FINANCIEEL. FINANCIELE EN INHOUDELIJK ANALYSE BJZ 2 e kwartaal 2012

Transcriptie

1 FINANCIELE EN INHOUDELIJK ANALYSE BJZ 2 e kwartaal 0. INLEIDING Van de 2 e kwartaalrapportage wordt zoals gebruikelijk een financiële en inhoudelijke analyse voor de leden van GS gemaakt. Op basis van deze analyse vindt een bestuurlijk overleg met BJZ plaats die gepland is op 27 september. Deze analyse sluit af met een samenvatting en een advies over de inhoudelijke en financiële ontwikkelingen. De inhoudelijke analyse is qua opmaak anders dan de voorgaande analyses. Reden hiervoor is het nieuwe Landelijk Rapportage Format (LRF) dat met ingang van het eerste kwartaal van kracht is geworden. Bij het opstellen van het nieuwe LRF heeft er een verschuiving plaatsgevonden van het uitvragen van beleidsinformatie gericht op activiteiten en producten naar informatie die vertrekt vanuit de jeugdigen. Werd in de oude rapportage bijvoorbeeld uitgevraagd hoeveel indicatiebesluiten zijn genomen, in de nieuwe uitvraag ligt de focus op het aantal jeugdigen waarop een aanspraak is gevestigd. Wij hebben getracht het nieuwe LRF zoveel mogelijk naast de productiecijfers van BJZ te leggen waardoor een beeld ontstaat hoe BJZ vaart ten opzichte van de begroting. Verder is in deze analyse de meest recente informatie meegenomen die bekend is vanuit het IPO en Rijk ten aanzien van landelijke ontwikkelingen (bv tariefstelling JB/JR en daaraan gekoppelde verkorting van doorlooptijden OTS). FINANCIEEL 1. KWALITEIT VAN DE FINANCIELE VERANTWOORDING BJZ heeft conform afspraak de 2 e kwartaalrapportage tijdig aangeleverd. In het 2 e kwartaal heeft BJZ wederom het model voor de prognose toegepast die in overleg met Deloitte is ontwikkeld. BJZ benoemt in de rapportage een jaarprognose en voert hier rekenkundige correcties op uit waarbij wordt uitgelegd hoe deze tot stand komen. Een toetsing hierop door ons is niet mogelijk, het is en blijft een prognose. Deze voorliggende beoordeling is met name gericht op het resultaat tot en met het 2 e kwartaal, de eindejaarsprognose, en de beoordeling van de prestatie-indicatoren die gekoppeld zijn aan het plan van aanpak ter verbetering van de financiële positie. We gaan er vanuit dat de realisatiecijfers betrouwbaar zijn gelet op het feit dat Ernst & Young Accountants bij hun onderzoek naar de 1 e kwartaalrapportage 2010 heeft vastgesteld dat BJZ werkt met juiste, tijdige en volledige realisatiecijfers. 2. RESULTAAT T/M 2 E KWARTAAL Tot en met het 2 e kwartaal wordt een overschot gepresenteerd van BJZ heeft gerekend met een loonstijging van 1% en een prijsstijging van 0,2%. In onze subsidieverlening voor hebben wij BJZ aangegeven dat zij een eventueel nadelig verschil zelf binnen hun begroting moet oplossen indien het Rijk in het najaar van de vergoeding voor OVA en prijsstijging lager dan de door BJZ geprognosticeerde percentages vaststelt. (zie verder voor OVA ook eindejaarprognose ) Het overschot t/m het 2 e kwartaal wordt veroorzaakt door lagere inkomsten dan begroot ten bedrage van Dit wordt voor het grootste deel veroorzaakt door een lagere productie bij de werksoorten JB ( ) en een verhoogde productie bij de JR ( ), AMK ( ) en Toegang ( ). De kostenkant heeft BJZ in het 2 e kwartaal met weten te verlagen. 3. EINDEJAARPROGNOSE BJZ verwacht voor geheel een overschot van Dit is exclusief de dotatie aan het eigen vermogen van (gefinancierd door de provincie). De prognose is gebaseerd op het werkmodel dat BJZ samen met Deloitte heeft ontwikkeld. In de prognose heeft BJZ rekening gehouden met financiële gevolgen als gevolg van toekomstige 1

2 ontwikkelingen die in het komende kwartalen door BJZ worden geëffectueerd cq worden verwacht/voorzien: 1. Personeelskostenstijging van Kostendaling van Inkomstenstijging van De verwachte inkomstenstijging en stijging van de personeelskosten zijn het gevolg van de onderhandelingen die eind tussen IPO en Rijk hebben plaatsgevonden over de tarieven JB en JR en die tot verhoging van deze tarieven heeft geleid. Het geprognosticeerde resultaat wordt nog (positief) beïnvloed door de nog te ontvangen OVA. Bij brief van 22 mei heeft VWS de provincies in vertrouwen meegedeeld dat zij het OVA-percentage voor heeft vastgesteld op 2,95%. Naar verwachting zal VWS dit percentage in de loop van in een beschikking aan de provincies toekennen. BJZ heeft in zijn begroting rekening gehouden met 1% loonstijging en 0,2% prijsstijging. Nu VWS de OVA vergoeding bekend heeft gemaakt kan worden geconcludeerd dat dit nog een positief effect heeft op de prognoses van BJZ. BJZ heeft een extra inkomst als gevolg van de OVA vergoeding nog niet in zijn prognose verwerkt. Door de afdeling wordt nog uitgerekend hoeveel extra middelen BJZ als gevolg van een OVA vergoeding van 2,95% zal ontvangen. 4. RELATIE TUSSEN GELD EN WERKSOORTEN Het begrote resultaat is nul, exclusief dotatie van het eigen vermogen van In onderstaande tabel wordt de realisatie t/m 1 e kwartaal en de prognose zichtbaar gemaakt. Tabel 1: resultaten per werksoort. TOTAAL OVERZICHT (exclusief projectsubsidies) Realisatie t/m Prognose 2 e kwartaal 1 Resultaat JB/JR Toegang AMK Kindertelefoon VVV Crisisopvang 0 0 Gesloten opvang Totaal resultaat Toegang De Toegang kent t/m het 2 e kwartaal een overschot van BJZ verwacht het jaar af te sluiten met een resultaat van 0. De totale productie van de Toegang is volgens BJZ, zoals ook al werd voorzien, aanmerkelijk hoger dan de begroting omdat de productiecijfers vanwege het uitgangspunt van de provincie (=) voor niet naar boven zijn aangepast De provincie heeft voor het uitgangspunt = gehanteerd waardoor er voor niet meer middelen voor de Toegang beschikbaar zijn gekomen en de stijgende productie van binnen de financiële kaders van moeten worden opgevangen. Ondanks de stijgende productie bij de Toegang is het aantal wachtenden bij de voordeur 0 en zijn alle (aan)meldingen in behandeling genomen. De financiering van de Toegang vindt in eveneens plaats op basis van lumpsum hetgeen betekent dat BJZ het maximaal toegekende subsidiebedrag ontvangt en dat bij een hogere productie hier een risico voor BJZ ligt. Om weer balans te brengen tussen de beschikbare middelen binnen de Toegang en de instroom heeft BJZ in het 2 e kwartaal additionele aanpassingen in de werkprocessen verder gerealiseerd. Het proces van indicatiestelling is verder geëffectueerd onder meer in samenwerking met Elker. De gemiddelde doorlooptijd binnen de Toegang ligt op 49 dagen en dat is binnen de door ons gestelde norm van 77 dagen. In het nieuwe landelijk rapportage format wordt de doorlooptijd 1 BJZ rekent hierin met een geprognosticeerde vergoeding voor OVA van Indien de rijksvergoeding in het najaar lager wordt vastgesteld moet BJZ dit binnen de eigen begroting opvangen. 2

3 beoordeeld in groepen van < 4 weken, 4-8 weken, 8-12 weken en > 12 weken. Een gemiddelde doorlooptijd van 49 dagen ligt dan in de groep 8-12 weken. Er zijn ook cliënten die langer op hun IB moeten wachten. Deze groep wordt gevormd door cliënten die de laagste prioriteit krijgen op basis van de aard, ernst en urgentie van hun problematiek en die langere tijd moeten wachten omdat andere cliënten met meer spoedeisende problemen voorgaan. Deze aanpak is verklaarbaar als gevolg van de verminderde middelen binnen de Toegang. BJZ en Elker hebben afgesproken vanaf 1 oktober met de zgn professionele verwijzing te gaan werken. Dit heeft positieve gevolgen voor de eenvoudige cliënten. In de 4 e kwartaalrapportage moeten we de effecten van deze werkwijze in de cijfers gaan merken. Binnen de Toegang wordt een intensieve en frequente (wekelijks tot tweewekelijks) monitoring van de urgentie van alle zaken die op afhandeling wachten uitgevoerd, op basis waarvan wekelijks de prioritering van afhandeling wordt bepaald De doorlooptijd voor de afgifte van de PGB s ligt binnen de norm en bedraagt 43 dagen. Nu de wetwijziging AWBZ is uitgesteld vertaald zich dat weer in een toenemend aantal aanvragen voor een PGB bij BJZ. De inzet van het aantal fte's was in de periode t/m het 2 e kwartaal 65,1 fte. Het begrote aantal fte's is 66. JB/JR In het eerste kwartaal van stonden gemiddeld 512 kinderen onder toezicht, in was dit gemiddeld 495. Een lichte stijging dus ten opzichte van, dit aantal is echter wel veel lager dan de 570 die waren begroot voor, dit betekent een onderproductie van 10%. Het aantal voogdijen stabiliseert en komt met 249 zaken iets onder de verwachte 255 zaken. De productie is exact gelijk aan het gemiddelde van. Bij de Jeugdbescherming krijgt iedere cliënt binnen 5 dagen een gezinsvoogd of vervangend gezinsvoogd. In het 2 e kwartaal heeft Bureau Jeugdzorg dit resultaat opnieuw gecontinueerd. In het 2 e kwartaal zijn 37 plannen van aanpak vastgesteld voor kinderen met een onder toezichtstelling. Van deze 37 plannen zijn er 29 buiten de termijn van 6 weken na datum uitspraak vastgesteld (nieuwe definitie LRF ). Als we kijken naar de termijn vanaf datum in kennisstelling (datum ontvangst beschikking door Bureau Jeugdzorg) vallen er 17 buiten de termijn en 20 binnen de termijn. Bij het inlezen van onze kwartaalgegevens in het registratiesysteem BIJ van VWS hebben wij het knelpunt dat wij in het 1 e kwartaal hierover ook aan V&J kenbaar hebben gemaakt, wederom benoemd. Vooralsnog blijven wij BJZ toetsen op de wettelijke normen. Bij de voogdij zijn geen plannen vastgesteld. De totale productie bij de afdeling Jeugdreclassering is 5% hoger dan begroot. Het aantal reguliere jeugdreclasseringsmaatregelen is 9% hoger dan begroot. Ook het aantal ITB Harde Kern zaken is fors hoger, de overproductie is hier 64%. De productie van de maatregelen ITB Criem, samenloop en GBM advies blijven achter bij de begroting. Het aantal adviestrajecten Gedrags Beïnvloedende Maatregelen (GBM) blijft nog achter bij de verwachtingen, de invloed van Bureau Jeugdzorg op het aantal is klein. Ook het inzetten van scholing- en trainingprogramma s wordt ondanks pogingen van BJZ niet of nauwelijks gebruikt. In het 2 e kwartaal zijn 47 plannen van aanpak vastgesteld waarvan 39 binnen de termijn van 6 weken (volgens de wettelijke oude normering) Ook hierin speelt de verandering van de definitie het het nieuwe landelijke format zoals bij de JB. Als wordt gekeken naar de definitie volgens het nieuwe LRF zijn van de 47 plannen 25 binnen de termijn vastgesteld. De inzet van de Jeugdreclassering bij trajectberaden blijft ongeveer constant. Inhoudelijk levert de betrokkenheid positieve resultaten op. In het vierde kwartaal van heeft de Jeugdreclassering in samenwerking met de volwassen reclasseringsorganisaties en de Raad voor de Kinderbescherming een Gronings samenwerkingsconvenant opgesteld en afgesloten waarin de continuïteit van de zorg voor de reclasseringszorg voor de doelgroep 18 tot 21 jaar is vastgelegd in een aantal bindende afspraken. Bovendien neemt Bureau Jeugdzorg deel aan één van de twee landelijke pilots adolescenten strafrecht, deze start in november. Per saldo bedraagt het resultaat voor JB en JR t/m 2 e kwartaal negatief. BJZ verwacht over geheel voor JB/JR een resultaat van negatief te realiseren. Binnen de JB/JR is in het 2 e kwartaal het aantal van 89,1 fte werkzaam geweest. Het begrote aantal fte's is 90,4. In gaf BJZ telkens aan dat ondanks de duidelijke sturing op de 3

4 formatieve inzet JB en JR het onvoldoende lukte om het gemis aan instroom door te blijven vertalen naar het laten krimpen van de formatie. Met name omdat het moeilijk was om het primaire proces te ontzien, terwijl daar het meeste verloop was. BJZ heeft in het BO van 16 november aangegeven intern nu ook te kijken hoe in de ondersteunende formatie gesneden kan worden ten gunste van het primaire proces. Desgevraagd heeft BJZ nu laten weten dat de keus is gemaakt formatie van gedragswetenschappers, praktijkbegeleiders en teamleiders te laten krimpen naar aanleiding van vertrekkende medewerkers uit het primaire proces. De vrijgevallen formatie wordt dan deels of helemaal niet opgevuld. De ondergrens van de formatie die nodig blijft wordt werkende weg verkend. Inmiddels is de formatie van gedragswetenschappers en praktijkbegeleiders gekrompen en zal de formatie teamleiders binnenkort krimpen. AMK Het AMK kent aan het eind van het 2 e kwartaal een tekort van BJZ verwacht aan het eind van een resultaat van positief te hebben. De instroom van meldingen (die leiden tot het starten van een onderzoek) op het AMK is in het tweede kwartaal aanzienlijk hoger geweest dan in en ook aanzienlijk hoger dan in de begroting opgenomen. Ten opzichte van de begroting bedraagt de stijging ruim 15%. Deze toename is voor het overgrote deel te wijten aan een sterke toename van meldingen vanuit de ziekenhuizen, als uitvloeisel van het convenant dat we met de Spoedeisende Eerste Hulp van alle ziekenhuizen ruim een jaar geleden hebben gesloten. De implementatie daarvan binnen de ziekenhuizen is inmiddels goed op gang gekomen. De gemiddelde doorlooptijd tot afronding van het onderzoek bedroeg 60 dagen in het 2 e kwartaal (norm 70 dagen). Alle onderzoeken zijn binnen de norm van 5 dagen gestart. Als gevolg van de stijging van de aantallen in combinatie met het relatief grote aantal spoedeisende onderzoeken is het deel dat buiten de normtijd (volgens het nieuwe LRF) is afgesloten groot (33%). De formatie binnen het AMK bedraagt in het 2 e kwartaal 15,8 fte terwijl in de begroting rekening is gehouden met 15,8 fte. 5. REALISATIE VAN DE BEZUINIGINGEN EN DE BESTEDING VAN DE FRICTIEKOSTEN Prestatie indicatoren Voor toetsen wij de cijfers van BJZ op grond van hun ***kwalificatie volgens ons Rapport Professionalisering Subsidierelaties op de onderstaande prestatie-indicatoren. Prestatie-Indicator Begroting 1 januari Januari Februari Maart April Mei Juni Gemiddelde loonsom Ziekteverzuim 5,44 6,27 6,73 5,60 5,81 5,05 5,26 Instroom Uitstroom Aantal medewerkers Fte's: - intern 209,64 209,04 209,76 210,27 210,83 209,83 209,83 206,10 BJZ geeft op de prestatie-indicatoren geen toelichting. De prestatie-indicatoren leveren geen aanleiding tot het maken opmerkingen. 4

5 6. FINANCIELE INDICATOREN In onderstaande tabel staan de financiële indicatoren op basis van de 2 e kwartaalrapportage van BJZ. Financiële indicatoren Ultimo 1e kw 2e kw 3e kw Vorderingen op korte termijn Liquide middelen Eigen Vermogen Schulden op korte termijn Totaal vreemd vermogen Liquiditeit 1,31 1,28 1,27 Solvabiliteit 0,37 0,32 0,31 Prognose omzet Het eigen vermogen wordt op grond van bovenstaande tabel door BJZ berekend op Het eigen vermogen is ten opzichte van ultimo toegenomen. In het 2 e kwartaal is aan het eigen vermogen het resultaat van het 2 e kwartaal toegevoegd en een deel van onze bijdrage van voor opbouw eigen vermogen. In relatie tot de exploitatie omvang is te kwalificeren als redelijk. Van de aan eigen vermogen bedraagt is een bedrag van ca vrij besteedbaar (algemene reserve). Dit bedrag kan worden ingezet voor het opvangen van eventuele financiële tegenvallers. Wij hebben geconstateerd dat BJZ de solvabiliteit op een andere manier bepaalt dan wij volgens ons stramien in het Rapport Professionalisering Subsidierelaties (RPS) doen. BJZ relateert het EV aan het VV en komt daarmee op een solvabiliteit van 0,31 en wij relateren het EV aan het TV en komen op een solvabiliteit van 0,24 (was ultimo : 0,24). Volgens de normen van het RPS is dit te kwalificeren als onvoldoende. Wij hebben BJZ reeds bij de 2 e kwartaalrapportage gemeld dat wij de solvabiliteit op een andere wijze berekenen echter is de wijze van BJZ ook correct maar sluit die niet bij de systematiek van de provincie in de RPS. De liquiditeit komt op 1,27 aan het eind van het 2 e kwartaal, is daarmee verbeterd ten opzichte ultimo en is te kwalificeren als goed. Risicoparagraaf BJZ heeft de risico s en de bijbehorende beheersmaatregelen uitgebreid in beeld gebracht. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in risico s als gevolg van externe ontwikkelingen en in bedrijfsrisico s. Op de bedrijfsrisico s heeft BJZ de meeste invloed, de belangrijkste risico s in deze categorie zijn: Caseloadverlaging JR en Voogdij. Indien de caseload wordt verlaagd bedragen de kosten hiervan in totaal (6 fte) heeft BJZ geraamd. BJZ geeft aan vooralsnog geen caseloadverlaging door te voeren. Bij brief van 18 juli hebben wij de verhoogde rijkstarieven voor JB en JR aan BJZ beschikbaar gesteld. Door de landelijke verhoging van de tarieven is BJZ nu in de mogelijkheid om de caseloadnormen die bij de verschillende onderdelen van de JB en JR horen te realiseren. Het risico zoals genoemd in de risicoparagraaf is derhalve niet meer actueel. Financiering OTS en voorlopige voogdij op basis van 12 maandgemiddelde. Als gevolg van deze financieringswijze ontvangt BJZ met ingang van minder middelen dan verwacht en staat de caseload van deze beide onderdelen onder druk (caseloadverhoging). De provincie kent BJZ bij wijze van geleidelijke opvang van deze inkomstendaling voor nog een bedrag van toe. BJZ heeft de inkomstendaling taakstellend in zijn begroting verwerkt en tracht dit binnen de organisatie op te vangen door de caseloadverhoging in relatie tot overhead in de breedste zin van het woord te herdefiniëren. Niet dekkende rijkstarieven JB en JR: BJZ benoemt dit risico nog in zijn risicoparagraaf maar ondertussen is eind een akkoord tussen IPO en Rijk gesloten over verhoging van de tarieven JB en JR. BJZ houdt met de uitkomsten van deze verhoging al wel rekening in de prognose maar benoemt het risico nog wel in de risicoparagraaf. Dit risico kan uit de lijst worden verwijderd omdat wij BJZ bij brief van 18 juli de landelijke verhoging voor de tarieven JB en JR beschikbaar hebben gesteld. 5

6 INHOUDELIJK De hoofdstuk indeling in de inhoudelijke analyse is gekoppeld aan de hoofdstukindeling uit het LRF en sluit daarom niet logisch aan op de financiële analyse hierboven. Hoofdstuk 2 Instroom, doorstroom en uitstroom bij de jeugdzorg Toelichting op dit hoofdstuk De rapportages uit dit hoofdstuk geven inzicht in de instroom, doorstroom en uitstroom bij de jeugdzorg. In dit hoofdstuk gaat het bij bijna alle tabellen om inzicht in cliënttrajecten. Het cliënttraject betreft altijd de jeugdige zoals opgenomen in de Wet op de Jeugdzorg. Zijn ouder(s) of stiefouder(s) of andere die de jeugdige als behorend tot hun gezin verzorgen en opvoeden zijn altijd een onderdeel van het cliënttraject. 2.1 Aantal aanmeldingen en vervolg op aanmelding in het vrijwillig kader KW2 KW3 KW4 KW1 KW2 Aanmeldingen in het vrijwillige kader Waarvan: Vervolg binnen bureau jeugdzorg Geen vervolg binnen bureau jeugdzorg: verwijzing naar voorliggende voorziening Geen vervolg binnen bureau (7%) 81 (38%) 101 jeugdzorg: informatie en advies (48%) Nog geen vervolg bepaald 12 (5%) (7%) 78 (36%) 87 (40%) 34 (15%) (5%) 63 (25%) 115 (45%) 58 (23%) (7%) 68 (24%) 118 (42%) 71 (25%) (61%) 106 (10%) 223 (21%) 74 (7%) In deze tabel wordt gerapporteerd over gegevens die niet gaan over een cliënttraject het betreft hier dus niet unieke cliënten. De gegevens in deze tabel gaan vooraf aan de start van een cliënttraject in het vrijwillige kader. De gegevens betreffende het vervolg binnen BJZ markeren in feite de start van het cliënttraject in het vrijwillig kader. Een aanmelding in het vrijwillige kader is de gebeurtenis waarin een persoon of een derde aandacht vraagt voor een jeugdige waarvoor bureau jeugdzorg dient te bezien of deze zorg nodig heeft in verband met opgroei-, opvoed- of psychiatrische problemen, dan wel in verband met problemen van een cliënt, niet zijnde een jeugdige, die het onbedreigd opgroeien van een jeugdige belemmeren. In de tabel gaat het er primair om, of de aanmelding leidt tot een vervolg of niet. Indien sprake is van geen vervolg binnen BJZ dan is ook geen sprake van de start van een nieuw cliënttraject. In het tweede kwartaal blijkt uit bovenstaande tabel een enorme stijging van het aantal aanmeldingen in het vrijwillige kader. Deze stijging is te verklaren omdat de cijfers uit het 1 e kwartaal in het nieuwe LRF nog niet betrouwbaar waren. Dit hebben wij ook aan VWS gemeld. Ondertussen is de ICT-voorziening van het landelijk format aangepast en kunnen de aanmeldingen nu wel betrouwbaar worden geleverd. Qua productie loopt BJZ met de aanmeldingen binnen de begrote productie. Het aantal verwijzingen naar het voorliggend veld is laag (10%). Dit sluit aan bij het signaal dat BJZ voortdurend afgeeft dat de aanmeldingen die binnenkomen dermate zwaar zijn dat deze cliënt bij BJZ moeten worden en minder worden terugverwezen naar het voorliggend veld. Ruim 20% van de aanmeldingen doet BJZ via de lijn van informatie en advies af. 61% van de aanmeldingen wordt cliënt van BJZ (let op over een cliënt kunnen meerdere aanmeldingen binnenkomen. Een aanmelding staat niet gelijk aan een unieke cliënt). 6

7 2.2 Instroom bureau jeugdzorg: aantal nieuwe cliënttrajecten aantal unieke jeugdigen Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Nieuw cliënttraject bij bureau jeugdzorg Waarvan: aantal Nieuw cliënt traject dat start in het vrijwillige kader Nieuw cliënt traject dat start met de uitvoering van een jeugdbeschermingsmaatregel Nieuw cliënt traject dat start met de uitvoering van een jeugdreclasseringsmaatregel Bovenstaande tabel geeft het aantal nieuwe cliënttrajecten weer dat in de rapportageperiode bij BJZ is gestart. Elk traject betreft een uniek cliënttraject. Bovenstaande tabel geeft dus ook het unieke aantal jeugdigen weer dat in de afgelopen periode nieuw bij bureau jeugdzorg is ingestroomd en nog niet eerder contact met BJZ heeft gehad. In het tweede deel van deze tabel wordt dit aantal uitgesplitst naar de wijze van instroom: vrijwillig, jeugdbescherming of jeugdreclassering. Instroom in het vrijwillig kader is tevens inclusief spoedeisende zorg, signalen van derden die hebben geleid tot een geaccepteerde aanmelding en doorgeleiding van jeugdigen vanuit het AMK. Meldingen bij het AMK en de Kindertelefoon zijn niet meegenomen in deze tabel. Het aantal nieuwe cliënttrajecten is in het tweede kwartaal gedaald ten opzichte van de voorgaande kwartalen in en. Ondanks de verlaging van het aantal trajecten loopt BJZ nog wel aan tegen het feit dat de subsidiering van de productie gelijk is aan en dat de problematiek van de cliënten zwaarder is en BJZ voor deze cliënten dus duurdere producten (bv zorgmeldingen politie en uitgebreid casemanagement) moet aanspreken om tot een indicatie te komen. Om voor deze financiële druk die daardoor op de Toegang ontstaat een oplossing te zoeken heeft BJZ zijn werkprocessen binnen de Toegang moeten aanpassen (zie ook de financiële analyse bij de Toegang) Doorlooptijd jeugdbeschermingsketen In de jeugdbeschermingsketen zijn termijnen bepaald voor doorlooptijden. Alle betrokkenen (BJZ, RvdK en Rechtbank) dragen bij aan het realiseren van deze termijnen. De ICT binnen het nieuwe LRF is nog onvoldoende ontwikkeld om van alle partijen de doorlooptijden te kunnen registeren. In onderstaande tabel zijn de cijfers vermeld die betrekking hebben op het deel van het traject waarvoor BJZ verantwoordelijk is en die door V&J als prioriteit zijn benoemd om over te rapporteren. BJZ heeft deze gegevens handmatige moeten genereren. Doorlooptijd datum aanvang tot eerste contact Doorlooptijd van datum uitspraak tot eerste contact met gezinsvoogd (niet zijnde wachtlijstbegeleider) termijn maximaal 1 week Doorlooptijd van datum uitspraak tot eerste contact met gezinsvoogd aantal binnen termijn Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 aantal buiten termijn Q2 Q3 Q4 Q1 Q

8 (niet zijnde wachtlijstbegeleider) termijn maximaal 2 weken Doorlooptijd van datum uitspraak tot eerste contact met gezinsvoogd (niet zijnde wachtlijstbegeleider) maximaal 4 weken In deze tabel worden diverse doorlooptijden weergegeven. Van elk type doorlooptijd wordt zowel het aantal geregistreerd dat binnen de termijn valt als het aantal dat daar buiten valt. In de laatste twee kwartalen van waren er veel doorlooptijden die buiten de termijn vallen. In het eerste en tweede kwartaal van ook. Er is echter wel sprake van een stijgende lijn. Waar in het derde kwartaal van slechts 10,6% binnen de termijn vallen, is dat in het vierde kwartaal 21%, in het eerste kwartaal van 35% en in het tweede kwartaal van 41%. In onze subsidiebeschikking hebben wij als voorwaarde gesteld dat binnen 5 dagen na in kennisstelling van BJZ een voogd door BJZ moet zijn toegewezen. In het nieuwe LRF is nu als vertrekpunt gekozen voor het moment waarop de Rechtbank uitspraak doet. BJZ heeft geen sturing op de tijd die zit tussen het moment van de uitspraak en het moment van in kennisstelling. Hierdoor vertoont bovenstaande tabel vaak dat buiten de norm van 5 dagen een voogd is toegewezen (zie hiervoor ook de financiële analyse). Na de 1 e kwartaalrapportage is ons duidelijk geworden dat het ministerie van V&J de doorlooptijden van BJZ in de jeugdbeschermingketen gebruikt om te bepalen of er sprake is van wachtlijsten. Dit is echter onjuist en BJZ heeft als schakel in de keten geen invloed op de doorlooptijden van de Rechtbank en de RvdK. Wij hebben bij brief van 25 juni dit knelpunt expliciet onder de aandacht van V&J gebracht. 2.5 Aantal jeugdigen bij bureau jeugdzorg De voorgaande tabellen gaan over de nieuwe instroom bij BJZ en het eerste vervolg. BJZ heeft echter ook te maken met onderhanden zijnd werk. In onderstaande tabellen wordt om die reden een standgegeven gerapporteerd, zowel voor het totaal aantal unieke jeugdigen, als uitgesplitst naar type taak. Het gaat om de cliëntgebonden taken. De Kindertelefoon en het AMK worden hier buiten beschouwing gelaten. totaal aantal unieke jeugdigen type zaak Jeugdige en zijn/haar ouders/verzorgers in begeleiding naar hulp (incl. in indicatieproces en melding Raad / COB) Uitvoering Jeugdbescherming Uitvoering Jeugdreclassering Lopende reguliere jeugdzorg (J&O, inclusief spoedeisende, maar exclusief gesloten jeugdzorg) Lopende gesloten jeugdzorg Ambulante jeugdzorg door bureau jeugdzorg aantal jeugdigen einde periode Q2 Q3 Q4 Q1 Q aantal jeugdigen einde periode Het totaal aantal unieke jeugdigen in deze tabel betreft in feite het totaal aantal jeugdigen bij bureau jeugdzorg op peildatum, namelijk de laatste dag van de periode. De optelsom van 8

9 het aantal jeugdigen per taak is niet gelijk aan het totaal aantal unieke jeugdigen. Er kunnen immers tegelijkertijd verschillende taken worden uitgevoerd. Per taak is er wel sprake van unieke jeugdigen. Het totaal aantal jeugdigen dat onder handen is bij BJZ is aan het einde van het tweede kwartaal van vergelijkbaar met de voorgaande kwartalen. Een daling is zichtbaar bij de jeugdige en zijn/haar verzorgers die in begeleiding naar hulp zijn en het aantal jongeren dat in de lopende reguliere jeugdzorg is gestegen. Bij andere typen zaken blijft het aantal jeugdigen vrijwel gelijk. 2.9 Aantal unieke jeugdigen dat langer dan 9 weken wacht op start zorg BJZ registreert het aantal cliënten dat vanuit de Toegang en de jeugdbescherming wacht op zorg. Wij hebben in lijn met de afspraak IPO-Rijk 2010/ aan de zorgaanbieders als voorwaarde gesteld dat er niemand langer dan 9 weken mag wachten op de start van zorg. Deze afspraak is in gecontinueerd. Vanaf 2009 loopt al een discussie met BJZ en de ZA over afstemming van de wachtlijstcijfers. Voor de 1 e kwartaalrapportage heeft dwingende sturing van onze kant er toe geleid dat van Elker, LdH en MJD de cijfers goed zijn afgestemd met BJZ hetgeen heeft geleid tot onderstaande cijfers per 1 april. Voor het 2 e kwartaal heeft wederom een goede afstemming plaatsgevonden hetgeen heeft geleid tot onderstaande cijfers per peildatum 1 juli. Aantal unieke cliënten die > 9 weken wachten op geïndiceerde provinciale jeugdzorg peildatum 1/7 1/10 1/1 1/4 1/7 1 Bruto wachtlijst af: jeugdigen die in de wachtperiode een vorm van geïndiceerde provinciaal gefinancierde jeugdzorg ontvangen 1 minus Netto wachtlijst A 2 af: jeugdigen die in de wachtperiode een vorm van niet geïndiceerde provinciaal gefinancierde jeugdzorg ontvangen 1 minus 2 minus 3 Netto wachtlijst B In de afzonderlijke rapportages van de zorgaanbieders wordt melding gemaakt van andere wachtlijstcijfers (Elker heeft 46 unieke cliënten op de netto wachtlijst B staan, Het Leger des Heils 3 langer dan 9 weken en de MJD van 0). Het verschil tussen de cijfers van de ZA en BJZ wordt veroorzaakt door cliënten die van andere provincies bij de zorgaanbieders instromen en dus niet bij BJZ als wachtenden bekend zijn of cliënten die bij een ZA op de wachtlijst staan maar in de tussentijd bij een ander zorgaanbieder een second best opvang krijgen. De zorgaanbieders hebben verder een overzicht verstrekt van de redenen waarom cliënten langer dan 9 weken wachten. Met inbegrip van bovenstaande hebben wij geconstateerd dat de wachtlijstcijfers van BJZ en de ZA aansluiting vertonen. De instellingen hebben wederom aangegeven dat de uitvraag van de provincie voor de 2 e kwartaalrapportage tijdrovend is geweest mede omdat wij van alle wachtenden langer dan 9 weken uitleg hebben gevraagd over de reden waarom het wachten langer duurt. Echter is de ontwikkeling van de wachtenden langer dan 9 weken op deze manier wel inzichtelijk voor ons als provincie en daarom wordt voorgesteld dit per kwartaal te blijven herhalen. In de IPO/rijk deal 2010/ is afgesproken 1x per jaar op peildatum 1 juli te rapporteren over de wachtlijstcijfers. Deze afspraak is stilzwijgend verlengd naar. De wachtlijstcijfers per 1 juli zijn ondertussen via het LRF aan het Rijk verstrekt. Overige ontwikkelingen Toegang Casemanagement Het aantal casemanagementzaken is in het eerste halfjaar van ten opzichte van de begroting fors gestegen zowel het basiscasemanagement als de zware (plus) zaken. De verhouding tussen beide, fluctueert. De relatieve stijging van het aantal basiscasemanagement zaken lijkt deels voort te komen uit de initiatieven rondom gericht indiceren c.q. het indiceren op maat. 9

10 Voor het eerst, sinds juli, is de instroom van de zware plus zaken groter dan de instroom van basiszaken. Dit zou kunnen betekenen dat het indiceren op maat leidt tot meer ruimte om zwaardere zaken op te pakken. Dit was de verwachting en doelstelling van BJZ. Er is ook sprake van een toename in het aantal zaken in het NAS-protocol (samenwerking tussen de afdeling verloskunde van de ziekenhuizen, verslavingszorg, thuiszorg, maatschappelijke werk en bureau Jeugdzorg bij zorgen over een ongeboren kind van een verslaafde moeder). In eerste instantie gaat een melding naar het AMK en die bekijkt of hulp in het vrijwillig kader mogelijk is of dat er een verzoek tot onderzoek bij de RvdK door het AMK ingediend moet worden. Als hulp in het vrijwillig kader mogelijk is volgt overdracht naar de Toegang. Aan het einde van het tweede kwartaal is de begrote productie van al gehaald. De mogelijke oorzaak hiervan is dat er meer bekendheid aan het protocol is gegeven en het protocol is geprofessionaliseerd. Een andere trend die BJZ ziet is een toenemende vraag naar casemanagement, ook al is er geen sprake van geïndiceerde zorg. Het gaat om verzoeken vanuit de LVG-sector waarbij sprake is van risicovolle situaties voor jongeren en waarbij meestal om casemanagement plus ondersteuning wordt gevraagd. Zodra de veiligheid van de jongeren in het geding worden deze jongeren cliënt van BJZ. Hoofdstuk 4 Informatie over jeugdbescherming Toelichting op dit hoofdstuk De tabellen in dit hoofdstuk bieden inzicht in het aantal jeugdigen met een (voorlopige) OTS en (voorlopige) voogdijmaatregel en de gemiddelde duur ervan. Tevens wordt inzicht gegeven in het aantal uithuisplaatsingen en de gemiddelde duur daarvan. 4.1 Aantal jeugdigen met een maatregel jeugdbescherming aantal jeugdigen einde periode Q3 Q4 Q1 Q2 Q 2 VOTS OTS Voorlopige Voogdij Voogdij Deze tabel geeft informatie over het aantal jeugdigen met een maatregel jeugdbescherming als standgegeven, namelijk aan het einde van de periode. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in het type maatregel dat deze jeugdigen hebben. De prognose voor het aantal jeugdigen met een ondertoezichtstelling ligt op totaal 570 in. Ten opzichte van is de begroting met 20 verlaagd. In het tweede kwartaal van stonden gemiddeld 515 kinderen onder toezicht, in was dit gemiddeld 495. Een lichte stijging dus ten opzichte van, dit aantal is echter wel veel lager dan de 570 die waren begroot voor, dit betekent een onderproductie van 10%. Het aantal jeugdigen met een (voorlopige) voogdij is voor geprognosticeerd op 255. Het aantal voogdijen stabiliseert en komt aan het einde van het tweede kwartaal met 253 zaken iets onder de prognose voor. De productie is vrijwel gelijk aan het gemiddelde van. Onderstaande grafiek laat het aantal jeugdigen met een OTS en voogdij zien ten opzichte van de begroting. 10

11 Aantal jeugdigen in OTS en voogdij Realisatie OTS Begroting OTS Realisatie (voorlopige) voogdij Begroting (voorlopige) voogdij kw 1 Bij de Jeugdbescherming krijgt iedere cliënt binnen 5 dagen een gezinsvoogd of vervangend gezinsvoogd. In het tweede kwartaal heeft Bureau Jeugdzorg dit resultaat opnieuw gecontinueerd. Doorlooptijd van in kennisstelling tot vaststelling plan In de beschikking is voor dit onderdeel een verplichting opgenomen dat BJZ de prestatie levert dat zij werkt volgens de wettelijke doorlooptijden. Voor dit onderdeel geldt dat er binnen 6 weken na de in kennisstelling van de uitspraak van een maatregel een plan van aanpak is vastgesteld. Met BJZ is in al afgesproken dat vanaf het 4 e kwartaal de doorlooptijden voor JB en JR worden gehaald. In het vierde kwartaal is hieraan voldaan voor de OTS en voorlopige voogdij, voor voogdij niet. Met ingang van het 1 e kwartaal wordt de doorlooptijd van de jeugdbescherming geregistreerd volgens het nieuwe LRF echter geldt hierbij dat het moment van de registratie is gewijzigd. Nu moet worden gerapporteerd vanaf het moment van de uitspraak door de Rechtbank. Omdat de Rechter soms geen uitspraak doet ter zitting maar pas later en de maatregel dan met terugwerkende kracht vanaf de zittingsdatum van kracht verklaard slaagt BJZ er niet altijd in binnen de termijn van 6 weken een plan van aanpak vastgesteld te hebben. Dat betekent dat de cijfers van niet te vergelijken zijn met en BJZ de doorlooptijden in het 1 e en 2 e kwartaal niet heeft gehaald. Echter ook wanneer we kijken naar het oude moment van registratie (= vanaf datum inkennisstelling) haalt BJZ nog steeds niet de doorlooptijd van 6 weken. Hierover is gesproken tijdens het bestuurlijke overleg van 12 juli en heeft BJZ toegezegd in overleg met de Rechtbank te treden over mogelijke verbeteringen maar ook binnen de eigen organisatie te kijken naar verbeteringen. In het bestuurlijk overleg over de 2 e kwartaalrapportage moet dit punt weer aan de orde worden gesteld waarbij BJZ de afspraak van in herinnering moet worden geroepen dat dit deel van de doorlooptijd vanaf het 4 e kwartaal binnen de normen zou moeten zijn. 11

12 Onderstaande tabel geeft zowel de nieuwe als de oude registratie weer. Q1 Q2 Q3 Q4 Aantal plannen OTS Voogdij OTS Voogdij OTS Voogdjj OTS voogdij vastgesteld Binnen 6 weken nieuwe LRF Buiten 6 weken nieuwe LRF Binnen 6 weken oude LRF Buiten 6 weken oude LRF Instroom en uitstroom naar type maatregelen Maatregel Aantal nieuwe jeugdigen (excl. verleningen) Aantal jeugdigen met beëindigde maatregel (maatregel of verlening is beëindigd) gemiddelde duur van de maatregelen (aantal dagen) Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 Q2 Q 3 Q4 201 Q1 Q2 Q2 Q3 Q 4 Q1 Q2 2 VOTS OTS Voorlopige Voogdij Voogdij In bovenstaande tabel wordt inzichtelijk gemaakt hoeveel jeugdigen er naar type maatregelen jeugdbescherming in de betreffende periode zijn gestart en beëindigd. In deze tabel gaat het dus om alle nieuwe en afgesloten maatregelen. In de laatste kolom wordt de gemiddelde duur per type maatregel uitgevraagd. In het eerste kwartaal van zijn meer VOTS maatregelen afgegeven dan in voorgaande kwartalen in. In het tweede kwartaal is dit aantal weer iets gedaald. Het aantal OTS maatregelen is in het tweede kwartaal van weer gestegen. Het aantal voogdij- en voorlopige voogdijmaatregelen is in vergelijkbaar met. De gemiddelde duur van de ots-en die in het eerste kwartaal zijn afgesloten was 878 dagen (2,4 jaar). In het tweede kwartaal is dit 833 dagen ( 2,3 jaar) Dit is een lichte daling ten opzichte van. Wat betreft de registratie op de doorlooptijden van met name de OTS is naar aanleiding van de vierde kwartaalrapportage voor meer sturing door BJZ gevraagd. Dit omdat in één van de onderhandelingsresultaten uit de tarievendiscussie JB/JR is dat de duur van de OTS-en moet worden teruggebracht. De eerste voorzichtige positieve effecten hiervan zijn in het eerste en tweede kwartaal terug te zien. Tussen IPO en V&J speelt nog steeds de discussie over het terugbrengen van de doorlooptijd OTS. V&J heeft aangegeven dat de doorlooptijd met gemiddeld 10 weken moet worden teruggebracht. Peildatum is 1 januari onbekend is nog welke doorlooptijd voor ieder BJZ wordt gerekend op 1 januari. Bij brief van 18 juli hebben wij BJZ alvast gevraagd ons voor 1 oktober een plan van aanpak te sturen gericht op het terugbrengen met 10 weken. De verwachting is dat wij dan ook van V&J de doorlooptijd januari hebben gehoord. De duur van de voogdijzaken is 1659 dagen (4,5 jaar) in het tweede kwartaal van, ten opzichte van 1701 in het eerste kwartaal. Hierin is weer een daling zichtbaar. 12

13 4.4. Duur van de ondertoezichtstelling Aantal afgesloten OTS Aantal < 9 mnd Aantal > 9 en < 12 mnd Aantal > 12 en < 24 mnd Aantal > 24 en < 36 mnd Kw Kw Kw Kw Kw Aantal > 36 mnd Toelichting Deze tabel geeft een verdeling van het aantal jeugdigen waarvoor de ondertoezichtstelling in de rapportageperiode is beëindigd (zie tabel 4.3) naar de duur van de ondertoezichtstelling. In deze tabel gaat het over unieke jeugdigen. Het grootste aantal OTS-en dat in het tweede kwartaal van is beëindigd had een duur van tussen de 12 en 24 maanden, net als in de voorgaande kwartalen. Er is in het tweede kwartaal 1 OTS minder beëindigd die een duur van langer dan 36 maanden had dan in het eerste kwartaal. Er zijn meer OTS-en beëindigd die een duur van minder dan 9 maanden hadden. Deze tabel is voor ons van belang om te toetsen of de doorlooptijd ook teruggebracht wordt. Uitgaande van een te behalen doorlooptijd van in 2013 van 2,6 jaar (31,2 maanden) betekent dit dat de laatste kolom van bovengenoemde tabel in september 2013 rond de nul moet staan. Hoofdstuk 5 Informatie over jeugdreclassering Toelichting op dit hoofdstuk De tabellen bieden inzicht in het aantal jeugdigen met een jeugdreclasseringsmaatregel, uitgesplitst naar modaliteit en de gemiddelde duur ervan. Bovendien wordt inzicht verkregen in de doorlooptijden van de maatregelen Aantal jeugdigen met een maatregel jeugdreclassering Naar type modaliteit Aantal jeugdigen einde periode Reguliere reclassering Individuele trajectbegeleiding Harde Kern Individuele trajectbegeleiding Criem Scholings- en Traningsprogramma Gedragsbeinvloedende maatregel Deze tabel geeft informatie over het totaal aantal jeugdigen met een maatregel jeugdreclassering als standgegeven, namelijk aan het einde van de periode. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in het type maatregel dat deze jeugdigen hebben. Let wel, het aantal jeugdigen naar type maatregel is bij elkaar opgeteld niet per se gelijk aan het totaal aantal unieke jeugdigen met een maatregel jeugdreclassering. De verschillende typen kunnen namelijk tegelijkertijd lopen. De gedragsbeïnvloedende maatregel kan bijvoorbeeld tegelijkertijd van toepassing zijn met ITB Harde Kern. Het totaal aantal unieke jeugdigen waarvoor aan het einde van de rapportageperiode een maatregel jeugdreclassering wordt uitgevoerd is opgenomen in tabel 2.5 bij Uitvoering jeugdreclassering. Uit de standgegevens blijkt een daling van het aantal cliënten terwijl BJZ melding maakt van een hogere productie bij de JR. De totale productie bij de afdeling Jeugdreclassering is 5% hoger dan begroot. Het aantal reguliere jeugdreclasseringsmaatregelen is 9% hoger dan begroot. Ook het aantal ITB Harde Kern zaken is fors hoger, de overproductie is hier 64%. De productie van de maatregelen 13

14 ITB Criem, samenloop en Gedrags Beïnvloedende Maatregelen (GBM) blijven echter achter bij de begroting. De onderproductie is hier respectievelijk 60%, 58% en 92%. De reden waarom de productiestijging in de tabel niet tot uitdrukking komt is omdat in de tabel wordt gerapporteerd over een het aantal maatregelen per peildatum 1 juli en de productie van de trajectbegeleidingen in aantal begeleidingsmaanden wordt gerekend. De maatregel van een cliënt kan op de peildatum net afgelopen zijn en dus wordt hij in tabel 5.1 niet meer geregistreerd terwijl hij na de peildatum nog wel 3 maanden begeleiding volgt. De standgegevens uit tabel 5.1 kunnen dus niet direct vertaald worden naar de productiecijfers. Naar aanleiding van de achterblijvende CRIEM cijfers, heeft BJZ een intern onderzoek gedaan over de zaken in. Daaruit is gebleken dat er een aanzienlijk aantal zaken is geweest waar geen CRIEM is geadviseerd terwijl er wel sprake was van integratieproblematiek. BJZ heeft de uitkomsten besproken met de Raad voor de Kinderbescherming met de vraag of er beter naar gekeken kan worden. Dit geldt ook intern voor het Justitieel Casus Overleg (JCO) en bij de Toezicht en Begeleidingen. Het aantal advies- en uitvoeringstrajecten GBM blijft nog achter bij de verwachtingen; de invloed van Bureau Jeugdzorg op het aantal is klein. Ook het inzetten van scholing- en trainingsprogramma s wordt ondanks onze pogingen niet of nauwelijks gebruikt. Inmiddels heeft BJZ dit in een gesprek met de Raad voor de Kinderbescherming onder de aandacht gebracht. 5.4 Het aantal uitgevoerde modaliteiten jeugdreclassering Opgedragen modaliteiten aantal nieuwe modaliteiten aantal beëindigde modaliteiten Code 60-69: Reguliere Jeugdreclassering Code 70: Individuele trajectbegeleiding Harde Kern Code 71: Individuele trajectbegeleiding Criem Code 72: Scholings- en Traningsprogramma Code 73: Gedragsbeïnvloedende maatregel Code 74: Voorbereiding Gedragsbeïnvloedende maatregel totaal Deze tabel geeft nadere informatie over de verschillende modaliteiten jeugdreclassering. Een modaliteit is een uitvoeringsvariant van een maatregel jeugdreclassering. Een maatregel jeugdreclassering kan uit meerdere achtereenvolgende of tegelijk lopende - modaliteiten bestaan. Wij hebben de verschillende modaliteiten in bovenstaand overzicht bij elkaar opgeteld. 14

15 Het aantal nieuwe opgedragen modaliteiten is, na een flinke daling in het vierde kwartaal van, in het eerste en tweede kwartaal weer iets gestegen. Het aantal beëindigde modaliteiten is ook gestegen. Opgedragen modaliteiten Gemiddelde duur Reguliere reclassering (code 60 t/m 69) Individuele trajectbegeleiding Harde Kern (code 70) Individuele trajectbegeleiding Criem (code 71) Scholings- en Traningsprogramma (code 72) Gedragsbeinvloedende maatregel (code 73) Ondersteuning gedragsbeïnvloedende maatregel (code 74) In bovenstaande tabel wordt de gemiddelde duur van de maatregelen jeugdreclassering uitgevraagd. De gemiddelde duur van de modaliteiten is in het tweede kwartaal van gestegen. Onderstaande grafiek laat het aantal jeugdigen met een jeugdreclasseringmaatregel zien ten opzichte van de begroting. Aantal jeugdigen in reclassering kw 1 kw 2 Realisatie jeugdrelassering Begroting jeugdreclassering In het vierde kwartaal van heeft de Jeugdreclassering in samenwerking met de volwassen reclasseringsorganisaties en de Raad voor de Kinderbescherming een Gronings samenwerkingsconvenant opgesteld en afgesloten waarin de continuïteit van de zorg voor de reclasseringszorg voor de doelgroep 18 tot 21 jaar is vastgelegd in een aantal bindende afspraken. Ook neemt BJZ deel aan één van de twee landelijke pilots adolescenten strafrecht. Deze start in november. 15

16 5.5 Doorlooptijd tot eerste contact met jeugdige Aantal eerste contacten Gemiddelde doorlooptijd Aantal binnen de termijn 63 2,0 62 Toelichting op de tabel Deze tabel laat het aantal eerste contacten zien dat in de afgelopen rapportageperiode heeft plaatsgevonden. Het eerste contact is het contact met de jeugdreclasseringsmedewerker, na aanmelding van een cliënt met verzoek tot begeleiding. Het betreft hier een van onze subsidievoorwaarden (binnen 5 dagen een jeugdreclasseerder aanwijzen). Ook voor deze tabel geldt dat het LRF voorschrijft dat BJZ nu moet uitgaan van de datum uitspraak Rechtbank. Voor de JR geldt dat in de beschikking van de Rechtbank informatie staat die BJZ nodig heeft om een maatregel te kunnen starten. Eerder kan geen contact met de cliënt worden gelegd. Wij hebben deze omissie in het LRF aan VWS en V&J kenbaar gemaakt bij het toesturen van onze kwartaalgegevens. Bij het hanteren van de nieuwe registratie volgens het LRF is de gemiddelde doorlooptijd 20,1 dagen en zijn er slechts 22 contacten binnen de termijn van 5 dagen Doorlooptijd tot vaststelling plan Aantal vastgestelde plannen Gemiddelde doorlooptijd Aantal binnen de termijn Deze tabel laat het aantal plannen zien dat bureau jeugdzorg heeft vastgesteld in de rapportageperiode en de gemiddelde doorlooptijd daarvan. Het gaat om het eerste plan dat na de start van het JR-traject is vastgesteld. De doorlooptijd wordt berekend vanaf het moment van aanmelding voor jeugdreclassering tot de datum waarop het plan is vastgesteld. Als termijn geldt dat de doorlooptijd maximaal 6 weken (42 kalenderdagen) is (een van onze subsidievoorwaarden). Met een doorlooptijd van 44 kalenderdagen wordt de wettelijke doorlooptijd bij de JR net niet gehaald in het tweede kwartaal. Wel is er sprake van een flinke daling van de doorlooptijd ten opzichte van de voorgaande kwartalen. Ook voor deze tabel geldt dat de nieuwe registratie van het LRF hier een rol speelt. Bij registratie volgens de oude normen is sprake van een doorlooptijd van 26 dagen en zijn er 39 plannen binnen de norm van 6 weken vastgesteld. Hoofdstuk 6 Advies- en meldpunt kindermishandeling (AMK) 6.1 Aantal eerste contacten: adviezen, consulten en meldingen voor onderzoek aantal eerste contacten aantal jeugdigen Adviezen Begroting Consulten Begroting Meldingen voor onderzoek Begroting 142,5 142,5 142, Totaal Deze tabel geeft een beeld van de uitkomst van de eerste contacten met het AMK, te weten adviezen, consulten en meldingen voor onderzoek, in het kader van een vermoeden van kindermishandelingen het aantal jeugdigen dat het betreft. Het kan zijn dat ten aanzien van een 16

17 melding voor onderzoek eerder een advies of consult heeft plaatsgevonden. Aangezien er geen koppeling is tussen deze contacten, komen ze beide voor in bovenstaande tabel. Bij het aantal eerste contacten is de prognose toegevoegd zoals deze in de begroting is geprognosticeerd. Het aantal adviezen is in het tweede kwartaal van gedaald ten opzichte van de voorgaande kwartalen en ligt onder de begroting. Het aantal consulten is ook gedaald maar ligt nog iets voor op de begroting. Het meldingen voor onderzoek is wel gestegen en ligt voor op de begroting. Het AMK wordt p*q gefinancierd. 6.3 Meldingen wachtend op start onderzoek Meldingen langer dan 5 werkdagen wachtend op start onderzoek In de subsidiebeschikking is de verplichting opgenomen dat BJZ bij het AMK geen wachtlijst kent, wat wil zeggen dat er binnen 5 dagen na aanmelding wordt gestart met een onderzoek. Uit de bovenstaande tabel blijkt dat aan het eind van de rapportageperiode (op peildatum) er geen meldingen zijn waarbij langer dan 5 werkdagen is gewacht op de start van het onderzoek. Hiermee voldoet BJZ aan de beschikking. 6.4 Doorlooptijd van melding tot aanvang onderzoek Aantal aangevangen Aantal doorlooptijd < 5 onderzoeken werkdagen Aantal doorlooptijd > 5 werkdagen < 10 werkdagen Aantal doorlooptijd > 10 werkdagen Deze tabel geeft een beeld van de doorlooptijd vanaf de binnenkomst van een melding voor onderzoek tot de start van het onderzoek. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in het aantal onderzoeken dat binnen de wettelijke termijn van 5 werkdagen (één week) is gestart en wat de doorlooptijd is geweest van de onderzoeken die buiten de termijn zijn aangevangen. Het betreft de doorlooptijd van de onderzoeken die in de betreffende rapportageperiode zijn aangevangen. Het aantal aangevangen onderzoeken is in het tweede kwartaal hoger geweest dan in en ook hoger dan in de begroting opgenomen. Ten opzichte van de begroting bedraagt de stijging ruim 15%. Volgens BJZ is deze toename voor het overgrote deel te wijten aan een sterke toename van meldingen vanuit de ziekenhuizen, als uitvloeisel van het convenant dat zij met de Spoedeisende Eerste Hulp van alle ziekenhuizen ruim een jaar geleden hebben gesloten. De implementatie daarvan binnen de ziekenhuizen is inmiddels goed op gang gekomen. De gemiddelde doorlooptijd tot afronding van het onderzoek bedroeg 60 dagen in het tweede kwartaal. Alle onderzoeken worden gestart binnen 5 dagen na de melding. 17

18 6.5. Doorlooptijd van melding tot afronding onderzoek Aantal afgeronde onderzoeken Aantal doorlooptijd < 10 weken Aantal doorlooptijd > 10 weken < 13 weken Aantal doorlooptijd > 13 weken kw 201 Deze tabel geeft een beeld van de doorlooptijd van het AMK onderzoek, vanaf start onderzoek tot einde onderzoek. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in het aantal onderzoeken dat binnen de termijn van 10 weken is afgerond en wat de doorlooptijd is geweest van de onderzoeken die buiten de termijn zijn afgerond. Het gaat om de doorlooptijd van alle onderzoeken die in de betreffende periode zijn afgerond. Deze onderzoeken kunnen overigens in de voorgaande periode zijn gestart. Wettelijk mag er tussen een melding en het einde van een onderzoek een periode van 91 dagen (13 weken) zitten, waarvan 5 dagen tussen melding en start onderzoek. In 2008 en 2009 is in de afspraken tussen het IPO en het Rijk opgenomen dat de doorlooptijd vanaf 2010 teruggedrongen moet worden naar 70 dagen voor het onderzoek. Met de 5 dagen die staat voor de periode van aanmelding tot de start van het onderzoek brengt dat de totale doorlooptijd op 75 dagen. Als vervolg op deze afspraak hebben wij in onze beschikking 2010 en ook in en de verplichting opgenomen dat BJZ dient te werken binnen de verkorte doorlooptijd van 10 weken (70 dagen). BJZ rapporteert in het 1 e kwartaal een gemiddelde doorlooptijd van 71 dagen voor onderzoek en in het tweede kwartaal is dit gedaald naar 60 dagen. Als gevolg van de stijging van de aantallen in combinatie met het relatief grote aantal spoedeisende onderzoeken is het deel dat buiten de normtijd van het LRF is afgesloten groot, namelijk 33%. Hoewel BJZ voldoet aan onze eisen voor de gemiddelde doorlooptijd is het wel belangrijk in het eerst volgende bestuurlijk overleg te informeren naar de stappen die BJZ nog zet om ook de casussen die nu buiten de norm vallen binnen de norm te krijgen. In onderstaande grafiek is de ontwikkeling zichtbaar gemaakt in de doorlooptijden vanaf het tweede kwartaal en tot en met het 2 e kwartaal. Doorlooptijden AMK Aantal afgeronde onderzoeken norm doorlooptijd aantal doorlooptijd < 10 w eken Aantal doorlooptijd < 10 w eken < 13 weken aantal doorlooptijd > 13 w eken Q2 Q3 Q4 Q1 Q2 18

19 6.6. Resultaat van het onderzoek en vervolg voor jeugdige na afronding onderzoek Vervolg voor de jeugdige Aantal jeugdigen Overgedragen aan de raad voor de kinderbescherming Overgedragen aan toegang BJZ Overgedragen aan een andere instantie Geen vervolg In het nieuwe LRF is bovenstaande tabel opgenomen die inzicht geeft in waar de cliënten van het AMK belanden na het AMK-onderzoek. Echter heeft BJZ als gevolg van het gebrek aan landelijke aansluiting op het registratiesysteem van het AMK deze tabel voor het 1 e en het 2 e kwartaal nog niet kunnen invullen. Kindertelefoon In heeft BJZ evenals in een bedrag ontvangen waarvoor zij hun activiteiten voor de kindertelefoon moeten verrichten voor Groningen en Drenthe. BJZ rapporteert dat de Kindertelefoon Groningen in het eerste kwartaal ruimschoots de doelstelling heeft gehaald om tenminste het percentage contacten af te handelen dat hoort bij het percentage jeugdigen dat in Groningen en Drenthe woont. 4 e kwartaal Begroting 1 e kwartaal 2 e kwartaal Telefoontjes Chatgesprekken Er is sprake van een flinke stijging van het aantal telefoongesprekken. In het kader van de landelijke ontwikkelingen inzake het gebruik van nieuwe communicatiekanalen voor de Kindertelefoon, is de Kindertelefoon Groningen in samen met vier andere kindertelefoonvestigingen, gestart met het beheren en modereren van een internetforum. Het forum is inmiddels een regulier onderdeel van het werkpakket. Aansluiting Veiligheidshuizen op Centra voor Jeugd en Gezin De inzet van BJZ in het Veiligheidshuis loopt en wordt gecontinueerd in. De ervaringen worden verzameld en verbonden met lopende onderzoeken in het Veiligheidshuis. De verwachting is dat de beschrijving van de resultaten lopende het tweede kwartaal binnen gaan komen en dat de rapportage rondom de zomervakantie van bekend zal zijn. In het transitieproces zal ook de samenwerking met het Veiligheidshuis meegenomen worden. SAMENVATTING PRESTATIES (WETTELIJKE) TAKEN Gelet op de verplichtingen zoals die zijn opgenomen in de beschikking kan vermeld worden dat BJZ voor de verschillende onderdelen hier als volgt op presteert (+ doel wordt gehaald, +/- doel wordt deels gehaald, - doel wordt niet gehaald) Toegang BJZ werkt binnen de landelijke doorlooptijd voor het afgeven van indicatiebesluiten BJZ geeft binnen 8 weken een indicatiebesluit af voor een Persoons Gebonden Budget (PGB)

20 BJZ heeft geen wachtlijst voor de voordeur van de Toegang + Ontwikkelingen van de onderwerpen die in de provinciale risicoparagraaf zijn opgenomen en die benoemd zijn in de subsidieverlening 0 2 AMK BJZ heeft geen wachtlijst bij het AMK + BJZ werkt binnen de doorlooptijd van 75 dagen vanaf melding tot het beëindigen van het onderzoek. + Jeugdbescherming BJZ werkt binnen de wettelijke doorlooptijden voor het toewijzen van een (gezins)voogd +/- 3 binnen 5 dagen en het vaststellen van een plan van aanpak binnen 6 weken. BJZ zorgt ervoor dat er binnen 5 dagen na vertrek of bij langdurige afwezigheid van een + voogd de cliënt een vervangend voogd krijgt. BJZ werkt binnen de jeugdbeschermingketen binnen de landelijk gestelde doorlooptijden - 4 BJZ voert zorgcoördinatie uit conform de notitie uitvoering zorgcoördinatie van 26 mei BJZ werkt volgens de landelijke afspraken inzake het aanleveren van zaken ten behoeve + van de toetsende taak van de Raad voor de Kinderbescherming. Jeugdreclassering BJZ werkt binnen de wettelijke doorlooptijden voor het toewijzen van een jeugdreclasseerder binnen 5 dagen en het vaststellen van een plan van aanpak binnen 6 weken. Er is geen wachtlijst bij de jeugdreclassering. Iedere cliënt heeft binnen 5 dagen een jeugdreclasseerder. BJZ zorgt ervoor dat er binnen 5 dagen na vertrek of bij langdurige afwezigheid van een jeugdreclasseerder de cliënt een vervanger krijgt. +/ ADVIES 1. Bespreken van de financiële en inhoudelijke analyse in FO 2. In het bestuurlijk overleg van 27 september met BJZ de volgende punten uit de 2 e kwartaalrapportage aan de orde stellen: Doorlooptijden JB/JR; de doorlooptijden tot vaststelling van plan zijn zowel volgens de registratie van het nieuwe LRF als het oude LRF buiten de wettelijke normen. In het verleden is met BJZ afgesproken dat met ingang van het 4 e kwartaal deze doorlooptijd binnen de norm zou zijn. BJZ heeft hier toen een forse verbeterslag in gemaakt, maar de doorlooptijd wordt nog niet in het geheel gehaald. Voorgesteld wordt hierover met BJZ een nieuwe sluitende afspraak te maken. De gemiddelde doorlooptijd AMK tot vaststelling plan is binnen de normen van 70 dagen conform onze subsidievoorwaarde, maar we zien dat toch nog netto 33% van de onderzoeken langer dan 70 dagen op de afronding moeten wachten. Voorgesteld wordt in het BO te informeren of en zo ja hoe BJZ kan ziet om dit percentage nog terug te brengen. 3. BJZ informeren via bijgevoegde GS brief (volgt nog). 2 BJZ heeft hier niet over gerapporteerd, maar het betreft ook alleen maar de afbouw van de zorgconsulenten. Met ingang van 1 juli kan BJZ geen beroep meer doen op de provincie voor de afbouw van de zorgconsulenten. 3 Registratienorm is gewijzigd (zie hoofdstuk jeugdbescherming) 4 Registratienorm is gewijzigd (zie hoofdstuk jeugdbescherming) 5 Registratienorm is gewijzigd (zie hoofdstuk jeugdreclassering) 20