Voorletters + Achternaam. Uw kandidaatsnummer. Naam van de instelling waar u werkt : Kandidaatsversie. Theorie-examen Verzorgende C

Transcriptie

1 Datum : Voorletters + Achternaam :.. Uw kandidaatsnummer : Naam van de instelling waar u werkt : Theorie-examen Deelkwalificaties 9 en 4 en Beroepshouding 1-13

2 Instructies voor de kandidaat Informatie over de toets Tijdsduur (standaard) : 75 minuten Maximum te behalen punten : 31 Bij punten : voldoende (cijfer 6) Aantal vragen : 20 Op het voorblad vult u de gevraagde gegevens in. Let op: gebruik de achternaam die u bij uw geboorte hebt gekregen. Niet de achternaam van uw echtgenoot! Alle antwoorden moeten met pen ingevuld worden (blauw of zwart) Bij elke vraag staat het aantal punten dat u voor deze vraag kunt behalen. Bijvoorbeeld: vraag 3 1 pnt De toets bestaat uit open vragen en meerkeuzevragen. Meerkeuzevragen Bij de meerkeuzevragen omcirkelt u slechts één (1) antwoord. Open vragen Bij de open vragen schrijft u de antwoorden op in de opengelaten ruimte onder de vraag. Wanneer deze ruimte te klein is, schrijft u verder op de achterkant van het blad. Zet er dan wel het nummer van de vraag bij. Antwoord slechts op wat gevraagd wordt. Bijvoorbeeld als er 4 voorbeelden gevraagd worden, geef dan 4 voorbeelden en niet meer. Alleen de eerste 4 antwoorden worden beoordeeld. De overige niet. Geef korte, puntsgewijze antwoorden bij vragen die beginnen met Noem, Geef of Schrijf op. Wanneer wordt gevraagd iets te beschrijven of te motiveren geef dan een uitgebreider antwoord. 2-13

3 Theorie-examen Deelkwalificatie Thuiszorg 9 en 4: Specifieke zorgvragers in de thuiszorg en Beroepshouding Opgave 1 Antwoord Afhankelijk van de aard van de ziekte, de aandoening of handicap zijn zorgvragers in verschillende zorgvragersgroepen in te delen. Noem 4 kenmerken van een zorgvrager die chronisch ziek is. Opgave 2 De verzorgende biedt de zorgvrager ondersteunende begeleiding. Ondersteunende begeleiding houdt in dat de verzorgende.. Omcirkel je antwoord. a. afwisselend voorlichting, advies en instructie geeft tijdens de zorgverlening b zich doelgericht en methodisch richt op de problemen die zich in de zorgverlening voordoen c taken uitvoert die de vaardigheid stimuleren en een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de zorgverlening d. de zorgvrager een luisterend oor biedt voor de problemen die zich voordoen in de zorgverleningsituatie. 3-13

4 Opgave 3 Antwoord Vier aandachtspunten voor de zorgverlening aan zorgvragers met ziekten aan de ademhalingsorganen zijn.. a. stimuleren van een goed evenwicht tussen rust en activiteit, voorkomen van stress, verzorgen in liggende houding b roken verbieden, stimuleren van beweging, stimuleren veel te drinken, goede hygiëne bij sputumopvang c. stimuleren van een goed evenwicht tussen rust en activiteit, goede hygiëne bij sputumopvang, observeren ademhaling, verzorgen in liggende houding d. stimuleren van beweging en activiteiten, huidverzorging om eczeemklachten te verminderen, observeren ademhaling, verzorgen in rechtop zittende houding. Opgave 4 Meneer Versluis heeft een hartinfarct gehad. Wat hij zelf kan doen, blijft hij doen. Ada de verzorgende is extra alert op potentiële zorgproblemen. Welke problemen kunnen dat zijn? Noem er 3. Potentiële zorgproblemen zijn: Antwoord 4-13

5 Opgave 5 Lichamelijke verschijnselen die de verzorgende kan waarnemen bij een zorgvrager met Multiple Sclerose (MS) zijn.. Omcirkel je antwoord a. spastische verlammingen, speekselvloed en aangezichtspijn b. spastische verlammingen, spraakstoornis en coördinatieproblemen c. restverschijnselen, concentratieproblemen en depressiviteit d. incontinentie van feaces, aangezichtspijn en controleverlies. Opgave 6 Pijnregistratie is een belangrijk instrument bij het bestrijden van pijn. De verzorgende kan hierin ook een rol spelen. Geef antwoord op vraag a en b. a. Leg uit hoe je pijn registreert. b. Welke uitwerking heeft deze vorm van pijnbehandeling op de zorgvrager? Antwoord a pnt b pnt

6 Opgave 7 Meneer Nijdam zegt tegen Mieke de verzorgende, dat hij denkt dat hij suikerziekte heeft. Mieke legt uit dat zijn urine onderzocht moet worden om de diagnose vast te kunnen stellen. Zij legt verder uit dat er meer verschijnselen zijn die op suikerziekte kunnen wijzen. Welke verschijnselen zijn dat? a. Veel dorst, veel urineren, vermagering en vermoeidheid in combinatie met lusteloosheid; b. Huidafwijkingen, gewichtstoename, jodiumgebrek, vermoeidheid in combinatie met lusteloosheid; c. Veel dorst en trek, jeuk, vermoeidheid in combinatie met lusteloosheid en vetzucht; d. Veel dorst, jeuk door huidafwijkingen, snelwerkende schildklier en vetzucht. Opgave 8 Bij de heer Reders is de prostaat verwijderd vanwege prostaatkanker. Hij en zijn partner hebben het er erg moeilijk mee. Het legt een zware druk op hun relatie. De heer Reders is in het ziekenhuis erg verzwakt. Noem 4 aandachtspunten voor de zorg en de begeleiding van meneer Reders en zijn partner. Antwoord 6-13

7 Opgave 9 Mevrouw Kooiman heeft astma. Op aanraden van de verzorgende Ada heeft mevrouw Kooiman de dermatoloog bezocht omdat zij last heeft van bulten en schilfers. De uitslag van het onderzoek is: contacteczeem. Bij mijn beide zoons is op jonge leeftijd constitutioneel eczeem vastgesteld, vertelt ze Ada. Wat het verschil is weet ik niet. Maar ik weet wel dat het allebei jeukt. Welke uitspraak over contacteczeem is juist? Omcirkel je antwoord. a. Contacteczeem is overgevoeligheid van de huid voor een stof b Contacteczeem wordt bepaald door erfelijke factoren c. Contacteczeem is een chronische huidziekte d. Contacteczeem is de immuniteit van het lichaam voor ziekmakende organismen. Opgave 10 Welke uitspraak over AIDS is juist? a. AIDS begint met pijn in de bovenbuik en gewrichtspijnen b. Bij de uitslag seropositief volgt altijd de zogenoemde AIDS-ontkenningstest c. AIDS is een virusziekte waarbij het HIV-virus het afweersysteem van het lichaam uitschakelt d. Iemand die seropositief is krijgt binnen het jaar AIDS

8 Opgave 11 De heer Kamminga heeft er moeite mee om ergens naar toe te moeten met de rollator of de rolstoel. Ik vind het niks met die dingen. Hoe kan ik met goed fatsoen nog ergens als heer verschijnen, zegt hij tegen verzorgende Carla. Carla maakt tijd voor een ondersteunend gesprek. Waar let ze op in zo n gesprek? Noem 4 punten. Antwoord 8-13

9 Opgave 12 Veel gemaakte fouten die een respectvolle benadering van zorgvragers in de weg staan, zijn: - negeren (fout 1) - chanteren (fout 2) - de zorgvrager tot een object maken (fout 3) - grappig zijn ten koste van de zorgvrager (fout 4) Hieronder lees je 4 voorbeelden van een benadering die weinig respectvol is. Geef bij elke benadering aan om welke fout het gaat. Elke fout komt één keer voor. Omcirkel 1, 2, 3 of 4. I Een bedlegerige zorgvrager vraagt een glas vers water. De verzorgende antwoordt: Ik krijg geen onkostenvergoeding voor m n schoenen hoor! Omcirkel de fout die hier gemaakt wordt: II Een zorgvrager vertelt over haar slechte nachtrust. Elke ochtend hetzelfde verhaal. De verzorgende kent het verhaal. Ze geeft als antwoord: Hebt u al gezien dat buiten de zon schijnt. Dat belooft een mooie dag te worden. Omcirkel de fout die hier gemaakt wordt: III De verzorgende duwt de zorgvrager in de rolstoel ongevraagd naar een andere plek in de gang. IV Omcirkel de fout die hier gemaakt wordt: Een zorgvrager laat zich moeilijk stimuleren tot zelfzorgactiviteiten. De verzorgende zegt: Als ik zo lang met u bezig ben, kan ik u de volgende keer alleen aan de wastafel wassen. Omcirkel de fout die hier gemaakt wordt:

10 Opgave 13 Probleemgedrag van ouderen kan invloed hebben op de leefomgeving. Noem 3 gedragsproblemen die je bij verschillende zorgvragers kan tegenkomen. Gedragsproblemen: Antwoord Opgave 14 Je gaat volgende week naar een achterdochtige zorgvrager. Hoe benader je een achterdochtige zorgvrager? Noem 4 aandachtspunten

11 Opgave 15 Welke uitspraak over dementie is juist? a. Dementie is een angstaandoening b. De diagnose dementie kan alleen door een psycholoog worden vastgesteld c. Dementie is een ouderdomsziekte d. De aandoening dementie is van invloed op het gedrag van de dementerende Opgave 16 Bij dementie wordt onderscheid gemaakt tussen verschijnselen van de eerste orde en verschijnselen van de tweede orde. Welke uitspraak over verschijnselen van de eerste orde is juist? Omcirkel je antwoord. Verschijnselen van de eerste orde.. a. zijn waarneembaar in het gedrag van de dementerende b. zijn communicatiestoornissen die bij dementie ontstaan c. doen zich voor bij elke vorm van dementie d. komen alleen voor bij pre-seniele dementie

12 Opgave 17 Er zijn verschillende psychiatrische stoornissen die je bij zorgvragers in de thuiszorg kunt aantreffen. Geef bij elke bewering aan of deze juist of onjuist is. Bewering 1 Smetvrees is een fobie die hoort tot de angststoornissen. Juist / Onjuist Bewering 2 Depersonalisatie, amnesie en desoriëntatie zijn persoonlijkheidsaandoeningen. Juist / Onjuist Bewering 3 Je spreekt van een depressieve episode wanneer sprake is van een sterke verandering van de stemming die een langere tijd voortduurt. Juist / Onjuist Max. score 3 pnt Opgave 18 Professioneel communiceren is een onderdeel van de ondersteunende begeleiding die je geeft aan psychiatrische zorgvragers. Welke uitspraak over professionele communicatie is juist? Omcirkel je antwoord. Professioneel communiceren.. a. houdt in dat je iedere keer met een oppervlakkig onderwerp moet beginnen b. doe je volgens de afgesproken methodiek die aansluit bij het begeleidingsplan c. doe je tijdens de verzorging onopvallend en zonder nadruk d. houdt in dat je de afhankelijkheidsrelatie niet doorbreekt maar juist verbetert

13 Opgave 19 Antwoord Je geeft zorg aan zorgvragers met een verstandelijke beperking. Noem 2 disciplines of organisaties waar je direct of indirect mee te maken kunt krijgen. Opgave 20 In multi-psychosociale probleemgezinnen kun je huishoudelijke ondersteuning bieden. De ondersteuning laat je aansluiten bij de begeleidingsdoelen die gesteld zijn. Welk begeleidingsdoel heb je in een gezin met multi-psychosociale problemen? Omcirkel je antwoord. a. ontspanningsactiviteiten afwisselen met praktische vaardigheden op huishoudelijk gebied b. structuur brengen in het dagritme en via het huishouden zicht krijgen op de problemen c. aanleren van communicatieve vaardigheden en door complimenten inzicht laten ontwikkelen in de eigen situatie d. alle gezinsleden betrekken bij de huishoudelijke activiteiten en voor ieder een werkplan maken