Postbus KA Eindhoven T: I:

Transcriptie

1 Postbus KA Eindhoven T: I: Ontwerpbeschikking van Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende op de op 16 december 2015 bij hen ingekomen aanvraag van Raassens V.O.F. te Leende, om vergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), voor de inrichting gelegen aan Renheide 5 te Leende.

2 OMGEVINGSVERGUNNING VERLENEN Onderwerp Op 16 december 2015 ontvingen wij een aanvraag voor een omgevingsvergunning van de heer J. Raassens namens Raassens V.O.F., Renheide 5 in Leende voor een interne wijziging van het bedrijf aan de Renheide 5 in Leende. De aanvraag is geregistreerd onder OLO nummer en ons registratienummer HZ_WABO De ingediende aanvraag heeft betrekking op het milieuneutraal veranderen van het bedrijf. Uit de gegevens bij de aanvraag volgt dat de gevraagde veranderingen niet milieuneutraal zijn. Door het plaatsen van een droogtunnel bij de pluimveestallen neemt de geuremissie uit het bedrijf toe. Ook de geurbelasting op de in de omgeving van het bedrijf liggende geurgevoelige objecten neemt toe. De gevraagde veranderingen leiden tot grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan door de geldende vergunning zijn toegestaan. De aanvraag is daarom aangemerkt als een aanvraag voor het veranderen van een inrichting. Besluit Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende besluiten, gelet op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer, de Wet ammoniak en veehouderij, de Wet geurhinder en veehouderij en de Algemene wet bestuursrecht, en gezien de overwegingen in deze vergunning: 1. aan J. Raassens de gevraagde omgevingsvergunning voor het veranderen en in werking hebben van een agrarisch bedrijf met pluimvee, aan Renheide 5 in Leende, te verlenen voor onbepaalde tijd; 2. dat de volgende bij de aanvraag ingediende stukken deel uitmaken van de vergunning: - aanvraagformulier d.d. 16 december 2015; - onderbouwing milieu neutrale verandering Renheide 5 Leende d.d. 24 mei 2016, ingekomen op 18 juli 2016, met aangehecht: o uitleg parameters; o berekening geurverspreiding vergunde situatie met V-Stacks vergunning d.d. 24 mei 2016; o berekening geurverspreiding beoogde situatie met V-Stacks vergunning d.d. 15 juli 2016; o berekening leefoppervlak stal 2; o berekening fijn stofverspreiding beoogde situatie met ISL3a d.d. 18 juli 2016; o vragenlijst energieverbruik veehouderijen; - tekening van de inrichting (plattegrond, doorsneden, details en situatie) d.d. 19 mei 1998, laatst gewijzigd d.d. 18 juli 2016; - tekening droogtunnel d.d. 11 oktober 2012; - stalbeschrijving BWL V1 d.d. juni 2010; - stalbeschrijving BWL V2 d.d. oktober 2011; 3. aan de vergunning de voorschriften te verbinden die zijn opgenomen in de bijlage; 4. de voorschriften uit de hoofdstukken 5 en 12 bij de omgevingsvergunning van 23 maart 1999 en de voorschriften uit de hoofdstukken 2, 5, 6, 7 en 8 bij de omgevingsvergunning d.d. 27 juli 2009 in te trekken en de voorschriften en uit de bijlage aan de omgevingsvergunning te verbinden voor de gehele inrichting. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 2 van 32 Registratienummer: Z / D

3 Eindhoven, Burgemeester en wethouders van Heeze-Leende namens deze, A.M.J. Leermakers- v. Heijst Afdelingsmanager, Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant NB Burgemeester en wethouders wijzen er op dat de voorschriften van de al geldende omgevingsvergunning voor het veranderen en in werking hebben van de inrichting van kracht blijven voor de veranderde inrichting voor zover bij de onderhavige vergunning niet anders is bepaald. De geldende omgevingsvergunning bestaat uit de volgende besluiten: - 23 maart 1999 revisievergunning Wet milieubeheer (nu: omgevingsvergunning milieu); - 14 januari 2005 veranderingsvergunning Wet milieubeheer (nu: omgevingsvergunning milieu); - 27 juli 2009 veranderingsvergunning Wet milieubeheer (nu: omgevingsvergunning milieu). Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 3 van 32 Registratienummer: Z / D

4 Inhoudsopgave Voorschriften...5 Milieu Energie Houden van dieren...6 Procedurele overwegingen...7 Samenhang met overige wet- en regelgeving...10 Inhoudelijke overwegingen...12 Milieu Inleiding Beoordeling van de aanvraag Agrarische activiteiten Verruimde reikwijdte Luchtkwaliteit Overige aspecten Conclusie...24 Bijlage: Begrippen...25 Bijlage: Beoordeling emissiearme systemen...26 Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 4 van 32 Registratienummer: Z / D

5 Voorschriften Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 5 van 32 Registratienummer: Z / D

6 Milieu 1. ENERGIE 1.1. Energiebesparing Vergunninghouder mag een energiebesparingsmaatregel, zoals is opgenomen in de vragenlijst energieverbruik veehouderij (onderdeel van het document onderbouwing milieu neutrale verandering Renheide 5 Leende d.d. 24 mei 2016, ingekomen op 18 juli 2016), vervangen door een gelijkwaardig alternatief, op voorwaarde dat de gelijkwaardigheid vooraf aan het bevoegde gezag wordt gemotiveerd. Onder gelijkwaardig wordt verstaan dat de alternatieve maatregel minstens evenveel bijdraagt aan de verbetering van de energieefficiency en geen stijging geeft van de milieubelasting groter dan die van de vervangen maatregel. 2. HOUDEN VAN DIEREN 2.1. Algemeen In de inrichting mogen ten hoogste de volgende aantallen dieren op het aangegeven huisvestingssysteem aanwezig zijn: Stal Diercategorie / huisvestingssysteem Aantal dieren 2 legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, volièrehuisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband, mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages, BWL V1 5 legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, volièrehuisvesting, 45 55% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met beluchting, mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages, beluchtingscapaciteit minimaal 0,2 m³ per uur, BWL voor de stallen 2 en 5 voor legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen: additionele techniek voor mestbewerking en mestopslag: droogtunnel met geperforeerde metalen platen, BWL V2 Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 6 van 32 Registratienummer: Z / D

7 PROCEDURELE OVERWEGINGEN OMGEVINGSVERGUNNING OP AANVRAAG PROJECTOMSCHRIJVING MILIEU Voor het onderdeel milieu betreft deze aanvraag een vergunning voor milieuneutraal veranderen van een agrarisch bedrijf met pluimvee. De gevraagde veranderingen leiden echter tot grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan door de geldende vergunning zijn toegestaan. Daarom is de aanvraag van rechtswege aangemerkt als een aanvraag voor het veranderen en het in werking hebben, volgens artikel 2.1 eerste lid onder e, onder 2 en 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van een agrarisch bedrijf met pluimvee. De aanvraag heeft op basis van artikel 2.1 van het Besluit omgevingsrecht, in samenhang met de onderdelen B en C van bijlage 1 bij het Besluit omgevingsrecht, betrekking op een vergunningplichtige inrichting. Binnen de inrichting worden meer dan stuks pluimvee gehouden (artikel 2.1 lid 2). Vergunning wordt gevraagd in verband met het wijzigen van het bedrijf. Ten opzichte van de geldende vergunning worden de volgende veranderingen aangevraagd: - het plaatsen van een droogtunnel voor het drogen van de mest van de mestbanden uit de stallen 2 en 5; - het plaatsen van extra ventilatoren in de stallen 2 en 5 ten behoeve van de droogtunnel; - het verlagen van het aantal te houden dieren in stal 2 naar legkippen; - het wijzigen van de stellingen in stal 2; - het open maken van loods 3 aan beide zijkanten; - in loods 3 wordt een container geplaatst voor de opvang van de droge mest uit de droogtunnel; - de containerplaats bij stal 5 wordt vervangen door een mesttransportband richting de droogtunnel. OMSCHRIJVING VAN DE AANVRAAG De aanvraag bevat voor de volgende stukken: - aanvraagformulier d.d. 16 december 2015; - onderbouwing milieu neutrale verandering Renheide 5 Leende d.d. 24 mei 2016, ingekomen op 1 juni 2016, laatst gewijzigd d.d. 24 mei 2016, ingekomen op 18 juli 2016, met aangehecht: o uitleg parameters; o berekening geurverspreiding vergunde situatie met V-Stacks vergunning d.d. 24 mei 2016; o berekening geurverspreiding beoogde situatie met V-Stacks vergunning d.d. 15 juli 2016; o berekening leefoppervlak stal 2; o berekening fijn stofverspreiding beoogde situatie met ISL3a d.d. 18 juli 2016; o vragenlijst energieverbruik veehouderijen; - tekening van de inrichting (plattegrond, doorsneden, details en situatie) d.d. 19 mei 1998, laatst gewijzigd d.d. 18 juli 2016; - tekening droogtunnel d.d. 11 oktober 2012; - berekening ammoniak-, geur- en fijn stofemissie d.d. 9 december 2015; - stalbeschrijving BWL V1 d.d. juni 2010; - stalbeschrijving BWL V2 d.d. oktober 2011; - bevestiging ingediende melding in het kader van de PAS met stikstofdepositieberekening met Aerius Calculator, kenmerk 2AFBhmEwg5YC, d.d. 15 december 2015; - bevestiging ingediende melding in het kader van de PAS met stikstofdepositieberekening met Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 7 van 32 Registratienummer: Z / D

8 Aerius Calculator, kenmerk ogbt2dhqjw6 (, d.d. 18 juli 2016; - beschikking Natuurbeschermingswetvergunning, kenmerk C / , d.d. 29 december 2014; - opdracht bon advies en aanvraag Natuurbeschermingswet d.d. 27 mei BEVOEGD GEZAG Gelet op hiervoor opgenomen projectbeschrijving, evenals op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht en de daarbij horende bijlage, zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle relevante aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. ONTVANKELIJKHEID In de Regeling omgevingsrecht is vastgesteld welke gegevens en bescheiden bij een aanvraag om een omgevingsvergunning moeten worden ingediend om tot een ontvankelijke aanvraag te komen. Wij hebben de aanvraag aan de hand van de Regeling omgevingsrecht getoetst op ontvankelijkheid. Daarbij is gebleken dat een aantal gegevens ontbrak. De aanvrager is hierop in de gelegenheid gesteld om aanvullende gegevens te leveren. Deze gegevens zijn op 1 juni 2016 en 18 juli 2016 ontvangen. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag samen met de latere aanvulling daarop, voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. PROCEDURE De procedure is uitgevoerd volgens het bepaalde in paragraaf 3.3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. VERKLARING VAN GEEN BEDENKINGEN Verklaring van geen bedenkingen, Natuurbeschermingswet In de Natuurbeschermingswet (Nbw) is opgenomen dat deze wet aanhaakt bij de Wabo wanneer een activiteit plaatsvindt in of om een Natura 2000-gebied en/of beschermde natuurmonument en deze activiteit de kwaliteit van de habitats en de habitats van soorten verslechtert. Wanneer het aanhaken van toepassing is, moet het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning de aanvraag doorsturen naar het bevoegd gezag voor de Natuurbeschermingswet (Gedeputeerde Staten van de provincie) met het verzoek om een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) af te geven. De aanvrager van de omgevingsvergunning is zelf verantwoordelijk om vooraf na te gaan of een activiteit invloed heeft op Natura 2000-gebieden en/of beschermde natuurmonumenten. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 8 van 32 Registratienummer: Z / D

9 Het vragen van een vvgb is niet nodig (aanhaken is niet van toepassing) wanneer al toestemming op basis van de Nbw is verkregen (Nbw-vergunning is verleend) of gevraagd op het tijdstip waarop de aanvraag voor een omgevingsvergunning is aangevraagd. Verder is het aanhaken niet van toepassing wanneer voor het voorgenomen project geen Nbw-vergunning nodig is. Voor de uitstoot van 4.088,85 kg ammoniak per jaar met de daarbij in de bijlage bij het besluit berekende stikstofdepositie op de aangegeven Natura 2000-gebieden is op 29 december 2014 een Nbw-vergunning verleend. Voor de veranderingen in het voorgenomen project is geen Nbw-vergunning nodig. Bij de aanvraag zijn bevestigingen van ingediende meldingen in het kader van de Programmatische aanpak stikstof (PAS) gevoegd. In deze bevestigingen zijn stikstofdepositieberekening met Aerius Calculator opgenomen. Uit deze bevestigingen volgt dat voor het voorgenomen project volstaan kan worden met een melding voor de Nbw. De Nbw haakt in dit geval niet aan bij de Wabo. Het vragen van een verklaring van geen bedenkingen is daarom niet van toepassing. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 9 van 32 Registratienummer: Z / D

10 SAMENHANG MET OVERIGE WET- EN REGELGEVING ACTIVITEITENBESLUIT MILIEUBEHEER De inrichting is op basis van artikel 1.2 van het Activiteitenbesluit milieubeheer een inrichting type C. Dit betekent dat bepaalde voorschriften uit dit besluit en de bijbehorende ministeriële regeling rechtstreeks van toepassing zijn. In de vergunning zijn alleen voorschriften voor aspecten en activiteiten opgenomen die niet zijn geregeld in het Activiteitenbesluit en de bijbehorende ministeriële regeling. Binnen de inrichting vinden de volgende activiteiten plaats die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit: - lozen van hemelwater dat niet afkomstig is van een bodem beschermende voorziening; - het in werking hebben van een stookinstallatie; - opslag van mengvoer in silo s; - opslag van vaste mest; - opslag van dieselolie in een bovengrondse tank; - het houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven; - toepassing van emissiearme (huisvestings)systemen, waaronder een luchtwassysteem. Voor de aangevraagde activiteiten houdt dit in dat - voor zover deze betrekking hebben op de genoemde (deel)activiteiten - moet worden voldaan aan de volgende artikelen uit het Activiteitenbesluit en de bijbehorende ministeriële regeling: - paragraaf Lozen van hemelwater dat niet afkomstig is van een bodem beschermende voorziening; - paragraaf Het in werking hebben van een stookinstallatie, niet zijnde een grote stookinstallatie; - paragraaf Opslaan en overslaan van goederen; - paragraaf Opslaan van agrarische bedrijfsstoffen; - paragraaf Opslaan van gasolie, smeerolie of afgewerkte olie in een bovengrondse opslagtank; - paragraaf Houden van landbouwhuisdieren in dierenverblijven, met uitzondering van de artikelen tot en met 3.121; - hoofdstuk 1, afdelingen 2.1, 2.2 en 2.10 van hoofdstuk 2 en hoofdstuk 6 (overgangsbepalingen), voor zover dit betrekking heeft op de activiteiten of deelactiviteiten van de inrichting, zoals voornoemd opgenomen en afdelingen 2.3 en 2.4 met betrekking tot de gehele inrichting. De aanvraag voor een omgevingsvergunning is voor deze activiteiten aangemerkt als de melding op grond van het Activiteitenbesluit. Bij de inhoudelijke overwegingen, onderdeel milieu, is nader ingegaan op de concrete inhoud van de paragrafen uit het Activiteitenbesluit die van toepassing zijn. Door de rechtstreekse werking van het Activiteitenbesluit kunnen uitsluitend aanvullende maatwerkvoorschriften worden vastgesteld ten aanzien van deze activiteiten. Er worden in dit geval geen aanvullende maatwerkvoorschriften vastgesteld voor genoemde activiteiten. De voorschriften uit het Activiteitenbesluit voldoen voor deze situatie. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 10 van 32 Registratienummer: Z / D

11 COÖRDINATIE MET DE WATERWET Voor de gevraagde veranderingen is geen vergunning op basis van de Waterwet nodig. BESLUIT MILIEUEFFECTRAPPORTAGE De activiteit waarvoor vergunning wordt aangevraagd heeft betrekking op de realisatie (oprichten, uitbreiden of wijzigen) van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren met dierplaatsen voor leghennen. Dit leidt niet tot een overschrijding van de drempelwaarden van onderdeel D van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Ondanks dat moet toch worden beoordeeld of de activiteit mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. In onderhavige situatie is geen sprake van een toename van het aantal te houden dieren. Daarnaast is geen sprake van een toename van de ammoniak-, geur-, en fijn stofemissie vanuit de dierenverblijven. De aanvraag heeft betrekking op wijzigen van een dierenverblijf (stal 2 voor legkippen) waarbij een emissiearm huisvestingssysteem wordt toegepast. Daarnaast gaat het om het plaatsen van een droogtunnel bij de stallen. Vanuit deze droogtunnel treedt extra geuremissie op waardoor de geuremissie vanuit de inrichting toeneemt. De ammoniak- en fijn stofemissie vanuit de inrichting nemen niet toe. Aan de geldende wet- en regelgeving wordt voldaan (zie de overwegingen verderop in deze beoordeling). Door het toepassen van vergaande technieken wordt bewerkstelligd dat de inrichting in zijn geheel voldoet aan BBT. De plaatsing van de droogtunnel vindt plaats binnen het huidige bouwblok. Er zijn geen planologisch aspecten die de gevraagde verandering in de weg staan. Voor de gevraagde activiteit is bij de provincie Noord-Brabant een melding in het kader van de Natuurbeschermingswetvergunning ingediend (een melding in het kader van de PAS). Indien niet aan de Natuurbeschermingswet, of aan de Verordening stikstof en Natura 2000, wordt voldaan, kan de uitbreiding geen doorgang vinden. In de directe omgeving zijn, gelet op de uitbreiding binnen de inrichting en de daarmee samenhangende emissies, geen belangrijke nadelige gevolgen te verwachten. De activiteit heeft geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Bij deze beoordeling is rekening gehouden met de in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieu-effectbeoordeling aangegeven criteria die betrekking hebben op: 1. de kenmerken van de activiteit én de samenhang met de andere activiteiten ter plaatse; 2. de plaats waar de activiteit plaatsvindt; 3. de kenmerken van de belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu die de activiteit kan hebben. Dit betekent dat geen milieueffectrapport hoeft te worden opgesteld. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 11 van 32 Registratienummer: Z / D

12 INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 12 van 32 Registratienummer: Z / D

13 Milieu 1. Inleiding De aanvraag heeft betrekking op het veranderen van een inrichting of mijnbouwwerk als bedoeld in artikel 2.1, lid 1 aanhef en onder e Wabo. De aanvraag is beoordeeld aan de hand van het toetsingskader zoals neergelegd in artikel 2.14 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij. Getoetst is aan de eis om de voor de inrichting in aanmerking komende Beste Beschikbare Technieken (BBT) toe te passen (artikel 2.14 lid 6 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in samenhang met artikel 5.4 van het Besluit omgevingsrecht). Hierbij is rekening gehouden met de in bijlage 1 van de Regeling omgevingsrecht aangewezen BBT-documenten. In de onderstaande hoofdstukken lichten wij dit nader toe, waarbij wij ons beperken tot die onderdelen van het toetsingskader die ook daadwerkelijk op onze beslissing van invloed (kunnen) zijn. 2. Beoordeling van de aanvraag De in de vergunning aangevraagde wijzigingen hebben geen gevolgen voor de aspecten waterbesparing, afvalpreventie, verkeer en vervoer, geluid, bedrijfsafvalwater en veiligheid. Deze aspecten zijn voldoende ondervangen door de geldende vergunning. Door het plaatsen van een droogtunnel achter de stallen verandert de samenstelling van de mest die van de inrichting wordt afgevoerd. De mest wordt droger waardoor het gewicht afneemt. Deze verandering heeft nauwelijks invloed op het volume van de mest. Daarnaast worden in de aangevraagde situatie minder dieren gehouden. Hierdoor wordt minder mest geproduceerd in de inrichting. Het aantal verkeersbewegingen van en naar de inrichting wijzigt hierdoor niet. Deze veranderingen hebben geen negatief effect op de geluidseffecten vanuit de inrichting naar de omgeving. Deze aspecten zijn voldoende ondervangen door de geldende vergunning. In deze veranderingsvergunning worden daarom voor deze aspecten geen voorschriften gesteld, maar wordt verwezen naar de voorschriften bij de: - revisievergunning Wet milieubeheer (nu: omgevingsvergunning milieu) van 23 maart 1999; - veranderingsvergunning Wet milieubeheer (nu: omgevingsvergunning milieu) van 14 januari 2005; - veranderingsvergunning Wet milieubeheer (nu: omgevingsvergunning milieu) van 27 juli Voor het aspect bodem is geen nieuwe toetsing nodig. Afdeling 2.4 van het Activiteitenbesluit is rechtstreeks van toepassing op de gehele inrichting omdat de inrichting een IPPC-installatie is. De betreffende artikelen hebben een rechtstreekse werking. De bodemvoorschriften (hoofdstuk 2 van de voorschriften) bij de vergunning van 27 juli 2009 zijn van rechtswege vervallen. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 13 van 32 Registratienummer: Z / D

14 Ook andere voorschriften uit de vergunning van 27 juli 2009 vervallen omdat hiervoor voorwaarden zijn opgenomen in het Activiteitenbesluit. Voor de volledigheid een overzicht van deze voorschriften: - de voorschriften tot en met uit het hoofdstuk 5 het houden van dieren; - hoofdstuk 6 stalsysteem BWL ; - hoofdstuk 7 stalsysteem BWL ; - hoofdstuk 8 opslag in bovengrondse tanks onder atmosferische druk. Ook voorschrift uit hoofdstuk 5 (het houden van dieren) vervalt. Dit voorschrift wordt wel vervangen door een nieuw voorschrift. Dit houdt verband met de veranderingen waarvoor nu een omgevingsvergunning wordt verleend. De voorschriften bij de vergunning van 14 januari 2005 zijn volledig vervangen door de voorschriften bij de vergunning van 27 juli Hiervoor is uitgelegd dat een deel van deze voorschriften bij de vergunning van 27 juli 2009 is vervallen. Van de vergunning van 23 maart 1999 zijn door het verlenen van de vergunningen op 14 januari 2005 en 27 juli 2009 nog maar een deel van de voorschriften geldig. Van deze voorschriften vervallen de volgende voorschriften omdat hiervoor inmiddels de algemene regels uit het Activiteitenbesluit van toepassing zijn: - hoofdstuk 5 opslag veevoeder; - hoofdstuk 12 stookinstallaties. 3. Agrarische activiteiten Dieraantallen en (huisvestings)systemen vergund Voor de inrichting is op 23 maart 1999 een omgevingsvergunning verleend voor het veranderen en in werking hebben van de gehele richting. In dit besluit is vastgelegd dat deze vergunning betrekking heeft op de gehele inrichting en dat deze bij het in werking treden de eerder verleende omgevingsvergunningen voor het onderdeel milieu vervangt. Verder zijn op 14 januari 2005 en 27 juli 2009 omgevingsvergunningen verleend voor het veranderen van de inrichting. De vergunning van 14 januari 2005 had betrekking op het maken van een overdekte uitloop langs stal 2, het wijzigen van de inrichting van deze stal (aanbrengen volièresysteem) en het verhogen van het aantal te houden legkippen in deze stal. In de veranderingsvergunning van 27 juli 2009 is bouwen van een nieuwe stal (stal 5) voor het houden van legkippen en het wijzigen van een bestaande stal (stal 1) in een opslagruimte opgenomen. In tabel 1 zijn het aantal dieren, de ammoniakemissie (kg NH 3 per jaar), de geuremissie (OU E /s) en de fijn stofemissie (gram PM10 per jaar) weergegeven op basis van de geldende vergunning. Het maximale aantal te houden dieren is gelijk aan het aantal dierplaatsen. In de tabel vergunde situatie in het document berekening ammoniak-, geur- en fijn stofemissie d.d. 9 december 2015 zijn de BWLnummers van de vergunde emissiearme huisvestingsystemen niet correct weergegeven. Daarom is niet volstaan met een verwijzing naar deze tabel bij de aanvraag. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 14 van 32 Registratienummer: Z / D

15 Tabel 1: geldende vergunning. S t a l Ravcode Diercategorie / huisvestingssysteem 2 E legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, volièrehuisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband, mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages, BWL E Aantal dieren Ammoniakemissie Geuremissie Fijn stofemissie Fijn Ammoniak- Geur- stofeemissiefactor Totaal emissie- Totaal missie- Totaal fijn ammoniak factor geur factor stof , ,9 0, , legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, volièrehuisvesting, 45 55% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met beluchting, mestbanden , ,0 0, , minimaal tweemaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages, beluchtingscapaciteit minimaal 0,2 m 3 per uur, BWL Totaal 4.088, , De vergunde emissiearme systemen zijn niet meer onder de nummers BWL en BWL opgenomen in bijlage 1 van de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Toen op 14 januari 2005 (stal 2, BWL ) en 27 juli 2009 (stal 5, BWL ) de vergunning voor dit (stal)systeem werd verleend, was wel sprake van geldige nummers voor deze stalsystemen. De systeembeschrijvingen van deze systemen zijn door nieuwe inzichten geactualiseerd en vervangen door de systeembeschrijvingen met de nummers BWL V1 en BWL V3. Voor wat betreft de emissiefactoren van dit systeem is aangesloten bij de emissiefactoren die voor deze systemen met de nieuwe nummers zijn vastgesteld. Dieraantallen en (huisvestings)systemen aanvraag Het aantal dieren waarvoor vergunning wordt gevraagd, de ammoniakemissie (kg NH 3 per jaar), de geuremissie (OU E /s) en de fijn stofemissie (gram PM10 per jaar) zijn in tabel 2 weergegeven. Het maximale aantal te houden dieren is gelijk aan het aantal dierplaatsen. In de tabel beoogde situatie in het document berekening ammoniak-, geur- en fijn stofemissie d.d. 9 december 2015 is het BWL-nummer van het systeem in stal 5 niet correct weergegeven. Met betrekking tot deze stal is geen verandering aangevraagd waardoor het nummer BWL blijft. Verder is bij de berekening van de geurverspreiding rekening gehouden met een geuremissie vanuit de droogtunnel die niet in de tabel met de geuremissie van de beoogde situatie is opgenomen. In tabel 2 zijn deze punten aangepast. De geuremissie voor de droogtunnel is overgenomen uit rapport 280 Fijnstofemissie uit stallen: leghennen in stallen met een droogtunnel van Wageningen UR Livestoch Research (publicatiedatum maart 2011; herziene versie mei 2013). In dit rapport is een toename van de geuremissie door de droogtunnel van bijna 37% gemeten in de lucht die vanuit de stal de droogtunnel ingaat. Deze toename is in de aanvraag omgezet in een geuremissiefactor van 0,125 OU E /s. Ten opzichte van de geuremissiefactor van het huisvestingssysteem (0,34 OU E /s) is dit een toename van 36,8%. Daarbij is gemakshalve uitgegaan van alle lucht uit de stal gaat ook door de droogtunnel. In de praktijk zal dit Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 15 van 32 Registratienummer: Z / D

16 niet het geval zijn en zal in een deel van de tijd ook de lucht buiten de droogtunnel om via de nok- en gevelventilatoren de stal verlaten. Dit betekent dat de geuremissie uit de droogtunnel in de aanvraag is overschat. Tabel 2: aangevraagde vergunning. 5 E legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, volièrehuisvesting, 45 55% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met beluchting, mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages, beluchtingscapaciteit minimaal 0,2 m³ per uur, BWL Aantal dieren S t a l Ravcode Diercategorie / huisvestingssysteem 2 E legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, volièrehuisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband, mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages, BWL V1 Ammoniakemissie Geuremissie Fijn stofemissie Ammo- Fijn niak- Geur- stofeemissiefactor Totaal emissie- Totaal missie- Totaal fijn ammoniak factor geur factor stof , ,8 0, , , ,0 0, , E legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen; additionele techniek voor mestbewerking en mestopslag: droogtunnel met , ,0 0, , geperforeerde metalen platen, BWL V2 Totaal 4.088, , Toepassing emissiearme (huisvestings)systemen Ter vermindering van de emissie worden in de stallen emissiearme (huisvestings)systemen toegepast. De uitvoering van het huisvestingssysteem in stal 2 en de additionele techniek (droogtunnel) is beoordeeld aan de hand van beoordelingstabellen. De uitvoeringseisen in deze beoordelingstabellen zijn overgenomen van de systeembeschrijving. In artikel van het Activiteitenbesluit milieubeheer is opgenomen dat aan deze eisen moet worden voldaan. Doordat dit artikel een rechtstreekse werking heeft worden geen voorschriften in de vergunning opgenomen. De beoordelingstabellen zijn als bijlage aan dit beoordelingsverslag toegevoegd. Het emissiearme huisvestingssysteem in stal 5 wijzigt niet en is daarom niet opnieuw beoordeeld. Met betrekking tot de uitvoering en het gebruik van de ruimte in deze stal voor het houden van dieren zijn geen wijzigingen aangevraagd. De routing en behandeling van de mest die van de mestbanden onder de roosters in deze stal wordt afgedraaid wijzigt. Verder worden extra ventilatoren in de zijgevel geplaatst ten behoeve van het drogen van deze mest in de droogtunnel. IPPC-installatie De Europese richtlijn industriële emissies (RIE) geeft milieueisen voor de installaties die genoemd staan in de bij de richtlijn behorende bijlage I. Wanneer een installatie daar genoemd is, spreken we van een IPPC-installatie. Voor veehouderijen vallen de volgende installaties onder de werking van de RIE: Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 16 van 32 Registratienummer: Z / D

17 - meer dan plaatsen voor pluimvee, - meer dan plaatsen voor vleesvarkens (van meer dan 30 kg) of - meer dan 750 plaatsen voor zeugen. De activiteit waarvoor vergunning wordt aangevraagd, heeft betrekking op de realisatie van een bedrijf met dierplaatsen voor pluimvee. Hiermee wordt de ondergrenswaarde van plaatsen voor pluimvee overschreden waardoor de installatie moet worden aangemerkt als een IPPC-installatie. Het toetsingskader wordt gevormd door de betreffende artikelen van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht waarin de RIE is geïmplementeerd. Dit toetsingskader houdt in dat alle dierenverblijven moeten voldoen aan de eis van het toepassen van de Beste Beschikbare Technieken (BBT). Rekening houdend met de technische kenmerken en de geografische ligging van de inrichting en de plaatselijke milieuomstandigheden kan het nodig zijn om strengere emissiegrenswaarde dan de maximale emissiewaarde volgens het Besluit emissiearme huisvesting landbouwhuisdieren (= het niveau van BBT-technieken) op te nemen in de omgevingsvergunning. De aanvraag heeft geen betrekking op de uitbreiding van het aantal te houden dieren. De toegepaste technieken voldoen aan de eis van het toepassen van de Beste Beschikbare Technieken (BBT). De technische kenmerken en de geografische ligging van de inrichting of de plaatselijke milieuomstandigheden vormen geen reden een strengere emissiegrenswaarde vast te stellen voor deze IPPC-installatie. Beste Beschikbare Technieken Toetsingskader Voor zover het de toepassing van de Beste Beschikbare Technieken in de dierenverblijven betreft, is de aanvraag getoetst aan het Besluit emissiearme huisvesting landbouwhuisdieren (Besluit emissiearme huisvesting), de Wet ammoniak en veehouderij, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (artikel 2.22, derde lid) en het Besluit omgevingsrecht (artikelen 5.3 en 5.4). Toetsing Voor diercategorieën waarvoor het redelijk is om emissie-eisen te stellen zijn maximale emissiewaarden opgenomen in het Besluit emissiearme huisvesting. Het besluit geeft een goed beeld van de 'stand der techniek'. In het Besluit emissiearme huisvesting zijn maximale emissiewaarden voor ammoniak en zwevende deeltjes (PM 10 ) opgenomen. Het principe van het besluit is dat alleen huisvestingssystemen met een emissiefactor die lager is dan of gelijk is aan de maximale emissiewaarde zijn toegestaan. De diercategorie en het tijdstip waarop het dierenverblijf is opgericht bepalen of en welke maximale emissiewaarde van toepassing is. Wanneer een huisvestingsysteem voldoet aan de in het Besluit emissiearme huisvesting gestelde eisen kan ervan worden uitgegaan dat dit huisvestingsysteem een voor de inrichting in aanmerking komende beste beschikbare techniek is. Wanneer op basis van dit besluit geen maximale emissiewaarde van toepassing is moet elk huisvestingssysteem worden aangemerkt als de beste beschikbare techniek. Toetsing ammoniak In tabel 3 is per diercategorie per stal de maximale emissiewaarde naast de emissiefactor van het aangevraagde huisvestingssysteem gezet. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 17 van 32 Registratienummer: Z / D

18 Tabel 3: huisvestingssystemen aangevraagde situatie. Emissiefactor op basis van bijlage 1 van de Rav en maximale emissiewaarde op basis van bijlage 1 van het Besluit emissiearme huisvesting. Stal Diercategorie/huisvestingssysteem 2 legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, volièrehuisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband, mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages, BWL V1 5 legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, volièrehuisvesting, 45 55% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met beluchting, mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages, beluchtingscapaciteit minimaal 0,2 m³ per uur, BWL legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen; additionele techniek voor mestbewerking en mestopslag: droogtunnel met geperforeerde metalen platen, BWL V2 Aantal dieren Emissiefactor (kg ammoniak per dierplaats per jaar) Maximale emissiewaarde (in kg ammoniak per dierplaats per jaar Kolom maximale emissiewaarde ,090 0,125 A ,055 0,125 A ,002 niet vastgesteld niet van toepassing In de stallen 2 en 5 overschrijdt de emissiefactor van het huisvestingssysteem de maximale emissiewaarde niet. De uitvoering van deze stallen voldoet aan de eis van het toepassen van de BBT. Toetsing zwevende deeltjes (PM 10 ) In tabel 4 is per diercategorie per stal de maximale emissiewaarde naast de emissiefactor van het aangevraagde huisvestingssysteem gezet. Tabel 4: huisvestingssystemen aangevraagde situatie. Emissiefactor op basis van de lijst met emissiefactoren fijn stof voor de veehouderij en maximale emissiewaarde op basis van bijlage 2 van het Besluit emissiearme huisvesting. Stal Diercategorie/huisvestingssysteem Aantal dieren Emissiefactor (gram PM10 per dier per jaar) Maximale emissiewaarde (in gram PM10 per dier per jaar 2 legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, ,250 46,000 volièrehuisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband, mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages, BWL V1, in combinatie met additionele techniek voor mestbewerking en mestopslag: droogtunnel met geperforeerde metalen platen, BWL V2 5 legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen, volièrehuisvesting, 45 55% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met beluchting, mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien, roosters minimaal in twee etages, beluchtingscapaciteit minimaal 0,2 m³ per uur, BWL , in combinatie met additionele techniek voor mestbewerking en mestopslag: droogtunnel met geperforeerde metalen platen, BWL V ,250 46,000 In de stallen 2 en 5 overschrijdt de emissiefactor van het huisvestingssysteem de maximale emissiewaarde niet. Deze maximale emissiewaarde geldt niet voor dierenverblijven die voor 1 juli 2015 zijn opgericht. Stallen 2 en 5 zijn voor 1 juli 2015 opgericht. De uitvoering van deze stallen voldoet aan de eis van het toepassen van de BBT. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 18 van 32 Registratienummer: Z / D

19 Conclusie BBT De dierenverblijven voldoen aan de eisen van het Besluit emissiearme huisvesting. Er is geen reden de gevraagde vergunning te weigeren. Geurhinder uit dierenverblijven Toetsingskader De aanvraag is getoetst aan de Wet geurhinder en veehouderij (geurwet), de Regeling geurhinder en veehouderij (geurregeling) en de gemeentelijke Verordening geurhinder en veehouderij 2011 (verordening). Toetsing geurhinder De geurhinder, die afkomstig is van de inrichting, is getoetst aan de normen voor de geurbelasting uit de verordening en de afstandseisen uit de geurwet. Wanneer in de gevraagde situatie aan de normen voor de geurbelasting en/of afstandseisen wordt voldaan, dan vormt geurhinder uit dierenverblijven geen weigeringsgrond voor de aanvraag Bij diercategorieën waarvoor geuremissiefactoren zijn vastgesteld in de geurregeling, moet met behulp van het verspreidingsmodel 'V-Stacks vergunning' de geurbelasting op het geurgevoelige object worden bepaald. In afwijking hiervan moet tot geurgevoelige objecten bij een andere veehouderij en objecten die op of na 19 maart 2000 hebben opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij een vaste afstand worden aangehouden (artikel 3 lid 2 van de geurwet). Ook moet op grond van artikel 5 van de geurwet een afstand tussen het geurgevoelige object en de gevel van het dierenverblijf worden aangehouden; deze afstand bedraagt tenminste 50 meter ten opzichte van geurgevoelige objecten in een bebouwde kom en tenminste 25 meter ten opzichte van geurgevoelige objecten buiten een bebouwde kom. De maximale geurbelasting (norm) op een geurgevoelig object is vastgelegd in artikel 3 lid 1 van de geurwet en voor bepaalde aangewezen gebieden in artikel 3 van de verordening. Een berekening van de geurbelasting met het verspreidingsmodel 'V-Stacks vergunning' voor de aangevraagde situatie is bij de aanvraag gevoegd. Het is een berekening van 15 juli 2016, deze maakt onderdeel uit van het document onderbouwing milieu neutrale verandering Renheide 5 Leende d.d. 24 mei 2016 (ingekomen op 18 juli 2016). Uit de berekening met V-stacks vergunning blijkt dat wordt voldaan aan de normen voor geurbelasting. Verder wordt aan de in artikel 3 lid 2 en/of artikel 5 van de geurwet genoemde minimum afstanden voldaan. Conclusie geurhinder dierenverblijven De afstanden tot en de geurbelasting op geurgevoelige objecten vormen geen reden de gevraagde vergunning te weigeren. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 19 van 32 Registratienummer: Z / D

20 Ammoniakemissie uit dierenverblijven Toetsingskader Voor zover het de ammoniakemissie uit dierenverblijven betreft, is de aanvraag getoetst aan de Wet ammoniak en veehouderij (Wav) en de Regeling ammoniak en veehouderij (Rav). Toetsing De dierenverblijven van onderhavige inrichting liggen niet binnen een zone van 250 meter van een zeer kwetsbaar gebied. Voor deze inrichting geldt op grond van de Wav geen beperking met betrekking tot het ammoniakplafond. Aan het gestelde in de Wav wordt voldaan. Conclusie ammoniakemissie uit dierenverblijven De ammoniakemissie vanuit de dierenverblijven vormt geen reden de gevraagde vergunning te weigeren. Gezondheid Het aspect bestrijding van besmettelijke ziekten is een aspect dat primair zijn regeling vindt in andere wetgeving. Daarnaast blijft in het kader van verlening van een vergunning krachtens de Wabo ruimte voor een aanvullende toets. Indien door het in werking zijn van de inrichting risico's voor de volksgezondheid kunnen ontstaan, moeten deze risico's als gevolg voor het milieu bij de beoordeling van de aanvraag worden betrokken. Het toetsingskader Op basis van alle tot nu toe bekende rapporten kunnen geen eenduidige conclusies worden getrokken om duidelijke uitspraken te kunnen doen over de onaanvaardbare gezondheidsrisico s van wonen in de buurt van veehouderijen. Dit wordt als zodanig ook bevestigd door alle tot nu toe gedane uitspraken door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State en rechtbanken, waaruit blijkt dat er geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten zijn om de volksgezondheid mee te nemen bij de verlening van de omgevingsvergunning milieu. Voor het opstellen van één beoordelingskader is onvoldoende wetenschappelijke kennis aanwezig. Ook kan geen relatie worden gelegd tussen de afstand tot veehouderijen en de gezondheidsrisico s voor omwonenden. De gevolgen van de aangevraagde activiteiten De inrichting wordt uitgebreid met een droogtunnel voor het drogen van de mest van de mestbanden uit de twee pluimveestallen. Verder wijzigt de inrichting van één van de pluimveestallen. Het aantal te houden legkippen wordt niet uitgebreid, dit aantal neemt zelfs iets af. Maatregelen en voorzieningen Binnen de inrichting zijn de bepalingen ingevolge de Wet dieren en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren van toepassing. Deze bepalingen waarborgen dat dierziektes binnen de inrichting worden voorkomen, dan wel worden bestreden. Het gaat daarbij onder andere om het gebruik van bedrijfskleding, het naleven van een hygiëneprotocol en het schoonmaken en ontsmetten van veetransportwagens. Door het plaatsen van een droogtunnel wordt de fijn stofemissie vanuit het bedrijf met 55% gereduceerd. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 20 van 32 Registratienummer: Z / D

21 Voorts bedraagt de afstand tot woningen die niet behoren bij een veehouderij meer dan 500 meter. Deze ruimtelijke scheiding zorgt voor een verdere beperking van risico s ten gevolge van zoönosen of endotoxinen. Beoordeling en conclusie De inrichting levert niet zodanige risico s op voor de volksgezondheid dat de vergunning om die reden moet worden geweigerd. Voor zover gezondheidsrisico s kunnen ontstaan door geur-, fijn stof- of geluidemissie wordt erop gewezen dat voor deze emissies wettelijke toetsingskaders zijn. Aan de geldende normstellingen, dan wel bepalingen uit de Wet geurhinder en veehouderij c.q. de gemeentelijke geurverordening, hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer en de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening c.q. de gemeentelijke Nota industrielawaai wordt voldaan (zie ook de overwegingen in de hoofstukken Geurhinder uit dierenverblijven, Geluid en Luchtkwaliteit ). Gezondheidsrisico s door deze aspecten worden uitgesloten geacht. Voor dierenverblijven voor pluimvee zijn maximale emissiewaarden voor zwevende deeltjes (PM 10 ) opgenomen in het Besluit emissiearme huisvesting. Aan de emissiewaarde voor leghennen wordt voldaan (zie het hoofdstuk Beste Beschikbare Technieken ). Deze maximale emissiewaarde is overigens alleen van toepassing zijn op dierenverblijven die op of na 1 juli 2015 zijn of worden opgericht. De dierenverblijven op het bedrijf zijn voor 1 juli 2015 opgericht en hebben een emissie voor zwevende deeltjes (PM 10 ) die lager ligt dan deze maximale emissiewaarde. Voor micro-organismen en het voorkomen van zoönosen zijn geen normen of grenswaarden. Alleen voor endotoxinen geeft de Gezondheidsraad een aanbeveling om de gezondheidskundige advieswaarde voor werknemers te verlagen naar 30 EU per kubieke meter lucht als advieswaarde voor de algemene bevolking. Deze aanbeveling is niet wettelijk verankerd. Als voorschrift in de omgevingsvergunning is vastgelegd dat de inrichting schoon moet zijn en in goede staat van onderhoud moet verkeren. Dit voorschrift maakt deel uit van de omgevingsvergunning van 27 juli 2009 en geldt ook voor de veranderingen waarvoor nu een vergunning wordt verleend. De (goede) werking van de huisvestingssytemen wordt geregeld via artikel 3.123, tweede en derde lid van het Activiteitenbesluit. De artikelen in hoofdstuk 3 van het Activiteitenbesluit hebben een rechtstreekse werking. Wanneer wordt voldaan aan de artikelen uit de hoofdstukken 2 en 3 van het Activiteitenbesluit, de bijbehorende ministeriele regeling en de vigerende wetgeving ten aanzien van volksgezondheid en besmettingsgevaar, zijn er geen redenen om een onderzoekverplichting op te leggen met betrekking tot volksgezondheid. 4. Verruimde reikwijdte Naast het voorkomen van gevaar, schade en hinder moeten onder andere ook de aspecten energie, water, afval en vervoer worden betrokken in de omgevingsvergunning. Deze aspecten vallen onder de term 'verruimde reikwijdte'. Energiebesparing Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag is rekening gehouden met het aspect zuinig omgaan met energie. Binnen de inrichting moeten energiebesparingsmaatregelen worden genomen, voor zover Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 21 van 32 Registratienummer: Z / D

22 deze rendabel zijn. Een rendabele maatregel is een maatregel met een terugverdientijd van ten hoogste 5 jaar. In het document onderbouwing milieu neutrale verandering Renheide 5 Leende d.d. 24 mei 2016 (ingekomen op 18 juli 2016) is ingegaan op het gewijzigde energieverbruik als gevolg van de gevraagde veranderingen. Bij dit document is een vragenlijst energieverbruik veehouderijen gevoegd waarin de maatregelen en voorzieningen voor energiebesparing zijn beschreven. Uit beoordeling van de bij de aanvraag gevoegde 'vragenlijst energieverbruik veehouderijen blijkt dat de binnen de branche gebruikelijke energiebesparende maatregelen reeds zijn, dan wel worden getroffen. Het in de vergunning voorschrijven van een energiebesparingsonderzoek is niet nodig. Op basis van deze toetsing kan worden geconcludeerd dat in de inrichting adequaat wordt omgegaan met energie (de BBT worden toegepast). Om het energieverbruik te kunnen vergelijken is in de vergunning een voorschrift opgenomen dat het energieverbruik moet worden geregistreerd. Dit voorschrift maakt deel uit van de omgevingsvergunning van 27 juli 2009 en geldt ook voor de veranderingen waarvoor nu vergunning wordt verleend. 5. Luchtkwaliteit Toetsingskader Het wettelijk kader voor de luchtkwaliteit is beschreven in de volgende documenten: - Wet luchtkwaliteit (titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, Wet milieubeheer); - Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen); - Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen); - Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007; - Regeling projectsaldering luchtkwaliteit 2007; - Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen); - Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De Wet luchtkwaliteit voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een samenwerkingsprogramma van de rijksoverheid, provincies en gemeenten in de gebieden waar de normen voor luchtkwaliteit worden overschreden (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. De Wet luchtkwaliteit bevat grenswaarden voor de luchtkwaliteit (zie bijlage 2 bij de Wet milieubeheer) die door het bevoegd gezag als toetsingscriterium in de vergunningverlening moeten worden gehanteerd. Deze grenswaarden geven een niveau aan van de kwaliteit van de buitenlucht dat niet mag worden overschreden. De Wet luchtkwaliteit is niet van toepassing op de werkplek. Dit betekent dat toetsing van de normen geschiedt buiten het terrein van de inrichting. De grenswaarden hebben betrekking op de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide, zwevende deeltjes (PM 2,5 en PM 10 ), lood, koolmonoxide en benzeen Tevens is in deze bijlage een richtwaarde voor ozon gedefinieerd en zijn richtwaarden gegeven voor het totale gehalte in de PM 10 fractie voor arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen. In beginsel dient ter beperking van de emissies BBT te zijn toegepast. Worden desondanks Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 22 van 32 Registratienummer: Z / D

23 overschrijdingen van de grenswaarden verwacht en er is sprake van een in betekenende mate bijdrage van de inrichting, dan moet worden gezocht naar aanvullende eisen of alternatieven, waardoor de bijdrage van de inrichting per saldo niet groter wordt dan voor het te nemen besluit voor de vergunningverlening. Op grond van artikel 5.16 en 5.19 Wm kunnen wij vergunning verlenen, indien: de concentratie in de buitenlucht van de in bijlage 2 van de Wm genoemde luchtverontreinigende stoffen per saldo niet toeneemt (artikel 5.16, eerste lid, onder b, van de Wm) of niet in betekenende mate toeneemt (artikel 5.16, eerste lid, onder c) 1 ten gevolge van de aangevraagde activiteiten; de concentratie in de buitenlucht van de in bijlage 2 van de Wm genoemde luchtverontreinigende stoffen (inclusief eventuele lokale bronnen in de omgeving van de inrichting) vermeerderd met de immissie ten gevolge van de activiteiten binnen de inrichting (inclusief voertuigbewegingen van en naar de inrichting) lager is dan de grenswaarden, zoals vermeld in Bijlage 2 van de Wm (art. 5.16, lid 1a). Toetsing De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor agrarische inrichtingen hebben betrekking op zwevende deeltjes (PM 2,5 en PM 10 ). De stof NO 2 komt voornamelijk vrij bij verbrandingsprocessen. Gezien de activiteiten van de inrichting kan worden gesteld dat geen of nauwelijks NO 2 wordt uitgestoten. De andere genoemde stoffen (zwaveldioxide, lood, koolmonoxide, benzeen en ozon) zijn niet relevant bij een agrarisch bedrijf. Aan de grenswaarden die voor deze stoffen zijn vastgesteld, is niet getoetst. Gezien de aard van de inrichting (veehouderij) zullen deze niet worden overschreden. Voor zwevende deeltjes zijn de volgende grenswaarden opgenomen: - 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 g/nm 3 voor PM 10, waarbij geldt dat deze maximaal 35 keer per jaar mag worden overschreden; - jaargemiddelde grenswaarde van 40 g/nm 3 voor PM 10 ; - jaargemiddelde grenswaarde van 25 g/nm 3 voor PM 2,5. Voor het berekenen van de concentratie van PM 2,5 zijn nog niet in alle gevallen emissiefactoren bekend. Tot die tijd zal voor de beoordeling van PM 2,5 worden uitgegaan van een publicatie van het Planbureau voor de leefomgeving. Op basis van een onderzoek van het RIVM ( Attainability of PM 2,5 air quality standards, situation for the Netherlands in a European context, J. Matthijsen, B.A Jimmink, F.A.A.M de Leeuw en W. Smeets, Planbureau voor de Leefomgeving, Bilthoven 2009) wordt geconcludeerd dat wanneer aan de norm voor PM 10 wordt voldaan, dit ook geldt voor de norm voor PM 2,5. De veehouderijen zijn geen belangrijke bron van fijn stof uitstoot. Het aandeel PM 2,5 binnen de uitgestoten hoeveelheid PM 10 bij volièrestallen voor pluimvee bedraagt ongeveer 6% (zie rapport: Maatregelen ter vermindering van fijnstofemissie uit de pluimveehouderij; effect van een oliefilm op het strooisel in volièrehuisvesting voor leghennen, ASG, februari 2009, rapport 195). Als de luchtkwaliteit aan de PM 10 normen voldoet, dan geldt dit ook voor de PM 2,5 normen. Daarbij ligt de achtergrondconcentratie voor PM 2,5 in Nederland ruimschoots onder de grenswaarde. In artikel 4 van het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijlagen van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM) is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de 1 Artikel 5.16, eerste lid, onder c, geldt niet voor de gebieden in Noord-Brabant en Gelderland die zijn aangewezen in de Regeling NIBM. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 23 van 32 Registratienummer: Z / D

24 grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd. Voor agrarische activiteiten, met uitzondering van o.a. akker- tuin- en glastuinbouwbedrijven, zijn geen grenzen vastgesteld. Op grond van art 2 lid 2 van het Besluit NIBM kunnen gebieden en bronnen worden aangewezen die geen gebruik kunnen maken van NIBM. Het bedrijf waarvoor vergunning wordt gevraagd ligt niet in een aangewezen gebied en is niet aangewezen als bron. Bij de aanvraag zijn de resultaten gevoegd van verspreidingsberekeningen conform het Nieuw Nationaal Model voor zwevende deeltjes. Deze berekeningen zijn gemaakt met het rekenmodel ISL3a, versie In het rapport is de bijdrage aan de immissieconcentratie inzichtelijk gemaakt. Hierbij is alleen de bijdrage berekend van het houden van dieren in dierenverblijven. De verkeersaantrekkende werking is niet meegenomen in de berekening. Dit effect verandert niet door de gevraagde veranderingen. De verkeersbewegingen zijn al verdisconteerd in de achtergrondconcentraties waar het model mee rekent zodat het niet noodzakelijk is om deze apart te modelleren. Stof Parameter Grenswaarde Rekenresultaat PM 10 Jaargemiddelde concentratie 40 µg/m 3 24,26 µg/m 3 PM 10 Aantal overschrijdingen per jaar van 35 dagen 14,8 dagen het 24-uurgemiddelde van de waarde 50 µg/m 3 Tabel Toetsing aan grenswaarden op de maatgevende punten De grenswaarden zoals genoemd in bijlage 2 van de Wet milieubeheer worden niet overschreden. Conclusie Op basis van verspreidingsberekeningen concluderen wij dat wordt voldaan aan de grenswaarden in Bijlage 2 van de Wet milieubeheer voor zwevende deeltjes. Luchtkwaliteit vormt geen reden de gevraagde vergunning te weigeren. 6. Overige aspecten Andere regels en wetten Het verlenen van deze vergunning houdt niet in dat hiermee is voldaan aan de bepalingen die in andere wetten en regels (zoals een besluit op basis van de Wet dieren) zijn gesteld dan wel op grond hiervan worden voorgeschreven. 7. Conclusie Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het veranderen van een inrichting zijn geen redenen aanwezig om de omgevingsvergunning te weigeren. In deze beschikking zijn de voor deze activiteit relevante voorschriften opgenomen. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 24 van 32 Registratienummer: Z / D

25 BIJLAGE: BEGRIPPEN GEUROVERLAST: De geur wordt binnen een bepaald tijdbestek langdurig of herhaaldelijk in vleugen waargenomen. De geurbeleving wordt beoordeeld als negatief en de geur wordt daarbij als zwaar, eventueel als prikkelend of verstorend omschreven. De geur dient herkend te worden als een geur afkomstig van de inrichting en niet van andere bronnen uit de omgeving. WONING: Gebouw of gedeelte van een gebouw waar bewoning is toegestaan op grond van het bestemmingsplan, de beheersverordening, bedoeld in artikel 3.38 van de Wet ruimtelijke ordening, of, indien met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening is afgeweken, de omgevingsvergunning, bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van laatstgenoemde wet. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 25 van 32 Registratienummer: Z / D

26 BIJLAGE: BEOORDELING EMISSIEARME SYSTEMEN Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 26 van 32 Registratienummer: Z / D

27 Nummer systeem Naam systeem Diercategorie BWL V1 Systeembeschrijving van Juni 2010 Volièrehuisvesting, minimaal 50 % van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband, mestbanden minimaal éénmaal per week afdraaien Legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen Vervangt Beschrijving BWL (E ) van 15 april 2004 Werkingsprincipe Ammoniakemissiebeperking is gebaseerd op het opvangen van de mest op mestbanden onder de rooster en het frequent afvoeren van de mest uit de stal. Gegevens project Renheide 5, Leende; stal 2, legkippen DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM; BOUWKUNDIG Onderdeel Uitvoeringseis Uitvoering project Akkoord Geen bijzonderheden. DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM; TECHNISCHE VOORZIENINGEN Onderdeel Uitvoeringseis Uitvoering project Akkoord 1 Huisvestingsvorm alternatieve huisvesting (dieren kunnen zich vrij in de stal bewegen) 2a Vloeruitvoering minimaal 50 % van het leefoppervlak is uitgevoerd als etages met roostervloer 2b minimaal 1/3 deel van het leefoppervlak is uitgevoerd als strooiselvloer 3 Voer en drinkwater voorzieningen aangebracht boven de roostervloer 4 Mestopvangvoorziening 5 Registratieapparatuur alternatieve huisvesting (dieren kunnen zich vrij in de stal bewegen) volgens de bij de aanvraag gevoegde berekening van het leefoppervlak is 50% van het leefoppervlak uitgevoerd als roostervloer, echter het roosteroppervlak van 1.332,29 m² is niet correct berekend, de aangegeven maten zijn wel correct, bij deze maten hoort een roosteroppervlak van 1.390,61 m², het leefoppervlak is dan 2.724,17 m² en het aandeel roostervloer is 51% aandeel strooiselvloer is 49% niet duidelijk aangegeven mits 1 mestbanden onder de roosters mestbanden onder de roosters ja apparatuur voor het registreren van de afdraaifrequentie van de mestbanden dient aanwezig te zijn niet aangegeven mits 2 ja ja ja Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 27 van 32 Registratienummer: Z / D

28 6 Mestopslag kortdurend of eventueel nadroging in een nageschakelde techniek of langdurige mestopslag 2 nadroging in een droogtunnel ja HET GEBRUIK VAN HET SYSTEEM Onderdeel Gebruikseis Gebruik project Akkoord a Leefoppervlak minimaal cm² per dier bij opzet (9 dieren per m²) b Afdraaifrequentie mestbanden minimaal éénmaal per week afdraaien van de mest naar een afgedekte container voor kortdurende opslag of andere vorm van opslag; bij nadroging van de mest in een nageschakelde techniek moeten de mestbanden minimaal tweemaal per week worden afgedraaid c Registratie ten behoeve van een controle op de werking van het afdraaien van de mestbanden moet de afdraaifrequentie van de mestbanden automatisch worden geregistreerd; van de geregistreerde waarden moet tijdens de controle een uitdraai van de huidige en vorige productieperiode opvraagbaar zijn leefoppervlak is 2.724,17 m², per dier is dit cm² per dier niet aangegeven; de mestbanden moeten minimaal tweemaal per week worden afgedraaid naar de droogtunnel, bij niet drogen (beluchten) van de mest op de mestbanden onder de roosters moet dit zelfs binnen 24 uur zijn (zie eisen stalbeschrijving BWL V2) ja mits 3 niet aangegeven mits 3 Emissiefactor Verwijzing meetrapport 0,090 kg NH 3 per dierplaats per jaar Diverse meetrapporten ( en EINDOORDEEL EN OPMERKINGEN De uitvoering van deze praktijkstal voldoet aan de uitvoeringseisen van het emissiearme huisvestingssysteem BWL V1 wanneer: 1 de voorzieningen voor het verstrekken van voer en drinkwater boven de roostervloer zijn aangebracht; 2 de vereiste apparatuur voor het registreren van de afdraaifrequentie van de mestbanden aanwezig is. Het voorgestelde gebruik van deze stal is in overeenstemming met de gebruikseisen wanneer: 3 de in de tabel geformuleerde gebruikseisen worden opgevolgd. De genoemde voorwaarden zijn als eisen opgenomen in de systeembeschrijving. In artikel van het Activiteitenbesluit milieubeheer is opgenomen dat aan deze eisen moet worden voldaan. 2 Dit systeem stelt geen eisen aan de wijze van mestopslag of verdere bewerking (extra droging) van de mest. De vorm van opslag of bewerking is echter wel bepalend voor de hoogte van de ammoniakemissie van het bedrijf. De voor dit stalsysteem vastgestelde emissiefactor van 0,090 kg ammoniak per dierplaats per jaar is van toepassing voor de situatie in combinatie met een kortdurende opslag op het bedrijf (afvoer van de mest van de banden direct van het bedrijf of opslag in een afgedekte container voor maximaal 14 dagen). Bij langdurige mestopslag of nadroging in een nageschakelde techniek komt bovenop deze emissiefactor nog een toeslag (Rav-categorie E6). Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 28 van 32 Registratienummer: Z / D

29 Nummer systeem Naam systeem Categorie BWL V2 Systeembeschrijving van Oktober 2011 Droogtunnel met geperforeerde platen Nageschakelde technieken voor de diercategorie kippen; additioneel aan stalsystemen genoemd in Rav, bijlage 1, eindnoot 7 Vervangt Beschrijving BWL V1 van februari 2011 Werkingsprincipe In een gesloten ruimte is een aantal banden met (stalen) geperforeerde platen boven elkaar geplaatst. Het aantal lagen varieert van 2 tot 6. De voorgedroogde mest uit de stal wordt op de bovenste mestband verdeeld. Aan het eind van deze band valt de mest op de laag daaronder, waardoor de mest de andere kant op gaat. De (stalen) platen zijn geperforeerd. Door de perforatie en de mest wordt lucht geblazen of getrokken om de mest te drogen. De lucht wordt aangezogen uit de stal. Als de mest droog is wordt ze afgevoerd naar een opslag. Gegevens project Renheide 5, Leende; droogtunnel bij de stallen 2 en 5 voor in totaal legkippen DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM; BOUWKUNDIG Onderdeel Uitvoeringseis Uitvoering project Akkoord Geen bijzonderheden DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM; TECHNISCHE VOORZIENINGEN Onderdeel Uitvoeringseis Uitvoering project Akkoord 1 Platen (Stalen) platen voorzien van perforaties. De banden moeten minimaal een luchtdoorlatend oppervlak hebben van 35% mestbanden mits 1 2 Oppervlak Het oppervlak aan banden (bij een laagdikte van 10 cm) minimaal: - 1,0 m² per 630 opfokhennen; - 1,0 m² per 420 leghennen. 3a Drooglucht Het systeem moet zo zijn uitgevoerd dat alle drooglucht door de mest gaat. De hoeveelheid lucht is minimaal: - 0,15 m³/uur/opfokhen; - 0,20 m³/uur/leghen. 3b 3c De minimaal geïnstalleerde capaciteit voor het beluchten is 2 m³/dier/uur De toegepaste ventilatoren moeten een minimale tegendruk kunnen overwinnen van 100 Pascal Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 29 van 32 Registratienummer: Z / D de banden zijn 2,86 m breed, twee banden hebben een lengte van 17 m en twee een lengte van 18 m, het droogoppervlak is 160 m² voor legkippen, dit is 1,0 m² voor 356 legkippen lucht door de mest, hoeveelheid is niet aangegeven m³ lucht per uur geïnstalleerde capaciteit, dit 2,6 m³ lucht per dier per uur geïnstalleerde capaciteit ja mits 2 niet aangegeven mits 3 4 Registratie- De volgende registratieapparatuur niet aangegeven mits 4 ja

30 apparatuur dient aanwezig te zijn: - apparatuur voor het registreren van het aanstaan van de beluchting (urenteller, kwhmeter, toerenteller of meetventilator); - apparatuur voor het meten van de capaciteit van de beluchting, meten in de aanvoer naar de droogtunnel met een meetwaaier Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 30 van 32 Registratienummer: Z / D

31 HET GEBRUIK VAN HET SYSTEEM Onderdeel Gebruikseis Gebruik project Akkoord A Met voordrogen van de mest in de stal a Mest De ingaande mest moet minimaal een drogestofgehalte hebben van 55%. b Controle ds% Iedere 3 maanden dient een bepaling uitgevoerd te worden van het ds% van de mest die de droogtunnel ingaat. Als deze minder dan 55% bedraagt, dient binnen 3 maanden een nieuwe monstername plaats te vinden. B Zonder voordrogen van de mest in de stal a Mest De mest moet binnen 24 uur na productie door de hen, uit de stal naar de droogtunnel zijn afgevoerd. b Registratie Ten behoeve van de controle op bovenstaande dient apparatuur aanwezig te zijn waarmee dit kan worden aangetoond (bijvoorbeeld urenteller op de aandrijfmotoren van de mestbanden in de stal of een pulsteller op de omkeerrol). Algemeen a Mest De mest dient binnen 72 uur nadrogen een drogestofgehalte te bereiken van minimaal 80%. b Registratie ten behoeve van een controle op de werking van het droogsysteem moeten de volgende gegevens automatisch worden geregistreerd: - het aan staan van de beluchting; - de capaciteit van de beluchting. Van de geregistreerde waarden moet tijdens een controle een uitdraai van de huidige en vorige productieperiode opvraagbaar zijn. Daarnaast moeten de resultaten van de 3-maandelijkse dsbepalingen van de huidige en de vorige productieperiode aanwezig zijn. de mest op de mestbanden onder de roosters in stal 5 wordt voor gedroogd, mits 5 niet aangegeven mits 5 de mest op de mestbanden onder de roosters in stal 5 wordt niet voor gedroogd mits 5 niet aangegeven mits 5 niet aangegeven mits 5 niet aangegeven mits 5 Emissiefactor Ammoniak Opfokleghennen: 0,001 kg NH 3 per dierplaats per jaar; Leghennen: 0,002 kg NH 3 per dierplaats per jaar Fijn stof 55% reductie op stalniveau Verwijzing rapport Afleiding op basis van vergelijkbaarheid systeem met E Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 31 van 32 Registratienummer: Z / D

32 EINDOORDEEL EN OPMERKINGEN De uitvoering van de droogtunnel voldoet aan de uitvoeringseisen van het emissiearme systeem BWL V2 wanneer: 1 de banden in de droogtunnel zijn uitgevoerd in de vorm van (stalen) voorzien van perforaties met een luchtdoorlatend oppervlak van minimaal 35%; 2 het droogsysteem zodanig is ingericht dat minimaal 0,20 m³ lucht per legkip per uur door de mest op de banden (platen) gaat; 3 de toegepaste ventilatoren een minimale tegendruk kunnen overwinnen van 100 Pascal; 4 de vereiste registratieapparatuur voor het registreren van het aanstaan van de beluchting (urenteller, kwhmeter, toerenteller of meetventilator) en het meten van de capaciteit van de beluchting (meten in de aanvoer naar de droogtunnel met een meetwaaier) aanwezig is. Het voorgestelde gebruik van deze stal is in overeenstemming met de gebruikseisen wanneer: 5 de in de tabel geformuleerde gebruikseisen worden opgevolgd. De genoemde voorwaarden zijn als eisen opgenomen in de systeembeschrijving. In artikel van het Activiteitenbesluit milieubeheer is opgenomen dat aan deze eisen moet worden voldaan. Raassens V.O.F., Renheide 5, Leende Pagina 32 van 32 Registratienummer: Z / D

33 Gegevens bevoegd gezag Referentienummer Datum ontvangst Formulierversie Aanvraaggegevens Ingediende aanvraag/melding Aanvraagnummer Aanvraagnaam Uw referentiecode Raassens, Renheide 5 Leende GB Ingediend op Soort procedure Projectomschrijving Reguliere procedure Interne wijziging Opmerking - Gefaseerd Blokkerende onderdelen weglaten Persoonsgegevens openbaar maken Kosten openbaar maken Nee Nee Ja Nee Bijlagen die later komen - Bijlagen n.v.t. of al bekend - Bevoegd gezag Naam: Gemeente Heeze-Leende Bezoekadres: Jan Deckersstraat 2 Heeze Postadres: Postbus GA Heeze Telefoonnummer: Faxnummer: adres algemeen: Website: postbus@heeze-leende.nl Datum aanvraag: 16 december 2015 Aanvraagnummer: Pagina 1 van 2

34 Overzicht bijgevoegde modulebladen Aanvraaggegevens Aanvragergegevens Locatie van de werkzaamheden Werkzaamheden en onderdelen Inrichting of mijnbouwwerk oprichten of veranderen (Milieu) Milieuneutraal veranderen (voormalige 8.19 Melding Wm) Bijlagen Kosten Datum aanvraag: 16 december 2015 Aanvraagnummer: Pagina 2 van 2

35 Formulierversie Aanvrager bedrijf 1 Bedrijf KvK-nummer Vestigingsnummer Statutaire naam Raassens V.O.F. Handelsnaam - 2 Contactpersoon Geslacht Man Vrouw Voorletters J. Voorvoegsels - Achternaam Raassens Functie - 3 Vestigingsadres bedrijf Postcode 5595 XJ Huisnummer 5 Huisletter - Huisnummertoevoeging - Straatnaam Woonplaats Renheide Leende 4 Correspondentieadres Adres Renheide XJ Leende 5 Contactgegevens Telefoonnummer Faxnummer - adres j.raassens@hetnet.nl Datum aanvraag: 16 december 2015 Aanvraagnummer: Pagina 1 van 1

36 Formulierversie Gemachtigde bedrijf 1 Bedrijf KvK-nummer Vestigingsnummer Statutaire naam Agrifirm Exlan B.V. Handelsnaam - 2 Contactpersoon Geslacht Man Vrouw Voorletters G. Voorvoegsels Achternaam Functie van Iersel Adviseur 3 Vestigingsadres bedrijf Postcode 5347 KR Huisnummer 33 Huisletter - Huisnummertoevoeging - Straatnaam Woonplaats Waalkade Oss 4 Correspondentieadres Postbus 300 Postcode Plaats 5340 AH Oss 5 Contactgegevens Telefoonnummer Faxnummer - adres mail@exlan.nl Datum aanvraag: 16 december 2015 Aanvraagnummer: Pagina 1 van 1

37 Formulierversie Locatie 1 Adres Postcode 5595XJ Huisnummer 5 Huisletter - Huisnummertoevoeging - Straatnaam Plaatsnaam Gelden de werkzaamheden in deze aanvraag/melding voor meerdere adressen of percelen? Renheide Leende Ja Nee 2 Eigendomssituatie Eigendomssituatie van het perceel U bent eigenaar van het perceel U bent erfpachter van het perceel U bent huurder van het perceel Anders Datum aanvraag: 16 december 2015 Aanvraagnummer: Pagina 1 van 1

38 Formulierversie Milieuneutraal veranderen (voormalige 8.19 Melding Wm) Inrichting of mijnbouwwerk oprichten of veranderen (Milieu) 1 Milieuneutrale wijziging van de (werking van de) inrichting (Wabo art 2.1 lid 1 onder e en art 3.10 lid 3) Beschrijf de voorgenomen verandering van de inrichting. Op grond van welke vergunning(en) is de inrichting opgericht dan wel in werking? Beschrijf van welke onderdelen van de vergunning(en) en de daaraan verbonden beperkingen en voorschriften wordt afgeweken en de mate waarin ervan wordt afgeweken. Wanneer voert u de voorgenomen verandering uit? Beschrijf waarom de verandering van de inrichting of de werking daarvan niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu. Beschrijf waarom het maken van een milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer niet verplicht is. Beschrijf waarom de verandering niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een vergunning is verleend. Ten opzichte van de verleende vergunning worden er minder dieren gehouden in stal 2. Er wordt een droogtunnel geplaatst aan stal 2 en 3 grotendeels in bestaande gebouwen. revisievergunning van 1999 en twee veranderingsvergunningen uit 2005 en NBW vergunning uit 2014 Dieraantallen. Plaatsen droogtunnel Er is een afname in dieraantallen. De ammoniakemissie blijft gelijk en de geur en fijn stof emissie dalen. Minder dieren Minder dieren Datum aanvraag: 16 december 2015 Aanvraagnummer: Bevoegd gezag: Gemeente Heeze-Leende Pagina 1 van 1

39 Formulierversie Bijlagen Formele bijlagen Naam bijlage Bestandsnaam Type Datum ingediend Berekening ammoniak en geur_pdf E15538-H1_ _pdf AERIUS_melding_ Berekening ammoniak en geur.pdf E15538-H1_ pdf AERIUS_melding- _ _2AFBhmEwg- 5YC.pdf Status document Anders In behandeling Situatietekening milieu Plattegrond Milieu In behandeling Anders In behandeling Datum aanvraag: 16 december 2015 Aanvraagnummer: Pagina 1 van 1

40 Formulierversie Kosten Projectkosten Wat zijn de geschatte kosten voor het totale project in euro's (exclusief BTW)? 0 Datum aanvraag: 16 december 2015 Aanvraagnummer: Pagina 1 van 1

41 Onderbouwing Aan : Omgevingsdienst zuidoost-brabant Van : Gieljan van Iersel Datum : 24 mei 2016 Betreft : Onderbouwing milieu neutrale verandering Renheide 5, Leende Niet-technische samenvatting Er wordt een droogtunnel geplaatst. Deze droogtunnel wordt op stal 2 en 3 aangesloten. Daarvoor worden in beide stallen extra ventilatoren geplaatst. In stal 2 wordt het aantal dieren verlaagd naar legkippen. De stellingen in stal 2 worden gewijzigd. Loods 3 wordt aan beide zijkanten opengemaakt. De containerplaats bij stal 5 wordt vervangen door een mesttransportband richting de droogtunnel. Aerius melding Er is een nieuwe Aerius melding gedaan. Bouwvergunningsvrij De droogtunnel wordt niet beschouwd als een gebouw omdat deze niet betreedbaar is. Er komt alleen een losse drukkamer in die normaal gezien niet toegankelijk is. Deze ruimte is bij calamiteiten via een luik te bereiken. Er is dus geen bouwvergunning nodig voor de beoogde wijzigingen. Gegevens emissiearme systemen Er is een berekening van het leefoppervlak van stal 2 toegevoegd om aan te tonen dat aan de eisen van het emissiearme systeem wordt voldaan. De droogtunnel bestaat uit 4 lagen mestbanden van 2,286 m breed. Twee mestbanden hebben een lengte van 17 m en twee mestbanden hebben een lengte van 18 m. De oppervlakte van de mestbanden bedraagt 4*2,286*17,5 = 160 m 2. Voor legkippen is een oppervlakte aan banden benodigd van /420 = 136 m 2. De capaciteit aan droogoppervlak is dus voldoende. De minimaal geïnstalleerde capaciteit voor het beluchten is 2 m 3 /dier/uur. In totaal is dit 2* = m 3 /uur. Per stal wordt de lucht aangevoerd via drie ventilatoren met een diameter van 920 mm. De ventilatiecapaciteit van deze ventilatoren bedraagt ongeveer m 3 /uur. De totale ventilatiecapaciteit van deze zes ventilatoren bedraagt m 3 /uur. Dit is ruim voldoende voor dit aantal dieren. De lucht komt de droogtunnel in via drie ventilatoren vanuit de stal zoals aangegeven op de tekening. De lucht wordt door de droogtunnel geblazen waarna deze via de zijkant de droogtunnel weer verlaat. 1

42 Gegevens mest Zonder het gebruik van de droogtunnel heeft de mest een droge stofgehalte van ruim 55%. Door het toepassen van de droogtunnel wordt het droge stofgehalte van de mest verhoogd naar minimaal 80%. Door het drogen van de mest neemt het gewicht van de geproduceerde mest met ongeveer 25% af. De hoeveelheid mest in m 3 blijft door het drogen ongeveer gelijk. Daarnaast wordt door het verminderen van het aantal dieren de mestproductie gereduceerd. Geurberekening Er zijn geurberekeningen toegevoegd van de vergunde en de beoogde situatie. Omdat uit het rapport : Fijnstofemissie uit stallen: leghennen in stallen met een droogtunnel blijkt dat het drogen van mest in een droogtunnel de geuremissie verhoogt is hiervoor een geurfactor meegenomen. Uit het rapport blijkt dat de geuremissie met ongeveer 37% toeneemt door het toepassen van een droogtunnel. In dit geval zijn we voor de geurnorm uitgegaan van het worst-case scenario waarbij alle lucht de stal verlaat via de droogtunnel. Daardoor komt er boven op de geuremissie van de legkippen (0,34 OU/dier) een toename van de geuremissie met 37% door het toepassen van de droogtunnel (0,125 OU/dier). Energieverbruik Door het toepassen van de droogtunnel neemt het energieverbruik met ongeveer 10% toe. Het energieverbruik van het bedrijf bedraagt in de beoogde situatie ongeveer 2,4 * * 110%= kw. Daarom is een energiechecklist toegevoegd. Vervoersbewegingen Het aantal vervoersbewegingen wijzigt niet als gevolg van de geplande wijziging. De afvoer van mest blijft ongeveer gelijk. De aanvoer van krachtvoer blijft in frequentie gelijk enkel de hoeveelheden per keer zullen mogelijk iets afnemen. Geluid De geplande wijziging heeft geen negatief effect op het onderdeel geluid. Er wordt alleen een droogtunnel geplaatst achter de bestaande stallen. De geluidsproductie van het bedrijf wijzigt hierdoor nauwelijks. Daarnaast zijn de geluidgevoelige objecten gelegen op geruime afstand van het bedrijf. Fijnstof Er is een fijnstof berekening toegevoegd aan de aanvraag. Volksgezondheid Uit bovengenoemde punten blijkt dat er geen negatief effect is voor de volksgezondheid. 2

43 Uitleg parameters Stal kippen Coördinaat emissiepunt : coördinaat gem. nokventilatoren + coördinaat midden droogtunnel + coördinaat midden loods / 3 Gebouwhoogte: (2,0+ 5,8)/2 = 3,9 m Emissiepunthoogte: gemiddelde van de nokventilatoren + opening loods + droogtunnel /3 = 6,5 + 2,0 + 3,8 / 3 = 4,1 m Ventilatoren: Nok 4 x 0,45 = 0,64 m2 = 4 openingen Opening loods 4 m x 10 m + 4 m x 5 m = 60 m2 = 2 opening droogtunnel 0,3 x 20,6 x 42 %( verdeling dieren) = 2,60 m2 = 1 opening Totaal 63,24 m2 / 7 openingen = 9,03 m2 = 3,39 m diameter Luchtsnelheid, default waarde lengteventilatie 0,4 m/s Stal kippen Coördinaat Emissiepunt : coördinaat gem. nokventilatoren + coördinaat midden droogtunnel + coördinaat midden winddrukkap / 3 Gebouwhoogte: (2,0 + 5,7)/2 = 3,9 m Emissiepunthoogte: gemiddelde van de nokventilatoren + opening winddrukkap + droogtunnel /3 = 6,4 + 1,5 + 3,8 / 3 = 3,9 m Ventilatoren: Nok 3 x 0,45 = 0,48 m2 = 3 openingen Windkap 0,5 (hoogte) x 16 (omtrek opening) = 8,00 m2 = 1 droogtunnel 0,3 x 20,6 x 58 %( verdeling dieren) = 3,58 m2 = 1 opening Totaal 12,06 m2 / 5 openingen = 2,41 m2 = 1,75 diameter Luchtsnelheid, default waarde lengteventilatie 0,4 m/s 3

44 Geurberekening vergunde situatie Naam van de berekening: Nog niet bekend Gemaakt op: :41:11 Rekentijd: 0:00:02 Naam van het bedrijf: Raassens Leende Berekende ruwheid: 0,16 m Meteo station: Eindhoven Brongegevens: Volgnr. BronID X-coord. Y-coord. EP Hoogte Gem.geb. hoogte EP Diam. EP Uittr. snelh. E-Aanvraag 1 Stal ,3 4,3 0,90 0, Stal ,3 4,3 0,90 0, Geur gevoelige locaties: Volgnummer GGLID Xcoordinaat Ycoordinaat Geurnorm Geurbelasting 3 Renheide ,0 4,2 4 Renheide 1A ,0 1,2 5 Leenderstrijp ,0 0,3 6 Strijperstraat ,0 0,4 7 Leende ,0 0,2 4

45 Geurberekening beoogde situatie Naam van de berekening: Nog niet bekend Gemaakt op: :33:47 Rekentijd: 0:00:03 Naam van het bedrijf: Raassens Leende beoogd 2016 Berekende ruwheid: 0,17 m Meteo station: Eindhoven Brongegevens: Volgnr. BronID X-coord. Y-coord. EP Hoogte Gem.geb. hoogte EP Diam. EP Uittr. snelh. E-Aanvraag 1 Stal ,1 3,9 3,39 0, Stal ,9 3,9 1,75 0, Geur gevoelige locaties: Volgnummer GGLID Xcoordinaat Ycoordinaat Geurnorm Geurbelasting 3 Renheide ,0 5,5 4 Renheide 1A ,0 1,5 5 Leenderstrijp ,0 0,4 6 Strijperstraat ,0 0,5 7 Leende ,0 0,3 5

46 Berekening Leefoppervlak (stal 2) Opdrachtgever: J. Raassens Renheide XJ Leende Projectnum13,0113 ContactperG. van Iersel datum: 24 mei 2016 Aantal dier leghennen Roosters mestband boven Lengte: 64,8 64,8 Breedte 1 2,61 2,9 Breedte 2 Breedte 3 2,61 Aantal stel 3 2 Leefoppervlak roosters 1332,29 m² Strooiselvloer Lengte: 64,8 Breedte 13,95 Leefoppervlak strooise 903,96 m² Wintergarten Lengte: 71,6 Breedte 6 Leefoppervlak winterga 429,60 m² Totaal Leefoppervlak 2665,85 m² % roosters 50,0% Bezetting: 9,00 dieren per m² 6

47 7

48 Vragenlijst energieverbruik veehouderijen 5.4 Vragenlijst pluimveehouderij Deze vragenlijst is afkomstig van het Informatieblad Veehouderijen, uitgegeven in november 2004 door InfoMil. Verlichting Wat is het geïnstalleerd vermogen (W/m²)? 1,9 W Hoeveel uur per jaar is de verlichting in werking? 5000 uur Welke van onderstaande energiezuinige verlichtingstechnieken worden toegepast? natuurlijke daglichtintreding aanwezigheidsdetectie centrale lichtschakelaar schakelklok en schemerschakelaar buiten- en terreinverlichting spaarlampen hoogfrequente verlichting met spiegeloptiekarmaturen anders, namelijk geen Isolatie Welke isolerende voorzieningen worden toegepast? dak- / plafondisolatie (spouw)muurisolatie isolatie van leidingen anders, namelijk... geen Ventilatie Wat is het bouwjaar van de stooktoestellen? Niet aanwezig. Welk type verwarming wordt toegepast? cv / vloerverwarming luchtverwarming Wat is de uitvoering van de stooktoestellen? conventioneel VR HR VR / HR-combinatie Zijn er aanvullende maatregelen getroffen? optimalisering en weersafhankelijke regeling verwarming eigen CV-groep of ketel voor afwijkende ruimtes vloerverwarming gekoppeld aan warmtepompen anders, namelijk... geen 8

49 gewijzigd: werk opdrachtgever a. b. c. d. e. f. B i n n e n v e l d G K V e g h e l T e l F a x i n f v a n e m m e r i k b v. n l w w w. v a n e m m e r i k b v. n l get. d.d. proj.leid. dos.nr. schaal c o p y r i g h t b o u w - e n a d v i e s b u r e a u

50

51 Raasens, Renheide 5 Leende RAV: 1 augustus 2015 RGV: 1 juli 2015 Fijnstof: maart 2015 Vergunde situatie Rav code Omschrijving conform Rav Opmerk ingen Aantal dieren NH3/ dier ou E / dier/s Fijnstof g/dier/jaar NH3 totaal ou E /s Totaal Fijnstof /g/jaar Max.NH3 /dier Max/NH3 totaal E Legkippen; volièrehuisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages (voor nageschakelde technieken: zie E 6). (BWL V1) ,09 0,34 65,0 2273,9 8590, ,0 0, ,125 E Legkippen; volièrehuisvesting 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met beluchting. Mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. Beluchtingscapaciteit minimaal 0,2 m³ per dier per uur. (BWL V2) ,055 0,34 65,0 1815, , ,0 0, Totaal 4088, , ,0 7283,1 Beoogde situatie Rav code Omschrijving conform Rav Aantal dieren NH3/ dier ou E / dier/s Fijnstof g/dier/jaar NH3 totaal ou E /s Totaal Fijnstof /g/jaar Max.NH3 /dier Max/NH3 totaal E E 6.4.2b Legkippen; volièrehuisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages (voor nageschakelde technieken: zie E 6). (BWL V1) Nageschakelde technieken, additioneel aan de emissiefactor van E 2.5, E 2.11, E 2.12 en E 4.1 t/m E 4.3 en E 4.8; droogtunnel met geperforeerde metalen platen; 55% emissiereductie fijn stof (BWL V2) ,09 0,34 65,0 2159,8 8159, ,0 0, , , ,8 48,0 0, ,5 0,002 47,996 E E 6.4.2b Legkippen; volièrehuisvesting 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met beluchting. Mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. Beluchtingscapaciteit minimaal 0,2 m³ per dier per uur. (BWL V2) Nageschakelde technieken, additioneel aan de emissiefactor van E 2.5, E 2.11, E 2.12 en E 4.1 t/m E 4.3 en E 4.8; droogtunnel met geperforeerde metalen platen; 55% emissiereductie fijn stof (BWL V2) ,055 0,34 65,0 1815, , ,0 0, , ,8 66,0 0, ,0 0, Totaal 4088, , ,5 7238, /Agrifirm Exlan/ Berekening ammoniak en geur.xlsx 1

52 Nummer systeem Naam systeem Diercategorie BWL V1 Systeembeschrijving van Juni 2010 Volièrehuisvesting, minimaal 50 % van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband, mestbanden minimaal éénmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. Legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen Vervangt Beschrijving BWL (E ) van 15 april 2004 Werkingsprincipe Ammoniakemissiebeperking is gebaseerd op het opvangen van de mest op mestbanden onder de rooster en het frequent afvoeren van de mest uit de stal. DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM; BOUWKUNDIG Onderdeel Uitvoeringseis Geen bijzonderheden. DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM; TECHNISCHE VOORZIENINGEN Onderdeel Uitvoeringseis 1 Huisvestingsvorm alternatieve huisvesting (dieren kunnen zich vrij in de stal bewegen) 2a Vloeruitvoering minimaal 50 % van het leefoppervlak is uitgevoerd als etages met roostervloer 2b minimaal 1/3 deel van het leefoppervlak is uitgevoerd als strooiselvloer 3 Voer en drinkwater voorzieningen aangebracht boven de roostervloer 4 Mestopvangvoorziening 5 Registratieapparatuur mestbanden onder de roosters apparatuur voor het registreren van de afdraaifrequentie van de mestbanden dient aanwezig te zijn 6 Mestopslag kortdurend of eventueel nadroging in een nageschakelde techniek of langdurige mestopslag 1 HET GEBRUIK VAN HET SYSTEEM Onderdeel Gebruikseis a Leefoppervlak minimaal cm² per dier bij opzet (9 dieren per m²) b Afdraaifrequentie mestbanden minimaal éénmaal per week afdraaien van de mest naar een afgedekte container voor kortdurende opslag of andere vorm van opslag; bij nadroging van de mest in een nageschakelde techniek moeten de mestbanden minimaal tweemaal per week worden afgedraaid c Registratie ten behoeve van een controle op de werking van het afdraaien van de mestbanden moet de afdraaifrequentie van de mestbanden automatisch worden 1 Dit systeem stelt geen eisen aan de wijze van mestopslag of verdere bewerking (extra droging) van de mest. De vorm van opslag of bewerking is echter wel bepalend voor de hoogte van de ammoniakemissie van het bedrijf. De voor dit stalsysteem vastgestelde emissiefactor van 0,090 kg ammoniak per dierplaats per jaar is van toepassing voor de situatie in combinatie met een kortdurende opslag op het bedrijf (afvoer van de mest van de banden direct van het bedrijf of opslag in een afgedekte container voor maximaal 14 dagen). Bij langdurige mestopslag of nadroging in een nageschakelde techniek komt bovenop deze emissiefactor nog een toeslag (Rav-categorie E6). 1

53 geregistreerd; van de geregistreerde waarden moet tijdens de controle een uitdraai van de huidige en vorige productieperiode opvraagbaar zijn Emissiefactor Verwijzing meetrapport 0,090 kg NH 3 per dierplaats per jaar Diverse meetrapporten ( en 2

54 Een niveau A: enkele rij legnesten B: dubbele rij legnesten Meerdere niveau's C: Etages met aan weerszijden legnesten D: Etages met geïntegreerde legnesten E: Etages op roostervloer F: Portaalsysteem G: Hangende etages met geïntegreerde legnesten H: combinatie met beun met mestbanden I: dubbele rij legnesten Legenda 1 Legnest 2 Roosters met mestbanden 3 Strooiselruimte en eventueel beluchting NAAM: Niet batterijhuisvesting, minimaal 50 % van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband, mestbanden minimaal éénmaal per week afdraaien NUMMER: BWL V1 Systeembeschrijving Juni

55 Nummer systeem Naam systeem Diercategorie BWL V2 Systeembeschrijving van oktober 2011 Vervangt beschrijving van Januari 2011 Droogtunnel met geperforeerde platen Nageschakelde technieken voor de diercategorie kippen; additioneel aan de stalsystemen genoemd in Rav, bijlage 1, eindnoot 7 Werkingsprincipe In een gesloten ruimte is een aantal banden met (stalen) geperforeerde platen geplaatst. Het aantal lagen varieert van 2 tot 6. De voorgedroogde mest uit de stal wordt op de bovenste mestband verdeeld. Aan het eind van deze band valt de mest op de laag daaronder, waardoor de mest de andere kant op gaat. De (stalen) platen zijn geperforeerd. Door de perforatie en de mest wordt lucht geblazen of getrokken om de mest te drogen. De lucht wordt aangezogen uit de stal. Als de mest droog is wordt ze afgevoerd naar een opslag. DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM; BOUWKUNDIG Onderdeel Uitvoeringseis Geen bijzonderheden DE TECHNISCHE UITVOERING VAN HET SYSTEEM; TECHNISCHE VOORZIENINGEN Onderdeel Uitvoeringseis 1 Platen (Stalen) Platen voorzien van perforaties. De banden moeten minimaal een luchtdoorlatend oppervlak hebben van 35%. 2 Oppervlak Het oppervlak aan banden (bij een laagdikte van 10 cm) minimaal: - 1,0 m² per 630 opfokhennen - 1,0 m² per 420 leghennen. 3a Drooglucht Het systeem moet zo zijn uitgevoerd dat alle drooglucht door de mest gaat. De hoeveelheid lucht is minimaal: - 0,15 m³/uur/opfokhen - 0,20 m³/uur/leghen. 3b 3c 4 Registratieapparatuur De minimaal geïnstalleerde capaciteit voor het beluchten is 2 m 3 /dier/uur. De toegepaste ventilatoren moeten een minimale tegendruk kunnen overwinnen van 100 Pascal. De volgende registratieapparatuur dient aanwezig te zijn: - apparatuur voor het registreren van het aanstaan van de beluchting (urenteller, kwh-meter, toerenteller of meetventilator); - apparatuur voor het meten van de capaciteit van de beluchting, meten in de aanvoer naar de droogtunnel met een meetwaaier HET GEBRUIK VAN HET SYSTEEM A Onderdeel Gebruikseis Met voordrogen van de mest in de stal a Mest De ingaande mest moet minimaal een drogestofgehalte hebben van 55%. b Controle ds% Iedere 3 maanden dient een bepaling uitgevoerd te worden van het ds% van de mest die de droogtunnel ingaat. Als deze minder dan 55% bedraagt, dient binnen 1

56 B 3 maanden een nieuwe monstername plaats te vinden. Zonder voordrogen van de mest in de stal a Mest De mest moet binnen 24 uur na productie door de hen, uit de stal naar de droogtunnel zijn afgevoerd. b Registratie Ten behoeve van de controle op bovenstaande dient apparatuur aanwezig te zijn waarmee dit kan worden aangetoond (bijvoorbeeld urenteller op de aandrijfmotoren van de mestbanden in de stal of een pulsteller op de omkeerrol) Algemeen a Mest De mest dient binnen 72 uur nadrogen een drogestofgehalte te bereiken van minimaal 80%. b Registratie Ten behoeve van een controle op de werking van het droogsysteem moeten de volgende gegevens automatisch worden geregistreerd: - het aanstaan van de beluchting; - de capaciteit van de beluchting van de geregistreerde waarden moet tijdens de controle een uitdraai van de huidige en vorige productieperiode opvraagbaar zijn. Daarnaast moeten de resultaten van de 3-maandelijkse ds-bepalingen van de huidige en vorige productieperiode aanwezig zijn. Emissiefactor Ammoniak opfokleghennen; 0,001 kg NH 3 per dierplaats per jaar leghennen; 0,002 kg NH 3 per dierplaats per jaar Fijnstof 55% reductie op stalniveau. Verwijzing meetrapport Afleiding op basis van vergelijkbaarheid systeem met E NAAM: Droogtunnel met geperforeerde platen NUMMER: BWL V2 Systeembeschrijving oktober

57 U heeft op grond van artikel 8 van de Regeling Programmatische aanpak stikstof een melding ingediend voor uw initiatief. Deze bevestiging van uw melding is voor uw eigen administratie en toont aan dat de melding is ontvangen en de benodigde depositieruimte geregistreerd is. Dit document bevat resultaten van een stikstofdepositieberekening met AERIUS Calculator en geeft de stikstofeffecten van het initiatief weer op de voor stikstof gevoelige habitats binnen de PAS gebieden. De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH3) en/of stikstofoxide (NOx). Bij een eventuele volgende melding kunt u deze pdf importeren in AERIUS Calculator, u hoeft dan de emissiegegevens niet opnieuw in te voeren. Voor meer toelichting verwijzen we u naar de websites pas.natura2000.nl en Berekening NB wet Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen Verdere toelichting over deze PDF kunt u vinden in een bijbehorende leeswijzer. Deze leeswijzer en overige documentatie is te raadplegen via: 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 1/31

58 Meldingsbevestiging Contact Voor wie is de melding? Wie doet de melding? Raassens V.O.F. J. Raassens Renheide XJ Leende mail@exlan.nl Agrifirm Exlan G. van Iersel Waalkade KR Oss g.vandenboomen@agrifirm.com KvK: Activiteit Omschrijving AERIUS kenmerk Situatie 1 (referentie) Raassens Leende 2AFBhmEwg5YC NB wet Kenmerk bestaande Nb-wetvergunning Eerdere melding Nb wet C / Geen Datum berekening Rekenjaar 15 december 2015, 12: Totale emissie NOx NH ,85 kg/j 4.088,82 kg/j -0,03 kg/j Depositie Hectare met hoogste projectverschil Natuurgebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux Provincie Noord-Brabant 6,47 6,91 + 0,44 Toelichting Bijlage Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 2/31

59 Meldingsbevestiging Locatie NB wet Emissie (per bron) NB wet Naam Stal 2 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 3,2 m Warmteinhoud 0,0 mw NH ,85 kg/j Dier RAV code Omschrijving Aantal dieren Stof Emissiefactor (kg/dier/j) Emissie E volièrehuisvesting; minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (Kippen; legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen) (BWL V1) NH3 0, ,85 kg/j Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 3/31

60 Meldingsbevestiging Naam Stal 5 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 3,2 m Warmteinhoud 0,0 mw NH ,00 kg/j Dier RAV code Omschrijving Aantal dieren Stof Emissiefactor (kg/dier/j) Emissie E volièrehuisvesting; 45-55% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met beluchting. Mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages; beluchtingcapaciteit minimaal 0,2 m³ per dier per uur (Kippen; legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen) (BWL V2) NH3 0, ,00 kg/j Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 4/31

61 Meldingsbevestiging Locatie Beoogde situatie Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 5/31

62 Meldingsbevestiging Emissie (per bron) Beoogde situatie Naam Stal 2 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 3,2 m Warmteinhoud 0,0 mw NH ,82 kg/j Dier RAV code Omschrijving Aantal dieren Stof Emissiefactor (kg/dier/j) Emissie E volièrehuisvesting; minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages. (Kippen; legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen) (BWL V1) NH3 0, ,82 kg/j E b droogtunnel; droogtunnel met geperforeerde metalen platen; geldt voor huisvestingssystemen onder E 2.5, E 2.11, E 2.12, E 4.1 t/m E 4.3 en E 4.8 (Kippen; additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag ) (BWL V2) NH3 0, ,82 kg/j Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 6/31

63 Meldingsbevestiging Naam Stal 5 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 3,2 m Warmteinhoud 0,0 mw NH ,00 kg/j Dier RAV code Omschrijving Aantal dieren Stof Emissiefactor (kg/dier/j) Emissie E volièrehuisvesting; 45-55% van de leefruimte roosters met daaronder een mestband met beluchting. Mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien. Roosters minimaal in twee etages; beluchtingcapaciteit minimaal 0,2 m³ per dier per uur (Kippen; legkippen en (groot-)ouderdieren van legrassen) (BWL V2) NH3 0, ,00 kg/j E b droogtunnel; droogtunnel met geperforeerde metalen platen; geldt voor huisvestingssystemen onder E 2.5, E 2.11, E 2.12, E 4.1 t/m E 4.3 en E 4.8 (Kippen; additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag ) (BWL V2) NH3 0, ,00 kg/j Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 7/31

64 Meldingsbevestiging Depositie natuurgebieden Hoogste projectverschil (Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux) Hoogste projectverschil per natuurgebied Habitatrichtlijn Vogelrichtlijn Beschermd natuurgebied Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn Habitatrichtlijn, Beschermd natuurgebied Vogelrichtlijn, Beschermd natuurgebied Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Beschermd natuurgebied Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 8/31

65 Meldingsbevestiging Natuurgebied Hoogste depositie Situatie 2 Depositie PASgebieden Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux 6,47 6,91 + 0,44 18,00 Strabrechtse Heide & Beuven 0,50 0,67 + 0,17 1,52 Weerter- en Budelerbergen & Ringselven 0,54 0,70 + 0,16 0,75 Deurnsche Peel & Mariapeel 0,12 0,17 + 0,05 0,24 Groote Peel 0,21 0,24 + 0,03 0,30 Maasduinen 0,06 0,08 + 0,02 0,11 Boschhuizerbergen 0,10 0,12 + 0,02 0,12 Sint Jansberg 0,04 0,06 + 0,02 0,06 Leudal 0,08 0,10 + 0,02 0,10 Meinweg 0,04 >0,05 + 0,01 >0,05 Swalmdal >0,05 0,06 + 0,01 0,07 Kempenland-West >0,05 0,06 + 0,01 0,10 Sarsven en De Banen 0,09 0,09 + 0,00 0,12 Kampina & Oisterwijkse Vennen 0,06 0,06 + 0,00 0,06 Roerdal 0,06 0,06 + 0,00 0,07 Zeldersche Driessen >0,05 >0,05 + 0,00 >0,05 Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 9/31

66 Meldingsbevestiging Geen overschrijding Wel overschrijding* Geen depositieruimte * Deze uitkomst wordt niet meegenomen in de toetsing aan de Nb-wet. Bij de toetsing aan de NB-wet gaat het om de relevante hexagonen waarvoor ontwikkelingsruimte is gereserveerd. Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 10/31

67 Meldingsbevestiging Depositie per habitattype Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux Habitattype H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) 6,47 6,91 + 0,44 H91D0 Hoogveenbossen 6,34 6,69 + 0,35 H9190 Oude eikenbossen 3,26 3,55 + 0,29 H2330 Zandverstuivingen 3,15 3,43 + 0,28 H2310 Stuifzandheiden met struikhei 1,84 2,02 + 0,18 H4030 Droge heiden 1,66 1,84 + 0,18 H3130 Zwakgebufferde vennen 1,03 1,10 + 0,07 H3160 Zure vennen 1,60 1,67 + 0,07 H7150 Pioniervegetaties met snavelbiezen 0,45 0,52 + 0,06 H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden) 0,83 0,89 + 0,06 ZGH91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) 0,53 0,54 + 0,01 - H7140A Overgangs- en trilvenen (trilvenen) 1,56 1,57 + 0,01 H9999:136 Habitattype onbekend/onzeker op basis meest kritische aangewezen type (H3130) 1,66 1,67 + 0,01 ZGH91D0 Hoogveenbossen 0,25 0,25 + 0,01 - H6510A Glanshaver- en vossenstaarthooilanden (glanshaver) 0,89 0,89 + 0,00 ZGH3160 Zure vennen 0,35 0,35 + 0,00 Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 11/31

68 Meldingsbevestiging Habitattype H7110B Actieve hoogvenen (heideveentjes) 1,76 1,76 0,00 H3140hz Kranswierwateren, op hogere zandgronden 1,48 1,48 0,00 H7210 Galigaanmoerassen 0,22 0,22 0,00 Strabrechtse Heide & Beuven Habitattype H4030 Droge heiden 0,50 0,67 + 0,17 H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden) 0,50 0,67 + 0,17 H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) 0,78 0,91 + 0,13 H2310 Stuifzandheiden met struikhei 0,64 0,71 + 0,07 H2330 Zandverstuivingen 0,64 0,71 + 0,07 H3160 Zure vennen 0,55 0,62 + 0,07 H3130 Zwakgebufferde vennen 0,39 0,46 + 0,07 H3110 Zeer zwakgebufferde vennen 0,49 0,56 + 0,07 Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 12/31

69 Meldingsbevestiging Weerter- en Budelerbergen & Ringselven Habitattype H3130 Zwakgebufferde vennen 0,54 0,70 + 0,16 ZGH3130 Zwakgebufferde vennen 0,37 0,50 + 0,13 ZGH91D0 Hoogveenbossen 0,54 0,62 + 0,08 H4030 Droge heiden 0,62 0,68 + 0,06 H2330 Zandverstuivingen 0,56 0,60 + 0,04 Lg13 Bos van arme zandgronden 0,56 0,60 + 0,04 H2310 Stuifzandheiden met struikhei 0,55 0,58 + 0,04 H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden) 0,27 0,29 + 0,03 H9190 Oude eikenbossen 0,25 0,27 + 0,02 H7210 Galigaanmoerassen 0,25 0,26 + 0,02 H91D0 Hoogveenbossen 0,40 0,40 + 0,00 Lg09 Droog struisgrasland 0,43 0,43 + 0,00 Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 13/31

70 Meldingsbevestiging Deurnsche Peel & Mariapeel Habitattype H7120ah Herstellende hoogvenen, actief hoogveen 0,12 0,17 + 0,05 ZGH7120ah Herstellende hoogvenen, actief hoogveen 0,12 0,14 + 0,02 H7110A Actieve hoogvenen (hoogveenlandschap) 0,12 0,13 + 0,00 H4030 Droge heiden 0,08 0,08 + 0,00 Groote Peel Habitattype H7120ah Herstellende hoogvenen, actief hoogveen 0,21 0,24 + 0,03 H4030 Droge heiden 0,15 0,18 + 0,03 ZGH7120ah Herstellende hoogvenen, actief hoogveen 0,13 0,15 + 0,02 Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 14/31

71 Meldingsbevestiging Maasduinen Habitattype ZGH9120 Beuken-eikenbossen met hulst 0,06 0,08 + 0,02 H4030 Droge heiden 0,04 0,06 + 0,02 ZGH9190 Oude eikenbossen 0,08 0,10 + 0,02 H91D0 Hoogveenbossen 0,04 0,06 + 0,02 H9120 Beuken-eikenbossen met hulst 0,06 0,07 + 0,02 H2310 Stuifzandheiden met struikhei 0,08 0,09 + 0,01 H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden) 0,06 0,07 + 0,01 H2330 Zandverstuivingen 0,08 0,09 + 0,01 ZGH91D0 Hoogveenbossen 0,07 0,08 + 0,01 H3130 Zwakgebufferde vennen 0,06 0,07 + 0,01 ZGH91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) >0,05 0,06 + 0,01 H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) 0,06 0,07 + 0,01 H3160 Zure vennen 0,06 0,07 + 0,01 H6120 Stroomdalgraslanden 0,06 0,07 + 0,01 H7150 Pioniervegetaties met snavelbiezen 0,04 >0,05 + 0,01 H6230dka Heischrale graslanden, droog kalkarm 0,06 0,06 + 0,00 Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 15/31

72 Meldingsbevestiging Habitattype H7110B Actieve hoogvenen (heideveentjes) 0,07 0,07 + 0,00 H9190 Oude eikenbossen >0,05 >0,05 + 0,00 Boschhuizerbergen Habitattype H5130 Jeneverbesstruwelen 0,10 0,12 + 0,02 H2330 Zandverstuivingen 0,09 0,10 + 0,01 H2310 Stuifzandheiden met struikhei 0,09 0,09 + 0,00 H3130 Zwakgebufferde vennen 0,07 0,07 0,00 ZGH3130 Zwakgebufferde vennen 0,07 0,07 0,00 Sint Jansberg Habitattype ZGH9120 Beuken-eikenbossen met hulst 0,04 0,06 + 0,02 H9120 Beuken-eikenbossen met hulst >0,05 0,06 + 0,01 H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) 0,06 0,06 + 0,00 H7210 Galigaanmoerassen 0,06 0,06 0,00 Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 16/31

73 Meldingsbevestiging Leudal Habitattype H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) 0,08 0,10 + 0,02 ZGH9160A Eiken-haagbeukenbossen (hogere zandgronden) 0,06 0,06 + 0,00 H9160A Eiken-haagbeukenbossen (hogere zandgronden) 0,06 0,06 + 0,00 Meinweg Habitattype H4030 Droge heiden 0,04 >0,05 + 0,01 H9120 Beuken-eikenbossen met hulst 0,04 >0,05 + 0,01 H91D0 Hoogveenbossen >0,05 >0,05 0,00 Swalmdal Habitattype ZGH6120 Stroomdalgraslanden >0,05 0,06 + 0,01 ZGH91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) >0,05 >0,05 + 0,00 - H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) 0,07 0,07 + 0,00 Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 17/31

74 Meldingsbevestiging Kempenland-West Habitattype H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) >0,05 0,06 + 0,01 ZGH91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) >0,05 0,06 + 0,01 H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden) 0,05 >0,05 + 0,00 H4030 Droge heiden 0,05 >0,05 + 0,00 H3130 Zwakgebufferde vennen 0,07 0,07 + 0,00 H7150 Pioniervegetaties met snavelbiezen 0,06 0,07 + 0,00 ZGH3130 Zwakgebufferde vennen >0,05 >0,05 + 0,00 H2310 Stuifzandheiden met struikhei >0,05 >0,05-0,00 Sarsven en De Banen Habitattype H3130 Zwakgebufferde vennen 0,09 0,09 + 0,00 H3140hz Kranswierwateren, op hogere zandgronden 0,08 0,08 + 0,00 H3110 Zeer zwakgebufferde vennen 0,09 0,09 + 0,00 Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 18/31

75 Meldingsbevestiging Kampina & Oisterwijkse Vennen Habitattype H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) 0,06 0,06 + 0,00 H3160 Zure vennen >0,05 >0,05 + 0,00 H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden) >0,05 >0,05 + 0,00 H3130 Zwakgebufferde vennen 0,05 0,05 0,00 H2310 Stuifzandheiden met struikhei 0,05 0,05-0,00 Roerdal Habitattype H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) 0,06 0,06 + 0,00 Zeldersche Driessen Habitattype H9120 Beuken-eikenbossen met hulst >0,05 >0,05 + 0,00 Geen overschrijding Wel overschrijding* Geen depositieruimte * Deze uitkomst wordt niet meegenomen in de toetsing aan de Nb-wet. Bij de toetsing aan de NB-wet gaat het om de relevante hexagonen waarvoor ontwikkelingsruimte is gereserveerd. Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 19/31

76 Meldingsbevestiging Depositie resterende gebieden Natuurgebied Hoogste depositie Situatie 2 Hageven met Dommelvallei, Beverbeekse Heide, Warmbeek en Waterin 0,95 1,00 + 0,05 1,54 Hamonterheide, Hageven, Buitenheide, Stamprooierbroek en Mariaho 0,95 1,00 + 0,05 1,54 Abeek met aangrenzende moerasgebieden 0,14 0,16 + 0,02 0,19 - Vogelschutzgebiet 'Schwalm- Nette-Platte mit Grenzwald u. Meinweg >0,05 0,07 + 0,02 0,09 Reichswald 0,04 >0,05 + 0,02 0,06 - Lüsekamp und Boschbeek 0,04 >0,05 + 0,01 0,06 Wälder und Heiden bei Brüggen- Bracht 0,06 0,07 + 0,01 0,08 - Elmpter Schwalmbruch >0,05 0,06 + 0,01 0,07 - Krickenbecker Seen - Kl. De Witt-See 0,04 >0,05 + 0,01 0,09 - Itterbeek met Brand, Jagersborg en Schootsheide en Bergerven 0,09 0,10 + 0,01 0,13 - Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en h 0,09 0,10 + 0,01 0,21 - Ronde Put 0,09 0,10 + 0,01 0,12 - Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek >0,05 0,06 + 0,00 0,10 - Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 20/31

77 Meldingsbevestiging Natuurgebied Hoogste depositie Situatie 2 Bocholt, Hechtel-Eksel, Meeuwen-Gruitrode, Neerpelt en Peer 0,20 0,20 + 0,00 0,32 - Militair domein en vallei van de Zwarte Beek 0,15 0,16 + 0,00 0,17 - Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel 0,12 0,12 + 0,00 0,19 - Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor 0,10 0,10 + 0,00 0,13 - Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout 0,07 0,07 + 0,00 0,11 - Bosbeekvallei en aangrenzende bos- en heidegebieden te As- Opglab 0,07 0,07 + 0,00 0,10 - Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrod 0,07 0,07 + 0,00 0,10 - Houthalen-Helchteren, Meeuwen-Gruitrode en Peer >0,05 0,06 + 0,00 0,09 - Valleien van de Laambeek, Zonderikbeek, Slangebeek en Roosterbee >0,05 >0,05 + 0,00 0,07 - Mechelse Heide en vallei van de Ziepbeek 0,05 >0,05 + 0,00 0,06 - Arendonk, Merksplas, Oud- Turnhout, Ravels en Turnhout >0,05 >0,05 + 0,00 0,07 - Hangmoor Damerbruch 0,06 0,06 + 0,00 0,07 - Tantelbruch mit Elmpter Bachtal und Teilen der Schwalmaue 0,06 0,06 + 0,00 0,08 - Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 21/31

78 Meldingsbevestiging Natuurgebied Hoogste depositie Situatie 2 Meinweg mit Ritzroder Dünen >0,05 >0,05 + 0,00 >0,05 Schwalm, Knippertzbach, Raderveekes u. Lüttelforster Bruch >0,05 >0,05 + 0,00 0,06 - Vogelschutzgebiet 'Unterer Niederrhein' 0,05 >0,05 + 0,00 0,06 - Grensmaas 0,07 0,07 + 0,00 0,07 - Fleuthkuhlen >0,05 >0,05 + 0,00 0,07 - De Mechelse Heide en de Vallei van de Ziepbeek >0,05 >0,05 + 0,00 >0,05 - Nette bei Vinkrath >0,05 >0,05 0,00 >0,05 - Helpensteiner Bachtal- Rothenbach >0,05 >0,05 0,00 >0,05 - Geen overschrijding Wel overschrijding* * Deze uitkomst wordt niet meegenomen in de toetsing aan de Nb-wet. Bij de toetsing aan de NB-wet gaat het om de relevante hexagonen waarvoor ontwikkelingsruimte is gereserveerd. Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 22/31

79 Meldingsbevestiging Depositie per habitattype Hageven met Dommelvallei, Beverbeekse Heide, Warmbeek en Waterin Habitattype H9999:1022c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,95 1,00 + 0,05 Hamonterheide, Hageven, Buitenheide, Stamprooierbroek en Mariaho Habitattype H9999:1040c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,96 1,00 + 0,04 Abeek met aangrenzende moerasgebieden Habitattype H9999:1023c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,14 0,16 + 0,02 - Vogelschutzgebiet 'Schwalm-Nette-Platte mit Grenzwald u. Meinweg Habitattype H9999:1247c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) >0,05 0,07 + 0,02 Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 23/31

80 Meldingsbevestiging Reichswald Habitattype H9999:1194c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,04 >0,05 + 0,02 - Lüsekamp und Boschbeek Habitattype H9999:1258c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,04 >0,05 + 0,01 Wälder und Heiden bei Brüggen-Bracht Habitattype H9999:1255c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,06 0,07 + 0,01 - Elmpter Schwalmbruch Habitattype H9999:1254c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) >0,05 0,06 + 0,01 - Krickenbecker Seen - Kl. De Witt-See Habitattype Meldingsbevestiging H9999:1246c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) NB wet Beoogde situatie 0,04 >0,05 + 0,01-2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 24/31

81 Meldingsbevestiging Itterbeek met Brand, Jagersborg en Schootsheide en Bergerven Habitattype H9999:1024c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,09 0,10 + 0,01 - Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en h Habitattype H9999:1010c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,09 0,10 + 0,01 - Ronde Put Habitattype H9999:1017c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,07 0,08 + 0,01 - Uiterwaarden langs de Limburgse Maas met Vijverbroek Habitattype H9999:1027c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) >0,05 0,06 + 0,00 - Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 25/31

82 Meldingsbevestiging Bocholt, Hechtel-Eksel, Meeuwen-Gruitrode, Neerpelt en Peer Habitattype H9999:1036c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,20 0,20 + 0,00 - Militair domein en vallei van de Zwarte Beek Habitattype H9999:1037c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,15 0,16 + 0,00 - Vallei- en brongebied van de Zwarte Beek, Bolisserbeek en Dommel Habitattype H9999:1019c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,12 0,12 + 0,00 - Bovenloop van de Grote Nete met Zammelsbroek, Langdonken en Goor Habitattype H9999:1011c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,10 0,10 + 0,00 - Vennen, heiden en moerassen rond Turnhout Habitattype Meldingsbevestiging H9999:1009c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) NB wet Beoogde situatie 0,07 0,07 + 0,00-2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 26/31

83 Meldingsbevestiging Bosbeekvallei en aangrenzende bos- en heidegebieden te As-Opglab Habitattype H9999:1032c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,07 0,07 + 0,00 - Mangelbeek en heide- en vengebieden tussen Houthalen en Gruitrod Habitattype H9999:1020c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,07 0,07 + 0,00 - Houthalen-Helchteren, Meeuwen-Gruitrode en Peer Habitattype H9999:1039c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) >0,05 0,06 + 0,00 - Valleien van de Laambeek, Zonderikbeek, Slangebeek en Roosterbee Habitattype H9999:1021c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) >0,05 >0,05 + 0,00 - Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 27/31

84 Meldingsbevestiging Mechelse Heide en vallei van de Ziepbeek Habitattype H9999:1025c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,05 >0,05 + 0,00 - Arendonk, Merksplas, Oud-Turnhout, Ravels en Turnhout Habitattype H9999:1016c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,06 0,06 + 0,00 - Hangmoor Damerbruch Habitattype H9999:1242c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,06 0,06 + 0,00 - Tantelbruch mit Elmpter Bachtal und Teilen der Schwalmaue Habitattype H9999:1256c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,06 0,06 + 0,00 - Meinweg mit Ritzroder Dünen Habitattype H9999:1259c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) >0,05 >0,05 + 0,00 Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 28/31

85 Meldingsbevestiging Schwalm, Knippertzbach, Raderveekes u. Lüttelforster Bruch Habitattype H9999:1260c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) >0,05 >0,05 + 0,00 - Vogelschutzgebiet 'Unterer Niederrhein' Habitattype H9999:1198c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) 0,05 >0,05 + 0,00 - Grensmaas Fleuthkuhlen Habitattype H9999:1233c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) >0,05 >0,05 + 0,00 - De Mechelse Heide en de Vallei van de Ziepbeek Habitattype H9999:1035c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) >0,05 >0,05 + 0,00 - Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 29/31

86 Meldingsbevestiging Nette bei Vinkrath Habitattype H9999:1248c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) >0,05 >0,05 0,00 - Helpensteiner Bachtal-Rothenbach Habitattype H9999:1262c Habitattype onbekend/onzeker (buitenland) >0,05 >0,05 0,00 - Geen overschrijding Wel overschrijding* * Deze uitkomst wordt niet meegenomen in de toetsing aan de Nb-wet. Bij de toetsing aan de NB-wet gaat het om de relevante hexagonen waarvoor ontwikkelingsruimte is gereserveerd. Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 30/31

87 Meldingsbevestiging Disclaimer Rekenbasis Hoewel verstrekte gegevens kunnen dienen ter onderbouwing van een vergunningaanvraag, kunnen er geen rechten aan worden verleend. De eigenaar van AERIUS aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de inhoud van de door de gebruiker aangeboden informatie. Bovenstaande gegevens zijn enkel bruikbaar tot er een nieuwe versie van AERIUS is. AERIUS is een geregistreerd handelsmerk in de Benelux. Alle rechten die niet expliciet worden verleend, zijn voorbehouden. Deze berekening is tot stand gekomen op basis van: AERIUS Database versie 2015_ _3dec74e7e2 versie 2015_ _3dec74e7e2 Voor meer informatie over de gebruikte methodiek en data zie: Meldingsbevestiging NB wet Beoogde situatie 2AFBhmEwg5YC (15 december 2015) pagina 31/31

88 U heeft op grond van artikel 8 van de Regeling Programmatische aanpak stikstof een melding ingediend voor uw initiatief. Deze bevestiging van uw melding is voor uw eigen administratie en toont aan dat de melding is ontvangen en de benodigde depositieruimte geregistreerd is. Dit document bevat resultaten van een stikstofdepositieberekening met AERIUS Calculator en geeft de stikstofeffecten van het initiatief weer op de voor stikstof gevoelige habitats binnen de PAS gebieden. De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH3) en/of stikstofoxide (NOx). Bij een eventuele volgende melding kunt u deze pdf importeren in AERIUS Calculator, u hoeft dan de emissiegegevens niet opnieuw in te voeren. Voor meer toelichting verwijzen we u naar de websites pas.natura2000.nl en Berekening Projecteffect Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen Verdere toelichting over deze PDF kunt u vinden in een bijbehorende leeswijzer. Deze leeswijzer en overige documentatie is te raadplegen via: ogbt2dhqjw6 (18 juli 2016) pagina 1/8

89 Meldingsbevestiging Contact Voor wie is de melding? Wie doet de melding? Raassens V.O.F. (PROJECTEFFECT GEMELD) J. Raassens Renheide XJ Leende mail@exlan.nl Agrifirm Exlan G. van Iersel Waalkade KR Oss g.vandenboomen@agrifirm.com KvK: Activiteit Omschrijving AERIUS kenmerk Situatie 1 (referentie) Raassens Leende ogbt2dhqjw6 Projecteffect Kenmerk bestaande Nb-wetvergunning Eerdere melding Nb wet C / Geen Datum berekening Rekenjaar 18 juli 2016, 11: Totale emissie Situatie 1 NOx - NH3 114,00 kg/j Depositie Hectare met hoogste projectbijdrage Natuurgebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux Provincie Noord-Brabant Situatie 1 0,49 Toelichting Bijlage Meldingsbevestiging Projecteffect ogbt2dhqjw6 (18 juli 2016) pagina 2/8

90 Meldingsbevestiging Locatie Projecteffect Emissie (per bron) Projecteffect Naam Stal 2 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 4,1 m Warmteinhoud 0,000 MW NH3 48,00 kg/j Dier RAV code Omschrijving Aantal dieren Stof Emissiefactor (kg/dier/j) Emissie AFW Droogtunnel NH3 0,002 48,00 kg/j Meldingsbevestiging Projecteffect ogbt2dhqjw6 (18 juli 2016) pagina 3/8

91 Meldingsbevestiging Naam Stal 5 Locatie (X,Y) , Uitstoothoogte 3,9 m Warmteinhoud 0,000 MW NH3 66,00 kg/j Dier RAV code Omschrijving Aantal dieren Stof Emissiefactor (kg/dier/j) Emissie AFW Droogtunnel NH3 0,002 66,00 kg/j Meldingsbevestiging Projecteffect ogbt2dhqjw6 (18 juli 2016) pagina 4/8

92 Meldingsbevestiging Depositie natuurgebieden Hoogste projectbijdrage (Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux) Hoogste projectbijdrage per natuurgebied Habitatrichtlijn Vogelrichtlijn Beschermd natuurgebied Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn Habitatrichtlijn, Beschermd natuurgebied Vogelrichtlijn, Beschermd natuurgebied Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, Beschermd natuurgebied Meldingsbevestiging Projecteffect ogbt2dhqjw6 (18 juli 2016) pagina 5/8

93 Meldingsbevestiging Natuurgebied Hoogste depositie Depositie PASgebieden Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux 0,49 Geen overschrijding* Wel overschrijding Geen depositieruimte Er is hier geen effect dat relevant is voor de uitgifte van depositieruimte * Deze uitkomst wordt niet meegenomen in de toetsing aan de Nb-wet. Bij de toetsing aan de NB-wet gaat het om de relevante hexagonen waarvoor ontwikkelingsruimte is gereserveerd. Meldingsbevestiging Projecteffect ogbt2dhqjw6 (18 juli 2016) pagina 6/8

94 Meldingsbevestiging Depositie per habitattype Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux Habitattype Hoogste depositie H2330 Zandverstuivingen 0,49 H2310 Stuifzandheiden met struikhei 0,40 H4030 Droge heiden 0,33 H91D0 Hoogveenbossen 0,28 H91E0C Vochtige alluviale bossen (beekbegeleidende bossen) 0,28 H9190 Oude eikenbossen 0,11 H4010A Vochtige heiden (hogere zandgronden) 0,09 H3160 Zure vennen 0,06 H7110B Actieve hoogvenen (heideveentjes) >0,05 Geen overschrijding* Wel overschrijding Geen depositieruimte Er is hier geen effect dat relevant is voor de uitgifte van depositieruimte * Deze uitkomst wordt niet meegenomen in de toetsing aan de Nb-wet. Bij de toetsing aan de NB-wet gaat het om de relevante hexagonen waarvoor ontwikkelingsruimte is gereserveerd. Meldingsbevestiging Projecteffect ogbt2dhqjw6 (18 juli 2016) pagina 7/8

95 Meldingsbevestiging Disclaimer Rekenbasis Hoewel verstrekte gegevens kunnen dienen ter onderbouwing van een vergunningaanvraag, kunnen er geen rechten aan worden verleend. De eigenaar van AERIUS aanvaardt geen aansprakelijkheid voor de inhoud van de door de gebruiker aangeboden informatie. Bovenstaande gegevens zijn enkel bruikbaar tot er een nieuwe versie van AERIUS is. AERIUS is een geregistreerd handelsmerk in Europa. Alle rechten die niet expliciet worden verleend, zijn voorbehouden. Deze berekening is tot stand gekomen op basis van: AERIUS Database versie _ _90ad58c36e versie _ _90ad58c36e Voor meer informatie over de gebruikte methodiek en data zie: Meldingsbevestiging Projecteffect ogbt2dhqjw6 (18 juli 2016) pagina 8/8

96 Beschikking van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Ons kenmerk C / op de op 5 september 2013 door ons ontvangen aanvraag voor een vergunning ingevolge artikel 16 en/of 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 van Raassens VOF voor de uitbreiding/wijziging van een veehouderij gelegen aan de Renheide 5, 5595 XJ te Leende, in de gemeente Heeze-Leende.

97 INHOUDSOPGAVE BESCHIKKING 3 1 Onderwerp 3 2 Beschikking 3 PROCEDURELE ASPECTEN 4 1 Aanvraag 4 2 Bevoegd gezag 4 3 Uniforme openbare voorbereidingsprocedure 4 4 Ontvankelijkheid 4 5 Zienswijzen naar aanleiding van de aanvraag 4 6 Zienswijzen naar aanleiding van terinzagelegging van het ontwerpbesluit 4 7 Instemming 5 OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN 6 1 Wettelijk kader Natuurbeschermingswet Mogelijke effecten van het project 7 3 Beoordeling stikstofdepositie Beoogde situatie in aanvraag Uitgangssituatie Effecten stikstofdepositie op beschermde natuurgebieden Overwegingen effecten op beschermde gebieden Conclusie 9 BIJLAGE: AAgro-Stacks berekening aangevraagde situatie 10 Kennisgeving Natuurbeschermingswet /11

98 BESCHIKKING 1 Onderwerp Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant hebben op 5 september 2013 van Raassens VOF een aanvraag ontvangen voor een vergunning ingevolge artikel 16 en/of 19d van de Natuurbeschermingswet De aanvraag betreft de uitbreiding/wijziging van een veehouderij gelegen aan de Renheide 5, 5595 XJ te Leende, in de gemeente Heeze-Leende. 2 Beschikking Gelet op de bepalingen van de Natuurbeschermingswet 1998 besluiten wij: I. aan Raassens VOF, gevestigd aan de Renheide 5, 5595 XJ te Leende, de ingevolge artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 vereiste vergunning te verlenen voor de uitbreiding/wijziging van een veehouderij aan de Renheide 5, 5595 XJ te Leende, gelegen nabij de Natura 2000-gebieden Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel, Weerter- en Budelerbergen & Ringselven, Strabrechtse Heide & Beuven, Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux en Kempenland-West ; II. dat de beschrijving van het project in de aanvraag en de bijlage bij deze beschikking, voor zover deze betrekking heeft op de stalsystemen, veebezetting en emissiegegevens onderdeel uitmaakt van deze vergunning; III. dat deze vergunning betrekking heeft op een emissie van 4.088,85 kg NH 3 per jaar, resulterend in een stikstofdepositie op de in beslispunt I genoemde Natura 2000-gebieden zoals weergegeven in de bijlage bij deze beschikking. s-hertogenbosch, 29 december 2014 Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, namens deze, Drs. M.H. Pepping, afdelingsmanager vergunningen Omgevingsdienst Brabant Noord 3/11

99 PROCEDURELE ASPECTEN 1 Aanvraag Op 5 september 2013 hebben wij van Raassens VOF een aanvraag voor een vergunning ingevolge artikel 16 en/of 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) ontvangen. De aanvraag is op 28 augustus 2014 aangevuld. Een uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in de aanvraag. De aanvraag is geregistreerd onder nummer C Bevoegd gezag Omdat de gebieden waar de aanvraag betrekking op heeft geheel of grotendeels in de provincie Noord-Brabant zijn gelegen en/of omdat het gaat om een project/handeling die hoofdzakelijk gevolgen kan hebben voor het in de provincie Noord-Brabant gelegen deel van de betrokken Natura 2000-gebieden, zijn wij op grond van artikel 2, eerste lid, respectievelijk artikel 2a van de Nbw 1998 bevoegd om op de aanvraag te beslissen. 3 Uniforme openbare voorbereidingsprocedure Op 23 september 2008 en 14 februari 2012 hebben wij besloten de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing te verklaren op de voorbereiding van besluiten op aanvragen om een vergunning ingevolge artikel 19d respectievelijk artikel 16 van de Nbw 1998 (Provinciaal Blad, nummer 174/08 en 46/12). 4 Ontvankelijkheid Ten aanzien van de aspecten van de aanvraag waarvoor een vergunning ingevolge de Nbw 1998 is vereist, hebben wij beoordeeld of de aanvraag volledig is en voldoende gegevens bevat. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van die aspecten waarvoor een vergunning is vereist. 5 Zienswijzen naar aanleiding van de aanvraag Op grond van artikel 44, tweede en derde lid, van de Nbw 1998 hebben wij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heeze-Leende in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven over de aanvraag. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 6 Zienswijzen naar aanleiding van terinzagelegging van het ontwerpbesluit De kennisgeving over het ontwerpbesluit en bijbehorende stukken is gepubliceerd op de website onder bekendmakingen en op op 10 oktober Vervolgens heeft het ontwerpbesluit gedurende zes weken ter inzage gelegen bij de Omgevingsdienst Brabant Noord (ODBN), Victorialaan 1 b-g, 5213 JG s-hertogenbosch, namelijk van 10 oktober 2014 tot en met 20 november 2014, en is een ieder in de gelegenheid gesteld zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. 4/11

100 7 Instemming Op grond van artikel 2, vijfde lid, van de wet hebben wij het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg gevraagd om instemming met het ontwerpbesluit waarbij wij hebben aangegeven het ontbreken van een reactie gelijk te stellen aan een instemming. Binnen de gestelde termijn hebben wij geen reactie van de provincie Limburg ontvangen. 5/11

101 OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN 1 Wettelijk kader Natuurbeschermingswet 1998 Artikel 19d van de Nbw 1998 heeft betrekking op de vergunningplicht in verband met Natura 2000-gebieden (habitatrichtlijn- en vogelrichtlijngebieden). Op grond van artikel 19d, eerste lid, van de Nbw 1998 is het verboden zonder vergunning van Gedeputeerde Staten projecten of andere handelingen uit te voeren die, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 1 blijkt dat een wijziging of uitbreiding van een veehouderij die stikstofdepositie tot gevolg heeft op voor stikstof gevoelige habitats en soorten binnen een Natura 2000-gebied vergunningplichtig is op grond van artikel 19d van de Nbw Dit is het geval bij toename maar ook bij gelijkblijven of afname van depositie ten opzichte van de reeds bij of krachtens de Wet milieubeheer of Hinderwet vergunde of gemelde situatie op de voor het betreffende Natura 2000-gebied geldende referentiedatum of een na de referentiedatum verleende Natuurbeschermingswetvergunning. Onder referentiedatum wordt verstaan: voor habitatrichtlijngebieden: 7 december 2004 (datum waarop het gebied op de lijst van gebieden van communautair belang is geplaatst); voor vogelrichtlijngebieden: datum van aanwijzing van het vogelrichtlijngebied of 10 juni 1994, indien het vogelrichtlijngebied voor deze datum is aangewezen. Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 2 blijkt tevens dat bij de beoordeling van de aanvraag moet worden uitgegaan van de vergunde situatie 3 met de laagste ammoniakemissie in de periode vanaf de referentiedatum. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag wordt op grond van artikel 19e van de Nbw 1998 rekening gehouden met de gevolgen die het aangevraagde project, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Uit de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt tevens dat indien sprake is van een afname of gelijkblijven van depositie, ten opzichte van de referentiedatum, significante gevolgen voor het Natura 2000-gebied uitgesloten kunnen worden en dat er daarom geen verplichting bestaat om een passende beoordeling te maken 4. 1 O.a. uitspraak van 31 maart 2010, zaaknummer /1/R2 en uitspraak van 7 september 2011, zaaknummer /1/R2. 2 O.a. uitspraak van 13 november 2013, /1/R2. 3 Hierbij gelden later verleende vergunningen krachtens de Wabo, de Wet milieubeheer of Hinderwet of ingediende meldingen op basis van het Besluit melkrundveehouderij milieubeheer, het Besluit landbouw milieubeheer of het Activiteitenbesluit, voor zover hierin een lagere ammoniakemissie is vergund of gemeld, als uitgangssituatie. 4 Zie genoemde uitspraken bij voetnoot 1. 6/11

102 2 Mogelijke effecten van het project Er zijn er alleen mogelijke negatieve effecten te verwachten van stikstofdepositie als gevolg van de uitstoot van stikstof. In voedselarme ecosystemen, zoals aanwezig in de nabij gelegen natuurgebieden, leidt een overmaat 5 aan stikstofdepositie tot een ongewenste toename aan voedingsstoffen en verzuring. 3 Beoordeling stikstofdepositie 3.1 Beoogde situatie in aanvraag Er wordt vergunning gevraagd voor de situatie zoals weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 1. Aangevraagde situatie Diercategorie Rav-code 6 huisvestingssysteem aantal Legkippen E Legkippen E VoliŁrehuisvesting, minimaal 50% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband. Mestbanden minimaal eenmaal per week afdraaien. Roosters in minimaal twee etages. VoliŁrehuisvesting, 45-55% van de leefruimte is rooster met daaronder een mestband met beluchting. Mestbanden minimaal tweemaal per week afdraaien. Roosters in minimaal twee etages. dieren stal NH3-emissie factor (kg NH3/d/jr) kg NH3/jr , , , ,00 Totaal 4.088,85 5 Alterra-rapport nr (Wageningen, 2012) geeft een overzicht van kritische depositiewaarden voor stikstof, toegepast op de habitattypen en leefgebieden binnen Natura 2000-gebieden. 6 Stalsysteem weergegeven door code zoals opgenomen in de Regeling ammoniak en veehouderij, Staatscourant 2014, nr (10 september 2014). 7/11

103 3.2 Uitgangssituatie De uitgangssituatie 7 voor de Natura 2000-gebieden, zoals bedoeld in hoofdstuk 1, is in onderstaande tabel opgenomen. Voor de vogelrichtlijngebieden verwijzen wij naar paragraaf 3.3. Voor de habitatrichtlijngebieden wordt voor de uitgangssituatie uitgegaan van de na de referentiedatum verleende milieuvergunning d.d. 27 juli Tabel 2. Uitgangssituaties Beschermd natuurgebied Status beschermd natuurgebied 8 Referentiedatum Uitgangssituatie Vergunde kg NH3 totaal Groote Peel HR ,85 Deurnsche Peel & Mariapeel Weerter- en Budelerbergen & Ringselven Strabrechtse Heide & Beuven Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux HR ,85 HR ,85 HR ,85 HR ,85 Kempenland-West HR , Effecten stikstofdepositie op beschermde natuurgebieden Uit de tabellen 1 en 2 blijkt dat er in de aangevraagde situatie sprake is van een gelijk blijven van ammoniakemissie ten opzichte van de uitgangssituatie. Om een goed beeld te krijgen van de stikstofdepositie op de beschermde gebieden, is de depositie berekend op verschillende punten. De berekeningen zijn uitgevoerd met het model AAgro-Stacks versie 1.0 en maken deel uit van de aanvraag. Er zijn berekeningen uitgevoerd van de stikstofdepositie in de aangevraagde situatie en de stikstofdepositie in de uitgangssituatie. Uit de berekeningen blijkt dat er in de aangevraagde situatie sprake is van een afname van stikstofdepositie ten opzichte van de uitgangssituatie. Dit is inzichtelijk gemaakt in de aanvraag. In onderstaande tabel zijn de maximale depositiewaarden weergegeven voor het meest nabijgelegen en hoogst belaste beschermde natuurgebied. Tabel 3. Stikstofdepositieberekeningen (mol N/ha/jr) voor uitgangssituatie en aangevraagde situatie Gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux Maximale stikstofdepositie in uitgangssituatie Maximale stikstofdepositie aangevraagd Verschil uitgangsen beoogde situatie 10,00 10,00 0,00 7 Onder uitgangssituatie wordt verstaan: 1) de bij of krachtens de Wet milieubeheer of Hinderwet vergunde of gemelde situatie op de voor het betreffende Natura 2000-gebied geldende referentiedatum waarbij eventuele latere vergunde of gemelde lagere ammoniakemissies als uitgangssituatie dienen of 2) een na de referentiedatum verleende Natuurbeschermingswetvergunning. 8 VR: vogelrichtlijngebied, HR: habitatrichtlijngebied, BN: beschermd natuurmonument 8/11

104 Uit de AAgro-Stacksberekeningen blijkt dat de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux gelijk blijft ten opzichte van de uitgangssituatie. Voor de mogelijke effecten van stikstofdepositie op het leefgebied van beschermde vogelsoorten in vogelrichtlijngebieden, heeft het onderzoeksinstituut Alterra onderzoek gedaan. De resultaten van dit onderzoek zijn beschreven in het rapport Effecten van stikstof op vogelsoorten in vogelrichtlijngebieden in Noord-Brabant, Wageningen 2012, Alterra-rapport 2359, dat openbaar te raadplegen is op en In de passende beoordeling bij de aanvraag is geconcludeerd dat, op basis van het Alterra-rapport, significant negatieve effecten op de vogelrichtlijngebieden Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel, Weerter- en Budelerbergen & Ringselven, Strabrechtse Heide & Beuven en Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux zijn uit te sluiten. 3.4 Overwegingen effecten op beschermde gebieden Ten opzichte van de uitgangssituatie is er geen sprake van een toename van ammoniakemissie en geen toename van de stikstofdepositie op de habitatrichtlijngebieden. Voor de vogelrichtlijngebieden is met het Alterra-rapport Effecten van stikstof op vogelsoorten in vogelrichtlijngebieden in Noord-Brabant voldoende onderbouwd dat ontwikkelingen met een stikstofemissie in het verleden en nieuwe ontwikkelingen niet zullen leiden tot significant negatieve gevolgen voor de beschermde vogelsoorten in deze vogelrichtlijngebieden. Uit de aanvraag blijkt dat er, naast de effecten van stikstof, geen andere negatieve effecten te verwachten zijn die de natuurlijke kenmerken van de diverse beschermde gebieden kunnen aantasten. 3.5 Conclusie Op grond van bovenstaande beoordeling concluderen wij dat de aangevraagde activiteit, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen, niet kan leiden tot verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in de Natura 2000-gebieden Groote Peel, Deurnsche Peel & Mariapeel, Weerter- en Budelerbergen & Ringselven, Strabrechtse Heide & Beuven, Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux en Kempenland-West en geen significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor deze gebieden zijn aangewezen. Wij verlenen de gevraagde vergunning ingevolge artikel 19d van de Nbw /11

105 BIJLAGE: AAgro-Stacks berekening aangevraagde situatie 10/11