Collectieve aansprakelijkheid in het Nederlandse strafrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Collectieve aansprakelijkheid in het Nederlandse strafrecht"

Transcriptie

1 Collectieve aansprakelijkheid in het Nederlandse strafrecht Een onderzoek naar de collectieve aansprakelijkheid in het Nederlandse strafrechtsstelsel Naam: Ymke Bogaers ANR: Master: Rechtsgeleerdheid, accent Strafrecht Scriptiebegeleider: Mevr. mr. S.B.G. Kierkels Examencommissie: Mevr. mr. S.B.G. Kierkels en Dhr. mr. drs. B. van der Vorm Afstudeerdatum: 17 mei 2013

2 2

3 Inhoudsopgave Voorwoord Onderzoeksvoorstel Inleiding Onderzoeksdoel Onderzoeksvraag Theoretisch kader Deelvragen Methoden van onderzoek (bekeken per deelvraag) Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Maatschappelijke relevantie Wetenschappelijke relevantie Historie van collectieve aansprakelijkheid Inleiding Parlementaire geschiedenis Deelneming Functioneel daderschap Deelneming aan een criminele organisatie Openlijke geweldpleging Deelconclusie Deelnemingsvormen in verhouding tot collectieve aansprakelijkheid Inleiding Collectieve aansprakelijkheid Deelnemingsvormen Medeplegen Uitlokken en doen plegen Medeplichtigheid

4 3.3.4 Feitelijk leidinggeven Bijzondere deelnemingsvormen Samengestelde deelneming en overlap tussen de deelnemingsvormen Daderschap van de rechtspersoon Openlijke geweldpleging Overige argumenten toegevoegde waarde collectieve aansprakelijkheid Deelconclusie Beginselen van het strafrecht in verhouding tot collectieve aansprakelijkheid Inleiding Collectieve aansprakelijkheid in het licht van beginselen van het strafrecht Legaliteitsbeginsel en rechtszekerheidsbeginsel Schuldbeginsel en beginsel van individuele aansprakelijkheid Ne bis in idem Proportionaliteit Deelconclusie Groepsaansprakelijkheid in het civiele recht Inleiding Algemeen Vereisten aansprakelijkheid o.g.v. art. 6:166 BW Hoofdelijke aansprakelijkheid en onderling regres Kritiek op art. 6:166 BW Deelconclusie Conclusie Literatuurlijst Boeken Bijdragen in boeken Tijdschriftartikelen

5 7.4 Handboeken en bewerkingen Parlementaire stukken Jurisprudentie Berichten uit kranten en andere media Lijst van gebruikte afkortingen

6 Voorwoord Toen ik, op zoek naar een scriptieonderwerp, het wetsvoorstel van Helder tegen kwam, was ik meteen geïnteresseerd in de door haar voorgestelde groepsaansprakelijkheid. Al vrij aan het begin van mijn onderzoek besloot ik om mijn scriptie niet alleen te richten op haar wetsvoorstel, maar om het onderwerp collectieve aansprakelijkheid breed aan te pakken. Hier voor u ligt het resultaat van het door mij verrichte onderzoek. Graag wil ik van de gelegenheid gebruik maken om een aantal personen te bedanken. Allereerst wil ik mevr. mr. S.B.G. Kierkels bedanken voor de goede begeleiding bij het schrijven van mijn scriptie. Ik heb heel erg veel aan haar feedback gehad. Het was erg fijn om een begeleider te hebben die zelf ook enthousiast over het onderwerp was en die tijdens het schrijfproces altijd nieuwsgierig was naar wat we verder te weten zouden komen over collectieve aansprakelijkheid. Tevens wil ik dhr. mr. drs. B. van der Vorm bedanken voor de tijd die hij heeft vrijgemaakt voor het beoordelen van mijn scriptie. Daarnaast wil ik mijn ouders en mijn zusjes bedanken, die mij gedurende mijn studie altijd hebben gesteund. Speciale dank gaat uit naar mijn vader, die mijn scriptie heeft gelezen om deze te controleren op spelfouten. Ook wil ik graag mijn vriend bedanken voor zijn steun bij het schrijven van deze scriptie. Tot slot wil ik Kelly bedanken, voor het altijd kunnen uiten van eventuele scriptiestress tijdens onze wekelijkse sportdate. Ymke Bogaers April

7 1. Onderzoeksvoorstel 1.1 Inleiding In 2012 diende Liane Helder een initiatiefwetsvoorstel in tot verruiming van groepsaansprakelijkheid in het Wetboek van Strafrecht in geval van openlijke geweldpleging. 1 Met deze wetswijziging beoogt zij dat ook degenen die het strafverzwarende gevolg van art. 141 lid 2 Sr niet zelf hebben veroorzaakt, hier toch strafrechtelijk voor aansprakelijk kunnen worden gesteld. Op dit moment kan slechts diegene verantwoordelijk worden gehouden, die het strafverzwarende gevolg zelf heeft veroorzaakt. Dit levert problemen op wanneer niet duidelijk is wie die persoon is, terwijl men wel weet wie behoorde tot de groep die openlijk geweld pleegde. Dat het door haar gesignaleerde probleem maatschappelijke relevantie heeft, blijkt wel uit een recente gebeurtenis die uitgebreid in het nieuws is geweest: Project X in Haren. Dit feest liep volledig uit de hand en overal in Haren werden vernielingen aangericht en verzetten de relschoppers zich tegen de politie. Bij zulke grote rellen is het achteraf moeilijk te achterhalen, wie nou eigenlijk wat heeft gedaan. Dat brengt met zich mee dat het dan niet mogelijk is om relschoppers ook aansprakelijk te stellen voor de strafverzwarende gevolgen. Een ander voorbeeld waarbij een dergelijke situatie zich kan voordoen, is bij voetbalrellen. Wat Helder voorstelt in haar wetsvoorstel, is een groepsaansprakelijkheid voor de strafverzwarende gevolgen van art. 141 lid 2 Sr. Dit is de aanleiding voor deze scriptie. Een groepsaansprakelijkheid zoals Helder met haar wetsvoorstel beoogt, is een vorm van collectieve aansprakelijkheid. Dit wetsvoorstel roept een aantal vragen op met betrekking tot de collectieve aansprakelijkheid. Er zijn wellicht misdrijven te bedenken die een dergelijke collectieve aansprakelijkheid lijken te rechtvaardigen. Te denken valt onder andere aan drugsdelicten, geweldsdelicten, economische delicten en zedendelicten. Indien deze delicten in een groep worden gepleegd, kan dit een rechtvaardiging opleveren om de hele groep aansprakelijk te stellen voor deze delicten en hun gevolgen. In deze scriptie zal niet alleen worden ingegaan op het wetsvoorstel van Helder, maar zal gekeken worden naar collectieve aansprakelijkheid in het algemeen. Dat zal gedaan worden aan de hand van de volgende onderzoeksvraag: Is collectieve aansprakelijkheid verenigbaar met het Nederlandse strafrechtsstelsel? Om deze vraag te beantwoorden zullen verschillende deelvragen worden behandeld. Allereerst zal in hoofdstuk 2 de vraag worden beantwoord of 1 Kamerstukken II 2011/12, , nr. 2. 7

8 er al collectieve aansprakelijkheid in het Nederlandse strafrechtsstelsel bestaat. Ook zal in dit hoofdstuk bekeken worden of uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat men principieel tegen collectieve aansprakelijkheid was en men wellicht daarom bewust heeft gekozen voor de verschillende vormen van deelneming. Vervolgens zal in hoofdstuk 3 worden gekeken hoe de klassieke deelnemingsvormen zich verhouden tot een collectieve aansprakelijkheid en wat een collectieve aansprakelijkheid nog kan toevoegen aan ons strafrechtsstelsel. In hoofdstuk 4 zal beoordeeld worden hoe verschillende beginselen in het Nederlandse strafrecht zich verhouden tot de invoering van een collectieve aansprakelijkheid. In hoofdstuk 5 zal een vergelijking worden gemaakt met de groepsaansprakelijkheid in het civiele recht. Beoordeeld zal worden of hieruit lering kan worden getrokken voor collectieve aansprakelijkheid in het strafrecht. Tot slot zal in de conclusie een antwoord worden gegeven op de onderzoeksvraag. 1.2 Onderzoeksdoel In het onderzoek zal beoordeeld worden of een collectieve aansprakelijkheid past binnen het Nederlandse strafrechtssysteem. Uit het wetsvoorstel van Helder blijkt dat dit een actuele vraag is. Er zal daarbij gekeken worden of er argumenten zijn te vinden die pleiten voor een collectieve aansprakelijkheid in het strafrecht. Echter, ook zal gekeken moeten worden naar het Nederlandse strafrechtsstelsel. Gekeken zal worden of er al collectieve aansprakelijkheid bestaat in on strafrecht. Ook zal bekeken worden of een (verdergaande) collectieve aansprakelijkheid nog wat kan toevoegen aan het strafrecht als men kijkt naar de plaats van de deelnemingsvormen binnen het strafrecht. Verder zal beoordeeld worden of collectieve aansprakelijkheid verenigbaar is met algemene beginselen van het strafrecht. Gedacht kan hierbij worden aan het proportionaliteitsbeginsel, het schuldbeginsel en het feit dat ons strafrecht in beginsel is gebaseerd op de strafrechtelijke aansprakelijkheid van het individu en niet de strafrechtelijke aansprakelijkheid van een groep. Er zal ook naar het civiele recht worden gekeken, aangezien we daar ook een collectieve aansprakelijkheid kennen, namelijk in art. 6:166 BW. Dit alles zal uiteindelijk tot een oordeel leiden over of een collectieve aansprakelijkheid verenigbaar is met het Nederlandse strafrechtsstelsel. 1.3 Onderzoeksvraag Is collectieve aansprakelijkheid verenigbaar met het Nederlandse strafrechtsstelsel? 8

9 1.4 Theoretisch kader Het theoretisch kader is het strafrecht. Meer specifiek zal gekeken worden naar het strafrechtsstelsel in Nederland. Gekeken zal worden naar de collectieve aansprakelijkheid in het strafrecht. Tot slot zal ook gekeken worden naar het civiele recht, specifiek naar de groepsaansprakelijkheid zoals deze is geregeld in art. 6:166 BW. 1.5 Deelvragen 1. Wat is collectieve aansprakelijkheid? Deze vraag is nodig om te begrijpen wat collectieve aansprakelijkheid inhoudt. Alleen als dat duidelijk is, zullen de overige vragen beantwoord kunnen worden en zal uiteindelijk tot een antwoord op de hoofdvraag kunnen worden gekomen. 2. Bestaat er al collectieve aansprakelijkheid in het Nederlandse strafrechtsstelsel? Deze vraag is nodig om het Nederlandse strafrechtsstelsel te begrijpen. Door naar de parlementaire geschiedenis te kijken, kan het zijn dat argumenten worden gevonden die voor of tegen de invoering van een collectieve aansprakelijkheid pleiten. Echter, het zou ook kunnen dat er nooit echt serieuze aandacht aan een collectieve aansprakelijkheid is besteed. Gekeken zal dan moeten worden waarom dat zo is. Dit zou te maken kunnen hebben met de keuze voor de verschillende vormen van deelneming. 3. Hoe verhouden de klassieke deelnemingsvormen zich tot een collectieve aansprakelijkheid en wat kan een collectieve aansprakelijkheid hieraan toevoegen? Deze vraag kan ingaan op de mogelijkheden die ons huidige strafrechtsstelsel nu biedt. Gekeken kan worden of het in de meeste gevallen niet al mogelijk is om leden van een groep op grond van een deelnemingsvorm strafrechtelijk aansprakelijk te stellen. Er zal dan dus beoordeeld moeten worden of een collectieve aansprakelijkheid wel iets toe kan voegen aan het Nederlandse strafrecht. 4. Hoe verhouden beginselen in het Nederlandse strafrecht zich tot collectieve aansprakelijkheid? Deze vraag is noodzakelijk om te kunnen beantwoorden of een collectieve aansprakelijkheid te verenigen is met het Nederlandse strafrechtsstelsel. Het kan zijn dat er goede argumenten zijn om een (verdergaande) collectieve aansprakelijkheid in te voeren, maar als dit niet te verenigen valt met enkele beginselen uit het strafrecht, moet collectieve aansprakelijkheid toch afgeraden worden. 9

10 5. Welke lering kunnen we trekken uit de groepsaansprakelijkheid in het civiele recht op grond van art. 6:166 BW? Door een vergelijking te maken met het civiele recht, kunnen argumenten ontleend worden ten behoeve van een collectieve aansprakelijkheid in het strafrecht. Bovendien kan duidelijkheid worden verkregen over de vraag waarom men in het civiele recht wel een dergelijke aansprakelijkheid kent. 1.6 Methoden van onderzoek (bekeken per deelvraag) 1. De eerste deelvraag zal beantwoord worden door middel van literatuuronderzoek. Hierbij zal gezocht worden naar een algemene definitie van collectieve aansprakelijkheid. 2. Deze vraag zal beantwoord worden door middel van literatuuronderzoek. Hierbij zal voornamelijk gekeken worden naar de parlementaire geschiedenis. Gekeken zal moeten worden of er in de parlementaire geschiedenis een standpunt werd ingenomen over collectieve aansprakelijkheid. Ook zal duidelijkheid moeten worden verkregen over de regeling van de verschillende deelnemingsvormen. 3. Bij deze vraag zal kritisch gekeken moeten worden of een collectieve aansprakelijkheid daadwerkelijk iets toevoegt aan ons systeem. Daarom zal bij deze vraag vooral gekeken moeten worden naar de mogelijkheden die het huidige systeem biedt om leden van een groep te vervolgen. Hierbij zal worden gekeken naar voorbeelden uit de rechtspraak. 4. Bij deze vraag zal literatuuronderzoek worden gedaan om de belangrijkste beginselen uit het Nederlandse strafrecht te destilleren en te kijken hoe deze zich verhouden met een collectieve aansprakelijkheid. Beoordeeld zal moet worden of deze beginselen strijd opleveren of op gespannen voet staan met een collectieve aansprakelijkheid. 5. Bij deze vraag zal gekeken worden naar het civiele recht. Er zal daarbij ook gekeken worden naar de redenen waarom een groepsaansprakelijkheid in het civiele recht wel is aanvaard. Daar kunnen vervolgens argumenten aan worden ontleend. 1.7 Maatschappelijke en wetenschappelijke relevantie Maatschappelijke relevantie Een collectieve aansprakelijkheid lijkt naar de huidige ontwikkelingen een relevant onderwerp. Zo is er een wetsvoorstel aanhangig met betrekking tot groepsaansprakelijkheid 10

11 bij de strafverzwarende gevolgen van openlijke geweldpleging. 2 Ook zijn er verschillende soorten delicten te bedenken, zoals drugsdelicten, geweldsdelicten en economische delicten, waarbij een collectieve aansprakelijkheid te rechtvaardigen lijkt. Men kan ook denken aan recente gebeurtenissen, zoals de rellen in Haren. Ook kan men denken aan voetbalrellen. Men wil dat in dergelijke gevallen alle leden van een groep worden gestraft als er delicten worden gepleegd Wetenschappelijke relevantie Nu blijkt dat er delicten zijn, waarbij een collectieve aansprakelijkheid te rechtvaardigen lijkt, is het verstandig om daar een wetenschappelijk oordeel over te vellen. De mogelijkheid van een collectieve aansprakelijkheid moet serieus onderzocht worden, voordat men daadwerkelijk overgaat tot het strafrechtelijk aansprakelijk stellen van een gehele groep bij het plegen van delicten. Er zal daarbij moeten worden gekeken of deze mogelijkheid überhaupt wel te verenigen valt met het Nederlandse strafrechtsstelsel. Ook is het belangrijk om te onderzoeken of een collectieve aansprakelijkheid ook daadwerkelijk iets kan toevoegen, of dat het systeem zoals dat nu is al voldoende toereikend is. 2 Kamerstukken II 2011/12, , nr

12 2. Historie van collectieve aansprakelijkheid 2.1 Inleiding Ons Wetboek van Strafrecht stamt uit Sinds die tijd zijn er de nodige veranderingen doorgevoerd om het wetboek aan te passen aan de huidige problemen. 4 Echter, de grote lijnen zijn nog altijd dezelfde. 5 Op het wetsvoorstel van Helder 6, dat beoogt een groepsaansprakelijkheid in te voeren voor art. 141 lid 2 Sr, wordt veel kritiek geleverd. 7 Men kan zich afvragen waarom dit het geval is en of dit te maken heeft met dat collectieve aansprakelijkheid misschien nog weinig voorkomt in het Wetboek van Strafrecht. Of dit inderdaad het geval is, zal beoordeeld moeten worden door te kijken naar de parlementaire geschiedenis rondom de invoering van het Wetboek van Strafrecht. Bezien zal moeten worden of er specifieke redenen waren waarom men ervoor koos om wel of geen collectieve aansprakelijkheid in te voeren. Het kan ook zijn dat die discussie in die tijd helemaal niet gevoerd is. In dat geval zal moeten worden bekeken waarom dat het geval is. Ook zal gekeken worden naar bepaalde latere wijzigingen van het Wetboek van Strafrecht die relevant zijn voor de ontwikkeling van collectieve aansprakelijkheid. Uiteindelijk zal deze analyse van de geschiedenis van het Wetboek van Strafrecht leiden tot het antwoord op de vraag of er al collectieve aansprakelijkheid in het Nederlandse strafrechtsstelsel bestaat. Het is mogelijk dat tevens uit de parlementaire geschiedenis valt op te maken of men principieel tegen collectieve aansprakelijkheid was en men daarom bewust heeft gekozen voor de verschillende vormen van deelneming. 2.2 Parlementaire geschiedenis Allereerst zal worden gekeken naar de algemene opmerkingen met betrekking tot het Wetboek van Strafrecht. Hierbij werd opgemerkt dat in de regel vereist is dat de wil van de dader gericht is op het strafbare feit. 8 Er wordt dus opzet vereist. Echter, ook wordt opgemerkt dat in al die gevallen en ook daar waar de schending van een ambtspligt, al is zij zonder opzet gepleegd, de maatschappelijke orde in gevaar brengt, de regten van bijzondere personen aantast en door het een of ander den eerbied voor de wet en van hen die geroepen zijn om haar uit te voeren verzwakt, treft de strafwet nevens hem die met opzet handelt, ook hem aan wiens schuld het feit te 3 De Hullu 2009, p De Hullu 2009, p. 4; Buruma 2003, p De Hullu 2009, p Kamerstukken II 2011/12, , nr Zie: Kamerstukken II 2011/12, , nr Smidt 1891, Deel I, p

13 wijten is. 9 Strafrechtelijke aansprakelijkheid kan dus niet alleen op opzet, maar ook op schuld worden gebaseerd. Er wordt hier niet direct over collectieve aansprakelijkheid gesproken, maar uit de tekst valt indirect wel af te leiden dat men het heeft over het opzet en de schuld van het individu, en niet over opzet en schuld van het collectief. Dit lijkt ook in de structuur van het strafbaar feit te passen, waarbij het moet gaan om een menselijke gedraging, oftewel een gewilde spierbeweging, die binnen de delictsomschrijving past en wederrechtelijk en aan schuld te wijten is. Het is immers moeilijk voor te stellen dat iemand opzet of schuld heeft op gedragingen van anderen. Er lijkt dus te worden uitgegaan van een individuele aansprakelijkheid. Brouns geeft ook aan dat dat het geval is. Volgens hem worden in het strafrecht alle gedragingen teruggevoerd op het individu. Hij geeft daarbij ook aan dat deelnemingsvormen afgeleiden zijn van dit individuele daderschap. En de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de rechtspersoon kan worden gezien als een afgeleide van gedragingen van individuen. 10 Geconcludeerd kan dus worden dat in ons strafrecht wordt uitgegaan van individuele aansprakelijkheid. 2.3 Deelneming In deze paragraaf zal gekeken worden naar de parlementaire geschiedenis met betrekking tot de deelnemingsvormen, omdat het mogelijk is dat deze deelnemingsvormen een verklaring bieden voor het al dan niet hebben van een collectieve aansprakelijkheid. Om te beoordelen of er specifieke redenen waren waarom men koos voor de deelnemingsvormen in het wetboek, zal gekeken moet worden naar de parlementaire stukken rondom het opstellen van het wetboek. Titel V van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht heeft betrekking op de deelneming aan strafbare feiten. Er zal daarom allereerst gekeken worden naar de parlementaire geschiedenis die betrekking heeft op deze titel. Daarbij zal vooral moeten worden ingegaan op art. 47 Sr, waarin de algemene deelnemingsbepaling is neergelegd, en art. 51 Sr, waarin de aansprakelijkheid voor rechtspersonen en feitelijk leidinggevenden is neergelegd. Allereerst zal worden ingegaan op art. 47 Sr. In de parlementaire geschiedenis wordt bij dit artikel opgemerkt dat Daders zijn allen, die uitsluitend of met anderen het strafbare feit begaan of door eenig in de wet aangewezen middel opzettelijk teweegbrengen. 11 Ook wordt in de Memorie van Toelichting gezegd dat Daders (mededaders) zijn eindelijk zij, die met andren datgene verrigten wat het strafbare feit uitmaakt, en alzoo opzettelijk tot het plegen daarvan 9 Smidt 1891, Deel I, p Brouns 2004, Smidt 1891, Deel I, p

14 medewerken. 12 Dit zijn echter nog zeer algemene opmerkingen met betrekking tot het daderschap. Interessant is de volgende zin uit de Memorie van Toelichting: De verantwoordelijkheid van den intellectuëlen dader kan niet verder gaan dan de handelingen, die hij opzettelijk heeft teweeggebragt, waarop bij de aanzetting zijn wil bepaaldelijk was gerigt, en de gevolgen van die handelingen. 13 Wat hier eigenlijk wordt gezegd is dat men alleen verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn eigen handelingen en de gevolgen van die handelingen. Indirect wordt hier gezegd dat men niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de daden van anderen. Dit geldt dan ook voor de gevolgen van die daden van anderen. Hoewel het er dus niet expliciet staat, wordt hier verwezen naar het beginsel van individuele aansprakelijkheid. Dit lijkt dan ook te pleiten tegen het aannemen van een collectieve verantwoordelijkheid. Ook wat betreft strafverzwarende gevolgen wordt nog het een en ander opgemerkt. Men is van oordeel dat deze gevolgen de dader of deelnemer aan het strafbare feit mogen worden toegerekend, nu deze het feit verzwaren. De wetgever gaf daarbij aan dat het niet nodig is dat de dader de gevolgen ook heeft voorzien. Het is slechts nodig dat de gevolgen in het algemeen voorzien kunnen worden, want dit betekent dat ze ook door de dader hadden kunnen worden voorzien. 14 Bovendien wordt hierbij opgemerkt dat als een gevolg zo onvoorzienbaar was, er ook geen strafverzwarende omstandigheid van was gemaakt in de wetsbepaling. 15 Hiermee verantwoordt de wetgever zijn keuze om de geobjectiveerde gevolgen te kunnen toerekenen aan de (mede)dader. Hoewel de wetgever dit niet doet, kan hier wel een parallel getrokken worden met de mogelijkheid van een collectieve aansprakelijkheid. Immers, indien in het algemeen te voorzien is dat het handelen van de groep waarvan de (mede)dader deel uitmaakt, bepaalde gevolgen teweeg kan brengen, zou het misschien niet onrechtvaardig zijn om deze te voorziene gevolgen ook aan de verschillende leden van de groep toe te rekenen. In de Memorie van Toelichting bij art. 50 Sr wordt opgemerkt dat voor objectieve verzwarende omstandigheden alle deelnemers verantwoordelijk zijn. 16 Daarbij moet echter worden opgemerkt dat in de Memorie van Toelichting een verschil wordt gemaakt tussen degenen die het feit plegen of medeplegen en degenen die medeplichtig zijn of het strafbare feit doen plegen. De laatsten zijn slechts strafbaar voor zover hun opzet op de 12 Smidt 1891, Deel I, p Smidt 1891, Deel I, p Smidt 1891, Deel I, p Smidt 1891, Deel I, p Smidt 1891, Deel I, p

15 strafverzwarende omstandigheden was gericht of zij daar in elk geval kennis van hadden. 17 Dit is echter anders in het geval van persoonlijke omstandigheden, waarbij zowel gedacht kan worden aan strafverzwarende omstandigheden (zoals recidive) als aan strafverminderende of strafuitsluitende omstandigheden. 18 Geconcludeerd kan dus worden dat er nergens expliciet gesproken wordt over collectieve aansprakelijkheid. Weliswaar zou men uit de bewoordingen in de parlementaire geschiedenis indirect een standpunt af kunnen leiden, het zal echter bij speculaties blijven. Het is dus moeilijk te beoordelen hoe de wetgever over collectieve aansprakelijkheid dacht. Waarom daarover niks wordt gezegd is nu nog moeilijk te achterhalen, maar het is voor te stellen dat de wetgever de verschillende vormen van deelneming zo vanzelfsprekend achtte, dat men toen niet op het idee kwam om een discussie te voeren over collectieve aansprakelijkheid. 2.4 Functioneel daderschap Interessanter wordt het als we gaan kijken naar art. 51 Sr. Dit artikel bestond in 1886 nog niet in zijn huidige vorm. In 1976 werd het huidige art. 51 Sr ingevoerd. 19 Het artikel heeft betrekking op functioneel daderschap, wat betekent dat iemand die niet persoonlijk de delictshandeling heeft verricht, niettemin als dader kan worden aangemerkt. 20 Dit is interessant, omdat het hierbij gaat om een vorm van collectieve aansprakelijkheid. Keijzer en Van Sliedregt noemen verschillende vormen van collectieve aansprakelijkheid, waarvan dit er een is. Het gaat er hierbij volgens hen om dat een collectief als zodanig aansprakelijk wordt gesteld voor bepaalde aan dat collectief toe te rekenen gedragingen. 21 Een voorbeeld van zo n collectief is een rechtspersoon. Ook de door hen genoemde tweede vorm van collectieve aansprakelijkheid valt onder art. 51 Sr. Hierbij gaat het om één of enkele individuen, die aansprakelijk worden gesteld voor gedragingen van een collectief. 22 Gedacht moet hierbij worden aan een directeur van een rechtspersoon of iemand die feitelijk de leiding heeft in bijvoorbeeld een bedrijf. Zoals al aangegeven was dit artikel in 1886 nog niet in deze vorm in het wetboek opgenomen. Sterker nog, er was in 1886 in geen enkele wet daderschap van een organisatie aanvaard. 23 De 17 Smidt 1891, Deel I, p Smidt 1891, Deel I, p Van Woensel 1993, p Van Woensel 1993, p Keijzer & Van Sliedregt 2003, p Keijzer & Van Sliedregt 2003, p Van Woensel 1993, p

16 reden hiervoor ligt in het feit dat daderschap in die tijd ondenkbaar was zonder een fysieke handeling, zoals Van Woensel aangeeft. 24 Deze gedachtegang berustte op het beginsel nulla poena sine actione, oftewel geen strafbaar feit zonder handeling. 25 Van Woensel geeft hiervoor verschillende verklaringen, zoals de sterke verankering van het legaliteitsbeginsel in het strafrecht en de aard van het Nederlandse strafrecht, dat gezien moet worden als een schuldstrafrecht. 26 Ook noemt zij het verband met het rechtszekerheidsbeginsel en het beginsel van individuele aansprakelijkheid. Zij geeft daarbij aan dat deze beginselen grote invloed hadden op de totstandkoming van het wetboek, hetgeen ook uit de parlementaire stukken blijkt. 27 Ook geeft zij aan dat toerekening van een strafbaar feit slechts aanvaardbaar werd geacht op grond van de vrijheid van handelen van de verdachte. 28 Men moest de wil of de opzet van de dader met de handeling in verband kunnen brengen. 29 Dit kan ook gelinkt worden aan het schuldbeginsel in het strafrecht, er kan immers geen straf worden opgelegd bij het ontbreken van schuld. 30 Van Woensel geeft echter wel aan dat dit schuldbeginsel niet als zodanig door de wetgever werd benoemd, maar dat men ervan uitgaat dat dit wel het uitgangspunt van de wetgever is geweest. 31 Wat Van Woensel duidelijk aangeeft is dat men aansprakelijkheid voor anderen op grond van de deelneming moest regelen. Er was, zoals zij zegt, een gesloten systeem van strafrechtelijke aansprakelijkheid. Buiten daderschap en deelneming was er namelijk geen plaats voor strafrechtelijke aansprakelijkheid tijdens de opstelling van het wetboek. 32 Als je kijkt naar de Memorie van Toelichting van het wetsvoorstel dat leidde tot wijziging van art. 51 Sr, blijkt duidelijk dat in die opvattingen in de loop der tijd verandering is gekomen. 33 Belangrijk is echter wel te realiseren dat deze nieuwe opvattingen niet zomaar uit de lucht komen vallen. Zoals in de Memorie van Toelichting ook al was aangegeven, was er in die tijd al sprake van verschillende wettelijke bepalingen in bijzondere wetgeving die aandacht besteedden aan de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen (onder andere in de Armenwet en de Spoorwegwet waren dergelijke bepalingen opgenomen). 34 Men wilde deze mogelijkheid in bijzondere wetgeving nu dus een 24 Van Woensel 1993, p Van Woensel 1993, p Van Woensel 1993, p Van Woensel 1993, p Van Woensel 1993, p Van Woensel 1993, p Van Woensel 1993, p Van Woensel 1993, p Van Woensel 1993, p Kamerstukken II 1975/76, , nr. 1; Kamerstukken II 1975/76, , nr Kamerstukken II 1975/76, , nr. 3, p. 10; Van Woensel 1993, p

17 algemene plaats geven in het Wetboek van Strafrecht. 35 Men baseerde zich hierbij vooral op bepalingen uit de WED. 36 De belangrijkste reden die wordt genoemd voor het invoeren van een algemene bepaling voor aansprakelijkheid van rechtspersonen, is dat dit in de loop van de tijd noodzakelijk werd geacht voor de sociaaleconomische ordening binnen de samenleving. 37 Dit valt eenvoudig te verklaren. Er waren immers sinds de opstelling van het Wetboek van Strafrecht steeds meer rechtspersonen bijgekomen. Hoewel er grenzen zitten aan de aansprakelijkheid van rechtspersonen, aangezien sommige delicten uit hun aard alleen door natuurlijke personen kunnen worden gepleegd en bepaalde straffen uit hun aard alleen aan natuurlijke personen kunnen worden opgelegd, werd het toch wenselijk geacht om deze rechtspersonen strafrechtelijk aansprakelijk te kunnen stellen. In de Memorie van Toelichting wordt aangegeven dat deze strafbaarstelling van de rechtspersoon, de laatste stap is op een al langer gevolgde weg. Met deze strafbaarstelling werd het mogelijk dat gedragingen van natuurlijke personen aan de rechtspersoon konden worden toegerekend, wanneer deze natuurlijke personen in het verband van de rechtspersoon optreden. Ook geeft de Memorie van Toelichting aan dat door in het strafrecht een dergelijke aansprakelijkheid in te voeren, er een parallel wordt getrokken met bepalingen omtrent aansprakelijkheid van rechtspersonen in het civiele recht. 38 Na verschillende arresten van de Hoge Raad, 39 die wel neigden naar een dergelijke aansprakelijkheid, werd het ook tijd dat de wetgever de stap zette om een uniforme regeling hiervoor op te stellen. 40 Ook omdat het tot ongewenste resultaten kon leiden als er niets geregeld werd. Zoals in de Memorie van Toelichting wordt gesteld; het wringt indien de rechtspersoon niet strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld, terwijl deze wel aanzienlijke financiële voordelen behaalt uit bepaalde strafbare feiten Deelneming aan een criminele organisatie Een andere ontwikkeling is de strafbaarstelling voor deelneming aan een criminele organisatie op grond van art. 140 Sr. Deze bepaling was echter al wel in het wetboek van 1886 opgenomen, al werd er toen nog gesproken van deelneming aan een vereniging die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven waardoor de veiligheid van personen of goederen 35 Kamerstukken II 1975/76, , nr. 3, p Kamerstukken II 1975/76, , nr. 3, p Kamerstukken II 1975/76, , nr. 3, p Kamerstukken II 1975/76, , nr. 3, p In de Memorie van Toelichting worden o.a. genoemd: HR 21 februari 1938, NJ 1938, 820; HR 15 januari 1952, NJ 1952, 346; HR 30 januari 1962, NJ 1962, Kamerstukken II 1975/76, , nr. 3, p Kamerstukken II 1975/76, , nr. 3, p

18 wordt aangerand. 42 In de loop van tijd is deze bepaling wel aan verschillende veranderingen onderhevig geweest. Zo werd de bepaling in 1976 in die zin aangepast dat niet meer gesproken werd van een vereniging, maar van een rechtspersoon. 43 Dit werd echter door de Hoge Raad ruim geïnterpreteerd. Het vereiste dat sprake moest zijn van rechtspersoonlijkheid werd in de jurisprudentie dan ook niet gesteld. De Hoge Raad ging dan ook uit van een meer feitelijke interpretatie. 44 In 1988 werd art. 140 Sr opnieuw gewijzigd. Er moest voortaan sprake zijn van deelneming aan een criminele organisatie. 45 Daarmee was dus niet meer vereist dat er sprake moest zijn van een rechtspersoon en werd dus meer aangesloten bij de jurisprudentie. In 1999 werden vervolgens de strafmaxima verhoogd. In de Memorie van Toelichting gaf men aan dat de aandacht niet uitsluitend meer moest zijn gericht op de concreet gepleegde misdrijven, maar ook op de deelneming aan een criminele organisatie. 46 De ratio hierachter is dat de strafbaarstelling van art. 140 Sr gelegen is in het gevaar dat van criminele of terroristische organisaties uitgaat. 47 Volgens Kesteloo is bewust gekozen voor een bijzondere deelnemingsvorm, omdat men het accessoriteitsvereiste hier niet wenselijk en evenmin noodzakelijk achtte. 48 Interessant hieraan is dat hoewel het hier volgens de wettelijke bepaling gaat om deelneming, hier wel een parallel valt te trekken met een collectieve aansprakelijkheid. Strafbaar kan worden gesteld niet alleen degene die bepaalde concrete misdrijven heeft gepleegd, maar ook degene die op enigerlei wijze deelneemt aan een criminele organisatie. Dit lijkt op het idee van collectieve aansprakelijkheid dat iemand verantwoordelijk kan worden gehouden voor daden die door groepsleden worden gepleegd. Opgemerkt moet worden dat op grond van art. 140 Sr iemand dan niet specifiek voor bepaalde gepleegde delicten verantwoordelijk wordt gehouden. Overigens was dit ook iets waarop kritiek is geleverd door de Eerste Kamer bij het wetsvoorstel in Er werd strafbaar gesteld zonder dat enig misdrijf was begaan of zelfs maar aannemelijk was dat enig misdrijf zou plaatsvinden, aldus kritiek uit de Eerste Kamer. 50 In 2004 werd ook nog een wetswijziging doorgevoerd die verband hield met art. 140 Sr. Art 140a Sr werd ingevoerd, waarin deelneming aan een terroristische organisatie strafbaar werd 42 Kesteloo 2011, p Kesteloo 2011, p. 13; Wet van 8 april 1976, Stb. 1976, 229, , in werking getreden op 26 juli Kesteloo 2011, p Kesteloo 2011, p. 14; Kamerstukken II 1997/98, , nrs Kesteloo 2011, p. 15; Kamerstukken II 1997/98, , nr. 3, p Kesteloo 2011, p Kesteloo 2011, p Kesteloo 2011, p Kesteloo 2011, p

19 gesteld. 51 Tegelijkertijd werd ook een vierde lid aan art. 140 Sr toegevoegd waarin werd bepaald dat ook het verlenen van geldelijke of andere stoffelijke steun onder deelneming aan een criminele organisatie viel. 52 Hiermee werd een verduidelijking beoogd van de al bestaande wettekst. 53 Volgens Kesteloo kan uit deze wetsgeschiedenis de conclusie worden getrokken dat sinds de invoering van art. 140 Sr er inhoudelijk gezien weinig is veranderd. 54 Hier is interessant om, in navolging van Kesteloo, op te merken dat art. 140 Sr wordt ingegeven door het bijzondere gevaar dat uitgaat van het collectief, van het groepsproces. 55 De wetgever heeft hier dus een bewuste keuze gemaakt om de strafbaarstelling via deelneming te regelen. Toch heeft de strafbaarstelling, hoewel op deelneming gebaseerd, wel veel weg van een collectieve aansprakelijkheid, nu men aansprakelijk gesteld kan worden voor het enkele feit dat men deelneemt aan een criminele organisatie, zonder dat gekeken wordt naar eventuele concrete delicten die de verdachte zelf heeft gepleegd. 2.6 Openlijke geweldpleging In art. 141 Sr is de strafbaarstelling van openlijke geweldpleging geregeld. Op grond van het eerste lid van dit artikel kan men aansprakelijk worden gesteld voor het openlijk in vereniging plegen van geweld. Alle leden van de groep kunnen vervolgens op grond van dit eerste lid aansprakelijk worden gesteld voor openlijke geweldpleging. Het bijzondere aan deze bepaling is dat het volgens vaste jurisprudentie niet noodzakelijk is dat de verdachte zelf enig gewelddadige handeling heeft verricht. Er kan ook sprake zijn van een voldoende significante bijdrage aan de openlijke geweldpleging indien de verdachte andere groepsleden enkel heeft aangemoedigd tot het plegen van geweld. 56 Ten aanzien van art. 141 Sr heeft zich recentelijk een interessante ontwikkeling voorgedaan. Er is momenteel een wetsvoorstel (Voorstel van wet van het lid Helder tot verruiming van groepsaansprakelijkheid in het Wetboek van Strafrecht in geval van openlijke geweldpleging) 57 in behandeling dat betrekking heeft op verruiming van de aansprakelijkheid op grond van lid 2 van dit artikel. In art. 141 lid 2 Sr zijn de strafverzwarende gevolgen van openlijke geweldpleging opgenomen. De bedoeling is een groepsaansprakelijkheid oftewel 51 Kesteloo 2011, p. 22; Kamerstukken II 2002/03, , nrs Kesteloo 2011, p. 23; Kamerstukken II 2002/03, , nr. 1, p Kesteloo 2011, p Kesteloo 2011, p Kesteloo 2011, p Lindeman & Sikkema 2006, p Kamerstukken II 2011/12, , nr

20 een collectieve aansprakelijkheid met betrekking tot deze strafverzwarende gevolgen te introduceren. 58 Het gevolg hiervan is dat iemand strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld niet alleen voor het handelen van anderen, maar ook voor de strafverzwarende gevolgen van het handelen van anderen, ook al loopt het opzet daarop uiteen. Helder geeft in de Memorie van Toelichting aan dat men, als men deelneemt aan de openlijke geweldpleging, het risico neemt dat een mededader verder gaat dan men zelf had beoogd. 59 Dit is een vergaande uitbreiding van het artikel nu het tot nu toe slechts mogelijk is om degene die het strafverzwarende gevolg zelf heeft veroorzaakt, aansprakelijk te stellen. Daarmee is dit een duidelijk voorbeeld van een collectieve aansprakelijkheid. 2.7 Deelconclusie De vraag die aan het begin van dit hoofdstuk werd gesteld is of er al collectieve aansprakelijkheid in het Nederlandse strafrechtsstelsel bestaat. Ook werd in de inleiding van dit hoofdstuk mogelijk geacht dat uit de parlementaire geschiedenis zou blijken dat men principieel tegen collectieve aansprakelijkheid was en men daarom bewust heeft gekozen voor de verschillende vormen van deelneming. Het zou een verklaring bieden voor de kritiek op het wetsvoorstel van Helder als zou blijken dat men altijd principieel tegen collectieve aansprakelijkheid in ons strafrecht zou zijn geweest. Hierover kan echter geen duidelijkheid worden verschaft. Immers, nergens in de parlementaire geschiedenis tijdens de opstelling van ons wetboek wordt expliciet gesproken over de mogelijkheid van een collectieve aansprakelijkheid. Men kan uit de parlementaire geschiedenis dus slechts indirect een standpunt opmaken. De vraag is of dit onderwerp nu over het hoofd is gezien. Dit hoeft echter niet zo te zijn. Waarschijnlijker is het dat de wetgever het vanzelfsprekend achtte dat men niet aansprakelijk was voor het handelen van anderen, immers men kon slechts verantwoordelijk zijn voor zijn eigen daden die uit zijn eigen wil waren voortgekomen. 60 Men hechtte dus veel waarde aan het beginsel van individuele aansprakelijkheid. Vanuit dat perspectief is het logischer dat men aansloot bij verschillende vormen van deelneming dan de mogelijkheid van een collectieve aansprakelijkheid. Dit neemt niet weg dat er zich in de loop der tijd wel veranderingen hebben voortgedaan. Dit is het sterkst te zien in het huidige art. 51 Sr, dat werd opgesteld om bepaalde bepalingen in bijzondere wetgeving betreffende de aansprakelijkheid van rechtspersonen te veralgemeniseren. Opvallend is verder ook art. 140 Sr, waarin men 58 Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p Kamerstukken II 2011/12, , nr. 3, p Smidt 1891, Deel I, p

21 bewust heeft gekozen voor een deelnemingsvorm, maar dat dicht tegen een collectieve aansprakelijkheid aan zit. Tot slot is art. 141 Sr ook het vermelden waard, nu er een wetsvoorstel 61 aanhangig is dat een collectieve aansprakelijkheid beoogt te introduceren voor de strafverzwarende gevolgen op grond van art. 141 lid 2 Sr. Geconcludeerd kan worden dat er wel degelijk vormen van collectieve aansprakelijkheid in ons strafrecht zijn te vinden, maar dat er uit de parlementaire geschiedenis geen expliciet standpunt valt op te maken over collectieve aansprakelijkheid. 61 Kamerstukken II 2011/12, , nr

22 3. Deelnemingsvormen in verhouding tot collectieve aansprakelijkheid 3.1 Inleiding In dit hoofdstuk zal aandacht worden besteed aan de deelnemingsvormen die het Nederlandse strafrecht kent. De vraag die in dit hoofdstuk zal worden beantwoord luidt: Hoe verhouden de klassieke deelnemingsvormen zich tot een collectieve aansprakelijkheid en wat kan een collectieve aansprakelijkheid hieraan toevoegen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal eerst worden ingegaan op wat collectieve aansprakelijkheid nu eigenlijk inhoudt. Aan de hand daarvan zal een schema worden gemaakt, waarin een link zal worden gelegd met de verschillende deelnemingsvormen. Op deze wijze zal geprobeerd worden om te beoordelen of er gelijkenissen zijn tussen de deelnemingsvormen en collectieve aansprakelijkheid. Door een schema te maken zullen tevens eventuele leemtes in het huidige wettelijke systeem worden blootgelegd. In een aparte paragraaf zal bij wijze van voorbeeld worden ingegaan op de strafbaarstelling van openlijke geweldpleging en zal bekeken worden wat het wetsvoorstel omtrent een collectieve aansprakelijkheid voor deze bepaling eventueel nog zou kunnen toevoegen. Ook zal worden gekeken of er zich misschien problemen zullen voordoen indien deze wetswijziging wordt doorgevoerd. In een aparte paragraaf zal vervolgens aandacht worden besteed aan de overige argumenten die voor en tegen collectieve aansprakelijkheid pleiten. In de deelconclusie zal tot slot een antwoord worden gegeven op de hier gestelde vraag. 3.2 Collectieve aansprakelijkheid Om te kunnen beoordelen hoe de beginselen in ons strafrecht zich verhouden tot collectieve aansprakelijkheid, zal eerst bekeken moeten worden wat collectieve aansprakelijkheid nu eigenlijk inhoudt. Een algemene definitie van collectieve aansprakelijkheid is moeilijk te geven, nu collectieve aansprakelijkheid uiteen valt in meerdere vormen van aansprakelijkheid. Loth gaat uit van twee soorten collectieve aansprakelijkheid. Hij maakt onderscheid tussen de zogenoemde corporatieve aansprakelijkheid en de groepsaansprakelijkheid. Met corporatieve aansprakelijkheid wordt bedoeld de aansprakelijkheid van rechtspersonen voor handelingen die deze rechtspersonen hebben verricht. Met groepsaansprakelijkheid wordt iets anders bedoeld. Hierbij gaat het om de aansprakelijkheid van een groep voor handelingen van één of meer van haar leden. In dat geval worden de verschillende individuen binnen een groep aansprakelijk gehouden voor de gedragingen die zij gezamenlijk hebben verricht of voor 22

23 daden die slechts één of enkelen van hen hebben gepleegd. Het grote verschil met corporatieve aansprakelijkheid is dat het hier gaat om een min of meer toevallige verzameling mensen, terwijl bij corporatieve aansprakelijkheid de collectiviteit een eenheid inhoudt. 62 Keijzer en Van Sliedregt gaan nog een stapje verder en geven aan dat in theorie vier verschillende categorieën van collectieve aansprakelijkheid kunnen worden onderscheiden. 63 De eerste vorm is die van een collectief dat aansprakelijk wordt gesteld voor bepaalde aan dat collectief toegerekende gedragingen. 64 Deze vorm komt overeen met de door Loth genoemde corporatieve aansprakelijkheid. 65 De aansprakelijkheid van de rechtspersoon zoals vastgelegd in art. 51 Sr valt onder deze vorm van collectieve aansprakelijkheid. De tweede vorm die zij onderscheiden is die van de aansprakelijkstelling van één of enkele individuen voor gedragingen van een collectief. 66 Deze vorm van aansprakelijkheid lijkt door Loth anders beschouwd te worden. Loth spreekt van een tendens om naast de collectieve corporatieve aansprakelijkheid ook de betrokken individuen persoonlijk aansprakelijk te houden. 67 Toch lijkt het correcter om ook in dit geval van een vorm van collectieve aansprakelijkheid te spreken, nu het hier gaat om handelen dat het individu niet noodzakelijkerwijs zelf heeft verricht. Onder deze tweede categorie van collectieve aansprakelijkheid valt het feitelijk leidinggeven van art. 51 Sr, maar ook de art. 148 en 149 WvMS en art. 9 WIM. 68 In de genoemde artikelen in het WvMS en het artikel uit de WIM staat een aansprakelijkheid voor misdrijven gepleegd door een ondergeschikte. De derde vorm die Keijzer en Van Sliedregt noemen, is het aansprakelijk stellen van leden van het collectief voor het strafbaar handelen van dat collectief. Dit is een vorm van datgene wat Loth groepsaansprakelijkheid noemt. 69 Hierbij kan gedacht worden aan art. 140 Sr, waarin de strafbaarheid van deelneming aan een criminele organisatie is vastgelegd. 70 De laatste vorm die onderscheiden wordt, is die waarbij alle leden van een collectief aansprakelijk worden gesteld voor het handelen van één of enkele leden van dat collectief. 71 Ook dit kan worden gezien als een vorm van de door Loth genoemde groepsaansprakelijkheid. 72 Verschillende bepalingen zijn een voorbeeld van deze vorm van collectieve aansprakelijkheid. Gedacht kan worden aan art. 141 lid 1 Sr, waarin de 62 Loth 1991, p Keijzer & Van Sliedregt 2003, p Keijzer & Van Sliedregt 2003, p. 228 & Loth 1991, p Keijzer & Van Sliedregt 2003, p. 228 & Loth 1991, p Keijzer & Van Sliedregt 2003, p. 228 & Loth 1991, p Keijzer & Van Sliedregt 2003, p. 228 & 237; Loth 1991, p Keijzer & Van Sliedregt 2003, p. 228 & Loth 1991, p

24 strafbaarheid van openlijke geweldpleging is vastgelegd, maar ook aan art. 306 Sr, waarin de deelneming aan een aanval of vechterij strafbaar is gesteld. 73 Men zou de bovenstaande vormen van collectieve aansprakelijkheid in een schema kunnen zetten. Dat zou er dan als volgt uitzien: Aansprakelijk voor: Aansprakelijk is: Collectief Collectief 1. Collectief voor collectief (vb. art. 51 Sr) Individu 4. Collectief voor individu (vb. art. 141 en 306 Sr) Individu 2. Individu voor collectief (vb. art. 51 Sr) 3. Individu voor collectief (vb. art. 140 Sr) Uit het bovenstaande blijkt dat niet eenduidig valt vast te stellen wat nu precies de verschillende vormen van collectieve aansprakelijkheid zijn, nu Keijzer en Van Sliedregt een andere indeling hanteren dan Loth. De vier categorieën van Keijzer en Van Sliedregt zijn verder gespecificeerd en daarom zal deze indeling ook worden aangehouden in deze scriptie. Uit het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er al enkele vormen van collectieve aansprakelijkheid in ons wetboek staan opgenomen. Collectieve aansprakelijkheid is dus wellicht niet zo omstreden als men op het eerste gezicht zou denken. Er zijn immers al bepaalde vormen van collectieve aansprakelijkheid aanvaard in ons strafrecht. Echter, de al bestaande vormen van collectieve aansprakelijkheid zijn allen duidelijk afgebakend en hebben slechts een beperkt bereik. Men kan zich daarom afvragen of de mogelijkheden van het collectief verantwoordelijk houden van verdachten uitgebreid dienen te worden. Er is bovendien de laatste jaren meer aandacht voor collectieve aansprakelijkheid. Reden daarvoor zou kunnen zijn dat er sprake is van een risicosamenleving, waarin men probeert met behulp van het strafrecht een zo veilig mogelijke samenleving te creëren. Verschillende auteurs signaleren deze ontwikkeling. 74 Een voorbeeld waarin men dit idee van de risicosamenleving 73 Keijzer & Van Sliedregt 2003, p. 228 & Franken 2006, p. 949; Buruma 2003, p. 71; De Hullu 1993, p

25 terugziet, is het rellenfonds dat is opgezet naar aanleiding van de Project X rellen in Haren. Dit rellenfonds wordt beheerd door het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De bedoeling van dit fonds is dat verdachten van rellen door de rechter worden veroordeeld tot het betalen van een bedrag aan dat fonds en dat slachtoffers vervolgens een beroep kunnen doen op dit fonds ter vergoeding van (een deel van) hun schade. De staat betaalt dan dus het slachtoffer en het slachtoffer hoeft dus, in tegenstelling tot in het civiele recht, niet zelf bij de dader aan te kloppen voor schadevergoeding. De staat verhaalt de schadevergoeding op de dader. Dit rellenfonds is inmiddels definitief vastgesteld en zal niet alleen gelden voor de rellen in Haren, maar ook bij andere rellen, zoals bij voetbalwedstrijden of op oudejaarsavond. 75 Dit rellenfonds blijkt een civielrechtelijke component aan het strafrecht toe te voegen, immers slachtoffers kunnen zo via het strafrecht hun schade verhalen. Dit kunnen zij doen door een beroep te doen op dit rellenfonds, waar de daders, bij wijze van boete, een geldbedrag in hebben moeten storten. Zo lijkt het strafrecht te worden ingezet om individuele schade te herstellen. Nu gebleken is dat er al verschillende vormen van collectieve aansprakelijkheid zijn aanvaard in ons strafrecht, lijken er weinig redenen te zijn om problemen te hebben met een collectieve aansprakelijkheid. Hierbij moet worden opgemerkt dat nu in ons strafrecht alle vormen van collectieve aansprakelijkheid al voorkomen, het moeilijk is om een situatie te bedenken waarbij sprake is van een nog verdergaande uitbreiding van deze collectieve aansprakelijkheid. Hoewel er al dergelijke vormen van collectieve aansprakelijkheid bestaan in ons strafrecht, is er in ons strafrecht geen sprake van een algemene collectieve aansprakelijkheid. Een dergelijke algemene collectieve aansprakelijkheid zou nog een uitbreiding van de al bestaande mogelijkheden kunnen inhouden. Op dit moment zijn er immers slechts enkele artikelen waarbij sprake is van een collectieve aansprakelijkheid. Ook zou het mogelijk zijn om niet een algemene collectieve aansprakelijkheid in te voeren, maar om slechts bij enkele andere strafbare feiten waarbij dit wenselijk wordt geacht, ook een collectieve aansprakelijkheid in te voeren. Nu gebleken is dat er al verschillende vormen van collectieve aansprakelijkheid aanvaard zijn, kan men zich ook afvragen of collectieve aansprakelijkheid dan überhaupt wel problematisch is. Echter, het probleem lijkt niet zozeer te zitten in de verschillende vormen van collectieve aansprakelijkheid, maar meer in de meest 75 Boon 2013, Niet alleen voor de Project X-rellen. Rellenfonds nu definitief, < Klis 2012, Speciaal schadefonds voor gedupeerden Haren, < Novum, Teeven gaat verder met rellenfonds, < 25

26 extreme versie hiervan. Problematisch wordt collectieve aansprakelijkheid namelijk wel als men strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld enkel op grond van aanwezigheid bij het strafbare feit. Men zou dan aansprakelijkheid creëren op grond van een beginsel als je was erbij, dus je bent erbij. Dit zou dan leiden tot een soort risicoaansprakelijkheid; men doet niets, maar wordt toch aansprakelijk gesteld. Dit knelt eens te meer indien men op deze grond ook aansprakelijk kan worden gesteld voor de gevolgen van dat strafbare feit. De bewijslast voor het OM wordt zo wel verlicht en zo kan tegemoet worden gekomen aan waarden waaraan in een risicosamenleving belang wordt gehecht, zoals effectieve bestraffing. Deze vergaande vorm van collectieve aansprakelijkheid is echter te problematisch, omdat dan het risico wordt gelopen dat ook een onschuldige voorbijganger, die blijft staan en kijkt wat er aan de hand is, maar die verder geen actie onderneemt, strafrechtelijk aansprakelijk kan worden gesteld. Dat zou onwenselijk zijn. 3.3 Deelnemingsvormen In deze paragraaf zal worden ingegaan op de verschillende deelnemingsvormen. Geprobeerd zal worden om relevante aspecten aan te geven met betrekking tot collectieve aansprakelijkheid en de deelnemingsvormen op deze wijze te plaatsen binnen het schema van collectieve aansprakelijkheid Medeplegen De deelnemingsvorm medeplegen staat opgenomen in art. 47 lid 1 sub 1 Sr en is de belangrijkste deelnemingsvorm die we in het Nederlandse strafrecht kennen, aldus De Hullu. 76 Deze deelnemingsvorm heeft een ruim bereik, met als gevolg dat medeplegen snel wordt aangenomen. 77 Dit ruime bereik blijkt onder andere uit het feit dat de medepleger niet fysiek aanwezig hoeft te zijn bij het strafbare feit. 78 Indien zich problemen voordoen met betrekking tot het opzet dat de medeplegers hebben (dit is de problematiek van het uiteenlopend opzet), kan men dit in de meeste gevallen repareren door middel van voorwaardelijk opzet of door te redeneren naar analogie van art. 47 lid 2 Sr. 79 Een ander voorbeeld van het ruime bereik van deze deelnemingsvorm en een voorbeeld dat bovendien interessant is in het licht van collectieve aansprakelijkheid, is de mogelijkheid van een passieve medepleger. Volgens Franken is de achterliggende gedachte van de strafrechtelijke 76 De Hullu 2009, p De Hullu 2009, p ; Franken 2006, p HR 17 november 1981, NJ 1983, 84 (Containerdiefstal). 79 De Hullu 2009, p

Inhoudsopgave. Voorwoord. xiii. Lijst van afkortingen. Verkort aangehaalde werken

Inhoudsopgave. Voorwoord. xiii. Lijst van afkortingen. Verkort aangehaalde werken Voorwoord Lijst van afkortingen Verkort aangehaalde werken v xiii xv 1 Inleiding 1 1.1 De Nederlandse strafwetgeving 1 1.2 Ongeschreven recht, verdragsrecht, supranationaal recht 3 1.3 Het Wetboek van

Nadere informatie

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I. De Rijkswet op het Nederlanderschap wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van Rijkswet op het Nederlanderschap ter verruiming van de mogelijkheden voor het ontnemen en verlies van het Nederlanderschap bij terroristische activiteiten Allen, die deze zullen zien of horen

Nadere informatie

Schoordijk Instituut. Centrum voor wetgevingsvraagstukken. M.M. van Toorenburg. Medeplegen. W.E.J. Tjeenk Willink 1998 Deventer

Schoordijk Instituut. Centrum voor wetgevingsvraagstukken. M.M. van Toorenburg. Medeplegen. W.E.J. Tjeenk Willink 1998 Deventer Schoordijk Instituut Centrum voor wetgevingsvraagstukken M.M. van Toorenburg Medeplegen W.E.J. Tjeenk Willink 1998 Deventer Gebruikte afkortingen XIII HOOFDSTUK 1 1 Doelstelling, afbakening en opzet van

Nadere informatie

Preadvies. van de. Adviescommissie Strafrecht. inzake

Preadvies. van de. Adviescommissie Strafrecht. inzake Preadvies van de Adviescommissie Strafrecht inzake het voorstel van wet van het lid Helder tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met onder andere de verruiming van de groepsaansprakelijkheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 34 Voorstel van wet van het lid Helder tot verruiming van groepsaansprakelijkheid in het Wetboek van Strafrecht in geval van openlijke geweldpleging

Nadere informatie

https://www.rechtspraak.nl/sitecollectiondocuments/orientatiepunten-en-afspraken-lovs.pdf 2

https://www.rechtspraak.nl/sitecollectiondocuments/orientatiepunten-en-afspraken-lovs.pdf 2 34 846 Voorstel van wet van het lid Markuszower tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met de invoering van minimumstraffen bij bepaalde gewelds- en zedendelicten (Wet hoge minimumstraffen)

Nadere informatie

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001

Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta. Voorgeschiedenis. Aangifte 2001 Enkele achtergronden bij de beslissing om geen onderzoek in te stellen tegen Jorge Zorreguieta Voorgeschiedenis Aangifte 2001 Eerder werd aangifte gedaan tegen Jorge Zorreguieta in 2001 ter zake van foltering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2006 2007 30 841 Voorstel van wet van de leden Van Haersma Buma en Weekers tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot de invoering van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 03 33 34 Voorstel van wet van het lid Helder tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met onder andere de verruiming van de groepsaansprakelijkheid

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 NOVEMBER 2014 P.13.1253.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1253.N A B, burgerlijke partij, eiseres, met als raadsman mr. Stijn De Meulenaer, advocaat bij de balie te Gent, met kantoor te

Nadere informatie

Advies wetsvoorstel aanpassing Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen

Advies wetsvoorstel aanpassing Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen Advies wetsvoorstel aanpassing Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 1 Aan de minister van Justitie dr. E.M.H. Hirsch Ballin Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 2 december 2009 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail Voorlichting@rechtspraak.nl onderwerp Wetsvoorstel verruiming

Nadere informatie

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving?

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? (verkorte versie ten behoeve van de internetconsultatie Enkele wijzigingen van specifieke renteaftrekbeperkingen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2011 2012 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten C

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 03 33 34 Voorstel van wet van het lid Helder tot verruiming van groepsaansprakelijkheid in het Wetboek van Strafrecht in geval van openlijke geweldpleging

Nadere informatie

Verkorte inhoudsopgave

Verkorte inhoudsopgave Verkorte inhoudsopgave Gebruikte afkortingen 17 I Inleiding, onderzoeksvragen en onderzoeksmethoden 19 1 Inleiding 19 2 Meervoudige aansprakelijkstelling nader beschouwd 20 2.1 Een omschrijving van meervoudige

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige

De Minister van Veiligheid en Justitie. Postbus 20301 2500 EH Den Haag. Advies wetsvoorstel toevoegen gegevens aan procesdossier minderjarige POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 INTERNET www.cbpweb.nl www.mijnprivacy.nl AAN De Minister van Veiligheid en Justitie

Nadere informatie

Inleiding. 1 Strafrecht

Inleiding. 1 Strafrecht Inleiding 1 Strafrecht Plaats van het strafrecht Het strafrecht is, net als bijvoorbeeld het staatsrecht en het bestuursrecht, onderdeel van het publiekrecht. Het publiekrecht regelt de betrekkingen tussen

Nadere informatie

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012

No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 ... No.W03.12.0197/II 's-gravenhage, 16 juli 2012 Bij Kabinetsmissive van 18 juni 2012, no.12.001344, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Deelneming aan een criminele organisatie

Deelneming aan een criminele organisatie Deelneming aan een criminele organisatie Participation in a criminal organization Een onderzoek naar de strafbaarstellingen in artikel 140 Sr A research into the offences in Article 140 Penal Code PROEFSCHRIFT

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 208 Uitvoering van het op 20 december 2006 te New York tot stand gekomen Internationaal Verdrag inzake de bescherming van alle personen tegen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 086 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en het Wetboek van Strafrecht in verband met strafbaarstelling van zeer gevaarlijk rijgedrag en verhoging

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv]

Nadere informatie

De Minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus EH Den Haag.

De Minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus EH Den Haag. De Minister van Veiligheid en Justitie mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH Den Haag datum 30 oktober 2013 voorlichting contactpersoon doorkiesnummer 06-18609322 e-mail uw kenmerk 421548 onderwerp

Nadere informatie

Terug naar de Collegebanken

Terug naar de Collegebanken Terug naar de Collegebanken Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Prof. mr. Roan Lamp 4 september 2014 1 Terug naar de Collegebanken - Strafbaarheid van onderneming en bestuurder Inhoud Inleiding

Nadere informatie

DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos. Vereniging voor Belastingwetenschap 2016

DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos. Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 DEELNEMING IN HET COMMUUN STRAFRECHT 8 december 2016 Prof. mr. Theo de Roos Vereniging voor Belastingwetenschap 2016 DEELNEMINGSVORMEN Medeplegen doen plegen uitlokken Medeplichtigheid Zie artt. 47 52

Nadere informatie

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG

Advies wijziging Vb2000 i.v.m. implementatie richtlijn 2001/55/EG de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie Mevrouw drs. M.C.F. Verdonk Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG Mw. mr. F.G Schoe 070 381 1413 27 april 2004 ACVZ/VZL/04/016 Advies wijziging Vb2000 i.v.m.

Nadere informatie

Advies inzake initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het strafbaar stellen van seksuele intimidatie

Advies inzake initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het strafbaar stellen van seksuele intimidatie Advies inzake initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het strafbaar stellen van seksuele intimidatie Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel.

Nadere informatie

Kale kikker of toch kale kip?

Kale kikker of toch kale kip? Kale kikker of toch kale kip? Martine Wouters Het slachtoffer is de afgelopen jaren steeds centraler komen te staan in de Nederlandse straf(proces)wetgeving. 1 Vanaf 1 januari 2014 is het mogelijk om conservatoir

Nadere informatie

Verbod van terugwerkende kracht en de tenuitvoerlegging van de straf

Verbod van terugwerkende kracht en de tenuitvoerlegging van de straf Hoorcollege 5A, 01-10-2018, Legaliteitsbeginsel Het legaliteitsbeginsel staat beschreven in art. 1 Sr en 7 EVRM en houdt in dat geen feit strafbaar is zonder een voorafgaande wettelijke strafbepaling.

Nadere informatie

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit

Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit SAMENVATTING De Wet BOB: Titels IVa en V in de praktijk Besluitvorming over bijzondere opsporingsbevoegdheden in de aanpak van georganiseerde criminaliteit Mirjam Krommendijk Jan Terpstra Piet Hein van

Nadere informatie

32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten

32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten TWEEDE KAMER DER 2 STATEN-GENERAAL Vergaderjaar 2010-2011 32 853 Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten Nr.

Nadere informatie

2 Materieel strafrecht: de structuur van het strafbare feit

2 Materieel strafrecht: de structuur van het strafbare feit 2 Materieel strafrecht: de structuur van het strafbare feit Een groep ratten vormt een vervelende plaag voor huiseigenaar Valentijn. De ratten vreten en knagen aan het hout en de fundering van het huis.

Nadere informatie

MEMORIE VAN TOELICHTING. 1. Inleiding

MEMORIE VAN TOELICHTING. 1. Inleiding Implementatie van de richtlijn 2014/62/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de strafrechtelijke bescherming van de euro en andere munten tegen valsemunterij en ter vervanging

Nadere informatie

Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten

Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten Wijziging van de regeling van de bevrijdende verjaring in het Burgerlijk Wetboek in geval van schade veroorzaakt door strafbare feiten VOORSTEL VAN WET Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie

De ongrijpbare(n) gegrepen

De ongrijpbare(n) gegrepen De ongrijpbare(n) gegrepen Beschouwing over de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de natuurlijke persoon achter de rechtspersoon. - Een interne rechtsvergelijking tussen feitelijk leidinggeven in de

Nadere informatie

Boetebeleid feitelijk leidinggevers

Boetebeleid feitelijk leidinggevers Boetebeleid feitelijk leidinggevers Opmerkingen vooraf Sinds 2013 hanteert de AFM interne richtlijnen ten aanzien van het beboeten van feitelijk leidinggevers aan overtredingen door rechtspersonen. In

Nadere informatie

Advies inzake initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het strafbaar stellen van seksuele intimidatie

Advies inzake initiatiefwetsvoorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het strafbaar stellen van seksuele intimidatie PvdA Tweede Kamerfractie T.a.v. dhr. T. Langenhuyzen Postbus 20018 2500 EA Den Haag Afdeling Strategie bezoekadres Kneuterdijk 1 2514 EM Den Haag correspondentieadres Postbus 90613 2509 LP Den Haag datum

Nadere informatie

Aansprakelijkheden van QESHmanagers. veiligheidsfunctionarissen

Aansprakelijkheden van QESHmanagers. veiligheidsfunctionarissen Aansprakelijkheden van QESHmanagers en veiligheidsfunctionarissen Remko Wijling Deltalinqs Arbo contactgroep d.d. 21 april 2017 1 Programmaonderdelen Inleiding Strafrechtelijke aansprakelijkheid? Bestuursrechtelijke

Nadere informatie

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME

2012 STAATSBLAD No. 169 VAN DE REPUBLIEK SURINAME 2012 1 2012 STAATSBLAD VAN DE REPUBLIEK SURINAME WET van 29 oktober 2012, houdende goedkeuring van de toetreding van de Republiek Suriname tot de International Convention for the Suppression of the Financing

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 494 Wijziging van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot valsheid in muntspeciën en munten bankbiljetten (eurovalsemunterij) Nr. 3 MEMORIE

Nadere informatie

UIT 7703 / ONTW AK Wetsvoorstel strafrechtelijk vervolgbaar maken feitelijk leiding geven aan verboden gedragingen overheidsorganen

UIT 7703 / ONTW AK Wetsvoorstel strafrechtelijk vervolgbaar maken feitelijk leiding geven aan verboden gedragingen overheidsorganen Aan de Minister van Justitie t.a.v. de heer mr. M. Kessler Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 5 december 2005 onderdeel Ontwikkeling contactpersoon mr. A. Kuijer doorkiesnummer 070-361 9706 a.kuijer@rvdr.drp.minjus.nl

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Gelijktijdige strafbaarstelling van rechtspersoon en natuurlijke persoon. Voorwaarde. Vaststelling van fout Datum 23 september 2008 Copyright and disclaimer De inhoud

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:4588

ECLI:NL:RBROT:2017:4588 ECLI:NL:RBROT:2017:4588 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 23-05-2017 Datum publicatie 16-06-2017 Zaaknummer 10/740469-15 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht Eerste

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 SEPTEMBER 2016 P.16.0556.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0556.N P J G V, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Laurens Van Puyenbroeck, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

De geldigheid van het concurrentiebeding

De geldigheid van het concurrentiebeding De geldigheid van het concurrentiebeding Het criterium zwaarwegend belang bij het concurrentiebeding in een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd Mr. drs. G.W. Nijhoff III Nijhoff.indd 3 9-2-2015 14:18:54

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bescheiden

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 3192 Vragen van het lid

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Sector staats- en bestuursrecht Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus

Nadere informatie

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1

Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 TWEEDE KAMER DER STATEN- 2 GENERAAL Vergaderjaar 2011-2012 33 079 Aanpassing van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de wijziging van het recht op inzage, afschrift of uittreksel

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den

Nadere informatie

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders

Datum 11 maart 2011 Betreft: Beperking van de aansprakelijkheid van de financiële toezichthouders > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.minfin.nl

Nadere informatie

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging

Voorwoord. Materieel strafrecht. Inleiding. 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid. De menselijke gedraging Inhoud Voorwoord 9 Deel I Materieel strafrecht 11 1 Strafrecht 2 Bronnen van strafrecht 3 Voorwaarden voor strafbaarheid 13 13 14 18 I 4 5 II 6 7 8 9 10 11 De menselijke gedraging De gedraging Causaal

Nadere informatie

Openlijke geweldpleging

Openlijke geweldpleging RIJKSUNIVERSITEIT GRONINGEN Openlijke geweldpleging PROEFSCHRIFT ter verkrijging van het doctoraat in de Rechtsgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit Groningen op gezag van de Rector Magnificus Dr. S.K.

Nadere informatie

Wanneer is eigenlijk sprake van feitelijk leidinggeven of opdracht geven?

Wanneer is eigenlijk sprake van feitelijk leidinggeven of opdracht geven? Q&A Inleiding Met de inwerkingtreding op 1 juli 2009 van de Vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht is het mogelijk om, indien sprake is van een overtreding door een rechtspersoon, ook de feitelijk

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.13.1452.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1452.N M N M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jozef Robbroeckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

ADVIES. Concept-wetsvoorstel aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten

ADVIES. Concept-wetsvoorstel aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten ADVIES Concept-wetsvoorstel aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten aan de Minister van Justitie en Veiligheid naar aanleiding van het verzoek daartoe bij brief d.d. 7

Nadere informatie

Aangenomen en overgenomen amendementen

Aangenomen en overgenomen amendementen Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie Betreffende wetsvoorstel: 34126 Wijziging van het Wetboek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 519 Wijziging van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING Inleiding Artikel 141 Wetboek van Strafrecht (verder

Nadere informatie

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt:

BESLUIT. 4. Artikel 56 Mededingingswet (hierna: Mw) luidde tot 1 juli 2009, voor zover van belang, als volgt: Nederlandse Mededingingsautoriteit BESLUIT Nummer 6494_1/309; 6836_1/220 Betreft zaak: Limburgse bouwzaken 1 en 2 / de heer [A] Besluit van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit

Nadere informatie

1. In artikel 15a, eerste lid, wordt daartoe toestemming heeft gegeven vervangen door: daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven.

1. In artikel 15a, eerste lid, wordt daartoe toestemming heeft gegeven vervangen door: daartoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven. 33 509 Wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg, de Wet gebruik burgerservicenummer in de zorg, de Wet marktordening gezondheidszorg en de Zorgverzekeringswet (cliëntenrechten bij elektronische verwerking

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 467 Oprichting van het College voor de rechten van de mens (Wet College voor de rechten van de mens) Nr. 9 AMENDEMENT VAN HET LID HEIJNEN Ontvangen

Nadere informatie

Inleiding Strafrecht: Hoofdstuk 2

Inleiding Strafrecht: Hoofdstuk 2 Inleiding Strafrecht: Hoofdstuk 2 Voorwoord Beste student(e), Voor je ligt een (voorbeeld)samenvatting van het vak Inleiding Strafrecht. Dit stuk is gebaseerd op Hoofdstuk 2 van het boek Strafrecht met

Nadere informatie

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling

ADVIES. Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling ADVIES Conceptwetsvoorstel wijziging regelingen inzake detentiefasering en voorwaardelijke invrijheidstelling aan de Minister voor Rechtsbescherming naar aanleiding van het verzoek daartoe bij brief d.d.

Nadere informatie

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010

Rapport. Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014. Rapportnummer: 2014/010 Rapport Rapport over een klacht over het College van procureurs-generaal te Den Haag. Datum: 25 februari 2014 Rapportnummer: 2014/010 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat het College van procureurs-generaal

Nadere informatie

Aan de Koning. Directie Wetgeving en Juridische Zaken. Turfmarkt DP Den Haag Postbus EH Den Haag

Aan de Koning. Directie Wetgeving en Juridische Zaken. Turfmarkt DP Den Haag Postbus EH Den Haag Aan de Koning Turfmarkt 147 2511 DP Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.rijksoverheid.nl/jenv Registratienummer Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet schadefonds

Nadere informatie

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van, nr. ; Besluit van, tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met een vergoeding voor de beurtelingse verlening van rechtsbijstand in het kader van politieverhoren Op de voordracht

Nadere informatie

Werknemer in de gevangenis: reden voor ontslag?

Werknemer in de gevangenis: reden voor ontslag? Werknemer in de gevangenis: reden voor ontslag? Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Hechtenis / Detentie 4 3. Geen loon verschuldigd gedurende hechtenis dan wel detentie 5 4. Ontslag op staande voet 6 5. Ontbinding

Nadere informatie

Het kabinet is de Afdeling erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht.

Het kabinet is de Afdeling erkentelijk voor de voortvarendheid waarmee het advies inzake het bovenvermelde voorstel is uitgebracht. > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de Koningin Directie Algemene Fiscale Politiek Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl Ons kenmerk AFP2011/642

Nadere informatie

Auteurs SlimStuderen.nl is altijd op zoek naar auteurs! Stuur je motivatie en cv naar als je interesse hebt!

Auteurs SlimStuderen.nl is altijd op zoek naar auteurs! Stuur je motivatie en cv naar als je interesse hebt! Voorwoord Dit is een voorbeeldverslag van de onderwijsgroepen Inleiding Strafrecht. Dit verslag is bedoeld om kennis te maken met de verslagen van SlimStuderen.nl en wordt gratis aan studenten ter beschikking

Nadere informatie

Het strafbare feit. Hoofdstuk 15 paragraaf 15.6 en 15.7

Het strafbare feit. Hoofdstuk 15 paragraaf 15.6 en 15.7 Het strafbare feit Hoofdstuk 15 paragraaf 15.6 en 15.7 Wat gaan we behandelen Strafbaar feit Onder het begrip strafbaar feit word verstaan een menselijke gedraging die gedekt wordt door een wettelijke

Nadere informatie

Korte beschouwingen op de voorgestelde Richtlijn Terrorismebestrijding

Korte beschouwingen op de voorgestelde Richtlijn Terrorismebestrijding Korte beschouwingen op de voorgestelde Richtlijn Terrorismebestrijding Mr. J.H.J. Verbaan 1. Inleiding In het kader van het thema van deze Landelijke Strafrechtdag, de invloed van de Europese Unie op het

Nadere informatie

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje- Nassau, enz. enz. enz. WETSVOORSTEL Voorstel van wet van de leden Segers, Rebel-Volp en Kooiman tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht en het Wetboek van Strafrecht BES, houdende de invoering van de strafbaarstelling van

Nadere informatie

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt'

Datum 29 januari 2010 Onderwerp WODC-onderzoek 'Strafrechtelijke ontzetting uit beroep of ambt' > Retouradres Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Schedeldoekshaven 100 2511 EX Den Haag Postbus 20301 2500 EH Den Haag www.justitie.nl Onderwerp WODC-onderzoek

Nadere informatie

Geheimhoudingsverklaring ambtenaren Stichtse Vecht

Geheimhoudingsverklaring ambtenaren Stichtse Vecht Geheimhoudingsverklaring ambtenaren Stichtse Vecht Verklaring met betrekking tot de geheimhoudingsplicht Ondergetekende, Werkzaam bij gemeente Stichtse Vecht Verklaart hierbij : a. dat hij/zij op de hoogte

Nadere informatie

De Minister van Justitie

De Minister van Justitie = POSTADRES Postbus 93374, 2509 AJ Den Haag BEZOEKADRES Juliana van Stolberglaan 4-10 TEL 070-88 88 500 FAX 070-88 88 501 E-MAIL info@cbpweb.nl INTERNET www.cbpweb.nl AAN De Minister van Justitie DATUM

Nadere informatie

Beoordeling Bevindingen

Beoordeling Bevindingen Rapport 2 h2>klacht Verzoeker klaagt erover dat de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) aan hem als advocaat een machtiging van zijn cliënt heeft gevraagd om stukken bij de IND te kunnen opvragen,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Richtlijn mishandeling en poging zware mishandeling (polarisnummer 5.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Richtlijn mishandeling en poging zware mishandeling (polarisnummer 5. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22540 16 december 2011 Richtlijn mishandeling en poging zware mishandeling (polarisnummer 5.14) Categorie: strafvordering

Nadere informatie

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag

Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag RAPPORT Vergoeding kosten van de bank bij conservatoir beslag Een onderzoek naar een afwijzing van het Openbaar Ministerie in Den Haag om kosten na vrijspraak te vergoeden. Oordeel Op basis van het onderzoek

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 234 Voorstel van wet van het lid Helder tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met onder andere de verruiming van de groepsaansprakelijkheid

Nadere informatie

RISICO-AANSPRAKELIJKHEDEN BIJ PAARDEN. I. Risico-aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren

RISICO-AANSPRAKELIJKHEDEN BIJ PAARDEN. I. Risico-aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren RISICO-AANSPRAKELIJKHEDEN BIJ PAARDEN I. Risico-aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door dieren In de Nederlandse wet is een aantal risico-aansprakelijkheden opgenomen, waaronder voor dieren. De

Nadere informatie

25 MAART 2016 RESEARCHPLAN OPDRACHT 1. ALEXANDRA MEIJER INHOUD Research & Productie

25 MAART 2016 RESEARCHPLAN OPDRACHT 1. ALEXANDRA MEIJER INHOUD Research & Productie 25 MAART 2016 RESEARCHPLAN OPDRACHT 1 ALEXANDRA MEIJER INHOUD Research & Productie Wat is de maatschappelijke relevantie van je onderwerp? De levenslange gevangenisstraf is al omstreden sinds de invoering

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 9421 31 mei 2011 Richtlijn bedreiging 5.02 Categorie: strafvordering Rechtskarakter: aanwijzing i.d.z.v. artikel 130,

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig.

ECLI:NL:RBOVE:2016:1480. Datum uitspraak: Datum publicatie: Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg - meervoudig. ECLI:NL:RBOVE:2016:1480 Instantie: Rechtbank Overijssel Datum uitspraak: 26-04-2016 Datum publicatie: 26-04-2016 Zaaknummer: 08.910038-15 (P) Rechtsgebieden: Strafrecht Bijzondere kenmerken: Eerste aanleg

Nadere informatie

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833

ECLI:NL:PHR:2014:1700 Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie Datum publicatie Zaaknummer 12/04833 ECLI:NL:PHR:2014:1700 Instantie Parket bij de Hoge Raad Datum conclusie 01-07-2014 Datum publicatie 26-09-2014 Zaaknummer 12/04833 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken - Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Advies Wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen

Advies Wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen Advies Wetsvoorstel herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen Dit document bevat de alternatieve tekst van het origineel. Dit document is bedoeld voor mensen met een visuele beperking, zoals

Nadere informatie

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2

Gehoord de gerechten, adviseert de Raad als volgt. 2 Aan de minister van Veiligheid en Justitie Mr. I.W. Opstelten Postbus 20301 2500 EH DEN HAAG datum 1 april 2011 doorkiesnummer 070-361 9721 e-mail voorlichting@rechtspraak.nl uw kenmerk 5683418/11/6 onderwerp

Nadere informatie

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren

De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren De gevolgen van een strafrechtelijke afdoening voor de verblijfsrechtelijke positie van jongeren Dit document beoogt de strafrechtelijke consequenties voor de verblijfsrechtelijke positie van een vreemdeling

Nadere informatie

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

De uitvoering van het jeugdstrafrecht Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet De uitvoering van het jeugdstrafrecht 1 De uitvoering van het jeugdstrafrecht 2 Inleiding Deze

Nadere informatie

Opdracht Levensbeschouwing Doodstraf

Opdracht Levensbeschouwing Doodstraf Opdracht Levensbeschouwing Doodstraf Opdracht door een scholier 1930 woorden 14 maart 2003 6,2 18 keer beoordeeld Vak Levensbeschouwing 0. Geef een korte argumentatie waarom jij tegen of voor de doodstraf

Nadere informatie

VMR Actualiteitendag

VMR Actualiteitendag VMR Actualiteitendag Handhaving - overtreder 20 maart 2014 mr. T.E.P.A. Lam advocaat Hekkelman Advocaten senior docent/onderzoeker Radboud Universiteit Nijmegen Begrip overtreder bij bestuurlijke handhaving

Nadere informatie

College van Procureurs-Generaal

College van Procureurs-Generaal Openbaar Ministerie College van Procureurs-Generaal Voorzitter U' Postbus 20B05 2500 EH Den Haag Prins Olauslaan IB D' 2505 AJ Den Haag, Minister van Veiligheid en Justitie Telefoon+31 (0)70 233 3B 00

Nadere informatie

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse

Inleiding. 1.1 Probleemanalyse HOOFDSTUK 1 Inleiding 1.1 Probleemanalyse Winstafdracht conform art. 6:104 BW geeft de benadeelde, die schade lijdt als gevolg van een onrechtmatige daad of tekortkoming in de nakoming van een verbintenis,

Nadere informatie

IN NAAM DER KONINGIN

IN NAAM DER KONINGIN 2 januari 1987 Eerste Kamer Nr. 12.932 RF/AT IN NAAM DER KONINGIN Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: "VASTELOAVESVEREINIGING DE ZAWPENSE", gevestigd te Grevenbricht, gemeente Born EISERES

Nadere informatie

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse

Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Amsterdam Centre for Insurance Studies (ACIS) De levensverzekeringsovereenkomst: een vreemde eend in de bijt van verzekeringsovereenkomsten Prof. mr. drs. M.L. Hendrikse Algemene opmerkingen (1) De wetgever

Nadere informatie

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake

ADVIES. Inleiding. Voorstel. Commentaar. inzake ADVIES inzake Voorstel van wet van het Tweede-Kamerlid Halsema, houdende verklaring dat er grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot invoering van

Nadere informatie

Locus delicti en rechtsmacht

Locus delicti en rechtsmacht Locus delicti en rechtsmacht H.D. Wolswijk Gouda Quint - Deventer (S. Gouda Quint - D. Brouwer en Zoon) in samenwerking met het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen te Utrecht 1998 Lijst

Nadere informatie

Rechtsfilosofische annotaties. HR 26 januari 1990, NJ 1990, 794

Rechtsfilosofische annotaties. HR 26 januari 1990, NJ 1990, 794 Rechtsfilosofische annotaties. HR 26 januari 1990, NJ 1990, 794 J.C. Hage* 1 Op of omstreeks 5 of 6 januari 1983 drong een aantal politiemensen met geweld de woning van B binnen, waarbij schade aan deze

Nadere informatie