATICA Vorming O.T.T. Substantief: de/ het Vraagwoorden Vraagzin (inversie) C. CONVERSATIE Elkaar vragen stellen (cfr. Voorstelling) Een gewone

Nadere informatie

Unité 5 Diagnose Kopieerblad 1

Unité 5 Diagnose Kopieerblad 1 Unité 5 Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet

Nadere informatie

4,8. Le Présent (tegenwoordige tijd) Le passé composé. Opdracht door een scholier 744 woorden 7 januari keer beoordeeld

4,8. Le Présent (tegenwoordige tijd) Le passé composé. Opdracht door een scholier 744 woorden 7 januari keer beoordeeld Opdracht door een scholier 744 woorden 7 januari 2008 4,8 360 keer beoordeeld Vak Frans Franse werkwoorden, eindiging op: ir, re, er Deze regels geldt alleen voor werkwoorden die eindigen op ir, re, er

Nadere informatie

6,6. Begrippenlijst door Jessy 1095 woorden 25 juni keer beoordeeld. Grandes Lignes Phrases Clés. Hoofdstuk 1. Ça va? = Hoe gaat het?

6,6. Begrippenlijst door Jessy 1095 woorden 25 juni keer beoordeeld. Grandes Lignes Phrases Clés. Hoofdstuk 1. Ça va? = Hoe gaat het? Begrippenlijst door Jessy 1095 woorden 25 juni 2017 6,6 19 keer beoordeeld Vak Methode Frans Grandes Lignes Grandes Lignes Phrases Clés Hoofdstuk 1 Ça va? = Hoe gaat het? Comment tu t'appelles? = Hoe heet

Nadere informatie

GEZONDHEID (La santé)

GEZONDHEID (La santé) FICHE LEXICALE NEERLANDAIS 1/5 GEZONDHEID (La santé) a. Wat zijn hun klachten? (De quoi se plaignent-ils?) A C B G I H 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. E D Klachten hoest moet overgeven ben verkouden heb

Nadere informatie

Op het potje Sur le petit pot

Op het potje Sur le petit pot Op het potje Sur le petit pot Wanneer wordt je kind zindelijk? Wat is zindelijkheid? Je kind is zindelijk als het: - niet meer in zijn broek plast. - overdag droog is. - zelf op het potje of het toilet

Nadere informatie

En action 6. Woordtrainer. Salut! Ga naar voor meer informatie.

En action 6. Woordtrainer. Salut! Ga naar  voor meer informatie. Salut! Voor het tweede jaar op rij leer je Frans. Misschien heb je intussen ook al Frans kunnen spreken met Franstaligen. Lukte dat al? Of vond je het nog moeilijk? Bedenk dan dat je vorig jaar nog helemaal

Nadere informatie

écoutez, lisez, jouez

écoutez, lisez, jouez Je hebt de vorige module knap gewerkt, dus mag je nu alleen verder werken met module 7. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet doen. Wanneer je een dialoog of een oefening moet beluisteren,

Nadere informatie

Comprendre et se faire comprendre commence par s exprimer en néerlandais

Comprendre et se faire comprendre commence par s exprimer en néerlandais Comprendre et se faire comprendre commence par s exprimer en néerlandais Begrijpen en begrepen worden begint met het spreken van de Nederlandse taal La langue néerlandaise crée un lien entre nous Wat leest

Nadere informatie

pagina 1 van 5 VAN IN

pagina 1 van 5 VAN IN Éventail-junior En action 6 21 1 Luisteren: basistekst Éventail-junior En action 6 21 2 Luisteren: woordenschat Éventail-junior En action 6 21 3 Luisteren: venir Éventail-junior En action 6 21 4 Woordenschat

Nadere informatie

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen - Vinden Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen... une chambre à louer?... une auberge de jeunesse?... un hôtel?... une chambre d'hôtes?... un camping? Quels sont les prix là-bas? Over

Nadere informatie

Voudriez-vous me faire savoir si vous pouvez nous recevoir dans votre hôtel le 16 août dans l après-midi?

Voudriez-vous me faire savoir si vous pouvez nous recevoir dans votre hôtel le 16 août dans l après-midi? Hilversum, le 15 janvier 2012 Monsieur, J ai l intention de passer mes vacances à Nice pendant la seconde moitié du mois d août. Je ferai le voyage en auto avec ma femme et mes deux fils de 12 et de 15

Nadere informatie

CA MARCHE 5 : Au carrefour : Nederlands en Franse tekst samen

CA MARCHE 5 : Au carrefour : Nederlands en Franse tekst samen CA MARCHE 5 : Au carrefour : Nederlands en Franse tekst samen 1 Charles is in de groentenwinkel = Charles est au magasin de légumes. La vendeuse Vraag de meneer wat hij wenst. Monsieur, vous désirez? Vraag

Nadere informatie

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen

Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Spreekopdrachten thema 2 Boodschappen Opdracht 1 bij 2.1 ** Cursist A: vertel wat je eet of drinkt. Vraag wat cursist B eet of drinkt. Cursist B: geef antwoord. Voorbeeld Cursist A: Ik eet een tomaat.

Nadere informatie

Voyage Logement. Logement - Trouver. Logement - Réserver. Demander son chemin vers un logement

Voyage Logement. Logement - Trouver. Logement - Réserver. Demander son chemin vers un logement - Trouver Où puis-je trouver? Demander son chemin vers un logement Waar kan ik vinden?... une chambre à louer?... een kamer te huur?... une auberge de jeunesse?... een hostel?... un hôtel?... een hotel?...

Nadere informatie

Voyage Sortir Manger. Sortir Manger - À l'entrée. Sortir Manger - Commander à manger

Voyage Sortir Manger. Sortir Manger - À l'entrée. Sortir Manger - Commander à manger - À l'entrée Ik wil graag een tafel reserveren voor _[aantal mensen]_ om _[tijdstip]_. Faire une réservation Een tafel voor _[number of people]_ graag. Demander une table Neemt u creditcards aan? Demander

Nadere informatie

Voyage Sortir Manger. Sortir Manger - À l'entrée. Sortir Manger - Commander à manger

Voyage Sortir Manger. Sortir Manger - À l'entrée. Sortir Manger - Commander à manger - À l'entrée Ik wil graag een tafel reserveren voor _[aantal mensen]_ om _[tijdstip]_. Faire une réservation Een tafel voor _[number of people]_ graag. Demander une table Neemt u creditcards aan? Demander

Nadere informatie

Zich voorstellen. Hoofdstuk 1 Chapitre 1. Se présenter OBJECTIFS

Zich voorstellen. Hoofdstuk 1 Chapitre 1. Se présenter OBJECTIFS Zich voorstellen Se présenter OBJECTIFS Je suis capable de saluer quelqu un. Je me présente avec des formules de base. Je sais dire où j habite. Je communique les langues que je maîtrise. J emploie les

Nadere informatie

Wie helpt? Weet je het nog? Luister en kies de juiste foto. Datum:... Klas:... Naam:... Voornaam:...

Wie helpt? Weet je het nog? Luister en kies de juiste foto. Datum:... Klas:... Naam:... Voornaam:... Naam:... Voornaam:... Datum:... 65 Luister en kies de juiste foto. Éditions VAN IN Onderweg! 3 Reproduction autorisée. Weet je het nog? Wie helpt? Klas:... 142 Onderweg3 GUIDE PROF.indd 142 1/12/14 20:56

Nadere informatie

Leesboekje eten en drinken

Leesboekje eten en drinken Leesboekje eten en drinken Leesboekje Eten en Drinken Pagina 1 Dit is de groente Dit is het fruit. Dit is de sinaasappel. Dit is de banaan. Dit is de tomaat. Dit is de appel. Dit zijn de druiven. Dit is

Nadere informatie

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Waar kan ik vinden? Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen

Reizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Waar kan ik vinden? Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen - Vinden Waar kan ik vinden? Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen... een kamer te huur?... une chambre à louer?... een hostel?... une auberge de jeunesse?... een hotel?... un hôtel?...

Nadere informatie

Quel travail font tes parents? Ma mère travaille à la maison et mon père travaille dans une office. Welk

Quel travail font tes parents? Ma mère travaille à la maison et mon père travaille dans une office. Welk Boekverslag door A. 1461 woorden 16 mei 2005 6.1 445 keer beoordeeld Vak Frans Frans Proefwerk hoofdstuk 12-13-14: Taalvaardigheid: Comment tu t appelles? Comment t appelles tu? Je m appelle Henrike. Wat

Nadere informatie

Mijn vriendenboek. Voornaam: Gewicht:

Mijn vriendenboek. Voornaam: Gewicht: Mijn vriendenboek Voornaam: Naam: Woonplaats: Leeftijd: Verjaardag: Broers of zussen: Kleur van het haar: Kleur van de ogen: Lengte: Gewicht: Klas: Hobby s: Favoriete sport: Lievelingsvak op school: Lievelingseten:

Nadere informatie

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 8

BEGINNERSCURSUS DAG 8 1 BEGINNERSCURSUS DAG 8 A. FORCING Tekst: Bij de dokter B. GRAMMATICA Gebruik van de infinitief: dubbele inf. om + te + inf. aan het + inf. te + inf. De stamtijden (Dag 6 pagina s 8-11) C. CONVERSATIE

Nadere informatie

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Je dois me rendre à l'hôpital. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Je dois me rendre à l'hôpital. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet - Noodgeval Je dois me rendre à l'hôpital. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet Je me sens malade. Je dois voir un médecin immédiatement! Om ogenblikkelijke medische hulp vragen Au secours! Om onmiddelijke

Nadere informatie

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet

Reizen Gezondheid. Gezondheid - Noodgeval. Gezondheid - Bij de dokter. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet - Noodgeval Je dois me rendre à l'hôpital. Zeggen dat je naar het ziekenhuis moet Je me sens malade. Je dois me rendre à l'hôpital. Je me sens malade. Je dois voir un médecin immédiatement! Je dois voir

Nadere informatie

ONTBIJT ONTBIJT ONTBIJT ONTBIJT ONTBIJT ONTBIJT ONTBIJT Pistolets Honing Confituur Choco Smeerkaas Peperkoek Poiret Confituur

ONTBIJT ONTBIJT ONTBIJT ONTBIJT ONTBIJT ONTBIJT ONTBIJT Pistolets Honing Confituur Choco Smeerkaas Peperkoek Poiret Confituur Menu WEEK 4 van 21-jan-19 tot 27-jan-19 MAANDAG DINSDAG WOENSDAG DONDERDAG VRIJDAG ZATERDAG ZONDAG 21 januari 2019 22 januari 2019 23 januari 2019 24 januari 2019 25 januari 2019 26 januari 2019 27 januari

Nadere informatie

Herhalingen over grammatica (voor de examens)

Herhalingen over grammatica (voor de examens) 1. Modale hulpwerkwoorden Herhalingen over grammatica (voor de examens) Vertaal in het Nederlands. 1. Vous pouvez (avoir la possibilité) manger un plat ou un dessert. 2. Ils doivent aller au magasin de

Nadere informatie

Éventail-Junior. Bien sûr! 6 S P E L - E N K O P I E E R B L A D E N

Éventail-Junior. Bien sûr! 6 S P E L - E N K O P I E E R B L A D E N Éventail-Junior Bien sûr! 6 S P E L - E N K O P I E E R B L A D E N Spel- en kopieerbladen Frans leerjaar 6 sluit aan bij Éventail-junior Bien sûr!, een uitgave van uitgeverij Van In Auteur van de methode

Nadere informatie

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden

Nadere informatie

Woordenschat van unité 1 tot en met 36

Woordenschat van unité 1 tot en met 36 Woordenschat van unité 1 tot en met 36 à à (Paris) in (Parijs) 16 (aller) à (Namur) naar (Namen gaan) 17 (donner) à (Joëlle) aan (Joëlle geven) 22 de (2) heures à (5) heures van (2) uur tot (5) uur 22

Nadere informatie

4 nummer 1 nummer 2 nummer 3

4 nummer 1 nummer 2 nummer 3 Chapitre 0: C est parti 1 a 1) 2 a les vacances de school la nourriture la famille la maison l école les passe-temps het huis de familie de vakantie het eten de hobby s 2 b les vacances la nourriture la

Nadere informatie

Je rijdt recht door, voorbij het sportpaleis, over de brug van het Albertkanaal tot aan de verkeerslichten.

Je rijdt recht door, voorbij het sportpaleis, over de brug van het Albertkanaal tot aan de verkeerslichten. Eerste mogelijkheid U komt vanuit Brussel, Gent of Hasselt. U volgt de ring van Gent naar Breda tot aan de afrit Sportpaleis. Bij het nemen van deze afrit moet u voorsorteren om rechtdoor het kruispunt

Nadere informatie

Exercice 18a De Franse schooldagen zijn lang (omdat er meer lesuren zijn dan in andere landen).

Exercice 18a De Franse schooldagen zijn lang (omdat er meer lesuren zijn dan in andere landen). Antwoorden 70 C L'organisation scolaire Exercice 15a 1 une nouvelle élève Fragment 2 2 un proviseur Fragment 1 3 un père X 4 deux copains de classe Fragment 3 Exercice 15b 5 de gastgezinnen ontmoeten 2

Nadere informatie

Woordenschat van unité 1 tot en met 36

Woordenschat van unité 1 tot en met 36 Woordenschat van unité 1 tot en met 36 à à (Paris) in (Parijs) 16 (aller) à (Namur) naar (Namen gaan) 17 (donner) à (Joëlle) aan (Joëlle geven) 22 de (2) heures à (5) heures van (2) uur tot (5) uur 22

Nadere informatie

TAALDORP FICHES: À L OFFICE DE TOURISME

TAALDORP FICHES: À L OFFICE DE TOURISME TAALDORP FICHES: À L OFFICE DE TOURISME Je bent als toerist in Parijs. Je kent de stad nog niet en wilt graag naar een voetbalwedstrijd. Je bezoekt de VVV. 1) Groet de medewerker aan de balie. 2) Vertel

Nadere informatie

Neemt u creditcards aan? Acceptez-vous le paiement par carte? Vragen of je met een creditcard kunt betalen

Neemt u creditcards aan? Acceptez-vous le paiement par carte? Vragen of je met een creditcard kunt betalen - Bij de ingang Ik wil graag een tafel reserveren voor _[aantal mensen]_ om _[tijdstip]_. Een reservering doen Een tafel voor _[number of people]_ graag. Om een tafel vragen Je voudrais réserver une table

Nadere informatie

de appel het fruit de peer de sinaasappel de banaan

de appel het fruit de peer de sinaasappel de banaan Werkbladen bij thema eten en drinken: dag 1 Naam:................. 1. Lezen en overschrijven: de appel het fruit de peer de sinaasappel. de banaan LOWAN-vo startpakket NT2 Werkbladen thema 4 Pagina 1 2.

Nadere informatie

MÉTRO, BOULOT, DODO. Unité 1. Vocabulaire 1 Lees de zinnen en kruis het juiste woord / de juiste uitdrukking aan.

MÉTRO, BOULOT, DODO. Unité 1. Vocabulaire 1 Lees de zinnen en kruis het juiste woord / de juiste uitdrukking aan. Unité 1 MÉTRO, BOULOT, DODO Vocabulaire 1 Lees de zinnen en kruis het juiste woord / de juiste uitdrukking aan. 1. Aujourd hui, c est la rentrée. Les enfants a reprennent b rangent c terminent l école

Nadere informatie

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere - je kan me wat - module 4 docere delectare movere je kan me wat ROCvA - educatie nt2taalmenu.nl - ROCvAmodule 4 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 je kan me wat nt2taalmenu.nl module 4 1 1 2 3

Nadere informatie

Box and Blocks Test Of Manual Dexterity

Box and Blocks Test Of Manual Dexterity Handleiding voor de Box and Blocks Test Of Manual Dexterity Een test voor handmotoriek ADVYS art. 072280-7531 www.advys.be 1 Testprocedure: Klaarzetten van de test Open de testkoffer en plaats het tussenschot

Nadere informatie

BEGINNERSCURSUS DAG 6

BEGINNERSCURSUS DAG 6 1 BEGINNERSCURSUS DAG 6 A. FORCING Tekst: Het telefoongesprek B. GRAMMATICA Vorming van de V.T.T. gebruik Onregelmatige werkwoorden C. CONVERSATIE Telefoneren 2 REEKS I: HET DAGELIJKSE LEVEN Tekst Het

Nadere informatie

Hôtel Eurocatering. 26 oct. Sauna 24,75 7 173,25. 27 oct. Petit-déjeuner 14,50 15 217,50. Sous-total 3645,25 TVA 21% 765,50.

Hôtel Eurocatering. 26 oct. Sauna 24,75 7 173,25. 27 oct. Petit-déjeuner 14,50 15 217,50. Sous-total 3645,25 TVA 21% 765,50. CONTEXTE 1.3 Une erreur dans la facture 1. Lisez les nombres productief kaartjes - klassikaal Zie Fiches à découper. Aantal setjes = 1. Elke leerling krijgt een kaartje. Ze lopen rond in de klas en houden

Nadere informatie

E. Cours 4: Mes goûts

E. Cours 4: Mes goûts E. Cours 4: Mes goûts Exercice 1: Luistervaardigheid : Le marché de Moussou Activité1 : Regardez et écoutez cette vidéo, ensuite répondez aux questions. http://enseigner.tv5monde.com/fle/le-marche-de-moussou-senegal

Nadere informatie

janvier Maak nu zelf de meervoudsvormen van de volgende woorden. 1. la fête 2. le café 3. le nom 4. l'hôtel 5. le canal 6. la voix

janvier Maak nu zelf de meervoudsvormen van de volgende woorden. 1. la fête 2. le café 3. le nom 4. l'hôtel 5. le canal 6. la voix 9 janvier Gisteren heb je de bepaalde lidwoorden voor het enkelvoud geleerd. Vandaag volgt de meervoudsvorm. Je leert ook hoe je het meervoud van het zelfstandig naamwoord maakt. De meervoudsvorm van de

Nadere informatie

GEMEENSCHAPPELIJKE ACTIEVE WOORDENLIJST FRANS BASISONDERWIJS

GEMEENSCHAPPELIJKE ACTIEVE WOORDENLIJST FRANS BASISONDERWIJS GEMEENSCHAPPELIJKE ACTIEVE WOORDENLIJST FRANS BASISONDERWIJS TOELICHTING Onderstaande thematisch geordende lijst is het resultaat van een vrijwillige samenwerking tussen de begeleidingsdiensten basisonderwijs

Nadere informatie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie

Herhalingsoefeningen. Thema 3 Familie en relaties. 1 Woorden. Familie Herhalingsoefeningen Thema 3 Familie en relaties 1 Woorden Familie Lees de zinnen over de familie van Simon en Els. Schrijf de volgende namen in de stamboom: Hans, Helena, Hester, Joke, Mark, Michiel,

Nadere informatie

Chapitre 2, Cocorico!

Chapitre 2, Cocorico! Antwoorden 19 Chapitre 2, Cocorico! A Orientation Exercice 1a Julia 4 Camille 3 Romain 2 Hugo 1 Exercice 1b Citation Ensemble on est plus fort. On habite à Biarritz. C'est en France et nous nous sentons

Nadere informatie

Voyage Se débrouiller

Voyage Se débrouiller - Lieux Ik ben de weg kwijt. Ne pas savoir où vous êtes Kunt me op de kaart aanwijzen waar het is? Demander un sur un plan Waar kan ik vinden? Demander où se trouve une en particulier... een toilet?...

Nadere informatie

de andijvie A is een soort groente met grote groene bladeren.

de andijvie A is een soort groente met grote groene bladeren. Woordenlijst bij hoofdstuk 6 de aardappel Wat eten we vanavond, rijst of a? alcoholvrij zonder alcohol Graag een a bier. Ik moet nog auto rijden. de andijvie A is een soort groente met grote groene bladeren.

Nadere informatie

Chapitre 4, Ensemble!

Chapitre 4, Ensemble! ntwoorden 47 Chapitre 4, Ensemble! Orientation Exercice 1a 1 Grégoire 2 Julia 3 Julia 4 Camille 5 Romain 6 Hugo Exercice 1b B Exercice 1c 1 B 3 4 C 5 6 B 7 B Exercice 2 près le bac, je vais faire des études

Nadere informatie

Wat eten we vanavond?

Wat eten we vanavond? 35 35 HOOFDSTUK 3 Wat eten we vanavond? WOORDEN 1 Kies uit: jam school slager boodschappen vegetariër 1 Dorien eet geen vlees. Ze is. 2 Moniek houdt van zoet. Ze eet graag op brood. 3 Johan, ik ga naar

Nadere informatie

Gemeenschappelijke actieve woordenlijst Frans basisonderwijs

Gemeenschappelijke actieve woordenlijst Frans basisonderwijs Gemeenschappelijke actieve woordenlijst Frans basisonderwijs Inhoudstafel Inleiding Actieve woordenlijst 1. Persoonlijke gegevens zich voorstellen iemand voorstellen 2. Dagelijks leven 3. Relatie tot anderen

Nadere informatie

Bonjour, Amicalement. Peter SE PRÉSENTER (2DE GRAAD BSO)

Bonjour, Amicalement. Peter SE PRÉSENTER (2DE GRAAD BSO) SE PRÉSENTER (2DE GRAAD BSO) 1 Lisez la lettre et complétez la fiche. (compréhension écrite) Lees de brief en vul de fiche aan. Bonjour, Je m'appelle Peter Versteene et j'ai treize ans. J'habite à Steenderen

Nadere informatie

Frans grammatica hoofdstuk 1 en 2

Frans grammatica hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting door Een scholier 768 woorden 30 september 2015 7,3 18 keer beoordeeld Vak Methode Frans Grandes Lignes Regelmatige ww. Werkwoorden op er Werkwoorden op ir Werkwoorden op -re Présent J habite

Nadere informatie

6,2. Samenvatting door Jens 368 woorden 10 februari keer beoordeeld. 1.-Woorden SO en GP Frans (15/ )

6,2. Samenvatting door Jens 368 woorden 10 februari keer beoordeeld. 1.-Woorden SO en GP Frans (15/ ) Samenvatting door Jens 368 woorden 10 februari 2015 6,2 11 keer beoordeeld Vak Methode Frans D'accord! 1.-Woorden SO en GP Frans (15/20-01-15) https://www.scholieren.com/verslag/84625 Pagina 1 van 5 Frans

Nadere informatie

vocabulaire module 1 : Tu fais quoi? C'est à dire - C'est à lire module 1 1

vocabulaire module 1 : Tu fais quoi? C'est à dire - C'est à lire module 1 1 vocabulaire module 1 : Tu fais quoi? écoutez, lisez, jouez la gym le piano la guitare sympa cette année par semaine beaucoup aimer danser jouer de. travailler nouveau s'amuser un livre lire la nature intéressant

Nadere informatie

Herhalingen over grammatica (voor de examens)

Herhalingen over grammatica (voor de examens) 1. Modale hulpwerkwoorden Herhalingen over grammatica (voor de examens) Vertaal in het Nederlands. 1. Vous pouvez (avoir la possibilité) manger un plat ou un dessert. Jullie kunnen een hoofdgerecht of

Nadere informatie

J' à Amersfoort, Lindenlaan 23.

J' à Amersfoort, Lindenlaan 23. Unité Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet wist,

Nadere informatie

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN STER IN LEZEN ALFA A LES 1: NAAR SCHOOL 1 Ziek 1 b 2 3 b 4 a a B maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag C Dit is een vraag Hoe gaat het? Het gaat wel. En met jou? Waarom kom je niet?

Nadere informatie

Gemeenschappelijke actieve woordenlijst Frans basisonderwijs

Gemeenschappelijke actieve woordenlijst Frans basisonderwijs Gemeenschappelijke actieve woordenlijst Frans basisonderwijs Inhoudstafel Inleiding Actieve woordenlijst 1. Persoonlijke gegevens zich voorstellen iemand voorstellen 2. Dagelijks leven 3. Relatie tot anderen

Nadere informatie