Samenwerkingsafspraken. Gecertificeerde Instellingen en gemeenten Noord- en Midden-Limburg

Transcriptie

1 Samenwerkingsafspraken Gecertificeerde Instellingen en gemeenten Noord- en Midden-Limburg Februari

2 Inleiding: Sinds 1 januari 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor alle hulp aan jeugdigen. Bij deze taken behoort ook het gedwongen kader. De Jeugdwet bepaalt dat alleen gecertificeerde instellingen (GI) deze jeugdbescherming en jeugdreclassering mogen uitvoeren. Bovendien bepaalt de Jeugdwet dat de GI mag bepalen of jeugdhulp nodig is in het kader van de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, en zo ja, welke hulp dat moet zijn. De GI overlegt hierover met de gemeente/ gemandateerde instelling. De Jeugdwet verplicht de gemeente en de GI om hun afspraken hierover vast te leggen in een samenwerkingsprotocol 1. Deze samenwerkingsafspraken zijn gericht op de samenwerking tussen de gemeenten uit Noord- en Midden-Limburg en de Gecertificeerde Instellingen Bureau Jeugdzorg (BJZ) en de William Schrikker Groep (WSG) en zijn met deze instellingen én de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) tot stand gekomen. Algemeen: In het huidige stelsel voor de jeugd voert de gemeente de regie over alle vormen van ondersteuning en hulp aan de jeugd. Inclusief het gedwongen kader: jeugdbescherming en jeugdreclassering. Jeugdbescherming omvat de uitvoering van een door de rechter opgelegde kinderbeschermingsmaatregel, zoals een ondertoezichtstelling (al dan niet met uithuisplaatsing) of een voogdijmaatregel (bij beëindiging van het ouderlijk gezag). Jeugdreclassering omvat toezicht en begeleiding, als onderdeel van de door de rechter opgelegde voorwaarden bij schorsing van een voorlopige hechtenis (als een jongere of jongvolwassene nog niet veroordeeld is) of bij een voorwaardelijke veroordeling. De jeugdreclassering kan jongeren tevens vrijwillige begeleiding bieden in opdracht van de Raad voor de Kinderbescherming. Jeugdbescherming en jeugdreclassering worden uitgevoerd door GI s. De certificering wordt uitgevoerd door het Keurmerkinstituut, dat hiertoe is aangewezen door de minister van Veiligheid en Justitie. Het Keurmerkinstituut werkt op basis van een wettelijk vastgesteld Normenkader 2. De Raad voor de Kinderbescherming is de onafhankelijke, landelijk werkende overheidsinstelling, die via de kinderrechter de toegangspoort vormt voor jeugdbescherming op basis van een eigen oordeel over de situatie in een gezin. 1 Art 3.5 lid 3 Jeugdwet 2 Art. 3.4 lid 4 Jeugdwet 2

3 Uitgangspunten met betrekking tot de samenwerkingsafspraken: Voor de samenwerking tussen gemeenten en GI s geldt een aantal algemene uitgangspunten. Het gaat bij jeugdbescherming en jeugdreclassering om hulp in een gedwongen kader. Gezinnen hebben er niet om gevraagd. Toch is het eerste uitgangspunt dat het gezin de betrokkenheid waar mogelijk zal moeten ervaren als helpend en steunend. Versterking van de eigen kracht van kinderen, jongeren, gezinnen en hun sociale netwerk staat voorop. Het tweede uitgangspunt is dat de GI s bij de uitvoering van de maatregelen zoveel mogelijk aansluiten bij het gemeentelijk beleid. Dit moet overigens wel in balans zijn met de wettelijke taken en bevoegdheden van de instellingen en hun ketenpartners. Zodra een maatregel van kracht is, geeft de wet de GI s een aantal bevoegdheden en verantwoordelijkheden, waar de gemeente op casusniveau geen of nauwelijks inhoudelijke invloed op heeft. De professionals hebben hierbij speelruimte en faciliteiten nodig in de vorm van (door de gemeente gefinancierde) passende en beschikbare jeugdhulp. Doelen van deze samenwerkingsafspraken: Helderheid geven over de wettelijke taken, de rollen, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de GI s en de gemeenten. Bijdragen aan de samenhang in de hulp en ondersteuning geboden door de instellingen die opereren onder de regie van de gemeente: (lokale (wijk)teams, gezinscoaches/ jeugd en gezinswerkers, Veilig Thuis Noord- en Midden-Limburg, GI s voor jeugdbescherming en jeugdreclassering, aanbieders van jeugdhulp). Daarnaast zijn ook de niet onder regie van de gemeente vallende justitiële ketenpartners van belang: de Raad voor de Kinderbescherming, de volwassenreclassering (Reclassering Nederland), het Openbaar Ministerie en de rechterlijke macht. Essentieel onderdeel van deze samenhangende bemoeienis is het helder vormgeven van de overdrachtsmomenten. Het benoemen van de meest essentiële punten die ter sprake moeten komen in het overleg en de samenwerking tussen gemeenten en GI s. Het totaal van afspraken tussen gemeenten (of gemandateerde instelling), GI s en de Raad voor de Kinderbescherming vormen samen het fundament voor de inrichting van het gedwongen kader bij de hulp aan de jeugd. 3

4 Algemene samenwerkingsafspraken: 1. Toereikend aanbod aan GI s De wet verplicht de gemeente niet alleen om voldoende capaciteit in te kopen bij GI s. Er moet voor cliënten ook iets te kiezen zijn. Bij de keuze van een GI zal de gemeente rekening moeten houden met de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders en ook met hun godsdienstige gezindheid, levensovertuiging en culturele achtergrond. In de regio Noord- en Midden Limburg zijn afspraken gemaakt met 2 GI s, te weten BJZ en WSG. De WSG richt zich specifiek op de doelgroep kinderen met een beperking en/of kinderen van ouders met een beperking. Onder een (licht) verstandelijke beperking wordt verstaan: een IQ van onder de 70 of een IQ tussen de 70 en 85, met bijkomende problematiek (in het sociale aanpassingsvermogen). 2a. Inzet van jeugdhulp in het kader van de jeugdbescherming Bij het uitspreken van een kinderbeschermingsmaatregel kan de rechter al aangeven waar de hulp zich op moet richten. De GI zal hier een passend aanbod bij moeten zoeken. Bovendien kan de GI tijdens het uitvoeren van de maatregel andere vormen van jeugdhulp inzetten in het belang van de betrokken minderjarige. De gewenste jeugdhulp wordt ingezet in overleg met de gemeente (of gemandateerde instelling). 2b. Inzet van jeugdhulp in het kader van een strafrechtelijke beslissing In een schorsing uit een voorlopige hechtenis of bij een voorwaardelijk vonnis, kan de rechter als bijzondere voorwaarde aangeven dat een jongere of jongvolwassene bepaalde vormen van jeugdhulp moet volgen. De gewenste jeugdhulp wordt ingezet in overleg met de gemeente (of gemandateerde instelling). De jeugdreclassering houdt toezicht op het naleven van de voorwaarden, begeleidt de jongere daarbij en bepaalt in de praktijk hoe de eis van de rechter wordt ingevuld met een concreet hulpaanbod. Bij een strafbeschikking kan het OM aangeven dat de jongere zich moet houden aan de aanwijzingen van de jeugdreclassering. Daarnaast kunnen ook de Raad voor de Kinderbescherming of functionarissen binnen de justitiële jeugdinstellingen (selectiefunctionaris, instellingsarts, directeur) jeugdreclassering en jeugdhulp inzetten. In al deze gevallen is de gemeente verplicht om deze jeugdhulp te leveren. 3. Aansluiting op CORV Alle ketenpartners die werken binnen het gedwongen kader van de hulp voor de jeugd, zijn aangesloten bij het systeem CORV 3, voor beveiligde, geautomatiseerde gegevensoverdracht op casusniveau. Het gaat om de gemeenten of de gemandateerde instelling (CJG Midden-Limburg) de GI s, Veilig Thuis Noord- en Midden-Limburg en de Raad voor de Kinderbescherming. 3 CORV staat voor Collectieve Opdracht Routeer Voorziening, zie ook: 4

5 Afspraken tussen gemeenten Noord- en Midden-Limburg en de GI s: 1. Bekostigingsvorm Noord- en Midden-Limburg hebben aparte bekostigingsafspraken gemaakt. In Midden-Limburg zijn er subsidieafspraken met BJZ en WSG gemaakt. Voor Noord-Limburg worden aparte afspraken gemaakt met BJZ en WSG. 2. Certificering BJZ en WSG zijn gecertificeerd volgens het landelijk vastgestelde normenkader JB/JR (Jeugdbescherming/ Jeugdreclassering) 4. 3.Samenwerking GI s met de Raad voor de Kinderbescherming. Naast voorliggend document zijn er nog een tweetal document waarin samenwerkingsafspraken zijn vastgelegd, te weten: Samenwerkingsafspraken tussen de GI s en de RvdK; Samenwerkingsafspraken tussen de RvdK en gemeenten (Samenwerkingsprotocol gemeenten NML en RvdK) 4. Volume en prestatieafspraken De gemeente maakt in ieder geval afspraken over de volgende onderwerpen: Vormen van jeugdbescherming en jeugdreclassering die de instelling levert: deze afspraken worden meegenomen in de subsidie/inkoop. Tarieven: deze afspraken worden meegenomen in de subsidie/inkoop. Volumeafspraken: deze afspraken worden meegenomen in de subsidie/inkoop. Behaalde resultaten door de GI: deze afspraken worden meegenomen in de subsidie/inkoop. Knelpunten (voortvloeiend uit het woonplaatsbeginsel): deze worden meegenomen in de nadere (uitvoering)afspraken, die de GI en gemeenten 1 x per kwartaal samen maken. Welke jeugdhulp door de gemeente ingekocht is, die door de GI ingezet kan worden in het gedwongen kader: deze afspraken worden in Noord- en Midden-Limburg in een productencatalogus weergegeven en aan de GI ter beschikking gesteld. Innovatie van de gehanteerde methoden en interventies: dit wordt geregeld in de nadere (uitvoerings)afspraken. Voor Noord-Limburg geldt dat bij de inkoop afspraken zijn gemaakt over deelname aan ontwikkeltafels. Voor Midden-Limburg geldt de afspraak dat jeugdbescherming en jeugdreclassering werkt met de methodiek 1Gezin1Plan. Andere thema s worden besproken binnen de overleggen waar de GI aansluit. Er wordt elk kwartaal een overleg ingepland om de voortgang te bespreken. De gemeenten zullen dit initiëren en daar waar één van de partijen dat nodig acht reeds eerder. De GI s leveren maandelijks per gemeente informatie aan over nieuwe, lopende en beëindigde trajecten. 5. Informatie-uitwisseling en het gebruik van ICT systemen Voor 2016 continueren de gemeenten de prestatie-indicatoren van het CBS. De gemeenten in Noorden Midden-Limburg zullen in 2016 geen aanvullende beleidsinformatie vragen. 6. Informeren van ketenpartners over de afspraken tussen gemeenten en de GI s De gemeente informeert de Raad voor de Kinderbescherming, het OM, de rechtbank, de Justitiële Jeugdinrichtingen en de (volwassen)reclasseringsorganisaties over welke jeugdhulp en welke GI s de gemeente heeft gecontracteerd. 4 _jeugdbescherming-jeugdreclassering.pdf 5

6 In een gesprek met de gemeente kunnen genoemde organisaties in het algemeen aangeven waar behoefte van cliënten liggen voor wat betreft jeugdhulpaanbod en/of waar hiaten liggen. In Noord- Limburg loopt dit via het raamcontract. In Midden-Limburg wordt dit besproken in o.a. contractgesprekken. 7. Hoe te handelen bij calamiteiten en incidenten In Noord-Limburg geldt het calamiteitenprotocol jeugd Noord-Limburg, in Midden-Limburg dient dit protocol nog vastgesteld te worden. Dit protocol zal meteen na vaststelling ter beschikking worden gesteld aan de GI s. Dit protocol geldt voor alle jeugdhulpverleners, waaronder jeugdbeschermers en jeugdreclasseerders. 8. Bereikbaarheid De GI is 7 dagen per week, 24 uur per dag bereikbaar. Deze bereikbaarheid wordt na kantoortijd uitgevoerd door de spoedeisende hulp van BJZ. Hierover zijn bilaterale afspraken gemaakt tussen BJZ en WSG. 9. Lokale inbedding 9a. Afspraken Midden-Limburg: In Midden-Limburg is de toegang tot jeugdhulp bij het CJG belegd. De afspraken die voor alle gemeenten in Midden-Limburg gelden, zijn de volgende: De GI werkt volgens het principe 1Gezin1Plan 5. De regie voor de uitvoering van dit plan ligt in geval van een jeugdbeschermingsmaatregel of een jeugdreclasseringsmaatregel bij de GI. Dit betekent dat de betrokken hulpverlener vanuit de GI het tot zijn taak neemt om de werkwijze van 1Gezin1Plan op te starten. Uitvoering van de regie wordt belegt bij de hulpverlener of netwerkpartner die het gezin hiertoe benoemd. Indien er al een gezinsplan aanwezig is zal de GI bij het opstellen van het plan van aanpak dit gezinsplan 6 als in beginsel als uitgangspunt hanteren. Met uitzondering van die gevallen, waarbij belangen van een kind strijdig zijn met die van dat beginsel. De Jeugd en Gezinswerkers doen een verzoek tot onderzoek bij de Raad voor de Kinderbescherming en brengen deze in op het beschermingsplein 7. Het uitgangspunt is dat ouders bij deze bespreking aanwezig zijn. Indien ouders niet bij de bespreking op het beschermingsplein aanwezig zijn, zal met inachtneming van de geldende regels rond bescherming van de privacy worden gehandeld. De GI is onderdeel van het beschermingsplein en wordt op deze manier op de hoogte gesteld van het bestaande plan van aanpak en welke onderdelen wel gewerkt hebben en welke onderdelen niet. De GI zal indien het tot een maatregel komt de partijen die een rol hadden en houden betrekken bij de opstelling en de uitvoering van het plan van aanpak. Dit middels de methodiek van sociale netwerkstrategieën, waarin de werkwijze van 1Gezin1Plan geïntegreerd wordt. De GI zal in ieder geval aansluiten bij het beschermingsplein, het overleg in het VHH en waar nodig het ZSM overleg. Deelname aan andere casus overleggen zal plaatsvinden op basis van de besproken doelgroep waarbij de GI betrokken is. In geval dat een spoedmaatregel (VOTS/VOVO) noodzakelijk is, wordt gehandeld conform de afspraken uit het samenwerkingsprotocol gemeenten Noord- en Midden-Limburg en de Raad voor de Kinderbescherming (artikelen 2.12, 2.13, uit samenwerkingsprotocol gemeenten Noord- en Midden-Limburg en Raad voor de Kinderbescherming Zuidoost Nederland). 5 We gaan hierbij uit van de afspraken die in Midden Limburg gemaakt zijn in de Handleiding bij gezinsplan Midden Limburg: samenwerken volgens de principes 1G1P mei Format van gezinsplan mei Beschermingsplein (ML, in NL beschermingstafel, zoals genoemd in de nota Samenwerkingsafspraken gemeenten en RvdK 6

7 In geval de GI om een kinderbeschermingsmaatregel verzoekt of hulp ter voorkoming daarvan wordt gehandeld conform de afspraken uit het samenwerkingsprotocol gemeenten Noord- en Midden-Limburg en de Raad voor de Kinderbescherming. Communicatie en overdracht van gegevens Middels het beschermingsplein zal de aansluiting tussen GI, Raad voor de Kinderbescherming en het Centrum voor Jeugd en Gezin gerealiseerd worden. Per casus zullen er concrete samenwerkingsafspraken gemaakt worden, bij voorkeur in aanwezigheid van ouders en de jeugdige, waarbij 1G1P als leidraad wordt gehanteerd. Indien ouders en de jeugdige niet aanwezig kunnen zijn, zullen de regels rond bescherming van de privacy gewaarborgd worden. Het formele berichtenverkeer tussen GI s, Raad voor de Kinderbescherming en Centrum voor Jeugd en Gezin verloopt via CORV. CORV beoogt dit snel en efficiënt te doen en ondersteunt de samenwerking. Als er snel en direct en in samenwerking gehandeld moet worden, bijvoorbeeld bij een VOTS, of wanneer het nodig is om op inhoudelijk niveau te overleggen bijvoorbeeld over de zitting, zal een andere aanvullende warme vorm van wederzijds informeren nodig zijn. Onder warme overdracht wordt in dit verband verstaan: bellen, mailen, aanwezig zijn op de zitting, elkaar spreken. Afsluiting van de maatregel en nazorg Gemeente en GI s streven naar een zo kort en licht mogelijke inzet van het gedwongen kader, zodat beëindiging van de maatregel en terugverwijzen naar het CJG (afschalen) mogelijk wordt. Formeel beoordeelt de GI met een toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming en (bij tussentijdse beëindiging) door de rechter of een beschermingsmaatregel afgesloten kan worden. Dit is in grote mate afhankelijk van de mogelijkheden bij het CJG om na afloop van de maatregel passende hulp te bieden of (bij langdurige problematiek) steun kan verlenen en de veiligheid van het kind kan waarborgen. In dit kader zullen casussen op het beschermingsplein besproken worden. In dit overleg zal de GI aangeven welke hulpverlening zij voor de jeugdige en eventueel voor de andere gezinsleden noodzakelijk acht én wordt er gekeken of het CJG mogelijkheden heeft om deze hulpverlening voort te zetten dan wel het één gezin, één plan, één regisseur verder uit te voeren. Indien de maatregel wordt beëindigd en het CJG de begeleiding overneemt zullen zij in geval van terugval in de problematiek bepalen welke hulpverlening noodzakelijk is. Mocht er tevens sprake zijn dat ouders niet meer bereid zijn om de noodzakelijk geachte hulpverlening te accepteren dan zal het CJG de casus bespreken op het beschermingsplein. In de Handreiking Afspraken gemeente en GI wordt aangegeven dat het wetsvoorstel de ruimte biedt voor een gezinsvoogdijwerker om bij het nazorgtraject betrokken te blijven. Een voordeel van blijvende betrokkenheid is dat er geen wisseling plaatsvindt van professionals (één gezin, één plan, één regisseur). Tijdrovende (en daardoor vertragende en bovendien kostbare) overdrachten van de ene professional aan de andere zijn niet nodig. Blijvende betrokkenheid is niet voor elk gezin de beste keuze. Hierbij zal er gezocht worden naar mogelijkheden voor maatwerk per gezin, waarbij het kind centraal staat. In 2016 zullen we middels de besprekingen op het beschermingsplein en de afspraken die daaruit volgen hierover ervaring opdoen. In Midden-Limburg hebben de gemeenten het subsidieverzoek van BJZ voor nazorg afgewezen. In 2016 zal een verdere oriëntatie op nazorg plaatsvinden. 9b. Afspraken Noord-Limburg In Noord-Limburg is de toegang tot jeugdhulp lokaal (per gemeente) vormgegeven. In Noord-Limburg zijn per gemeente afspraken gemaakt met de GI s. Niettemin is er een gemeenschappelijke basis van waaruit de gemeenten in Noord-Limburg werken. 7

8 De afspraken die voor alle gemeenten van Noord-Limburg gelden zijn de volgende: De GI werkt volgens het principe 1Gezin1Plan1Regisseur (1G1P1R). De regie voor de uitvoering van dit plan ligt in geval van een jeugdbeschermingsmaatregel of een jeugdreclasseringsmaatregel bij de GI. Indien er al een leefzorgplan (gezinsplan) aanwezig is zal de GI bij het opstellen van het plan van aanpak dit leefzorgplan 8 (gezinsplan) als uitgangspunt hanteren. De gezinscoaches zijn gemandateerd om een verzoek tot onderzoek te doen bij de Raad voor de Kinderbescherming en brengen deze in bij de beschermingstafel. Het uitgangspunt is dat ouders/ verzorgers/ jeugdige bij deze bespreking aanwezig zijn. Indien ouders niet bij de bespreking bij de beschermingstafel aanwezig zijn, zal met inachtneming van de geldende regels rond bescherming van de privacy worden gehandeld. Tevens maken Veilig Thuis Noord- en Midden-Limburg, een GZ psycholoog of gedragswetenschapper en zorgaanbieder van het gezin ook deel uit van de beschermingstafel. De GI maakt geen onderdeel uit van de beschermingstafel, als zij niet bij de casus betrokken zijn. De GI zal alleen aansluiten bij de beschermingstafel en het ZSM overleg als er al een maatregel ligt of de casus bij hun bekend is. Deelname aan andere casus overleggen is afhankelijk van de wijze waarop de ketenstructuur/overleggen in 2015 zullen worden vormgegeven. Indien er geen veranderingen in de casuïstiek overleggen plaatsvinden dan zal de GI deelnemen op basis van afroep, dan wel op basis van de besproken doelgroep waarbij de GI betrokken is. In geval dat een spoedmaatregel (VOTS/VOVO) noodzakelijk is, wordt gehandeld conform de afspraken uit het samenwerkingsprotocol gemeenten Noord- en Midden-Limburg en de Raad voor de Kinderbescherming (artikelen 2.12, 2.13, uit samenwerkingsprotocol gemeenten Noord- en Midden-Limburg en Raad voor de Kinderbescherming Zuidoost Nederland). In geval de GI om een maatregel verzoekt, wordt gehandeld conform de afspraken uit het samenwerkingsprotocol gemeenten Noord- en Midden-Limburg en de Raad voor de Kinderbescherming. Per gemeente worden er afspraken gemaakt hoe de warme overdracht vorm te geven tussen de gezinscoach en GI als het een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel door de kinderrechter wordt opgelegd. Communicatie en overdracht van gegevens Per gemeente zal de aansluiting tussen GI, Raad voor de Kinderbescherming, Veilig Thuis Noord- en Midden-Limburg en gezinscoaches gerealiseerd worden. Per casus zullen er concrete samenwerkingsafspraken gemaakt worden, bij voorkeur in aanwezigheid van ouders/verzorgers en de jeugdige, waarbij 1G1P1R als leidraad wordt gehanteerd. Indien ouders/verzorgers en de jeugdige niet aanwezig kunnen zijn, zullen de regels rond bescherming van de privacy gevolgd worden. Het formele berichtenverkeer tussen GI s, Raad voor de Kinderbescherming en gemeente verloopt via CORV. CORV beoogt dit snel en efficiënt te doen en ondersteunt de samenwerking. Als er snel en direct en in samenwerking gehandeld moet worden, bijvoorbeeld bij een VOTS, of wanneer het nodig is om op inhoudelijk niveau te overleggen over de zitting, zal een andere aanvullende warme vorm van wederzijds informeren nodig zijn. Onder warme overdracht wordt in dit verband verstaan: bellen, mailen, aanwezig zijn op de zitting, elkaar spreken. Per gemeente zal een contactpersoon worden benoemd voor de GI s. 8 Het format van het gezinsplan kan verschillen per gemeente. de meeste gemeenten werken met het leefzorgplan, die tevens ook gebruikt worden in de (sociale) wijkteams. 8

9 Afsluiting van de maatregel en nazorg Gemeente en GI s streven naar een zo kort en licht mogelijke inzet van het gedwongen kader, zodat beëindiging van de maatregel en terugverwijzen naar de gezinscoach of het wijkteam (afschalen) mogelijk wordt. Formeel beoordeelt de GI gevolgd door een toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming en (bij tussentijdse beëindiging) door de rechter of een beschermingsmaatregel afgesloten kan worden. Dit is in grote mate afhankelijk van de mogelijkheden bij de gezinscoaches of het wijkteam om na afloop van de maatregel passende hulp te bieden of (bij langdurige problematiek) steun te verlenen en de veiligheid van het kind te waarborgen. In dit kader zullen casussen tijdens het overleg aan de beschermingstafel besproken worden. In dit overleg zal de GI aangeven welke hulpverlening zij voor de jeugdige en eventueel voor de andere gezinsleden noodzakelijk acht én wordt er gekeken of de gemeente mogelijkheden heeft om deze hulpverlening voort te zetten dan wel het één gezin, één plan, één regisseur verder uit te voeren. Indien de maatregel wordt beëindigd en de gemeente 9 de begeleiding overneemt zal de gemeente in geval van terugval in de problematiek bepalen welke hulpverlening noodzakelijk is. Mocht er tevens sprake zijn dat ouders/ verzorgers/jeugdige niet (meer) bereid zijn om de noodzakelijk geachte hulpverlening te accepteren dan zal de gemeente de casus bespreken bij de beschermingstafel. In Noord-Limburg is nazorg door een GI mogelijk. Deze afspraken zijn niet opgenomen in de afspraken met de GI, maar lopen via de raamovereenkomsten. 10. Inzetten van jeugdhulp De GI zal aangeven welke ambulante jeugdhulp zij noodzakelijk acht voor de jeugdigen waarover een jeugdbeschermingsmaatregel dan wel een jeugdreclasseringmaatregel is uitgesproken. De gemeente is wettelijk verplicht deze hulp te leveren. In de regio Noord-Limburg gaat dit wel in overleg met de gezinscoaches en jeugd- en gezinswerkers, omdat zij ook in het gezin blijven. In de regio Midden- Limburg vindt er overleg plaats met het CJG. In de regio Midden-Limburg wordt ambulante hulp met name geleverd door het CJG en in bepaalde gevallen door gespecialiseerde jeugdhulp. In de regio Noord-Limburg kan inzet geleverd worden door gezinscoaches, maar is ook ambulante hulp ingekocht bij verschillende zorgaanbieders. De GI zal rechtstreeks contact opnemen met het CJG/ gezinscoachteam/ sociaal wijkteam ingeval van specifieke ambulante hulp, residentiële hulp en pleegzorg. In het zorgmatchingsgesprek dat samen met de ouders, jeugdige en de jeugdhulpaanbieder(s) plaatsvindt zal bepaald en vastgelegd worden welke vorm van hulp nodig is, omvang en duur en de wijze van samenwerken en evalueren van deze hulp. Dit wordt vastgelegd in het gezinsplan / leefzorgplan / bepaling jeugdhulp. De GI zal de gemeente per kwartaal(overleg) informeren over de kwaliteit en beschikbaarheid van ingezette hulp vanuit de zorgaanbieder. Indien naar het oordeel van de GI noodzakelijke hulp voor een moeilijke plaatsbare jeugdige niet (of niet op korte termijn) beschikbaar is, neemt de GI contact op met het CJG (in Midden- Limburg) of met de contactpersoon van de betreffende gemeente (in Noord-Limburg). Het CJG in Midden-Limburg belegt een bijeenkomst en nodigt de door hem ingeschatte instanties uit. In Noord-Limburg zal dit door de gemeente georganiseerd worden. De GI neemt contact op met het CJG of de contactpersoon van de gemeente in Noord- Limburg indien men een niet door de gemeente ingekochte jeugdhulpaanbieder wil inzetten. Deze aanbieder kan dan via een raamcontract worden gecontracteerd (NL) of via een buiten contractuele plaatsing (ML). 9 Hiermee kan de gezinscoach of het (sociaal)wijkteam bedoeld worden. 9

10 De inzet van jeugdhulp in crisissituaties bij casussen waar de GI betrokken is, zal als volgt verlopen: De inzet van jeugdhulp in een crisissituatie tijdens kantooruren: De GI zal contact opnemen met een medewerker van het team Spoedeisende Hulp (SEH) als deze inschat dat acute zorg nodig is. Indien een besluit acute zorg nodig is, maakt de medewerker van de SEH dit besluit en stuurt dit naar de (eventueel reeds betrokken) zorgaanbieder. Ook neemt de medewerker van de SEH contact op met de zorgaanbieder over de plaatsing of start van zorg en informeert zij de betreffende gemeente/ de gemandateerde instelling (CJG in Midden-Limburg). De GI besluit dus welke zorg nodig is (waar nodig kan overleg met de SEH plaatsvinden) en de SEH coördineert de plaatsing. De inzet van jeugdhulp in een crisissituatie na kantooruren: De medewerker van de SEH maakt een inschatting en bepaalt op basis daarvan of acute zorg nodig is en welke vorm en neemt contact op met het team acute zorg van de zorgaanbieder. SEH heeft toegang tot de dossiers van de GI en handelt zo veel als mogelijk in de lijn van het casusbeleid. De SEH koppelt de inhoud van haar inzet terug naar de medewerker van GI. De GI zal in die gevallen waarin er sprake is van een jeugdbeschermingsmaatregel en gesloten jeugdhulp noodzakelijk wordt geacht een verzoek, ondersteund door een instemmingsverklaring van een gekwalificeerde gedragswetenschapper, indienen bij de kinderrechter voor een machtiging gesloten jeugdhulp. De GI zal tevens de jeugdige aanmelden bij het coördinatiepunt voor gesloten jeugdhulp voor de regio Zuid-Nederland plaatsing coördinatie. Indien gesloten plaatsing wordt toegewezen wordt de desbetreffende gemeente/ gemandateerde instelling direct geïnformeerd, middels de verzending van de bepaling gesloten jeugdhulp door de gezinsvoogd. Informeren kan tevens verlopen via het CJG en de contactpersoon van de betreffende gemeente NL. De GI zal in die gevallen waarin er sprake is van een jeugdreclasseringsmaatregel en gesloten jeugdhulp noodzakelijk wordt geacht, de casus indienen in het beschermingsplein en een verzoek tot raadsonderzoek indienen. De RvdK zal op basis van onderzoek een verzoek voor een (V)OTS en een machtiging gesloten jeugdhulp indienen bij de kinderrechter. De GI zal de jeugdige aanmelden bij de plaatsingscoördinatie. De crisisdienst en crisiszorg worden in 2016 doorontwikkeld. Van eventuele hieruit voortvloeiende wijzigingen en afspraken zullen de GI s tijdig door gemeenten worden geïnformeerd. Persoonsgebonden Budget (PGB) Als de GI van mening is dat een PGB voor een jeugdige met een kinderbeschermingsmaatregel noodzakelijk is dan kan de GI dit via een bepaling jeugdhulp aanvragen bij het CJG (ML) of de betreffende gemeente (NL). Dit verzoek dient onderbouwd te zijn en voorzien zijn van een plan van aanpak en een budgetplan. Dit budgetplan dient gebaseerd te zijn op de tarieven die de gemeenten hanteren. De verstrekking van het budget zal via de SVB verlopen. Kwaliteit en monitoring Tijdens de kwartaaloverleggen zullen een aantal thema s aan de orde komen, die nu wel opgemerkt zijn, maar nog niet verder uitgewerkt. Evaluatie gemaakte afspraken De gemaakte afspraken worden ieder half jaar geëvalueerd met betrokken partijen. Een keer per jaar worden deze formeel aanpast. 10

11 Ondertekening Samenwerkingsafspraken Gecertificeerde Instellingen en gemeenten Noord- en Midden-Limburg Gemeente Beesel Wethouder B.M.J. Jacobs Gemeente Bergen Wethouder C.W.J.M. Roefs Gemeente Echt-Susteren Wethouder P.N.E.S. Ruijten Gemeente Gennep Wethouder E.H.C. Vandermeulen Gemeente Horst aan de Maas Wethouder B.M.T.J. Op de Laak 11

12 Gemeente Leudal Wethouder J.M.M. van den Beuken Gemeente Maasgouw Wethouder A.C.H. Smeets-Palmen Gemeente Nederweert Wethouder H.W.M. Geraats Gemeente Peel en Maas Wethouder R.F.H. Janssen Gemeente Roerdalen Wethouder E.W.A.M. Cuijpers Gemeente Roermond Wethouder M.A.J. Smitsmans-Burhenne 12

13 Gemeente Venlo Wethouder R.L.J. Testroote Gemeente Venray Wethouder L.G.L.J.M. Peeters Gemeente Weert Wethouder P. Sterk Bureau Jeugdzorg Limburg De heer. N.W.M. Plitscher, Voorzitter Raad van Bestuur Namens deze, De heer. L.W. Lena, Regiomanager Bureau Jeugdzorg Noord-Limburg William Schrikker Groep Mevrouw N. Dehing, Manager WSG 13