SCHEIKUNDE 4 HAVO UITWERKINGEN

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "SCHEIKUNDE 4 HAVO UITWERKINGEN"

Transcriptie

1 SCHEIKUNDE 4 HAVO UITWERKINGEN Auteurs Tessa Lodewijks Toon de Valk Eindredactie Aonne Kerkstra Eerste editie Malmberg s-hertogenbosch

2 2 Bindingstypen Praktijk Water, een bruggenbouwer vragen 1 a De soortelijke warmte geeft het aantal Joule weer om 1 kg van de stof 1 graad in temperatuur te laten veranderen. b Overdag neemt water warmte op die het s nachts weer afstaat. Hierdoor stijgt overdag de temperatuur niet te veel en daalt de temperatuur s nachts ook niet te veel. c Water kan heel veel warmte (energie) opnemen zonder veel in temperatuur te veranderen. Dus water slaat per graad temperatuurverandering veel warmte (energie) op. d De soortelijke warmte van tetra is 0,84 J per g per K, dus voor 20,9 miljoen J en een 20,9 miljoen temperatuurverandering van 5,0 K is nodig 5,0 miljoen g = 5000 kg tetra. 0,84 5,0 2 a Een vaste stof heeft meestal een grotere dichtheid omdat de deeltjes in de vaste fase dichter op elkaar zitten. b In de vaste fase heeft water in zijn kristalstructuur grote open ruimtes zitten. c Dichtheid water is 0,998 g cm -3, dichtheid ijs is 0,917 g cm -3. De verhouding is water : ijs = 1 : 0,92. Dus de 10% boven water ten opzichte van 90% onder water komt daarmee aardig overeen. 3 a In DNA vormen de basen twee aan twee H-bruggen met elkaar: adenine (A) met thymine (T) 2 H- bruggen en guanine (G) met cytosine (C) 3 H-bruggen. b De H-bruggen zijn aangegeven met de stippellijntjes. c De NH-groep in adenine is H- brug vormend en de N in de ring is H-brug ontvangend. De dubbelgebonden O in thymine is H-brug ontvangend en de NHgroep is H-brug vormend.in guanine is de dubbelgebonden O H-brug ontvangend en is de NH in de ring en de NH-groep H-brug vormend. In cytosine is de dubbelgebonden O en de N in de ring H-brug ontvangend en is de NH-groep H-brug vormend.

3 4 a De kracht waarmee de deeltjes aan een vloeistofoppervlak elkaar aantrekken. b toepassing 5 a De dichtheid van ijs is 0,917 g cm -3 = 917 kg m -3. b Temperatuur ( C) Dichtheid (kg m -3 ) (ijs) 0 999,8 (water) , , , , , , , , , c

4 d De dichtheid van waterdamp is 0,598 kg m -3. e Deze waarde is een factor 2000 kleiner dan de dichtheden van ijs en water, is dus niet in te passen in de grafiek. f Tussen 0 en 4 C worden de restanten van het kristalrooster afgebroken en komen de deeltjes dichter op elkaar te zitten. g Door de toenemende temperatuur gaan de deeltjes meer bewegen en nemen daardoor meer ruimte in. Ze komen gemiddeld minder dicht op elkaar te zitten. h Voer na de goedkeuring van het werkplan de proef uit en maak een verslag. i Bij metingen treedt vaak warmteverlies naar de omgeving op. Hierdoor lijkt het alsof je meer energie nodig hebt. Praktijk De vele gezichten van koolstof vragen 1 a grafiet, diamant, buckyball, nanobuisje en grafeen b grafiet, diamant, grafeen: C. Buckyball: C 60 c Overeenkomst: allemaal opgebouwd uit koolstofatomen. Verschillen: diamant heeft een tetraëderstructuur, grafeen en grafiet een lagenstructuur, buckyball een ringstructuur en nanobuisje een cilinderstructuur. 2 a Grafiet heeft tussen de lagen elektronen zitten die zich vrij kunnen bewegen (vergelijkbaar met de metaalbinding). Diamant heeft alleen maar atoombindingen, dus geen vrij bewegende elektronen. b Grafiet geleidt stroom, terwijl dit geen eigenschap is van niet-metalen, maar juist van metalen. c Het is een stof die relatief weinig voorkomt terwijl de vraag groot is. d De onderlinge afstand tussen de lagen in grafiet is relatief groot, groter dan de afstand tussen de atomen in diamant. Dus in diamant zitten de atomen dichter op elkaar. e Onder hoge druk en bij een hoge temperatuur worden de koolstofatomen in houtskool op elkaar geperst, waarbij uiteindelijk de structuur van diamant ontstaat. 3 a Nieuwe vormen zijn buckyball, nanobuisje en grafeen. b Ze hebben net als grafiet drie bindingen met andere koolstofatomen. c Buckyball heeft afwisselend zesringen en vijfringen. 4 a Grafeen heeft dezelfde structuur als elke laag in grafiet. b Grafeen heeft een zeer hoge treksterkte en geleidt elektrische stroom zeer goed. c Het is zeer moeilijk en ook zeer kostbaar om grafeen te maken in grote hoeveelheden. d eigen mening leerling 5 a koolstofdioxide b Leidt het gasmengsel door kalkwater, dit zal troebel worden. c 2 C2H5OH(l) + 2 Na(s) 2 C2H5ONa(s) + H 2(g) d C2H5ONa(s) 2 2 C(s) + NaOH(s) + 2 H (g) e Thermolyse, want het is een ontleding door middel van verhitting. f De zuurstof zal met hydrazine reageren tot stikstof en water.

5 toepassing 6 a Twee niet-metalen zullen een atoombinding vormen. b C(s) + H 2(g) 2 CH (s) c Grafeen heeft een lagenstructuur: alle koolstofatomen liggen daarbij in één vlak. d De verhouding waarin koolstof en waterstof reageren. Als die verhouding 1 : 1 is dan is de massaverhouding C : H = 12,01 : 1,008. Dus het massapercentage H is 1, % 7,74%. 13,02 e Om grafaan weer in grafeen om te zetten is energie nodig (endotherm) dus de omzetting van grafeen in grafaan is exotherm. f 2 H 2(g) + O 2(g) 2 H2O(l) g Bindingen tussen H-atomen in H 2 worden verbroken, bindingen tussen C en H-atomen worden gevormd. h Het totale proces is exotherm dus het vormen van de nieuwe bindingen levert meer op dan het kost aan verbreken van de oude bindingen. i In elke laag zijn alle C s gebonden aan drie andere C-atomen. Koolstof heeft echter vier valentieelektronen. Dat 4 e elektron kan vrij bewegen en zorgt voor de stroomgeleiding. j Atoombindingen en metaalbindingen: atoombindingen in de laag met de andere C-atomen, metaalbinding door de vrij bewegende elektronen. Theorie 1 Metalen 1 a Metalen geleiden de elektrische stroom en warmte; metalen hebben een glanzend uiterlijk als ze gepolijst zijn; metalen hebben meestal een hoog smeltpunt; metalen zijn goed vervormbaar; metalen kunnen goed gemengd worden met andere metalen als ze gesmolten worden. b Het zijn metalen met een kleine dichtheid. c Lichte metalen worden gebruikt om er vliegtuigen van te maken, verpakkingen/blikjes en chassis van auto s. d Magnesium is een brandgevaarlijk materiaal. Bij verhitting kan het ontbranden. +2 a Ring van 20 g: g goud. 24 b De geelgouden ring bevat dus 12 g goud en 4 g zilver en 4 g koper. 3 a Vrijwel alle metalen zijn vast bij kamertemperatuur en hebben een vrij hoog smeltpunt. b De aantrekkingskracht tussen de vrij bewegende valentie-elektronen en de positieve atoomresten. +4 a De negatieve valentie-elektronen en de positieve atoomresten trekken elkaar aan. b De elektronen die aan de ene kant van de spanningsbron de draad verlaten komen er aan de andere kant van de spanningsbron via de draad weer in. c De vrij bewegende valentie-elektronen gaan heftiger bewegen, botsen meer waardoor de energie doorgegeven wordt. 5 a De metaallagen kunnen vrij gemakkelijk over elkaar heen bewegen. b Er zitten nu vreemde atomen in die groter (of kleiner) zijn. Hierdoor kunnen de lagen niet meer makkelijk over elkaar heen bewegen, ze komen een obstakel tegen.

6 6 a in edelheid van metalen b Het valentie-elektron bij rubidium zit verder weg van de positief geladen kern dan het valentie-elektron bij natrium. c Ze hebben twee valentie-elektronen. d 7 a Onedele metalen vormen een dof metaaloxidelaagje. b Bij polijsten verwijder je de oxidelaag. 8 a Door verhoging van de temperatuur neemt de warmtebeweging van de deeltjes toe. Uiteindelijk wordt de warmtebeweging zo sterk dat de vaste plaats verlaten wordt: de stof is aan het smelten. b Een legering is een mengsel en heeft dus een smelttraject terwijl een zuiver metaal een smeltpunt heeft. 2 Moleculaire stoffen en bindingen 9 a Ze zijn opgebouwd uit niet-metaalatomen. b Copyright betekent dat alleen die firma het mag maken. Anderen kunnen dan niet meer zonder ervoor te betalen het product ook maken. c Kevlar is een materiaal dat kogels kan tegenhouden en wordt verwerkt in kogelwerende vesten. 10 a De molecuulmassa kan berekend worden als de molecuulformule bekend is. b alkaan kookpunt in K aantal C c methaan ethaan propaan butaan pentaan d Bij toenemend aantal C-atomen per molecuul krijg je een steeds sterkere vanderwaalsbinding tussen de moleculen en dus een steeds hoger kookpunt. 11 a molecuulrooster b suikerkristallen, ijskristallen c kristalrooster of atoomrooster d diamant, grafiet, buckyball of grafeen

7 12 a atoombindingen b Positieve atoomresten worden bijeengehouden door negatieve elektronenparen. c Het aantal elektronen dat een atoom nodig heeft wordt steeds aangevuld tot acht. Dat betekent dat er ook net zoveel atoombindingen gevormd worden als er elektronen nodig zijn. 13 naam symbool covalentie waterstof H 1 zuurstof O 2 fosfor P 3 broom Br 1 seleen Se 2 zwavel S 2 14 a b Fosfor heeft nog drie elektronen nodig om tot acht valentie-elektronen te komen, elke chloor nog één elektron. c 15 a d Fosfor bindt vijfcl-atomen, dus covalentie 5. b Ja, C heeft covalentie 4, H covalentie 1, N covalentie 3 en O covalentie 2. c CH4N2O(s) + H2O(l) 2 3 CO (g) + 2NH (g) d Ureum wordt afgebroken dus de atoombindingen moeten daarbij verbroken zijn. e Ja, want er ontstaan nieuwe moleculen dus ook nieuwe atoombindingen. +16 a H: covalentie 1, N: covalentie 3. b Je hebt maar één H-atoom dus onvoldoende om alle N-atomen te voorzien. c 17 a Zwavel bindt twee O-atomen en twee Cl-atomen, dus zeker al vier bindingen terwijl de covalentie van S 2 is. b c Uit één stof ontstaan twee nieuwe stoffen. d SO2Cl 2(l) 2 2 SO (g) + Cl (g) e Zuurstof heeft covalentie 2 dus zwavel zou covalantie 4 moeten hebben en niet de verwachte covalentie 2.

8 3 Polaire stoffen en materialen 18 a Een binding waarbij twee positieve atoomresten bijeengehouden worden door negatieve elektronenparen. b Een polaire atoombinding betekent dat het ene atoom in die binding harder aan het elektronenpaar trekt dan het andere atoom. H-H is een normale atoombinding, H-Cl is een polaire atoombinding omdat chloor sterker elektronegatief is en dus harder trekt aan het gemeenschappelijk elektronenpaar. 19 a Elektronegativiteit geeft de mate aan hoe hard een atoom aan een gemeenschappelijk elektronenpaar trekt. b H: elektronegativiteit 2,1 en I: elektronegativiteit 2,2. c Uit antwoord b blijkt dat er maar een zeer klein verschil is in elektronegativiteit. Daardoor is de H-Ibinding maar zeer zwak polair. 20 a Tussen O en H want daar is het verschil in elektronegativiteit het grootst. b Het centrum van δ + enδ vallen bij koolstofdioxide samen, bij water niet. 21 a b Ja, want er is een vrij groot verschil in elektronegativiteit: Cl 2,8 en O 3,5. c Nee, alleen een gebogen molecuul levert een dipoolmolecuul op, want dan vallen het centrum van δ + enδ niet samen. Bij een lineair molecuul vallen ze wel samen en is het dus geen dipoolmolecuul. d In de gasfase, want het vindt plaats bij een hogere temperatuur dan het kookpunt. e Een zeer snelle reactie waarbij een geweldige expansie optreedt. f 2 Cl2O(g) 2 Cl 2(g) + O 2(g) 22 a De sterkte hangt af van de grootte van het molecuul. b SO 2 en SO 3 c Zwaveltrioxide heeft een grotere molecuulmassa, dus zal een sterkere vanderwaalsbinding hebben. d Dat zijn atoombindingen waarbij er een groot verschil is in elektronegativiteit tussen beide atomen. e Bij SO 2 vallen het centrum van δ + enδ niet samen, bij SO 3 juist wel. Dus SO 2 is een dipoolmolecuul, SO 3 niet. f Kookpunt SO 2 : 263 K; kookpunt SO 3 : 318 K g De vanderwaalsbinding speelt een grotere rol dan de dipoolbinding. +23 a Ja, want is opgebouwd uit niet-metaalatomen. b c De elektronegativiteiten zijn: S 2,4, C 2,5 en O 3,5. Dus het centrum van negatieve lading ligt bij COS links van de C richting O en het centrum van positieve lading ligt rechts van de C richting S. Bij CO 2 en CS 2 vallen het centrum van δ + enδ steeds samen. d COS als vloeistof: polaire atoombindingen IN het molecuul en vanderwaalsbindingen en dipoolbindingen TUSSEN de moleculen onderling. e CO 2 komt niet voor als vloeistof.

9 f CS 2 heeft een veel grotere molecuulmassa dan CO 2, dus een sterkere vanderwaalsbinding en dus een hoger kookpunt. g Kookpunt COS is 50 C = 223 K. Sublimatiepunt CO 2 is 195 K, kookpunt CS 2 is 319 K. Dus het polair zijn heeft weinig invloed. +24 a C staat hier voor coulomb, de eenheid voor lading. b Deze afstand is 5,4 10 1, ,4 10 m. Je deelt dan Cm door C, dus dan houd je de afstand in m over. 4 Water 25 a b De molecuulmassa van water is kleiner dan van waterstofsulfide. c Het verschil in elektronegativiteit is tussen H en O groter dan tussen H en S. d In water kunnen de moleculen H-bruggen vormen, een verhoudingsgewijs zeer sterke binding. 26 a H-bruggen zijn bindingen tussen H-atomen van een OH- of NH-groep van een molecuul met een O of N van een ander molecuul. b Zeer sterk, want het kookpunt van dergelijke stoffen is veel hoger dan van vergelijkbare stoffen zonder H-bruggen. c d De moleculen zitten dan te ver van elkaar af. 27 a Ze kunnen alle drie H-bruggen vormen. b Methanol: kleinste molecuul met één OH-groep; ethanol: groter molecuul met één OH-groep; ethaandiol: groter molecuul met twee OH-groepen. Ethaandiol kan per molecuul 2 zoveel H-bruggen vormen en zal het hoogste kookpunt hebben. Methanol het laagste kookpunt vanwege zwakste vanderwaalsbinding. Volgorde van opklimmend kookpunt: methanol, ethanol, ethaandiol. c d Door te destilleren: de drie stoffen verschillen in kookpunt.

10 28 a Een ammoniakmolecuul heeft NH-groepen die H-bruggen kunnen vormen met andere ammoniakmoleculen, methaanmoleculen kunnen dat niet. b Watermoleculen kunnen net als ammoniakmoleculen H-bruggen vormen dus dergelijke stoffen lossen goed in elkaar op. Methaanmoleculen kunnen geen H-bruggen vormen met de watermoleculen, daarom lost methaan niet op in water. c 800 L vloeibaar ammoniak: dichtheid 0,6 g cm -3, dus 800 L = ,6 = g ammoniak = /17,03 = mol. Er lost bij 298 K 27,8 mol ammoniak per L water op dus /27,8 = 1000 L water (afgerond) nodig. d Bij een hogere temperatuur lost er minder van een gas per liter op. +29 a b c Ethanol, want het apolaire gedeelte is bij ethanol veel kleiner dan bij hexanol. 30 stof molecuulformule vanderwaalsbinding: ja of nee? polaire stof: ja of nee? water H 2O ja ja ja pentaan C 5H 12 ja nee nee ethaanamine C 2H 5NH 2 ja ja ja 1-butanol C 4H 9OH ja ja ja 1,2,3-propaantriol CH 2OHCHOHCH 2OH ja ja ja H-bruggen: ja of nee? 31 a Het heeft een polaire kop en een lange apolaire staart. b De apolaire staarten steken in de olie, de polaire koppen in het water. Zo blijven water en olie gemengd zonder met elkaar in contact te komen. 32 a 1,2-ethaandiolmoleculen hebben twee OH-groepen die H-bruggen kunnen vormen met de watermoleculen. Verder is het een klein molecuul. b

11 c Het smeltpunt zal verlaagd worden, want het smeltpunt van glycol is lager dan van water. Opmerking: het is een mengsel dus er zal sprake zijn van een smelttraject. +33 a Atoombindingen tussen de atomen in de ketens en H-bruggen tussen de OH-groepen van verschillende ketens. b Cellulose kan door de aanwezigheid van heel veel OH-groepen heel veel H-bruggen met water vormen en dus heel veel water opnemen. c De OH-groepen in cellulose binden via H-bruggen met watermoleculen. +34 a Beide stoffen hebben OH-groepen die met water H-bruggen kunnen vormen. b acetylsalicylzuur: C 9 H 8 O 4 ; salicylzuur: C 7 H 6 O 3 c kookpunt = = 484 K d Twee moleculen vormen onderling H-bruggen. e Ja, want bij stijgende temperatuur lost er meer vaste stof op. 5 Ionbinding 35 a Een metaalatoom staat één of meer elektronen af en vormt zo een positief ion. b Een niet-metaalatoom neemt één of meer elektronen op en vormt zo een negatief ion. c de binding tussen positieve ionen en negatieve ionen in een zout d Bij de atoombinding worden de elektronen gemeenschappelijk gebruikt, bij de ionbinding worden elektronen helemaal overgedragen van het metaalatoom naar het niet-metaalatoom. 36 a Metaalatomen zijn veel minder elektronegatief dan niet-metaalatomen. b Het smeltpunt: bij sterke bindingen is het smeltpunt hoog tot zeer hoog. En gegeven is dat alle zouten vaste stoffen zijn. c Dat hangt af van het aantal valentie-elektronen. Dat zijn de elektronen die afgestaan worden aan de nietmetaalatomen. 37 a De uitgang ide, zoals bij oxide, chloride en sulfide. b Oxide is O 2-, want zuurstof heeft nog twee elektronen nodig om op een edelgas te lijken, lettend op het aantal valentie-elektronen. Chloride is Cl - want chloor heeft nog één elektron nodig om op een edelgas te lijken, lettend op het aantal valentie-elektronen. c Natrium is Na +, want natrium moet één elektron afstaan om net zoveel elektronen te bevatten als een edelgas. Magnesium is Mg 2+,want magnesium moet twee elektronen afstaan om net zoveel elektronen te bevatten als een edelgas.

12 38 a Verhouding 1 : 1 want ze hebben dezelfde lading. b Verhouding Al 3+ : O 2- = 2 : 3, want de totale lading moet weer 0 opleveren. c Ladingen 2+ en 3 trekken elkaar sterker aan dan ladingen 1+ en 1. d KI: smeltpunt 954 K, kookpunt 1603 K; Al 2 O 3 : smeltpunt 2345 K, kookpunt 3253 K. Dit komt dus overeen met het antwoord op vraag c. 39 a smeltpuntbao: 2191 K; smeltpuntcao: 2887 K; smeltpuntmgo: 3125 K b Mg 2+ is het kleinste ion, Ba 2+ het grootste ion. Een kleiner ion betekent dat de ladingen in het oxide dichter bij elkaar zitten en dus een sterkere aantrekkingskracht op elkaar uitoefenen. c BeO: het berylliumion is nog kleiner dan het magnesiumion, dus zal het smeltpunt van BeO hoger zijn dan van MgO. Het strontiumion staat qua grootte tussen het calcium- en het bariumion in, dus zal het smeltpunt van SrO ook tussen de twee smeltpunten van CaO en BaOinstaan.Opmerking: smeltpunt BeO is 2780 K, smeltpunt SrO is 2804 K. Het klopt dus wel voor SrO, niet voor BeO. +40 a IJzer kan als ion twee ladingen hebben, namelijk 2 + of 3 +. b IJzerionen kunnen vervelende nevenreacties opleveren en geven een lichtgele kleur aan het water. Natriumionen leveren geen problemen op. +41 a Als er positieve loodionen aanwezig zijn, moeten er ook negatieve ionen aanwezig zijn. b Lood- en loodverbindingen zijn zeer giftig. c Lood(II)oxide. d 2 PbO(s) + O 2(g) 2 PbO 2(s) 42 a Atoombinding, want het is een binding tussen twee niet-metaalatomen. b Dat zijn de H-bruggen, want er zitten OH-groepen aan de buitenkant. c Weeg een bepaalde hoeveelheid silicagel nauwkeurig af. Voeg een overmaat water toe en laat enige tijd staan. Giet dan het overgebleven water eraf en laat de silicagel droog worden. Weeg dan opnieuw de silicagel. De massatoename is de hoeveelheid opgenomen water. Dit delen door het aantal gram silicagel levert de gevraagde waarde op. d Je zou het zakje kunnen wegen en daarna nog een keer verhitten en weer opnieuw wegen. Als de massa niet anders is, kun je ervan uitgaan dat er geen kristalwater meer aanwezig is. 43 a b Voor het eerst is het gelukt om velletjes zuiver grafeen te maken van maar liefst 20 bij 40 μm. c Ze hebben eerst grafiet omgezet in grafietoxide en daarna in hydrazine gebracht. Hierbij ontstonden dunne laagjes grafeen. d e Eén laagje grafeen heeft een dikte van 2 de vanderwaalsstraal, dus m = 3, m. f De atomen worden onderling bijeengehouden door de zeer sterke atoombinding. g Het is lastig om precies één laagje koolstofatomen los te krijgen, want dat is een zeer dunne laag en de binding tussen de lagen is vrij sterk. h SiC(s) Si(s) + C(s) i Het woordje go is waarschijnlijk een afkorting van grafeenoxide.

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 Samenvatting door W. 1173 woorden 23 juni 2016 6,9 16 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Nova Scheikunde Samenvatting H1 1 t/m 7 1 Atoombouw: Atoom: Opgebouwd uit

Nadere informatie

WATER. Krachten tussen deeltjes. Intramoleculaire en intermoleculaire krachten

WATER. Krachten tussen deeltjes. Intramoleculaire en intermoleculaire krachten WATER Krachten tussen deeltjes Intramoleculaire en intermoleculaire krachten Intramoleculaire en intermoleculaire krachten De atomen in een molecuul blijven samen door intramoleculaire krachten (atoombinding)

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2.4, 4, 5.1 t/m 5.3

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2.4, 4, 5.1 t/m 5.3 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2.4, 4, 5.1 t/m 5.3 Samenvatting door een scholier 1619 woorden 9 oktober 2005 7,2 12 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie Scheikunde, hoofstuk 1, 2.4,

Nadere informatie

Scheikunde Samenvatting H4+H5

Scheikunde Samenvatting H4+H5 Scheikunde Samenvatting H4+H5 Hoofdstuk 4 4.2 Stoffen worden ingedeeld op grond van hun eigenschappen. Er zijn niet-ontleedbare stoffen en ontleedbare stoffen. De niet-ontleedbare stoffen zijn verdeeld

Nadere informatie

Bindingen. Suiker Suiker heeft de molecuulformule C 12 H 22 O 11

Bindingen. Suiker Suiker heeft de molecuulformule C 12 H 22 O 11 Bindingen Suiker Suiker heeft de molecuulformule C 12 H 22 O 11 1. Leg uit dat suiker een moleculaire stof is 2. Van suiker is de oplosbaarheid in water zeer hoog. Leg uit waarom suiker zo goed in water

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Scheikunde Chemie overal H1 3 vwo

Samenvatting Scheikunde Scheikunde Chemie overal H1 3 vwo Samenvatting Scheikunde Scheikunde Chemie overal H1 3 vwo Samenvatting door een scholier 1193 woorden 30 oktober 2012 5,8 23 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Samenvatting Scheikunde

Nadere informatie

Oplossen en mengen. Opdracht 2. Niet.

Oplossen en mengen. Opdracht 2. Niet. VW CURIE DSTUK 5 { oofdstuk 5 y plossen en mengen pdracht 1. a alcohol (ethanol), olie, vet, benzine en kwik (amalgamen) b IJzer als element is onoplosbaar, maar als ijzer(ii)- of ijzer(iii)-ionen kunnen

Nadere informatie

WATER. Krachten tussen deeltjes

WATER. Krachten tussen deeltjes WATER Krachten tussen deeltjes Krachten tussen deeltjes (1) Atoombinding en molecuulbinding De atomen in een molecuul blijven samen door het gemeenschappelijk gebruik van één of meer elektronenparen (=

Nadere informatie

Uitwerkingen Basischemie laboratoriumonderwijs hoofdstuk 11

Uitwerkingen Basischemie laboratoriumonderwijs hoofdstuk 11 Uitwerkingen Basischemie laboratoriumonderwijs hoofdstuk 11 Opgave 11.1 Definitie Definitie van een molecuul Een molecuul is het kleinste deeltje van een moleculaire stof dat nog alle chemische eigenschappen

Nadere informatie

Stoffen, structuur en bindingen

Stoffen, structuur en bindingen Hoofdstuk 1: Stoffen, structuur en bindingen Scheikunde vwo 2011/2012 www.lyceo.nl Onderwerpen Scheikunde 2011 2012 Stoffen, structuur en binding Kenmerken van Reacties Zuren en base Redox Chemische technieken

Nadere informatie

vrijdag 28 oktober :40:59 Nederland-tijd Moleculaire stoffen 4havo hoofdstuk 2; Chemie Overal

vrijdag 28 oktober :40:59 Nederland-tijd Moleculaire stoffen 4havo hoofdstuk 2; Chemie Overal + Moleculaire stoffen 4havo hoofdstuk 2; Chemie Overal + 2.2 Elektrisch geleidingsvermogen Demo 2.1 Geleidt stroom als vaste stof: ja / nee Geleidt stroom als vloeistof: ja/nee Opgebouwd uit welke atoomsoorten?

Nadere informatie

Niet-metalen + metalen. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water.

Niet-metalen + metalen. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water. Uit welk soort atomen is een ionbinding opgebouwd? Niet-metalen + metalen. Geef de chemische formule van gedemineraliseerd water. H2O. Wat is de structuur van een metaalbinding? Metaalrooster. Geef een

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 en 2 Samenvatting door een scholier 918 woorden 13 januari 2005 6,3 193 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Hoofdstuk 1 1.2: De bouw van een atoom.

Nadere informatie

Toets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde

Toets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde Toets HAVO 4 Chemie Hfdst. 2 Schatkamer aarde Opgave 1 Op het etiket van een pot pindakaas staat als een van de ingrediënten magnesium genoemd. Scheikundig is dit niet juist. Pindakaas bevat geen magnesium

Nadere informatie

Intermoleculaire krachten ELEKTRONEGATIVITEIT, POLAIRE ATOOMBINDING, DIPOOLMOMENT, ION-

Intermoleculaire krachten ELEKTRONEGATIVITEIT, POLAIRE ATOOMBINDING, DIPOOLMOMENT, ION- Intermoleculaire krachten ELEKTRONEGATIVITEIT, POLAIRE ATOOMBINDING, DIPOOLMOMENT, ION- DIPOOLINTERACTIE EN HYDRATATIE, DIPOOL-DIPOOLINTERACTIE, WATERSTOFBRUG, LONDONINTERACTIE Paragrafen of subparagrafen

Nadere informatie

Alleen de metalen zullen de stroom geleiden omdat deze vrije elektronen hebben, dit zijn dus alleen kalium en tin.

Alleen de metalen zullen de stroom geleiden omdat deze vrije elektronen hebben, dit zijn dus alleen kalium en tin. Alleen de metalen zullen de stroom geleiden omdat deze vrije elektronen hebben, dit zijn dus alleen kalium en tin. De metalen en de zouten zullen in gesmolten toestand stroom geleiden, de metalen hebben

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting door K. 1077 woorden 22 maart 2016 6,1 9 keer beoordeeld Vak Scheikunde Impact 3 vwo Scheikunde hoofdstuk 1 + 2 Paragraaf 1: Stoffen bijv. Glas en hout,

Nadere informatie

Antwoorden deel 1. Scheikunde Chemie overal

Antwoorden deel 1. Scheikunde Chemie overal Antwoorden deel 1 Scheikunde Chemie overal Huiswerk 2. a. Zuivere berglucht is scheikundig gezien geen zuivere stof omdat er in lucht verschillende moleculen zitten (zuurstof, stikstof enz.) b. Niet vervuild

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3 en 4

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3 en 4 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3 en 4 Samenvatting door een scholier 5170 woorden 14 januari 2016 7,3 11 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Scheikunde Periode 2 Toetsstof: HS.3 (Par.

Nadere informatie

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen

Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen Scheikunde Hoofdstuk 2 Samenvatting Paragraaf 1: Fossiele brandstoffen Fossiele brandstof Koolwaterstof Onvolledige verbranding Broeikaseffect Brandstof ontstaan door het afsterven van levende organismen,

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde H6 Water (Chemie)

Samenvatting Scheikunde H6 Water (Chemie) Samenvatting Scheikunde H6 Water (Chemie) Samenvatting door een scholier 1237 woorden 6 april 2003 5,5 120 keer beoordeeld Vak Scheikunde 1 Inleiding - Water is een heel bekent begrip. De bekende molecuul

Nadere informatie

Oefenvragen Hoofdstuk 7 Een indeling van stoffen. moleculaire stoffen zouten metalen

Oefenvragen Hoofdstuk 7 Een indeling van stoffen. moleculaire stoffen zouten metalen Oefenvragen oofdstuk 7 Een indeling van stoffen Vraag 1 Kruis bij de onderstaande stoffen de juiste groep aan. NaCl C612O6 CO2 Pb Fe Cl2 KNO3 CaBr2 moleculaire stoffen zouten metalen Vraag 2 Maak de volgende

Nadere informatie

1) Stoffen, moleculen en atomen

1) Stoffen, moleculen en atomen Herhaling leerstof klas 3 1) Stoffen, moleculen en atomen Scheikundigen houden zich bezig met stoffen. Betekenissen van stof zijn onder andere: - Het materiaal waar kleding van gemaakt is; - Fijne vuildeeltjes;

Nadere informatie

Atoombinding structuurformules nader beschouwd (aanvulling 2.4)

Atoombinding structuurformules nader beschouwd (aanvulling 2.4) Atoombinding structuurformules nader beschouwd (aanvulling 2.4) 1. Atoommodel van Bohr Uitgaande van het atoommodel van Rutherford (kern bestaande uit protonen en neutronen met daaromheen een elektronenwolk)

Nadere informatie

Samenvatting hoofdstuk 2

Samenvatting hoofdstuk 2 temperatuur in o Scheikunde hemie op school Samenvatting hoofdstuk 2 De bouw van stoffen Samenvatting hoofdstuk 2 Er zijn verschillende eigenschappen waaraan je een stof kunt herkennen. We noemen deze

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde H6 (Chemie)

Samenvatting Scheikunde H6 (Chemie) Samenvatting Scheikunde H6 (Chemie) Samenvatting door een scholier 892 woorden 18 maart 2004 5,1 73 keer beoordeeld Vak Scheikunde Scheikunde Hoofdstuk 6 Twee soorten bindingen bij moleculaire stoffen:

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 2: De aarde, onze hofleverancier

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 2: De aarde, onze hofleverancier Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 2: De aarde, onze hofleverancier Samenvatting door D. 1265 woorden 3 november 2014 6,1 12 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal 2.1 De aarde Opbouw aarde

Nadere informatie

Antwoorden deel 1. Scheikunde Chemie overal

Antwoorden deel 1. Scheikunde Chemie overal Antwoorden deel 1 Scheikunde Chemie overal Huiswerk 2. a. Zuivere berglucht is scheikundig gezien geen zuivere stof omdat er in lucht verschillende moleculen zitten (zuurstof, stikstof enz.) b. Niet vervuild

Nadere informatie

Aantekening Scheikunde Chemie Overal

Aantekening Scheikunde Chemie Overal Aantekening Scheikunde Chemie Overal Aantekening door Jenayra 772 woorden 11 februari 2018 5,5 1 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Hoofdstuk 3 Scheikunde Paragraaf 3.1 Fossiele brandstoffen:

Nadere informatie

Scheikunde Chemie overal Week 1. Kelly van Helden

Scheikunde Chemie overal Week 1. Kelly van Helden Scheikunde Chemie overal Week 1 Kelly van Helden 1.1 Chemie om je heen Scheikunde is overal Scheiden of zuiveren van stoffen Veranderen van grondstoffen in bruikbare stoffen Drinkwater uit zeewater Poetsen

Nadere informatie

Oefenvraagstukken 4 VWO Hoofdstuk 6 antwoordmodel

Oefenvraagstukken 4 VWO Hoofdstuk 6 antwoordmodel efenvraagstukken 4 VW oofdstuk 6 antwoordmodel Een 0 D komt overeen met 7,1 mg a 2+ per liter water. 1 In 0,5 liter water is 58,3 mg a 2+ opgelost. oeveel 0 D is dit? Per L opgelost: 2 x 58,3 mg a 2+ =

Nadere informatie

Elementen; atomen en moleculen

Elementen; atomen en moleculen Elementen; atomen en moleculen In de natuur komen veel stoffen voor die we niet meer kunnen splitsen in andere stoffen. Ze zijn dus te beschouwen als de grondstoffen. Deze stoffen worden elementen genoemd.

Nadere informatie

5 Formules en reactievergelijkingen

5 Formules en reactievergelijkingen 5 Formules en reactievergelijkingen Stoffen bestaan uit moleculen en moleculen uit atomen (5.1) Stoffen bestaan uit moleculen. Een zuivere stof bestaat uit één soort moleculen. Een molecuul is een groepje

Nadere informatie

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn.

Antwoorden. 3 Leg uit dat er in het zout twee soorten ijzerionen aanwezig moeten zijn. Antwoorden 1 Hoeveel protonen, elektronen en neutronen heeft een ion Fe 3+? 26 protonen, 23 elektronen, 30 neutronen 2 Geef de scheikundige namen van Fe 2 S 3 en FeCO 3. ijzer(iii)sulfide en ijzer(ii)carbonaat

Nadere informatie

Atoommodel van Rutherford

Atoommodel van Rutherford Samenvatting scheikunde havo 4 hoofdstuk 2 bouwstenen van stoffen 2.2 de bouw van een atoom Atoommodel val Een atoom is een massief bolletje. Elk atoomsoort heeft zijn eigen Dalton afmetingen Ook gaf hij

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hfst. 6 Chemie en schoonmaken

Samenvatting Scheikunde Hfst. 6 Chemie en schoonmaken Samenvatting Scheikunde Hfst. 6 Chemie en sch Samenvatting door een scholier 2120 woorden 23 november 2010 4,5 9 keer beoordeeld Vak Scheikunde Natuurkunde hoofdstuk 6: Chemie en sch 6.1 Elementen Indelen

Nadere informatie

S S. Errata Nova scheikunde uitwerkingen leerjaar 4 havo 140,71. Met dank aan Mariëlle Marsman, Mill-Hill College, Goirle. Hoofdstuk 1 Atoombouw

S S. Errata Nova scheikunde uitwerkingen leerjaar 4 havo 140,71. Met dank aan Mariëlle Marsman, Mill-Hill College, Goirle. Hoofdstuk 1 Atoombouw Errata Nova scheikunde uitwerkingen leerjaar 4 havo Met dank aan Mariëlle Marsman, Mill-Hill College, Goirle Hoofdstuk 1 Atoombouw Theorie 19 b 78,99 23,98504 10,00 24,98584 11,01 25,98259 24, 31 100 20

Nadere informatie

Extra oefenopgaven. Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008

Extra oefenopgaven. Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008 Extra oefenopgaven Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers en operatie-assistenten assistenten i.o. voorjaar 2008 1. Geef van de volgende stoffen de chemische formule; geef ook aan tot welke categorie

Nadere informatie

Database scheikunde havo- vwo

Database scheikunde havo- vwo Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Ralph Meulendijks 26 April 2016 CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/67127 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijs Maken van Kennisnet.

Nadere informatie

Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1

Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1 Oefen opgaven rekenen 4 HAVO bladzijde 1 Opgave 1 uitrekenen en afronden Bij +/- rond je af op het kleinste aantal DECIMALEN, bij x/ rond je af op het kleinste aantal SIGNIFICANTE CIJFERS. Bij gecombineerde

Nadere informatie

12 Additiereactie. Er verdwijnt een dubbele binding door toevoeging van een broommolecuul.

12 Additiereactie. Er verdwijnt een dubbele binding door toevoeging van een broommolecuul. Antwoorden oefenvraagstukken 2, 3, 6, 0 en 2 pgave (2) Dit is geen chemische reactie, want er ontstaan geen nieuwe stoffen. Bij een kraakproces ontstaan uit dodecaan, 2 26 (l), twee verschillende stoffen.

Nadere informatie

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 november OPGAVE 1 zeven stoffen. Frank Povel

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 november OPGAVE 1 zeven stoffen. Frank Povel l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 27 november 2018 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking

Nadere informatie

Metalen & opfris molberekeningen. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week

Metalen & opfris molberekeningen. Deze les. Zelfstudieopdrachten. Zelfstudieopdrachten voor volgende week. Zelfstudieopdrachten voor deze week 1842016 Metalen & opfris molberekeningen Scheikunde Niveau 4 Jaar 1 Periode 3 Week 2 Zelfstudieopdrachten Deze les Metalen Opfrissen molberekeningen Zelfstudieopdrachten Samenvatting Vragen Huiswerk Zelfstudieopdrachten

Nadere informatie

Samenvatting Pulsar Chemie (Scheikunde): boek 1

Samenvatting Pulsar Chemie (Scheikunde): boek 1 Samenvatting Pulsar Chemie (Scheikunde): boek 1 Hoofdstuk 1: Zouten 1: Atoombouw Reactie: hergroepering van atomen van het beginmolecuul naar het eindmolecuul Elektron: negatief geladen deeltje, onderdeel

Nadere informatie

a Hoeveel valentie-elektronen heeft elk atoom? Dat wil zeggen: hoeveel elektronen in de buitenste schil? Volgens: K 2 L 8 M 18

a Hoeveel valentie-elektronen heeft elk atoom? Dat wil zeggen: hoeveel elektronen in de buitenste schil? Volgens: K 2 L 8 M 18 Hoofdstuk 7 Chemische binding bladzijde 1 Opgave 1 Alleen eenvoudige atomen en moleculen. Bij deze opgave is rekening gehouden met simpele toepassing van de eerder gegeven regels. Alleen atomen uit de

Nadere informatie

Scheikunde Samenvatting H4 t/m H6

Scheikunde Samenvatting H4 t/m H6 Scheikunde Samenvatting H4 t/m H6 Hoofdstuk 4 4.2 Stoffen worden ingedeeld op grond van hun eigenschappen. Er zijn niet-ontleedbare stoffen en ontleedbare stoffen. De niet-ontleedbare stoffen zijn verdeeld

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat uit twintig vragen MVO- C l EXMEN MDDELBR LGEMEEN VOORTGEZET ONDERWJS N 1984 MVO-C Vrijdag 4 mei, 9.00-11.00 uur SCHEKUNDE- meerkeuzevragen Dit examen bestaat uit twintig vragen Bij het examen scheikunde wordt de volgende

Nadere informatie

Rekenen aan reacties (de mol)

Rekenen aan reacties (de mol) Rekenen aan reacties (de mol) 1. Reactievergelijkingen oefenen: Scheikunde Deze opgaven zijn bedoeld voor diegenen die moeite hebben met rekenen aan reacties 1. Reactievergelijkingen http://www.nassau-sg.nl/scheikunde/tutorials/deeltjes/deeltjes.html

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Microstructuren. J.A.W. Faes (2018)

Hoofdstuk 1. Microstructuren. J.A.W. Faes (2018) Hoofdstuk 1 Microstructuren J.A.W. Faes (2018) Hoofdstuk 1 Microstructuren Paragrafen 1.1 Atoombouw 1.2 Periodiek systeem 1.3 Metalen 1.4 Moleculen 1.5 Zouten 1.6 Water 1.7 Rekenen aan reacties Practica

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO,

Hoofdstuk 8. Opgave 2. Opgave 1. Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO, Oefenvragen scheikunde, hoofdstuk 8 en 10, 5 VWO, Hoofdstuk 8 Opgave 1 Bruistabletten bevatten onder andere natriumwaterstofcarbonaat. Als je deze tabletten in water brengt, treedt een reactie op waarbij

Nadere informatie

systeem staat. Voorbeelden zijn calcium en magnesium.

systeem staat. Voorbeelden zijn calcium en magnesium. Begrippenlijst Aardalkalimetaal Absolute nulpunt Aggregatietoestand Alkalimetaal Alliage Amalgaam Apolair Atoom Atoombinding Atoomnummer Atoommassa Atoomrooster Brons Condenseren Damp Een aardalkalimetaal

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 3 Samenvatting door K. 1467 woorden 5 maart 2016 5,5 2 keer beoordeeld Vak Scheikunde Scheikunde Samenvatting H3 3V 3.1 Energie Fossiele brandstoffen -> nu nog er afhankelijk

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 + 2 Samenvatting door J. 1535 woorden 7 maart 2015 6,9 8 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Hoofdstuk 1 scheiden en reageren 1.2 zuivere stoffen en

Nadere informatie

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 19 juli 2019

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 19 juli 2019 UITWERKING CCVS-TENTAMEN 19 juli 2019 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking

Nadere informatie

Wat is elektrische stroom? Geleiden samengestelde stoffen in vaste toestand de elektrische stroom wel of niet?

Wat is elektrische stroom? Geleiden samengestelde stoffen in vaste toestand de elektrische stroom wel of niet? Hoe komt het dat de sporter elektrolyten uit zijn lichaam verliest tijdens het sporten? Wat is elektrische stroom? Wanneer is een stof geleidend voor de stroom? Waarom zijn metalen geleidend in vaste toestand?

Nadere informatie

Hertentamen Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers i.o. en operatie-assistenten i.o.

Hertentamen Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers i.o. en operatie-assistenten i.o. Hertentamen Inleiding Scheikunde voor anesthesiemedewerkers i.o. en operatie-assistenten i.o. voorjaar 2008 - Antwoorden docent: drs. Ruben E. A. Musson Deze toets bestaat uit 25 vragen waarvan sommige

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN MAVO-4 I EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1973 MAVO-4 Woensdag 9 mei, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 8 OPGAVEN

Nadere informatie

Examen scheikunde HAVO tijdvak uitwerkingen

Examen scheikunde HAVO tijdvak uitwerkingen Examen scheikunde HAV tijdvak 2 2018 uitwerkingen Bodem bedekken 1p 1 fotosynthese/koolzuurassimilatie 2 25,0 kg 3 Aantal m 3 polymelkzuur in 1,00 m 3 bolletjes = 3 3 1,24 10 kg/m 2,016 10 2 m 3 4 Volume

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2, 3

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2, 3 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1, 2, 3 4 Samenvatting door Syb 1176 woorden 4 keer beoordeeld 4 maart 2018 Vak Scheikunde Methode Chemie overal Scheikunde H1/H2/H3 Samenvatting PARAGRAAF 1.1 Een stof

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 2 stoffen en reacties

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 2 stoffen en reacties Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 2 stoffen en reacties Samenvatting door F. 1622 woorden 22 mei 2015 6,1 40 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Nova Paragraaf 1 Gloeien, smelten en verdampen Als je

Nadere informatie

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen 2008 Voorbeeld toets dinsdag 29 februari 60 minuten NASK 2, 2(3) VMBO-TGK, DEEL B. H5: VERBRANDEN EN ONTLEDEN 3(4) VMBO-TGK,

Nadere informatie

LUMC SPECIALISTISCHE OPLEIDINGEN Tentamen Scheikunde voor operatieassistenten i.o. 2007

LUMC SPECIALISTISCHE OPLEIDINGEN Tentamen Scheikunde voor operatieassistenten i.o. 2007 LUMC SPECIALISTISCHE OPLEIDINGEN Tentamen Scheikunde voor operatieassistenten i.o. 2007 docent: drs. Ruben E. A. Musson Het gebruik van uitsluitend BINAS is toegestaan. 1. Welk van de volgende processen

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 4

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 4 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 4 Samenvatting door een scholier 2010 woorden 31 maart 2010 5,5 57 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Scheikunde Hoofdstuk 1: De bouw van stoffen

Nadere informatie

Het spel: Rad van Fortuin

Het spel: Rad van Fortuin Het spel: Rad van Fortuin Spelregels: - iedereen draait om beurt aan het rad. - als het rad stopt, moeten ze een vraag beantwoorden. Goed antwoord: krijgen ze de punten waar het rad is gestopt en mogen

Nadere informatie

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M

Opgave 1. n = m / M. e 500 mg soda (Na 2CO 3) = 0,00472 mol. Opgave 2. m = n x M Hoofdstuk 8 Rekenen met de mol bladzijde 1 Opgave 1 n = m / M a 64,0 g zuurstofgas (O 2) = 2,00 mol (want n = 64,0 / 32,0) enz b 10,0 g butaan (C 4H 10) = 0,172 mol c 1,00 g suiker (C 12H 22O 11) = 0,00292

Nadere informatie

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE

NATIONALE SCHEIKUNDEOLYMPIADE NATINALE SHEIKUNDELYMPIADE RRETIEMDEL VRRNDE 1 (de week van) woensdag 4 februari 2009 Deze voorronde bestaat uit 24 meerkeuzevragen verdeeld over 5 onderwerpen en 3 open vragen met in totaal 13 deelvragen

Nadere informatie

H4SK-H6. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. http://maken.wikiwijs.nl/67219

H4SK-H6. Willem de Zwijgerteam. CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. http://maken.wikiwijs.nl/67219 Auteur Laatst gewijzigd Licentie Webadres Willem de Zwijgerteam 05 November 2015 CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie http://maken.wikiwijs.nl/67219 Dit lesmateriaal is gemaakt met Wikiwijsleermiddelenplein.

Nadere informatie

atomen die we nu kennen kunnen we tientallen miljoenen moleculen maken veel verschillende soorten stoffen.

atomen die we nu kennen kunnen we tientallen miljoenen moleculen maken veel verschillende soorten stoffen. Samenvatting door F. 2194 woorden 15 november 2014 8 31 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Zie bijlage voor grafieke en berekeningen! 1.2 zuivere stoffen en mengsels Zuivere stof: één

Nadere informatie

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof.

Fosfor kan met waterstof reageren. d Geef de vergelijking van de reactie van fosfor met waterstof. 1 Een oplossing van zwavelzuur en een oplossing van bariumhydroxide geladen beide elektriciteit. Wordt bij de zwavelzuuroplossing een oplossing van bariumhydroxide gedruppeld, dan neemt het elektrisch

Nadere informatie

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1983 MAVO-4 Woensdag 15 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) MEERKEUZETOETS Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan

Samenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan Samenvatting Scheikunde H3 Door: Immanuel Bendahan Inhoudsopgave 1 Atoommodel... 1 Moleculen... 1 De ontwikkeling van het atoommodel... 1 Atoommodel van Bohr... 2 Indicatoren van atomen... 3 2 Periodiek

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde H3 Reacties

Samenvatting Scheikunde H3 Reacties Samenvatting Scheikunde H3 Reacties Samenvatting door L. 710 woorden 7 december 2016 6,8 24 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Chemie overal Scheikunde Hoofdstuk 3: Reacties 3.2 Kenmerken van een chemische

Nadere informatie

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019

UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019 l UITWERKING CCVS-TENTAMEN 15 april 2019 Frank Povel NB. Deze uitwerking is door mij gemaakt en is niet de uitwerking die de CCVS hanteert. Er kunnen dan ook op geen enkele wijze rechten aan deze uitwerking

Nadere informatie

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven.

4. Van twee stoffen is hieronder de structuurformule weergegeven. MAVO Herexamen 1976 1. Beantwoord de volgende vragen over het element calcium. a. Hoeveel protonen bevat een atoom van dit element? Licht het antwoord toe. b. Hoe zijn de elektronen over de schillen verdeeld?

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2006-II

Eindexamen scheikunde havo 2006-II 4 Beoordelingsmodel Element 115 1 Calcium heeft atoomnummer 20 en americium heeft atoomnummer 95. Dus samen hebben ze 115 protonen. calcium heeft atoomnummer 20 en americium heeft atoomnummer 95 1 2 Een

Nadere informatie

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE

SCHEIKUNDE KLAS 3 REACTIES SKILL TREE SKILL TREE MOLECUULFORMULES OPDRACHT 1: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A H 2 O C 2 H 6 C C 2 H 6 O D CO 2 E F C 4 H 8 O CHN OPDRACHT 2: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A HNO C 3 H 6 O C C 2 H 2 D C 6 H 5 NO E C 5 H

Nadere informatie

7.1 Het deeltjesmodel

7.1 Het deeltjesmodel Samenvatting door Mira 1711 woorden 24 juni 2017 10 3 keer beoordeeld Vak NaSk 7.1 Het deeltjesmodel Een model van een stof Elke stof heeft zijn eigen soort moleculen. Aangezien je niet kunt zien hoe een

Nadere informatie

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1974 MAVO-4 Dinsdag 11 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) OPEN VRAGEN Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 5 OPGAVEN

Nadere informatie

Hoe komt het dat de platen, waartussen een dunne laag water zit, bij elkaar blijven? Wat is de EN-waarde van een atoom?

Hoe komt het dat de platen, waartussen een dunne laag water zit, bij elkaar blijven? Wat is de EN-waarde van een atoom? Hoe komt het dat de schaatser enkel het wateroppervlak indrukt en niet kopje onder gaat? Hoe komt het dat de platen, waartussen een dunne laag water zit, bij elkaar blijven? Waarvoor staat de afkorting

Nadere informatie

H7 werken met stoffen

H7 werken met stoffen H7 werken met stoffen Stofeigenschappen Faseovergangen Veilig werken met stoffen Chemische reacties Stoffen Zuivere stoffen mengsels legeringen één soort moleculen opgebouwd uit een aantal verschillende

Nadere informatie

Stoffen en materialen Samenvattingen Inhoud

Stoffen en materialen Samenvattingen Inhoud Stoffen en materialen Samenvattingen Je kunt bij een onderwerp komen door op de gewenste rubriek in de inhoud te klikken. Wil je vanuit een rubriek terug naar de inhoud, klik dan op de tekst van de rubriek

Nadere informatie

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen

Uitwerkingen. T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen Uitwerkingen T2: Verbranden en Ontleden, De snelheid van een reactie en Verbindingen en elementen 2008 Voorbeeld toets dinsdag 29 februari 60 minuten NASK 2, 2(3) VMBO-TGK, DEEL B. H5: VERBRANDEN EN ONTLEDEN

Nadere informatie

1 Stoffen. 1.1 Inleiding

1 Stoffen. 1.1 Inleiding 1 Stoffen 1.1 Inleiding Water is vloeibaar en hout is hard. Van katoen kun je kleren maken, maar met papier lukt dat niet zo goed. Zuurstof heb je nodig om te leven en paracetamol zorgt ervoor dat hoofdpijn

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2011 - I

Eindexamen scheikunde havo 2011 - I Beoordelingsmodel Uraanerts 1 maximumscore 2 aantal protonen: 92 aantal elektronen: 88 aantal protonen: 92 1 aantal elektronen: aantal protonen verminderd met 4 1 2 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist

Nadere informatie

THEORIE UIT EXPERIMENTEN TABELLEN SCIENCE / NATUURKUNDE / SCHEIKUNDE

THEORIE UIT EXPERIMENTEN TABELLEN SCIENCE / NATUURKUNDE / SCHEIKUNDE THEORIE UIT EXPERIMENTEN ONDERBOUW TABELLEN SCIENCE / NATUURKUNDE / SCHEIKUNDE TABEL 1 DICHTHEID (bij 25 C) gram per cm 3 = g cm -3 aardgas 0,00076 alcohol 0,8 aluminium 2,7 broom 3,1 butagas 0,0024 eikenhout

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo I

Eindexamen scheikunde havo I pgave (mono)stikstofmono-oxide Indien als antwoord stikstofoxide is gegeven 2 Een juiste verklaring leidt tot de uitkomst 7 (elektronen). elk atoom bevat 8 elektronen in totaal bevat het 2 - ion dus 2

Nadere informatie

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen MV0-3 EXMEN MELR LGEMEEN VOORTGEZET ONERWJS N 1982 MV0-3 onderdag 6 mei, 9.00-11.00 uur NTUUR- EN SHEKUNE (Scheikunde) MEERKEUZETOETS it examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen ij het examen

Nadere informatie

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen

1. Elementaire chemie en chemisch rekenen In onderstaande zelftest zijn de vragen gebundeld die als voorbeeldvragen zijn opgenomen in het bijhorend overzicht van de verwachte voorkennis chemie. 1. Elementaire chemie en chemisch rekenen 1.1 Grootheden

Nadere informatie

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen

Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20 vragen MAVO-4 II EXAMEN MIDDELBAAR ALGEMEEN VOORTGEZET ONDERWIJS IN 1982 MAVO-4 Woensdag 15 juni, 9.00 11.00 NATUUR-EN SCHEIKUNDE II (Scheikunde) MEERKEUZETOETS Dit examen bestaat voor iedere kandidaat uit 20

Nadere informatie

Hoofdstuk 3-5. Reacties. Klas

Hoofdstuk 3-5. Reacties. Klas Hoofdstuk 3-5 Reacties Klas 3 MOLECUULFORMULES OPDRACHT 1: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A H 2O C 2H 6 C C 2H 6O D CO 2 E F C 4H 8O CHN OPDRACHT 2: MOLECUULFORMULES LEVEL 1 A HNO C 3H 6O C C 2H 2 D C 6H 5NO

Nadere informatie

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 4

Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 4 Samenvatting Scheikunde Hoofdstuk 1 t/m 4 Samenvatting door S. 1204 woorden 6 jaar geleden 6,2 11 keer beoordeeld Vak Methode Scheikunde Pulsar chemie H1 para. 1 Zintuigen gebruik je om waarnemingen te

Nadere informatie

Eindexamen scheikunde havo 2004-I

Eindexamen scheikunde havo 2004-I 4 Beoordelingsmodel Rookmelder 1 aantal protonen: 93 aantal neutronen: 144 naam van element X: neptunium aantal protonen: 93 1 aantal neutronen: 241 verminderen met het genoemde aantal protonen en verminderen

Nadere informatie

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3

3. Welke van onderstaande formules geeft een zout aan? A. Al 2O 3 B. P 2O 3 C. C 2H 6 D. NH 3 Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs VOORBLAD EXAMENOPGAVEN Toetsdatum: n.v.t. Vak: Scheikunde voorbeeldexamen 2015 Tijdsduur: 2 uur en 30 minuten De volgende hulpmiddelen zijn toegestaan bij het

Nadere informatie

Samenvatting Chemie Overal 3 havo

Samenvatting Chemie Overal 3 havo Samenvatting Chemie Overal 3 havo Hoofdstuk 3: Reacties 3.1 Energie Energievoorziening Fossiele brandstoffen zijn nog steeds belangrijk voor onze energievoorziening. We zijn druk op zoek naar duurzame

Nadere informatie

6. Oplossingen - Concentratie

6. Oplossingen - Concentratie 6. Oplossingen - Concentratie 1. Opgeloste stof Oplosmiddel Oplossing Een oplossing is een homogeen mengsel (oplossing) van een vloeistof (oplosmiddel of solvent) en een (of meer) andere stoffen (opgeloste

Nadere informatie

Stabilisator voor PVC

Stabilisator voor PVC Stabilisator voor PVC 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juist antwoord zijn: Als chlooretheen polymeriseert ontstaan lange ketens zonder dwarsverbindingen. De ketens kunnen langs elkaar bewegen (bij

Nadere informatie

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie

Voorkennis chemie voor 1 Ba Geografie Onderstaand overzicht geeft in grote lijnen weer welke kennis er van je verwacht wordt bij aanvang van een studie bachelor Geografie. Klik op een onderdeel om een meer gedetailleerde inhoud te krijgen

Nadere informatie