Wilde eenden Bijgedragen door Faunabeheereenheid

Transcriptie

1 Wilde eenden Bijgedragen door Faunabeheereenheid FAUNABEHEERPLAN WILDSOORTEN NOORD-HOLLAND WILDE EENDEN Faunabeheereenheid Noord-Holland September 2004 Auteur, Secretariaat van de Faunabeheereenheid Wilde eend 1 Leefwijze wilde eend 2 Aantalsontwikkeling 3 Schade aan landbouwgewassen

2 Uitgekeerde schade belangrijke productgroepen ( ) 4 Provinciaal beleid Wanneer wordt een ontheffing verleend voor het verjagen met behulp van afschot Andere bevredigende oplossingen Ontheffingsbeleid 5 Uitgangspunten van te nemen maatregelen Reeds genomen maatregelen Andere bevredigende oplossingen

3 Effectiviteit van de maatregelen Gunstige staat van instandhouding van de soort 6 Maatregelen Maatregelen t.b.v. landbouwhuisdieren Maatregelen t.b.v. landbouwgewassen Gegevens t.b.v. de maatregelen ter bestrijding van schade 7 Ontheffingaanvraag

4 Wilde eend 1 Leefwijze wilde eend De wilde eend komt overal in Nederland voor. De vogel benut als broedvogel niet alleen de oevers in een natuurlijke omgeving. In duin, park, plantsoen e.d. worden ook broedparen aangetroffen. Nesten treffen we aan op de bodem, in knotwilgen, holle ruimten, broedkorven etc. Ook als er geen water in de nabijheid is worden er eendennesten gevonden. Voordat de vos zijn intrede deed in het duin werden er zelfs nesten tot in de zeereep aangetroffen. De eend met haar groep jongen (krooi pullen) van normaal 9 tot 11 stuks maakte dan een kilometers lange mars naar de polder om het zoete water te bereiken. De soort is als broedende vogel kwetsbaar maar het grote aantal jongen, hoewel velen in de eerste week doodgaan, staat garant voor voldoende aanwas. Het is normaal dat een vroeg mislukt legsel gevolgd wordt door een tweede legsel. Het broedseizoen begint in maart en duurt tot augustus. Al met al broedt de wilde eend als standvogel in 100% van door SOVON geïnventariseerde atlasblokken van 5 x5 km. als broedvogel voor. In veenweidgebieden, laagveenmoerassen zelfs met dichtheden van 32 tot 64 paren per100 ha. Als voedsel neemt de wilde eend in het voorjaar dierlijk (insecten) en plantaardig voedsel tot zich. Naarmate de tijd verstrijkt gaat de wilde eend over op plantaardig natuurlijk voedsel en voedsel geteeld op cultuurgrond zoals peulvruchten en granen. In de winter schakelt de wilde eend over op grassen. Ook sluiten veel wilde eenden, verblijvend rondom stedelijk gebied, zich aan bij stads- en parkeenden en laten zich voeren door de mens. Opmerkelijk is dat het merendeel van deze eenden, gedurende de nacht het cultuurland opzoekt om te foerageren en in de ochtend terugkeert naar de parkeenden en zich daar weer laten voeren door de mens. Het wilde gedrag verandert dan en past zich aan het tamme gedrag van de parkeend. Met één jaar zijn de jongen geslachtrijp en doen dan mee aan het voortplantingsproces. Buiten het broedseizoen groepen eenden veelal samen. Zowel in rust- en foerageergebieden. Door dit samen foerageren kunnen zij de landbouw schade berokkenen. 2 Aantalsontwikkeling De januaritelling van 2002 (SOVON Watervogels in Nederland ) vermeld exemplaren. Veel stedelijk gebied is echter in de telling niet opgenomen. Dit zijn er minder dan in januari Het SOVON-monitoringsrapport 2004/01 vermeldt voor Noord-Holland in haar midwintertelling een aantal van wilde eenden zijnde 11,73% van de Landelijke telling. De meest recente tellingen in een reeks van tien jaar geven een lichte stijging te zien. Te constateren valt dat de wilde eenden vaker dan in vroegere jaren naar zout/brak water trekken. Daarenboven is de verstedelijking van ons land voor de wilde eend geen beletsel zich hier ook te vestigen. Predatoren, in de broedperiode hebben veel invloed op de stand van de populatie. De eieren worden gepredeerd door met name kraaiachtigen en kleine marterachtigen. De jongen vallen veelal ten prooi aan soorten zoals rat, reiger, meeuwen, snoeken etc. Als jachtwild worden in het jachtseizoen wat loopt van 15 augustus tot 31 januari eenden geschoten. Hoewel nooit onderzoek is gedaan naar het aantal verkeersslachtoffers is het aantal ongetwijfeld groot. Met name in de paartijd vinden door woerden (?) achtervolgingen plaats waarbij, van beide seksen, veel exemplaren door het wegverkeer omkomen. Broedparen van boeren- en parkeenden (Afstammelingen van de wilde eend) maken naar schatting 10-15% van het totaal aantal broedparen van de wilde eend uit. Publicatie in de Atlas van de Nederlandse broedvogels (2002) vermeldt:

5 tot broedparen wilde eend tot broedparen boeren- en parkeenden. 3 Schade aan landbouwgewassen Wilde eenden kunnen schade aanrichten aan landbouwgewassen. Het Handboek Faunaschade heeft de voor wilde eenden kwetsbare gewassen geïnventariseerd. Schade effecten worden vergroot doordat er een trek ontstaat op een perceel waar een voor eenden voedzaam gewas staat. Wilde eenden volgen elkaar in groepen van enkele tot tientallen stuks. In de nabijheid van het foerageerperceel kan het vliegverkeer van wilde eenden zeer intensief worden wat weer tot gevolg heeft dat dit een magneetwerking heeft op nog meer eenden. In jagerstaal spreekt men dan over een eendenval. Dit fenomeen komt in de late middag en tot in de avond op gang. Meestal betreft het een val op rijpend (gelegerd) graan en erwten. Intensief afschot ter plaatse is dan noodzakelijk om de eenden te verjagen. Desondanks kan een dergelijke val op één en het zelfde perceel enkele avonden achter elkaar plaatsvinden. Handboek faunaschade (bron Faunafonds) Granen Vraatschade Gehele teeltperiode Mais Vraatschade Voorjaar, zomer en herfst Peulvruchten Vraatschade Gehele teeltperiode Graszaad en graszoden Vraatschade bevuiling en vertrapping Gehele jaar Vgg. Spinazie Vraatschade, vertrapping en bevuiling Zaai en kiemperiode Vgg. Sla en andijvie Vraatschade Gehele teeltperiode Vgg. Bloemkool en brocolli Vraatschade Jong gewas Vgg. Boerenkool Vraatschade Gehele teeltperiode Vgg. Overige/algemeen Vraatschade Gehele teeltperiode Bloembollen en lelies Vraatschade en vertrappen Gehele teeltperiode Visteelt Predatie Gehele jaar Schadeverloop Noord-Holland. 2003* nog niet geheel verwerkt (bron Faunafonds)

6 Wilde eend * totaal Aantal meldingen Getaxeerde schade

7 uitgekeerd Uitgekeerde schade belangrijke productgroepen ( ) in Noord-Holland (bron Faunafonds) Product Aantal gevallen Bedrag Gras ,00 Graszaad 1 885,00 Granen

8 ,00 Vollegrondsgroente (vgg.) ,00 Bloembollen ,00 Totaal ,00 De hierna volgende kaarten van het Faunafonds geven aan waar (traditionele) schadelocaties in Noord-Holland gelegen zijn. Alleen in Noord-Holland is schade, door de wilde eend aan bloembollen veroorzaakt. Gezien het zeer hoge bedrag wat is uitgekeerd en rekening houdend met het feit dat het hier slechts om een enkel schadegeval gaat zal de FBE met het doorschrijven van een ontheffing zeer alert, met de reden van een aanvraag voor het gebruik van deze ontheffing omgaan. 4 Provinciaal beleid De wilde eend is in de Flora- en faunawet opgenomen als wild. In art 10 van de Jachtregeling is bepaald dat de jacht op de wilde eend geopend is van 15 augustus tot en met 31 januari. In haar provinciale verordening heeft GS bepaald dat de wilde eend verjaagd mag worden ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. Daarnaast heeft de provincie in 2004 besloten om in haar verordening een vrijstelling op te nemen waarbij de wilde eend vanaf 1 juli tot aansluitend de opening van de eendenjacht de soort ook verjaagd kan

9 worden met behulp van afschot indien schade wordt of dreigt te worden aangericht op percelen (gelegerd) graan. De provincie heeft de mogelijkheid van aanwijzing niet gebruikt. De provincie heeft het aantal in het verleden afgegeven individuele ontheffingen (en schadehistorie) als onderbouwing gebruikt om het besluit tot vrijstelling te nemen. Aangezien de provincie stelt dat een vrijstelling generiek voor haar gehele grondgebied geld en voor de provincie minder goed toetsbaar is wordt vrijstelling slechts verleend met een beperkte toepassing als dit het doden van dieren betreft. De voorkeur wordt gegeven aan een ontheffing op basis van een Faunabeheerplan. De status, van verwilderde boeren- en parkeenden afstammend van de wilde eend Anas platyrhynchos. is onbeschermd. Art. 4 Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten. Echter, in paragraaf 4 van de nota van toelichting op het Besluit aanwijzing dier en plantensoorten staat; dat louter afwijking in kleur er niet toe leid dat een wilde eend als gedomesticeerd kan worden aangemerkt. Citaat: Bijvoorbeeld de in het wild levende witte en bonte vormen van de wilde eend kunnen niet worden beschouwd als gedomesticeerd. Het verdiend aanbeveling om deze kleur varianten van wilde eenden alleen te doden gedurende de tijd dat de jacht geopend is en gedurende verjaagacties met behulp van afschot op basis van een ontheffing. Wanneer wordt een ontheffing verleend voor het verjagen met behulp van afschot. Het belang zoals genoemd in art 68 onder lid 1. dat niet beschermd wordt door de effecten van de jacht en de bestaande vrijstellingen kan, als dit belang geschaad wordt, aanleiding zijn om de belanghebbende in aanmerking te laten komen voor een ontheffing art. 68 voor het uitvoeren van de maatregelen genoemd in dit plan op voorwaarde dat: -Geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort; -Er geen andere bevredigende oplossing is; -Aannemelijk wordt gemaakt dat een van de erkende belangen (verwoord in tabel 1 van de provinciale beleidsnotitie Flora- en faunawet) in het geding is. -De wilde eend als soort en als populatie niet wordt bedreigd. Andere bevredigende oplossingen Deze zijn niet van toepassing voor het verjagen op basis van de vrijstelling voor het opzettelijk verontrusten. Het Handboek faunaschade van het Faunafonds geeft een opsomming van werende en verjagende middelen. De vrijstelling voor het opzettelijk verontrusten moet worden gezien als een vrijstelling voor de meest gewenste methode. Echter, meestal zijn de in het handboek genoemde middelen op zich niet zodanig effectief dat afschot achterwege kan blijven. Ook kan van sommige maatregelen niet in redelijkheid van de aanvrager worden verwacht dat hij ze treft. Dit omdat zij te duur zijn of niet binnen de bevoegdheid van de aanvrager liggen. Ontheffingsbeleid Voor de benoemde belangen in de wet of in het Besluit beheer en schadebestrijding is Gedeputeerde Staten bevoegd om -al dan niet op grond van een FBP- ontheffing te verlenen. De provincie moet per belang kunnen toetsen onder welke voorwaarde de ontheffing wordt verleend. In grote lijnen zijn drie situaties te onderscheiden: -De aanvraag moet cijfermatig zijn onderbouwd; -De aanvraag moet zijn onderbouwd door een deugdelijke motivering of -Een nadere onderbouwing van de aanvraag met gegevens is niet nodig. Het kunnen beoordelen of er kan worden beantwoord aan de wettelijke term belangrijke landbouwschade vereist een cijfermatige onderbouwing. Een dergelijke onderbouwing is nodig om tegemoet te komen

10 aan de kwantitatieve definitie die samen gaat met het beoordelen van belangrijke landbouwschade. Kwantitatieve gegevens zijn verkregen door vroegere taxatie en het uitbetalen van tegemoetkomingen in de schades die hebben plaatsgevonden. Deze informatie is opgeslagen en verkrijgbaar bij het Faunafonds. De provincie verwacht dat een FBP, opgemaakt door een FBE ondersteund wordt- en tot stand gekomen is door deelnemende partijen in de FBE. Partijen die vanuit hun verschillende invalshoeken het plan een zo breed mogelijk draagvlak meegeven. 5 Uitgangspunten van te nemen maatregelen Reeds genomen maatregelen Tijdens het jachtseizoen worden eenden door jagers geschoten. Eenden die zich veelal verplaatsen (trekken) van rust naar foerageergebied of omgekeerd. Elk jaar wordt een aantal uit het surplus van de aanwas en de meerjarige vogels weggenomen. In algemene zin vangt de jacht aan als de meeste gewassen van het land zijn of nog oogstrijp op het land staan. Alleen schade welke in de periode dat de eendenjacht open is wordt hiermee (direct) voorkomen en bestreden. De aantalreductie die uitgaat van de jacht levert een bijdrage aan het verminderen van belangrijke schade. De vrijstellingsverordening van de provincie om opzettelijk te verontrusten geeft de grondgebruiker de mogelijkheid om, daar waar kwetsbare gewassen geteeld worden, het hele jaar door zijn belangen te beschermen althans, voorzover de effectiviteit hiervan reikt. In 2002 zijn 34, in 2003 zijn 36 ontheffingen verleend voor het verjagen met ondersteunend afschot. Het grootste deel hiervan is verleend ter voorkoming van schade aan (gelegerd) graan. In 2004 zijn in eerste instantie 4 ontheffingen verleend alvorens GS overging naar het verruimen van vrijstelling met het toestaan van afschot. De vrijstelling van de provincie om wilde eenden vanaf 1 juli tot 15 augustus te verjagen op (gelegerd) graan met behulp van ondersteunend afschot geeft de grondgebruiker, of jachtaktehouders namens hem, de mogelijkheid om schade aan granen te voorkomen en te bestrijden. Andere bevredigende oplossingen; Het plaatsen van vlaggen en linten al dan niet in combinatie met een akoestisch verjaagmiddel heeft, in tijd uitgedrukt, een beperkt effect. Op percelen waar eenden foerageren treed na enkele dagen gewenning op. Op of langs percelen waar eenden rusten en deze door vervuiling en vertrapping schade aanrichten is het daadwerkelijk (door personen) verjagen wel zinvol. Als blijkt dat terplekke de rust niet wordt gevonden zal de wilde eend vertrekken. Echter op kwetsbare percelen waar voedsel staat zal het verjagen niet altijd zonder ondersteunend afschot kunnen. De effectiviteit van ingezette preventieve middelen wordt grotendeels bepaald door de wijze waarop de grondgebruiker er mee omgaat. Bij het inzetten van statische middelen neemt het onrust gevoel bij de te verjagen wilde eenden met enkele dagen af als passief met deze middelen wordt omgegaan. De effectiviteit van de middelen wordt vergroot door deze te verplaatsen en door afwisselend, andere vormgeving, formaat en kleurstelling (zwart i.p.v. wit) in te zetten. Onderhoud is een vereiste. Het is van belang dat de statische eigenschap teniet wordt gedaan door een creatieve inzet. Verwacht wordt dat belanghebbenden zich inventief opstellen als het gaat om het voorkomen van belangrijke schade. Per diersoort, gewas en omstandigheden moeten de meest specifieke middelen ingezet worden om een maximaal verontrustingseffect te bereiken. Preventieve middelen kunnen in twee categorieën worden ingedeeld (een strikte scheiding is overigens niet altijd te maken): Werende middelen.

11 Dit zijn middelen die trachten te voorkomen dat bedoelde diersoorten schade aanrichten. Rasters ter voorkoming van inlopen en netten ter voorkoming van invliegen zijn beproefde middelen alsmede vogelverschrikkers, vlaggen en linten, roofvogelvliegers etc. Deze laatste hebben onder invloed van wind ook een verjagend effect. De grondgebruiker zal een maximaal effect bereiken als met deze middelen creatief wordt omgegaan. Verjagende middelen. Strikt genomen zijn dit middelen die reeds aanwezig zijnde soorten weg moeten jagen. Denk hierbij aan akoestische middelen en audioapparatuur. Een voorbeeld van een goed zichtmiddel is de scary man. Flitslampen en zoemdraden kunnen gedurende de dag en nacht effectief zijn. Ritselfolie en ander (onregelmatig) geluid veroorzakende middelen zijn vaak laag van kosten en toch effectief. Het bovenste is slechts een kleine greep van preventieve middelen uit het handboek Faunaschade van het Faunafonds. In de komende jaren zal het Faunafonds meer onderzoek verrichten naar de effectiviteit en kosten van preventieve middelen. Verslag van dit onderzoek zal gedaan worden op de website Effectiviteit van de maatregelen; De maatregelen worden geconcentreerd toegepast in die situaties waar sprake is van schade aan de genoemde landbouwbelangen. Het accent ligt daarbij op het verjagen al dan niet met behulp van ondersteunend afschot. Dit temeer wanneer de inspanningen erop zijn gericht om wilde eenden voor langere tijd of blijvend van kwetsbare percelen weg te houden. De conclusie is dat de maatregelen effectief zullen zijn ter vermindering van schade aan de landbouw. Uit waarneming is gebleken dat wilde eenden voornamelijk gedurende de nacht veel schade aanrichten. Met name als er een eendenval plaatsvindt. In dit geval zal de effectiviteit voornamelijk worden gerealiseerd als de uitvoerder van de ontheffing voldoende hulp heeft ingeroepen van andere jachtaktehouders. Om de effectiviteit te vergroten is het noodzakelijk dat in de daaropvolgende vroege ochtend verjaagactiviteiten worden hervat. Om gedurende het daglicht (dreigende) schade te voorkomen zal verjaging met de in het Handboek faunaschade genoemde werende en verjagende middelen al dan niet met behulp van ondersteunend afschot als afdoende moeten worden beschouwd. De verjaag activiteiten hebben weinig of geen negatief effect op andere faunasoorten daar de maatregelen veelal kortstondig worden uitgevoerd in de tijd dat het te beschermen gewas kwetsbaar is. De nauwgezette verslaglegging over de resultaten van de maatregelen maakt het mogelijk om de effectiviteit van de uitvoering van het plan in beeld te brengen. Hierbij zal de aandacht vooral worden gericht op de vermindering van de schade aan de landbouw en op de stand van de wilde eend. Gunstige staat van instandhouding van de soort; Met ervaringen opgedaan in het verleden is gebleken dat de mortaliteitoorzaken (inclusief jacht en schadebestrijding) de stand van de wilde eend in aantal niet beïnvloedt. De jaarlijkse aanwas compenseert de mortaliteit. 6 Maatregelen Maatregelen t.b.v. landbouwhuisdieren De FBE ziet het niet als haar taak om schade aangericht aan (pluim)vee, door het overbrengen van ziektekiemen, door wilde eenden als te beschermen belang in dit plan op te nemen. Dit is primair een zaak tussen overheid en de betreffende bedrijfssector.

12 Maatregelen t.b.v. landbouwgewassen Het gebruik van een ontheffing tot doden van wilde eenden als ondersteuning bij het verjagen dient effectief en efficiënt te zijn voor de te beschermen belangen. Anders dan bij de uitoefening van de jacht, waarbij de weidelijkheids beginselen centraal staan, gelden binnen de grenzen van een gunstige staat van instandhouding van de soort en het voorkomen van onnodig lijden van het dier, bij het vangen en doden ter voorkoming van schade geen verboden die de effectieve uitvoering van noodzakelijke ingrepen onnodig kunnen beperken. Mede bezien tegen de achtergrond van het feit dat in het verleden en het heden de jachtuitoefening niet voorkomen kan dat buiten het jachtseizoen door wilde eenden schade wordt aangericht, zal op passende wijze gebruik worden gemaakt van de ontheffing. Gebruikmaking van alle toepasselijke middelen uit het Besluit beheer en schadebestrijding van dieren is dan ook nodig. Gegevens t.b.v. de maatregelen ter bestrijding van schade De van belang zijnde gegevens zijn onder andere verkregen van het Faunafonds. Deze gegevens zijn in de tabellen van hoofdstuk 4 opgenomen. De kwetsbare perioden van de diverse gewassen zijn hiermee bekend. Op de diverse schadekaarten is aangegeven waar de schade tot nu toe het meest intensief was. De geheel ingekleurde postcodegebieden (3 cijferig) geven als indicatie dat de gemiddelde (uitbetaalde) tegemoetkoming in de schade hoger licht dan 115,00 per hectare.* Bij de gearceerde gebieden licht de uitkering onder de grens van 115,00 per hectare.* Dit wil niet zeggen dat er elders in Noord-Holland geen schade kan worden aangericht. Wisselteelt en/of verandering van het schadepatroon kunnen vereisen dat inzet van het gebruik van de ontheffing ook buiten de op de kaart ingekleurde gebieden noodzakelijk is. Een aanpassing van het plan, bezien vanuit de bevindingen in het jaarverslag is dan mogelijk aan de orde. De zeer hoge bedragen aan bloembollenschade in relatie met het feit dat Noord-Holland de enige provincie is met uitgekeerde schade aan bloembollen rechtvaardigt speciale aandacht. De schadeontwikkeling zal nauwgezet worden gevolgd en de gegevens die hieruit voortvloeien zullen in het jaarverslag worden opgenomen. Het jaarverslag wordt opgesteld zoals beschreven in de Handreiking Faunabeheerplan Jachthouder. Het verslag wordt voor 1 september ingediend. *per 1 januari 2005 wordt dit 250,00 per geval 7 Ontheffingaanvraag De FBE vraagt voor het gehele werkgebied van de FBE en voor de duur van het gehele jaar, van één uur voor zonsopgang en tot één uur na zonsondergang, met uitzondering van de periode waarin de jacht is geopend, met uitzondering van zon en feestdagen, ontheffing aan om wilde eenden te doden. Dit dienende als middel om verjaagacties te ondersteunen in de onderstaande (niet op voorhand geografisch aan te geven) gevallen: Gras en graszoden. -om het gehele jaar te kunnen beschermen tegen (dreigende) schade Graszaad. -om vanaf het zaaien tot aan de oogst het gewas te kunnen beschermen tegen (dreigende) schade. Granen -om vanaf het zaaien tot aan de oogst het gewas te kunnen beschermen tegen (dreigende) schade. Bloemen en bloembollen. -om het gewas gedurende de teeltperiode te kunnen beschermen tegen schade. Maïs, peulvruchten en vollegrondsgroenten in het algemeen. -om vanaf de zaai en plantperiode tot aan de oogst van het gewas te kunnen beschermen tegen (dreigende) schade.

13 Aansturen en verslaglegging De maatregelen worden door de FBE aangestuurd. De uitvoerders zijn in beginsel de wildbeheereenheden in de provincie Noord-Holland en de beheerders van de terreinbeherende organisaties. De handhaving is in handen van de handhavers van politie, AID en provincie. Het gedode wild wordt door de uitvoerder meegenomen. De uitvoerders zijn verplicht om de omvang van de handelingen per maand aan de FBE door te geven op daarvoor bestemde rapportage formulieren (zie bijlage), bij voorkeur samengesteld door WBE of terreinbeherende organisatie. De rapportage dient binnen tien (10) dagen na het verstrijken van de maand in het bezit te zijn van de FBE. Deze verplichting wordt aangegaan op het moment dat de machtiging is ontvangen. De uitvoerders zien er op toe dat de grondgebruiker schriftelijk toestemming heeft verleend om zijn grond te betreden met de vermelding op dit document dat de maatregelen namens deze grondgebruiker uitgevoerd worden. Uit de rapportage stelt de FBE een overzicht op dat een zo maximaal mogelijk inzicht geeft in het effect van de maatregelen. Tevens kan op basis hiervan een evt. gewenste of noodzakelijke wijziging in het gebruik van de ontheffing worden aangebracht. Het jaarverslag wordt opgesteld zoals beschreven in de Handreiking Faunabeheerplan Jachthouder. Het verslag wordt voor 1 september ingediend. Aanvraag om ontheffinggebruik Alleen schriftelijk ingediende verzoeken om het gebruik van een ontheffing worden in behandelingen genomen. Bij voorkeur ingediend door een WBE of een terreinbeherende organisatie en vergezeld van een verzoekbrief van een belanghebbende(n) met een te beschermen doelstelling en/of belang. Voor personen of organisaties die niet als deelnemer bij de FBE zijn aangesloten geld eveneens het bovenstaande. Met dien verstande dat een eerste voorkeur zal uitgaan naar een aansluiting van de aanvrager bij een WBE of een terreinbeherende organisatie. Indien deze aansluiting om praktische redenen niet mogelijk is zal de FBE een ontheffing naar de aanvrager doorschrijven op nader te bepalen voorwaarden. De FBE behoud zich het recht voor om nadere informatie op te vragen dan wel elders informatie in te winnen alvorens een beslissing wordt genomen. Na acceptatie van het verzoek ontvangt de afzender van de FBE een aanvraag-/machtigingsformulier. (model in de bijlage). Na ontvangst van het volledig ingevulde en ondertekende formulier wordt dit door de FBE ondertekend en verstuurt de FBE de voor het gebruik van de ontheffing benodigde documenten toe. Inmiddels heeft de provincie dan al (indien de provincie dit wenst) een afschrift van het aanvraag-/machtigingsformulier ontvangen. Melding Indien de provincie Noord-Holland het wenselijk acht stuurt de FBE minimaal 24 uur voorafgaand aan het versturen, van het origineel naar de ontheffinggebruiker, een afschrift van de doorgeschreven ontheffing per fax, per briefpost, of per elektronische post een (ondertekend) afschrift naar de provincie Noord-Holland. De gebruiksduur voor de ontheffing is voor de duur van de kwetsbare periode van het gewas of eindigt bij aanvang van het jachtseizoen. Ontheffingsvoorschriften Faunabeheereenheid Noord-Holland (FBE) is als ontheffinghouder bestuurlijk verantwoordelijk voor het doorschrijven en het gebruik van de ontheffing. Het gebruik van de ontheffing wordt door de FBE

14 schriftelijk toegestaan aan jachtaktehouders, die bij voorkeur zijn aangesloten bij de wildbeheereenheid of terreinbeherende organisatie waarin de gronden zijn gelegen waar gebruik gemaakt wordt van de ontheffing. Bij het doorschrijven van de ontheffing hanteert de FBE de volgende voorschriften; 1. De jacht(akte)houder is de ontheffinggebruiker en voert de maatregelen conform de ontheffing uit. De wildbeheereenheid of terreinbeherende organisatie vervult ten dienste van de uitvoering en rapportage een adviserende en coördinerende rol bij het toestaan van het gebruik van de ontheffing. De ontheffinggebruiker dient tijdens de uitvoering in het bezit te zijn van een schriftelijke, gedagtekende en ondertekende verklaring van de grondgebruiker, waarin deze toestemming heeft verleent zijn gronden te betreden en namens hem de maatregelen, waarvoor de ontheffing is bedoeld, te kunnen treffen alsmede een kopie van de ontheffing en, een ondertekent aanvraag/machtigingformulier (zie model in de bijlage) van de FBE en, een geldige jachtakte. op een eerste verzoek van een daartoe bevoegd ambtenaar moeten deze documenten door de ontheffinggebruiker worden overlegd. 3.

15 Van de ontheffing mag geen gebruik gemaakt worden op zondagen, nieuwjaarsdag, tweede paas- en pinksterdag, de beide kerstdagen en hemelvaartsdag. 4. Gedood wild mag voor eigen consumptie of voor handel worden aangewend 5. De ontheffinggebruiker mag zich in de uitvoering laten bijstaan door andere personen al of niet zijnde jacht(akte)houders. 6. De ontheffinggebruiker mag zich in de uitvoering laten bijstaan door andere personen al of niet zijnde jacht(akte)houders. 7. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland kunnen gebruik maken van haar wettelijke bevoegdheden de ontheffing in te trekken c.q. op te schorten indien omstandigheden, in de wet omschreven en waarvan de beslissingsbevoegdheid aan GS gedelegeerd is, hiertoe aanleiding geven. 1. De jacht(akte)houder is de ontheffinggebruiker en voert de maatregelen conform de ontheffing uit. De wildbeheereenheid of terreinbeherende organisatie vervult ten dienste van de uitvoering en rapportage een adviserende en coördinerende rol bij het toestaan van het gebruik van de ontheffing. 2. De ontheffinggebruiker dient tijdens de uitvoering in het bezit te zijn van een schriftelijke, gedagtekende en ondertekende verklaring van de grondgebruiker, waarin deze toestemming heeft verleent zijn gronden te betreden en namens hem de maatregelen, waarvoor de ontheffing is bedoeld, te kunnen treffen alsmede een kopie van de ontheffing en, een ondertekent aanvraag/machtigingformulier (zie model in de bijlage) van de FBE en, een geldige jachtakte. op een eerste verzoek van een daartoe bevoegd ambtenaar moeten deze documenten door de ontheffinggebruiker worden overlegd. 3. Van de ontheffing mag geen gebruik gemaakt worden op zondagen, nieuwjaarsdag, tweede paas- en pinksterdag, de beide kerstdagen en hemelvaartsdag. 4. Gedood wild mag voor eigen consumptie of voor handel worden aangewend 5. De ontheffinggebruiker mag zich in de uitvoering laten bijstaan door andere personen al of niet zijnde jacht(akte)houders. 6. De ontheffinggebruiker mag zich in de uitvoering laten bijstaan door andere personen al of niet zijnde jacht(akte)houders. 7. Gedeputeerde Staten van Noord-Holland kunnen gebruik maken van haar wettelijke bevoegdheden de ontheffing in te trekken c.q. op te schorten indien omstandigheden, in de wet omschreven en waarvan de beslissingsbevoegdheid aan GS gedelegeerd is, hiertoe aanleiding geven.

16 Literatuur Faunafonds; Handboek faunaschade Faunafonds; tabellen van uitgekeerde tegemoetkoming in de schade KNJV; WBE databank Provincie Noord-Holland; Beleidsnotitie Flora- en Faunawet SOVON Watervogels in Nederland SOVON; Atlas van de Nederlandse broedvogels ( 2002). SOVON-monitoringsrapport 2004/01 Bron: VZZ & CBS Bijlage Model aanvraagformulier voor het doorschrijven van de ontheffing FAUNABEHEEREENHEID NOORD-HOLLAND Op uw verzoek sturen wij u hierbij dit aanvraag-/machtigingsformulier, voor het gebruik van een ontheffing, toe. Het betreft de ontheffing op grond van art. 68 van de Flora- en faunawet. Diersoort: Op basis van het door de FBE opgesteld Faunabeheerplan heeft Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland besloten de FBE Noord-Holland in het bezit te stellen van de ontheffing (met het kenmerk..). Het betreft hier een ontheffing om de maatregelen, conform het plan te kunnen uitvoeren. De onderstaande gegevens dient u volledig in te vullen om het voor de FBE mogelijk te maken deze ontheffing voor gebruik aan u door te schrijven. Met de aan u doorgeschreven ontheffing bent u als jachthouder/belanghebbende, en/of jachtaktehouders namens u, gemachtigd de maatregelen uit te voeren. Dit met in achtneming van de specifieke voorschriften, genoemd in het plan en in de ontheffing. Naam jachthouder/belanghebbende/wbe Naam jachtaktehouder

17 Straat/nr. Straat/nr. Postcode Postcode Plaats Plaats Bijleveren; kaart 1 : , met daarop gearceerd het gebied aangegeven waar de maatregelen worden uitgevoerd. Soort gewas;.. Aantal ha. Bejaagbare grond. > 40 ha. Jachtaktenummer.... Datum / / Plaats Handtekening Datum / / Plaats Handtekening In te vullen door de FBE Noord-Holland De Stichting Faunabeheereenheid Noord-Holland schrijft bij deze de ontheffing door aan bovengenoemde jachtaktehouder om de maatregelen, genoemd in het Faunabeheerplan Wildsoorten uit te kunnen voeren. De ontheffinggebruiker mag zich in de uitvoering laten bijstaan (in gezelschap) door anderen. Het betreft hier het gebruik van de ontheffing te bescherming van het gewas; gedurende de dag en of nacht.

18 Haarlem Datum / / Namens het FBE bestuur P.B. van Houten Ambtelijk secretaris Zoals respectievelijk in Maatregelen van het plan is genoemd. FAUNABEHEEREENHEID NOORD-HOLLAND Model rapportageformulier, Behorende bij het gebruik van de ontheffing (nr..) voor het uitvoeren van de maatregelen. diersoort:. Naam jachthouder/belanghebbende/wbe &h ellip; datum Locatie in het veld. Op de kaart van het werkgebied gemarkeerd 1 : Aantal exemplaren? geschoten Aantal exemplaren? geschoten

19

20

21

22 resultaatmeting Neemt het aantal die schade aanrichten op het te beschermen perceel toe/af/gelijk Neemt het aantal die in de ochtend en gedurende de dag schade aanrichten toe/af/gelijk Neemt het aantal die in de avond en gedurende de nacht schade aanrichten toe/af/gelijk

23 Opmerkingen;