RUIMTELIJKE ONDERBOUWING PLATTELANDSWONING GEERLING 6 TE BOVENKARSPEL

Transcriptie

1 RUIMTELIJKE ONDERBOUWING PLATTELANDSWONING GEERLING 6 TE BOVENKARSPEL

2 GEMEENTE STEDE BROEC / RUIMTELIJKE ONDERBOUWING PLATTELANDSWONING GEERLING 6 TE BOVENKARSPEL INHOUDSOPGAVE blz 1. INLEIDING Aanleiding Ligging projectgebied Planologische regeling Wet Plattelandswoning 3 2. PROJECTBESCHRIJVING De situatie Ruimtelijke gevolgen 5 3. BELEIDSKADER Rijksbeleid Provinciaal beleid Gemeentelijk beleid 6 4. TOETS AAN WET EN REGELGEVING Wegverkeerslawaai Verkeer en parkeren Milieuzonering Bodem Water Externe veiligheid Luchtkwaliteit Ecologie Archeologie en cultuurhistorie Aardkundige waarden Kabels en leidingen UITVOERBAARHEID Maatschappelijke uitvoerbaarheid Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie AFWEGING EN CONCLUSIE 14

3 blz 1 1. INLEIDING Aanleiding Aan de Geerling 6 bij Bovenkarspel ligt het bedrijfsperceel van een tuinbouwbedrijf. De eigenaar is voornemens om het bedrijf te verkopen. Omdat er wel belangstelling is voor het agrarisch bedrijf, maar niet voor de woning als zijnde bedrijfswoning, is de wens om deze bedrijfswoning los te verkopen als burgerwoning. Het beleid van de gemeente Stede Broec is gericht op het scheiden van de woonfunctie en de agrarische functie, om zodoende te voorkomen dat er beperkingen voor agrarische bedrijvigheid ontstaan. Het wonen in het landelijk gebied is alleen gewenst in de linten of in bedrijfswoningen bij agrarische bedrijven. De gemeente wil vasthouden aan deze beleidslijn. Op basis hiervan zijn eerdere verzoeken, om voor vergelijkbare situaties een woonbestemming te krijgen, afgewezen. Met het in werking treden van de Wet Plattelandswoning in 2013 zijn er wel nieuwe mogelijkheden ontstaan (zie hiervoor paragraaf 1.4). Deze wet maakt het mogelijk om een agrarische bedrijfswoning als plattelandswoning aan te merken. Dit houdt in dat de woning in milieutechnische zin deel blijft uitmaken van het agrarische bedrijf, maar wel bewoond kan worden door derden. Dus is het gebruik van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning toegestaan, zonder dat het agrarische bedrijf in zijn milieuruimte beperkt wordt. Voor andere bedrijven in de omgeving blijft de milieusituatie ongewijzigd. Op basis van het voorgaande wil de gemeente in principe medewerking verlenen aan de gewenste situatie. Op basis van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) kan dit door het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Een voorwaarde hierbij is dat de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Ter motivering hiervan is een goede ruimtelijke onderbouwing noodzakelijk. Deze notitie voorziet hierin.

4 blz Ligging projectgebied Het projectgebied betreft het perceel met de bedrijfswoning aan de Geerling 6 te Bovenkarspel. Dit perceel ligt op ongeveer een kilometer ten noorden van de kern Bovenkarspel. De globale ligging is weergegeven in figuur 1. Figuur 1. Ligging projectgebied (bron: Bing Maps) Planologische regeling Het projectgebied is geregeld in het bestemmingsplan Landelijk Gebied 2010, dat op 14 maart 2012 in werking is getreden. Het is hierin bestemd als Agrarisch, waarop een bouwvlak van toepassing is. Binnen dit bouwvlak mogen bedrijfsgebouwen ten behoeve van een agrarisch bedrijf worden gebouwd. Het perceel heeft tevens de aanduiding specifieke vorm van agrarisch agrarisch handelsbedrijf. Er is een bedrijfswoning toegestaan. Het gebruik van deze woning zonder binding met het bedrijf is uitgesloten. Daarom is het voornemen in strijd met het bestemmingsplan.

5 blz Wet Plattelandswoning Achtergrond In Nederland komt het voor dat (extra) agrarische bedrijfswoningen worden bewoond door iemand anders dan de agrarische ondernemer. In veel gevallen is dit in strijd met het bestemmingsplan omdat hierin is geregeld dat in de bedrijfswoning alleen mag worden gewoond door de agrariër. Voor een bedrijfswoning gelden geen specifieke milieuaspecten zoals geur, geluid, luchtkwaliteit en dergelijke vanuit het bijbehorende bedrijf. Als de bedrijfswoning in gebruik is als burgerwoning, is 'wonen' het feitelijk gebruik en is er wel sprake van een gevoelige functie voor wat betreft de milieuaspecten vanuit het bijbehorende bedrijf. Voor zowel de agrarische ondernemer als de bewoners van de voormalige agrarische bedrijfswoning kan dit een ongewenste (planologische) situatie opleveren. Mogelijkheden Wet Plattelandswoning De Wet Plattelandswoning (Wpl) maakt het mogelijk om bewoning toe te staan in de voormalige agrarische bedrijfswoning, door personen die niet verbonden zijn aan het agrarische bedrijf. De Wpl regelt dat voor deze woningen geen extra milieubescherming geldt ten opzichte van de milieubescherming van een agrarische bedrijfswoning. Dit heeft alleen betrekking op het bijbehorende agrarische bedrijf zelf, voor de toetsing van de ontwikkelingsmogelijkheden van andere (agrarische) bedrijven blijft een plattelandswoning een woning voor derden, net als in de huidige situatie, en wordt de milieubescherming niet gewijzigd. Om gebruik te maken van deze wet moet het gaan om een bestaande of een voormalige agrarische bedrijfswoning die deel uitmaakt, of voorheen onderdeel was van de betreffende nog in functie zijnde landbouwinrichting waarvoor in het bestemmingsplan, de beheersverordening, het inpassingsplan of de omgevingsvergunning voor afwijken, bewoning door derden is toegestaan. Onderhavige plattelandswoning Voor dit project gaat het om een bestaande bedrijfswoning, die deel uitmaakt van de inrichting van het agrarische bedrijf. Dit bedrijf is nog in functie. Deze ruimtelijke onderbouwing vergezelt de omgevingsvergunning voor het afwijken van het geldende plan, teneinde bewoning door derden in de betreffende woning toe te staan. Aan alle voorwaarden wordt voldaan. In paragraaf 3.3 wordt hierop nader ingegaan.

6 blz PROJECTBESCHRIJVING De situatie Het projectgebied ligt in een ruim opgezet agrarisch lint aan de Geerling. Dit betreft een smalle weg die uitsluitend een functie voor bestemmingsverkeer van en naar de aangelegen bedrijfspercelen heeft. Direct nabij het projectgebied liggen diverse akker en tuinbouwbedrijven. Een luchtfoto van het projectgebied is weergegeven in figuur 2. Figuur 2. Luchtfoto projectgebied (bron: Bing Maps) Het onderhavige bedrijf is opgericht in De aanvrager heeft zijn bedrijf met bedrijfswoning te koop aangeboden en zal na de verkoop zelf zijn bedrijfsvoering stoppen. Voor de aanvrager is het niet meer noodzakelijk dat hij voor de agrarische bedrijfsvoering in de bedrijfswoning blijft wonen. De woning is kadastraal niet afgescheiden van het agrarisch bedrijf. Het bedrijf is als zelfstandig agrarisch bedrijf nog in werking.

7 blz 5 De woning waar het om gaat betreft een vrijstaand woonhuis met een vrijstaand bijgebouw (schuur). Een foto van het woonhuis is weergegeven in figuur 3. Figuur 3. Foto van de betreffende woning (bron: Google Maps) Ruimtelijke gevolgen Het woonhuis en de schuur zullen geen bouwkundige aanpassingen ondergaan in het kader van de beoogde ontwikkeling. Ook de inrichting van het bijbehorend erf blijft in beginsel ongewijzigd. In de huidige situatie wordt de woning ook al bewoond, dus feitelijk treedt er ten aanzien van het gebruik ook geen verandering op. Er zijn dan ook geen ruimtelijke consequenties.

8 blz BELEIDSKADER Rijksbeleid Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de bestuurlijke drukte te beperken brengt het Rijk de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven, laat het meer over aan gemeenten en provincies en komen de burgers en bedrijven centraal te staan. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen. Besluit algemene regels ruimtelijke ordening Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Conclusie nationaal beleid De beoogde ontwikkeling raakt geen rijksbelangen. Er is geen strijdigheid met de SVIR of het Barro Provinciaal beleid Structuurvisie 2040 en Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie Op 21 juni 2010 hebben Provinciale Staten van Noord Holland de Structuurvisie 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. In de PRVS zijn direct bindende juridische regels opgenomen om het provinciaal beleid uit de Structuurvisie te waarborgen. Conclusie provinciaal beleid De beoogde ontwikkeling raakt geen provinciale belangen. Er is geen strijdigheid met de structuurvisie of verordening Gemeentelijk beleid Notitie plattelandswoningen De gemeente Stede Broec heeft een inventarisatie uitgevoerd naar plattelandswoningen. De gemeente wil voor deze woningen een passende regeling introduceren die de bestaande ondernemers niet in de bedrijfsvoering belemmert. In de gemeente zijn de meeste agrarische bedrijven tuindersbedrijven. Er zijn maar enkele veehouderijbedrijven.

9 blz 7 De notitie geeft in het kort aan waarom er een Wet plattelandswoning is, wanneer een woning wel en wanneer een woning niet als plattelandswoning is aan te merken en welke planologische regeling daarvoor kan worden gebruikt. Als een agrarische bedrijfswoning als 'plattelandswoning' wordt aangemerkt, dan moet deze aan de volgende voorwaarden voldoen: De woning moet legaal gebouwd zijn en nog een 'agrarische' bestemming hebben; De bedrijfswoning is voor de bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf niet meer nodig; De aanwijzing van de plattelandswoning geeft geen problemen met betrekking tot geluid, geur en fijnstof voor omliggende functies of bedrijven; Er is een volwaardig agrarisch bedrijf actief op het agrarisch perceel, hetzij zelfstandig hetzij door schaalvergroting opgegaan in een ander agrarisch bedrijf. Aan deze voorwaarden wordt voldaan. Het bedrijf waarbij de woning hoort wordt gecontinueerd. De woning is voor dit bedrijf niet meer nodig. De plattelandswoning heeft dezelfde milieutechnische bescherming als een bedrijfswoning en vormt dus geen belemmeringen voor bedrijven in de omgeving. Als een bedrijfswoning wordt aangewezen als plattelandswoning, dan: is er geen nieuwe of extra bedrijfswoning mogelijk bij het agrarisch bedrijf; mag het aantal in en uitritten niet toenemen; mogen er geen bedrijfsgebouwen bij de plattelandswoning worden opgericht; (er mag geen extra bedrijf ontstaan, behoudens het aan huis gebonden bedrijf of beroep). Deze voorwaarden worden opgenomen in de omgevingsvergunning.

10 blz TOETS AAN WET EN REGELGEVING Wegverkeerslawaai Binnen het plangebied wordt een bedrijfswoning omgezet naar een plattelandswoning. In de Wgh is aangegeven dat voor nieuwe geluidsgevoelige functies (zoals woningen) akoestisch onderzoek nodig is. In onderhavige situatie is geen sprake van nieuwbouw en feitelijk ook niet van een wijziging van het gebruik. Om onderstaande redenen is geen akoestisch onderzoek uitgevoerd: de uiterste grenswaarde van bedrijfswoningen bedraagt 53 db. De uiterste grenswaarde voor woningen (vervangende nieuwbouw in buitenstedelijke situaties) bedraagt 58 db. De uiterste grenswaarde ligt niet lager dan bij de huidige bestemming; het aantal geluidgehinderden in de nieuwe situatie zal niet toenemen; de woning wordt niet gesloopt en de woning komt niet dichter bij de weg te liggen. Het aspect wegverkeerslawaai staat de functiewijziging van de bedrijfswoning naar plattelandswoning niet in de weg Verkeer en parkeren Het perceel wordt ontsloten op de Geerling. Dit blijft in de toekomst ook het geval. Er treden geen veranderingen op in de verkeersaantrekkende werking en parkeerbehoefte. Het parkeren geschiedt op eigen terrein. Hiervoor is voldoende ruimte beschikbaar. Het aspect 'verkeer en parkeren' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg Milieuzonering In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Met deze omgevingsvergunning wordt, met toepassing van de Wpl, het gebruik van de bedrijfswoning door derden toegestaan. In milieutechnische zin blijft de bedrijfswoning deel uitmaken van het agrarische bedrijf. De bedrijven in de omgeving van het projectgebied zijn akker en tuinbouwbedrijven. Dit zijn de meest voorkomende bedrijven in de omgeving. Deze bedrijven vallen onder milieucategorie 2, waarbij een richtafstand van 30 meter geldt. De afstand wordt gemeten vanaf de bouwpercelen van de bedrijven en milieugevoelige functies van derden, of dit nu een bedrijfswoning of plattelandswoning is. Dus door het omzetten van de bedrijfswoning naar een plattelandswoning kunnen geen belemmeringen voor bedrijven in de omgeving bestaan.

11 blz 9 Indien een agrarisch bedrijf wordt omgezet naar een veehouderij geldt vanuit het Activiteitenbesluit een afstand van 50 meter vanaf geuremissiepunten (zoals veestallen en mestopslagen) tot woningen. De omzetting naar intensieve veehouderijbedrijven is uitgesloten. Ten westen en oosten en tegenover het perceel Geerling 6 liggen tuin en akkerbouwbedrijven. Binnen een zone van 30 meter liggen geen bedrijfsfuncties van deze akkerbouwbedrijven. Er wordt dus voldaan aan de richtafstanden. Agrarische bedrijven worden dus in de huidige situatie al niet belemmerd door de woning. Met het oog op eventuele bedrijfsontwikkelingen van de nabijgelegen bedrijven zijn de belemmeringszones van de woning (30 en 50 meter) inzichtelijk gemaakt in figuur 4. Hieruit blijkt dat de 30 meter zone op de gronden van het bedrijf waarvan de plattelandswoning milieutechnisch deel blijft uitmaken, over het eigen bedrijf en over de weg ligt. De 50 meter zone, die relevant is in geval van omzetting naar een veehouderij, ligt ook niet over bouwvlakken van andere bedrijven. Een omzetting van dit bedrijf naar veehouderij en in dat geval de realisatie van geuremissiepunten in deze zone is uitgesloten. Figuur 4. Zones rondom de plattelandswoning Geconcludeerd wordt dat de omzetting van de bedrijfswoning naar een plattelandswoning geen belemmeringen voor bedrijven in de omgeving kan veroorzaken en dat er sprake is van een verantwoorde milieuzonering. Het aspect 'milieuzonering' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

12 blz Bodem Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. In voorliggend geval gaat het om een planologische wijziging die geen bodemingrepen met zich meebrengt. Met de omgevingsvergunning verandert het feitelijke gebruik dus niet. Het aspect 'bodem' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg Water Een belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater). Het project vindt plaats binnen het beheersgebied van het waterschap Hollands Noorderkwartier. De ontwikkeling is bij het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (kenmerk: ). Omdat er alleen een planologische functiewijziging wordt voorgesteld binnen de bestaande bebouwing en zonder extra bouw en verhardingsmogelijkheden, spelen er geen waterschapsbelangen. Verder overleg met Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is niet nodig. Het hoogheemraadschap geeft een positief wateradvies Externe veiligheid Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen als vuurwerk, lpg en munitie over weg, water en spoor en door buisleidingen. Door middel van de risicokaart is onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes van gevaarlijke stoffen in de nabijheid van het projectgebied. Uit de risicokaart blijkt dat in de omgeving van het projectgebied geen risicovolle inrichtingen, transportroutes van gevaarlijke stoffen of buisleidingen aanwezig zijn. Bovendien stelt het project in feitelijke zin geen wijzigingen voor. Het aspect 'externe veiligheid' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg Luchtkwaliteit Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken.

13 blz 11 Het wijzigen van het gebruik van een bedrijfswoning als burgerwoning heeft geen invloed op de luchtkwaliteit. Bovendien ligt het projectgebied in een landelijk gebied waar geen sprake is van knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit. Het project valt onder het besluit Niet in betekenende mate (Nibm): er hoeft niet getoetst te worden aan de luchtkwaliteit. Nader onderzoek kan achterwege blijven. Verder is ter plaatse reeds sprake van een goede luchtkwaliteit Ecologie Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora en faunawet. Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier en plantensoorten niet in het geding komt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Omdat er geen bouwkundige veranderingen optreden en het gebruik in feite ook niet wijzigt, zijn negatieve effecten op beschermde natuurgebieden soorten uitgesloten. Het aspect 'ecologie' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg Archeologie en cultuurhistorie Archeologie Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Monumentenwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. Ter plaatse van het projectgebied zijn archeologische verwachtingswaarden aanwezig. Onderzoek hiernaar is niet noodzakelijk, omdat er in het kader van het project geen bodemverstorende ingrepen plaatsvinden. Cultuurhistorie De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening. Het projectgebied maakt geen onderdeel uit van een cultuurhistorisch waardevol landschap. De woning wordt evenmin aangemerkt als cultuurhistorisch waardevol. Overigens vinden er geen fysieke (bouwkundige) ingrepen plaats in het kader van de beoogde ontwikkeling.

14 blz Aardkundige waarden De provincie Noord Holland heeft op de kaart behorende bij de structuurvisie en de verordening aardkundig waardevolle gebieden en monumenten aangegeven. Het projectgebied ligt niet een gebied dat is aangewezen als aardkundig waardevol of aardkundig monument Kabels en leidingen In en rondom het projectgebied zijn geen kabels, leidingen of zoneringen aanwezig die planologische beperkingen vormen voor de voorgenomen ontwikkelingen in het projectgebied. De omzetting heeft geen gevolgen voor de waterleiding die langs de zuidzijde van het perceel ligt.

15 blz UITVOERBAARHEID Maatschappelijke uitvoerbaarheid Dit project stelt de omzetting van een agrarische bedrijfswoning naar een plattelandswoning voor. Deze omzetting levert geen enkele belemmering voor omliggende agrarische bedrijven op en heeft, gelet op de feitelijke situatie, geen ruimtelijke impact op de omgeving. Met dit project spelen dus geen belangrijke maatschappelijke belangen. Op grond van het Besluit omgevingsrecht (Bor) wordt de ontwikkeling voorgelegd aan de betrokken overlegpartners. De resultaten hieruit worden te zijner tijd in deze paragraaf verwoord. De ontwerp omgevingsvergunning met bijbehorende stukken wordt daarna gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van zienswijzen. Eenieder wordt op deze wijze in de gelegenheid gesteld om bedenkingen tegen het initiatief kenbaar te maken. De eventuele ingekomen zienswijzen worden door de gemeente beantwoord en meegewogen in de besluitvorming omtrent het verlenen van de omgevingsvergunning. Tegen dit besluit bestaat de mogelijkheid voor beroep en hoger beroep. De voorgenoemde procedure toont de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het project aan Economische uitvoerbaarheid en grondexploitatie In de Wet ruimtelijke ordening zijn regels opgenomen over de grondexploitatie. Wanneer een gemeente kosten maakt voor het bouwrijp maken van gronden en het aanleggen van infrastructuur, kan zij die door het opstellen van een exploitatieplan verhalen bij partijen die hier gebruik van maken. Het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig, wanneer het kostenverhaal 'anderszins' verzekerd is. De beoogde ontwikkeling betreft een particulier initiatief. De met deze ontwikkeling samenhangende kosten komen ten laste van de initiatiefnemer. Eventuele kosten voor de gemeente zijn hiermee afgedekt en de ontwikkeling wordt daardoor financieel uitvoerbaar geacht.

16 blz AFWEGING EN CONCLUSIE Aanleiding Deze ruimtelijke onderbouwing dient ter afweging voor het verlenen van een omgevingsvergunning met toepassing van artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van de Wabo, waarmee de bewoning van de agrarische bedrijfswoning op het perceel Geerling 6 te Bovenkarspel door derden mogelijk wordt gemaakt. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de Wet Plattelandswoning, waarmee er in milieutechnische zin sprake blijft van een bedrijfswoning. Afweging De ontwikkeling vindt plaats in een landbouwgebied. De ontwikkeling belemmert de aanwezige agrarische bedrijvigheid niet en levert ook geen beperkingen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van deze bedrijvigheid op. Doordat er geen ruimtelijke ingrepen worden voorgesteld is er geen ruimtelijke impact. Voorts is het project in overeenstemming met de relevante beleidsuitgangspunten op zowel provinciaal als gemeentelijk niveau en veroorzaakt het geen conflicten met de sectorale wet en regelgeving. Conclusie Het verlenen van een omgevingsvergunning voor het project is niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening.