Lthema. T&thema. Ziekten & Plagen. 12 oktober a

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Lthema. T&thema. Ziekten & Plagen. 12 oktober 2000 21a"

Transcriptie

1 Lthema 12 oktober a T&thema Ziekten & Plagen

2 Colofon Inhoud Inleiding Ed Asscheman Hoofdredacteur (071) Nienke van de Sande Vormgever (stagiair) (071) Bert Hassing Vormgever (071) Aan dit themanummer Ziekten & Plagen werkten mee: Coördinatie schrijfwerk: A.M. de Haas Mede-auteurs: H. Stigter, N.M. Horn, M. van Teylingen, B. Aukema, J. de Gruyter, G. Karssen, M.G.M. Jansen en W. Weggemans (Plantenziektenkundige Dienst, Wageningen). Foto s: Plantenziektenkundige Dienst, Wageningen Schipholweg 1, Postbus 9324, 2300 PH Leiden Secretariaat: Linda Laman en Alice Hoogenboom telefoon (071) , fax (071) Exploitatie Elsevier bedrijfsinformatie BV, Postbus 16502, 2500 BM Den Haag, telefoon (070) , fax (070) Uitgever: Geert van Oosterhout Advertenties Commercieel Manager: Corrie Somers (070) Ronald Kooijman (070) Marlène van Kester (070) Patrick Sonneveldt (070) Michael Streef (070) fax (070) Druk: Senefelder Misset BV, Doetinchem. 2000, Elsevier bedrijfsinformatie BV. Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Algemene voorwaarden: op alle aanbiedingen, offertes en overeenkomsten van Elsevier bedrijfsinformatie bv zijn van toepassing de voorwaarden, welke zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel te Amsterdam. Uitgever en auteurs verklaren dat dit blad op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld, evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden dan ook geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die gebaseerd zijn op bedoelde informatie. Lezers wordt met nadruk aangeraden deze informatie niet geïsoleerd te gebruiken, maar af te gaan op hun professionele kennis en ervaring en de te gebruiken informatie te controleren. 4 Tuin & Landschap 21a (2000) Ziekten en plagen Nieuwe ziekten en plagen Biologische bestrijding Honingzwam Bladvlekkenziekte Vruchtboomkanker Watermerkziekte Verticillium 16 Bacterievuur Bladluis Iepenziekte Houtboorders Jeneverbesmineermot Injectietechnieken Bedreigingen Kastanjemineermot Dopluizen Perenprachtke vers Boktor Dennenhoutaaltje Adressen en Licenties Ziekten & Plagen is het derde themanummer dat dit jaar als bijlage bij Tuin & Landschap verschijnt. Eerder verschenen de themanummers Natuursteen (4a) en Ontwerpideeën (12a). In december verschijnt het vierde themanummer over het sortiment linde (25a). Themanummers zijn voor de redactie bij uitstek de uitgaven om dieper op onderwerpen in te gaan. Zo ook in dit themanummer Ziekten & Plagen. Daarin is een overzicht opgenomen van de tien belangrijkste ziekten en plagen die voorkomen in het openbaar groen. Dan gaat het om ziekten en plagen die landelijk voorkomen, het meeste overlast geven en kunnen leiden tot afsterven van de plant. Een plaag als de eikenprocessierups is niet opgenomen omdat deze regionaal voorkomt. Overigens zijn in Tuin & Landschap de afgelopen jaren diverse artikelen over de rups geschreven. Verder zijn de ziekten en plagen gemeld die de laatste jaren de kop opsteken, mede als gevolg van de klimaatsverandering. Aanvullend zijn de bedreigende ziekten en plagen gemeld die staan te trappelen om ons land binnen te komen. De mogelijkheden van biologische bestrijding en injectietechnieken in het openbaar groen zijn beschreven. Informatie over de spuitlicenties en een adressenlijst completeren deze uitgave. In deze uitgave is bewust geen informatie opgenomen over de toelating van bestrijdingsmiddelen. Reden is dat de ontwikkelingen op dit gebied zo snel gaan dat de informatie spoedig achterhaald is. Meer informatie hierover geven de Plantenziektenkundige Dienst en het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen, beide in Wageningen. Tot slot staat de redactie open voor kritische opmerkingen over de themanummers. Ook ideeën of onderwerpsuggesties zijn welkom. Tuin & Landschap 21a (2000) 5

3 Honingzwam maar verandert later in bundels dikwandige, zwarte myceliumstrengen; de zogenaamde schoenveters of rhizomorfen. Het cambium wordt gedood en het hout- en bastweefsel sterft na verloop van tijd af. In eerste instantie gaat het hier om een wortelinfectie waardoor het wortelstelsel slecht gaat functioneren. Daarna gaat de schimmel ook de stam koloniseren, waardoor stamrot ontstaat. De vruchtlichamen (paddestoelen) verschijnen laat in de herfst en produceren witte basidiosporen. Hun kieming en eerste ontwikkeling is saprofytisch. De schimmel verspreidt zich naar nieuwe voedselbronnen, met name door middel van de rhizomorfen. Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat de schimmel zich ook via sporen kan voortplanten. Recent is in Noord-Amerika een vondst bekend van A. ostoyae, die aanleiding is geweest voor massale bomensterfte. Uit DNA-onderzoek werd duidelijk dat het om één schimmel ging, die zich over een oppervlakte van bijna 900 ha had verspreid. De leeftijd van deze honingzwam is geschat op circa 2400 jaar. Deze cijfers geven weer dat honingzwam een parasiet is die zich enorm kan uitbreiden en zeer lang kan leven. Rhododendron aangetast door honingzwam. Honingzwam is een verzamelnaam voor schimmelsoorten van het geslacht Armillaria, die zowel houtachtige als kruidachtige planten kunnen aantasten. Er zijn meerdere soorten honingzwammen, waarvan er drie in Nederland algemeen voorkomen. Opvallend is het verschil in voorkeur die de soorten hebben voor loofbomen of naaldbomen, alsmede voor dood of levend hout. De soorten Armillaria mellea en A. ostoyae kunnen gezonde planten infecteren; de soort A. bulbosa komt alleen voor bij dode of afstervende planten. Honingzwam is moeilijk te bestrijden, maar er zijn mogelijkheden om een infectie zo veel mogelijk te voorkómen. De aanwezigheid van honingzwam is na te gaan door bij aangetaste bomen in de grond te zoeken naar donkere, taaie strengen van schimmelweefsel; de rhizomorfen. Als een dicht netwerk liggen de rhizomorfen rondom de stam of wortels. Ze zien er uit als plantenwortels, maar zijn in veel gevallen moeilijk uit elkaar te trekken. Rhizomorfen kunnen ook tussen de bast en het hout vóórkomen; de bast laat los en de boom sterft af. Tussen de bast en het hout is vaak een wit schimmelvlies te vinden. De vruchtlichamen (paddestoelen) zijn vooral in de herfst te vinden, met een korte piek van circa 14 dagen in oktober. De honingzwam is een vaste bewoner van diverse bostypen en leeft als saprofyt op bomen, stobben en wortelresten. Het optreden als parasiet is afhankelijk van een aantal factoren: De conditie van de waardplant. De rhizomorfen zullen proberen de wortels binnen te dringen. Treft de schimmel een gezond, goed groeiend gewas dan zal deze het binnendringen proberen te verhinderen door het vormen van kurkweefsel. Veel naaldbomen zullen een harsreactie geven, die de infectie moet verhinderen. Zodra het gewas verzwakt is bijv. door droogte, schade of andere bovengrondse infecties dan functioneert het afweermechanisme niet optimaal. De infectiedruk van de schimmel. In een gebied met veel geschikt voedsel voor de saprofytische fase (bijv. veel oude stobben) kan er een krachtiger rihzomorfenstelsel worden ontwikkeld met een grotere infectiekracht. Uit de praktijk zijn geen aanwijzingen bekend dat er een verband bestaat tussen de toepassing van schors of houtsnippers in beplantingen als bodembedekker en het optreden van schade door honingzwam. Vermoedelijk is dit materiaal te klein voor een goede ontwikkeling van de schimmel. De soort honingzwam. Er is een groot verschil in schadelijkheid tussen de verschillende soorten (zie de tabel). De rhizomorfen zijn in staat lange tijd in de grond te overleven bij afwezigheid van voedselbronnen. Na infectie dringt het mycelium door in het wortelstelsel en zoekt zijn weg tussen hout- en bastweefsel naar het cambium. Het mycelium is eerst karakteristiek wit, Vrijwel alle loofboomsoorten, naaldboomsoorten, struiken én kruidachtige gewassen kunnen worden aangetast. Er zijn geen soorten bekend die resistent zijn tegen de agressieve soorten van honingzwam. Optimale groei bevorderen door aanplant van de juiste boom op de juiste standplaats. Bij aanplant dienen aanslagmogelijkheden en groeicondities optimaal te zijn. Aangetaste planten, inclusief de ogenschijnlijk nog gezonde planten, zo veel mogelijk met wortel en al verwijderen. Alleen het wegfrezen van de stobbe is niet afdoende. Tevens aanwezige rhizomorfen grondig opruimen. Houtwerk dat zich in de grond bevindt behoeft een schimmelwerende behandeling. Bij het onderscheiden van de diverse soorten honingzwammen zijn de volgende kenmerken van belang Soort honingzwam Echte honingzwam Armillaria mellea Sombere honingzwam Armillaria ostoyae Knolhoningzwam Armillaria bulbosa Groeiplaats Voorkeur voor kleigronden en kalkhoudende zandgronden Op arme, weinig leemhoudende zandgronden Kleur vruchtlichaam Honinggeel Eerst lichtgeel; later donkerbruin Overige kenmerken Steel met opvallende ring Steel met opvallende ring Geen voorkeur Bruin tot olijfgroen Verdikking (knol) aan de voet van de steel. Steel met onopvallende ring Schadelijkheid Armillaria mellea Schadelijk op gezonde loof- en naaldbomen; voorkeur voor loofbomen Hoed met schubben bedekt. Matig schadelijk op gezonde loof- en naaldbomen; voorkeur voor naaldbomen Komt alleen voor op afstervende tot dode loof- en naldbomen Honingzwam: paddestoelen bij Sorbus decora. Wit vlies van honingzwam onder de bast. Rhizomorfen van honingzwam. 6 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 7

4 Bladvlekkenziekte bij kastanje en plataan Boom met bladvlekkenziekte veroorzaakt door Guignardia aesculi. Onder natte weersomstandigheden kunnen schimmels die bladvlekkenziekten veroorzaken, zich sterk uitbreiden. Bij Aesculus treedt bladvlekkenziekte, veroorzaakt door de schimmel Guignardia aesculi, regelmatig op, aangezien elk groeiseizoen wel een periode kent met langdurig vochtige weersomstandigheden. In 1998 was het extra nat en bladval bij Aesculus daardoor fors. De bladvlekkenziekte bij plataan, veroorzaakt door de schimmel Gnomonia errabunda, komt minder frequent voor, maar in jaren waarin het 'mis is', kan het effect aanzienlijk zijn. In jaren met een koud, nat voorjaar, zoals in 1984, was er naast sterke bladval ook sprake van taksterfte. HerkenningGuignardia aesculi Aanvankelijk verschijnen lichtgroene, waterige plekken op het blad. Deze worden later licht- tot donkerbruin en krijgen een brede heldere gele rand. De vorm van de vlekken is onregelmatig en ze kunnen zich over grote delen van het blad uitbreiden. Ook de bladsteel kan worden aangetast. De bladeren krijgen tenslotte verdroogde, bruine randen, die naar boven oprollen. De aangetaste bladeren vallen vaak vroegtijdig af. Het kan voorkomen dat bomen reeds midden in de zomer al het blad verloren hebben. Door voortijdige bladval ontstaat groeiremming, hetgeen in het openbaar groen doorgaans niet tot problemen hoeft te leiden. Herkenning Gnomonia errabunda Op het jonge blad zijn bruine vlekken met hoekige randen waarneembaar, die meestal de (hoofd)nerven volgen. De vlekken breiden zich uit over het hele blad; zwaar aangetast blad valt af. Ook kunnen er in het voorjaar jonge scheuten afsterven. Op de takken kunnen kleine kankers ontstaan, waarbij de uiteinden van de takken afsterven. De schade is bij een eenmalige aantasting gering omdat de bomen zich het volgend jaar doorgaans weer herstellen. Herhaalde aantastingen kunnen bijdragen tot verzwakking van de bomen, maar zijn tot nu toe zelden funest gebleken. Guignardia aesculi De schimmel overwintert op afgevallen bladeren, waarop zich in het voorjaar geslachtelijke vruchtlichamen vormen. In het voorjaar produceren deze vruchtlichamen geslachtelijke sporen (ascosporen), die het jonge blad infecteren. De eerste symptomen verschijnen meestal pas in juli. Aan de bovenzijde van het blad worden, in het midden van de vlekken ongeslachtelijke vruchtlichamen (pycniden) gevormd. Ze zijn te zien als kleine, zwarte spikkels van 0,1-0,2 mm. Uit de pycniden komen conidiën (ongeslachtelijke sporen) vrij, waarmee de ziekte zich in de zomer verspreidt. Langdurig vochtige omstandigheden zijn gunstig voor de ontwikkeling en verspreiding van de schimmel. Gnomonia errabunda De schimmel overwintert op afgevallen blad en in kankers op de takken. In het voorjaar ontstaan op het afgevallen blad vruchtlichamen, die sporen vormen waardoor de eerste bladinfecties worden veroorzaakt. Vooral in een koud en nat voorjaar kan de ziekte zich sterk uitbreiden. Later kunnen conidiën, die : Plataan: Platanus occidentalis is zeer gevoelig, P. orientalis is weinig gevoelig. De veel geplante P. (x) acerifolia is een hybride van beide soorten en ligt qua gevoeligheid daartussenin. in de tak - kankers ontstaan, ook voor infecties zorgen. 's- Zomers worden in de bladvlekken langs de nerven donkergekleurde vruchtlichamen gevormd, waarin kleurloze conidiën ontstaan. Deze sporen zorgen voor nieuwe infecties, die het hele groeiseizoen kunnen optreden. Guignardia aesculi Een bestrijdingsmethode is niet bekend. Aangezien de schimmel op afgevallen blad overwintert kan het nuttig zijn afgevallen blad zoveel mogelijk op te ruimen. Deze aanpak kan echter niet garanderen dat nieuwe infecties worden voorkómen, doordat het laatste blaadje niet kan worden opgeruimd. Composteren van opgeruimd blad vormt geen probleem, mits de compostering professioneel wordt uitgevoerd. Bij verwerking van de compost deze tevens onderwerken. Gnomonia errabunda De schimmel overwintert in tak - kankers en afgevallen blad. Opruimen van blad en kankers vermindert het infectieniveau, maar biedt geen afdoende oplossing in een koud, nat voorjaar. Zorg in ieder geval voor een goede groei, zodat bomen in jaren met infectie weerbaar zijn. Kastanje: uit een in 1998 uitgevoerd beperkt onderzoek is gebleken dat onder Nederlandse omstandigheden de meeste Aesculus- soorten vatbaar zijn, met uitzondering van A. flava (synoniem: A. octan-dra). Volgens Amerikaanse literatuur zou A. parviflora enige resistentie hebben. Bladvlekkenziekte bij plataan. Bladvlekkenziekte bij Aesculus verooorzaakt door Guignarida aesculi. Bladvlekkenziekte in Aesculus veroorzaakt door Guignardia aesculi. 8 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 9

5 Vruchtboomkanker Appelbloedluiskankers: schimmel die optreedt in wondjes van zuigende appelbloedluis. Kankers zijn weefselwoekeringen die door bacteriën, schimmels of virussen veroorzaakt kunnen worden. De schimmel Nectria galligena veroorzaakt kankers bij sierappel, lijsterbes en es. Doordat de kanker met name bij vruchtbomen optreedt, wordt de ziekte ook wel aangeduid als vruchtboomkanker. Twijgen, takken en soms hele bomen kunnen hierdoor afsterven. Bestrijding van de schimmel is moeilijk; met preventieve maatregelen is veel bomenleed te voorkómen. Aanvankelijk is de ziekte zichtbaar als een kleine, donker gekleurde plek op de schors. Na een jaar is de voor deze kanker karakteristieke vorm zichtbaar; het centrum van de plek heeft een diepe, ovale wond gekregen, die vaak tot in het houtweefsel reikt met daaromheen de overgroeiingsrand. Bij het ouder worden van de kanker wordt de wond dieper door de jaarlijkse diktegroei van het gezonde weefsel rondom de kanker en de toevoeging van overgroeiingsranden (open kankers). Jonge takken kunnen door kankers worden afgesnoerd, waardoor het topdeel afsterft (topkanker). Dit komt bij dikke takken niet voor. De uitbreiding van de kanker wordt daar gecompenseerd door de diktegroei. Wel veroorzaakt de kanker vertraging van de scheutgroei en is er grote kans op breken van de tak op de plaats van de kanker. De open kankers komen het meest algemeen voor. Daarnaast kennen we ook oppervlakkige kankers, van waaruit de schimmel zich het eerste jaar over grote afstanden in schors- en bastweefsel uitbreidt. Dit noemen we vliegende kankers ; de takken worden dan zwart en sterven af. Bij sierappel kan een aantasting door de appelbloedluis worden gevolgd door het optreden van bloedluiskankers; karakteristieke knobbels op takken veroorzaakt door vruchtboomkanker. Nectria galligena is een wondparasiet, die invalspoorten als snoeiwonden, vorstscheuren en blad-littekens gebruikt om een plant binnen te dringen onder vochtige omstandigheden. Zuigschade door de appelbloedluis resulteert in wondjes, waardoor de schimmel kan binnendringen. De schimmel groeit in het plantenweefsel, waardoor er een ovale plek van afgestorven plantencellen ontstaat. Na verloop van tijd reageert de plant met het vormen van wondweefsel (callus) rond de afgestorven plek. Een deel van het wondweefsel is verkurkt, waardoor de schimmelgroei wordt geremd. In het najaar wordt de schimmel weer actief en doorgroeit, waarschijnlijk door scheurtjes, de overgroeiingsrand. Daarbuiten wordt nu nieuw schors- en bastweefsel aangetast en gedood. In het voorjaar wordt de schimmelgroei weer afgeremd door een nieuwe overgroeiingsrand. Door deze afwisseling van schimmelgroei en callusvorming ontstaat een overjarige kanker met zijn typische gezwollen uiterlijk. In jonge kankers ontstaan in de zomermanden ongeslachtelijke sporen (conidiën), die door regenwater of opspattende druppels over korte afstand kunnen worden verspreid. Op oudere kankers (1 jaar en ouder) ontstaan vanaf oktober aan de rand van de kankers vruchtlichamen, die geslachtelijke sporen (ascosporen) vormen. Deze ascosporen kunnen onder vochtige omstandigheden via (regen)druppels worden verspreid. De ascosporen kunnen via de wind zich ook over grote(re) afstanden verplaatsen. Vruchtlichamen kunnen het hele jaar door onder vochtige omstandigheden sporen verspreiden; de meeste sporen worden in de herfst en in het vroege voorjaar gevormd. Samenvattend is te stellen dat onder vochtige omstandigheden het gehele jaar door infectie mogelijk is vanuit een kanker, zowel op korte afstand (door conidiën en ascosporen) als op grotere afstand (alleen door ascosporen). Aantasting door Nectria galligena bij lijsterbes. Vruchtboomkanker bij lijsterbes. Preventief Voor vruchtboomkanker gevoelige soorten niet aanplanten. Snoeiwonden of beschadigingen (bijvoorbeeld door maaischade) behandelen met een wondafdekmiddel met schimmelwerende werking. Zorg voor een goede conditie (weerbaarheid) van de boom. Curatief Aangetaste plekken uitsnijden tot op het gezonde hout; wonden behandelen met een wondafdekmiddel met schimmelwerende werking. Vruchtboomkanker bij Fraxinus. Fraxinus Malus (sierappel) Pyrus (sierpeer) en Sorbus zijn binnen het openbaar groen gevoelige waardplanten. Er kan een groot verschil in gevoeligheid bestaan tussen de soorten binnen een geslacht. 10 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 11

6 Watermerkziekte Een aantal Salix-soorten is gevoelig voor infectie door de watermerkziekte; met name de boomvormende rassen van Salix alba. Struikvormende soorten van Salix zijn in mindere mate gevoelig. In gebieden waar veel besmette bomen voorkomen kunnen wilgen soorten, die een redelijke weerstand tegen de ziekte hebben, toch ziek worden. Dwarsdoorsnede van wilgentak waarin de bacterie zich heeft genesteld. De ziekte uit zich door bruinverkleuring van het hout. Beplanting van wilg met watermerkziekte. Watermerkziekte is een bacterieziekte die wordt veroorzaakt door de bacterie Erwinia salicis. De ziekte kan afsterving van bomen en struiken tot gevolg hebben. De ziekte veroorzaakt met name schade in stedelijke en landschappelijke beplantingen. De bacterie komt van nature op wilg voor; wanneer en op welke wijze een boom ziek wordt, is niet geheel duidelijk. De eerste symptomen treden op van mei tot begin herfst in de vorm van verwelking, verdroging en verkleuring van het blad aan takken verspreid over de kroon. De bruine, verschrompelde bladeren kunnen lang aan de boom blijven zitten. Meestal treedt bij de takaanzet van afgestorven takken sterke vorming van waterlot op. Aangetaste takken vertonen op het snijvlak een sterke sapuitvloeiing en een waterige verkleuring van het hout; dit lijkt op een watermerk in bankbiljetten en postzegels. Na enige minuten blootstelling aan de lucht treedt een sterke bruinverkleuring van het aangetaste hout op. Een infectie leidt tot afsterving van de boom; dit kan enige jaren duren. De ziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Erwinia salicis, die van nature op de wilg vóórkomt. Niet duidelijk is onder welke omstandigheden een boom of struik wordt geïnfecteerd. De ziekte komt sinds de jaren dertig in Nederland voor. Opvallend is dat ná de Tweede Wereldoorlog de ziekte in Nederland zich sterk heeft uitgebreid; bekend is dat vanaf de oorlog in grote delen van het land de grondwaterstand is verlaagd. Dit zijn aanwijzingen dat de vochtvoorziening in de bodem een rol speelt bij het 'aanslaan' van een infectie. Uit onderzoek is bekend geworden dat de bacterie kan worden verspreid door gebruik te maken van 'poten'. Dit zijn takken van wilg van drie jaar of ouder, afkomstig van knotwilgen of gevelde boomwilgen. In deze poten is de bacterie in veel gevallen aanwezig; gebruik ervan bij aanplant draagt dus bij aan de verspreiding. Wilgen met recente verwelkingsymptomen scheiden sap af dat langs de takken druipt en waarin bacteriën voorkomen die met wind en regen kunnen worden verspreid naar omringende beplantingen. Er zijn geen gegevens bekend dat insecten een rol van betekenis spelen in de epidemiologie van de watermerkziekte. Preventief: In besmette gebieden geen wilgensoorten aanplanten; in de overige gebieden wilg alleen in gemengde beplantingen gebruiken op voor wilg geschikte groeiplaatsen. Knotbomen om de drie jaar knotten. Bij nieuwe aanplant 1-2 jarig stekmateriaal gebruiken, dus geen poten. Curatief: Aangetaste bomen rooien en verbranden. Pas aangetaste bomen met verwelkende takken zijn het meest infectieus; deze bomen snel opruimen. Licht aangetaste bomen met een krooninfectie van maximaal 25% kunnen worden omgevormd tot knotbomen. Watermerkziekte in tak van wilg (lengtedoorsnede). 12 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 13

7 Verticillium verwelkingsziekte Aantasting in bladmateriaal. Verticillium wordt veroorzaakt door de schimmels Verticillium albo-atrum (Reinke & Berth.) en Verticillium dahliae (Kleb.). De tweede soort komt in Nederland het meest voor; de beschrijving betreft, tenzij anders vermeld, V. dahliae. Verticillium komt voor bij loofboomsoorten en kruidachtige planten (onder meer vaste planten); bij naaldboomsoorten komt de ziekte niet voor. Net als iepenziekte is Verticillium een vaatparasiet, die verstopping van de (hout)vaten en daardoor verwelking van de plant kan veroorzaken. De ziekte openbaart zich bij loofboomsoorten door een taksgewijze afsterving van de kroon. Bladeren verwelken en jonge takken kunnen afsterven. Het wortelstelsel van besmette planten lijkt uiterlijk meestal gezond. Bij het aansnijden van vingerdikke tot polsdikke takken is een streepvormige verkleuring te zien in de houtvaten. Bij doorknippen van een tak is in de houtvaten een ringvormige verkleuring te zien. De verkleuring varieert per houtsoort tussen olijfgroen, paarsgrijs, blauw en bruinzwart. Soms vormt de boom waterloten op nog niet verwelkte delen van de kroon. Jonge bomen sterven doorgaans binnen twee tot drie jaar nadat de eerste symptomen zichtbaar zijn. Van Fraxinus is echter bekend dat een geïnfecteerde plant zich in de regel weer herstelt. Wees in dat geval niet te snel met het verwijderen van besmette bomen. Bij kruidachtige planten treedt een snelle verwelking van de gehele plant op; het wortelstelsel blijkt dan vaak nog volkomen gezond. Bladeren geven dikwijls een oranje-gele verkleuring; soms is de verwelking éénzijdig. Verticillium is een vaatparasiet die verwelking van de plant veroorzaakt. De schimmel leeft van dood organisch materiaal in de bodem, maar kan op een gegeven moment de wortels binnendringen en zich in de plant verspreiden. Een plant hoeft niet perse verzwakt te zijn; ook volkomen gezonde planten kunnen worden aangetast. Via wortelcontacten is bij bomen verspreiding van boom naar boom ook mogelijk. Wanneer de plant is afgestorven, vormt Verticillium dahliae microsclerotiën; dit zijn minuscule klompjes schimmeldraden met een dikke wand. Verticillium albo-atrum vormt een donkerkleurig rustmycelium. Deze ruststadia van de schimmels kunnen jarenlang in de bodem overleven. Water en wind kunnen de microsclerotiën (over grote afstand) verspreiden. Een (te) natte standplaats kan dus een infectie bevorderen. Verticillium vormt alleen ongeslachtelijke sporen; in hoeverre deze de ziekte verspreiden is niet bekend. Of de grond besmet is, wordt voor een groot deel bepaald door de voorgeschiedenis. Het is riskant een beplanting met gevoelige plantensoorten aan te leggen op percelen waar in het verleden planten met Verticillium zijn verwijderd. Ook op percelen waar in het verleden gevoelige waardplanten als aardappel, aardbei en suikerbieten hebben gestaan is het niet aan te bevelen gevoelige soorten aan te planten. voor Verticillium: Loofboomsoorten en sierheesters: Acer Aesculus Catalpa Cotinus Eleagnus Forsythia Fraxinus Hippophae Koelreuteria Liriodendron Magnolia Rhus Robinia Rosa Syringa Tilia en Ulmus Vaste planten: Chrysanthemum Liatris Lupinus Paeonia Trollius Viola Onderzoek Gebruik van voor Verticillium resistente onderstammen van Acer platanoïdes. Uitvoering door het Plant Research International. (zie adressenlijst op pag 43) Detectie en schadedrempels van Verticillium dahliae; resultaten worden in 2001 verwacht. Uitvoering: vakgroep Fytopathologie van Wageningen Universiteit en Research (WUR: zie adressenlijst). Mogelijkheden van biologische grondontsmetting ter bestrijding van V. dahliae. Uitvoering vakgroep Fytopathologie van WUR. Preventief: Waar planten vanwege Verticillium zijn gerooid of op verdachte percelen (voorteelt aardbei etc.) zeker geen gevoelige soorten aanplanten. Zorg bij aanplant voor een goede ontwatering en structuur van de bodem onder meer door het opheffen van storende lagen. Tracht na te gaan of geleverde planten van verdachte percelen afkomstig zijn. Curatief: Aangetaste planten geheel verwijderen en vernietigen. Snoei van verwelkende takken is niet zinvol, omdat de schimmel vanuit de wortel de boom binnen dringt. Verkleuring in hout van Acer door Verticillium. Aantasting bij Catalpa. 14 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 15

8 Bacterievuur Onderzoek In Nederland wordt geen onderzoek aan bacterievuur meer verricht. Internationaal richt het onderzoek zich voor het grootste deel op appel en peer. Hier vindt vooral onderzoek plaats naar resistente soorten en nieuwe bestrijdingsmogelijkheden zoals biologische bestrijding, gebruik van plantversterkende middelen en waarschuwingssystemen voor het gericht inzetten van chemische middelen. De ziekte bacterievuur, ook bekend als perenvuur, wordt veroorzaakt door een bacterie en komt alleen voor bij een aantal sierheesters en enkele vruchtboomsoorten. Bij een beginnende aantasting in het voorjaar of in de zomer neemt men verwelkende bloesem waar en verwelkende of verdroogde scheuten; vaak met 'vaantjes' aan de gekromde top. Er kunnen vuilwitte druppeltjes bacterieslijm zichtbaar zijn aan bladstelen en scheuten. Deze kunnen met de regen uitvloeien waardoor na opdrogen een zilverachtige film achterblijft. Bij aansnijden van de bast onder een aantasting wordt een roodbruin gevlamde verkleuring zichtbaar, terwijl het weefsel vochtig en plakkerig is. De overgang van ziek naar gezond weefsel is niet scherp begrensd. De uitbreiding van de aantasting over de takken is te zien aan het verwelken en verdrogen van de bladeren, die daarbij bruin tot bruinzwart worden. Op de stam en dikkere takken ontstaan ingezonken kankerplekken, waarbij de kleur van de bast in paars - zwart verandert. Aan de randen kunnen slijmdruppeltjes naar buiten geperst worden, die eerst melkachtig wit zijn, maar al snel via oranje naar geelbruin verkleuren. De verdroogde bladeren, bloemen en vruchten blijven vaak tot in de winter aan de plant zitten. Ook kan men dan de kankerplekken waarnemen, die in het voorjaar weer vochtig worden. In welke mate de bacterie schade aan de boom veroorzaakt, is afhankelijk van de waardplant. Zeer gevoelige waardplanten als Pyrus en Photinia davidiana kunnen geheel afsterven, terwijl de schade bij Crataegus beperkt kan blijven tot afstervende takken en twijgen. Een geïnfecteerde boom of struik wordt echter niet meer gezond. Door bacterievuur aangetaste meidoorn in het landschap. De ziekte wordt veroorzaakt door de bacterie Erwinia amylovora ((Burrill) Winslow et al.). De bacterie overwintert in kankers op stammen en oudere takken. In het voorjaar komt bij warm, vochtig weer aan de rand van deze kankerplekken op de aangetaste planten bacterieslijm naar buiten. De bacterie kan door insecten overgebracht worden naar de bloesems. In de nectar vermeerdert de bacterie zich snel. De aantasting breidt zich uit in de bloemen, die verschrompelen en zwart worden en bereikt van daaruit de twijgen en takken. De bladeren verdrogen en sterven af; op de dikkere takken en de stam ontstaan weer nieuwe kankers. Bladeren en scheuten kunnen rechtstreeks geïnfecteerd worden vanuit de druppels met bacterieslijm. Vooral jonge, sappige, goed groeiende scheuten zijn kwetsbaar voor een aantasting. De natuurlijke verspreiding kan behalve via insecten ook tot stand komen door vogels, wind en regen. Naast deze natuurlijke verspreiding vindt ook verspreiding door de mens plaats bij het transporteren of planten van besmet materiaal, door gebruik van besmet snoeigereedschap of door overbrengen van de bacterie aan handen en kleding. Uit het voorgaande blijkt dat de meeste kans op infectie bestaat tijdens de bloei en tijdens de vorming van jonge scheuten. Eenmaal op de waardplant aangekomen kan de bacterie binnendringen via nectariën, huidmondjes of wonden; de laatste kunnen veroorzaakt worden door storm en hagel. Voorts is een temperatuur tussen 18 en 29 C optimaal voor infectie, terwijl de relatieve vochtigheid tenminste 60% moet zijn. Wettelijk: Ter bescherming van de teelt en handel van voor bacterievuur vatbare boomkwekerijgewassen zijn bij wettelijke regeling zogenaamde bufferzones ingesteld, waar de volgende maatregelen van kracht zijn: Aangetaste bomen en struiken dienen in hun geheel verwijderd te worden of de stobbe dient na afzagen met een stobbedodend middel te worden behandeld. Aanplant van Cotoneaster salicifolius, C. watereri en alle daarvan afgeleide cultuurvarieteiten, Photinia davidiana (Stranvaesia), Crataegus monogyna, C. laevigata en C. calycina is verboden. U kunt contact opnemen met de districten van de PD voor informatie over de ligging van de beschermde gebieden (zie adressenlijst). Preventief: Indien in een beplanting regelmatig bacterievuur voorkomt valt te overwegen deze te vervangen door niet vatbare soorten. Informatie hierover kunt u opvragen bij het Expertise- en Informatiecentrum te Ede (zie de adressenlijst). Ten behoud van waardevolle beplantingen kunt u overwegen in de periode dat kans op aantasting groot is (bijv. hagelbuien tijdens vochtig, warm weer) (herhaalde) preventieve bespuitingen uit te voeren. Ga uit van gezond plantmateriaal. Snoei om bloei te voorkómen heeft bij meidoorn zijn nut bewezen. Een bloeiende meidoorn heeft veel meer kans op besmetting. Curatief Regelmatig de vatbare soorten planten controleren op de beschreven symptomen en bij besmetting direct maatregelen nemen. Aangetaste bomen en struiken zo snel mogelijk liefst ter plaatse verbranden of goed afgedekt afvoeren naar een verbrandingsplaats en daar direct verbranden. Wanneer verbranden niet uitvoerbaar is, kan aangetast materiaal ook versnipperd worden. In het winterseizoen zijn hieraan geen risico s verbonden. In het groeiseizoen aangetast materiaal ná afzagen enkele dagen laten drogen en dan versnipperen. Snippers in het groeiseizoen alleen in de beplanting terugbrengen indien alle waardplanten uit de beplanting verwijderd zijn. Eventuele infectiebronnen in de naaste omgeving opsporen en opruimen; ook indien deze in particuliere tuinen vóórkomen. Gereedschap dat in aanraking is geweest met besmette delen ontsmetten met spititus of lysol. Bij vervoer van aangetast materiaal gebruikte vervoermiddelen schoonspuiten met de hogedrukspuit of stoomcleaner. Chaenomeles Cotoneaster Crataegus Cydonia Eriobotrya Malus Mespilus Photinia davidiana (= Stranvaesia), Pyracantha Pyrus Sorbus (uitgezonderd Sorbus intermedia) Verkleuring in stam meidoorn door bacterievuur. Aantasting door bacterievuur in vuurdoorn Druppels bacterievuurslijm bij meidoorn. 16 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 17

9 Bladluizen Gevleugelde lindebladluis. Bladluizen zijn algemeen bekend als veroorzakers van plakkerige overlast voor autobezitters en terrasbezoekers. Dat bladluizen ook afsterving van bomen kunnen veroorzaken is minder bekend. In dit artikel worden enkele lastige bladluizen in openbaar groen beschreven. Dit zijn de lindebladluis, Eucallipterus tiliae, de beukenbladluis Phyllaphis fagi en de groene sparrenluis, Elatobium abietinum. Het schadelijk optreden van de lindebladluis is goed vergelijkbaar met andere schadelijke soorten als berkenbladluis en esdoornluis. Herkenning Lindebladluis: volwassen bladluis is 2-3 mm lang, gevleugeld of ongevleugeld; kleur geel met zwarte vlekken. De luis komt aan de bladonderzijde voor; vaak in zeer grote aantallen. Beukenbladluis: aan de onderzijde van het blad vindt u blauwachtig - witte, ongevleugelde en gevleugelde luizen. Ze zijn met witte wasvlokken bedekt en komen vooral voor in de vertakkingen van de hoofdnerf. De onderzijde van de bladeren is vaak massaal met vervellingshuidjes bedekt. Groene sparrenluis: een groene luis, tot 2 mm groot, met roodbruine ogen; ze komen voor op naalden en twijgen van sparren (Picea). In het voorjaar komen alleen ongevleugelde luizen voor; gevleugelde luizen verschijnen vanaf de zomer. Lindebladluis: deze bladluis komt uitsluitend op linde voor en overwintert op de boom als ei. Uit wintereieren verschijnen de ongevleugelde stammoeders, die zonder bevruchting levende jongen baren; deze ontwikkelen zich tot gevleugelde vrouwtjes. Bij overbevolking kunnen de luizen zich verspreiden naar andere lindebomen. In de nazomer ontstaan tegelijkertijd ongevleugelde eileggende vrouwtjes en gevleugelde mannetjes. Ná bevruchting leggen de vrouwtjes de wintereieren en is de cyclus rond. Beukenbladluis: behoort, evenals de lindebladluis, tot de nietwaardwisselende soorten. De ongevleugelde stammoeders verschijnen vóór het uitlopen van de knoppen, waardoor bij het uitlopen van het blad al ernstige aantasting optreedt. De ontwikkeling van de populatie wordt in belangrijke mate bepaald door de vorming van nieuw schot. De soort overzomert als ongevleugelde dwergvorm. In de herfst leggen ongevleugelde vrouwtjes ná bevruchting door gevleugelde mannetjes tot 16 eieren, waaruit het volgend voorjaar de stammoeders zich ontwikkelen. Groene sparrenluis Ook deze bladluis behoort tot de niet waardwisselende soorten. In strenge winters is alleen overleving mogelijk in het ei-stadium. Bij zachte winters overleeft deze soort voornamelijk als luis op de naalden. In het vroege voorjaar, maar soms ook in de winter als er lange vorstvrije perioden zijn, vindt ongeslachtelijke vermeerdering plaats, waarbij de luis levende jongen voortbrengt. Er kunnen dan grote kolonies ontstaan op de naalden. Omstreeks half juni ontwikkelen zich gevleugelde luizen, die zich verspreiden. Veel luizen vinden geen geschikte waardplant. Als ze deze wel vinden, vestigen ze zich op de jonge naalden. Daar worden nieuwe kolonies gevormd, die echter nooit erg groot worden. In de herfst leggen de bevruchte vrouwtjes eieren, die het volgend voorjaar uitkomen, waarna de ongeslachtelijke vermeerdering opnieuw begint. Aantastingsbeeld en schade Lindebladluis Bladluizen scheiden druppels honigdauw af; dit zijn kleverige, suikerbevattende uitwerpselen. Op de honingdauw vestigen zich meestal massaal roetdauwschimmels. De laag roetdauw vermindert het assimilatieoppervlak van de bladeren, waardoor groeistagnatie kan optreden. Door honingdauw worden bovendien tuinmeubilair, geparkeerde auto s en passanten bevuild. Beukenbladluis Als gevolg van zuigschade ontstaan geelbruine vlekken aan de bovenzijde van de bladeren. De bladeren krullen om de hoofdnerf naar beneden, waardoor de luizen goed verborgen zijn. Het blad verdrogt; hele twijgen kunnen tenslotte afsterven. Dikwijls ontwikkelt zich roetdauwschimmel op de honingdauw (suikers) die de luizen uitscheiden. Groene sparrenluis Schade treedt vooral op in het voorjaar na een zachte winter, wanneer de luizen massaal de naalden koloniseren. Bij een ernstige aantasting kan een forse boom in enkele weken alle naalden verliezen, waarbij alleen aan de topscheuten de éénjarige naalden gespaard blijven. Soms kunnen bomen zelfs geheel afsterven.de schade openbaart zich als gele vlekjes op de naalden. Tijdens het zuigen scheidt de luis giftig speeksel af. Bij Picea-soorten die voor dit speeksel gevoelig zijn kan een naald met slechts enkele zuigplekjes al afvallen. Bij Picea abies blijven aangetaste naalden geruime tijd aan de twijg hangen. De schade die optreedt, wanneer de gevleugelde luizen zich vanaf half juni vestigen op nieuwe waardplanten, is doorgaans van weinig betekenis. Lindebladluis: Preventief: bij voorkeur lindesoorten aanplanten, waarop de luis niet of nauwelijks vóórkomt. Biologisch: deze maatregelen zijn in onderzoek, maar zijn nog niet inzetbaar als correctiemiddel bij overlast (zie ook bij Biologische bestrijdingsmogelijkheden in openbaar groen ) Chemisch: bij laanbomen is injectie met acefaat mogelijk; injectie ná de bloei en voor 15 augustus. De werkingsduur is 2-3 maanden. Zie ook bij het hoofdstuk Injectiemogelijkheden. Beukenbladluis: Chemisch: het voor openbaar groen toegelaten middel pirimicarb is niet werkzaam tegen de beukenbladluis. Bij laanbomen is injectie met acefaat mogelijk; injectie ná de bloei en voor 15 augustus. De werkingsduur is 2-3 maanden. Zie ook bij het hoofdstuk Injectiemogelijkheden. Groene sparrenluis: Vooral ná zachte winters is het aan te bevelen gevoelige Picea- soorten scherp in de gaten te houden op aanwezigheid van de luis. In het voorjaar treedt de meeste schade van deze bladluis op; correctie door middel van injectie of inzet van natuur-z lijke vijanden is dan niet mogelijk. Voor openbaar groen is bespuiting met het middel pirimicarb toegestaan; dit middel spaart de natuurlijke vijanden van de bladluis. Beukebladluis op hoofdnerf. Lindeblad met honingdauw. Lindebladluis Beukenbladluis Groene sparrenluis komt vaak Komt minder komt niet of nauwelijks voor bij zeer gevoelig minder gevoelig voor bij vaak voor bij zijn zijn Tilia (x) europea, T. cordata T. (x) europea komt alleen voor bij Picea pungens P. abies en cultivars Euchlora en beuk Glauca, P. omorika Koningslinde, T. tomentosa. Picea sitchensis Conica ; Pallida en Picea glauca Zwarte Linde, Conica ; Tilia americana, T. platyphyllos. 18 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 19

10 Iepenziekte Houtverkleuringen door iepenziekte. De iepenziekte wordt veroorzaakt door een schimmel, die alleen vóórkomt bij iep en zelkova. De schimmel kent twee stammen; Ophiostoma ulmi, de niet- agressieve stam en Ophiostoma novo- ulmi, de agressieve vorm. De agressieve vorm komt in Nederland het meest voor. Waar in dit artikel wordt gesproken van iepenziekte betreft het de agressieve stam. De ziekte openbaart zich door een snelle verwelking van een of enkele takken; het blad wordt geel, bruin en valt af. Dit proces breidt zich vervolgens over de hele kroon uit. Aan het einde van een aangetaste tak blijven dikwijls één of enkele verdorde blaadjes hangen; de vaantjes. Bij aansnijden van een vinger- tot polsdikke tak is een bruine tot donkerbruine verkleuring in de houtvaten zichtbaar. Bij doorknippen van een tak is de verkleuring als een ring te zien. De boom of struik sterft uiteindelijk geheel af. Wortelopslag van afgestorven bomen of struiken is aanvankelijk doorgaans gezond, maar kan op termijn ook aan de ziekte ten offer vallen. De schimmelsporen worden van een zieke naar een gezonde boom overgebracht door de grote- en kleine iepenspintkever. Deze kevers vreten aan gezonde twijgen en brengen de sporen in de wond. De schimmel verspreidt zich door de boom; de boom verweert zich hiertegen door de besmette houtvaten af te grendelen. Hierdoor komt het watertransport stil te liggen en de boom verwelkt. De schimmel kan zich ook verspreiden via wortelcontact tussen zieke en gezonde bomen. Een aangetaste boom is een geschikte broedplaats voor de vrouwelijke iepenspintkever, die haar eieren onder de bast legt. Ook iepen die afsterven door andere oorzaken dan iepenziekte (bijv. gaslekkage, grondophoging) zijn aantrekkelijk als broedboom voor de kever. Wanneer de jonge kevers uitvliegen zijn ze met schimmelsporen besmet en kunnen ze gezonde bomen infecteren. De kevers kunnen zich ook in niet ontschorst iepenhout (bijv. haardhout) ontwikkelen. Dit hout vormt een bron van besmetting; ook als het gezond is. Uitboorgaatjes van de iepenspintkever Een groot aantal iepensoorten is gevoelig voor de iepenziekte; bij Zelkova zijn geen resistente soorten bekend. Iepensoorten, die op beperkte schaal verantwoord aangeplant kunnen worden zijn: - Voor iepenziekte minder vatbare klonen: Columella, Clusius, Dodoens, Groeneveld, Lobel en Plantijn. - Minder aantrekkelijk voor de iepenspintkever, maar wel vatbaar voor iepenziekte: Ulmus glabra Exoniensis (pluimiep). Preventief: Bij dunningen de voor iepenziekte zeer vatbare veldiep opruimen. Bij herinplant minder vatbare klonen gebruiken. Gezonde iepen laten behandelen met een antagonistische schimmel (Verticillium dahliae; een stam die voor Ulmus niet schadelijk is). Een behandeling biedt voor één jaar bescherming; echter niet tegen infectie via wortelcontact. Voor uitvoering van de behandeling: zie de adressenlijst. Opslag vanuit onderstammen van veldiep is aantrekkelijk voor de iepen spintkever. Indien veldiep als onderstam is gebruikt bij minder vatbare soorten wortelopslag zoveel mogelijk verwijderen. Dit geldt met name bij de pluimiep. Verse snoeiwonden trekken iepenspintkevers aan; deze wonden in het groeiseizoen met een wondafdekmiddel behandelen. Ophangen van kevervallen met feromoon om aanwezigheid van kevers te kunnen vaststellen. Deze methode is niet bruikbaar om alle kevers in een regio weg te vangen. Curatief: Zieke, kwijnende en dode iepen zo snel mogelijk onschadelijk maken door verbranden, versnipperen (snippers maximaal 2 cm in doorsnede) of ontschorsen (schillen). Ook niet ontschorst gezond hout (bijv. hout voor de open haard) moet verantwoord onschadelijk worden gemaakt. Takhout dunner dan 3 cm kan de iepenspintkever niet als broedmogelijkheid benutten; dit materiaal levert dus geen gevaar op. Niet ontschorste iepenstammen kunnen op locaties (bijv. watergangen) worden opgeslagen waar het hout permanent onder water blijft (wateren van iepenstammen). Opslag (hergroei) vanuit stobbe en wortels van iepen voorkómen door de stobbe maximaal 3 cm boven maaiveld af te zetten en een stobbedodendmiddel toe te passen. Bij wortelcontact (bijv. laanbomen) kunnen belendende bomen ook schade ondervinden van het toegepaste middel. Wortelopslag zonodig ook bestrijden. Bij wortelcontact tussen zieke en gezonde iepen eerst wortelcontact verbreken alvorens de zieke iepen worden opgeruimd. Motorisch schillen van iepenhout. Voor vragen over iepenziektebestrijding kunt u contact opnemen met het Iepenberaad in Utrecht (zie de adressenlijst). Wortelcontact van de veldiep. 20 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 21

11 Rups van de wilgenhoutvlinder. Houtboorders bij loofboomsoorten In het buitenland zijn diverse agressieve houtboorders actief die een goede kans maken zich ook in ons land te vestigen. Extra aandacht hiervoor is vereist (zie ook het hoofdstuk Bedreigingen ). Houtboorders die in Nederland reeds vóórkomen veroorzaken met name schade bij loofboomsoorten. Het betreft de wilgenhoutvlinder (Cossus cossus), de horzelvlinder, (Sesia apiformis) en de grote populierenboktor, (Saperda carcharias). Dat beschadigde bomen extra kwetsbaar zijn ligt voor de hand; echter ook gezonde bomen kunnen aan houtboorders ten offer vallen. Wilgenhoutvlinder: De opvallende rups heeft een bessensapkleurige rug, een grote zwarte glanzende kop en een geelachtige buikzijde. De volgroeide rups is fors; tot 8 cm lang en één cm dik. De vlinder is veel minder opvallend; de voor- en achtervleugels zijn bruingrijs met vele fijne, donkerbruine strepen. De spanwijdte van de vlinder bedraagt circa 10 cm. Horzelvlinder: De rups is vuilwit met een donkere ruglijn en donkerbruine kop; lengte tot 4 cm.de vlinder heeft een spanwijdte van 3 4 cm; de vleugels zijn glasachtig helder met roodbruin gekleurde aderen en voorrand. Het lichaam is geel en zwart geringd en lijkt op het lichaam van een horzel. Populierenboktor: De larve is tot 3 cm lang; geelwit en enigszins behaard. Kop en halsschild zijn donker; de kop is deels verborgen. Het lichaam is sterk gesegmenteerd.de kever is grauw- tot geelbruin met donkere stippen op de dekschilden. Mannetjes zijn kleiner dan de wijfjes. Wilgenhoutvlinder: In de bast van de stam vindt u ovale openingen, waaruit een gistend plantensap met de geur van houtazijn vloeit. Op de grond, aan de voet van de aangetaste stam liggen proppen van boormeel, gemengd met uitwerpselen. Ná ontschorsing worden de grote boorgaten in het hout zichtbaar. Aangetaste bomen kunnen bij sterke wind afbreken. Horzelvlinder: Onder de bast en in het hout van de stamvoet en wortels vindt u gangen. Tot circa 50 cm boven de grond zijn aan de stamvoet ronde uitvlieggaten zichtbaar. In de uitvlieggaten zijn de naarbuiten stekende lege pophuidjes regelmatig te vinden. Zwaar aangetaste bomen kunnen bij sterke wind afbreken. Populierenboktor: Bij een ernstige aantasting kan het blad geel verkleuren en ziet de boom er minder goed uit. Schade is doorgaans pas waarneembaar nadat de kevers zijn uitgevlogen. De uitvliegopeningen zijn verstopt met lange, grove boorspaanders. Aangetaste populieren worden gevoelig voor afbreken bij sterke wind. Wilgenhoutvlinder: De vlinders vliegen in juni en juli; de eieren worden meestal onderaan de stam in schorsspleten of vochtige wonden afgezet in groepjes van De vlinder heeft een voorkeur voor oudere bomen met een ruwe schors. Ná 14 dagen komen de rupsjes uit en boren zich in de bast op plaatsen waar deze beschadigd is. Gedurende de eerste zomer leven ze bij elkaar in de bast. Het volgend voorjaar maken ze individuele gangen in het hout met grote openingen naar buiten. Het duurt 3 tot 4 jaar voordat de rupsen volwassen zijn, waardoor ze flinke afmetingen kunnen bereiken. Indien overbevolking optreedt kan er sprake zijn van migratie. Bij hun zoektocht naar nieuwe waardplanten zijn de fors uitgegroeide exemplaren van de rupsen in staat ook gezonde bomen binnen te dringen. De volgroeide rups verpopt in meijuni in een cocon van samengesponnen boormeel en uitwerpselen in de stam of in de grond. Horzelvlinder: De vlinder vliegt in juni en juli en laat zonder enige voorzorg een groot aantal eieren op de grond vallen. De rupsjes komen in augustus uit en boren zich bij de stamvoet naar binnen; veelal op plaatsen waar de bast beschadigd is. Begroeiing rond de stam van de boom doet de kans op aantasting toenemen. Vervolgens maken ze in de wortels gangen, waarin ze overwinteren. In het volgend voorjaar maken ze brede gangen in opwaartse richting. De tweede overwintering vindt plaats ter hoogte van de stamvoet. Verpopping vindt plaats in mei in een cocon onder de schors. Grote populierenboktor: De boktor komt met name voor in jonge, nog niet gesloten bosopstanden, wegbeplantingen en populieren De populierenboktor. nabij wooncentra. Wat betreft wooncentra heeft dit te maken met aantrekking van de kever door lichtbronnen tijdens de vliegperiode. De kever vliegt van juli tot november. Eieren worden afzonderlijk diep in de bast van de stam of dikke takken afgezet. Bij oudere bomen vindt aantasting hoger in de stam van de boom plaats. Het ei overwintert; in mei verschijnt het larfje, dat zich voedt met cambium en vervolgens het hout binnendringt. De larve overwintert tweemaal en verpopt zich in juni of juli. De levenscyclus bedraagt drie jaar. Boorgangen veroorzaakt door de wilgenhoutvlinder. Populier en wilg, de zachte loofhoutsoorten, lijken het meest kwetsbaar voor een aantasting; bij populier komen zelfs alle drie soorten houtboorders voor. Met name de wilgenhoutvlinder kan ook hardere loofboomsoorten als eik, es en iep aantasten. Preventief: Beschadigingen (bijv. bij maaien) zoveel mogelijk vermijden. Indien beschadiging optreedt, bijvoorbeeld bij snoei, dan wonden met een wondafdekmiddel behandelen. Aangetaste bomen en andere verblijfsmogelijkheden (bijvoorbeeld open haardhout) voor de wilgenhoutrups opruimen om migratie van de forse rupsen naar gezonde bomen te voorkomen. Stamvoet zoveel mogelijk vrij houden van begroeiing, waarbij beschadiging uiteraard vermeden dient te worden. Curatief: Aangetaste bomen opruimen indien ze voor de omgeving een risico vormen. Chemisch: Er zijn geen middelen toegelaten voor bestrijding van houtboorders. Uitboorgaatje met spanen veroorzaakt door populierenboktor. De horzelvlinder. 24 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 25

12 Jeneverbesmineermot Argyresthia trifasciata Vlinder van de jeneverbesmineermot. Aantasting door de jeneverbesmineermot voor (links) en na een bespuiting met Decis. Zoals de naam al doet vermoeden heeft de mot een voorkeur voor Juniperus, maar ook andere coniferen met schubvormige naalden kunnen worden aangetast. Er zijn diverse mineermotten bij loof- en naaldboomsoorten bekend, die echter nimmer afsterving tot gevolg hebben. Of dit ook geldt voor de paardenkastanjemineermot (zie bij nieuwkomers ) is nog niet bekend. De kleine rupsen van de jeneverbesmineermot kunnen wél voor forse schade zor- Schade is bekend bij Juniperus Thuja Chamaecyparis Cupressocyparis Microbiota. Uitboorgaatje van de mineermot. gen. In de tachtiger jaren werd gevreesd dat jeneverbes, in het kustgebied op grote schaal aangeplant, ten dode was opgeschreven en ook elders in den lande coniferen aan de mot ten offer zouden vallen. Gelukkig is deze vrees ongegrond gebleken. De snelgroeiende conifeer Juniperus virginiana Skyrocket wordt veelvuldig aangetast en is een goede indicator voor aanwezigheid van de jeneverbesmineermot. Coniferensoorten met harde naaldschubben als Thujopsis lijken minder gevoelig voor een aantasting. De plaag lijkt nu over zijn hoogtepunt heen te zijn, maar in vóórkomende gevallen kan de schade nog steeds aanzienlijk zijn. De volwassen rups is tot 6 mm lang; de kleur is geelgroen met een zwart kopkapsel. De vlinder heeft een vleugelspanwijdte van 7-8 mm. De voorvleugels zijn glanzend goudkleurig met drie witte dwarsbanden; de naam trifasciata duidt op deze 3 dwarsbanden. De achtervleugels zijn lichtbruin. Een beginaantasting is meestal moeilijk waar te nemen. Aangetaste naaldschubben worden bruin en verdrogen; de brosse delen vallen gemakkelijk af. Een aantasting door de jeneverbesmineermot kan gemakkelijk worden verward met een infectie door schimmels of schade tengevolge van zoute wind of vorst. Wanneer u aangetaste twijgen doorbreekt treft u echter zwarte uitwerpselen en bruin boormeel aan. Bij het rollen tussen de vingers komt bruin boormeel te voorschijn. Wanneer de aantasting jaar op jaar voorkomt, kunnen struiken geheel kaal komen te staan en uiteindelijk sterven ze af. Thuja aangetast door de mineermot. De motjes vliegen van half mei tot half juni. Eitjes worden tussen de naaldschubben afgezet en zijn erg moeilijk te vinden. Eind juni komen de eitjes uit; de rupsjes boren zich direct in een naaldschub, die ze uithollen. De rups verhuist een aantal malen, wat te zien is aan de uitboorgaatjes in de naalden. In één groeiseizoen kunnen dus meerdere twijgen worden aangetast. De rups overwintert in de naalden; in april verpoppen ze in een goed gecamoufleerde cocon achter de schorsschubben. Dat de plaag over zijn hoogtepunt heen is, kan verband houden met het optreden van natuurlijke vijanden. Aangezien natuurlijke plaagregulatie nog een onzekere factor is, kan het noodzakelijk zijn in te grijpen om een beplanting te behouden. Snoei Bij regelmatige snoei en opruimen van het snoeiafval kan de schade beperkt blijven; de aantasting komt namelijk vooral in de jonge delen voor. Chemisch Coniferen als Juniperus en Cupressocyparis hebben een groot regeneratievermogen, waardoor het zinvol kan zijn om zelfs zwaar aangetaste planten te behandelen. Een bespuiting uitvoeren wanneer de vlinders niet meer vliegen. Dit moment kunt u zelf vaststellen door dagelijks tegen de struiken te kloppen. De vlinders vliegen dan op en strijken spoedig weer neer. Als enkele dagen geen vlinders meer worden waarge nomen is het juiste moment van bestrijding aangebroken. Dit moment ligt door gaans omstreeks half juni. Voor particulier gebruik is deltamethrin toegestaan; in openbaar groen is een effectieve bestrijding te bewerkstelligen met teflubenzuron. Opruimen van planten Indien gebruik van bestrijdingsmiddelen niet gewenst is, kunnen ernstig aangetaste planten worden gerooid en vernietigd. Aangetaste twijg van Juniperus. 26 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 27

13 Mineermot van paardekastanje De vlinder van de mineermot Cameraria ohridella. gevonden ter hoogte van Bonn en uitbreiding van het areaal richting Nederland was te verwachten. Het was verrassend dat de mot in 1999 lokaal in grote aantallen werd gevonden. De mot was in 1998 reeds onopvallend aanwezig; zeer waarschijnlijk zijn symptomen van de mot destijds gemaskeerd door de massaal vóórkomende bladvlekkenziekte, veroorzaakt door de schimmel Guignardia aesculi. In 1999 kwam deze schimmel beduidend minder voor en kwamen symptomen van C. ohridella aan het licht. Per september 2000 zijn in Nederland vondsten van de mot bekend in Nieuw Beerta als meest noordelijke vindplaats. De rups van Cameraria ohridella. Groot blad met mijnen van C. ohridella, klein blad met bladvlekkenziekte Guignardia aesculi De mineermot Cameraria ohridella komt voornamelijk voor bij de paardekastanje en is voor het eerst in Nederland gevonden in Introductie via natuurlijke verspreiding was verwacht, maar op een later tijdstip. In het buitenland zorgt de mot voor ernstige vóórtijdige bladval. Wat de schade op termijn in ons land zal zijn, is nog niet bekend. De jonge rups is geel met bruine segmentplaten; het lichaam is sterk gesegmenteerd. Volgroeide rupsen zijn grauwbruin, waardoor de segmentplaten minder opvallen. Vlak voor de verpopping maakt de rups de maag leeg en verkleurt dan naar geelgroen. De volgroeide rups is circa 7 mm lang. De vlinder is goudbruin met twee witte dwarsbanden; de spanwijdte is 8 mm. Aangetaste bladeren vertonen blaasvormige mijnen, die eerst rond en later langwerpig van vorm zijn. In de bladmijnen zijn rupsen, poppen of uitvlieggaatjes te vinden. De bladmijnen kunnen gemakkelijk worden verward met bladvlekken veroorzaakt door de schimmel Guignardia aesculi, die bij Aesculus algemeen voorkomt en eveneens sterke bruinverkleuring van het blad veroorzaakt. Bladvlekken hebben echter een gele, necrotische ring, die bij bladmijnen van C. ohridella ontbreekt (zie de afbeeldingen). Bij een ernstige aantasting zijn nagenoeg alle bladeren volledig gemineerd en is er sprake van een sterke voortijdige bladval. In Midden Europa heeft de mot drie tot vier generaties per jaar en kunnen bomen in de zomer geheel ontbladerd worden. Verwacht wordt dat aantastingen die jaar na jaar optreden de bomen ernstig verzwakken, waardoor taksterfte kan optreden. Welke schade op termijn in Nederland kan optreden hangt onder andere af van het aantal generaties dat zich kan ontwikkelen. smogelijkheden Informatie over de levenswijze is grotendels gebaseerd op gegevens uit buitenlandse literatuur. In Midden Europa kan de mot drie tot vier generaties ontwikkelen; in 1998 is in Tsjechië zelfs een vijfde generatie gevonden. De mot overwintert als pop in afgevallen blad. In Oostenrijk verschijnen de eerste vlinders eind april- begin mei. Een vrouwtje legt eitjes die één voor één worden afgezet aan de bladbovenzijde. De eitjes komen na circa 10 dagen uit; de jonge larven boren zich in het blad. Er verschijnen eerst komma-vormige mijntjes (boorgangen), na enkele dagen meer cirkelvormige mijntjes en vervolgens een doorzichtige mijn die lichtbruin gekleurd is. Een mijn kan een oppervlak beslaan van 4-8 cm 2.De rups vervelt viermaal; verpopping vindt plaats in het blad in een cirkelvormige cocon van spinseldraden. Onderzoekers uit Oostenrijk hebben vastgesteld dat de motten zich snel over grotere afstanden kunnen verspreiden door 'mee te liften' met vrachtwagens. Maatregelen ter voorkoming van deze verspreiding zijn niet mogelijk. De mot is in 1984 voor het eerst in Macedonië (voormalig Joegoslavië) gevonden. C. ohridella komt voor in Midden- Europa; onder meer in geheel voormalig Joegoslavië, Hongarije, Oostenrijk, Tsjechië, Italië, Polen, Duitsland en Griekenland. In Duitsland werd in 1999 reeds aantasting Tot op heden is de mot in Nederland gevonden bij de paardekastanje, Aesculus hippocastanum en Aesculus (x) carnea. Ook variëteiten van de paardekastanje, zoals de in het openbaar groen veel aangeplante A. hippocastanum Baumannii, kunnen worden aangetast. Onderzoek Verspreiding: De Plantenziektenkundige Dienst houdt gegevens bij over de verspreiding van deze nieuwe bladmineerder in Nederland. Vondsten van C. ohridella kunnen bij de PD worden gemeld (tel. (0317) /825 of h.stigter@pd.agro.nl). Chemische bestrijding: In 2001 zal de PD oriënterend onderzoek uitvoeren naar bestrijdingseffecten van staminjectie. Biologische bestrijding: Onderzoek in Oostenrijk heeft opgeleverd dat één tot vijf procent van larven en poppen wordt geparasiteerd. Het hoogste percentage parasitering dat tot nogtoe werd gevonden was in Tsjechië en bedroeg 7%. Deze lage percentages parasitering duiden erop dat C. ohridella in Europa van oorsprong niet inheems is. Preventief: De mot overwintert in afgevallen blad. Opruimen en vernietigen van dit blad kan een reductie van de populatie betekenen. In de praktijk is dit niet afdoende gebleken om nieuwe aantastingen te voorkómen. Biologisch: Er zijn nog onvoldoende natuurlijke vijanden bekend waarvan enige plaagregulatie mag worden verwacht. Chemisch: In het buitenland zijn goede resultaten bereikt met injectie van middelen in de stam. In Nederland is staminjectie toegestaan voor laanbomen. (zie hoofdstuk 'Injectiemogelijkheden'). Kastanjeblad met mijnen van C. ohridella Sterk verbruind blad door C. ohridella 28 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 29

14 Dop- en schildluizen Regelmatige verschijnen aan de grenzen van Europa nieuwe insecten op zoek naar nieuwe leefgebieden. Sommige insecten verspreiden zich langzaam; andere doen dit in een rap tempo. De uitbreiding kan soms onverwachts tot staan worden gebracht door natuurlijke processen. De platanen-netwants Corythucha ciliata werd begin jaren zestig in Italië geïntroduceerd. Gevreesd werd dat de 'tijger van de plataan', zoals de wants werd genoemd, op termijn een gevaar voor de plataan in heel Europa zou kunnen vormen. Om onduidelijke redenen is de noordelijke grens van het verspreidingsgebied blijven steken in Zuid Duitsland. Kastanjemineermot en diverse soorten dopluizen zijn voorbeelden van insecten, die zich snel kunnen ver- Iepenschildluis: In tegenstelling met de twee soorten dopluizen is de iepenschildluis een inhemse soort. Larven overwinteren op takken. In mei migreren de volwassen vrouwtjes naar hun definitieve plek op takken, waar bevruchting plaatsvindt. De volwassen mannetjes leven slechts enkele dagen. Eieren worden door de wasdraden van het wijfje beschermd. In juli verschijnen de eerste larven die zich verspreiden over bladeren, twijgen en takken. In het najaar vestigen ze zich op takken, waar ze overwinteren. Er is één generatie per jaar. Koningsdopluis: De koningsdopluis is een uitheemse soort, die zich uitbreidt. De dopluis is de laatste 10 jaar in een aantal steden gevonden; soms in grote aantallen. De koningsdopluis overwintert als larve op takken. In het voorjaar vestigen de vrouwtjes zich op takken en twijgen; niet op bladeren. Mannetjes zijn zeldzaam en de eieren worden doorgaans niet bevrucht. Larven verschijnen vanaf juni en verspreiden zich over bladeren en twijgen. In het najaar vestigen ze zich op takken, waar ze overwinteren. Er is één generatie per jaar. Hydrangeadopluis: De hydrangeadopluis is in 1983 voor het eerst in Nederland gevonden. Behalve in enkele gebieden in het noorden van het land is de soort vrijwel overal aanwezig; vaak in grote aantallen.de soort overwintert als larve op twijgen. In het voorjaar zuigen de larven eerst aan jonge bladeren, waarop later de eizakken worden gevormd. Mannetjes zijn zeldzaam en de eieren worden doorgaans niet bevrucht. Een klein aantal eizakken ontstaat ook op twijgen. De larven vestigen zich in het najaar op twijgen waar ze overwinteren. Er is één generatie per jaar. Koiningsdopluis: vrouwtje met eizak. Vrouwtjes van de iepenschildluis met witte wasring. spreiden. De snelle verspreiding van de hydrangeadopluis Pulvinaria hydrangeae en de koningsdopluis Pulvinaria regalis is niet bekend, maar waarschijnlijk te danken aan transport van plantenmateriaal door de mens, de wind en meeliften met vogels en vrachtwagens. Een ernstige aantasting van deze twee luizen, die meerdere jaren aanhoudt, kan bomen verzwakken; struiken kunnen geheel afsterven. Identieke schade bij iepen kan optreden door een aantasting van de iepenschildluis Gossyparia spuria. Deze schildluis is onder andere in de jaren tachtig lokaal schadelijk geweest; ernstige aantastingen in de jaren negentig zijn niet bekend. Toch blijft waakzaamheid voor deze inhemse soort gewenst. Alle drie soorten luizen produceren honingdauw, waarop zich zwarte roetdauwschimmels kunnen ontwikkelen. Het meest opvallende schadebeeld wordt gevormd door takken met grote aantallen eizakken en zwarte bladeren. Door zuigschade van grote aantallen larven kunnen bomen verzwakken en bladeren vóórtijdig afvallen. Volwassen luizen zuigen nauwelijks en beginnen al snel met de productie van eieren, waarna ze sterven. Reeds verzwakte bomen kunnen veel later in blad komen; soms pas in augustus. Bij een ernstige aantasting, die doorgaans meerdere jaren kan standhouden, kunnen twijgen en takken afsterven. De hydrangeadopluis kan Hydrangea en andere struikvormende heesters doen afsterven. Naarmate de groeiplaats ongunstig is (bijvoorbeeld bomen in de verharding) verloopt het proces van verzwakking en afsterving sneller. Aantasting van de pliumiep door de iepenschildluis. Herkenning Iepenschildluis: Duidelijke herkenningspunten zijn: - Witte coconnetjes van wasdraden op takken in het voorjaar - Volwassen wijfjes in de periode eind april eind oktober. Ze zijn roodbruin van kleur en omgeven door een ring van witte wasdraden. Het volwassen wijfje is circa 4 mm in doorsnede. Koningsdopluis: Is goed te herkennen aan de witte, vrij brede, ronde eizakken die op takken en twijgen kunnen voorkomen; de eizakken zijn 2-4 mm lang en 6-8 mm breed. Op bladeren vindt u de eizakken niet. De dopluis zelf is een plat bruin en grijs gekleurd schijfje; tot 8 mm lang. De koningsdopluis behoort tot de grootste dopluizen in Nederland. Hydrangeadopluis: Eizakken hebben drie ribben en zijn twee maal zo lang als de eizakken van de koningsdopluis. Ze komen voor op de onderzijde van bladeren en twijgen. Op dikke takken komen de eizakken niet voor. Krachtige koudwaterstraal Het is te overwegen in het voorjaar, voordat de vrouwtjes eieren gaan afzetten, met een krachtige koudwaterstraal de vrouwtjes van de takken af te spuiten. Bij veel bezetting van luizen op dunne takken zal het bestrijdingseffect onvoldoende zijn. Biologische bestrijding Er zijn ernstige aantastingen van de iepenschildluis en de koningsdopluis bekend, die binnen enkele jaren waren beëindigd door het van nature optreden van lieveheersbestjes. Zie hierover meer in het hoofdstuk Biologische bestrijdingsmogelijkheden. Een probleem is dat deze methodiek nog niet voor praktijktoepassing beschikbaar is. Staminjectie Bij laanbomen is injectie van acefaat in de stam met speciale apparatuur mogelijk. Bestrijding dient plaats te vinden ná de bloei en vóór 15 augustus. De werkingsduur is 2-3 maanden. Snoei De larven van de hydrangeadopluis overwinteren op de jonge twijgen. Door snoei van deze twijgen in de winter wordt een groot deel van de larven opgeruimd. Iepenschildluis: aantastingen zijn vooral bekend van de pluimiep Ulmus glabra Exoniensis, maar ook anders soorten iepen kunnen aangetast worden. Koningsdopluis: komt bij een aantal loofboomsoorten voor, met name bij Acer, Aesculus, Tilia en Ulmus. Hydrangeadopluis: komt voor bij loofboomsoorten en struikvormende heesters, met name bij Hydrangea, Tilia en Acer. Langwerpige eizak van de hortensiadopluis. Stam iep met vrouwtjes van de iepenschildluis. 30 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 31

15 Prachtkevers Perenprachtkevers op blad. Algemeen wordt aangenomen dat het broeikaseffect aanleiding geeft tot opwarming van het klimaat. Opvallend in dit verband is de toename van het aantal warme zomers in de laatste decennia. Insecten die hiervan profiteren zijn onder andere de warmteminnende soorten, waartoe de prachtkevers behoren. Ze danken hun naam aan de bijzonder fraaie, glanzende metaalachtige kleuren. Aan bod komen in dit artikel de tweestippige eikenprachtkever Agrilus biguttatus en de perenprachtkever Agrilus sinuatus. Herkenning De eikenprachtkever is 8 tot 13 mm lang; de dekschilden zijn metaalachtig groen, blauwgroen of staalblauw met twee kleine witte vlekjes. Eieren zijn boonvormig; 1,5 mm in doorsnede. Ze worden dakpansgewijs in groepjes van 5-7 stuks afgezet aan de zuidzijde van de stam. De ivoorwitte larve is vrij plat, pootloos, sterk gesegmenteerd met aan het einde van de kop twee zwarte tangetjes. De volgroeide larve is 2 tot 5 cm lang. Het verschil in lengte zou verklaard kunnen worden uit het aantal overwinteringen (één of twee) dat de larve heeft doorlopen. Bij de perenprachtkever is het mannetje ongeveer 9 mm lang; het vrouwtje is iets groter. De kleur van de kever varieert van roodachtig tot groenpaars. Larven zijn pootloos, melkwit en hebben een duidelijke beitelvormige kop. Aantastingsbeeld en schade Eikenprachtkever: larven vreten tussen bast en hout gangen, die eerst trapsgewijs verlopen in de lengterichting van de stam. Later verlopen de gangen zigzaggend dwars op de stam. De boom wordt geringd en kan afsterven. Zijn er veel verzwakte bomen dan kunnen keverpopulaties zich snel opbouwen. Bij overbevolking zoekt de kever niet alleen verzwakte bomen of bomen aan de bosrand, maar kunnen ook gezonde bomen in het bos aangetast worden. De kroon van aangetaste bomen vertoont binnen enkele jaren een ijle bladstand. Boven in de kroon komen vaak dode takken en twijgen voor. Ook kan er sprake zijn van een snelle verdorring van het blad. Vochtige, zwarte plekken op de stam duiden op mislukte aantastingen van inborende larven. Een herhaling van de aantasting door grote aantallen kevers kan echter wel funest zijn. Perenprachtkever: in een vroeg stadium is de aantasting moeilijk te vinden. Bij oudere aantastingen ontstaan ingezonken plekken met scheurtjes en ruwe plekken op de bast. Dergelijke symptomen kunnen echter ook bij bacterievuur worden veroorzaakt. Indien bij aansnijden van de bast de typische vraatgangen zichtbaar worden is het zeker dat we te maken hebben met de perenprachtkever. Wanneer het levend weefsel rondom een tak door de larve is aangevreten (ringen van een tak) sterft de tak af. De larve wordt daarom ook wel aangeduid als perenringlarve. Indien de tak is aangetast is het blad kleiner en geel van kleur; dit zijn ook aanwijzingen voor aanwezigheid van de perenprachtkever. Spechten kunnen larven traceren, die onder de bast aanwezig zijn. Snavelinslagen van spechten kunnen daarom aanleiding zijn de boom of struik aan een nader onderzoek te onderwerpen. Er zijn aanwijzingen dat bomen, die door diverse oorzaken verzwakt zijn, minder weerstand hebben tegen inborende kevers. Levenswijze Eikenprachtkever: De levenscyclus van de eikenprachtkever is nog niet volledig bekend. Zo is er nog onduidelijkheid over de omstandigheden waaronder de larve overwintert. Vermoedelijk overwintert de eikenprachtkever tweemaal en verschijnt de kever in het derde jaar, net als bij de perenprachtkever. Eieren worden aan de zuidzijde van de stam afgezet. Larven maken lange gangen onder de bast. Overwintering en verpopping gebeuren in de schors. De kever ontwikkelt zich alleen in de stam en niet in takken van eik. Perenprachtkever: Kevers verschijnen in mei en vliegen tot in augustus. Het is moeilijk de kevervlucht vast te leggen; nog niet bekend is hoe de kevervlucht verloopt (zie ook bij onderzoek ). Kevers zijn warmteminnend en komen vooral boven in de boom voor. Ze vliegen alleen bij temperaturen vanaf 25 ºC. Na de paring worden eieren afgezet in spleten of ruwe plaatsen in de bast van takken en stam. Uitgekomen larven boren zich onmiddellijk in het bastweefsel en maken een gang direct onder de bast. De gang loopt aanvankelijk neerwaarts en bereikt soms de wortels van de boom of struik. Oudere larven gaan dieper het hout in en vreten zich in een typische zigzag vraatgang naar boven, waar ze zich in de gang verpoppen. De larven vreten dus in het eerste en tweede jaar gangen in het hout en verpoppen in het derde jaar. De levenscyclus (ontwikkeling van kever tot kever) duurt twee jaar. Onderzoek: Eikenprachtkever: Onderzoek naar de ontwikkeling van deze soort is gewenst, met name de overwintering. Resultaten hiervan kunnen bijdragen aan het opstellen van goede beheersadviezen. Perenprachtkever: Bepaling van de vluchtperiode. De perenprachtkever is het beste te bestrijden tijdens de vlucht van de kevers. De perenprachtkever heeft een cyclus van twee jaar. Indien generaties door elkaar lopen zou ieder jaar een vlucht te verwachten zijn. Uit waarnemingen is echter gebleken dat de perenprachtkever zich in een niet overlappende cyclus bevindt. In 1997 was er een vlucht; in 1999 wederom en de volgende vlucht wordt verwacht in Omdat de perenprachtkever forse schade geeft in de fruitteelt heeft DLVfruitteelt onderzoek naar de vlucht in 2001 gepland. In openbaar groen zijn geen middelen toegelaten voor bestrijding van kevers. Of de resultaten van de vluchtbepaling bruikbaar zijn voor het openbaar groen hangt ervan af of andere vangmethoden (bijvoorbeeld vallen met feromoon) beschikbaar komen. Staminjectie Oriënterende proeven zijn in 1998 uitgevoerd door de PD en in 1999 door DLV-Fruitteelt. De resultaten zijn hoopgevend; aanvullend onderzoek is nodig om de methodiek bruikbaar te kunnen maken voor praktijktoepassing. : Eikenprachtkever: Eikenbossen niet sterk dunnen. Plotselinge vrijstelling van bomen werkt een aantasting in de hand. Aangetaste en kwijnende bomen verwijderen. Onder de eiken een gesloten struiklaag aanhouden, waardoor stammen in de schaduw blijven. Meer informatie over de ontwikkeling van de eikenprachtkever kunnen leiden tot het opstellen van goede beheersadviezen. Perenprachtkever: Chemisch: er zijn geen middelen voor het openbaar groen toegelaten om larven of kevers te bestrijden. Aangetaste bomen en struiken zijn bronnen van nieuwe aantastingen; deze bomen en struiken opruimen. Verantwoord opruimen kan door fijn versnipperen (snippers maximaal 2 cm in doorsnede) of verbranden. Te overwegen valt om verzwakte bomen op te ruimen, aan gezien deze minder weerstand hebben tegen inborende larven. Eikenprachtkever: Komt voor bij de meeste Europese eikensoorten; echter niet of nauwelijks bij de Amerikaanse eik. Bomen in bossen en laanbomen kunnen worden aangetast. Larve van de perenprachtkever. Vraatgangen van larven van de perenprachtkever. Perenprachtkever: Komt voor op meidoorn (met name de roodbloeiende meidoorn), peer, lijsterbes, kweepeer en mispel. 32 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 33

16 Uitheemse boktorren in loofhout De kever van de boktor Anoplophora chinensis. Het dennenhoutaaltje kan veel schade veroorzaken bij naaldboomsoorten. De vector van het aaltje (de boktor) veroorzaakt zelf weinig schade aan de boom. In Azië komen echter boktorren van het geslacht Anoplophora voor, die wel veel schade bij loofboomsoorten kunnen veroorzaken; zowel in het land van herkomst als in landen waar ze zich recent hebben gevestigd. Het betreft de nauw verwante soorten Anoplophora chinensis, A. glabripennis en A. malaisica. In dit artikel wordt de boktor Anoplophora glabripennis en de risico s van introductie van deze soort nader beschreven. Herkenning De opvallend grote kever (25 tot 35 mm) is glimmend zwart met een aantal witte vlekjes. Vrouwtjes zijn groter dan de mannetjes, maar hebben relatief kortere voelsprieten. Eieren zijn langwerpig en ongeveer 5 mm lang. De kleur is aanvankelijk crème; ze verkleuren naar geelbruin vóórdat ze uitkomen. De larve is pootloos, crèmekleurig met een bruine kop; de volgroeide larve is bijna 5 cm lang. Het lichaam is aan de voorkant het breedst en loopt taps toe. Aanwezigheid van de larve is te herkennen aan: - Ovaal tot ronde, donker gekleurde wondjes en/of uittredend wondsap. Dit kunnen plekken zijn die de kevers hebben gemaakt om hun eieren af te zetten. - Grotere boorgaten van ongeveer 1 cm in doorsnede; hieruit kunnen nog kevers tevoorschijn komen. - Houtzaagsel bij de basis of vertakkingen; dit ontstaat door larvenvraat. In Noord China is de plaag bekend als de bosbrand zonder rook ; een indicatie dat de schade op lokaal niveau groot kan zijn. Er zijn echter geen aanwijzingen dat de boktor in van nature voorkomende bossen een plaag zou zijn. Dit kan verband houden met natuurlijke regulatie van de plaag in bossen. De indruk bestaat dat de boktor in China een plaag is geworden doordat hij is binnengebracht (met name in verpakkingshout) in gebieden waar geen natuurlijke vijanden vóórkomen. In China heeft de boktor een voorkeur voor Acer; deze wordt daarom geplant als vangboom rondom te beschermen beplantingen van Populus. Er is een aantal vondsten bekend van Anoplophora in bonsai s en boomkwekerijproducten uit China. Een verklaring hiervoor is dat op de kwekerijen aanwezige planten van Acer boktorren uit de omgeving aantrekken. In 1996 is A. glabripennis gevonden in beplantingen in New York en daarna in Chicago. Sindsdien zijn aldaar duizenden bomen ten offer gevallen aan de boktor. Het vrouwtje zet de eieren apart af in bastspleten of maakt zelf een snee in de bast om eieren af te zetten. Een kever kan ongeveer 30 eieren leggen. Na ongeveer 11 dagen komt de larve uit het ei. Aanvankelijk vreet de larve direct onder de bast; oudere larven maken gangen in het hout. In het voorjaar vindt verpopping plaats in het hout in een cocon van houtdeeltjes. De larve maakt eerst een groot gat en stopt dit vervolgens weer dicht met houtspaanders. Uit dit gat komt de kever tevoorschijn. De kevers leven één tot twee maanden in de periode mei augustus en vreten aan de jonge bast van waardplanten. De levenscyclus is één tot twee jaar, afhankelijk van het klimaat en beschikbaar voedsel. In de warmere gebieden komt één generatie per jaar voor. Onderzoek Vestiging van de boktor in de VS is aanleiding geweest voor Amerikaanse en Chinese onderzoekers om gezamenlijk te zoeken naar oplossingen. Diverse methodieken als kevervallen met lokstoffen, lichtvallen, biologische bestrijding met schimmels en staminjectie zijn onderzocht. Dit onderzoek heeft tot nog toe geen bruikbare oplossingen opgeleverd. In de Europese Unie zijn maatregelen vooral van toepassing op levende planten en hout, waarin boktorren of larven aanwezig kunnen zijn. Introductie door middel van verpakkingshout wordt als belangrijkste mogelijkheid gezien waardoor de boktor kan binnenkomen. Landen als de VS en Australië hebben voor handelswaar, afkomstig uit landen waar Anoplophora vóórkomt, de eis gesteld dat verpakkingshout alleen ingevoerd mag worden indien dit hout afdoende is behandeld (begast of behandeld met een middel). Voor import van verpakkingsmateriaal uit China zijn noodmaatregelen getroffen. Regelmatig zal op basis van gevoerd beleid nagegaan worden of aanscherping van het huidige maatregelenpakket noodzakelijk is. In het herkomstgebied van de boktor (China) komt hij voor op Acer Aesculus Populus Salix Ulmus De larve van de boktor Anoplophora chinensis. Een uitboorgat van Anoplophora in bonsai. Voor Populus is A. glabripennis de belangrijkste plaag. De boktor heeft zich recent gevestigd in Noord Amerika en is aldaar bij een groot aantal loofboomsoorten gevonden. Niet duidelijk is op welke soorten de boktor zich het beste ontwikkelt. 34 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 35

17 Dennenhoutaaltje In Japan veroorzaakt PWN in bossen afsterving op grote schaal en een aanwasverlies van miljoenen m 3 hout per jaar. Niet alleen in bossen, maar ook beplantingen in stad en landschap kunnen door het aaltje te gronde gaan. Ook in Zuid China is de schade aanzienlijk. Door PWN afstervende dennenbomen naast gezonde bomen. Het dennenhoutaaltje Bursaphelenchus xylophilus of Pine Wood nematode (PWN) is een klein organisme, waarvan introductie in Europa grote gevolgen kan hebben voor naaldbossen. Het aaltje of nematode wordt door een vector (kever) verspreid. Maatregelen zijn genomen om introductie vanuit Noord Amerika via de handel in hout te voorkómen. Het aaltje kan echter ook worden binnengebracht met verpakkingshout van andere handelswaar. De recente vondst van het aaltje in naaldbossen in Portugal en vondsten van vector en aaltje in verpakkingshout uit Azië en van PWN in verpakkingshout uit Canada en de VS zijn aanleiding geweest het maatregelenpakket aan te scherpen. Het aaltje komt van oorsprong voor in Canada en de Verenigde Staten en veroorzaakt bij inheemse beplantingen doorgaans weinig schade. Ingevoerde naaldboomsoorten (exoten) zijn in Noord Amerika doorgaans gevoeliger voor een aantasting. In de VS is de exoot Pinus sylvestris zelfs de meest aangetaste soort. Vanuit Noord Amerika heeft het aaltje zich verspreid naar Azië en komt momenteel voor in China, Japan, Korea en Taiwan. Vooral in Japan veroorzaakt het aaltje veel schade. In 1999 is het aaltje gevonden in naaldbossen in Portugal. Er zijn veronderstellingen dat het aaltje is meegekomen met verpakkingshout uit Japan. In dit hout hebben mogelijk boktorren gezeten die het aaltje hebben geïntroduceerd. Maatregelen zijn in Portugal genomen om vondsten uit te roeien en verdere verspreiding tegen te gaan. Aantasting Via de harskanalen verspreiden de aaltjes zich in de boom. Door vernietiging van cellen wordt het watertransport geblokkeerd; de boom verwelkt en sterft uiteindelijk af. Wanneer de aantasting in de zomer optredt zijn bomen in de nazomer of herfst reeds afgestorven.in Japan is er sprake van een snelle afsterving van bomen. Dit heeft tenminste twee oorzaken: - Effectieve vector In Japan wordt PWN verspreid door de boktor Monochamus alternatus. De levenscycli van aaltje en boktor sluiten goed op elkaar aan, waardoor een effectieve verspreiding kan plaatsvinden. Andere soorten van het geslacht Monochamus lijken minder succesvol te zijn bij verspreiding van aaltjes. - Klimaatsfactoren: In het noorden van Japan en in Noord Amerika is er sprake van een geleidelijke afsterving. Waarschijnlijk wordt dit bepaald door het koelere klimaat dat zowel van invloed is op de vermenigvuldigingssnelheid van het aaltje als op expressie van de symptomen. Verwelking zal immers sneller zichtbaar worden onder droge, warme omstandigheden. De snelle afsterving van bomen in Portugal onderschrijven dit. Mocht PWN zich in koelere regio s kunnen vestigen (bijvoorbeeld Nederland), dan zal dit naar verwachting gepaard gaan met afsterving van bomen zonder duidelijke symptomen. Bursaphelenchus xylophilus behoort tot een beperkte groep van aaltjes, die schade bij bomen kunnen veroorzaken. Het aaltje komt voor in de harskanalen van naaldboomsoorten. De vermenigvuldiging kan zeer snel verlopen; bij 25 º C ontwikkelt zich een generatie in 4-5 dagen. Het aaltje wordt verspreid door een vector; dit zijn kevers, waaronder boktorren die behoren tot het geslacht Monochamus. In Europa komen vijf soorten uit het geslacht Monochamus voor. Verspreiding van PWN door een vector (in dit geval de boktor Monochamus) verloopt als volgt: Een aantasting door het dennenhoutaaltje maakt een boom voor de boktor geschikt om eieren af te zetten. De larven van de boktor leven in de aangetaste boom; wanneer de larve gaat verpoppen is dit een signaal voor het aaltje om een andere gedaante aan te nemen. Aaltjes in het hout ontwikkelen zich dan tot een vorm die in staat is om ongunstige omstandigheden lange tijd te kunnen overleven. Deze getransformeerde aaltjes dringen de boktor binnen; uitvliegende boktorren nemen vervolgens het aaltje mee. Deze boktorren vreten vervolgens aan twijgen van andere bomen om eieren te kunnen produceren. Bij deze rijpingsvreterij dringen de aaltjes vanuit de ademhalingsopeningen van de boktor en vanonder de dekschilden in de twijg en kan een nieuwe aantasting beginnen. Een min of meer identieke wijze van verspreiding is waar te nemen bij de verspreiding van de iepenziekteschimmel door de iepenspintkever. Wanneer bomen in Azië door het aaltje zijn aangetast, wordt deze mindere kwaliteit hout vaak gebruikt als verpakkingsmateriaal, bijvoorbeeld voor verpakking van natuursteen of als pallethout. In gezaagd hout kunnen echter boktorren of larven aanwezig zijn, die in het land van bestemming kunnen uitvliegen en de in het hout aanwezige aaltjes kunnen verspreiden. Naar verwachting is op deze wijze het aaltje in Portugal binnengekomen. In verpakkingshout in Nederland is in 1999 wél de vector (boktor) gevonden, maar niet het aaltje. In ander lidstaten van de EU is PWN gevonden in verpakkingshout; dit hout is vernietigd. In landen waar PWN voorkomt In Japan worden waardevolle, monumentale beplantingen rigoureus beschermd door chemische bestrijding van de boktorren (bespuitingen vanaf de grond en vanuit helikopters). Stambehandeling met een aaltjesdodend middel geeft maximaal twee jaar bescherming, maar de plant kan schade lijden van het toegepaste middel. In de VS en Canada, waar geen sprake is van een hoge infectiedruk, kan worden volstaan met het optimaliseren van de boshygiëne. In voorkomende gevallen moeten aangetaste bomen snel en op een veilige manier onschadelijk worden gemaakt. In landen waar PWN niet voorkomt In de Europese Gemeenschap zijn maatregelen vooral van toepassing op hout, waarin vector en/of het aaltje aanwezig kunnen zijn. Maatregelen voor (zaag)hout zijn al sinds de jaren tachtig van kracht. Ook China, waar PWN in een aantal provincies voorkomt, heeft maatregelen genomen om verdere introductie via verpakkingsmateriaal te voorkómen. Binnen de EU vindt overleg plaats welke aanscherping van het huidige maatregelenpakket noodzakelijk en uitvoerbaar is Diverse naaldboomsoorten kunnen door het aaltje worden aangetast; met name Pinussoorten, maar ook Abies, Cedrus, Chamaecyparis, Larix, Picea en Pseudotsuga. De gevoeligheid binnen het geslacht Pinus kan sterk variëren. Afstervend dennenbos door PWN. De kever van Monochamus alternatus is een effectieve vector van PWN. Het dennenhoutaaltje PWN in de ademshalingopening van de kever. 36 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 37

18 Biologische bestrijding in het openbaar groen Het lieveheersbeestje Exochomus quadripustulatus of viervlek op stam. Voor het openbaar groen is, in vergelijking met teelten in de land- en tuinbouw, een beperkt aantal bestrijdingsmiddelen toegelaten. In het kader van nieuw gewasbeschermingsbeleid wordt gewerkt aan verder terugdringen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Ook voor het openbaar groen blijven op termijn minder bestrijdingsmiddelen over. Mogelijke alternatieven voor chemische bestrijding zijn mechanische methodieken (opruimen aangetaste planten, snoei etc), vangmethodieken als lijmbanden, lichtvallen en feromoonvallen en biologische methoden. Waar mogelijk dienen deze methodieken op elkaar aan te sluiten in een geïntegreerd systeem. Biologische bestrijding heeft zijn nut bewezen in een aantal teelten in de landbouw. Enkele biologische methodieken, die voor openbaar groen perspectief bieden, worden beschreven. Lieveheersbeestjes Algemeen In Nederland komen circa 60 soorten lieveheersbeestjes voor. Enkele lieveheersbeestjes, waarmee in het openbaar groen reeds ervaring is opgedaan in de luisbestrijding, worden hierna beschreven. Voor informatie over leveranciers van lieveheersbeestjes wordt verwezen naar de overkoepelende organisatie Artemis (zie adressenlijst op pagina 42). Levenswijze Kevers, die overwinterd hebben, paren vóórdat ze zich verspreiden. Het vrouwtje zet eieren af op plaatsen waar de larven voedsel kunnen vinden. De vaak geeloranje eieren worden meestal op de onderkant van het blad afgezet; apart of in groepjes van gemiddeld 20 tot 40 bij elkaar. Het eistadium duurt 5 tot 8 dagen; het larvestadium duurt drie weken. De larven zijn met wratjes, stekels en haren bezet. De gehele levenscyclus neemt vier tot zeven weken in beslag. Doordat de vrouwtjes vanaf mei tot begin augustus eieren produceren kunt u gedurende de zomermaanden alle stadia (ei, larve, pop en kever) naast elkaar op de plant aantreffen. De lieveheersbeestjekever kan per dag meer dan 100 bladluizen consumeren, terwijl een larve gedurende zijn ontwikkeling tot kever vele honderden bladluizen opruimt Soorten lieveheersbeestjes Adalia bipunctata; het tweestippige lieveheersbeestje of tweestip. De soort komt inheems voor en is bekend als opruimer van bladluis. De soort lijkt vroeg in de zomer een voorkeur te hebben voor fruitbomen, maar komt ook in struikgewassen en loofbomen voor. A. bipunctata wordt gekweekt en als larve geleverd. Voordeel hiervan is dat larven niet kunnen wegvliegen en op de plaats waar ze zijn uitgezet hun werk kunnen doen. Bij 20 C duurt het larvestadium 20 dagen. Uit de fruitteelt is bekend dat de kevers de boomgaard niet verlaten indien voldoende voedsel aanwezig is. Mieren leven van de honingdauw die bladluizen afscheiden en beschermen de bladluizen tegen lieveheersbeestjes. Daarom wordt geadviseerd het uitzetten van larven van A. bipunctata te combineren met het aanbrengen van lijmbanden. De lijmbanden moeten verhinderen dat mieren vanuit hun nesten bij de bladluizen en uitgezette lieveheersbeestjes kunnen komen. Er zijn in Amerika goede ervaringen opgedaan met bestrijding van roze appelluis door A. bipunctata in boomgaarden. In 1999 is de soort in Den Haag uitgezet ter bestrijding van de koningsdopluis, Pulvinaria regalis. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend. Hippodamia convergens Dit is een Amerikaanse soort die als kever in grote aantallen overwintert, onder andere in grotten. Al sinds 1910 worden kevers verzameld in grotten en per liter verkocht aan kwekers. In 1993 en 1994 hebben enkele gemeenten in Noord Brabant Hippodamia uitgezet tegen bladluis. Er zijn geen resultaten bekend die duiden op een effectieve bestrijding in het openbaar groen. Ook zijn er een aantal bezwaren gerezen tegen het inzetten van Hippodamia. Dat zijn de volgende bewaren: - het oorsprongsgebied wordt beroofd van grote aantallen kevers. - Met de kevers kunnen onbekende ziekten en plagen meekomen. - Gebruik van uitheemse soorten kan leiden tot faunavervalsing. - Uitheemse soorten kunnen een bedreiging vormen voor inheemse soorten. Momenteel zijn geen experimenten of onderzoek in het openbaar groen bekend waarin Hippodamia een rol speelt. Harmonia axyridis Deze soort is afkomstig uit China en wordt in Nederland, in tegenstelling tot Hippodamia, in grote aantallen in laboratoria gekweekt en als larve verkocht. De larven gaan ná uitzetten direct aan de slag; ze eten allerlei soorten bladluizen. De kever zou korte vorstperioden overleven en vanaf 9 C actief zijn. Er zijn goede bestrijdingsresultaten bekend in glasteelten van paprika en vollegrondsteelten (boomkwekerij). Er is een vorm van Harmonia axyridis bekend, die niet kan vliegen. Enkele bezwaren, genoemd bij Hippodamia, zijn ook van toepassing op Harmonia. In 2000 is in Amsterdam een experiment gestart met het uitzetten van Harmonia op lindebomen. De resultaten hiervan zijn nog niet bekend. Exochomus quadripustulatus of viervlek Een inheemse soort die zijn bijnaam dankt aan de vier rode vlekken op de zwarte dekschilden. Een andere naam voor de viervlek is het schildluisetende lieveheersbeestje. De kevers eten volwassen luizen en larven, terwijl de larve van E. quadripustulatus zich tegoed doet aan eieren en jonge larven. Begin jaren tachtig zijn in België goede ervaringen opgedaan met bestrijding van de hydrangeadopluis Pulvinaria hydrangeae door de viervlek. Begin jaren negentig zijn goede ervaringen opgedaan met natuurlijke bestrijding van de koningsdopluis Pulvinaria regalis (Amsterdam) en de iepenschildluis Gossyparia spuria (Wageningen) door de viervlek. Uit veldwaarnemingen is gebleken dat van nature voorkomende populaties in staat bleken om een plaag van beide soorten luizen in enkele jaren op te ruimen. Genoemde positieve ervaringen zijn aanleiding geweest voor een experiment om populaties van de viervlek in de natuur te verzamelen en over te brengen naar gebieden waar luizen plaagvormend optreden. In 1992 en 1993 heeft de PD in Amsterdam larven van de viervlek verzameld en uitgezet in de gemeente Uden ter bestrijding van de hydrangeadopluis. Dit experiment heeft opgeleverd dat er geen duidelijk reducerend effect van de viervlek werd gevonden. Eind 1993 werd op een locatie in Uden een grote concentratie van kevers waargenomen. Nadien is de luizenplaag afgenomen, maar niet duidelijk is welke bijdrage kan worden toegeschreven aan het uitzetten van de viervlek in 1992 en Conclusie is dat de viervlek effectief een plaag van dop- en schildluizen kan aanpakken, maar dat deze vorm van biologische bestrijding moeilijk reproduceerbaar is. Er wordt onderzoek uitgevoerd naar het opkweken van grote aantallen larven van de viervlek. Lindespintmijt Bij beplantingen van linde kan de lindespintmijt Eotetranychus tiliarium ernstige verkleuringen van het blad veroorzaken, wat jaar op jaar kan optreden. In de periode heeft de PD experimenten uitgevoerd en veldwaarnemingen verricht met als doel alternatieven te vinden voor chemische bestrijding. Resultaten van dit onderzoek zijn: - De lindespintmijt overwintert niet alleen in de grond bij de stamvoet, zoals de literatuur aangeeft, maar op de stam en dikke takken. Aangebrachte lijmbanden rond de stam in het voorjaar zijn een effectieve barrière gebleken voor spintmijt die in het voorjaar naar boven wil kruipen om aan blad te zuigen wanneer dit is uitgelopen. Dit geldt echter niet voor spintmijt die op dikke takken heeft overwinterd. Het aanbrengen van lijmbanden alleen is dus niet afdoende om nieuwe aantastingen te voorkómen. - Bij de linde komen van nature een aantal roofmijten voor die van lindespintmijt leven. Geen enkele soort is echter in staat onder voor de spintmijt gunstige omstandigheden (warm, droog weer) een plaag te voorkómen. Het uitzetten van soorten roofmijten, die in beschermde teelten (kassen e.d.) hun nut hebben bewezen, heeft niet geleid tot een effectieve bestrijding van lindespintmijt. Deze resultaten zijn afkomstig uit een kortlopend experiment. Aaltjes ter bestrijding van de taxuskever De taxuskever, Otiorhynchus sulcatus, is een polyfage soort die bij een groot aantal houtige en kruidachtige planten schade kan veroorzaken. Kevers vreten aan bladeren en knoppen; ze kunnen niet vliegen, maar lopen uitstekend. De larven overwinteren in de grond en vreten aan wortels; ze kunnen dikke wortels en de wortelhals beschadigen. De larve van de taxuskever is biologisch te bestrijden door toepassing van het aaltje Heterorhabditis megidis. Voor een goede werking dient de bodemtemperatuur ten minste 15 C te zijn en moet de grond goed vochtig zijn. Bij aantastingen van taxuskever in kleinschalige beplantingen, bijvoorbeeld grote plantenbakken in stadscentra, is deze methodiek goed bruikbaar. Afrikaantjes ter bestrijding van bodemmoeheid Bodemmoeheid kan worden veroorzaakt door wortellesieaaltjes; Pratylenchus penetrans en P. vulnus. De aaltjes tasten de wortels van veel plantensoorten aan; vooral bij roos kan de schade ernstig zijn. Indien uit onderzoek van grondmonsters is aangetoond dat er sprake is van schadelijk optreden van Pratylenchus dan kunnen aangetaste planten het best opgeruimd worden. In de grond achtergebleven aaltjes kunnen goed biologisch worden bestreden door het planten van afrikaantjes. Het beste resultaat kan als volgt worden bereikt: - Zaai Tagetes patula, de afrikaantjessoort die aaltjes het sterkst doet verminderen. - De afrikaantjes moeten één seizoen (mei-november) staan om voldoende effectief te zijn. - Ná de teelt van afrikaantjes een bemonstering op wortellesieaaltjes uitvoeren om na te gaan of herplant verantwoord is. 38 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 39

19 Injectietechnieken Injectieapparatuur voor het middel Dutch Trig. Gebruik van bestrijdingsmiddelen in openbaar groen is een gevoelig onderwerp. In situaties, waarin gebruik van middelen onontkoombaar is, dient dit zodanig uitgevoerd te worden dat schade voor het milieu minimaal is. In dit kader is van belang dat het middel dáár komt waar het moet werken; emissie (verspreiding) via lucht, water en grond dient voorkómen te worden. Een goede methodiek, waarmee emissie kan worden beperkt, is het inbrengen van middelen via de stam. Het middel wordt door de boom opgenomen en verspreidt zich vervolgens door de gehele boom; emissie treedt hierbij niet of nauwelijks op. Waar insecten of mijten aan plantendelen vreten of zuigen krijgen ze het middel binnen en gaan ze dood. Schimmels krijgen geen kans een boom binnen te dringen die vol zit met 'afweerstoffen'. In welke mate nuttige organismen nadelige gevolgen van de injectie kunnen ondervinden, is nog niet geheel duidelijk. In bedrijfsmatige teelten ligt staminjectie gevoeliger dan in het openbaar groen. Het geïnjecteerde middel verspreidt zich immers in de gehele boom en kan ook in vruchten terechtkomen, die daardoor ongeschikt kunnen worden voor consumptie. Dit probleem is in het openbaar groen minder aan de orde. Staminjectie lijkt voor openbaar groen perspectief te bieden om ziekten en plagen gericht te bestrijden, emissie te voorkómen en middelen op langere termijn te kunnen behouden. Randvoorwaarden voor staminjectie Niet elk middel is te injecteren. Een beperkt aantal middelen is geschikt voor toediening door middel van staminjectie. Dit houdt in dat er ook ziekten en plagen zijn die niet met behulp van staminjectie bestreden kunnen worden. Niet geschikt voor elke boom. Opname van het middel en verspreiding door de boom is afhankelijk van het watertransportsysteem. Er is een groot verschil in opname van de geïnjecteerde stof door boomsoorten. Ervaring is opgedaan bij een aantal loofboomsoorten inzake opname van injectievloeistof: - Goed: Tilia, Quercus en Ulmus - Matig: Prunus, Magnolia en Acer - Slecht: Fraxinus Mogelijk optreden van fytotoxiciteit (= schade aan boom of plant). Doel van staminjectie is het bestrijden van een ziekte of plaag zonder dat de boom hiervan zelf te lijden heeft. Er zijn gevallen bekend waarin staminjectie heeft geleid tot het optreden van fytotoxiciteit. Factoren van invloed op boomschade Het optreden van fytotoxiciteit wordt beïnvloed door een aantal factoren, onder andere concentratie van het gebruikte middel en de ontwikkelingsfase van het gewas. Conditie speelt een rol. Bij bomen met een duidelijk minder goede conditie is een afweging noodzakelijk of staminjectie zinvol is. In minder vitale bomen kan de opname en verspreiding van het middel te wensen overlaten doordat het watertransportsysteem niet optimaal functioneert. Bijkomend probleem is dat bij een minder goede conditie het overgroeien van injectiewonden niet goed gaat. Injectie niet het gehele jaar mogelijk. Transport van het middel is alleen mogelijk bij een actieve sapstroom. Staminjectie is al mogelijk in het voorjaar of vroege zomer, maar door een vroeg sapstroom is dan kans op 'bloeden' van injectiewonden. Bovendien is schade door de relatief hoge concentratie middel in jong blad denkbaar. In de loop van het groeiseizoen neemt de opwaartse sapstroom geleidelijk af. Injecteren ná half augustus is daarom niet meer zinvol. Vanwege het risico van bijensterfte is injectie van middelen die giftig zijn voor bijen alleen toegestaan ná de bloei. Voor de linde, die vrij laat bloeit, kan deze voorwaarde bij de toepassing van acefaat een duidelijke beperking zijn, aangezien vóór de bloei al sprake kan zijn van overlast door luizen. Injectie in combinatie met aanvullende maatregelen Staminjectie kan een effectieve reductie van populaties insecten en mijten opleveren en bomen onvatbaar maken voor ziekten. In een aantal situaties zullen echter aanvullende maatregelen nodig zijn. Enkele voorbeelden hiervan zijn: Staminjectie van monumentale iepen tegen de iepenziekte. Indien er vermoedens zijn van wortelcontact met opgeruimde zieke iepen verdient het aanbeveling om deze wortelcontacten te verbreken, vóórdat injectie plaatsvindt. Staminjectie biedt immers geen bescherming bij infectie via wortels. Bij staminjectie van linden die aangetast zijn door de hydrangeadopluis verdient het aanbeveling belendende beplantingen van heesters, die ook zijn aangetast, in de winter fors te snoeien. Op deze wijze wordt een groot aantal larven, die op de jonge twijgen voorkomen preventief verwijderd en neemt de kans op nieuwe aantastingen af. Ervaringen met staminjectie Iepenziekte. Staminjectie ter bestrijding van iepenziekte kent al een vrij lange historie. In de jaren Staminjectie met acefaat. tachtig waren diverse fungiden toegelaten voor bestrijding van iepenziekte door middel van staminjectie. Injectie Injectie van fungicide bij iep. Grote boorgaten zijn nodig voor injecteren van het middel. vond plaats door middel van een injecteertank; de vloeistof werd onder druk in de stam geïnjecteerd. Nadelen van deze methodiek zijn: Vrij forse boorgaten (8 mm in doorsnede) zijn nodig om de injecteerpunten in de boom te bevestigen Voor een boom van 80 cm doorsnede was 20 tot 40 liter injectievloeistof nodig om het middel effectief in de boom te verspreiden. Dit maakt de methodiek vrij bewerkelijk. Injectie bood bescherming voor maximaal 2 jaar; injectie bood geen bescherming tegen infecties via wortelcontacten. In de jaren tachtig werd onderzoek uitgevoerd naar het effect van staminjectie van preparaten van de bacterie Pseudomonas die bij iep geen ziekte veroorzaakt. Injectie werd uitgevoerd met een gutspistool, waardoor de wonden al beduidend kleiner waren dan bij gebruik van de injecteertank. Ondanks de positieve resultaten is het middel nimmer op de markt gebracht. Eind jaren tachtig werd staminjectie uitgetest van een stam van Verticillium dahliae, afkomstig uit tomaat en niet gevaarlijk voor de iep. Wanneer V. dahliae wordt geïnjecteerd is dit voor de boom een signaal om afweerstoffen te produceren die zich in de gehele boom verspreiden. Wanneer een iepenspintkever een twijg aanvreet en de iepenziekteschimmel in de twijg brengt, kan deze schimmel door de aanwezigheid van afweerstoffen de boom niet binnendringen. De methodiek is vergelijkbaar met het inspuiten bij de mens van een niet agressieve stam van het griepvirus, waardoor het lichaam afweerstoffen gaat aanmaken. Agressieve stammen van het griepvirus kunnen vervolgens niet aanslaan. Het middel is in 1992 onder de naam Trigger (later Dutch Trig) op de markt gebracht en mag alleen met speciale apparatuur worden toegediend. Het middel is niet effectief bij infecties via wortels. De afweerstoffen zijn alleen aanwezig in de buitenste jaarring; om een iep te beschermen moet daarom jaarlijks een injectie uitgevoerd worden. Arcadis kan advies geven over de technische uitvoering van toepassing van Dutch Trig (zie adres pagina 42). In de jaren zestig werd in de VS een techniek ontwikkeld om capsules met een middel in de stam in te brengen. Via de houtvaten wordt het middel in de stam verspreid. Begin jaren tachtig is deze methode getest voor toepassing in Nederland. In 1983 is het middel onder de naam Acecap toegelaten voor bestrijding van bladluis. In de jaren daarna bleek dat het middel goed werkt, maar dat soms problemen kunnen optreden bij het overgroeien van de geboorde gaten. Dit bezwaar heeft ertoe geleid dat de toelatingshouder de capsules uit de handel heeft genomen. In de periode is een verbeterde techniek voor plaagbestrijding in het openbaar groen onderzocht. Dit heeft geleid tot toelating van het middel acefaat in 1994 als insectenbestrijdingsmiddel met daarvoor speciaal ontwikkelde injectieapparatuur. Staminjectie met acefaat is toegelaten voor bestrijding van bladluizen, dopluizen en rupsen bij laanbomen in het openbaar groen. Gebruik in particuliere beplantingen is niet toegestaan. Onderzoek De belangstelling voor staminjectie is de laatste jaren toegenomen. In onderzoek wordt niet alleen gelet op het bestrijdingseffect van het middel, maar ook op zaken als arbeidsveiligheid en effect op nuttige insecten. Onderzoek is en wordt uitgevoerd in openbaar groen en andere teelten. Wellicht bieden resultaten verkregen uit andere teelten (fruitteelt en boomkwekerij) ook perspectief voor toepassing in het openbaar groen. Wanneer onderzoek leidt tot toelating van een middel dan volgen hieromtrent nadere mededelingen. 40 Tuin & Landschap 21a (2000) Tuin & Landschap 21a (2000) 41

20 Adressenlijst Arcadis Heidemij Realisatie BV Marowijne 80 Postbus AD Apeldoorn T (055) Artemis Brederolaan DA 's Gravenzande T (0174) DLV-Fruitteelt/ DLV-Adviesgroep Mijlstraat 20 Postbus AV Boxtel T (0411) Iepenberaad L. Deckers p/a Oude Gracht 201 bis 3511 NG Utrecht T (030) Informatie- en Kennis Centrum Landbouw Galvanistraat AE Ede T (0318) Plant Research International Droevendaalsesteeg PB Wageningen T (0317) Wageningen Universiteit en Research (WUR) Kosterweg 50 Postbus HB Wageningen T (0317) WUR- laboratorium voor Fytopathologie Binnenhaven 9 Postbus EE Wageningen T (0317) College Toelating Bestrijdingsmiddelen (CTB) Stadsbrink 5 Postbus AE Wageningen T (0317) F (0317) Informatie op Internet: (alles over licenties) (alles over de toelating van bestrijdingsmiddelen) Districtskantoren Plantenziektenkundige Dienst Aalsmeer Legmeerdijk 313 Postbus BB Aalsmeer T (0297) F (0297) Barendrecht Gebroken Meeldijk 66 Postbus AJ Barendrecht T (0180) F (0180) Boskoop Overslag CE Boskoop T (0172) F (0172) Emmeloord Randweg 25a Postbus AA Emmeloord T (0527) F (0527) Exloo Schoolstraat 8 Postbus ZG Exloo T (0591) F (0591) Groningen Engelse Kamp AX Groningen T (050) F (050) Hoorn Van Dedemstraat 6a Postbus AA Hoorn (NH) T (0229) F (0229) Horst Prinses Marijkestraat 5 Postbus AB Horst T (077) F (077) Lisse Achterweg-Zuid 33 Postbus AB Lisse T (0252) F (0252) Poeldijk Nieuweweg 56C Postbus ZT Honselersdijk T (0174) F (0174) Roosendaal Jan Vermeerlaan 198 Postbus BE Roosendaal T (0165) F (0165) Tiel Kwelkade RM Tiel T (0344) F (0344) Tuin & Landschap 21a (2000)

VERSIE 2018 PRIMAIRE SECTOR. Bacterievuur. Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

VERSIE 2018 PRIMAIRE SECTOR. Bacterievuur. Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen VERSIE 2018 PRIMAIRE SECTOR Bacterievuur Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen Verantwoordelijke uitgever: Herman Diricks Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen

Nadere informatie

PRAKTIJKADVIES. Phytophthora ramorum. en het beheer van Rhododendron in bossen en natuurgebieden

PRAKTIJKADVIES. Phytophthora ramorum. en het beheer van Rhododendron in bossen en natuurgebieden PRAKTIJKADVIES Phytophthora ramorum en het beheer van Rhododendron in bossen en natuurgebieden PRAKTIJKADVIES SEPTEMBER 2004 Het Bosschap, Zeist Vormgeving: HBG Design bv, Nieuwegein Foto s: Plantenziektenkundige

Nadere informatie

Bijen en wespen. Galwespen Echte zaagwespen Spinselbladwespen Vliesvleugeligen Larve: bijtend: vraatschade Andrena (zandbijen)

Bijen en wespen. Galwespen Echte zaagwespen Spinselbladwespen Vliesvleugeligen Larve: bijtend: vraatschade Andrena (zandbijen) Bijen en wespen Galwespen Echte zaagwespen Spinselbladwespen Vliesvleugeligen Larve: bijtend: vraatschade Andrena (zandbijen) Larve bastaardrups: zaagwespen Echte zaagwespen Verschil rups (vlinders en

Nadere informatie

De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis)

De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis) De buxusmot: Glyphodes perspectalis (syn. Diaphania perspectalis) Lepidoptera, fam. Crambidae Waardplanten Buxussoorten zoals Buxus microphylla, B. sempervirens en B. sinica. Geografische verspreiding

Nadere informatie

Herkennen van ziekten en plagen in tomaat. Productschap Tuinbouw

Herkennen van ziekten en plagen in tomaat. Productschap Tuinbouw Herkennen van ziekten en plagen in tomaat Wageningen UR Glastuinbouw Wageningen UR Glastuinbouw Productschap Tuinbouw Virussen Pepinomozaïekvirus (PepMV) Tomatenbronsvlekkenvirus (TSWV) Tomatengeelkrulbladvirus

Nadere informatie

Gallen. Er is een nieuwe druk verschenen van Het Gallenboek. Een mooie gelegenheid om eens kennis te maken met Gallen.

Gallen. Er is een nieuwe druk verschenen van Het Gallenboek. Een mooie gelegenheid om eens kennis te maken met Gallen. Stichting Natuurvrienden Capelle aan den IJssel e.o. november 2010 nummer 8 Gallen Vorig jaar is er een nieuwe druk verschenen van het Gallenboek. Dit is een boek, waarin alle Nederlandse gallen staan,

Nadere informatie

inhoud De oude eik 1. In het park 2. De delen van de eik 3. Herfst 4. Dieren helpen de eik. 5. Winter 6. Lente 7. Rupsen 8.

inhoud De oude eik 1. In het park 2. De delen van de eik 3. Herfst 4. Dieren helpen de eik. 5. Winter 6. Lente 7. Rupsen 8. De oude eik inhoud De oude eik 3 1. In het park 4 2. De delen van de eik 5 3. Herfst 6 4. Dieren helpen de eik. 7 5. Winter 8 6. Lente 9 7. Rupsen 10 8. De galwesp 11 9. De boomklever 12 10. Filmjes 13

Nadere informatie

PRAKTIJKMEDEDELlROo. If

PRAKTIJKMEDEDELlROo. If STICHTING LABORATORIUM VOOR BLOEMBOLLENONDERZOEK LISSE PRAKTIJKMEDEDELlROo. If Laboratorium voor Bloembollenonderzoek te Lisse Een bladvlekkenziekte bij narcissen (Stagonospora curtisii) en mogelijkheden

Nadere informatie

Platform Openbaar Groen: Ziekten en plagen in openbaar groen

Platform Openbaar Groen: Ziekten en plagen in openbaar groen Platform Openbaar Groen: Ziekten en plagen in openbaar groen Van Remoortere Liesbet Waarschuwingssysteem Proefcentrum voor Sierteelt (PCS) Genk 28 juni 2011 Waarschuwingssysteem Waarnemings- en Waarschuwingssysteem

Nadere informatie

plantenkennis loofbomen

plantenkennis loofbomen plantenkennis loofbomen Colofon Auteurs Jan van Driel Redactie Evelien Delhez Beeld Ontwikkelcentrum, Jan van Driel Ontwerp omslag & opmaak binnenwerk Buro Gom, Jeroen Reith Inleiding Het leren herkennen

Nadere informatie

Vragen en antwoorden Oost-Aziatische boktor

Vragen en antwoorden Oost-Aziatische boktor Plantenziektenkundige Dienst Geertjesweg 15 6706 EA Wageningen Postbus 9102 6700 HC Wageningen www.minlnv.nl Vragen en antwoorden Oost-Aziatische boktor Contactpersoon LNV-loket T 0800-22 333 22 pd.info@minlnv.nl

Nadere informatie

Buxusmot Herkennen en bestrijden

Buxusmot Herkennen en bestrijden Buxusmot Herkennen en bestrijden Rupsen van de buxusmot (Cydalima perspectalis) veroorzaken grote schade aan buxusstruiken. Dit informatieblad beschrijft hoe u aantasting van planten door deze rupsen herkent,

Nadere informatie

Wat is essentaksterfte?

Wat is essentaksterfte? Wat is essentaksterfte? Essentaksterfte is een ziekte die wordt veroorzaakt door de schimmel (vals wit bladvlieskelkje, Chalara fraxinea). Door de aantasting van essentaksterfte verzwakt de boom dusdanig

Nadere informatie

Wat is essentaksterfte?

Wat is essentaksterfte? Wat is essentaksterfte? Essentaksterfte is een ziekte die wordt veroorzaakt door de schimmel (vals wit bladvlieskelkje, Chalara fraxinea). Door de aantasting van essentaksterfte verzwakt de boom dusdanig

Nadere informatie

Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Pseudomonas. Bacterieziekten. Klein en steenfruit

Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Bacterieziekten. Pseudomonas. Bacterieziekten. Klein en steenfruit Klein en steenfruit Diverse soorten in groot- en kleinfruit: Rob Derikx Boekel, 17 februari 2016 Xanthomonas (o.a. aardbeien, kersen, pruimen) Erwinia (o.a. peren, ook wel bacterievuur genoemd) (o.a. kersen,

Nadere informatie

Wat gaat er gebeuren in de Wevershoek?

Wat gaat er gebeuren in de Wevershoek? Essentaksterfte De situatie in Nederland Inmiddels is meer dan 80 % van de essen in Nederland aangetast. De verwachting is dat hooguit 10 % van de essen de ziekte zal overleven, gebaseerd op ervaringen

Nadere informatie

Presentatie. Afsterven steenfruitbomen. Klantendag Stonefruitconsult. Echteld Donderdag 7 maart. Met medewerking van Marcel Wenneker van PPO

Presentatie. Afsterven steenfruitbomen. Klantendag Stonefruitconsult. Echteld Donderdag 7 maart. Met medewerking van Marcel Wenneker van PPO oetermeer Presentatie Afsterven steenfruitbomen Klantendag Stonefruitconsult Echteld Donderdag 7 maart Met medewerking van Marcel Wenneker van PPO Boomuitval Grotere verliezen aan bomen binnen steenfruit

Nadere informatie

Bomen en overlast. 8 december 2015

Bomen en overlast. 8 december 2015 Bomen en overlast 8 december 2015 Bomen en overlast 2 INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding... 3 2. Wat te doen bij overlast van bomen van de gemeente?... 4 2.1. Schaduw... 4 2.2. Invloed op de productiviteit van

Nadere informatie

Loof-en naaldbomen. Naam :

Loof-en naaldbomen. Naam : Loof-en naaldbomen Naam : Veel bomen maken een bos In een boomgaard staan soms honderden bomen, en toch is een boomgaard geen bos. Ook in een park kun je veel bomen zien, maar een park is beslist geen

Nadere informatie

inhoud 1. Inleiding 3 2. Schimmel 4 3. De paddenstoel 5 4. Uit het leven van een paddenstoel 7 5. Soorten paddenstoelen 6.

inhoud 1. Inleiding 3 2. Schimmel 4 3. De paddenstoel 5 4. Uit het leven van een paddenstoel 7 5. Soorten paddenstoelen 6. Paddenstoelen inhoud 1. Inleiding 3 2. Schimmel 4 3. De paddenstoel 5 4. Uit het leven van een paddenstoel 7 5. Soorten paddenstoelen 8 6. Schimmelweetjes 11 7. Filmpjes 13 Pluskaarten 14 Colofon en voorwaarden

Nadere informatie

Beheersing van Didymella bryoniae (Mycosphaerella) in de teelt van komkommer. IWT-project nr. 140982

Beheersing van Didymella bryoniae (Mycosphaerella) in de teelt van komkommer. IWT-project nr. 140982 Beheersing van Didymella bryoniae (Mycosphaerella) in de teelt van komkommer IWT-project nr. 140982 1 Overzicht project 2 Werkpakket 1 1/ Optimalisatie protocol voor airsampling Op zoek naar selectief

Nadere informatie

Wat gaat er gebeuren in het Oosterpark?

Wat gaat er gebeuren in het Oosterpark? Essentaksterfte De situatie in Nederland Inmiddels is meer dan 80 % van de essen in Nederland aangetast. De verwachting is dat hooguit 10 % van de essen de ziekte zal overleven, gebaseerd op ervaringen

Nadere informatie

Essentaksterfte. augustus 2013 BTL Bomendienst Arnold Meulenbelt

Essentaksterfte. augustus 2013 BTL Bomendienst Arnold Meulenbelt Essentaksterfte augustus 2013 BTL Bomendienst Arnold Meulenbelt Wat is essentaksterfte? Een schimmel uit de stam Ascomyceten NL; zakjeszwammen Een schimmel uit de familie; Helotiaceae De ongeslachtelijke

Nadere informatie

Opdrachtgever. : Gemeente Breda : Toezichthouder. : J.L. de Jong Deelopdracht / perceel. : Mechelenstraat NTO-formulier nummer : -

Opdrachtgever. : Gemeente Breda : Toezichthouder. : J.L. de Jong Deelopdracht / perceel. : Mechelenstraat NTO-formulier nummer : - WORTELS STAM / STAMVOET KROON Opdrachtgever : Gemeente Breda : Toezichthouder : J.L. de Jong Deelopdracht / perceel : Mechelenstraat NTO-formulier nummer : - 1. ALGEMENE GEGEVENS Boom nr. : 1 t/m 7 Opname

Nadere informatie

Het begint met ons. www.kws.com

Het begint met ons. www.kws.com www.kws.com KWS Benelux BV Einsteinstraat 33 3281 NJ Numansdorp tel.: 0186-657506 fax: 0186-657507 E-mail J. Buis@kws.de www.kws.com Het begint met ons. Inleiding Inhoudsopgave Bladgezondheid is een belangrijk

Nadere informatie

inhoud Herfst 1. Het weer 2. Overal blad 3. Zaden 4. Paddenstoelen 5. De eekhoorn 6. De egel 7. Insecten 8. Vogels op reis 9. Filmpje Pluskaarten

inhoud Herfst 1. Het weer 2. Overal blad 3. Zaden 4. Paddenstoelen 5. De eekhoorn 6. De egel 7. Insecten 8. Vogels op reis 9. Filmpje Pluskaarten Herfst inhoud Herfst 3 1. Het weer 4 2. Overal blad 5 3. Zaden 6 4. Paddenstoelen 7 5. De eekhoorn 8 6. De egel 9 7. Insecten 10 8. Vogels op reis 11 9. Filmpje 12 Pluskaarten 13 Bronnen en foto s 15 Colofon

Nadere informatie

Buxus ziekte. Bruin blad en zwarte takken in de buxus? Dan heeft de plant een schimmelziekte. Deze buxus ziekte verspreidt zich razendsnel.

Buxus ziekte. Bruin blad en zwarte takken in de buxus? Dan heeft de plant een schimmelziekte. Deze buxus ziekte verspreidt zich razendsnel. Buxus ziekte Bruin blad en zwarte takken in de buxus? Dan heeft de plant een schimmelziekte. Deze buxus ziekte verspreidt zich razendsnel. Lees verder Aandachtspunten Je hoeft een aangetaste buxus niet

Nadere informatie

Plantenkennis. Coniferen. lijst 1 G41-G31-GB1+2

Plantenkennis. Coniferen. lijst 1 G41-G31-GB1+2 Plantenkennis lijst 1 Coniferen G41-G31-GB1+2 Algemene informatie Coniferen: een aparte groep! Zaadplanten Eenzaadlobbig Tweezaadlobbig Bedektzadig Naaktzadig Bomen Heesters enz Coniferen Ginkgo biloba

Nadere informatie

Ziekten, plagen en afwijkingen 6

Ziekten, plagen en afwijkingen 6 Inhoud Voorwoord 5 Ziekten, plagen en afwijkingen 6 1 Schimmels 11 1.1 Wat zijn schimmels? 11 1.2 Bouw, verspreiding en levenswijze 12 1.3 Ziektebeelden en schade 14 1.4 Enkele plantenparasitaire schimmels

Nadere informatie

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 2 G41-G31-GB1+2

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 2 G41-G31-GB1+2 Plantenkennis lijst 1 Bomen Deel 2 G41-G31-GB1+2 Juglans regia walnoot Boom: 15-18 m hoog Kroon: breed afgeplat, open Geelbruine herfstkleur Juglans regia Groot, veervormig samengesteld blad Bruingroen

Nadere informatie

Praktijkgids. Herkenning bladaantastingen in suikerbieten

Praktijkgids. Herkenning bladaantastingen in suikerbieten Praktijkgids Herkenning bladaantastingen in suikerbieten Herken de bladschimmels op tijd Diagnose Om de bietenteelt rendabel te houden, moeten de teeltkosten zo laag mogelijk blijven. Voor de bestrijding

Nadere informatie

Cryphonectria parasitica (kastanjekanker)

Cryphonectria parasitica (kastanjekanker) Cryphonectria parasitica (kastanjekanker) A. Chandelier Laboratorium mycologie Centre Wallon de recherches agronomiques Situatie in België Volgens de Europese gegevensbank EPPO, aanwezig sinds 2007 maar

Nadere informatie

Van Hallstraat. Prunus avium Plena

Van Hallstraat. Prunus avium Plena Van Hallstraat Prunus avium Plena Deze middelgrote boom heeft een ronde en regelmatig vertakte dichte kroon. De boom kan een uiteindelijke hoogte bereiken van 8-12 m. De glanzende schors is bruinrood van

Nadere informatie

Tussentijdse rapportage bastknobbelonderzoek 2007 in Alphen aan den Rijn 20 mei 2007

Tussentijdse rapportage bastknobbelonderzoek 2007 in Alphen aan den Rijn 20 mei 2007 Tussentijdse rapportage bastknobbelonderzoek 2007 in Alphen aan den Rijn 20 mei 2007 Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Sector Bloembollen, Boomkwekerij en Fruit Mei 2007 PPO nr. 32 340 427 00 Praktijkonderzoek

Nadere informatie

Informatie reader. Over bomen

Informatie reader. Over bomen Informatie reader Over bomen Bron: een selectie uit folders van de bomenstichting Hoe groeit een boom? blz. 1 t/m 4 Bomen en mensen blz. 5 t/m 7 Bomen en feesten blz. 8 t/m 10 Bomen en medicijnen blz.

Nadere informatie

Herfstwerkboekje van

Herfstwerkboekje van Herfstwerkboekje van Herfst werkboekje groep 5 1 De bladeren aan de bomen worden bruin en rood en vallen naar beneden, het is weer herfst! September wordt herfstmaand genoemd, dit omdat op 22 september

Nadere informatie

DELTALOCATIE DEN DOLDER Projectnummer 01742112 Van Wijnen Projectontwikkeling Midden B.V. Postbus 151 3840 AD HARDERWIJK

DELTALOCATIE DEN DOLDER Projectnummer 01742112 Van Wijnen Projectontwikkeling Midden B.V. Postbus 151 3840 AD HARDERWIJK DELTALOCATIE DEN DOLDER Projectnummer 01742112 Van Wijnen Projectontwikkeling Midden B.V. Postbus 151 3840 AD HARDERWIJK Kwaliteitsbeoordeling van de bomen op deze locatie Door T. Katerberg European Tree

Nadere informatie

Plantekennis. Naam: Teun Laureijs. Klas: G42. Vak: Plantenkennis.

Plantekennis. Naam: Teun Laureijs. Klas: G42. Vak: Plantenkennis. Plantekennis. Naam: Teun Laureijs. Klas: G42. Vak: Plantenkennis. Inhouds opgave. Bomen: - Robinia pseudoacacia Frisa - Robinia pseudoacacia Umbraculifera - Tilia platyphyllos - Tilia tomentosa brabant

Nadere informatie

Samenvatting Gevolgen essentaksterfte Utrecht in beeld Onderzoek en beheerstrategie

Samenvatting Gevolgen essentaksterfte Utrecht in beeld Onderzoek en beheerstrategie Samenvatting Onderzoek en beheerstrategie COLOFON Opdrachtgever: Gemeente Utrecht Mevrouw ing. I. Tepp Opdrachtnemer: Terra Nostra Boomtechnisch adviseur: De heer R. Geerts Mevrouw W.W. Batenburg Fotografie:

Nadere informatie

Valse meeldauw in zonnebloemen. Marjan de Boer, Suzanne Breeuwsma, Jan van der Bent, Rik de Werd en Frank van der Helm

Valse meeldauw in zonnebloemen. Marjan de Boer, Suzanne Breeuwsma, Jan van der Bent, Rik de Werd en Frank van der Helm Valse meeldauw in zonnebloemen Marjan de Boer, Suzanne Breeuwsma, Jan van der Bent, Rik de Werd en Frank van der Helm Probleem in zonnebloemen Valse meeldauw (Plasmopara halstedii) > oomyceet In Nederland,

Nadere informatie

Jurgen Vansteenkiste : Atlas Atheneum Gistel. Dwarse doorsnede van een boomstam

Jurgen Vansteenkiste : Atlas Atheneum Gistel. Dwarse doorsnede van een boomstam Jurgen Vansteenkiste : Atlas Atheneum Gistel Dwarse doorsnede van een boomstam Spinthout (licht) en kernhout (donker) Spinthout is het niet-verkernde hout van een boom: het bevindt zich tussen het kernhout

Nadere informatie

SNOEIEN (LAAN) BOMEN

SNOEIEN (LAAN) BOMEN SNOEIEN (LAAN) BOMEN Snoeien van bomen Ideale boomvorm Een solitaire boom in de vrije ruimte behoeft géén snoei Begrippen binnen begeleiding snoei Scheut een nog niet verhouten stengel die max. 1 groeiseizoen

Nadere informatie

For information only content must not be duplicated. Grasziekten. Lebrun Benjamin

For information only content must not be duplicated. Grasziekten. Lebrun Benjamin Grasziekten Lebrun Benjamin Grasziekten : introductie 1) Oorzaak grasziekten : Virussen Bacteriën Fungus 2) Ziekten veroorzaken een aantal problemen : Vermindering van de groei van de plant Vermindering

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 oktober Beste natuurliefhebber/-ster

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 oktober Beste natuurliefhebber/-ster De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 oktober 2016 Beste natuurliefhebber/-ster Het was een prachtige dag en ik was graag ook na de excursie nog een paar uurtjes op de tuin gebleven, maar dat zat er

Nadere informatie

Zwarte Els Alnus glutinosa

Zwarte Els Alnus glutinosa Zwarte Els Alnus glutinosa De Zwarte Els komt van nature voor in Nederland. De boom stond oorspronkelijk vaak langs stromend water, maar het is een hele sterke boom die overal kan worden toegepast. In

Nadere informatie

semeeiiñ oerdijk RAADSINFORMATIEBRIEF

semeeiiñ oerdijk RAADSINFORMATIEBRIEF semeeiiñ oerdijk Van Aan Onderwero RAADSINFORMATIEBRIEF Nummer qriffie Zaaknummer Documentnummer van en wethouders : de leden van de oemeenteraad : Bestriiding bacterievuur Fort Sabina en wallen Willemstad

Nadere informatie

Herkennen van plagen in potchrysant

Herkennen van plagen in potchrysant Herkennen van plagen in potchrysant Joachim Audenaert 1 Scouten Voor kruipende insecten (met een loep) 1. Bekijk de kop van de plant: witte vlieg (adulten) weekhuidmijt jonge rupsen spint en roofmijten

Nadere informatie

PLANTEN. Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden

PLANTEN. Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden BK402: PLANTEN Basis maakt de vragen 1 t/m 35. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden Kader maakt de vragen 1 t/m 45. Voor iedere vraag kan 1 punt behaald worden Beantwoord de volgende vragen. 1 Een

Nadere informatie

7 juli Aanvullende informatie en factsheet bomen

7 juli Aanvullende informatie en factsheet bomen DATUM 7 juli 2015 ONDERWERP Aanvullende informatie en factsheet bomen Warmte therapie Hieronder leest u aanvullende informatie over de warmte therapie behandeling. Er zijn in Dordrecht in februari 2015

Nadere informatie

Beknopte snoeiinstructie door Leo van Mierlo voor Boomgaard De Steenen Camer, januari 2015

Beknopte snoeiinstructie door Leo van Mierlo voor Boomgaard De Steenen Camer, januari 2015 1 Snoeien doet groeien Beknopte snoeiinstructie door Leo van Mierlo voor Boomgaard De Steenen Camer, januari 2015 Botanische termen De STAM is de hoofdstengel van een boom. Een SCHEUT (of LOOT) is een

Nadere informatie

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. www.dlvplant.nl TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN

KENNISBUNDEL. Biologische aardappelen. Mei 2013 ZIEKTEN EN PLAGEN / INSECTEN. www.dlvplant.nl TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN KENNISBUNDEL Biologische aardappelen Mei 2013 TEELTTECHNISCHE ASPECTEN LOOFDODEN ZIEKTEN EN PLAGEN / VIRUSZIEKTEN ZIEKTEN EN PLAGEN / PHYTOPHTHORA INFESTANS ZIEKTEN EN PLAGEN / RHIZOCTONIA SOLANI DE SMAAK

Nadere informatie

Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei

Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei Hoe stel ik de juiste diagnose? Elma Raaijmakers, Peter Wilting, Ellen van Oorschot, Bram Hanse en Marco Bom Rolde, 2 september 2014 Workshop Korte uitleg:

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 15 mei 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was weer een zomerse voorjaarsdag, daar zal ik niet over klagen. Maar ook dit keer viel het aantal insecten nogal tegen.

Nadere informatie

Overzicht haagconiferen

Overzicht haagconiferen Bureel: Beekstraat 14-9920 Lovendegem Toonpark: Pyramidestraat 25A 9920 Lovendegem Tel/fax: 09/377.85.25 Mail: info@kendevos.be - Web: www.kendevos.be Overzicht haagconiferen Een flink aantal coniferen

Nadere informatie

ENGERLINGEN LASTIGE GASTEN!

ENGERLINGEN LASTIGE GASTEN! ENGERLINGEN LASTIGE GASTEN! Wilma Windhorst, Biocontrole BV Copyright Biocontrole ENGERLINGEN Verzamelnaam voor larven van bladsprietkevers Verschillende soorten kevers met verschillende levenswijze en

Nadere informatie

inh oud 1. Dieren in de winter 2. De egel 3. De vleermuis 4. De eekhoorn 5. De merel 6. De ree 7. De pad 8. Het lieveheersbeestje 9.

inh oud 1. Dieren in de winter 2. De egel 3. De vleermuis 4. De eekhoorn 5. De merel 6. De ree 7. De pad 8. Het lieveheersbeestje 9. Dieren in de winter inhoud 1. Dieren in de winter 3 2. De egel 4 3. De vleermuis 5 4. De eekhoorn 6 5. De merel 7 6. De ree 8 7. De pad 9 8. Het lieveheersbeestje 10 9. De koe 11 10. Filmpjes 12 Pluskaarten

Nadere informatie

Acer platanoides (noorse esdoorn) Zoals al in de rij langs de Willy Sluiterweg.

Acer platanoides (noorse esdoorn) Zoals al in de rij langs de Willy Sluiterweg. A Acer platanoides (noorse esdoorn) Zoals al in de rij langs de Willy Sluiterweg. Onder deze bomen langs de waterzijde wordt er in het gras een bloembollenmengsel aangebracht voor meer kleur. Het gras

Nadere informatie

inhoud blz. Vlinders 3 1. Insecten 4 2. De kop 5 3. De vleugels 6 4. Van ei tot vlinder 7 5. Dag en nachtvlinders 8 6. Voedsel 9 7. Vijanden 10 8.

inhoud blz. Vlinders 3 1. Insecten 4 2. De kop 5 3. De vleugels 6 4. Van ei tot vlinder 7 5. Dag en nachtvlinders 8 6. Voedsel 9 7. Vijanden 10 8. Vlinders inhoud blz. Vlinders 3 1. Insecten 4 2. De kop 5 3. De vleugels 6 4. Van ei tot vlinder 7 5. Dag en nachtvlinders 8 6. Voedsel 9 7. Vijanden 10 8. Vlinders in Nederland 11 9. Filmpjes 15 Pluskaarten

Nadere informatie

ALLES WAT JE WILT WETEN OVER BOMEN

ALLES WAT JE WILT WETEN OVER BOMEN 3 8 6 10 ALLES WAT JE WILT WETEN OVER BOMEN Een boom is...... een vaste plant met een houten stam en een kruin, alleen noemen de onderdelen anders dan bij een plant. Delen van de boom Laat de kinderen

Nadere informatie

Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei. Hoe stel ik de juiste diagnose?

Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei. Hoe stel ik de juiste diagnose? Workshop Najaarsproblemen bieten en cichorei Hoe stel ik de juiste diagnose? Elma Raaijmakers, Bram Hanse, Peter Wilting, Ellen van Oorschot en Marco Bom Bergen op Zoom, 15 oktober 2015 Workshop Korte

Nadere informatie

Schimmels. Schimmelziektes in sportvelden en gazons

Schimmels. Schimmelziektes in sportvelden en gazons Schimmelziektes in sportvelden en gazons Brown patch Brown Patch Symptomen: Donkere ringen van afstervend gras Droogte plekken Wit verkleuring van het aangetaste gras Brown Patch Infectie: Juni tot september

Nadere informatie

Bloeiend plantje Spoor van een dier

Bloeiend plantje Spoor van een dier Volwassen boom Jonge boom Dode boom Hoge struik Lage struik Varen Mos Klimmende plant Bloeiend plantje Spoor van een dier Paddenstoel (op de grond) Bodemdiertje Paddenstoel (op een boom) Activiteit 3 :

Nadere informatie

Acer freemanii Armstrong

Acer freemanii Armstrong 1 Acer freemanii Armstrong Naam: Esdoorn Hoogte: 9-12 meter, strak zuil- tot ovaalvormige kroonvorm : smalle straten en lanen : verdraagt verharding, zeer goed windbestendig Bodem: niet te natte grond,

Nadere informatie

Geïntegreerde mijtenbestrijding. Kenmerken van mijten. Diverse mijten. Bonenspintmijt (Tetranychus urticae) Bonenspintmijt (Tetranychus urticae)

Geïntegreerde mijtenbestrijding. Kenmerken van mijten. Diverse mijten. Bonenspintmijt (Tetranychus urticae) Bonenspintmijt (Tetranychus urticae) Geïntegreerde bestrijding van mijten in de boomkwekerij Margareth van der Horst i.o.v. Cultus Agro Advies Geïntegreerde mijtenbestrijding Sortiment mijten wordt groter Herkennen is belangrijk Inzet biologische

Nadere informatie

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa

Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Nematodenproef bestrijding dennenprocessierups Thaumetopoea pityocampa Spanje, Javea, Cap Sant Antoni december 2013 - februari 2014 Door: Silvia Hellingman-Biocontrole Onderzoek en Advies en Jan van Eijle

Nadere informatie

De rol van Phytophthora bij scheut- en stengelrot in pioenroos

De rol van Phytophthora bij scheut- en stengelrot in pioenroos De rol van Phytophthora bij scheut- en stengelrot in pioenroos Casper Slootweg en Peter Vink (PPO) Henk van den Berg (Henk van den Berg Teelt- en bedrijfsadvies) Praktijkonderzoek Plant & Omgeving, Sector

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 24 april Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 24 april Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 24 april 2018 Beste natuurliefhebber/-ster, De weersverwachting was niet best. Het zou koud zijn en er werd 6 mm regen verwacht. Gelukkig viel het mee. Het heeft heel

Nadere informatie

Vlinders kijken. op Landgoed Schothorst

Vlinders kijken. op Landgoed Schothorst Vlinders kijken op Landgoed Schothorst Enke Kleine vos erdpa In de maanden mei tot en met september zie je ze vliegen: eeg vandaag ga je op zoek naar s. In dit boekje s!iveook nst Du vind je allerlei spelletjes

Nadere informatie

WARANDE. bijeenkomst aanpak laanbeplanting. 25 juni 2015

WARANDE. bijeenkomst aanpak laanbeplanting. 25 juni 2015 WARANDE bijeenkomst aanpak laanbeplanting 25 juni 2015 AGENDA VOOR DE AVOND 20:00 uur Welkomstwoord door projectleider Harm Niersman 20:10 uur Toelichting mogelijkheden bomenaanpak Warande door Huib Sneep

Nadere informatie

Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering

Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering Plantenteelt Graan Programma voor vandaag: Bespreking toets Graanteelt deel 1 Ziekten in wintergranen Plagen en legering Werkopdracht Ziekten, plagen en legering Huiswerk Werkopdracht Ziekten, plagen en

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 september Beste natuurliefhebber/ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 september Beste natuurliefhebber/ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 25 september 2018 Beste natuurliefhebber/ster, Deze voor mij voorlopig laatste dag op de tuinen van De Wiershoeck en de Kinderwerktuin was een heerlijke najaarsdag.

Nadere informatie

Verzorging. Pireco. Delumbri. Ter voorkoming van wormenoverlast. Delumbri. Dosering en toediening. Samenstelling en werking

Verzorging. Pireco. Delumbri. Ter voorkoming van wormenoverlast. Delumbri. Dosering en toediening. Samenstelling en werking Ter voorkoming van wormenoverlast Wormen kunnen grote overlast bezorgen wanneer deze in te groten getale voorkomen in de land- en tuinbouw, tuinen en plantsoenen. Ook op sportvelden is het van belang om

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 16 mei 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een zomerse dag met vrij veel zon en weinig wind. Dat laatste vind ik prettig, maar wat betreft de temperatuur ben

Nadere informatie

ALLES WAT JE WILT WETEN OVER BOMEN

ALLES WAT JE WILT WETEN OVER BOMEN ALLES WAT JE WILT WETEN OVER BOMEN Een boom is... Een boom is een plant, alleen noemen de onderdelen anders. Een boom is namelijk een vaste plant met een houten stam en een kruin. Delen van de boom Laat

Nadere informatie

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag.

De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg. Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag. De Wiershoeck- Kinderwerktuin, dinsdag 14 en woensdag 15 april 2015 vervolg Beste natuurliefhebber/- ster, Dit is het vervolg op het eerste deel van mijn verslag. Een week geleden zag ik alleen nog maar

Nadere informatie

1 De iep of olm (Ulmus sp.)

1 De iep of olm (Ulmus sp.) Lieven Decrick Inleiding Recent ontstond uit de Natuurpunt afdeling Pajottenland, de afdelingskern Natuurpunt Pepingen. Binnen die kern werd bijna onmiddellijk ook een lokale vlinderwerkgroep in het leven

Nadere informatie

ONBEKENDE BOOMAANTASTINGEN. December 2009

ONBEKENDE BOOMAANTASTINGEN. December 2009 ONBEKENDE BOOMAANTASTINGEN December 2009 Onbekende boomaantastingen De gemeente Alphen aan den Rijn zet zich in voor een gezonde leefomgeving. Het openbaar groen draagt hier in belangrijke mate aan bij.

Nadere informatie

Ziekten en plagen ERWINIA. Veroorzaakt door: Bacterie.

Ziekten en plagen ERWINIA. Veroorzaakt door: Bacterie. Ziekten en plagen ERWINIA Veroorzaakt door: Bacterie. Erwinia Carotovora: bovengrondse delen of knollen verslijmen en vertonen rotte plekken (stinkend zachtrot). De knollen rotten geheel weg en verspreiden

Nadere informatie

Eerstvolgende WIZwijzer verschijnt in het najaar

Eerstvolgende WIZwijzer verschijnt in het najaar Eerstvolgende WIZwijzer verschijnt in het najaar Vanwege de vakantieperiode verschijnt er in de zomerperiode geen nieuwsbrief van de afdeling Informatie- en Servicecentrum van de gemeente Oosterhout. De

Nadere informatie

Cercis canadensis. rond tot afgeplat bolvormig

Cercis canadensis. rond tot afgeplat bolvormig Cercis canadensis Als hoogstamvorm gekweekt groeit C. canadensis uit tot een mooie, middelhoge solitairboom. De stam is grijs en ondiep gegroefd, op latere leeftijd kan de schors in kleine plaatjes loslaten.

Nadere informatie

Wandelroute langs insecten en andere kleine beestjes

Wandelroute langs insecten en andere kleine beestjes Wandelroute langs insecten en andere kleine beestjes Tijdens deze buitenopdracht komen jullie verschillende insecten tegen. Ook vind je andere kleine beestjes, die geen insecten zijn. De route is met een

Nadere informatie

Bos & milieu. Bomen 2013/12

Bos & milieu. Bomen 2013/12 2013/12 Bos & milieu Bomen In een boom speelt zich een aantal levensprocessen af die zorgen voor de groei. Dit verschijnsel heet fysiologie en komt bij alle levende organismen voor. De belangrijkste levensprocessen

Nadere informatie

INFO 505 JUNI 2009. Bellis, voor een verzekerde bewaring. Bellis. Bellis. Bellis

INFO 505 JUNI 2009. Bellis, voor een verzekerde bewaring. Bellis. Bellis. Bellis 505 JUNI 2009 INFO JUNI 2012 Bellis, voor een verzekerde bewaring De klimaatomstandigheden in Nederland veranderen de laatste jaren. Dit heeft tot gevolg dat we steeds meer te maken krijgen met extreme

Nadere informatie

TRACER. Een nieuwe aanpak bij de bestrijding van trips in prei

TRACER. Een nieuwe aanpak bij de bestrijding van trips in prei Een nieuwe aanpak bij de bestrijding van trips in prei TRIPSSCHADE DETAIL VOLWASSEN TRIPS een biologisch geproduceerd insecticide met een unieke werkingswijze doodt de schadelijke insecten snel en zeker

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei 2016. Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei 2016. Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 3 mei 2016 Beste natuurliefhebber/-ster, Het was een heel aangename dag, maar er was minder te zien dan ik had gehoopt/verwacht. Twee dagen eerder waren we in de Hortus

Nadere informatie

Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy

Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy Spirit en Mirage Plus tegen roest - Consultancy Projectnummer PT: 14216.12 In opdracht van: Productschap Tuinbouw Postbus 280 2700 AG Zoetermeer Uitgevoerd door: Cultus Agro Advies Zandterweg 5 5973 RB

Nadere informatie

Burkholderia in gladiolen

Burkholderia in gladiolen Burkholderia in gladiolen Voortgezet diagnostisch onderzoek 2007 Peter Vink en Trees Hollinger Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen maart 2008 PPO nr. 3234036700-2 2008 Wageningen, Praktijkonderzoek

Nadere informatie

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 10 oktober Beste natuurliefhebber/-ster,

De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 10 oktober Beste natuurliefhebber/-ster, De Wiershoeck-Kinderwerktuin, dinsdag 10 oktober 2017 Beste natuurliefhebber/-ster, De weersverwachting voor dinsdag stemde niet optimistisch. Ik hield er zelfs rekening mee dat de excursie niet door zou

Nadere informatie

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 1 G41-G31-GB1+2

Plantenkennis. Bomen. lijst 1. Deel 1 G41-G31-GB1+2 Plantenkennis lijst 1 Bomen Deel 1 G41-G31-GB1+2 Algemene informatie Bomen Een boom is een stam (of meerdere) met daar bovenop een kroon met bladeren. Bol / rond ovaal piramidaal zuil kegel vormboom Acer

Nadere informatie

Veiligheidscontrole Paardenkastanjes Veerdam, gemeente Papendrecht

Veiligheidscontrole Paardenkastanjes Veerdam, gemeente Papendrecht Veiligheidscontrole Paardenkastanjes Veerdam, gemeente Papendrecht September 2014 Veiligheidscontrole Paardenkastanjes Veerdam, Papendrecht Prohold BV Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 2. Conclusie en advies..3

Nadere informatie

Aantasting van Alliumbollen door Fusarium

Aantasting van Alliumbollen door Fusarium Aantasting van Alliumbollen door Fusarium Voortgezet diagnostisch onderzoek 2006/2007 Peter Vink, Trees Hollinger, Paul van Leeuwen en Khanh Pham Praktijkonderzoek Plant & Omgeving B.V. Bloembollen Augustus

Nadere informatie

Vakdag centraal niveau 4. Lijst coniferen leerjaar 1

Vakdag centraal niveau 4. Lijst coniferen leerjaar 1 Vakdag centraal niveau 4 Lijst coniferen leerjaar 1 ABIES Zilverspar boom enigszins zuilvormig rond litteken na afvallen naald kegel rechtop, uiteenvallend Abies koreana koreana = uit Korea Koreaanse zilverspar

Nadere informatie

Uitgevoerde onderzoeken.

Uitgevoerde onderzoeken. Uitgevoerde onderzoeken. 2013: In dit jaar is door Tree-O-Logic, een boomtechnisch onderzoeks- en adviesburo uit Harskamp, een nader onderzoek uitgevoerd naar de kwaliteit van de groeiplaats. Tevens is

Nadere informatie

Grote vos Nymphalis polychloros

Grote vos Nymphalis polychloros Nymphalis polychloros Jan Goedbloed Soortbeschrijving De is een grote bruinrode vlinder, behorend tot de familie van de schoenlappers Nymphalidae waar ook, Atalanta, Dagpauwoog, Gehakkelde aurelia en Distelvlinder

Nadere informatie

Ronnie Nijboer Toekomst voor de iep

Ronnie Nijboer Toekomst voor de iep Bomenwacht Groningen Ronnie Nijboer Toekomst voor de iep Resistentie vergelijkingsproef 2006-2011 29 klonen Wageningse klonen Clusius Columella Dodoens Lobel Plantijn Vroegere handelsklonen Commelin Den

Nadere informatie

BOMENCATALOGUS TUINEN CLAVERVELD VLISSINGEN. december 2018

BOMENCATALOGUS TUINEN CLAVERVELD VLISSINGEN. december 2018 BOMENCATALOGUS TUINEN CLAVERVELD VLISSINGEN december 2018 INTRODUCTIE Aan de noordzijde van Vlissingen wordt gewerkt aan de realisatie van de nieuwe wijk Claverveld. De gemeente Vlissingen hecht grote

Nadere informatie

Blad1 Inventarisatie bomen particuliere tuinen Nolensstraat 26 april 2018 stam stam maximale verplant- Tuin- Boom nr. soort diameter omtrek kwaliteit ophoging baar nummer opmerkingen advies 1 Berk (Betula)

Nadere informatie

Wist je dat?... Overwintering van vlinders. Vragen. De vlinder. De levenscyclus..

Wist je dat?... Overwintering van vlinders. Vragen. De vlinder. De levenscyclus.. Lesbrief groep 5 6 Inhoudsopgave Wist je dat?... Vlinderwiel Stripverhaal.. Overwintering van vlinders. Vlinder mobiel Het voedsel van rupsen.. Vragen. De vlinder. De levenscyclus.. 1 Wist je dat Allerlei

Nadere informatie

In de Scheldevrijstraat maken we in het nieuwe ontwerp een onderscheid tussen de laanbomen en de pleinbomen.

In de Scheldevrijstraat maken we in het nieuwe ontwerp een onderscheid tussen de laanbomen en de pleinbomen. Scheldevrijstraat 1. Boomkeuze In de Scheldevrijstraat maken we in het nieuwe ontwerp een onderscheid tussen de laanbomen en de pleinbomen. Langs de straat tussen de parkeerplaatsen planten we de laanbomen.

Nadere informatie

Bomenspeurtocht in het Wilhelminaplantsoen. Van:

Bomenspeurtocht in het Wilhelminaplantsoen. Van: Bomenspeurtocht in het Wilhelminaplantsoen Van: Bomenspeurtocht in het Wilhelminaplantsoen. Datum: Vergeet niet de letters in te vullen Het gezegde: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.

Nadere informatie