RICHTLIJN GEODATA RICHTLIJN BETREFFENDE HET AANLEVEREN VAN GEOGRAFISCHE INFORMATIE BIJ HET INDIENEN VAN VEILIGHEIDSRAPPORTEN. Versie 3.

Transcriptie

1 RICHTLIJN GEODATA RICHTLIJN BETREFFENDE HET AANLEVEREN VAN GEOGRAFISCHE INFORMATIE BIJ HET INDIENEN VAN VEILIGHEIDSRAPPORTEN Versie /03/2013 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering

2 Inhoudsopgave I. INLEIDING... 3 II. TOEPASSINGSGEBIED... 4 III. ADMINISTRATIEVE ASPECTEN... 5 III.1. Aard van de aan te leveren informatie... 5 III.2. Wijze van informatieoverdracht... 5 III.3. Benaming en identificatie van de inrichting... 5 IV. TECHNISCHE ASPECTEN... 7 IV.1. Formaat van de te leveren informatie... 7 IV.2. Referentiesysteem (projectie)... 7 IV.3. Thematische opdeling van de geografische objecten... 8 IV.3.1 Terreingrens van de inrichting... 9 IV.3.2 Isorisicocontouren (plaatsgebonden mensrisico) IV.3.3 Schadecirkels in het kader van domino-effecten Tabellen TABEL 1: PARAMETERS VAN DE LAMBERT 1972-PROJECTIE (BRON: NGI)... 7 TABEL 2: TOEGEKENDE ATTRIBUTEN VAN DE LAAG DOCXXYY_TERREINGRENS... 9 TABEL 3: TOEGEKENDE ATTRIBUTEN VAN DE LAAG DOCXXYY_IRC_XXX TABEL 4: KLEUR VAN DE ISORISICOCONTOUREN TABEL 5: TOEGEKENDE ATTRIBUTEN VAN DE LAAG DOCXXYY_DE_X_YYY Richtlijn Geodata versie /03/2013 2/11

3 I. Inleiding In Vlaanderen worden de externe mensrisico s van een hogedrempelinrichting (d.w.z. de risico's waaraan personen in de omgeving van een hogedrempelinrichting worden blootgesteld als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in die inrichting) begroot door middel van een kwantitatieve risicoanalyse. Het alzo berekende externe mensrisico wordt voorgesteld onder vorm van isorisicocontouren voor het plaatsgebonden risico en een groepsrisicocurve voor het groepsrisico. In de risicoanalyse wordt rekening gehouden met de mogelijkheid van domino-effecten. Conform de toepasselijke voorschriften uit het [Standaard OVR] 1 dient de mogelijkheid dat een Seveso-inrichting aanleiding kan geven tot domino-effecten bij een naburige Sevesoinrichting (de zgn. domino-effecten van binnen naar buiten) weergegeven onder de vorm van schadecirkels. In de ontwikkeling en de uitvoering van het Vlaamse beleid betreffende de externe mensveiligheid spelen geografische informatiesystemen (GIS) een steeds belangrijkere ondersteunende rol. Het is daarom wenselijk om de belangrijkste risicoparameters en domino-schadecirkels van een Seveso-inrichting ook onder de vorm van geodata beschikbaar te hebben. Deze richtlijn schrijft voor hoe deze geodata dient opgebouwd en aangeleverd. 1 Standaard OVR, hoofdstuk 5, deel 3 Richtlijn Geodata versie /03/2013 3/11

4 II. Toepassingsgebied Deze richtlijn is in eerste instantie van toepassing op alle hogedrempel Seveso-inrichtingen die volgens het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid 2 en volgens het Samenwerkingsakkoord 3, de externe mensrisico s kwantitatief moeten uitwerken in een veiligheidsrapport (het omgevingsveiligheidsrapport (OVR) resp. het Samenwerkingsakkoord-veiligheidsrapport (SWA-VR)). Een kwantitatieve analyse van het externe mensrisico kan soms ook gevraagd worden voor andere dan hogedrempelinrichtingen, en/of uitgewerkt worden in andere documenten dan een OVR of een SWA-VR (bv. in een veiligheidsstudie van een lagedrempelinrichting). Bij uitbreiding is onderhavige richtlijn ook van toepassing in alle situaties waarbij aan de dienst Veiligheidsrapportering een document wordt voorgelegd ter goedkeuring, ter beoordeling of ter controle, waarin een kwantitatieve risicoanalyse (volgens de richtlijnen van de dienst Veiligheidsrapportering) werd uitgewerkt. 2 Decreet van 5 april 1995 houdende algemeen bepalingen inzake milieubeleid (en de wijzigingen). 3 Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn (en de wijzigingen). Richtlijn Geodata versie /03/2013 4/11

5 III. Administratieve aspecten III.1. AARD VAN DE AAN TE LEVEREN INFORMATIE Bij het indienen van een veiligheidsrapport 4 of enig ander document waarin de externe mensrisico s van een inrichting worden bepaald d.m.v. een kwantitatieve risicoanalyse, en waarin het plaatsgebonden mensrisico wordt voorgesteld onder de vorm van isorisicocontouren, dient volgende geografische informatie geleverd: de terreingrens van de inrichting, de isorisicocontouren van de inrichting, voor de risiconiveaus 1E-5/j, 1E-6/j, 1E-7/j en 1E-8/j, de schadecirkels in het kader van domino-effecten. III.2. WIJZE VAN INFORMATIEOVERDRACHT De digitale geografische data wordt op een CD-ROM geplaatst en naar de dossierbehandelaar van de dienst Veiligheidsrapportering verstuurd. In afspraak met de dossierbehandelaar van de dienst Veiligheidsrapportering kunnen ook andere overdrachtsvormen aangewend worden. De GIS-bestanden dienen gegroepeerd te worden in een map die de naam GIS_docXXYY_inrichting_plaats draagt. Hierbij verwijst docxxyy naar het referentienummer van het document (rapport), met doc : de aanduiding van het type document (zijnde OVR voor een omgevingsveiligheidsrapport, SWAVR voor een Samenwerkingsakkoordveiligheidsrapport, VS voor een veiligheidsstudie, AND voor andere), XX : een verwijzing naar het jaartal, YY : een volgnummer. Het referentienummer docxxyy wordt toegekend door de dienst Veiligheidsrapportering, en kan op eenvoudige vraag bij hem bekomen worden. De map, die verschillende bestanden zal bevatten (zie verder), mag, indien gewenst, gecomprimeerd worden tot een zip-bestand. Het zip-bestand draagt dezelfde naam als de map, echter met de extensie.zip. III.3. BENAMING EN IDENTIFICATIE VAN DE INRICHTING Om de gevraagde geografische informatie eenduidig aan een inrichting te kunnen koppelen, is een unieke identificatie van die inrichting nodig. Voor de opbouw van deze unieke identificatie wordt gesteund op de Kruispuntbank der Ondernemingen KBO, die wordt beheerd door de Federale Overheidsdienst Economie. 4 in het bijzonder de ontwerp-eindversie en de definitieve eindversie Richtlijn Geodata versie /03/2013 5/11

6 De KBO maakt een onderscheid tussen ondernemingen en vestigingen (of vestigingseenheden): een onderneming kan verschillende vestigingen/vestigingseenheden tellen. De eenduidige identificatie van een inrichting gebeurt aan de hand van de benaming van de vestiging/vestigingseenheid, het ondernemingsnummer en het vestigingsnummer/vestigingseenheidsnummer van de inrichting. Opmerking: In principe kan voor Seveso-inrichtingen de benaming van de inrichting ook teruggevonden worden op de lijsten van gekende Seveso-inrichtingen die de dienst VR publiceert op zijn webstek. De benaming die deze lijsten vermelden, is in principe dezelfde als deze die voorkomt als benaming van de vestiging/vestigingseenheid in de Kruispuntbank der Ondernemingen (KBO). Bij verschil primeert de KBO. De Kruispuntbank der Ondernemingen is te bereiken op volgend internet-adres: Richtlijn Geodata versie /03/2013 6/11

7 IV. Technische aspecten IV.1. FORMAAT VAN DE TE LEVEREN INFORMATIE De geografische informatie wordt aangeleverd in het shape-formaat. Shape-bestanden zijn geschikt voor verschillende geometrie-types (punt, lijn en vlak) en zijn opgebouwd uit drie componenten: een.shp-bestand met de ligging van de geografische objecten, een.dbf-bestand met attributen van de geografische objecten in XBase-formaat, een.shx-bestand dat voor elk geografisch object de index in het shp-bestand bevat. Deze drie bestanden hebben behalve de extensie (laatste drie letters) de rest van de naam gemeenschappelijk. IV.2. REFERENTIESYSTEEM (PROJECTIE) De geodata dient te worden gegeorefereerd in het Belgium Datum 72/Lambert 72 (BE_BD72/LAMB72 ) referentiesysteem. Voor alle praktische toepassingen is de Belgian Datum 1972 immers tot nu toe zowel op nationaal als op internationaal vlak het enige officiële referentiesysteem voor België. De parameters van de Lambert 1972-projectie zijn vastgelegd door het Nationaal Geografisch Instituut (NGI) en worden in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 1: Parameters van de Lambert 1972-projectie (bron: NGI) Parameter Waarde Reference system identifier BE_BD72/LAMB72 Reference system alias Belgium Datum 72/Lambert 72 Datum identifier BD72 Datum alias Belgium Datum 72 Datum type Geodetic Datum Anchor point Koninklijke Sterrewacht van België, Ukkel Lat=50º N; Lon=04º 21 24".983 E Ellipsoid identifier Hayford 1909 Ellipsoid alias International 1924 Ellipsoid semimajor axis m Ellipsoid inverse flattening 297 Coordinate system identifier LAMB72 Coordinate system alias Lambert 72 Coordinate system type Projected Coordinate system dimension 2 Richtlijn Geodata versie /03/2013 7/11

8 Parameter Coordinate system axis name Coordinate system axis direction Coordinate system axis unit identifier Coordinate system axis name Coordinate system axis direction Waarde Northing North Metre Easting East Coordinate system axis unit identifier Operation identifier Operation method name Operation method parameters number 6 Metre LAMB72 Lambert Conformal Conic Projection with 2 standard parallels Operation parameter 1 name Operation parameter 1 value (DMS) Operation parameter 1 value (DD) Operation parameter 2 name Operation parameter 2 value (DMS) Operation parameter 2 value (DD) Operation parameter 3 name Operation parameter 3 value (DMS) Operation parameter 3 value (DD) Operation parameter 4 name Operation parameter 4 value (DMS) Operation parameter 4 value (DD) Operation parameter 5 name Operation parameter 5 value Operation parameter 6 name Operation parameter 6 value Lower parallel 49º N N Upper parallel 51º N N Latitude grid origin 90º N N Longitude grid origin 4º E E False northing m False easting m IV.3. THEMATISCHE OPDELING VAN DE GEOGRAFISCHE OBJECTEN De geografische informatie wordt gegroepeerd in verschillende GIS-lagen (shapebestanden), als volgt: een laag met de terreingrens van de inrichting, een aparte laag per isorisicocontour, en dit voor de isorisicocontouren van risiconiveau 1E-5/j, 1E-6/j, 1E-7/j en 1E-8/j, een aparte laag per relevant primair effect in het kader van domino-effecten. Richtlijn Geodata versie /03/2013 8/11

9 IV.3.1 Terreingrens van de inrichting De terreingrens van de inrichting wordt aangeleverd als een vlakkenbestand (polygons). Het bestand dient steeds de naam docxxyy_terreingrens te dragen, waarbij docxxyy verwijst naar het referentienummer van het document waarin de terreingrens is opgenomen. Met betrekking tot dit referentienummer, zie deel III.2. De kenmerken van de attributen die worden toegekend aan de laag, worden weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 2: Toegekende attributen van de laag docxxyy_terreingrens Veldnaam Type Omschrijving INRICHTING O-nummer V-nummer VRCODE DATUM REFCODE Integer Benaming van de inrichting. De benaming van de vestigingseenheid zoals vermeld in de Kruispuntbank der Ondernemingen. (zie deel III.3) Het ondernemingsnummer van de inrichting volgens de Kruispuntbank der Ondernemingen (KBO). (zie deel III.3) Het vestigingsnummer van de inrichting volgens de Kruispuntbank der Ondernemingen (KBO). (zie deel III.3) Het referentienummer van het bijhorende OVR of SWA-VR (of ander). Voorbeeld: OVRXXYY of SWAVRXXYY. Dit referentienummer wordt opgevraagd bij de dienst VR (zie ook deel III.2). Datum van het bijhorende OVR of SWA-VR (of ander), onder de vorm dd/mm/jjjj. Nummer dat aangeeft hoe de terreingrens werd gegeorefereerd in het Lambert 1972 coördinatenstelsel. 0 = niet gespecifieerd 1 = Lambertcoördinaten bekomen van de inrichting 2 = gegeorefereerd op basis van een kadastraal plan 3 = gegeorefereerd op basis van een orthofoto 4 = andere De kleur van de terreingrens is (bij voorkeur) wit. Richtlijn Geodata versie /03/2013 9/11

10 IV.3.2 Isorisicocontouren (plaatsgebonden mensrisico) De isorisicocontouren van de inrichting worden eveneens aangeleverd als een vlakkenbestand (polygons). De bestanden dienen steeds de naam docxxyy_irc_xxx te dragen, waarbij docxxyy verwijst naar het referentienummer van het document (voor de samenstelling van dit nummer, zie deel III.2), xxx vervangen wordt door het risiconiveau van de betreffende isorisicocontour (xxx = 1E-5, 1E-6, 1E-7 of 1E-8). De kenmerken van de attributen die worden toegekend aan de laag, worden weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 3: Toegekende attributen van de laag docxxyy_irc_xxx Veldnaam Type Omschrijving INRICHTING O-nummer V-nummer VRCODE DATUM Benaming van de inrichting. De benaming van de vestigingseenheid zoals vermeld in de Kruispuntbank der Ondernemingen. (zie deel III.3) Het ondernemingsnummer van de inrichting volgens de Kruispuntbank der Ondernemingen (KBO). (zie deel III.3) Het vestigingsnummer van de inrichting volgens de Kruispuntbank der Ondernemingen (KBO). (zie deel III.3) Het referentienummer van het bijhorende OVR of SWA-VR (of ander). Voorbeeld: OVRXXYY of SWAVRXXYY. Dit referentienummer wordt opgevraagd bij de dienst VR (zie ook deel III.2). Datum van het bijhorende OVR of SWA-VR (of ander), onder de vorm dd/mm/jjjj. Voor de isorisicocontouren worden (bij voorkeur) volgende kleuren gebruikt: Tabel 4: Kleur van de isorisicocontouren Contour Kleur 1E-5/j Lichtgroen 1E-6/j Rood 1E-7/j Blauw 1E-8/j Oranje Richtlijn Geodata versie /03/ /11

11 IV.3.3 Schadecirkels in het kader van domino-effecten De schadecirkels worden aangeleverd als een vlakkenbestand (polygons). Per relevant primair effect wordt een bestand gemaakt. De bestanden dienen de naam docxxyy_de_x_yyy te dragen, waarbij x gelijk is aan p (voor overdruk), q (voor warmtestraling) of b voor brokstukken, en yyy gelijk is aan de waarde van de overdruk in mbar (zijnde 100, 160 of 450 ), de warmtestraling in kw/m² (zijnde 008 of 032 ), of 000 voor brokstukken. docxxyy verwijst naar het referentienummer van het document, en wordt ingevuld cfr. deel III.2. De kenmerken van de attributen die worden toegekend aan de laag, worden weergegeven in onderstaande tabel. Tabel 5: Toegekende attributen van de laag docxxyy_de_x_yyy Veldnaam Type Omschrijving INRICHTING O-nummer V-nummer VRCODE DATUM Benaming van de inrichting. De benaming van de vestigingseenheid zoals vermeld in de Kruispuntbank der Ondernemingen. (zie deel III.3) Het ondernemingsnummer van de inrichting volgens de Kruispuntbank der Ondernemingen (KBO). (zie deel III.3) Het vestigingsnummer van de inrichting volgens de Kruispuntbank der Ondernemingen (KBO). (zie deel III.3) Het referentienummer van het bijhorende OVR of SWA-VR (of ander). Voorbeeld: OVRXXYY of SWAVRXXYY. Dit referentienummer wordt opgevraagd bij de dienst VR (zie ook deel III.2). Datum van het bijhorende OVR of SWA-VR (of ander), onder de vorm dd/mm/jjjj. Richtlijn Geodata versie /03/ /11