HOOFDSTUK II: Algemene regels inzake strafsancties en administratieve geldboeten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HOOFDSTUK II: Algemene regels inzake strafsancties en administratieve geldboeten"

Transcriptie

1 Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 101) HOOFDSTUK II: Algemene regels inzake strafsancties en administratieve geldboeten Wet 6 juni 2010 Invoering Sociaal Strafwetboek (uittreksel art ) Wet 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek (B.S., 1 juli 2010) (Uittreksel) SOCIAAL STRAFWETBOEK EERSTE BOEK DE PREVENTIE, DE VASTSTELLING EN DE VERVOLGING VAN DE INBREUKEN EN HUN BESTRAFFING IN HET ALGEMEEN TITEL 6 BESTRAFFING VAN DE INBREUKEN IN HET ALGEMEEN 1. Hoger werd al vermeld dat het Sociaal Strafwetboek uit twee boeken bestaat. De laatste titel van het eerste boek, Titel 6, betreft de Bestraffing van de inbreuken in het algemeen. Met titel 6 wordt als het ware de brug geslagen met Boek II van het Sociaal Strafwetboek. Deze titel stelt de verschillende sanctieniveaus vast. Er wordt tevens in twee bijzondere strafsancties voorzien. Ook de op de strafrechtelijke sancties en de op de administratieve sancties toepasselijke regels worden er in uiteengezet en ook, en vooral, geüniformiseerd. Volledig nieuw is dat voortaan ook de administratieve geldboeten aan opdeciemen zullen worden onderworpen (V. PERTRY en L. CORNIL, Het sociaal strafwetboek, een eerste kennismaking, Gent, Larcier, 2010, 9). 2. In tegenstelling tot voor wat betreft de administratieve geldboeten, deze kunnen niet meer worden opgelegd vijf jaar na de feiten, bevat het Sociaal Strafwetboek als dusdanig echter geen bepalingen aangaande de verjaring van de strafvordering. Nochtans wordt er in heel wat sociale wetten een specifieke bepaling gewijd aan de verjaring van de strafvordering. De wet tot invoering van het Sociaal Strafwetboek heft deze bijzondere bepalingen echter op ten voordele van het gemeenrechtelijk verjaringsregime van de strafvordering (memorie van toelichting (I) bij het wetsontwerp tot invoering van het Sociaal Strafwetboek, Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 56-57). Overeenkomstig artikel 21 VT Sv. verjaart de strafvordering door verloop van tien jaren, vijf jaren, of zes maanden, te rekenen van de dag waarop het misdrijf gepleegd is, naar gelang dit misdrijf een misdaad, een wanbedrijf of een overtreding is. Het aanvangspunt van de verjaring zal bovendien afhangen van het feit of het misdrijf een ogenblikkelijk (de voltooiing van het strafbaar feit is terug te brengen naar één welbepaald ogenblik) dan wel een voortdurend misdrijf (een strafbare toestand wordt tot stand gebracht en gedurende een bepaalde tijd gehandhaafd) uitmaakt. De meeste sociaalrechtelijke misdrijven zijn ogenblikkelijke misdrijven (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 57-58). HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN Art Sanctieniveaus De inbreuken bedoeld in Boek 2 worden bestraft met een sanctie van niveau 1, niveau 2, niveau 3 of niveau 4. De sanctie van niveau 1 bestaat uit een administratieve geldboete van 10 tot 100 euro. Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:

2 Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 101) De sanctie van niveau 2 bestaat uit hetzij een strafrechtelijke geldboete van 50 tot 500 euro, hetzij een administratieve geldboete van 25 tot 250 euro. De sanctie van niveau 3 bestaat uit hetzij een strafrechtelijke geldboete van 100 tot euro, hetzij een administratieve geldboete van 50 tot 500 euro. De sanctie van niveau 4 bestaat uit hetzij een gevangenisstraf van zes maanden tot drie jaar en een strafrechtelijke geldboete van 600 tot euro of uit een van die straffen alleen, hetzij een administratieve geldboete van 300 tot euro. 1. Nagenoeg alle sociale misdrijven zijn wanbedrijven. Wanbedrijven worden krachtens artikel 1 van het Strafwetboek met correctionele straffen gestraft. Een systematiek onbrak echter totaal in het sociaal strafrecht (F. KEFER, Le droit pénal du travail, Réponses originales à la délinquance d entreprise, Brugge, la charte, 1997, ; J. ROZIE, Sancties in het sociaal strafrecht in G. VAN LIMBERGHEN (ed.), Sociaal handhavingsrecht, Antwerpen, Maklu, 2010, 169). 2. De sancties die vanaf de inwerkingtreding van het Sociaal Strafwetboek zullen kunnen worden opgelegd, worden, volgens de ernst van de inbreuk, ingedeeld in 4 niveaus. Deze (poging tot) systematiek, kan alleen maar toegejuicht worden (F. KEFER, Le droit pénal du travail, Réponses originales à la délinquance d entreprise, Brugge, la charte, 1997, ). De sancties van niveau één zijn voorbehouden voor de lichte inbreuken, de sancties van niveau twee voor de matig zware inbreuken, van niveau drie voor de zware inbreuken en van niveau vier voor de heel zware inbreuken. De gevangenisstraf wordt voortaan enkel voorbehouden voor de zeer zware inbreuken, zijnde dus de inbreuken van niveau 4. Voor wat betreft de sancties van niveau 2 t.e.m. 4 mag echter niet uit het oog verloren worden dat de rechter, wanneer hij de veroordeling tot betaling van een geldboete uitspreekt, steeds de verplichting heeft om ook in een vervangende gevangenisstraf te voorzien (art. 40 Sw.). Voor correctionele straffen bedraagt de minimumduur van de gevangenisstraf acht dagen en de maximumduur drie maanden (art. 25juncto; art. 40 Sw.; C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, Strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, ). 3. De administratieve geldboete zal een meer belangrijke rol gaan spelen. Elke inbreuk, ongeacht het niveau, zal gesanctioneerd kunnen worden met een administratieve geldboete. Voor de inbreuken van niveau 1 wordt dit zelfs de enige sanctie. Deze inbreuken worden bijgevolg gedepenaliseerd. De inbreuken van niveau 2 t.e.m. 4 kunnen zowel met een strafrechtelijke als met een administratieve sanctie gesanctioneerd worden (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/ 001, 38-41). De strafrechtelijke vervolging, zelfs al mondt deze uit in een vrijspraak, sluit de toepassing van een administratieve geldboete evenwel uit (zie art. 71 Sw.). 4. Een gevangenisstraf is correctioneel van aard vanaf een duur van minimum 8 dagen en maximum 5 jaar (art. 25 Sw.). Een correctionele geldboete bedraagt ten minste 26 EUR (art. 38, lid 2 Sw.). De meeste van de sociaalrechtelijke misdrijven werden dus gestraft met een correctionele straf. Wordt men tot een correctionele (of een criminele) straf veroordeeld, dan is de strafrechter gehouden tot het opleggen van een bijdrage van 25 EUR (te verhogen met opdeciemen) bestemd voor de financiering van het bijzonder Fonds tot hulp aan slachtoffers van opzettelijke gewelddaden en aan de occasionele redders (art. 29 van de wet van 1 augustus 1985 houdende fiscale en andere bepalingen, BS 6 augustus 1985). De veroordeling tot betaling van de bijdrage aan het Fonds is geen straf. Dat werd door het Hof van Cassatie meerdere keren bevestigd (zie o.m. Cass. 29 november 2005, AR P050714N; Cass. 14 maart 2006, AR P060152N; Cass. 3 oktober 2006, AR P060337N). 5. Bovendien kan de rechter, indien een feit van dien aard is om met een correctionele straf te worden gestraft, als hoofdstraf een werkstraf opleggen (art 37ter, 1 Sw.). De minimumduur bedraagt in geval van een correctionele straf vijfenveertig uren. De maximumduur bedraagt driehonderd uren (art 37ter, 2 Sw.) Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:16---

3 Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 103) De werkstraf werd ingevoerd in het Strafwetboek door de wet van 17 april 2002 tot invoering van de werkstraf als autonome straf in correctionele zaken en in politiezaken (BS 7 mei 2002) (zie de art. 37ter t.e.m. 37quinquies Sw.). De werkstraf kan echter maar worden opgelegd mits instemming van de beklaagde hetzij bij monde van zijn raadsman, hetzij door hem persoonlijk. Bij gebreke van instemming zou dit een inbreuk uitmaken op het in artikel 4 van het EVRM opgenomen verbod op dwangarbeid. Omdat de werkstraf bijgevolg ook niet rechtstreeks kan worden afgedwongen dient de rechter ook steeds een vervangende gevangenisstraf op te leggen (art. 37ter, 1, lid 1 Sw.; C. VAN DEN WYN- GAERT, Strafrecht, Strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, ; K. SALOMEZ, Sociaal strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 69). 6. Vermelden we tot slot de verbeurdverklaring of confiscatie opgenomen in artikelen 42 e.v. Strafwetboek. Indien het gepleegde misdrijf een wanbedrijf is dan is de verbeurdverklaring van de zaken opgesomd in artikel 42, 1 en 2 verplicht (zie hierover C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, Strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, ; J. ROZIE, Sancties in het sociaal strafrecht in G. VAN LIMBERGHEN (ed.), Sociaal handhavingsrecht, Antwerpen, Maklu, 2010, ; K. SALOMEZ, Sociaal strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 61-63). Art Opdeciemen De opdeciemen bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op strafrechtelijke geldboeten zijn eveneens van toepassing op de administratieve geldboeten bedoeld bij dit Wetboek. De bevoegde administratie maakt in haar beslissing melding van de vermenigvuldiging ingevolge de voormelde wet van 5 maart 1952 en vermeldt het getal dat het gevolg is van deze verhoging. Voortaan zullen ook de administratieve geldboeten onderworpen worden aan de opdeciemen. Op die manier beoogt de wetgever te vermijden dat de verschillende administratieve geldboeten nog eens afzonderlijk moeten worden aangepast wanneer wordt beslist tot een aanpassing van de strafrechtelijke geldboeten via een aanpassing van de opdeciemen (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, ). Ook zal door een eenvormige toepassing van het systeem van de opdeciemen steeds de verhouding bewaard blijven tussen de bedragen van de diverse boeten waarin het Sociaal Strafwetboek voorziet (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 189). Het herschrijven van de incriminaties in het sociaal strafrecht heeft overigens tot gevolg dat sinds de inwerkingtreding van het Sociaal Strafwetboek alle geldboeten aan hetzelfde coëfficiënt onderworpen zullen zijn hetgeen tot de inwerkingtreding van het Sociaal Strafwetboek niet het geval is. Zo dienden de geldboeten die werden opgelegd in het kader van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers vermenigvuldigd te worden met 2,5 en niet met de gebruikelijke 5,5 (zie ook C. TIJSEBAERT en K. DEPUYDT, De Verdediging in X. (ed.), Dossiers Sociaal Strafrecht, Brugge, Vanden Broele, 2005, 99). Artikel 1bis van de wet van 5 maart 1952 betreffende de opdeciemen op de strafrechtelijke geldboeten (BS 3april 1952) werd dan ook opgeheven (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 188). De toevoeging van een decieme aan een bedrag komt neer op het verhogen van die som met een tiende van haar bedrag. De verhoging met vijfenveertig deciemen staat dus gelijk aan vermenigvuldigen met vijf en een half (Cass. 10 mei 2006, AR P060212F). Thans dienen de geldboeten met factor 6 vermenigvuldigd te worden. Art Vermenigvuldiging van de geldboete Wanneer de geldboete wordt vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, kandidaat-werknemers, kinderen, stagiairs }1 [of zelfstandigen] 1, geldt de regel zowel voor de strafrechtelijke als voor de administratieve geldboete. De vermenigvuldigde geldboete mag niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen. }1. Lid 1 gewijzigd bij art. 9 wet11 november 2013, B.S., 27 november 2013, err., B.S., 19 mei 2014, inwerkingtreding: 1 juli 2013 (art. 13) Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:

4 Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 104) Verschillende sociale wetten bevatten de verplichting om de strafrechtelijke geldboete die wordt opgelegd naar aanleiding van een inbreuk op die wet, te vermenigvuldigen met het aantal werknemers dat (rechtstreeks of onrechtstreeks) betrokken is bij de inbreuk. Overeenkomstig het vroegere artikel 82 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (hierna de Welzijnswet Werknemers ) diende de geldboete van 100 EUR bijvoorbeeld vermenigvuldigd te worden met het aantal in de onderneming tewerkgestelde werknemers, zonder dat die boete EUR mocht te boven gaan. Gezien er ook op dit thema diverse variaties bestonden drong ook hier de noodzaak tot uniformisering zich op (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 66). Ook artikel 11 van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten is toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten (BS 13 juli 1971, hierna de wet administratieve geldboeten ) en bevatte een dergelijk systeem van vermenigvuldiging van de boete. Het Sociaal Strafwetboek bevat één enkele bepaling die zowel geldt voor de strafrechtelijke als voor de administratiefrechtelijke geldboeten. Indien een strafbaarstelling voorziet in de vermenigvuldiging dan mag de vermenigvuldigde geldboete niet meer dan het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen. Rekening houdend met de opdeciemen bedraagt de maximale geldboete bijgevolg EUR, hetgeen misschien geen astronomisch hoog (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 66) maar toch nog steeds een aanzienlijke som is. Een veel gestelde vraag in dit verband is hoe de regels inzake de samenloop zich enten op de vermenigvuldiging van de geldboete in functie van het aantal werknemers dat rechtstreeks of onrechtstreeks betrokken is bij het misdrijf (zie art Sw.). Maakt eenzelfde misdrijf dat wordt begaan t.a.v. meerdere werknemers één misdrijf uit of zijn er zoveel misdrijven als er werknemers betrokken zijn bij dat misdrijf? De eerste interpretatie geniet de voorkeur. Er is slechts één misdrijf en er kan dus slechts één straf worden opgelegd. De vermenigvuldiging met het aantal betrokken werknemers betreft slechts een berekeningswijze van de straf (zie hierover: W. RAUWS, Sociaalrechtelijke misdrijven en hun strafbaarstelling in G. VAN LIMBERGHEN (ed.), Sociaal strafecht, Antwerpen, Van Limberghen en Maklu, 1998, 62-67; J. ROZIE, Sancties in het sociaal strafrecht in G. VAN LIMBERG- HEN (ed.), Sociaal handhavingsrecht, Antwerpen, Maklu, 2010, ; K. SALOMEZ, Sociaal strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 58). Art Burgerrechtelijke aansprakelijkheid voor de betaling van de strafrechtelijk geldboete De werkgever is burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de strafrechtelijke geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers zijn veroordeeld. De bepaling waarbij de werkgever aansprakelijk wordt gesteld voor de betaling van de geldboeten waartoe zijn aangestelden of lasthebbers veroordeeld worden omdat zij de betrokken wet overtraden, kwam in heel wat sociaalrechtelijke wetten voor. Zo ook in de Welzijnswet Werknemers (zie oud art. 91). Ondanks het feit dat deze rechtsfiguur door de rechtsleer fel bekritiseerd wordt, wordt deze door artikel 104 van het Sociaal Strafwetboek thans, voor wat de strafrechtelijke geldboeten betreft, veralgemeend. Deze burgerrechtelijke aansprakelijkheid is in feite een extra waarborg voor de Staat dat de geldboete waartoe een, hoogstwaarschijnlijk minder kapitaalkrachtige aangestelde of lasthebber wordt veroordeeld, toch zal worden betaald (zie W. VAN EECKHOUTTE, Strafbepalingen in de sociale wetgeving, in X (ed.), Tendensen in het bedrijfsrecht, VI, Antwerpen, Kluwer, 1995, ; F. KEFER, Le droit pénal du travail, Réponses originales à la délinquance d entreprise, Brugge, la charte, 1997, ; J. ROZIE, Sancties in het sociaal strafrecht in G. VAN LIMBERGHEN (ed.), Sociaal handhavingsrecht, Antwerpen, Maklu, 2010, ; K. SALOMEZ, Sociaal strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 69) Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:16---

5 Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 105) De aansprakelijkheid van de werkgever is burgerrechtelijk van aard en niet strafrechtelijk. Het betreft bovendien een objectieve aansprakelijkheid. Er is geen fout vereist in hoofde van de werkgever (K. SALOMEZ, Sociaal strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 69-70). Gezien de burgerrechtelijke aard van de aansprakelijkheid kan de werkgever niet veroordeeld worden tot een vervangende gevangenisstraf. Evenmin kan hij veroordeeld worden tot betaling van de bijdrage voor het bijzonder Fonds tot hulp aan de slachtoffers van opzettelijke gewelddaden (M. ROZIE en J. ROZIE, Rechterlijke uitspraken naar aanleiding van sociaalrechtelijke misdrijven in G. VAN LIMBERGHEN (ed.), Sociaal strafrecht, Antwerpen, Van Limberghen en Maklu, 1998, 123). Op grond van artikel 1251, 3 van het BW kan de werkgever het bedrag van de geldboete terugvorderen van de veroordeelde aangestelde of lasthebber. Een werknemer zal zich niet kunnen verschuilen achter artikel 18 van de Arbeidsovereenkomstenwet (W. VAN EECKHOUTTE, Strafbepalingen in de sociale wetgeving in X (ed.), Tendensen in het bedrijfsrecht, VI, Antwerpen, Kluwer, 1995, ). Het omgekeerde is echter niet mogelijk (M. ROZIE en J. ROZIE, Rechterlijke uitspraken naar aanleiding van sociaalrechtelijke misdrijven in G. VAN LIMBERGHEN (ed.), Sociaal strafrecht, Antwerpen, Van Limberghen en Maklu, 1998, 123). De burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de werkgever betreft enkel de betaling van de strafrechtelijke geldboeten. Dit is het logische gevolg van het feit dat de administratieve geldboeten enkele opgelegd kunnen worden aan de werkgever met uitsluiting van diens aangestelden en lasthebbers (zie infra). Art Personen aan wie een administratieve geldboete kan worden opgelegd De administratieve geldboete kan alleen aan de overtreder worden opgelegd, zelfs indien de inbreuk is begaan door een aangestelde of een lasthebber. De administratieve beslissing tot schuldigverklaring kan slechts worden genomen ten aanzien van de overtreder, zelfs indien de inbreuk is begaan door een aangestelde of een lasthebber. Overeenkomstig artikel 3 van de wet administratieve geldboeten, konden de geldboeten die in het kader van deze wet werden opgelegd enkel en alleen worden opgelegd aan de werkgever ook al werd de inbreuk gepleegd door een aangestelde of een lasthebber (over de vraag of deze bepaling een schuldloze of objectieve aansprakelijkheid in het leven roept in hoofde van de werkgever zie: K. SALOMEZ en F. LOUCKX, Administratieve geldboeten in het sociaal handhavingsrecht in G. VAN LIMBERGHEN (ed.), Sociaal handhavingsrecht, Antwerpen, Maklu, 2010, ). Artikel 105 van het Sociaal Strafwetboek zou deze bepaling hernemen (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 190). Het komt daarom vreemd over dat de wetgever gekozen heeft voor de term overtreder en niet voor werkgever hetgeen de duidelijkheid toch meer ten goede was gekomen (zie ook GwH 30 oktober 2001, nr. 132/2001). HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE STRAFSANCTIES 1. De wetgever was van mening dat moest worden verholpen aan het feit dat de strafrechter, in het sociaal strafrecht, en in tegenstelling tot de uitgebreide bevoegdheden van de sociale inspectie, zelden gebruik kan maken van originele sancties zoals de bijkomende straffen beroepsverbod, exploitatieverbod of sluiting van de onderneming (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 74). Deze straffen worden bijkomende straffen genoemd omdat zij kunnen worden opgelegd bovenop de gevangenisstraf en/of de geldboete. Bij wet van 4 mei 1999 tot invoering van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen werden er al een aantal nieuwe strafsancties opgenomen in het Strafwetboek. Een nieuwe categorie van overtreders, met name de rechtspersonen, behoefde inderdaad ook straffen die beter aangepast waren aan de beteugeling van die entiteiten (C. VAN DEN WYNGAERT, Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:

6 Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 105) Strafrecht, Strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, ). Twee sancties waarin voornoemde wet voorzag, weerhielden de aandacht van de sociale strafwetgever, met name (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 74-75): het verbod om een werkzaamheid te verrichten die deel uitmaakt van het maatschappelijk doel; de sluiting van één of meer inrichtingen (zie art. 7bis juncto, art. 36 en 37 Sw.). De artikelen 106 en 107 van het Sociaal Strafwetboek zijn beiden geïnspireerd op voornoemde bepalingen van het gewoon Strafwetboek en zouden voortaan de specifieke, aan het arsenaal van het sociaal strafrecht eigen, sancties moeten zijn die primeren op de artikelen 36 en 37 van het Strafwetboek (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 74-75). 2. Beide artikelen van het Sociaal Strafwetboek bevatten telkens twee sancties. Het exploitatieverbod (art. 106), respectievelijk het beroepsverbod (art. 107) kunnen inderdaad al dan niet gecombineerd worden met de sanctie van de bedrijfssluiting. De bedrijfssluiting kan ook als afzonderlijke sanctie worden opgelegd. Elk van de sancties waarin deze artikelen voorzien kunnen, althans theoretisch, zowel aan natuurlijke als aan rechtspersonen worden opgelegd (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 75-76). 3. De tweede paragraaf van elk artikel maakt een onderscheid tussen de inwerkingtreding van de straffen en de aanvang van de straffen zoals uitgesproken door de rechtbank. De straffen treden onverwijld in werking, d.i. zodra de veroordeling een definitief karakter heeft verkregen. De duur wordt echter pas berekend vanaf het moment dat de veroordeelde zijn gevangenisstraf ondergaan, of uitgezeten heeft of deze verjaard is. Wanneer bijvoorbeeld een beroepsverbod wordt uitgesproken bovenop een gevangenisstraf, dan zal het beroepsverbod een beperkter praktisch effect hebben tijdens de detentie. Dit zal zeker het geval zijn indien de duur van de gevangenisstraf langer is dan de duur van het beroepsverbod. Daarom neemt de duurtijd van het beroepsverbod pas een aanvang wanneer de veroordeelde opnieuw in vrijheid wordt gesteld. Dit heeft wel tot gevolg dat de totale duur van het beroepsverbod langer zal zijn voor personen die ook een gevangenisstraf uitzitten (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 191). 4. De wetgever is er zich ten zeerste van bewust dat sancties zoals de sluiting van een onderneming of het verbod om een activiteit uit te oefenen belangrijke en zelfs rampzalige sociale gevolgen kunnen hebben. Deze sancties moeten dan ook bij wijze van uitzondering worden opgelegd en dit met name, wanneer het belang dat door de sanctie gevrijwaard wordt, groter is dan de gevolgen van de sanctie. De straffen zijn daarom ook, mede gelet op de rechtspraak van het toenmalige Arbitragehof, facultatief en beperkt in de tijd (minimum één maand en maximum drie jaar) (Arbitragehof 27 mei 1998, nr. 57/98). Het dient aan de rechter toe te komen om, afhankelijk van de ernst van de feiten, te oordelen of deze een beroepsverbod rechtvaardigen en om de duurtijd daarvan te bepalen (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 77). In de artikelen 106 en 107 wordt dan ook expliciet voorzien dat de rechter de bedoelde straffen slechts kan opleggen wanneer dit noodzakelijk is om de inbreuken te doen stoppen of om te voorkomen dat zij zich herhalen, op voorwaarde dat de veroordeling tot deze straffen in verhouding staat tot het geheel van de betrokken sociaal-economische belangen. Deze straffen moeten worden voorbehouden voor de (quasi) hopeloze gevallen (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 195). Deze straffen kunnen ook enkel worden opgelegd voor de zware en de zeer zware inbreuken en op voorwaarde dat de specifieke strafbaarstelling daarin voorziet. Voor zware inbreuken geldt als bijkomende voorwaarde dat de straffen slechts kunnen worden opgelegd voor zover de gezondheid of de veiligheid van personen door de inbreuken in gevaar wordt gebracht. Specifiek voor wat betreft de sluiting wordt voorzien in een bijzondere motiveringsplicht voor de rechtbank. Ook kan de sluiting beperkt worden tot slechts een gedeelte van de onderneming. Zo kan bijvoorbeeld in een bedrijf de sluiting beperkt worden tot die bepaalde vleugel of die bepaalde entiteit die een gevaar oplevert voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, ) Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:16---

7 Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 107) 5. Bovendien, omdat de wetgever meent dat de sociale gevolgen van de bedrijfssluiting en/of van een eventueel beroepsverbod niet mogen gedragen worden door de werknemers werd ook artikel 26 van de Arbeidsovereenkomstenwet aangepast. Dit artikel luidt voortaan als volgt: De door overmacht ontstane gebeurtenissen hebben de beëindiging van de overeenkomst niet tot gevolg wanneer zij slechts tijdelijk de uitvoering van de overeenkomst schorsen. Het faillissement of het kennelijk onvermogen van de werkgever, evenals de tijdelijke of definitieve sluiting van een onderneming die voortvloeit uit de maatregelen getroffen bij toepassing van de wetgeving op de reglementering betreffende de vrijwaring van het leefmilieu of met toepassing van het Sociaal Strafwetboek, zijn op zichzelf geen gevallen van overmacht die een einde maken aan de verplichtingen der partijen. Artikel 26 van de Arbeidsovereenkomstenwet wordt daartoe gewijzigd door artikel 18 van de wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek. Art Exploitatieverbod en bedrijfssluiting 1. Voor de inbreuken van niveau 3 en 4 en op voorwaarde dat de wet dit voorziet, kan de rechter de veroordeelde het verbod opleggen om gedurende een periode van één maand tot drie jaar, zelf of via een tussenpersoon, de onderneming of inrichting waar de inbreuk werd begaan geheel of gedeeltelijk uit te baten of er onder gelijk welke hoedanigheid dan ook in dienst te worden genomen. Voor de inbreuken van niveau 3 en 4 en op voorwaarde dat de wet dit voorziet, kan de rechter bovendien, mits hij zijn beslissing ter zake met redenen omkleedt, de gehele of gedeeltelijke sluiting van de onderneming of inrichting waar de inbreuken werden begaan, bevelen voor de duur van één maand tot drie jaar. 2. De duur van de straf die wordt uitgesproken met toepassing van 1 gaat in vanaf de dag waarop de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan of waarop zijn straf verjaard is en, bij voorwaardelijke vrijlating, vanaf de dag van de invrijheidstelling, voor zover deze laatste niet ingetrokken wordt. De gevolgen zullen evenwel een aanvang nemen zodra de veroordeling op tegenspraak of bij verstek definitief is. 3. De rechter kan de in 1 bedoelde straffen slechts opleggen wanneer dit noodzakelijk is om de inbreuken te doen stoppen of om te voorkomen dat zij zich herhalen, op voorwaarde dat de veroordeling tot deze straffen in verhouding staat tot het geheel van de betrokken sociaaleconomische belangen. Voor de inbreuken van niveau 3 kunnen de in 1 bedoelde straffen bovendien slechts worden opgelegd voor zover de gezondheid of de veiligheid van personen door deze inbreuken in gevaar wordt gebracht. Deze straffen doen geen afbreuk aan de rechten van derden. 4. Elke inbreuk op de beschikking van het vonnis of van het arrest waarbij een verbod of sluiting wordt opgelegd met toepassing van 1 wordt bestraft met een sanctie van niveau 3. Art Beroepsverbod en bedrijfssluiting 1. Voor de inbreuken van niveau 3 en 4 en op voorwaarde dat de wet dit voorziet, kan de rechter, bij de veroordeling van de beoefenaar van een beroep dat bestaat uit de verstrekking van raad of hulp aan een of meer werkgevers of werknemers bij het uitvoeren van de door dit Wetboek gesanctioneerde verplichtingen, zij het voor eigen rekening of als bestuurder, lid of bediende van een of andere vennootschap, vereniging, organisatie of onderneming, die beroepsbeoefenaar verbieden gedurende een periode van één maand tot drie jaar voormeld beroep rechtstreeks of onrechtstreeks en in welke hoedanigheid ook uit te oefenen. Voor de inbreuken van niveau 3 en 4 en op voorwaarde dat de wet dit voorziet, kan de rechter bovendien, mits hij zijn beslissing ter zake met redenen omkleedt, de gehele of gedeeltelijke sluiting van de onderneming of van de vestigingen van de vennootschap, vereniging, organisatie of onderneming van de veroordeelde of waarvan de veroordeelde bestuurder is, bevelen voor een duur van één maand tot drie jaar. 2. De duur van de straf die wordt uitgesproken met toepassing van 1 gaat in vanaf de dag waarop de veroordeelde zijn straf heeft ondergaan of waarop zijn straf verjaard is en, bij voorwaardelijke vrijlating, vanaf de dag van de invrijheidstelling, voor zover deze laatste niet ingetrokken wordt. Zij wordt evenwel van kracht vanaf de dag waarop de veroordeling, op tegenspraak of bij verstek, definitief geworden is. 3. De rechter kan de in 1 bedoelde straffen slechts opleggen wanneer dit noodzakelijk is om de inbreuken te doen stoppen of om te voorkomen dat zij zich herhalen, op voorwaarde dat de veroordeling tot deze straffen in verhouding staat tot het geheel van de betrokken sociaaleconomische belangen. Voor de inbreuken van niveau 3 kunnen de in 1 bedoelde straffen bovendien slechts worden opgelegd voor zover de gezondheid of de veiligheid van personen door deze inbreuken in gevaar wordt gebracht. Deze straffen doen geen afbreuk aan de rechten van derden. 4. Iedere inbreuk op de beschikking van het vonnis of van het arrest waarbij in toepassing van 1 een verbod of een sluiting wordt uitgesproken, wordt bestraft met een sanctie van niveau 3. Artikel 107 beoogt de deskundige raadgevers in het sociaal recht en in human resources (adviseurs, sociale secretariaten, enz.). De rechtbank zal hen kunnen verbieden om hun beroep of één van hun activiteiten tijdelijk verder uit te oefenen. Volgens Lievens worden andere personen die werkgevers bijstaan en adviseren in sociaalrechtelijke materies, zoals notarissen en advocaten, niet door dit artikel beoogd (A. LIEVENS, Het Sociaal Strafwetboek - Een nieuwe stap in Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:

8 Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 108) de strijd tegen de sociale fraude en de illegale arbeid, RW , 528). Voor het overige wordt verwezen naar hetgeen hierboven uiteen werd gezet. HOOFDSTUK 3 DE OP DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES TOEPASSELIJKE REGELS Overeenkomstig artikel 100 van het Strafwetboek worden, bij gebreke van andersluidende bepalingen in bijzondere wetten en verordeningen, de bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek toegepast op de misdrijven die bij die wetten en verordeningen strafbaar zijn gesteld, met uitzondering van hoofdstuk VII (deelneming) en van artikel 85 (verzachtende omstandigheden). In het sociaal strafrecht voorzag de wetgever echter vaak in een van het eerste boek van het Strafwetboek afwijkend regime (F. KEFER, Le droit pénal du travail, Réponses originales à la délinquance d entreprise, Brugge, la charte, 1997, 3). Art Herhaling Bij herhaling binnen het jaar dat volgt op een veroordeling voor een inbreuk op de bepalingen van Boek 2, kan de straf op het dubbele van het maximum worden gebracht. Hoofdstuk V van Boek 1 van het Strafwetboek is niet van toepassing op de inbreuken bedoeld in Boek 2. Herhaling of recidive doet zich voor wanneer een persoon vervolgd wordt die in het verleden reeds door een in kracht van gewijsde getreden vonnis werd veroordeeld (C. VAN DEN WYN- GAERT, Strafrecht, Strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 439). Hoewel in principe, gelet op artikel 100 van het Strafwetboek, de artikelen van Hoofdstuk V van dat wetboek van toepassing zouden zijn op de herhaling van sociaalrechtelijke misdrijven, voorzien de meeste sociaalrechtelijke wetten in een bijzonder herhalingsregime. Het Sociaal Strafwetboek uniformiseert ook het herhalingsregime voor al de in Boek 2 opgenomen misdrijven (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 52-53). De toepasselijkheid van Hoofdstuk V van het Strafwetboek wordt door het Sociaal Strafwetboek expliciet uitgesloten. Herhaling zal overeenkomstig artikel 108 van het Sociaal Strafwetboek aanleiding kunnen geven tot strafverzwaring wanneer de herhaling plaatsvindt binnen een jaar (en dus niet binnen de vijf jaar zoals het gemeen strafrecht vereist) na een vorige veroordeling tot eender welk sociaalrechtelijk misdrijf dat overeenkomstig Boek 2 strafbaar wordt gesteld. De strafverzwaring wordt, zoals dat ook in het gemeen strafrecht het geval is, bepaald op het dubbele van de maximumstraf. Eveneens naar analogie met het gemeen strafrecht bepaalt het Sociaal Strafwetboek dat de strafverzwaring bij herhaling slechts facultatief is. In de meeste sociaalrechtelijke wetten die in een bijzonder herhalingsregime voorzagen had de strafverzwaring een facultatief karakter. Dit werd veralgemeend om de strafrechter een ruimere beoordelingsbevoegdheid over de strafmaat te geven (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 197). In de Welzijnswet Werknemers echter (art. 90) had de strafverzwaring een verplicht karakter. De strafverzwaring diende er ook te worden toegepast in geval van herhaling binnen drie jaar. De nieuwe regeling van het Sociaal Strafwetboek zal dan ook als de mildere regeling aangemerkt kunnen worden waardoor het principe van de terugwerkende kracht van de mildere strafwet van artikel 2, lid 2 Sw. toegepast zal moeten worden (J. ROZIE, Sancties in het sociaal strafrecht in G. VAN LIMBERGHEN (ed.), Sociaal handhavingsrecht, Antwerpen, Maklu, 2010, 169). Art Deelneming aan de inbreuk Hoofdstuk VII van Boek 1 van het Strafwetboek is toepasselijk op de inbreuken bedoeld in Boek Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:16---

9 TITEL X: TOEZICHT Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 110) Deze bepaling verklaart de regels inzake de strafbare deelneming expliciet van toepassing op alle inbreuken van het sociaal strafrecht. In beginsel is hoofdstuk VII van Boek I van het Strafwetboek, ingevolge artikel 100 van het Strafwetboek, immers niet van toepassing op de bepalingen van de in bijzondere (sociaalrechtelijke) wetten strafbaar gestelde misdrijven (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 198). Ook de Welzijnswet Werknemers verklaarde Hoofdstuk VII van het Strafwetboek overigens expliciet van toepassing (art. 93, lid 1). De vraag of de regels van de strafbare deelneming een toerekening buiten de persoon met de wettelijk vereiste hoedanigheid (in het sociaal strafrecht, de werkgever, diens aangestelden of lasthebbers) toelaat, en met name of het mogelijk moet zijn om via de figuur van de deelneming ook een ( gewone ) werknemer strafrechtelijk te sanctioneren, is al heel wat inkt gevloeid. De vraag lijkt bevestigend te moeten worden beantwoord. Het Hof van Cassatie heeft echter in een recent arrest (Cass. 20 januari 2009, P N) een kans laten liggen om ter zake één en ander te verduidelijken (zie hierover F. DERUYCK en P. WAETERINCKX, Daderschap en verantwoordelijkheid voor sociaalrechtelijke misdrijven in G. VAN LIMBERGHEN (ed.), Sociaal handhavingsrecht, Antwerpen, Maklu, 2010, ; K. SALOMEZ, Sociaal strafrecht, Brugge, die Keure, 2010, 52-54). Art Verzachtende omstandigheden Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kan de geldboete worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum, waarbij het evenwel niet lager mag zijn dan 40 % van het voorgeschreven minimumbedrag. De geldboete opgelegd aan de sociaal verzekerde kan worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum overeenkomstig artikel 85 van het Strafwetboek indien zijn financiële situatie dit rechtvaardigt wegens het feit dat hij evenzeer vatbaar is voor een vermindering, een opschorting of een volledige of gedeeltelijke uitsluiting van het recht op een sociaal voordeel bedoeld bij artikel 230. Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn, kan de gevangenisstraf overeenkomstig artikel 85 van het Strafwetboek worden verminderd. Verzachtende omstandigheden maken het de rechter mogelijk om een straf onder het wettelijke minimum op te leggen. Overeenkomstig artikel 100 van het Strafwetboek is artikel 85 van dat wetboek, in principe niet van toepassing op de bepalingen van de in bijzondere (sociaalrechtelijke) wetten strafbaar gestelde misdrijven, tenzij het artikel expliciet wel van toepassing wordt verklaard hetgeen ook voor bepaalde sociaalrechtelijke wetten gebeurde. De wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling (BS 19 februari 1998), voerde echter een bijzonder stelsel van verzachtende omstandigheden in bepaalde sociaalrechtelijke wetten in, waaronder ook de Welzijnswet Werknemers. Meer bepaald wijzigde deze wet verschillende sociaalrechtelijke wetten zo dat de rechter rekening kon houden met verzachtende omstandigheden zonder dat het bedrag van de geldboete weliswaar lager mag zijn dan 40% of 80% van het minimumbedrag van de geldboete voorgeschreven door die wet. De reden tot invoering van dit bijzonder stelsel van verzachtende omstandigheden is gelegen in twee arresten van het toenmalige Arbitragehof van 14 juli 1997 (GwH 14 juli 1997, nr. 40/97 en GwH 14 juli 1997, nr. 45/97). Door de wet werd in een gelijkaardig regime inzake verzachtende omstandigheden voorzien voor wat betreft de strafrechtelijke beteugeling van bepaalde sociaalrechtelijke misdrijven enerzijds en de administratieve beteugeling van diezelfde misdrijven anderzijds. De wet van 13 februari 1998 voerde het bijzonder stelsel in zake verzachtende omstandigheden dan ook enkel in die wetten in waarvan de niet-naleving ook met een administratieve geldboete gesanctioneerd kon worden (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 48-52). Het Sociaal Strafwetboek breidt het bijzonder regime inzake verzachtende omstandigheden nu uit naar al de inbreuken opgesomd in Boek 2 van het Sociaal Strafwetboek. Artikel 110 weerhoudt echter enkel de 40%-grens als ondergrens (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, ). Voor wat betreft een sociaal verzekerde met een behartenswaardige financiële toe- Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:

10 Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 111) stand kan er ook nog onder deze 40% grens worden gedoken en dit overeenkomstig artikel 85 Strafwetboek. Inzake de gevangenisstraf wordt artikel 85 van het Strafwetboek zelfs gewoon van toepassing verklaard. Met welke verzachtende omstandigheden rekening kan worden gehouden wordt niet wettelijk geregeld. Het komt dus aan de feitenrechter of de administratie toe om te beoordelen welke elementen hij al dan niet in aanmerking neemt (voor een overzicht zie C. TIJSEBAERTT en K. DEPUYD, De Verdediging in X. (ed.), Dossiers Sociaal Strafrecht, Brugge, Vanden Broele, 2005, ). HOOFDSTUK 4 DE OP DE ADMINISTRATIEVE GELDBOETEN TOEPASSELIJKE REGELS De algemene principes die op de strafrechtelijke sancties moeten toegepast worden, worden ook zo veel als mogelijk voor de administratieve sancties ingevoerd (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 54-56). Gelet op de rechtspraak van het EHRM en het Arbitragehof hoeft zulks ook niet te verwonderen (V. PERTRY en L. CORNIL, Het sociaal strafwetboek, een eerste kennismaking, Gent, Larcier, 2010, 27). Zo besliste onder meer het Grondwettelijk Hof dat de waarborgen die voortvloeien uit de algemene beginselen van het strafrecht, op dezelfde wijze toepassing vinden op de administratieve geldboeten (Arbitragehof 18 november 1992, nr. 72/92; Arbitragehof 14 juli 1997, nr. 40/ 97; GwH 20 juni 2007, 86/2007). Art Herhaling In geval van herhaling binnen het jaar dat volgt op een administratieve of gerechtelijke beslissing tot schuldigverklaring, op een administratieve beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete van niveau 1, 2, 3 of 4 of op een gerechtelijke veroordeling tot een sanctie van niveau 1, 2, 3 of 4, kan het bedrag van de administratieve geldboete op het dubbele van het maximum worden gebracht. Deze termijn van een jaar vangt aan op de dag waarop de administratieve beslissing niet langer vatbaar is voor beroep of op de dag dat de gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is gegaan. De termijn wordt gerekend van de zoveelste tot de dag vóór de zoveelste, vanaf de dag nà die van de handeling of van de gebeurtenis welke hem doet ingaan. Artikel 111 zou artikel 12ter van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten hernemen. Het herhalingsregime blijft inderdaad facultatief en is éénjarig. Indien de herhaling zich voordoet binnen een termijn van een jaar dan kan het bedrag van de administratieve geldboete op het dubbele van het maximum worden gebracht. Nochtans is artikel 111 van het Sociaal Strafwetboek minstens op een belangrijk punt vernieuwend. Voortaan kan men zich in een wettelijke staat van herhaling bevinden: na een administratieve of gerechtelijke beslissing tot schuldigverklaring; na een administratieve beslissing tot betaling van een geldboete; na een gerechtelijke veroordeling tot een sanctie van niveau 1, 2, 3, of 4. Daar waar men onder de oude wet zich slechts in een staat van herhaling kon bevinden wanneer men minder dan een jaar voorheen een administratieve geldboete had opgelegd gekregen. Het herhalingsregime verlaat dus als het ware de zuiver administratiefrechtelijke sfeer. Het derde lid van dit artikel verwijst naar artikelen 52 e.v. Ger.W. (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, ). Art Meerdaadse samenloop van inbreuken In geval van samenloop van meerdere inbreuken worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd zonder dat ze evenwel het dubbele van het maximum van de hoogste administratieve geldboete mogen overschrijden Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:16---

11 TITEL X: TOEZICHT Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 113) In de wet administratieve geldboeten bevatte artikel 12 de regels die golden in geval van meerdaadse samenloop (P. BRAEKMANS, Administratieve geldboeten in het sociaal handhavingsrecht, Mechelen, Kluwer, 2009, 74). Er bestaat meerdaadse samenloop wanneer een persoon zich door opeenvolgende gedragingen schuldig heeft gemaakt aan meerdere inbreuken zonder dat hij reeds onherroepelijk gesanctioneerd was wegens één van die inbreuken op het ogenblik dat hij er andere beging (C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, Strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 443). Artikel 12 van de wet administratieve geldboeten verwees naar drie verschillende samenloopsituaties: in geval van samenloop van verscheidene minder ernstige inbreuken worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd, zonder dat zij evenwel het bedrag van EUR mogen overschrijden; bij samenloop van verscheidene ernstige inbreuken of bij samenloop van verscheidene minder ernstige inbreuken met verscheidene ernstige inbreuken worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd, zonder dat zij evenwel het bedrag van EUR mogen overschrijden; dit maximum is niet van toepassing in geval van samenloop met bepaalde inbreuken op de tewerkstelling van buitenlandse werknemers (m.n. inbreuk op art. 12,1, a), b), c), d) of e) van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers). Het nieuwe artikel 112 van het Sociaal Strafwetboek daarentegen bevat één enkele regel die op de samenloop van alle (administratiefrechtelijke) inbreuken zal worden toegepast, ongeacht de ernst daarvan. Het maximum van de geldboeten wordt vastgesteld op het dubbele van het maximum van de hoogste administratieve geldboete (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/ 001, ). Tijdens de bespreking van dit artikel wordt nog benadrukt dat de strafrechtelijke samenloopregels en de administratiefrechtelijke regels strikt onderscheiden regimes vormen (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 201). Art Eendaadse samenloop van inbreuken en samenloop door eenheid van opzet Wanneer eenzelfde feit verscheidene inbreuken oplevert of wanneer verschillende inbreuken die gelijktijdig worden voorgelegd aan de bevoegde administratie de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van hetzelfde misdadig opzet, wordt alleen de zwaarste administratieve geldboete uitgesproken. Wanneer de bevoegde administratie vaststelt dat inbreuken reeds het voorwerp waren van een beslissing tot oplegging van een definitieve administratieve geldboete, en andere feiten die bij haar aanhangig zijn en die in de vooronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste inbreuken de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet, houdt zij bij de toemeting van de administratieve geldboete rekening met de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Indien deze haar voor een juiste bestraffing van al de inbreuken voldoende lijken, spreekt zij zich uit over de schuldvraag en verwijst zij in haar beslissing naar de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Het totaal van de administratieve geldboeten opgelegd met toepassing van dit artikel mag het maximum van de zwaarste administratieve geldboete niet te boven gaan. Dit artikel 113 van het Sociaal Strafwetboek is nagenoeg een kopie van artikel 65 van het Strafwetboek inzake de ééndaadse samenloop (zie hierover C. VAN DEN WYNGAERT, Strafrecht, Strafprocesrecht en internationaal strafrecht, Antwerpen, Maklu, 2006, 446). Anders dan het geval was voor de meerdaadse samenloop bevatte de wet op de administratieve geldboeten geen bepaling inzake de eendaadse samenloop. Door de opname van artikel 113 in het Sociaal Strafwetboek wordt thans de discussie of de principes inzake eendaadse samenloop zoals vervat in artikel 65 Strafwetboek naar analogie ten aanzien van de administratieve geldboeten moeten worden toegepast, beslecht (zie hierover P. BRAEKMANS, Administratieve geldboeten in het sociaal handhavingsrecht, Mechelen, Kluwer, 2009, 79-83). Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:

12 Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 114) Het sociaal strafrecht telt tal van voorbeelden. Niet betaling van het (correcte) loon is ongetwijfeld het meest bekende. Art Uitwissing van de administratieve geldboete Voor de vaststelling van het bedrag van de geldboete mag geen rekening gehouden worden met een beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of tot schuldigverklaring die drie jaar of meer vóór de feiten is gewezen. Deze termijn van drie jaar vangt aan op het ogenblik dat de beslissing uitvoerbare kracht heeft gekregen of wanneer de rechterlijke beslissing die zich uitspreekt over het beroep van de overtreder in kracht van gewijsde is gegaan. Dit artikel werd ingevoerd met het oog op de rechtszekerheid. Deze dwingt de bevoegde administratie en de arbeidsrechtbank om, bij de beoordeling van de sanctie die zij overwegen op te leggen, geen rekening meer te houden met de administratieve geldboeten of met de schuldigverklaringen die ouder zijn dan drie jaar (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 202). Art Verzachtende omstandigheden Indien verzachtende omstandigheden aanwezig zijn kan de administratieve geldboete worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum, waarbij het evenwel niet lager mag zijn dan 40 % van het voorgeschreven minimumbedrag. De administratieve geldboete opgelegd aan de sociaal verzekerde kan worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum zonder dat zij lager kan zijn dan een euro indien zijn financiële situatie dit rechtvaardigt wegens het feit dat hij evenzeer vatbaar is voor een vermindering, een opschorting of een volledige of gedeeltelijke uitsluiting van het recht op een sociaal voordeel bedoeld bij artikel 230. Ook de wet administratieve geldboeten bevatte een regime van verzachtende omstandigheden (art. 1ter Wet administratieve geldboeten). Artikel 115 van het Sociaal Strafwetboek herneemt dit artikel maar is vooral ook op de leest van artikel 110 van het Sociaal Strafwetboek geschoeid (voor een overzicht zie P. BRAEKMANS, Administratieve geldboeten in het sociaal handhavingsrecht, Mechelen, Kluwer, 2009, 87-90). Het huidige artikel 115 van het Sociaal Strafwetboek weerhoudt slechts één ondergrens, met name de 40%-grens (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 202). Art Uitstel 1. De bevoegde administratie mag besluiten dat de beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete niet of slechts gedeeltelijk zal worden ten uitvoer gelegd, voor zover aan de overtreder geen administratieve geldboete van niveau 2, 3 of 4 werd opgelegd of hij niet veroordeeld werd tot een strafsanctie van niveau 2, 3 of 4 tijdens de vijf jaren die de nieuwe inbreuk voorafgaan. Nochtans vormt een sanctie van niveau 1, 2, 3 en 4 die vroeger uitgesproken was voor feiten die voortvloeien uit eenzelfde misdadig opzet, geen beletsel voor het verlenen van een uitstel. 2. De administratie verleent het uitstel bij dezelfde beslissing als die met welke zij de geldboete oplegt. De beslissing waarbij het uitstel wordt toegestaan of geweigerd, moet met redenen omkleed zijn. 3. De proeftermijn mag niet minder zijn dan één jaar en niet meer dan drie jaar, te rekenen van de datum van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of van het vonnis of het arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan. 4. Het uitstel wordt van rechtswege herroepen ingeval gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een hoger niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel. 5. Het uitstel kan herroepen worden ingeval gedurende de proeftijd een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een gelijk of lager niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel. 6. Voor een vergelijking van het niveau van de geldboeten mogen ze niet worden vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, kandidaat-werknemers, kinderen, stagiairs }1 [of zelfstandigen] Het uitstel wordt herroepen bij dezelfde beslissing als die waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk die begaan is tijdens de proefperiode. De vermelding van de herroeping van het uitstel in de beslissing geschiedt zowel wanneer de herroeping van rechtswege gebeurt, als wanneer deze ter beoordeling van de bevoegde administratie wordt gelaten. 8. De administratieve geldboete die uitvoerbaar wordt als gevolg van de herroeping van het uitstel wordt onbeperkt gecumuleerd met die welke opgelegd is wegens de nieuwe inbreuk. 9. In geval van beroep tegen de beslissing van de bevoegde administratie tot oplegging van een administratieve geldboete kunnen de arbeidsgerechten het uitstel dat door de bevoegde administratie werd verleend niet herroepen. Ze kunnen evenwel het uitstel verlenen wanneer de bevoegde administratie het geweigerd heeft. }1. 6 gewijzigd bij art. 10 wet11 november 2013, B.S., 27 november 2013, err., B.S., 19 mei 2014, inwerkingtreding: 1 juli 2013 (art. 13) 1028 Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:16---

13 TITEL X: TOEZICHT Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 116) Het feit dat een werkgever geen uitstel kon worden toegekend indien hij werd veroordeeld tot betaling van een administratieve geldboete terwijl uitstel wel zou kunnen worden toegekend indien hij strafrechtelijk werd veroordeeld (zie art. 8 van de wet betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie van 29 juni 1964, BS 17 juli 1964), werd door het toenmalige Arbitragehof als niet bestaanbaar met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet beschouwd (Arbitragehof 16 juni 2004, nr. 105/2004). Door middel van artikel 116 van het Sociaal Strafwetboek, wenste de wetgever hieraan te verhelpen. Opnieuw baseerde de wetgever zich zoveel mogelijk op bestaande strafrechtelijke reglementering en met name, op artikel 8 van voornoemde wet van 29 juni Overeenkomstig artikel 116 kan een overtreder uitstel krijgen indien hij, gedurende een referteperiode van vijf jaar vóór de inbreuk, niet reeds werd gesanctioneerd met een administratieve geldboete van niveau twee, drie of vier of hij niet veroordeeld werd tot een strafsanctie van niveau twee, drie of vier. De proeftermijn, zijnde de duur van het uitstel, bedraagt minimum één en maximum drie jaar. Het uitstel wordt automatisch herroepen indien er een nieuwe inbreuk wordt gepleegd die van een hoger niveau is en facultatief indien de nieuwe inbreuk van een gelijk of een lager niveau is dan de voorgaande. Het uitstel door de administratie toegekend kan door de rechter niet worden herroepen. De rechter kan echter wel uitstel verlenen ook al deed de administratie dit niet. Opnieuw verduidelijkt de artikelsgewijze commentaar dat een strafrechtelijke veroordeling die tijdens de proeftijd werd toegekend voor een administratiefrechtelijke veroordeling, niet de herroeping van het uitstel van de administratieve sanctie tot gevolg zal hebben (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 203). Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:

14 Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek HOOFDSTUK III: Strafbaarstellingen van inbreuken op de welzijnsreglementering INHOUDSOPGAVE Afdeling 1: Algemene strafbaarstelling Afdeling 2: Geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk Afdeling 3: Overlegorganen Afdeling 4: Overige strafbaarstellingen Afdeling 1: Algemene strafbaarstelling Wet 6 juni 2010 Invoering Sociaal Strafwetboek (uittreksel art. 128) Wet 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek (B.S., 1 juli 2010) (Uittreksel) SOCIAAL STRAFWETBOEK BOEK 2 DE INBREUKEN EN HUN BESTRAFFING IN HET BIJZONDER De Welzijnswet Werknemers bevatte 15 artikelen inzake toezicht en strafbepalingen en bevatte als dusdanig meer strafbepalingen dan de Veiligheidswet van 1952 (O. VANACHTER, De belangrijkste vernieuwingen van de Welzijnswet Werknemers in O. VANACHTER (ed.), De Welzijnswet Werknemers, Antwerpen, Intersentia, 1997,42). Omwille van het feit dat, in tegenstelling tot haar voorgangers, de Welzijnswet Werknemers eerder algemeen omschreven verplichtingen bevat, en dat talloze van de bepalingen waarvan de overtreding op algemene wijze strafbaar wordt gesteld vervat zitten in uitvoeringsbesluiten, heeft de Welzijnswet Werknemers steeds op gespannen voet geleefd met het legaliteitsbeginsel in strafzaken (F. LAGASSE en M. PALUMBO, Bien-être au travail et responsabilité pénale, chronique de jurisprudence, Louvain-la-Neuve, Anthemis, 2006, 25-26; W. RAUWS, Sociaalrechtelijke misdrijven en hun strafbaarstelling in G. VAN LIMBERGHEN (ed.), Sociaal handhavingsrecht, Antwerpen, Maklu, 2010, 35-37). Niet al de incriminaties betreffende de gezondheid en de veiligheid op het werk zoals deze voorkomen in de Welzijnswet Werknemers e.a., werden al overgenomen in het Sociaal Strafwetboek. Daarvoor is het nog even wachten op die andere grote codex, met name de Codex betreffende het Welzijn op het Werk. Het is de betrachting van de wetgever om de meer concrete en precieze incriminaties wegens schending van de welzijnswetgeving, pas op te nemen in het Sociaal Strafwetboek, eens ook de structuur van de Codex Welzijn vast staat (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 33-34). Opdat de inbreuken inzake welzijn op het werk toch aan hetzelfde strafrechtelijke regime onderworpen zouden worden als de overige inbreuken op het Sociaal Strafwetboek, werd er toch voor gekozen om, in afwijking van de beginselen van het Sociaal Strafwetboek, een algemene strafbaarstelling op te nemen in geval van inbreuk op de Welzijnswet Werknemers (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 33-34). Deze algemene strafbaarstelling werd opgenomen in artikel 128 van het Sociaal Strafwetboek Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:16---

15 Wet 6 juni Sociaal Strafwetboek (Art. 128) Dit artikel zou gebaseerd zijn op artikel 81, 1 van de Welzijnswet Werknemers. De wetgever vond het echter overbodig om ook artikel 81, 2 van de Welzijnswet Werknemers te hernemen (Parl.St. Kamer , nr. 52 K1666/001, 216). Overeenkomstig artikel 81, 2 konden worden gestraft met een gevangenisstraf of een geldboete: de personen die niet behoren tot het personeel van de werkgever die de opdrachten die hen in toepassing van deze wet worden toevertrouwd uitoefenen in strijd met de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan of die deze opdrachten niet uitoefenen volgens de voorwaarden en nadere regels bepaald door deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan. Deze groep van personen zou, aldus de wetgever, met het begrip lasthebber uit artikel 81, 1 overlappen. Of beide vlaggen volledig dezelfde lading dekken, valt echter te betwijfelen. Het belangrijkste voorbeeld in dit verband wordt mijns inziens gevormd door de externe diensten voor preventie en bescherming op het werk: wanneer zij een inbreuk plegen op de verplichtingen die hen als externe dienst worden opgelegd; treden zij zeker niet noodzakelijkerwijze als lasthebber/aangestelde van de werkgever op. Er kan onder meer gedacht worden aan de verplichtingen inzake de structuur van de externe dienst, de competenties waarover het personeel dient te beschikken, enz. Bepaalde inbreuken op de Welzijnswet Werknemers werden echter wel reeds strafbaar gesteld door het Sociaal Strafwetboek. Het betreft meer bepaald de artikelen 119 tot 122 in verband met geweld, pesterijen of ongewenst seksueel gedrag op het werk, de artikelen 129 tot 132 aangaande werken door meerdere ondernemingen op dezelfde werkplaats en de artikelen 190 tot 192 in verband met de niet oprichting van ondernemingsorganen (V. PERTRY en L. CORNIL, Het sociaal strafwetboek, een eerste kennismaking, Gent, Larcier, 2010, 18-19). HOOFDSTUK 1 INBREUKEN TEGEN DE PERSOON VAN DE WERKNEMER Afdeling 3 Gezondheid en veiligheid op het werk Art Welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk Onverminderd de artikelen 119 tot 122, 129 tot 132 en 190 tot 192, wordt met een sanctie van niveau 3 bestraft, de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, die inbreuk heeft gepleegd op de bepalingen van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk en de uitvoeringsbesluiten ervan. De inbreuk wordt bestraft met een sanctie van niveau 4 wanneer ze gezondheidsschade of een arbeidsongeval tot gevolg heeft gehad voor een werknemer. De rechter kan bovendien de straffen bepaald in de artikelen 106 en 107 uitspreken. Anne Van Regenmortel 1. Vóór de inwerkingtreding van het Sociaal Strafwetboek op 1 juli 2011 werden overtredingen van de Welzijnswet Werknemers en de uitvoeringsbesluiten op basis van artikel 81, 1 Welzijnswet Werknemers strafrechtelijk vervolgd. Deze bepaling werd opgeheven door artikel 109, 21, a van het nieuw Sociaal Strafwetboek. De strafbaarstelling voor deze inbreuken ligt thans vervat in artikel 128 Sociaal Strafwetboek. Inhoudelijk blijft de regeling nagenoeg ongewijzigd. Evenals bij het vroegere artikel 81, 1 van de Welzijnswet Werknemers volstaat de loutere inbreuk. Er is geen schade vereist. De inbreuk moet wel worden bewezen, wat veronderstelt dat aan de materiële voorwaarden wordt voldaan. Ten onrechte evenwel worden deze misdrijven als "materiële inbreuken" aangeduid, wat verkeerdelijk de indruk wekt als zou de loutere aanwezigheid van het materieel bestanddeel volstaan. Het Hof van Cassatie laat er immers geen twijfel over bestaan dat ook bij misdrijven waarbij de strafbaarstelling niet expliciet de aanwezigheid van een moreel element vermeldt, steeds het bestaan van een materieel en van een moreel bestanddeel is vereist (Cass. 12 mei 1987, Arr.Cass , 1194 en RW , 538, concl. Adv.-Gen. J. DU JARDIN);Cass. 13 december 1994, RW , 533; Cass. 26 april 2010, AR S N, onuitg.; B. SPRIET, "Elk misdrijf - ook dat uit het bijzonder strafrecht - vereist een moreel of schuldbestanddeel", (noot onder Cass. 13 december 1994), RW , ; R. VERSTRAE- TEN en F. VERBRUGGEN, Strafrecht en strafprocesrecht voor bachelors, Antwerpen, Maklu, 2010, p. 59, nr. 200). De bewijsregeling is echter enigszins verschillend. Het bestaan van een moreel bestanddeel wordt niet wettelijk vermoed wanneer het materieel bestanddeel vaststaat maar kan Larcier Wet en duiding Welzijn op het werk (1 april 2015) Larcier---TREE_165--Export: _12:

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 APRIL 2016 P.16.0207.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0207.N PROCUREUR DES KONINGS bij de rechtbank van eerste aanleg West- Vlaanderen, afdeling Veurne, eiser, tegen J Y, beklaagde, verweerder.

Nadere informatie

Het sociaal strafwetboek

Het sociaal strafwetboek Het sociaal strafwetboek Franky Blomme, sociaal inspecteurdirectiehoofd Toezicht op de Sociale Wetten 27.1.12 1 Sociaal strafwetboek Waarom een sociaal strafwetboek? 2 codificatie De codificatie van de

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 APRIL 2019 P.18.1208.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.1208.N W A V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom De Clercq, advocaat bij de balie Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 25 OKTOBER 2006 P.06.0751.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.06.0751.F V. A., Mr. Cécile Draps, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen 1. V. G. C. 2. B. F. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF Het

Nadere informatie

Algemene beginselen. Afdeling 1. De straffen

Algemene beginselen. Afdeling 1. De straffen 8 Deel I Strafrecht H o o f d s t u k 1 Algemene beginselen 1. Sinds 1981 zijn de bepalingen inzake de strafrechtelijke sancties in alle fiscale wetboeken gelijkluidend. Alle fiscale wetboeken bevatten

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 SEPTEMBER 2016 P.16.0556.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.16.0556.N P J G V, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Laurens Van Puyenbroeck, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 OKTOBER 2015 P.14.0355.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0355.N I H nv, vertegenwoordigd door de lasthebber ad hoc Filip Mertens, met kantoor te 9000 Gent, Coupure 373, eiseres, met als

Nadere informatie

Inhoudstafel - Memorie van toelichting

Inhoudstafel - Memorie van toelichting - Memorie van toelichting Hoofdstuk 1 Voorafgaande bepaling 31 Hoofdstuk 2 Het Strafwetboek 31 Inleiding 31 1. Algemeen 31 2. De bouwstenen voor een optimale strafwetgeving ( accuraat, coherent, eenvoudig

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 15 DECEMBER 2015 INZAKE HET OPENBAAR MINISTERIE BURGERLIJKE PARTIJEN Vlaamse Vervoersmaatschappij ( ) openbare instelling onder de vorm van een NV, met ondernemingsnummer

Nadere informatie

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik.

A R R E S T. In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Rolnummer 5578 Arrest nr. 181/2013 van 19 december 2013 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 233 van het Sociaal Strafwetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Luik. Het Grondwettelijk

Nadere informatie

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1274/2019 Repertoriumnummer / Europees

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1274/2019 Repertoriumnummer / Europees Vonnisnummer / Griffienummer 1274/2019 Repertoriumnummer / Europees 2019/1655 Datum van uitspraak 20 juni 2019 Naam van de beklaagde Systeemnummer parket Dossiernummer 19L000827 Notitienummer parket rechtbank

Nadere informatie

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees Vonnisnummer / Griffienummer 1266/2019 Repertoriumnummer / Europees 2019/1647 Datum van uitspraak 20 juni 2019 Naam van de beklaagde Systeemnummer parket Dossiernummer 19L000237 Notitienummer parket rechtbank

Nadere informatie

[Afdeling Vter. De straf onder elektronisch toezicht]

[Afdeling Vter. De straf onder elektronisch toezicht] Toekomstig recht [Afdeling Vter. De straf onder elektronisch toezicht] Ingevoegd bij W. 2014.02.07, art. 6; Inwerkingtreding: onbepaald Noot: de wetgever voegt een Afdeling Vter in voor Afdeling Vbis en

Nadere informatie

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees Vonnisnummer / Griffienummer 1278/2019 Repertoriumnummer / Europees 2019/1659 Datum van uitspraak 20 juni 2019 Naam van de beklaagde Systeemnummer parket Dossiernummer 19L000656 Notitienummer parket rechtbank

Nadere informatie

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM

Reglement Administratieve Sancties. Politiezone HEKLA. Gemeente EDEGEM - 1 - Reglement Administratieve Sancties Politiezone HEKLA Gemeente EDEGEM Goedgekeurd in de gemeenteraad op 18 april 2007. - 2 - HOOFDSTUK I: TOEPASSINGSGEBIED Artikel 1 Dit reglement is - behoudens andersluidende

Nadere informatie

GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES

GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES GEMEENTELIJK REGLEMENT GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES Zoals goedgekeurd in de gemeenteraad van Hamme van 18 juni 2014. HOOFDSTUK 1: TOEPASSINGSGEBIED... 2 HOOFDSTUK 2: SANCTIES... 2 AFDELING 1:

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 JUNI 2015 P.14.0784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0784.N B F I J, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Johan Durnez, advocaat bij de balie te Leuven, tegen 1. KBC LEASE BELGIUM nv,

Nadere informatie

DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 335

DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 335 XXVI DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 335 HOOFDSTUK 1. INLEIDING 335 HOOFDSTUK 2. DE STRAFFEN 336 Afdeling 1. Begrip en kenmerken 336 1. Het begrip straf 336 2. Kenmerken 337 Afdeling 2. Indeling van

Nadere informatie

Bibliotheek Strafrecht Larcier... Voorwoord...

Bibliotheek Strafrecht Larcier... Voorwoord... vii INHOUDSTAFEL Bibliotheek Strafrecht Larcier....................................... Voorwoord..................................................... i iii Hoofdstuk 1. Inleiding historisch overzicht.........................

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015 Not.nr. : GE45.FJ.4277/14-Sw4 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 15 SEPTEMBER 2015 in de zaak van het openbaar ministerie tegen: Stéphane Michel Christian W., zonder beroep, geboren te Boussu op (

Nadere informatie

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1382/2019 Repertoriumnummer / Europees

rechtbank eerste aanleg Leuven correctionele zaken Kamer 20 Vonnis Vonnisnummer / Griffienummer 1382/2019 Repertoriumnummer / Europees Vonnisnummer / Griffienummer 1382/2019 Repertoriumnummer / Europees 2019/1796 Datum van uitspraak 27 juni 2019 Naam van de beklaagde(n) Systeemnummer parket Dossiernummer 19L000693 Notitienummer parket

Nadere informatie

Vonnis AFSCHRSFT. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. c \ 2016 / $0$ 31/05/2016

Vonnis AFSCHRSFT. Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, / kamer. c \ 2016 / $0$ 31/05/2016 4 4 AFSCHRSFT P- 1 Griffienummer 000 73 6 /2016 Repertoriumnummer 2016 / $0$ Datum van uitspraak 31/05/2016 Notitienummer parket HA66.L5.1537-11 c \ Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt,

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017 HA56.L2.3542-14 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE LIMBURG AFDELING HASSELT VAN 19 OKTOBER 2017 INZAKE HET OPENBAAR MINISTERIE TEGEN BEKLAAGDE A. A., geboren te Beringen op ( ), wonende te ( ), Belg. In persoon.

Nadere informatie

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer

HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER e kamer Nr. 811 P 2007 HET HOF VAN BEROEP TE ANTWERPEN VAN 4 DECEMBER 2008 13e kamer Inzake van het O. M. en: L. Kouri wonende te 3600 Genk, ( ) burgerlijke partij vertegenwoordigd door Meester Jean-Paul Lavigne,

Nadere informatie

Misdaad Wanbedrijf Overtreding

Misdaad Wanbedrijf Overtreding Materieel strafrecht praktische oefeningen : Kort schema : Bert Buysse Om tot een correcte beschrijving en analyse te komen van een casus in het materieel strafrecht moeten we een aantal stappen doorlopen,

Nadere informatie

VR DOC.1187/2BIS

VR DOC.1187/2BIS VR 2016 2810 DOC.1187/2BIS Ontwerp van decreet houdende de implementatie van de zesde staatshervorming en houdende diverse bepalingen met betrekking tot het beleidsdomein Werk en Sociale Economie DE VLAAMSE

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 FEBRUARI 2019 P.18.0793.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0793.N B A, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Sven De Baere, advocaat bij de balie Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 30 OKTOBER 2012 P.12.0423.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0423.N I D P O R, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Tom Van Bockstaele, advocaat bij de balie te Oudenaarde, tegen Y B, burgerlijke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 MAART 2013 P.12.0387.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0387.N A H C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Raf Jespers, advocaat bij de balie te Antwerpen, met kantoor te 2018 Antwerpen,

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN AFDELING TURNHOUT VAN 9 OKTOBER 2017

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN AFDELING TURNHOUT VAN 9 OKTOBER 2017 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE ANTWERPEN AFDELING TURNHOUT VAN 9 OKTOBER 2017 In de zaak van het Openbaar Ministerie tegen: A. A., geboren te Beringen op ( ), van Belgische nationaliteit, wonende te (

Nadere informatie

DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 337

DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 337 II DEEL 7. DE STRAFRECHTELIJKE SANCTIES 337 HOOFDSTUK 1. INLEIDING 337 HOOFDSTUK 2. DE STRAFFEN 338 Afdeling 1. Begrip en kenmerken 338 1. Het begrip straf 338 2. Kenmerken 339 Afdeling 2. Indeling van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 31 MAART 2015 P.14.0392.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0392.N 1. M L E V U, beklaagde, 2. H R G V B, beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Jaak Haentjens, advocaat bij de balie te Dendermonde.

Nadere informatie

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11

Titel II. Straffen. 1. Algemeen. Artikel 1:11 Titel II Straffen 1. Algemeen Artikel 1:11 1. De straffen zijn: a. de hoofdstraffen: 1. gevangenisstraf; 2. hechtenis; 3. taakstraf; 4. geldboete. b. de bijkomende straffen: 1. ontzetting van bepaalde

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 JULI 2014 P.14.0969.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0969.N B., veroordeelde tot vrijheidsstraf, eiser, met als raadsman mr. Kris Luyckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

(B.S., 14 november 1998)

(B.S., 14 november 1998) Wet 31 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken (B.S., 14 november 1998) HOOFDSTUK I. Voorafgaande

Nadere informatie

Arrest. veertiende kamer correctionele zaken / / / 18 januari /CO/ /PGA/ /VJ11/393. Arrestnummer.

Arrest. veertiende kamer correctionele zaken / / / 18 januari /CO/ /PGA/ /VJ11/393. Arrestnummer. Arrestnummer / /2017 Repertoriumnummer 2017/ Datum van uitspraak 18 januari 2017 Rolnummer 2016/CO/369 Notitienummer parket-generaal 2016/PGA/1606 2016/VJ11/393 Arrest veertiende kamer correctionele zaken

Nadere informatie

Woord vooraf Hoofdstuk I. Sociaalrechtelijke misdrijven en hun strafbaarstelling

Woord vooraf Hoofdstuk I. Sociaalrechtelijke misdrijven en hun strafbaarstelling Inhoud Woord vooraf 13 Hoofdstuk I. Sociaalrechtelijke misdrijven en hun strafbaarstelling 15 Prof. dr. Wilfried Ra u w s 15 Afd. 1. Inleiding 15 Afd. 2. Gemeenrechtelijke misdrijven 15 1. Valsheid in

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 13 MEI 2014 P.12.2065.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.2065.N HORECA TECHNOLOGIES SOLUTIONS bvba, met zetel te 2900 Schoten, Gazellendreef 22, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Jozef

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 DECEMBER 2013 P.13.0980.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.0980.N A M Y L V, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Cavit Yurt, advocaat bij de balie te Brussel. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

C. Niet-naleving van een beroepsverbod 1. In de fiscale wetboeken

C. Niet-naleving van een beroepsverbod 1. In de fiscale wetboeken HOOFDSTUK 2 DE MISDRIJVEN 39 C. Niet-naleving van een beroepsverbod 1. In de fiscale wetboeken a. De strafrechtelijke sanctie 1) Eigenlijk beroepsverbod Luidens artikel 455 van het WIB 1992 79 kan, wanneer

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 JUNI 2013 P.12.1362.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1362.N 1. W F V, beklaagde, 2. HORECA TECHNOLOGIES SOLUTIONS bvba, met zetel te 2900 Schoten, Gazellendreef 22, beklaagde en burgerrechtelijk

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 1 FEBRUARI 2011 P.10.1335.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1335.N 1. D. L. M. D., beklaagde, 2. D. A., civielrechtelijk aansprakelijke partij, 3. T. D., civielrechtelijk aansprakelijke partij,

Nadere informatie

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013

Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Steven Dewulf Studiecentrum voor militair recht en oorlogsrecht KMS 15 mei 2013 Rechtsmachtrecht Misdrijven op Belgisch grondgebied gepleegd Misdrijven buiten het grondgebied van het Rijk gepleegd Territorialiteitsbeginsel

Nadere informatie

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996

Relevante feiten. Beoordeling. RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN Vonnis van 09 oktober 2002 - Rol nr 00/2654/A - Aanslagjaar 1996 Relevante feiten Als kaderlid van M heeft eerste eiser in 1993 aandelenopties verkregen op aandelen

Nadere informatie

Rolnummers 5514 en Arrest nr. 148/2013 van 7 november 2013 A R R E S T

Rolnummers 5514 en Arrest nr. 148/2013 van 7 november 2013 A R R E S T Rolnummers 5514 en 5523 Arrest nr. 148/2013 van 7 november 2013 A R R E S T In zake : de prejudiciële vragen betreffende artikel 227, 2, van de algemene wet inzake douane en accijnzen, gecoördineerd bij

Nadere informatie

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel, p. 1 Griffienummer 1) ') fi ü 0. _,. J iv to.3 / 2017 Repertorium nummer 2011 / 1-A 1 Datum van uitspraak 9 mei 2017 Notitienummer parket Rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt, sectie correctioneel,

Nadere informatie

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, strafzaken Vonnisnummer/ Griffienummer / \.\bi. /2015 Repertoriumnummer/ Europees 2015 / 461. Datum van uitspraak 18 maart 2015 Rolnummer niet in strafzaken Notitienummer parket 66.RW.500300/2013 Rechtbank van eerste

Nadere informatie

Rolnummer 4418. Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T

Rolnummer 4418. Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T Rolnummer 4418 Arrest nr. 12/2009 van 21 januari 2009 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 301, 2, tweede en derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, zoals gewijzigd bij artikel 7 van

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 23 MEI 2017 P.17.0186.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.17.0186.N E G, alias D Z, alias J G, alias M H, alias E B, alias E B, alias D B, zonder gekende woon- of verblijfplaats, beklaagde, eiser,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 NOVEMBER 2013 P.12.1784.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1784.N R A C, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Henry Van Burm, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

12 DECEMBER Wet tot vaststelling van de arbeidsduur. van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen,

12 DECEMBER Wet tot vaststelling van de arbeidsduur. van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen, 12 DECEMBER 2010. - Wet tot vaststelling van de arbeidsduur van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 22 MAART 2016 P.15.0703.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0703.N T Y M C S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Joachim Meese, advocaat bij de balie te Gent. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 JUNI 2015 P.13.1452.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1452.N M N M, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Jozef Robbroeckx, advocaat bij de balie te Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR HET

Nadere informatie

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN TURNHOUT. 31 DECEMBER 2001, 14de KAMER. Verdacht van op de hierna vermelde plaatsen en op de hierna vermelde tijdstippen:

CORRECTIONELE RECHTBANK VAN TURNHOUT. 31 DECEMBER 2001, 14de KAMER. Verdacht van op de hierna vermelde plaatsen en op de hierna vermelde tijdstippen: CORRECTIONELE RECHTBANK VAN TURNHOUT ln zake van het OPENBAAR MINISTERIE tegen: I. Not. nr. 5 beklaagden 31 DECEMBER 2001, 14de KAMER Verdacht van op de hierna vermelde plaatsen en op de hierna vermelde

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Hof van Cassatie Onderwerp Veroordeling tot betaling van een uitkering tot onderhoud. Voorwaarde. Voorafgaande ingebrekestelling van de schuldenaar Datum 3 november 2009 Copyright and disclaimer

Nadere informatie

A AN B E V E L I N G Nr

A AN B E V E L I N G Nr A AN B E V E L I N G Nr. 25 ---------------------------------------- Aanbeveling aan de paritaire comités betreffende de strafbaarstelling van inbreuken op algemeen verbindend verklaarde cao-bepalingen

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 APRIL 2014 P.14.0083.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest **101 Nr. P.14.0083.N I P W M, eiser, met als raadsman mr. Pol Vandemeulebroucke, advocaat bij de balie te Antwerpen, II 29 APRIL 2014 P.14.0083.N/2

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 26 SEPTEMBER 2006 P.05.1663.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.05.1663.N 1. V D F S, beklaagde, met als raadsman Mr. Lieven Diependaele, advocaat bij de balie te Oudenaarde, 2. GARAGE CARROSSERIE

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 12 AUGUSTUS 2015 P.15.1158.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.1158.N Y M, verzoekster tot voorlopige invrijheidstelling, gedetineerd, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 FEBRUARI 2011 P.10.1344.F /1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.1344.F H. K., beklaagde, eiser, vertegenwoordigd door mr. Jacqueline Oosterbosch, advocaat bij het Hof van Cassatie. I. RECHTSPLEGING

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 JANUARI 2012 P.11.0894.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.11.0894.N 1. C. M. P. M. C., inverdenkinggestelde, 2. F. C. A. D., inverdenkinggestelde, 3. F. A. J.-M. G., inverdenkinggestelde, eisers,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 FEBRUARI 2015 P.13.0845.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.0845.N 1 K R E S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Johan Durnez, advocaat bij de balie te Leuven, tegen 1. C G, 2. ETHIAS

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 29 MAART 2010 C.08.0600.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. C.08.0600.N D.M., eiser, vertegenwoordigd door mr. Willy van Eeckhoutte, advocaat bij het Hof van Cassatie, met kantoor te 9051 Gent,

Nadere informatie

AFDELING III DE AANLEIDING VOOR EEN SOCIALE CONTROLE 13 DE VOORBEREIDING VAN EEN AANGEKONDIGDE SOCIALE CONTROLE 15

AFDELING III DE AANLEIDING VOOR EEN SOCIALE CONTROLE 13 DE VOORBEREIDING VAN EEN AANGEKONDIGDE SOCIALE CONTROLE 15 AFDELING I DE VASTSTELLING VAN HET BELEID TER BESTRIJDING VAN SOCIALE FRAUDE 1 1. Inleiding 1 2. De Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst 2 3. Arrondissementscellen 6 3.1. Samenstelling van de arrondissementscellen

Nadere informatie

INHOUD. Voorwoord... v. Hoofdstuk I. De toetsing van sancties door de rechter: algemeen kader Beatrix Vanlerberghe... 1

INHOUD. Voorwoord... v. Hoofdstuk I. De toetsing van sancties door de rechter: algemeen kader Beatrix Vanlerberghe... 1 INHOUD Voorwoord............................................................ v Hoofdstuk I. De toetsing van sancties door de rechter: algemeen kader Beatrix Vanlerberghe............................................

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 6 NOVEMBER 2018 P.18.0339.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.18.0339.N B B, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Len Augustyns, advocaat bij de balie Antwerpen. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF

Nadere informatie

Jong en welzijn op het werk: wat als het misloopt? Casestudy. Filiep De Ketelaere afdelingsauditeur WVL Prebes - Brugge 9 oktober 2017

Jong en welzijn op het werk: wat als het misloopt? Casestudy. Filiep De Ketelaere afdelingsauditeur WVL Prebes - Brugge 9 oktober 2017 wat als het misloopt? Casestudy Filiep De Ketelaere afdelingsauditeur WVL Prebes - Brugge 9 oktober 2017 Wat als het misloopt arbeidsongeval kan verschillende gevolgen hebben. Dit kan ernstig zijn zodat

Nadere informatie

Rolnummer 3681. Arrest nr. 197/2005 van 21 december 2005 A R R E S T

Rolnummer 3681. Arrest nr. 197/2005 van 21 december 2005 A R R E S T Rolnummer 3681 Arrest nr. 197/2005 van 21 december 2005 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 9 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van giftstoffen, slaapmiddelen

Nadere informatie

2. De straffen die de gemeenteraad bepaalt, mogen de politiestraffen niet te boven gaan.

2. De straffen die de gemeenteraad bepaalt, mogen de politiestraffen niet te boven gaan. Gecoördineerde regelgeving Nieuwe Gemeentewet Artikel 119bis, Nieuwe Gemeenwet 1. De gemeenteraad kan straffen of administratieve sancties bepalen voor overtredingen van zijn reglementen of verordeningen,

Nadere informatie

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel

rechtbank van eerste aanleg Limburg, afdeling Hasselt Sectie correctioneel - -- f "... ",."" ;"t.,-:-7") u "-.a. \'j"'., p \ 162..JB Vonnisnummer I Griffienummer 2018/1573 Repertoriumnummer / Europees Datum van uitspraak 4 december 2018 Naam van de eerste beklaagde Systeemnummer

Nadere informatie

Rolnummer 5840. Arrest nr. 85/2014 van 22 mei 2014 A R R E S T

Rolnummer 5840. Arrest nr. 85/2014 van 22 mei 2014 A R R E S T Rolnummer 5840 Arrest nr. 85/2014 van 22 mei 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 73sexies van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, gesteld door het

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG VAN ANTWERPEN 23 JUNI 2010 De Rechtbank van eerste aanleg van het gerechtelijk arrondissement Antwerpen, kamer 1C, rechtdoende in correctionele zaken, heeft het volgende vonnis

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 FEBRUARI 2009 P.08.1742.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.08.1742.N PROCUREUR-GENERAAL BIJ HET HOF VAN BEROEP TE GENT, eiser, I tegen M J V, beklaagde, gedetineerd, verweerder. II J L C, beklaagde,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 21 DECEMBER 2010 P.10.0213.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.10.0213.N G. R. burgerlijke partij, eiser, vertegenwoordigd door mr. Huguette Geinger, advocaat bij het Hof van Cassatie, tegen T.

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 2 SEPTEMBER 2009 P.09.0458.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.09.0458.F I. BELGISCHE STAAT, vertegenwoordigd door de minister van Financiën, op vervolging en benaarstiging van de gewestelijke

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 9 SEPTEMBER 2014 P.12.1864.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.1864.N 1. M M D R T, beklaagde, 2. REAL CONSTRUCT bvba, met zetel te 2640 Mortsel, Edegemsestraat 211, beklaagde en burgerlijk

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 10 JUNI 2014 P.14.0280.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.0280.N 1. P J P D L, beklaagde, 2. S I D L, beklaagde, eisers, beiden met als raadsman mr. Tom Decaigny, advocaat bij de balie te

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT 7 NOVEMBER 2017 In de zaak van het openbaar ministerie tegen: S. V. G., zonder gekend beroep, geboren te Gent op ( ), wonende te ( ) beklaagd van: A. Hetzij door daden,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 21 NOVEMBER 2017 P.17.0070.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.17.0070.N I S B bvba, beklaagde, eiseres, met als raadsman mr. Joris Van Cauter, advocaat bij de balie te Gent. II M A B, beklaagde,

Nadere informatie

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten

Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten Bron : Wet van 22 april 1999 betreffende de beroepstucht voor accountants en belastingconsulenten (Belgisch Staatsblad,

Nadere informatie

ONTWERP VAN DECREET. tot regeling van het handhavingsbeleid in de toeristische logiessector TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING

ONTWERP VAN DECREET. tot regeling van het handhavingsbeleid in de toeristische logiessector TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING Zitting 2006-2007 4 juli 2007 ONTWERP VAN DECREET tot regeling van het handhavingsbeleid in de toeristische logiessector TEKST AANGENOMEN DOOR DE PLENAIRE VERGADERING Zie: 1208 (2006-2007) Nr. 1: Ontwerp

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2009:BH4974 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 05-03-2009 Datum publicatie 05-03-2009 Zaaknummer 24-002073-08 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Strafrecht

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 11 FEBRUARI 2015 P.14.1739.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.14.1739.F I. E. V. D., II. A. A. Mr. Patricia Vanlersberghe, advocaat bij het Hof van Cassatie. I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF De

Nadere informatie

Rolnummers 4519 en 4522. Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T

Rolnummers 4519 en 4522. Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T Rolnummers 4519 en 4522 Arrest nr. 66/2009 van 2 april 2009 A R R E S T In zake : - de prejudiciële vraag betreffende artikel 4, derde tot vijfde lid, van de wet van 17 april 1878 houdende de voorafgaande

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 4 NOVEMBER 2014 P.13.1253.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.1253.N A B, burgerlijke partij, eiseres, met als raadsman mr. Stijn De Meulenaer, advocaat bij de balie te Gent, met kantoor te

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 24 NOVEMBER 2015 P.15.0890.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.15.0890.N I W J J H, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Michael Verstraeten, advocaat bij de balie te Gent, tegen Michiel VERRAES,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 3 FEBRUARI 2015 P.13.0908.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.13.0908.N J W S, beklaagde, eiser, met als raadsman mr. Kurt Mollekens, advocaat bij de balie te Mechelen, tegen I M (roepnaam D),

Nadere informatie

REGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VAN DE. GEMEENTE KOKSIJDE (Hervastgesteld bij gemeenteraad van 12 december 2018)

REGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VAN DE. GEMEENTE KOKSIJDE (Hervastgesteld bij gemeenteraad van 12 december 2018) PROVINCIE WEST-VLAANDEREN ARRONDISSEMENT VEURNE GEMEENTE KOKSIJDE REGLEMENT BETREFFENDE DE GEMEENTELIJKE ADMINISTRATIEVE SANCTIES VAN DE GEMEENTE KOKSIJDE (Hervastgesteld bij gemeenteraad van 12 december

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 21 MEI 2019

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 21 MEI 2019 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE GENT VAN 21 MEI 2019 In de zaak van het openbaar ministerie tegen: X X, geboren te Dendermonde op X, wonende te X, X, van Belgische nationaliteit thans aangehouden om andere

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 5 JUNI 2012 P.12.0107.N/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0107.N I 1. K. O. D. O., beklaagde, 2. R. S., beklaagde, eisers, met als raadsman mr. Tanja Van den Bossche, advocaat bij de balie

Nadere informatie

Administratieve geldboetes

Administratieve geldboetes Administratieve geldboetes www.luchtvaartpolitie-oostende.be HOOFDSTUK III. - Administratieve geldboeten Art. 45.

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE XVII LIJST VAN DE VOORNAAMSTE WETGEVING XIX

INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE XVII LIJST VAN DE VOORNAAMSTE WETGEVING XIX INHOUDSOPGAVE WOORD VOORAF BEKNOPTE BIBLIOGRAFIE LIJST VAN DE VOORNAAMSTE WETGEVING V XVII XIX I. INLEIDING TOT DE STUDIE VAN HET STRAFRECHT 1 A. BEGRIPSBEPALING 2 I. Bepaling van het strafrecht 2 II.

Nadere informatie

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie

Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie Wet van 13 april 1995 houdende bepalingen tot bestrijding van de mensenhandel en van de kinderpornografie (B.S., 25 april 1995) HOOFDSTUK I Mensenhandel Artikel 1 In de wet van 15 december 1980 betreffende

Nadere informatie

ARBEIDSVEILIGHEID EN AANSPRAKELIJKHEID

ARBEIDSVEILIGHEID EN AANSPRAKELIJKHEID ARBEIDSVEILIGHEID EN AANSPRAKELIJKHEID Gouverneur Roppesingel 15 bus 1.2 (B) 3500 Hasselt T +32 11 36 09 71 F +32 11 36 08 15 steven.renette@mploy.be ERNSTIG ARBEIDSONGEVAL 1. ERNSTIG ARBEIDSONGEVAL Arbeidsongeval:

Nadere informatie

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 19 FEBRUARI 2019

RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 19 FEBRUARI 2019 RECHTBANK VAN EERSTE AANLEG TE HASSELT VAN 19 FEBRUARI 2019 INZAKE HET OPENBAAR MINISTERIE BEKLAAGDEN 1) X X geboren te Heusden-Zolder op X wonende te X, X van Belgische nationaliteit Bijgestaan door Mr.

Nadere informatie

BETREFT: SOCIAAL STRAFWETBOEK IMPACT OP HET TOEZICHT EN DE BESTRAFFING VAN INBREUKEN OP DE WELZIJNSWETGEVING

BETREFT: SOCIAAL STRAFWETBOEK IMPACT OP HET TOEZICHT EN DE BESTRAFFING VAN INBREUKEN OP DE WELZIJNSWETGEVING Nr. 988 Brussel, 30 september 2011 BETREFT: SOCIAAL STRAFWETBOEK IMPACT OP HET TOEZICHT EN DE BESTRAFFING VAN INBREUKEN OP DE WELZIJNSWETGEVING 1. Doelstelling van het Sociaal Strafwetboek (SSW) 1 Bundeling

Nadere informatie

Rolnummer 5762. Arrest nr. 185/2014 van 18 december 2014 A R R E S T

Rolnummer 5762. Arrest nr. 185/2014 van 18 december 2014 A R R E S T Rolnummer 5762 Arrest nr. 185/2014 van 18 december 2014 A R R E S T In zake : de prejudiciële vraag over artikel 56, tweede lid, van het Strafwetboek, in samenhang gelezen met artikel 25 van het Strafwetboek,

Nadere informatie

Wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs (B.S. 20.1.2003)

Wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs (B.S. 20.1.2003) Wet van 20 december 2002 betreffende de bescherming van de preventieadviseurs (B.S. 20.1.2003) Artikel 1.- Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet. Hoofdstuk 1.- Toepassingsgebied,

Nadere informatie

Hof van Cassatie van België

Hof van Cassatie van België 27 JUNI 2012 P.12.0873.F/1 Hof van Cassatie van België Arrest Nr. P.12.0873.F I. P. D. V., II. III. IV. P. D. V., P. D. V., P. D. V., V. P. D. V., Mrs. Cédric Vergauwen en Olivia Venet, advocaten bij de

Nadere informatie