Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op"

Transcriptie

1 Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op Verkenning 1 Hij is snel en kan per uur goed verdienen (of: hij vindt het minder vervelend werk dan alternatieven). 2 Geld. 3 Een gewerkt uur kan hij niet aan zijn studie besteden. Kortom: het keuzeprobleem. 4 Geld en tijd zijn schaars. Je moet kiezen wat je met tijd en geld doet. 5 a De middelen zijn nooit onbegrensd, maar de behoeften wel. Dus is er schaarste. b Bij schaarste zijn de middelen beperkt, de behoeften niet. Je moet dus kiezen waar je de middelen voor inzet. 6 a Ze vieren vakantie en ze zien veel verschillende dieren. b Hun behoefte aan een eitje is groter dan de beschikbaarheid van eieren. c Ook in Nederland zijn bij eieren de middelen beperkt in vergelijking tot de behoeften. d Er is zo veel zand dat de beschikbaarheid groot genoeg is om in alle behoeften te kunnen voorzien. Er is geen keuzeprobleem: wat meer zand gaat niet ten koste van de beschikbaarheid van andere goederen. 7 Ja, hij moet kiezen tussen een baan die voldoening oplevert en een baan die meer geld oplevert. Of nee: als hij geen behoefte heeft aan een baan met een hoger loon, speelt het keuzeprobleem op dit punt niet. 8 a De vraag is groter dan de capaciteit. De aanbieders kunnen de vraag niet aan, waardoor er wachtlijsten ontstaan. b Nee, bij economie zijn alle goederen en diensten waaraan de behoefte groter is dan de beschikbaarheid schaars. Dus ook de goederen en diensten waarbij de aanbieders de vraag wel aankunnen. 9 Geld en goederen. 10 Bijvoorbeeld: om je af te drogen na het douchen, om op te liggen aan het strand, om tocht onder een deur tegen te gaan. 11 Water kan gebruikt worden om de dorst te lessen, en ook als koelwater voor de auto. 12 a Tijd. b 12 zijn haar kosten van ongerief. Als ze bij de supermarkt moet werken zonder ervoor betaald te worden, zou ze bereid zijn 12 te betalen om maar niet te hoeven werken. c De baten van het werken bij de supermarkt zijn haar inkomen. De baten bij uitslapen zijn haar inschatting hoeveel geld uitslapen haar waard is, maar dat is geen echt inkomen. 13

2 Activiteit Kosten Baten Baten kosten Meehelpen in de keuken Werken bij C Uitgaan Werken bij C1000 had boven de 7 aan netto baten moeten uitkomen. De baten hadden meer dan = 15 moeten zijn. Dus 15 / 4 = 3,75 per uur. 15 a De behoefte aan spareribs is in het geval van de slager oneindig. Mensen gaan honderden spareribs halen voor 12. Bij het restaurant is er wel een grens: je kunt niet heel veel spareribs eten. b De vraag gaat over het dilemma van oneindige behoeften versus beperkte middelen. 16 A, B, D en E 17 a b 36 = 12 aantal cd s + 2 aantal broodjes kroket. 18 A: cd s worden duurder, B: dvd s worden duurder, C: beide goederen worden duurder, of het budget daalt. 19 a Goed 2. b c 120 = 4q 1 + (12 5) q 1 = 15 d Zie de grafiek bij b. e Zie de grafiek bij b. Toepassing

3 1 a Mensen hebben geen onbegrensde behoeften aan goederen en diensten. Het zijn troostaankopen, omdat niet de echte behoeften (bezinning, goede relaties met andere mensen) worden bevredigd. b Bijvoorbeeld de zin: Het betekent alleen dat er te weinig middelen zijn om alle behoeften van iedereen te bevredigen: er blijft voor iedereen altijd wel iets te wensen over. 2 a In de zin Ook de zee behoort tot onze schaarse voedselbodems. Want de beschikbaarheid aan voedselbodems is kleiner dan de behoefte. b In de zin De oplossing is zoals meestal simpel: Kweek schaarste in goederen. Hij bedoelt met schaarste nu een beperkte hoeveelheid. c De mens went aan het hogere consumptieniveau, wil dan weer meer, waardoor er nooit genoeg energie voorhanden is. 3 In beide artikelen betwijfelen de auteurs of de behoeften wel oneindig zijn, of we onszelf niet voor de gek houden en de eigenlijke behoeften andere zaken betreffen, zoals goede relaties met andere mensen. 4 a Je kunt de ruimte op verschillende manieren gebruiken: voor een vliegveld, als stilteruimte, en voor vele andere doeleinden. b Er moet gekozen worden: stilte kost geld, want er kan ook geld verdiend worden met de luchthaven. De schaarste zie je ook aan het verschil in huizenprijzen. Huizen die in een gebied met veel geluidsoverlast staan, zijn goedkoper dan huizen die in een rustige, stille omgeving staan. c Bijvoorbeeld: meer files op de wegen, luchtverontreiniging, horizonvervuiling. d Bijvoorbeeld: meer wegen, ook voor automobilisten die niet met het vliegtuig reizen, meer werkgelegenheid in de omgeving, vliegtuigspotters kunnen hun hobby uitoefenen. 5 Het budget is = 500. De prijs van goed X = 500 / 40 = 12,50. 6 B. Schoon water is nu ook al een schaars goed: de behoefte is groter dan de beschikbaarheid. 7 D Hoofdstuk 2 Van ruilen komt geen huilen Verkenning 1 a Beide partijen moeten er voordeel bij hebben. Er moet contact mogelijk zijn tussen koper en verkoper. b Door het opstellen van een catalogus en het organiseren van beurzen. 2 a Je kunt alleen beschikken over de goederen en diensten die in het land zelf geproduceerd worden. Er is geen mogelijkheid om te profiteren van goederen en diensten die niet in eigen land, maar wel in andere landen worden geproduceerd. b Er is altijd wel enige handel tussen landen. 3 a Met Pauline en Bas. b Meer dan 20, en minder dan 26 stripboeken voor de computer. Dus 21 t/m 25 stripboeken in ruil voor de computer levert beide personen voordeel op.

4 4 Bas woont veel verder weg, dat is onhandig. De transactiekosten kunnen zo hoog zijn, dat een ruil met Pauline beter uitkomt. 5 Reiskosten, overlegkosten, kosten om een contract op te stellen, nalevingskosten, de tijd die nodig is om een koper of verkoper te vinden. 6 a Reiskosten of verzendkosten, kosten om contact te krijgen, geïnvesteerde tijd. b De site maakt het veel gemakkelijker om een specifiek product en aanbieder te vinden zonder allerlei winkels af te lopen. c Bijvoorbeeld ruilen.nl. d Bij een directe ruil moet aan twee voorwaarden voldaan worden: de koper moet interesse hebben in het te verkopen product, en de koper moet iets kunnen aanbieden waarin de verkoper interesse heeft. Bij een indirecte ruil vervalt de tweede eis. 7 Wat is de prijs van het brood? 8 a Een stuk grond in ruil voor geld. b De transactiekosten zijn de bijkomende kosten, niet de verkoopprijs van het goed of de dienst zelf. c Transactiekosten Projectontwikkelaar 1 De onderhandelingstijd voor het opstellen van het contract 2 Het opstellen van het contract Gemeente 1 De onderhandelingstijd voor het opstellen van het contract 2 Het opstellen van het contract 3 De controle op het naleven van het contract (nalevingskosten) d Hij schat in welke opbrengst hij kan behalen met de verkoop van de huizen. Als die voldoende hoog is in vergelijking met de kosten van de aankoop van de grond, zal hij de ruil willen doen. 9 a Beide partijen moeten de importbelemmeringen beperken. b Het is meer een onderhandeling waarbij beide partijen hun beleid veranderen. Het is geen echte ruil van goederen of diensten tegen geld of tegen elkaar. c De onderhandelingen duren eindeloos. Er zijn dus hoge kosten, bijvoorbeeld hoge vergaderkosten. 10 a Zijn arbeid. b De ingeleverde tijd versus het verdiende inkomen. c De productiviteit van Kai versus de loonkosten. d Een dienst: vakken vullen. e De producten en diensten van de discotheek.

5 f Zonder het baantje kan Kai niet naar de discotheek. g Geproduceerde goederen en diensten zijn alleen nuttig als ze door consumenten gekocht en gewaardeerd worden. 11 Yusuf, want hij plukt 6 kilo per uur, en Ria maar 4 kilo. 12 a Scholing en specialisatie. b Bijvoorbeeld: ervaring, harder werken. 13 a Met scholing (een computercursus). b Hij gebruikt nu ook software: een boekhoudprogramma. 14 a Hij maakt gebruik van gespecialiseerde werknemers met een hoge arbeidsproductiviteit. b Door de specialisatie blijft de prijs van een piano relatief laag, en kunnen meer consumenten een piano kopen. 15 a Productie zonder arbeidsdeling fietsen scooters uren voor de fietsen Tom uur Linda uur uren voor de scooters uur uur Totaal uur 10 uur 16 Totaal aantal uren b Tom is wel langzamer met fietsen, maar naar verhouding nog langzamer bij scooters. c Productie met arbeidsdeling fietsen scooters uren voor de fietsen uren voor de scooters Tom uur Linda uur, 20 minuten Totaal uur 7 uur, 20 minuten uur d Ja, want ze zijn voor dezelfde productie beiden minder tijd kwijt. Totaal aantal uren 7 uur, 20 minuten 14 uur, 20 minuten

6 Toepassing 1 a Met de kassabon. b De transactiekosten zijn te hoog (de reiskosten naar het restaurant). c Het staat niet vast dat de aanbieder van het product ook de wetmatige eigenaar is. 2 a Productie zonder arbeidsdeling kisten kisten tomaten paprika s minuten voor de tomaten Jansen minuten De Wit min = 300 minuten minuten voor de paprika s minuten minuten Totaal aantal minuten 600 minuten 600 minuten Totaal minuten 708 minuten 1200 minuten b Productie met arbeidsdeling kisten kisten tomaten paprika s minuten voor de tomaten minuten voor de paprika s Jansen minuten De Wit minuten Totaal aantal minuten 600 minuten (10 uur) minuten (10 uur) Totaal minuten (20 uur) c 10 kisten paprika s. d Verdeling na ruil kisten tomaten kisten paprika s Jansen De Wit Totaal a De consumenten kunnen dan goedkoper buitenlandse producten kopen. b Bijvoorbeeld: arme landen beschikken over minder en minder goede kapitaalgoederen. c De kosten zijn veel lager, het levenspeil ligt lager. d Bij vrijhandel zullen landen via hun export meer kunnen profiteren van hun specifieke kwaliteiten, waardoor de specialisatie en arbeidsdeling toenemen. 4 a Een vervoersdienst tegen geld. b De kosten per verkocht kaartje zijn bij een automaat lager dan de loonkosten per verkocht kaartje.

7 c Het stimuleert de reizigers om de automaat te gebruiken, het verhoogt de winst van de NS. 5 a Dan betaalt de klant een lagere prijs. b De kosten die banken rekenen voor het verwerken van de betalingen. 6 a Een klant kan bijvoorbeeld de maaltijd betalen in ruil voor een dvd-speler, een broek of een paar uur afwassen in het restaurant. b De restauranthouder moet klanten zien te vinden die iets kunnen aanbieden waar de restauranthouder behoefte aan heeft. Het zoeken kost geld en/of tijd. Of: het onderhandelen over de juiste ruilverhouding kost tijd (en dus ook geld). c Een deel van de mensen verdient weinig geld, en heeft weinig mogelijkheden om aan geld te komen. Met goederenruil kan dan toch enigszins in de behoeften worden voorzien. d Beter een ruil met hoge transactiekosten dan geen ruil. e Bij specialisatie worden allerlei goederen en diensten geproduceerd die moeilijk ruilbaar zijn in een economie met ruilhandel. In dat geval zijn alleen basisgoederen goed ruilbaar. 7 Mensen die hun inboedel laten opslaan, moeten vervoer regelen en een container voor de opslag. Nu is dat in één keer bij hetzelfde bedrijf geregeld. Dat scheelt regeltijd voor de consument en voor het bedrijf. Hoofdstuk 3 Geld, de smeerolie van ruil Verkenning 1 De muntenverzamelaar weet wat de munt waard is, uitgedrukt in euro s, en een ruil komt gemakkelijker tot stand. 2 a Het is moeilijk om alle ruilverhoudingen vast te stellen. b Er moet een wederzijds verlangen zijn, en sparen is niet of nauwelijks mogelijk. 3 a 1 computer = 60 broeken = 3600 flessen bronwater = 1800 broden. b De ruilverhouding is ingewikkeld, hij moet een verkoper van een computer zien te vinden die 1800 broden wil, hij kan de broden niet sparen, omdat ze bederven. c De prijs is duidelijk: hij hoeft niets om te rekenen. d Het is niet nodig om een verkoper te vinden die 1800 broden wil. 4 Bij veel goederen is het moeilijk of onmogelijk om een koper te vinden die omgekeerd iets aan te bieden heeft waar de verkoper behoefte aan heeft. 5 A = oppotmiddel, B = ruilmiddel, C = rekenmiddel, D = rekenmiddel. 6 1 = algemeen, 2 = rekenmiddel, 3 = giraal geld. 7 Geld als ruilmiddel. De zonnetjes functioneren als geld. 8 Ruilhandel, ze ruilden onderling boeken. 9 a Er kunnen munten van gemaakt worden, of klompjes.

8 b Dan zou het niet meer als waardevol gezien worden, en niet meer geaccepteerd worden. Of een verkoper zou een grote hoeveelheid willen ontvangen in ruil voor het product (inflatie!) = zeldzaam, 2 = geld, 3 = salaris. 11 Het is deelbaar (in porties te verdelen), handzaam, duurzaam (bederft niet) en tamelijk schaars a Anders was er geen vertrouwen in de bankbiljetten, en zonder vertrouwen worden ze niet geaccepteerd. b Op het vertrouwen van de gebruikers. De gebruikers vertrouwen erop dat het geld zijn (interne) waarde behoudt. 14 Alle drie de functies: A Ruilfunctie: je rekent niet in euro s af, maar in Noabers, de zelfbedachte geldeenheid. B Rekenfunctie: voor iedere ruil wordt vooraf samen een prijs afgesproken. C Oppotfunctie: elk lid heeft een eigen Noaber-rekening. 15 a Mensen zijn bang dat de bank failliet gaat en ze daardoor hun spaargeld niet meer terugkrijgen. b Goud is al eeuwenlang een waardevol product. c Fiduciair geld. Geld heeft alleen waarde als het vertrouwd wordt als ruilmiddel. 16 De intrinsieke waarde is de materiaalwaarde; de extrinsieke waarde is het bedrag dat het vertegenwoordigt. 17 A en C. 18 a 8,40 / = 105 b 9,12 / = 114 c Van 105 naar 114 = ( ) / = 8,6% d A = 9,76 / = 122 B = ( ) / = 7,0% 19 a 20 C Gemiddeld prijsniveau in een land Indexcijfer gemiddeld prijsniveau 2008 (basisjaar) , ,0% , ,9% , ,5% Procentuele verandering van het prijspeil ten opzichte van het voorgaande jaar (= inflatie) b De interne waarde daalt, want de prijzen stijgen. Voor één euro kun je steeds minder kopen.

9 21 a Mensen houden de munt achter en betalen alleen met de munt zonder zilver, die een lagere intrinsieke waarde heeft. b De Wet van Gresham. c Bij munten met dezelfde extrinsieke waarde blijft alleen de munt met de laagste intrinsieke waarde in omloop. 22 a Het is een onmiddellijk beschikbaar tegoed in handen van gezinnen en bedrijven. b Geld uit een automaat halen, pinnen in de winkel. c Ja, giraal geld hoort bij de maatschappelijke geldhoeveelheid. Over giraal geld kun je onmiddellijk beschikken en je kunt ermee betalen. d Nee, het is geen giraal geld. e Zo hebben de banken voldoende geld achter de hand als mensen spaargeld van de bank halen. Toepassing 1 a Van 100 naar 103,2 is 3,2%, het absolute verschil is gelijk aan de procentuele verandering. b (107,1 103,2) / 103,2 100 = 3,8% c (115,8 107,1) / 107,1 100 = 8,1% d 2010: 100 / 107,1 100 = 93,3 2011: 100 / 115,8 100 = 86,4 e Van 100 naar 86,4 = 13,6%. 2 a Spaargeld is niet onmiddellijk beschikbaar. b 28% = 130 miljard 36% = 167,14 miljard c De samenstelling verschuift van minder chartaal geld naar meer giraal geld. 3 a Mensen met zwart geld moeten dat op de een of andere manier omwisselen in nieuw geld. Die omwisseling maakt het risico groter opgemerkt te worden. b Vooral biljetten met een hoge waarde werden omgewisseld, waardoor de waarde procentueel meer daalt dan het aantal biljetten. c De chartale hoeveelheid daalde, terwijl de girale hoeveelheid steeg. 4 a Ja, want er wordt mee betaald. b Ja, want de prijs wordt uitgedrukt in LETS. c Ja, want je kunt LETS sparen op een rekening. d Het wordt niet algemeen aanvaard op landelijk niveau. 5 a Nee, de materiaalwaarde blijft gelijk. b Nee, een roebel blijft een roebel. c Ja, in ruil voor een roebel kreeg de Rus minder producten. d Arbeidsdeling is alleen mogelijk als iedere producent zijn goed of dienst kan ruilen tegen andere gewenste producten. Dat is bij ruilhandel niet of slecht mogelijk.

10 6 a Duurzaam, niet gemakkelijk na te maken. b Deelbaar, handzaam. c Wel deelbaar en handzaam. 7 a De munt moet een merkstempel hebben, een aanduiding van de waarde, en een vast gewicht en zuiverheid. b Elke keer moest de zuiverheid vastgesteld worden. c Mensen betaalden met de slechtste bladeren en hielden de goede bladeren zelf. d Hoe meer tabak en goud er in omloop was, hoe hoger de prijzen. 8 a Nee, het vertrouwen in de munt hoeft niet te betekenen dat de munt alleen haar waarde ontleent aan het vertrouwen en bijna geen intrinsieke waarde meer heeft. b De intrinsieke waarde moet gelijk of lager zijn dan de extrinsieke waarde. 9 a De wissel was een soort tegoedbon voor goud. Wie geen vertrouwen heeft in de omwisselbaarheid, wil ook niet betaald worden in wissels. b Een deel van de wissels werd nooit ingewisseld voor goud, waardoor banken extra wissels konden uitgeven, zonder in de problemen te komen door gebrek aan goud. c De wissels werden niet meer (geheel) gedekt door goud. Het gebruik bleef in stand zolang er vertrouwen was. d Door krediet te verlenen door middel van bijschrijving op de betaalrekeningen. 10 Inflatie. Voor een bepaalde hoeveelheid geld kun je steeds minder goederen kopen. Herhaling 1 1 = rekenmiddel, 2 = rekenmiddel, 3 = ruilmiddel, 4 = oppotmiddel. 2 Zij kiest voor de bijles. Activiteit Kosten Baten Netto baten Op de bank naar de tv kijken Een film in de bioscoop bekijken Twee uur bijles geven a 100 / 160 ( ) = b Ruilmiddel: winkeliers accepteren de biljetten niet meer. c Uitspraak 1 = extrinsieke waarde, uitspraak 2 = extrinsieke waarde, uitspraak 3 = interne waarde. d Toenemen. De groei van het aantal vervalsingen zal het gebruik van pinpassen, internetbankieren en chipknip stimuleren. Deze betaalvormen hebben betrekking op giraal geld. e Nee, er kwam meer voorlichting, de acceptatie van bankbiljetten nam af.

11 4 a tafels stoelen Meubelmaker A 26 6 Meubelmaker B 20 2 Totaal 46 8 b tafels stoelen Meubelmaker A 50 0 Meubelmaker B 0 10 Totaal c tafels stoelen Meubelmaker A 28 7 Meubelmaker B 22 3 Totaal d Bijvoorbeeld: 22 tafels voor 7 stoelen. 5 a De arbeidstijd van het winkelpersoneel achter de kassa, de kosten van wisselgeld, pinpassen, chipknippen en het in stand houden van computernetwerken en geldautomaten. b 0,19 = 0,11 + 0,007X X = 0,08 / 0,007 = 11,43 c Boven de 11,43 is elektronisch betalen per pinpas goedkoper dan chartaal. En de chipknip is altijd goedkoper dan chartaal betalen. 6 a = 17,33% De totale geldhoeveelheid is 100% = / 17, = De girale geldhoeveelheid is = b De geldhoeveelheid stijgt van 2009 naar 2010 met 8,6%, van 2010 naar 2011 met 14,7%. De productie met respectievelijk 5,8% en 5,6%. De productie stijgt procentueel dus minder snel dan de geldhoeveelheid. 7 a 126 miljard b Gezinnen en bedrijven moeten de girale tegoeden kunnen omruilen in chartaal geld. c Niet alle girale tegoeden worden op hetzelfde moment omgezet in chartaal geld. d 126 miljard = 90% 10% = 126 / = 14 miljard Verplichte context 1 a De industrialisatie was nog niet sterk. Veel arbeid werd thuis gedaan, waardoor betaald werk en huishoudelijk werk meer door elkaar liepen. b De industrialisatie zorgde ervoor dat vooral mannen buitenshuis gingen werken. De vrouwen bleven thuis voor het huishoudelijk werk. c Eerst werden de taken binnen het gezin gratis gedaan. Nu worden ze voor een deel uitbesteed aan bijvoorbeeld kinderdagverblijven en poetsvrouwen die wel betaald worden. 2 a Bij oudere generaties is het percentage traditionele huisvrouwen hoger dan 10%, bij jonge generaties lager. Dit type sterft dus een beetje uit.

12 b Ja, in de tweede helft van de 20e eeuw komen de hedendaagse vrouw en geëmancipeerde vrouw sterk op. Zij doen naar verhouding veel meer betaald werk. 3 a Hoe hoger opgeleid, hoe geëmancipeerder de vrouw. b Bron 3 geeft aan dat opleiding en emancipatie samengaan. Bron 4 laat zien dat een steeds groter aantal vrouwen na 1950 een hoge opleiding volgt. 4 a Verdeling van de paren naar arbeidsindeling Man Vrouw % Werkt voltijds Werkt voltijds 28 Werkt voltijds Werkt in deeltijd 41,4 Werkt in deeltijd Werkt voltijds 3,6 Eén kostwinner in het gezin 27 b Steeds meer vrouwen hebben betaald werk. c Als er kinderen komen, is het meestal de vrouw die minder gaat werken. De tevredenheid met die situatie is groot. 5 a Bron 5 geeft alleen een verdeling voltijd-deeltijd. Dat is te onnauwkeurig om te berekenen hoeveel procent economisch afhankelijk is, omdat je met een grote deeltijdbaan economisch onafhankelijk kunt zijn. b Het aantal niet-werkende vrouwen is niet gegeven. Bovendien zit in de groep uur een deel afhankelijke en een deel onafhankelijke vrouwen. c 1: Bij een scheiding vallen de vrouwen ver terug in inkomen. 2: Parttime gaan werken als er kinderen komen, levert een carrièreachterstand op die bijna niet meer ingelopen wordt. 6 Stelling 1: Kleine meerderheid tegen Stelling 2: Driekwart vóór Stelling 3: Meerderheid oneens Stelling 4: Driekwart oneens Stelling 5: Meer dan driekwart oneens Stelling 6: 65% eens 7 a 40% b Boodschappen doen. c Eén op de zes = 17%. d Eigen antwoord leerling. Voor de hand ligt: Nee, want de antwoorden die in bron 8 zijn gegeven, zijn geëmancipeerder dan de feiten in bron 9. 8 Vrouwen hebben (gemiddeld) meer aanleg en interesse in de verzorging van het kind. Als er kinderen komen, vermindert meestal de vrouw de omvang van de baan. Vrouwen hebben (gemiddeld) meer behoefte aan een schoon huis en een schone was. De bijdrage van mannen aan huishoudelijk werk is relatief het grootst bij boodschappen doen. Boodschappen doen is een taak waarbij ook gesjouwd moet worden, daar hebben mannen bij zware boodschappen lichamelijk meer aanleg voor. 9 De bijdrage van de man is ongeveer gelijk bij autochtonen en Marokkanen en duidelijk groter bij de tweede generatie Turken. Anderzijds komt het delen van het huishoudelijke werk minder voor bij de tweede generatie allochtonen.

13 10 a De jongste leeftijdsgroep denkt traditioneler dan de oudere groepen, vooral de jongens. b Bijvoorbeeld: misschien denken jongeren tussen de 15 en 24 altijd wel wat traditioneler en trekt dat bij het stijgen van de leeftijd bij. 11 a Bijvoorbeeld: afwassen, boodschappen doen, opruimen. b Het geeft snel ruzie/problemen: veel jongeren hebben er kennelijk weinig zin in. c Bijvoorbeeld: ouders doen het liever zelf, ouders gunnen hun kinderen de vrije tijd, ouders willen dat hun kinderen voldoende tijd hebben voor hun huiswerk. 12 a Tijd Arbeidsdeling Uitleg Prehistorie Weinig arbeidsdeling Voorbeeld van arbeidsdeling: mannen gingen op jacht, terwijl de vrouwen de hut opruimden. Verder veel dezelfde werkzaamheden, bijvoorbeeld: gereedschap maken, nieuwe hutten bouwen. Opkomst van de beschavingen 20e eeuw Vanaf de jaren 80 van de 20e eeuw, 21e eeuw Verder toenemende arbeidsdeling Sterk toenemende arbeidsdeling Afnemende arbeidsdeling Veel verschillende ambachten. Door specialisatie bereikte men een hogere welvaart en meer efficiëntie. Vooral verdere specialisatie in de dienstensector (bijvoorbeeld welzijnswerkers, bedrijfsartsen, administrateurs bij het pensioenfonds, ambtenaren, communicatieadviseurs). Consumenten moeten steeds meer diensten zelf doen, bijvoorbeeld zelf tanken, zelf inchecken, zelf de gekochte kastjes in elkaar zetten. b Kostenbesparingen bij de bedrijven. c De consument die weinig behoefte heeft aan de dienstverlening waarop bezuinigd wordt, en door de lagere verkoopprijzen (als gevolg van de wegbezuinigde dienstverlening) meer andere goederen kan kopen. d Consumenten die de dienstverlening prettig vinden of het nodig hebben, zoals bejaarde mensen die een deel van de handelingen die ze nu zelf moeten doen, niet kunnen uitvoeren. 13 a De oplage daalt, dus kunnen er minder mensen in dienst zijn. De journalisten moeten steeds meer zelf doen. b Er is steeds minder specialisatie. Werknemers kunnen niet in alles goed zijn, terwijl ze wel alles moeten doen. c Maar van de andere kant wordt het werk ook eenvoudiger. Het werk dat de journalisten erbij moeten gaan doen, is kennelijk niet zo moeilijk. d Bijvoorbeeld: docenten geven een vak waar ze zelf goed in zijn. Zonder arbeidsdeling geven docenten ook vakken waar ze zelf slecht in zijn. Specialisatie bij docenten verhoogt hun productiviteit en de kwaliteit. De directie bestaat uit mensen die goed leiding kunnen geven. Mensen met een lagere opleiding voeren andere taken uit, zoals het schoonmaken. Een gespecialiseerde schoonmaakploeg werkt sneller, dan docenten die zelf hun lokaal moeten schoonmaken. e Bijvoorbeeld: fuseren met andere kranten, arbeidstijdverkorting waardoor er meer mensen in dienst blijven en de arbeidsdeling in stand kan blijven.

14 14 a De een zingt, de ander speelt basgitaar, de derde drums, er zijn mensen die de verlichting doen enzovoort. b Dylan en Young schrijven de liedjes en voeren ze ook uit. Als de uitvoerenden anderen zijn, neemt de arbeidsdeling toe. c De auteur bedoelt dat een jongere generatie zangers/uitvoerenden die liedjes beter kunnen vertolken, of de liedjes inzetten in andere typen voorstellingen. 15 a Leidinggevend, administratief, technisch, organiserend, financieel. b Drie: de directeur, de hoofden, de medewerkers. c Er is meer controle, er is meer duidelijkheid naar wie geluisterd moet worden en wie de beslissingen neemt.

Samenvatting Economie H1 t/m H3

Samenvatting Economie H1 t/m H3 Samenvatting Economie H1 t/m H3 Samenvatting door J. 1711 woorden 28 oktober 2012 7,8 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Samenvatting Module 1 Hoofdstuk 1 t/m 3. Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op

Nadere informatie

Economie module 1. Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op.

Economie module 1. Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op. Economie module 1. Hoofdstuk 1: Voor niks gaat de zon op. Economie gaat in essentie over het maken van keuzes. De behoeften van mensen zijn onbegrensd, maar hun middelen zijn beperkt. Door dit spanningsveld

Nadere informatie

p1 = 20 euro p2 =10 euro Budget = 100 euro Stel budgetvergelijking op en teken budgetlijn Budgetvergelijking: B = 20q 1 + 10q 2 Budgetlijn.

p1 = 20 euro p2 =10 euro Budget = 100 euro Stel budgetvergelijking op en teken budgetlijn Budgetvergelijking: B = 20q 1 + 10q 2 Budgetlijn. 1. Wat zijn behoeften? 2. Waarom is er sprake van schaarste bij behoeften? 3. Leg uit waarom netto-baten een beter begrip bij te keuzen maken dan baten. 4. Leg met een voorbeeld uit wat alternatief aanwendbaar

Nadere informatie

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord

De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN. Categorie Vraag & Antwoord Categorie Vraag & Antwoord De wensen van mensen zijn onbegrensd. Hoe noemen we in de economie deze wensen? BEHOEFTEN Er zijn te weinig middelen om in alle behoeften te kunnen voorzien. Hoe heet dit verschijnsel?

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op

Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op ANTWOORDEN MODULE 1 SCHAARSTE, GELD EN HANDEL Hoofdstuk 1 Voor niks gaat de zon op Verkenning 1 Hij is snel en kan per uur goed verdienen (of: hij vindt het minder vervelend werk dan de alternatieven).

Nadere informatie

Vwo 4. Module 1: Schaarste,geld en handel Domein: Ruil en schaarste

Vwo 4. Module 1: Schaarste,geld en handel Domein: Ruil en schaarste Vwo 4 Module 1: Schaarste,geld en handel Domein: Ruil en schaarste De partij wil de bezuinigingen op kinderopvang (250 miljoen) en infrastructuur (ook 250 miljoen) terugdraaien. ''Die bezuinigingen zijn

Nadere informatie

Samenvatting Economie MODULE 1 (H1,H2,H3)

Samenvatting Economie MODULE 1 (H1,H2,H3) Samenvatting Economie MODULE 1 (H1,H2,H3) Samenvatting door M. 2718 woorden 25 maart 2013 6,2 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Module 1 Hoofdstuk 1 Paragraaf 1 - Begrippen: behoeften,

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 1 + 2

Samenvatting Economie Module 1 + 2 Samenvatting Economie Module 1 + 2 Samenvatting door C. 3084 woorden 15 december 2017 10 1 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Hoofdstuk 1 voor niks gaat de zon op 1 kiezen is kostbaar

Nadere informatie

Samenvatting Economie hoofdstuk 1 & 2

Samenvatting Economie hoofdstuk 1 & 2 Samenvatting Economie hoofdstuk 1 & 2 Samenvatting door Martijn 1605 woorden 29 oktober 2015 6,5 1 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1: kiezen en ruilen Schaarste is de spanning tussen de menselijke

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting door een scholier 138 woorden 17 december 2013 5 3 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent 1.1 Schaarste à de spanning tussen de menselijke behoeften

Nadere informatie

MODULE SCHAARSTE, GELD EN HANDEL ANTWOORDEN HAVO

MODULE SCHAARSTE, GELD EN HANDEL ANTWOORDEN HAVO Eonomie voor havo & vwo bovenbouw MODULE SCHAARSTE, GELD EN HANDEL HAVO Antwoorden Module Shaarste, geld en handel havo HOOFDSTUK 1 VOOR NIKS GAAT DE ZON OP Paragraaf 1.1 Kiezen is kostbaar Opdrahten 1

Nadere informatie

6.7. Boekverslag door E woorden 31 oktober keer beoordeeld

6.7. Boekverslag door E woorden 31 oktober keer beoordeeld Boekverslag door E. 1574 woorden 31 oktober 2011 6.7 20 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Economie: 1.1 Schaarste is spanning tussen de menselijke behoeften en de beschikbare middelen om in

Nadere informatie

http://www.economiepagina.com - Alle nuttige economielinks bij elkaar!

http://www.economiepagina.com - Alle nuttige economielinks bij elkaar! Opgave 1 Gulden (ƒ) wordt euro ( ) Geld is een (1) aanvaard ruilmiddel. De maatschappelijke geldhoeveelheid in Nederland bestaat uit munten, bankbiljetten en (2). De komende jaren worden de functies van

Nadere informatie

Thema 1 Pizzeria. Deel 1 Consumptie

Thema 1 Pizzeria. Deel 1 Consumptie 1 Thema 1 Pizzeria Deel 1 Consumptie 1. Ieder mens probeert zo veel mogelijk wensen te vervullen. Iedereen begint daarbij met de belangrijkste behoeften: eten, drinken, kleding en een dak boven je hoofd.

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-I

Eindexamen economie 1-2 havo 2000-I 4 Antwoordmodel Opgave 1 Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. 1 voorbeelden van juiste antwoorden: Een antwoord

Nadere informatie

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten.

Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding / ruilverhouding te schatten. Samenvatting door een scholier 1593 woorden 27 juni 2003 4,4 11 keer beoordeeld Vak Economie Leerstof Economie 1: Hoofdstuk 4: Vroeger: directe ruil goederen tegen goederen, nadeel: moeilijk waardeverhouding

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3

Samenvatting Economie Hoofdstuk 3 Samenvatting Economie Hoofdstuk 3 Samenvatting door een scholier 1330 woorden 15 februari 2011 5,6 39 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Economie samenvatting hoofdstuk 1. 1.1 Directe ruil =

Nadere informatie

Thema 1 Pizzeria ANTWOORDEN

Thema 1 Pizzeria ANTWOORDEN 1 Thema 1 Pizzeria ANTWOORDEN Deel 1 Consumptie 1. Ieder mens probeert zo veel mogelijk wensen te vervullen. Iedereen begint daarbij met de belangrijkste behoeften: eten, drinken, kleding en een dak boven

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2004-II

Eindexamen economie 1 havo 2004-II 4 Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 2,6% 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn:

Nadere informatie

Vervangende les 2 Wat is geld waard?

Vervangende les 2 Wat is geld waard? Vervangende les 2 Wat is geld waard? Leerdoelen Je leert wat het verschil tussen directe en indirecte ruil is. Je begrijpt waarom indirecte ruil handiger is dan directe ruil. Je kent de twee soorten geld.

Nadere informatie

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon

6,6. Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart keer beoordeeld. Economie in context. Hoofdstuk Bruto- en nettoloon Samenvatting door een scholier 768 woorden 3 maart 2015 6,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Economie in context Hoofdstuk 1 1.1 Bruto- en nettoloon Loonstrook/Salarisspecificatie -> krijg je elke

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2000-I

Eindexamen economie 1 havo 2000-I Opgave 1 Meer mensen aan de slag Het terugdringen van de werkloosheid is in veel landen een belangrijke doelstelling van de overheid. Om dat doel te bereiken, streeft de overheid meestal naar groei van

Nadere informatie

Sectorwerkstuk Economie Economische crisis

Sectorwerkstuk Economie Economische crisis Sectorwerkstuk Economie Economische crisis Sectorwerkstuk door A. 2214 woorden 2 februari 2013 6,6 119 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Deelvraag 1: Wat zijn de oorzaken van de Economische

Nadere informatie

2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement

2) sparen -> oppotten: chartaal of giraal geld op een betaalrekening. Direct kunnen gebruiken (=liquide). Geen rendement Samenvatting door C. 1209 woorden 29 mei 2016 7,8 6 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Samenvatting Economie Monetaire Zaken H.1 Geld * Geld -> Chartaal (munten en bankbiljetten) + Giraal (geld

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

1.5 Consumeren of sparen. Bij hun afweging speelt een rol of ze het geld later nodig denken te hebben of niet.

1.5 Consumeren of sparen. Bij hun afweging speelt een rol of ze het geld later nodig denken te hebben of niet. Hoofdstuk 1 Kiezen 1.1 a. Een bedrijf bekijkt of het goedkoper kan produceren met arbeid of met robots. b. Remedial teacher, wachtlijstcoördinator, pretparkmedewerker, enz. 1.2 De werkloosheid is gestegen

Nadere informatie

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken.

Te weinig verschil Verschil tussen de hoogte van uitkeringen en loon is belangrijk. Het moet de moeite waard zijn om te gaan werken. Hoofdstuk 4 Inkomen Paragraaf 4.1 De inkomensverschillen Waardoor ontstaan inkomens verschillen. Inkomensverschillen ontstaan door: Opleiding Verantwoordelijkheid Machtspositie Onregelmatigheid of gevaar

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Kom je ermee uit?

Hoofdstuk 2: Kom je ermee uit? Hoofdstuk 2: Kom je ermee uit? Een middagje shoppen. a 75 209 x 100% = 35,9%. b 209 : 3,72 = 56,18. Dus zij moet 57 uur werken om de nieuwe jas te kunnen kopen. c Zij had eerst kunnen sparen of zij had

Nadere informatie

H2 Te veel geld maakt ongelukkig

H2 Te veel geld maakt ongelukkig Samenvatting door M. 940 woorden 15 november 2012 3.3 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Index H2 Te veel geld maakt ongelukkig 2.1 introductie De oorzaak van hyperinflatie is bijna altijd dezelfde:

Nadere informatie

WAT IS GELD? Charta = wet Het is een wettelijk betaalmiddel!

WAT IS GELD? Charta = wet Het is een wettelijk betaalmiddel! GELDZAKEN havo 4 WAT IS GELD? Een betaalmiddel Chartaal geld: alle bankbiljetten en munten Charta = wet Het is een wettelijk betaalmiddel! Giraal geld: digitaal geld = onstoffelijk (niet tastbaar) Giraal

Nadere informatie

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden

Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Samenvatting door een scholier 1037 woorden 19 augustus 2003 5,5 126 keer beoordeeld Vak Economie H1. Micronieveau: dat wil zeggen naar de productie van een bedrijf of het inkomen van een huishouden Macroniveau:

Nadere informatie

Geld en betalen vmbo12

Geld en betalen vmbo12 banner Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres VO-content 19 juni 2017 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie https://maken.wikiwijs.nl/62155 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs van

Nadere informatie

ALGEMENE ECONOMIE /03

ALGEMENE ECONOMIE /03 HBO Algemene economie Raymond Reinhardt 3R Business Development raymond.reinhardt@3r-bdc.com 3R 1 M Productiefactoren: alle middelen die gebruikt worden bij het produceren: NOKIA: natuur, ondernemen, kapitaal,

Nadere informatie

Betalen in het eurogebied: nog niet alle wensen vervuld

Betalen in het eurogebied: nog niet alle wensen vervuld ers zijn over het algemeen positief over de bestaande betaalmogelijkheden, maar toch betaalt men in of naar het buitenland niet altijd zoals men zou willen. Zo is de tevredenheid over de acceptatie van

Nadere informatie

UIT arbeidsdeling

UIT arbeidsdeling Arbeidsdeling Het streven van de mens is om zijn welvaart te laten toenemen. Meer welvaart is te bereiken door een hogere productie. Een hogere productie kun je op verschillende manieren bereiken. Een

Nadere informatie

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen

Het gevoel van welvaart neemt toe naarmate de schaarste wordt teruggedrongen Samenvatting door A. 1641 woorden 27 januari 2013 7,4 11 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 1 Schaarste: de spanning tussen de menselijke behoeften en de beschikbare middelen om in

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming?

Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? Hoofdstuk 2: Wat produceert een onderneming? 2.1. Wat je produceert moet je kunnen verkopen. Zie boek: p. 22 25 (+ nota s) Senseo en stadstweewieler van BMW 2.2./2.3./2.4. Vraag en aanbod 1. Voorbeeld

Nadere informatie

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Inkomen Hoofdstuk 1 t/m 3 Samenvatting door een scholier 1203 woorden 17 januari 2005 6,1 90 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie lesbrief: inkomen. Hoofdstuk 1: de

Nadere informatie

9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen

9,6. Samenvatting door N woorden 15 oktober keer beoordeeld. Hoofdstuk 1. Begrippen Samenvatting door N. 1514 woorden 15 oktober 2016 9,6 4 keer beoordeeld Vak Economie Hoofdstuk 1 Begrippen bindende afspraak Een afspraak waar je (juridisch) niet van af kunt/niet onderuit kunt. budget

Nadere informatie

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl

Domein E: Ruilen over de tijd. fransetman.nl Domein E: Ruilen over de tijd Rente : prijs van tijd Nu lenen: een lagere rente Nu sparen: een hogere rente Individuele prijs van tijd: het ongemak dat je ervaart Algemene prijs van tijd: de rente die

Nadere informatie

Ruilen over de tijd (havo)

Ruilen over de tijd (havo) 1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

De spanning tussen de beperkte middelen (tijd en geld) en de oneindige behoeften van de mens = keuzestress.

De spanning tussen de beperkte middelen (tijd en geld) en de oneindige behoeften van de mens = keuzestress. Samenvatting door Martijn 2576 woorden 3 maart 2018 9,5 7 keer beoordeeld Vak Methode Economie Pincode Samenvatting Economie H1 en H2 1. Keuzes maken Hoe maak je keuzes? De spanning tussen de beperkte

Nadere informatie

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping

Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschepping Begrippenlijst Economie H10 geld en geldschep Begrippenlijst door V. 902 woorden 8 juni 2013 3 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie Kern van de economie Begrippenlijst economie hoofdstuk 10 10.1 geld

Nadere informatie

H1: Economie gaat over..

H1: Economie gaat over.. H1: Economie gaat over.. 1: Belangen Geld is voor de economie een smeermiddel, door het gebruik van geld kunnen we handelen, sparen en goederen prijzen. Belangengroep Belang = Ze komen op voor belangen

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 havo 2001-II

Eindexamen economie 1 havo 2001-II Eindexamen economie havo 2-II 4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Maximumscore dalen 2

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend.

Vraag Antwoord Scores. Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. Beoordelingsmodel Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. Klein bedrag? Pinnen mag! 1 C 2 maximumscore 1 Voorbeelden van een juist voordeel (één van de volgende): geld staat

Nadere informatie

De koopkracht van je inkomen bepaald hoeveel goederen of diensten je kunt kopen, de koopkracht hangt af van je inkomen en van de prijzen.

De koopkracht van je inkomen bepaald hoeveel goederen of diensten je kunt kopen, de koopkracht hangt af van je inkomen en van de prijzen. Boekverslag door Y. 2663 woorden 10 november 2014 3.2 19 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Crisis! Hoofdstuk 1 Kredietcrisis Kennen: Bestedingen: De uitgaven aan goederen en diensten Koopkracht:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 en 2 Inkomen Samenvatting door een scholier 1329 woorden 12 maart 2004 7,8 37 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting economie Inkomen hoofdstuk 1: Inkomen in natura:

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4

Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting Economie Hoofdstuk 4 Samenvatting door D. 1323 woorden 7 februari 2016 1 1 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Hoofdstuk 4; Aan 't werk Boek: 200% Economie 4 mavo/tl Paragraaf 1; productie

Nadere informatie

Examenopgaven VMBO-KB 2004

Examenopgaven VMBO-KB 2004 Examenopgaven VMBO-KB 2004 tijdvak 1 maandag 24 mei tijdsduur voor het gehele examen 09:00-11:00 uur LANDBOUW EN NATUURLIJKE OMGEVING AGRARISCHE BEDRIJFSECONOMIE CSE KB Het examen landbouw en natuurlijke

Nadere informatie

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk

Lesbrief Vraag en Aanbod 1 e druk Hoofdstuk 1 1.6 C Markten 1.7 a. De prijzen zijn gestegen. Bij een gelijk volume (= afzet) leidt dit tot een omzetgroei. b. Indexcijfer volume (afzet): 105, indexcijfer prijs: 97,1. 97,1 105 = 101,96.

Nadere informatie

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. Economie 1 Economie 1 Examen HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 13.30 16.00 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 31 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2

Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting Economie Hoofdstuk 2 Samenvatting door een scholier 1990 woorden 6 december 2010 3,6 2 keer beoordeeld Vak Methode Economie In balans 2.1 produceren Produceren: het maken van goederen en het

Nadere informatie

ZA6651. Flash Eurobarometer 429 (The Euro Area, October 2015) Country Questionnaire Netherlands

ZA6651. Flash Eurobarometer 429 (The Euro Area, October 2015) Country Questionnaire Netherlands ZA66 Flash Eurobarometer 9 (The Euro Area, October 0) Country Questionnaire Netherlands FL9 - The euro area NL D Wat is uw leeftijd? (SCHRIJF OP - INDIEN "GEWEIGERD" CODE '99') D (ENQ.: NOTEER GESLACHT

Nadere informatie

Praktische opdracht Economie Inflatie

Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische opdracht Economie Inflatie Praktische-opdracht door een scholier 1658 woorden 20 juni 2005 6,9 44 keer beoordeeld Vak Economie Wat is Inflatie? Wat is inflatie en wat is een prijsindexcijfer?

Nadere informatie

UIT groei en conjunctuur

UIT groei en conjunctuur Economische groei. Economische groei drukken we uit in de procentuele groei van het BBP op jaarbasis. De groei van het BBP heeft twee oorzaken. Het BBP kan groeien omdat de prijzen van producten stijgen

Nadere informatie

Samenvatting Economie Module 1 en 2

Samenvatting Economie Module 1 en 2 Samenvatting Economie Module 1 en 2 Samenvatting door J. 4726 woorden 2 november 2013 5,8 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Economie 4 havo samenvatting. Dingen die je wilt (wensen)

Nadere informatie

[MONEY, MONEY, MONEY,

[MONEY, MONEY, MONEY, PAV [MONEY, MONEY, MONEY, ] INLEIDING Geld maakt niet gelukkig, zegt het spreekwoord. Dat klopt, maar het helpt wel. En zeker in onze tijd. Want zonder geld kun je de spullen niet kopen die je elke dag

Nadere informatie

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115

Groep Wegingsfactor Prijsverandering Partieel prijsindexcijfer Woning 40% +10% 110 Voeding 30% -10% 90 Kleding 20% +20% 120 Diversen 10% +15% 115 Samenvatting door M. 1480 woorden 6 januari 2014 7,2 17 keer beoordeeld Vak Methode Economie Praktische economie Tijd is geld De ECB leent geld uit aan de banken. Ze rekenen daar reporente voor. Banken

Nadere informatie

UIT de arbeidsmarkt

UIT de arbeidsmarkt Verandering van de werkloosheid. Vraag en aanbod op de arbeidsmarkt zijn onderhevig aan continue veranderingen. Als gevolg daarvan verandert de omvang van de werkloosheid in een land ook continue. Werkloosheid

Nadere informatie

Economie. Boekje Crisis Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Economie. Boekje Crisis Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud: Boekje Crisis Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets Economie Inhoud: Wat? blz. h1 samengevat 2 h2 samengevat 3/4 h3 samengevat 4 wat moet weten 5 Begrippen 6/7 Links 7 Test je zelf 8 Antwoorden

Nadere informatie

Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op.

Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. Meerkeuzevragen Schrijf alleen de hoofdletter van het goede antwoord op. De economische kringloop Voor de beantwoording van de vragen 1 tot en met 6 moet je soms gebruikmaken van informatiebron 1 in de

Nadere informatie

1. Leg uit dat het sparen door gezinnen een voorbeeld is van ruilen in de tijd. 2. Leg uit waarom investeren door bedrijven als ruilen over de tijd beschouwd kan worden. 3. Wat is intertemporele substitutie?

Nadere informatie

Correctievoorschrift HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl

Correctievoorschrift HAVO en VHBO. Economie 1,2 oude en nieuwe stijl Economie 1,2 oude en nieuwe stijl Correctievoorschrift HAVO en VHBO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs Vooropleiding Hoger Beroeps Onderwijs HAVO Tijdvak 1 VHBO Tijdvak 2 20 00 Inzenden scores Uiterlijk

Nadere informatie

Eindexamen economie vmbo gl/tl II

Eindexamen economie vmbo gl/tl II BEOORDELINGSMODEL Vraag Antwoord Scores Aan het juiste antwoord op een meerkeuzevraag wordt één punt toegekend. DOZENSCHUIVERS 1 maximumscore 1 Voorbeelden van een juiste oorzaak (één van de volgende):

Nadere informatie

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk

Lesbrief Jong en Oud 3 e druk Hoofdstuk 1. 1.16 C. School of baantje 1.17 a. 200/ 10 = 20 keer. b. Zie figuur. c. Zie figuur. d. 15 keer naar de bioscoop kost hem 150. Er blijft dan nog 50 over voor tijdschriften. Hij kan nog 50/5

Nadere informatie

Eén panellid, werkzaam in de juridische dienstverlening, geeft juist aan dat zijn omzet is toegenomen door de kredietcrisis.

Eén panellid, werkzaam in de juridische dienstverlening, geeft juist aan dat zijn omzet is toegenomen door de kredietcrisis. Respons Van 25 juni tot en met 5 juli is aan de leden van het Brabantpanel een vragenlijst voorgelegd met als thema Kredietcrisis. Ruim de helft van de 1601 panelleden (54%) vulde de vragenlijst in. Hieronder

Nadere informatie

5,7. Samenvatting door een scholier 2810 woorden 11 juni keer beoordeeld

5,7. Samenvatting door een scholier 2810 woorden 11 juni keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 2810 woorden 11 juni 2012 5,7 25 keer beoordeeld Vak Economie KREDIETCRISIS Bankencrisis Omdat Amerikaanse banken op grote schaal hypotheekleningen verstrekken aan mensen

Nadere informatie

UIT geld en banken

UIT geld en banken Hoe ontstaat geld in de economie? Geld heb je nodig om spullen mee te kunnen kopen, zonder geld valt er niets te kopen, en als er te weinig geld is zitten mensen te wachten op geld voordat ze het uit kunnen

Nadere informatie

Antwoorden Economie Hoofdstuk 2 Arbeidsdeling en ruil

Antwoorden Economie Hoofdstuk 2 Arbeidsdeling en ruil Antwoorden Economie Hoofdstuk 2 Arbeidsdeling en ruil Antwoorden door Essie 1801 woorden 26 oktober 2015 0 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Hoofdstuk 2 2.1 Arbeidsdeling en ruil Antwoord A

Nadere informatie

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE

6,3 ECONOMIE. Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari keer beoordeeld. Lesbrief Globalisering INFLATIE Samenvatting door een scholier 4680 woorden 25 januari 2011 6,3 17 keer beoordeeld Vak Economie ECONOMIE Lesbrief Globalisering INFLATIE Soort Oorzaken OPLOSSINGEN Vraag Bestedingsinflatie Door de oplevende

Nadere informatie

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken

Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken Samenvatting Economie Hoofdstuk 1 t/m 4: monetaire zaken Samenvatting door R. 1640 woorden 24 juni 2014 7,3 5 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Hoofdstuk 1. Geld Begrippen Directe ruil Indirecte

Nadere informatie

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 5

ANTWOORDEN HOOFDSTUK 5 ANTWOORDEN EINDTOETS HOOFDSTUK 5 RONDKOMEN ANTWOORDEN HOOFDSTUK 5 TOETS 1 RONDKOMEN 1 Prioriteiten stellen. 2 B 3 2,55 + 2,80 = 5,35 4 52 27 : 12 + 95 : 2 + 40,50 : 3 + 25 = 203. 5 A 3; B 4; C 2; D 1.

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo II

Eindexamen economie 1-2 vwo II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een

Nadere informatie

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten?

Welvaart en groei. 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 1) Leg uit wat welvaart inhoudt. 2) Waarmee wordt welvaart gemeten? 3) Wat zijn negatief externe effecten? 4) Waarom is deze maatstaf niet goed genoeg? Licht toe. 1) De mate waarin mensen in hun behoefte

Nadere informatie

7,4. Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december keer beoordeeld

7,4. Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1838 woorden 5 december 2005 7,4 9 keer beoordeeld Vak Economie Samenvatting Economie H5 Paragraaf 1 Geld = ongedifferentieerde koopkracht die door iedereen wordt geaccepteerd

Nadere informatie

ZA5946. Flash Eurobarometer 405 (The Euro Area, October 2014) Country Questionnaire Netherlands

ZA5946. Flash Eurobarometer 405 (The Euro Area, October 2014) Country Questionnaire Netherlands ZA96 Flash Eurobarometer 0 (The Euro Area, October 0) Country Questionnaire Netherlands FL0 The euro area NL D Wat is uw leeftijd? (SCHRIJF OP - INDIEN "GEWEIGERD" CODE '99') D (ENQ.: NOTEER GESLACHT ZONDER

Nadere informatie

Economie. Boekje Geldzaken Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud:

Economie. Boekje Geldzaken Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets. Inhoud: Boekje Geldzaken Samenvattingen + overige voorbereiding voor de toets Economie Inhoud: Wat? blz. h1 & h2 samengevat 2 h3 & h4 samengevat 3 h5 & h6 samengevat 4 wat moet weten 5 Begrippen 6,7 & 8 Links

Nadere informatie

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod

Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod Hoofdstuk 2: Prijsvorming door vraag en aanbod 1. Voorbeeld We bevinden ons op een markt van groenten en fruit (aardbeien, sla, bloemkolen, champignons, asperges, tomaten, ). De prijzen van deze goederen

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 1 1 maximumscore 2 Uit de uitleg moet blijken dat het tarief per keer legen de inwoners stimuleert om de containers minder vaak aan te bieden om daarmee lasten te besparen 1 het tarief per kilo

Nadere informatie

Examen aantekeningen 2014

Examen aantekeningen 2014 Examen aantekeningen 2014 Basisbehoeften zijn behoeften die je nodig hebt om in leven te blijven. Bijvoorbeeld eten en drinken, kleding en een huis. Luxe behoeften heb je niet echt nodig bijvoorbeeld televisie

Nadere informatie

Vraag Antwoord Scores

Vraag Antwoord Scores Opgave 1 Hoe verdelen we de zorgkosten? 1 maximumscore 2 Stel het bbp op 100 en het totaal van de zorgkosten op 9 9 1,035 24 = 9 2,283328 = 20,55 1 100 1,0132 24 = 136,99 20,55 136,99 100% = 15% (en dat

Nadere informatie

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II

Eindexamen economie 1-2 vwo 2007-II Beoordelingsmodel Opmerking Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 1 0,15 0,12 100% = 25%

Nadere informatie

Module 6: Geld; met klinkende munt

Module 6: Geld; met klinkende munt Module 6: Geld; met klinkende munt Experimenteel lesprogramma nieuwe economie havo UITWERKINGEN Verantwoording 2010 Stichting leerplanontwikkeling (SLO), Enschede Het auteursrecht op de modules voor Economie

Nadere informatie

ECONOMIE. Begrippenlijst H1 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn

ECONOMIE. Begrippenlijst H1 VMBO-T2. PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw. Bewerkt door D.R. Hendriks. Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn ECONOMIE VMBO-T2 Begrippenlijst H1 PINCODE 5 e editie vmbo-kgt onderbouw Bewerkt door D.R. Hendriks Sint Ursula Scholengemeenschap, Horn Versie 1 2013-2014 Hoofdstuk 1 Geld genoeg? Begrippenlijst H1 Economie

Nadere informatie

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3

LESBRIEF VERVOER. havo 4 blok 3 LESBRIEF VERVOER havo 4 blok 3 Inhoud Met de taxi of met de fiets (kosten, opbrengsten, winst, mo, mk) Verzekeren tegen risico (verzekeren) De lucht in (vraag, aanbod, surplus) Het beroepsgoederenvervoer

Nadere informatie

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 EXAMEN: 2002-I

UITWERKING TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EXAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 EXAMEN: 2002-I TOELICHTING OP DE ANTWOORDEN VAN HET EAMEN 2002-I VAK: ECONOMIE 1 NIVEAU: HAVO EAMEN: 2002-I De uitgever heeft ernaar gestreefd de auteursrechten te regelen volgens de wettelijke bepalingen. Degenen die

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR

SPD Bedrijfsadministratie. Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI UUR UUR SPD Bedrijfsadministratie Correctiemodel ALGEMENE ECONOMIE 22 JUNI 2015 14.45 UUR 16.15 UUR SPD Bedrijfsadministratie Algemene Economie 22 juni 2015 B / 11 2015 NGO - ENS B / 11 Opgave 1 (21 punten) Vraag

Nadere informatie

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen

Goede tijden, slechte tijden. Soms zit het mee, soms zit het tegen Slides en video s op www.jooplengkeek.nl Goede tijden, slechte tijden Soms zit het mee, soms zit het tegen 1 De toegevoegde waarde De toegevoegde waarde is de verkoopprijs van een product min de ingekochte

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II

Eindexamen economie 1 vwo 2001-II 4 Antwoordmodel Opgave Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. ja Uit de toelichting moet blijken dat de stijging

Nadere informatie

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen.

Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid van een artikel bepalen. Praktische-opdracht door een scholier 3871 woorden 8 januari 2003 5,3 45 keer beoordeeld Vak Methode Economie Percent Opdracht 1: Een overzicht van de factoren die de omvang van de gevraagde hoeveelheid

Nadere informatie

Eindexamen economie 1 vwo I

Eindexamen economie 1 vwo I Beoordelingsmodel Algemene regel 3.6 is ook van toepassing als gevraagd wordt een gegeven antwoord toe te lichten, te beschrijven en dergelijke. Opgave 1 1 maximumscore 2 vakbonden, werkgeversbonden, individuele

Nadere informatie

Examen VMBO-GL en TL - COMPEX

Examen VMBO-GL en TL - COMPEX Examen VMBO-GL en TL - COMPEX 2009 tijdvak 1 woensdag 27 mei totale examentijd 2 uur economie CSE GL en TL COMPEX Vragen 1 tot en met 24 In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet

Nadere informatie

Correctievoorschrift HAVO. economie 1

Correctievoorschrift HAVO. economie 1 economie 1 Correctievoorschrift HAVO Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs 20 04 Tijdvak 2 inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste vijf kandidaten per school in het programma Wolf of

Nadere informatie