Vitale functies bewaken

Transcriptie

1 Werkproces 1.2 Biedt persoonlijke verzorging, observeert en monitort gezondheid en welbevinden Vitale functies bewaken ~Beroepsopdracht 7~ BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 1 van 29

2 Inleiding en leerdoelen Vitale functies bewaken De vitale functies zijn die lichaamsfuncties die nodig zijn om in leven te blijven, zoals bijvoorbeeld de hartslag of de ademhaling. Als hulpverlener kun je geconfronteerd worden met levensbedreigende situaties doordat één of meerdere lichaamsfuncties plotseling bij een zorgvrager uitvallen of verstoord raken. Er wordt dan verwacht dat je snel en accuraat kunt handelen. Gelukkig zijn er ook veel situaties die niet direct levensbedreigend zijn maar waarbij professionaliteit van de hulpverlener wordt verwacht om de situatie te stabiliseren. Tijdig de juiste metingen verrichten, registreren en rapporteren aan verantwoordelijken is essentieel voor het gezondheidsproces van de zorgvrager. In onderstaand kader vind je de doelen die je tijdens de uitvoering van deze opdracht moet behalen. Vitale functies bewaken De student: legt uit wat de vitale functies zijn van het menselijk lichaam; beschrijft de anatomie en fysiologie van: - het circulatiesysteem; - het bloed; - het ademhalingsstelsel; benoemt hoe lichaamstemperatuur geregeld wordt; geeft de stadia en verschijnselen van koorts weer; observeert de polsslag; controleert het bewustzijn; meet de bloeddruk; observeert de ademhaling en meet de zuurstofsaturatie; bepaalt de lichaamstemperatuur: rectaal, axillair, tympanaal en oraal; verklaart waarom voor een bepaalde methode van temperatuursmeting wordt gekozen; rapporteert de gegevens op de daarvoor bestemde plaats; monitort en bepaalt of er sprake is van afwijkende waarden wat betreft de gemeten vitale functies en treft zo nodig de juiste maatregelen; Competenties E Samenwerken en overleggen J Formuleren en rapporteren K Vakdeskundigheid toepassen BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 2 van 29

3 Opdracht met een beschrijving van de context waarin de opdracht plaatsvindt Algemene omschrijving: In deze opdracht leer je wat vitale functies zijn en hoe deze door het lichaam worden aangestuurd. Het meten van deze functies is een vaardigheid die je als verpleegkundige moet beheersen. Zo kan het meten van de lichaamstemperatuur relatief eenvoudig zijn, maar het handmatig meten van een bloeddruk is een lastige vaardigheid. Je gaat deze vaardigheden op elkaar oefenen en daarna ook in de praktijk. Vaak zijn er regels op de afdeling over hoe je moet handelen in situaties wanneer de metingen die je doet afwijken. In deze opdracht moet je ook laten zien dat je weet welke interventies je moet plegen wanneer een meting afwijkend is. Complexiteit: De student voert bovenstaande handelingen uit bij zorgvragers met een lage tot gemiddelde complexiteitsscore. Dit betekent dat de gezondheidstoestand van de zorgvrager redelijk stabiel moet zijn. Wanneer de student afwijkende scores verkrijgt bij het meten van de vitale functies wordt niet geacht dat de student zelfstandig interventies onderneemt om dit bij te stellen. Wel moet de student weten bij welke waarden een verpleegkundige en/ of arts gewaarschuwd moet worden en welke interventies de student daarna zou kunnen plegen. Verantwoordelijkheid: De student bepaalt in overleg met de werkbegeleider bij welke zorgvragers het geschikt is om de opdracht uit te voeren. De werkbegeleider is eindverantwoordelijk. Transfer: De student kan de handelingen uitvoeren bij verschillende soorten zorgvragers met verschillende culturele en sociale achtergronden en met verschillende opname-indicaties. De opdracht: Volg op de afdeling een BLS-training. Je kunt je hiervoor aanmelden bij de BLS instructeur van de afdeling. Om deze opdracht te kunnen afsluiten dien je de BLS-training succesvol af te ronden. Voer bij tenminste 2 verschillende zorgvragers die jij verzorgt de volgende opdrachten uit: 1. Stel je op de hoogte van de opnamereden en de medische voorgeschiedenis. Bedenk of deze twee aspecten mogelijk invloed kunnen hebben op de vitale functies en welke gevolgen dit kan hebben. 2. Bedenk overige factoren die van invloed kunnen zijn op de vitale functies bij de zorgvrager bij wie je de vitale functies gaat meten en welk gevolg dit zou kunnen hebben. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 3 van 29

4 3. Meet of observeer bij beide zorgvragers de vitale functies en voldoe aan de onderstaande voorwaarden: Observeer de hartslag op ten minste twee verschillende plekken. Meet de bloeddruk zowel elektronisch als manueel Meet de temperatuur op twee verschillende plekken en beargumenteer voor welke methode van temperatuursmeting je kiest Observeer het bewustzijn Observeer de ademhaling Meet de zuurstofsaturatie Noteer de uitkomsten 4. Beoordeel de uitkomsten van punt 3 aan de hand van de SIT- kaart (zie bijlage 4) en vorige metingen. Geef bij elke meting aan of de door jou gemeten score afwijkend is en zo ja, benoem interventies die jij kunt uitvoeren. 5. Bespreek de uitkomsten met je werkbegeleider en laat deze de gedragscriteria invullen. Om de opdracht te behalen moeten alle gedragscriteria 2 keer worden beoordeeld. Alle items moeten als zichtbaar zijn beoordeeld om de opdracht te kunnen afsluiten. Om goed uitvoering te kunnen geven aan deze opdracht heb je bepaalde kennis nodig en zul je vaardigheden moeten trainen. Je zult op verschillende manieren deze kennis en vaardigheden eigen gaan maken. Deze vind je bij de ondersteunende opdrachten/ lesactiviteiten. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 4 van 29

5 Te behalen resultaat Theorie/ Resultaat Beoordelaar Behaald Praktijk P BLS-training BLS instructeur P 2 x beoordelingscriteria meten Werkbegeleider lichaamstemperatuur P 2 x beoordelingscriteria observeren Werkbegeleider ademhaling P 2 x beoordelingscriteria observeren Werkbegeleider hartfrequentie P 2 x beoordelingscriteria manueel bloeddruk Werkbegeleider meten P 2 x beoordelingscriteria controleren bewustzijn Werkbegeleider P 2 x beoordelingscriteria saturatie meten Werkbegeleider BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 5 van 29

6 Oriëntatie met daaruit volgend een PAP (75 min.) Bij elke beroepsopdracht wordt van jou verwacht dat je zelf een plan schrijft hoe je de opdracht in de praktijk wil gaan behalen. In de beroepsopdracht wordt aangegeven wat van jou wordt verwacht om de opdracht af te ronden (de praktijkopdrachten). Ook bieden we opdrachten in de theorie aan die je helpen om de kennis en vaardigheden op te doen om de praktijkopdracht te gaan uitvoeren (ondersteunende opdrachten). Het is nu aan jou om te bepalen hoe je aan de praktijkopdrachten gaat werken zodat je deze kan behalen. Dit doe je door een zogenoemd POP en PAP te schrijven. Dit staat voor Persoonlijk OntwikkelingsPlan en een Persoonlijk Activiteiten Plan. In het onderstaand schema staat aangegeven welke stappen je moet doorlopen om een volledig, concreet en bruikbaar POP en PAP te schrijven. Elk POP en PAP is weer anders. Iedereen heeft immers andere kennis en ervaring opgedaan in het leven, dus het leerproces is bij iedereen anders. Het leren opstellen van een POP en PAP maakt onderdeel uit van het leren plannen van het leerproces en het gestructureerd vormgeven van het leerproces. Ook dit zijn vaardigheden die jij je tijdens de opleiding eigen gaat maken! Bij elke beroepsopdracht dien je de opgestelde POP en PAP bij de coach in te leveren. Pas wanneer het POP en PAP door de coach is goedgekeurd, mag je in de praktijk aan de opdracht gaan werken. Oriëntatie Beschrijf wat nu je praktische ervaring al is met het onderwerp van de beroepsopdracht. Beschrijf wat nu je kennis is aangaande het onderwerp van de beroepsopdracht Te behalen resultaat Welk resultaat wil je bereiken met deze beroepsopdracht Uit welk specifiek gedrag blijkt je bekwaamheid bij de uitvoering van je werk op deze afdeling (competenties, SWOT) Welke producten kan je laten zien (zie beroepsopdracht) POP Waarin wil je jezelf nog ontwikkelen om deze beroepsopdracht te behalen (leervragen) Welke kennis Welke praktijkvaardigheden Welke persoonlijke leerdoelen PAP Stel acties op bij de leervragen die je in je POP hebt geformuleerd B.v. Ik ga.. B.v. Ik wil.. B.v. Ik doe. B.v. Ik maak.. Gebruik werkwoorden die een actie weergeven Wat heb ik hiervoor nodig B.v. -begeleiding van de werkbegeleider, mijn coach, mentor. B.v -tijd B.v. -stukjes B.v. -internet/ boeken/films Kortom Je werkbegeleider moet direct kunnen zien uit je PAP en POP: WAT je al WEET over dit onderwerp WAT je WILT WETEN over dit onderwerp WAT je gaat DOEN aangaande dit onderwerp WAT je hiervoor nodig hebt tijd, stukjes, begeleiding, internet, boeken BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 6 van 29

7 Gedragscriteria Gedragscriteria * Meten lichaamstemperatuur ZB 1e NZB 1e ZB 2e NZB 2e Voorbereiding Verzamelt vanuit het verpleegkundig dossier relevante gegevens m.b.t. de ziektegeschiedenis, huidige gezondheidstoestand Controleert de meter Informeert de zorgvrager en bespreekt de te volgen werkwijze Brengt de zorgvrager in de juiste houding Zorgt voor privacy Uitvoering Heeft gedurende de handeling aandacht voor de zorgvrager en betrekt deze in de handeling Brengt de meter aan, gebruikt de meter volgens voorschrift Leest de meter af Verzorgt volgens de hygiënevoorschriften de meter Brengt de zorgvrager in een prettige houding Noteert op een juiste wijze de score op het daarvoor bestemde formulier Beoordeelt of de score afwijkend is en benoemt zo nodig een interventie die zelf uitgevoerd kan worden Terugkijken Evalueert mondeling met de begeleider op de uitvoering van deze opdracht Bespreekt de uitgevoerde handeling en de beroepshouding Paraaf begeleider * Bij de criteria: 1 e ZB betekent 1 e situatie is het gedrag zichtbaar bij de student 1 e NZB betekent 1 e situatie is het gedrag niet zichtbaar bij de student 2 e ZB betekent 2 e situatie is het gedrag zichtbaar bij de student 2 e NZB betekent 2 e situatie is het gedrag niet zichtbaar bij de student BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 7 van 29

8 Gedragscriteria * Observeren (meten) van de ademhaling ZB 1e NZB 1e ZB 2e NZB 2e Voorbereiding Verzamelt vanuit het verpleegkundig dossier relevante gegevens m.b.t. de ziektegeschiedenis, huidige gezondheidstoestand Uitvoering Observeert tijdens het meten van de hartfrequentie, de ademhaling gedurende een halve minuut. Observeert bijzonderheden wat betreft de ademhaling Noteert op een juiste wijze de score op het daarvoor bestemde formulier Beoordeelt of de score afwijkend is en benoemt zo nodig een interventie die zelf uitgevoerd kan worden Terugkijken Evalueert mondeling met de begeleider op de uitvoering van deze opdracht Bespreekt de uitgevoerde handeling en de beroepshouding Paraaf begeleider * Bij de criteria: 1 e ZB betekent 1 e situatie is het gedrag zichtbaar bij de student 1 e NZB betekent 1 e situatie is het gedrag niet zichtbaar bij de student 2 e ZB betekent 2 e situatie is het gedrag zichtbaar bij de student 2 e NZB betekent 2 e situatie is het gedrag niet zichtbaar bij de student BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 8 van 29

9 Gedragscriteria * Observeren (meten) van de hartslag ZB 1e NZB 1e ZB 2e NZB 2e Voorbereiding Verzamelt vanuit het verpleegkundig dossier relevante gegevens m.b.t. de ziektegeschiedenis, huidige gezondheidstoestand Wast de handen Informeert de zorgvrager en bespreekt de te volgen werkwijze Brengt de zorgvrager in de juiste houding Uitvoering Zoekt de slagader op de gewenste plaats op Telt de hartslagen gedurende een halve of hele minuut en vermenigvuldigt zo nodig het aantal en onthoudt dit Observeert overige bijzonderheden (gelijkmatigheid, ritme, spanning en volume) Brengt de zorgvrager in een prettige houding Noteert op een juiste wijze de score op het daarvoor bestemde formulier Beoordeelt of de score afwijkend is en benoemt zo nodig een interventie die zelf uitgevoerd kan worden Terugkijken Evalueert mondeling met de begeleider op de uitvoering van deze opdracht Bespreekt de uitgevoerde handeling en de beroepshouding Paraaf begeleider * Bij de criteria: 1 e ZB betekent 1 e situatie is het gedrag zichtbaar bij de student 1 e NZB betekent 1 e situatie is het gedrag niet zichtbaar bij de student 2 e ZB betekent 2 e situatie is het gedrag zichtbaar bij de student 2 e NZB betekent 2 e situatie is het gedrag niet zichtbaar bij de student BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 9 van 29

10 Gedragscriteria * Manueel bloeddruk meten ZB 1e NZB 1e ZB 2e NZB 2e Voorbereiding Verzamelt vanuit het verpleegkundig dossier relevante gegevens m.b.t. de ziektegeschiedenis, huidige gezondheidstoestand Verzamelt de benodigde materialen en controleert de apparatuur Wast de handen Informeert de zorgvrager en bespreekt de te volgen werkwijze Brengt de zorgvrager in de juiste houding Kiest een geschikte arm om de bloeddruk te meten en kan deze keuze verantwoorden Uitvoering Ontbloot de arm van de zorgvrager Observeert de hartslag voor het bloeddruk meten Brengt de manchet aan en pompt de manchet op tot 30 mm Hg verder nadat de polsslag weggevallen is. Laat de manchet langzaam leeglopen en leest de systolische en diastolische druk af Brengt de zorgvrager en de kleding in de gewenste houding Noteert op een juiste wijze de score op het daarvoor bestemde formulier Beoordeelt of de score afwijkend is en benoemt zo nodig een interventie die zelf uitgevoerd kan worden Terugkijken Evalueert mondeling met de begeleider op de uitvoering van deze opdracht Bespreekt de uitgevoerde handeling en de beroepshouding Paraaf begeleider * Bij de criteria: 1 e ZB betekent 1 e situatie is het gedrag zichtbaar bij de student 1 e NZB betekent 1 e situatie is het gedrag niet zichtbaar bij de student 2 e ZB betekent 2 e situatie is het gedrag zichtbaar bij de student 2 e NZB betekent 2 e situatie is het gedrag niet zichtbaar bij de student BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 10 van 29

11 Gedragscriteria * Controleren van het bewustzijn ZB 1e NZB 1e ZB 2e NZB 2e Voorbereiding Verzamelt vanuit het verpleegkundig dossier relevante gegevens m.b.t. de ziektegeschiedenis, huidige gezondheidstoestand Uitvoering Spreekt de zorgvrager aan en beoordeelt het bewustzijn aan de hand van de score op de SIT-kaart Beoordeelt of de beoordeling afwijkend is en benoemt zo nodig een interventie die zelf uitgevoerd kan worden Terugkijken Evalueert mondeling met de begeleider op de uitvoering van deze opdracht Bespreekt de uitgevoerde handeling en de beroepshouding Paraaf begeleider * Bij de criteria: 1 e ZB betekent 1 e situatie is het gedrag zichtbaar bij de student 1 e NZB betekent 1 e situatie is het gedrag niet zichtbaar bij de student 2 e ZB betekent 2 e situatie is het gedrag zichtbaar bij de student 2 e NZB betekent 2 e situatie is het gedrag niet zichtbaar bij de student BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 11 van 29

12 Gedragscriteria * Saturatie meten ZB 1e NZB 1e ZB 2e NZB 2e Voorbereiding Verzamelt vanuit het verpleegkundig dossier relevante gegevens m.b.t. de ziektegeschiedenis, huidige gezondheidstoestand Verzamelt de benodigde materialen en controleert de apparatuur Informeert de zorgvrager en bespreekt de te volgen werkwijze Brengt de zorgvrager in de juiste houding Kiest een geschikte plek om de saturatie te meten en kan deze keuze verantwoorden Uitvoering Bevestigt de sensor op de juiste manier Controleert de meting en bepaalt de gemiddelde saturatie Noteert op een juiste wijze de score op het daarvoor bestemde formulier Beoordeelt of de score afwijkend is en benoemt zo nodig een interventie die zelf uitgevoerd kan worden Terugkijken Evalueert mondeling met de begeleider op de uitvoering van deze opdracht Bespreekt de uitgevoerde handeling en de beroepshouding Paraaf begeleider * Bij de criteria: 1 e ZB betekent 1 e situatie is het gedrag zichtbaar bij de student 1 e NZB betekent 1 e situatie is het gedrag niet zichtbaar bij de student 2 e ZB betekent 2 e situatie is het gedrag zichtbaar bij de student 2 e NZB betekent 2 e situatie is het gedrag niet zichtbaar bij de student BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 12 van 29

13 Ondersteunende opdrachten/ lesactiviteiten A. (90 min) Bestudeer literatuur over vitale functies en het circulatiesysteem: Uit Basisverpleegkunde Uit de reader Vitale functies hoofdstuk 1 tot en met 10 Zoek ook informatie over afwijkingen van het circulatiesysteem en shock als voorbereiding op de les van B. Kijk hiervoor bijvoorbeeld op Bij hart en bloedvaten vind je allerlei informatie hierover. Maak daarna bijlage 1 en neem de antwoorden (en eventuele vragen) mee naar les B. B. (2 lesuren) Volg de les die zich richt op de vitale functies en shock. C. (30 min) Zoek op zorgcontext de protocollen van het observeren (meten) van de polsslag (53) en het meten van de bloeddruk volgens Riva Rocci (54). Bestudeer deze protocollen en neem ze mee naar les D. D. (2 uur) Volg de les van de skills-docent. In deze les wordt aandacht besteedt aan het observeren (meten) van de polsslag en het meten van de bloeddruk. Je gaat dit bij elkaar oefenen. E. (90 min) Bestudeer uit Basisverpleegkunde: 5.13 tot en met 5.18 over de ademhaling en de verpleegproblemen die zich bij een zich kunnen voordoen op dit gebied. Bestudeer uit het Verpleegkundig Vademecum (onderdeel van Zorgcontext) het ziektebeeld Astma (Asthma bronchiale). Maak de vragen uit bijlage 2 om je kennis te controleren. Neem de antwoorden van bijlage 2 en eventuele vragen mee naar les F. F. (2 uur) Volg de les die zich richt op het ademhalingsstelsel en de stoornissen die daarin kunnen optreden worden besproken. Specifiek zal het ziektebeeld Astma worden behandeld. G. (60 min) Bestudeer uit Basisverpleegkunde: 3.8 tot en met over temperatuurregulatie en koorts. Bestudeer uit de reader Vitale functies hoofdstuk 11 tot en met 17. Maak de opdracht uit bijlage 3 om te controleren of je de kennis beheerst. Neem de uitwerking en eventuele vragen mee naar les H. H. (2 uur) In deze les komt de temperatuurregulatie, koorts en het verpleegkundig proces daarbij aan de orde. I. Zoek op zorgcontext de protocollen van het meten van de lichaamstemperatuur (51) en het meten en observeren van de ademhaling (52). Bestudeer deze protocollen en neem ze mee naar les J. Beschrijf, als voorbereiding op de les, op welke plaatsen er temperatuur gemeten kan worden en wanneer je voor welke plaats kiest. Neem de uitwerking mee naar les J. J. (1 uur) Volg de les van de skills-docent waarin de vaardigheden het meten van de lichaamstemperatuur, het meten en observeren van de ademhaling en het opvangen van sputum worden behandeld en geoefend. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 13 van 29

14 K. (45 min) Lees onderstaande casussen en maak de vragen. Neem de antwoorden mee naar de les L. Mevrouw Mastenbroek is 83 jaar en is opgenomen vanwege decompensatio cordis. Ze ligt veel op bed. Je meet bij haar de vitale functies. Mw. heeft een hoge (> 100 p/ min) hartfrequentie. Leg uit waar dit door kan komen. Beschrijf welke acties jij kunt ondernemen. Op de afdeling orthopedie is dhr. van Kamphuis opgenomen. Hij heeft een totale heupprothese gekregen. 3 uur na de operatie geeft dhr. aan zich niet lekker te voelen, dhr. ziet bleek en klam. Je meet de vitale functies en komt op de volgende score: o Bloeddruk: 75/35 o Hartfrequentie: 110 p. min o Temperatuur: 35,9 o Ademhalingsfrequentie: 20 o Saturatie: 97% (dhr. heeft 1 liter O 2 ) Bereken aan de hand van bovenstaande gegevens de SIT-score (zie bijlage 1). Verklaar welke controles waarschijnlijk afwijkend zijn en hoe dit zou kunnen komen. Benoem minimaal 3 interventies die jij kunt uitvoeren. Dhr. van Weelen is opgenomen vanwege een CVA. Welk effect kan dit hebben op de bloeddruk? Beschrijf welke interventies je zou kunnen plegen. Een 19-jarige vrouwelijk zorgvrager, die een osteotomie met kinplastiek heeft ondergaan heeft een saturatie van 91%. Welke oorzaak zou dit kunnen hebben? Beschrijf welke interventies je zou kunnen plegen. Bestudeer als voorbereiding op les L, hoofdstuk 18 tot en met 20 uit de reader Vitale functies. L. (2 lesuren) Volg de les die zich richt op de SIT score. De uitkomsten van opdracht K worden in de les opgenomen. M. (2 lesuren) Volg de verpleegkunde les waarin specifiek wordt ingegaan op het monitoren en rapporteren van de vitale functies. N. (3 lesuren) Volg de skillsles waarin wordt geoefend in het uitvoeren van de vitale functies in onvoorziene situaties. Als voorbereiding op de les kunnen de protocollen van de handelingen worden doorgenomen. Ook is een shock protocol van de RdGG in te zien op I-document waarin staat beschreven welke handelingen een verpleegkundige als eerste doet wanneer een zorgvrager in shock is. O. Maak als afsluiting de vragen in bijlage 5. Dit is ter controle voor jezelf en als voorbereiding op de theorietoets. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 14 van 29

15 Bijlage 1 ~ Opdracht circulatie en shock Vul de volgende woorden in op de streepjes in de tekst: linker harthelft, voedingsstoffen, autonome, afvalstoffen, milt, rechter harthelft, zuurstof, lymfevatenstelsel, koolzuur, lichaam, bloedvaten, longen. Circulatie zorgt voor het transport van voedingsstoffen en zuurstof en de afvoer van afvalstoffen. De circulatie wordt aangestuurd door het zenuwstelsel. De onderdelen van het circulatiesysteem zijn: hart,, bloed,, lymfevocht en. De bloedcirculatie bestaat uit de kleine en grote bloedsomloop. Kleine bloedsomloop: de pompt het bloed naar de, waar het bloed opneemt en afgeeft. Grote bloedsomloop: de pompt bloed naar het, waar het bloed afgeeft en opneemt. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 15 van 29

16 BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 16 van 29

17 Shock is een levensbedreigende, die zich vaak sluipend ontwikkelt. Het is heel belangrijk dat deze toestand snel wordt onderkend, zodat direct adequate hulp gegeven kan worden. Daarom is kennis van de verschijnselen van shock erg belangrijk. Noteer hieronder alle verschijnselen (objectief en subjectief) van shock die je kunt vinden in de literatuur en op internet. Probeer ieder verschijnsel te verklaren. Klam, zweet Verschijnsel shock Verklaring Door het dichtgaan van de bloedvaatjes van de huid. BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 17 van 29

18 Bijlage 2 ~ Opdracht ademhaling en astma 1. Waar zitten de bronchiën? A. Tussen het strottenhoofd en keelholte B. Tussen de trachea en de bronchioli C. Tussen het strottenhoofd en de trachea D. Tussen de keelholte en de bronchioli 2. Met welke nummers zijn onderstaande onderdelen in de torso aangegeven? Bronchioli Trachea Bronchiën Bloedvat Wat gebeurt er bij een astma-aanval? A. Het slijmvlies verdikt B. Er zit een knik in de luchtpijp C. Spiertjes in de bronchioli trekken samen D. Het slijmvlies verdikt en de spiertjes in de bronchioli trekken samen 4. CARA is hetzelfde als astma? Juist Onjuist 5. Astma is een chronische aandoening? Juist Onjuist BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 18 van 29

19 6. De oorzaken van astma zijn grofweg te verdelen in allergische en niet allergische prikkels Juist Onjuist 7. Bij de meeste patiënten met astma is er sprake van een allergische component Juist Onjuist 8. Eén van de symptomen is kortademigheid, dit komt vooral s nachts en in de ochtend voor. Juist Onjuist 9. Astma is erfelijk Juist Onjuist 10. Welke twee groepen geneesmiddelen zijn er om astma te behandelen? 11. De verpleegkundige neemt een erg benauwde astmapatiënt op. Hij heeft een piepende ademhaling. Zijn vrouw is bij de opname aanwezig. Het is de tweede keer dat hij wordt opgenomen met exacerbatie van astma. De volgende dag zou het echtpaar op vakantie gaan. Meneer snauwt 'paniekerig' zijn vrouw en de verpleegkundige toe dat ze weg moeten gaan en dat de dokter acuut moet komen. Geef twee aspecten van beleving aan die kenmerkend zijn voor astma in het algemeen en die in deze casus specifiek naar voren komen. 12. Wat is een status astmaticus? BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 19 van 29

20 Bijlage 3 ~ Opdracht lichaamstemperatuur en koorts Vul op de streepjes de ontbrekende woorden in. De woorden kun je terugvinden in de wegstreeppuzzel. 1. Dit deel in de hersenen reguleert de lichaamstemperatuur: 2. mitterende koorts zie je vaak bij bacteriële infecties 3. Wanneer de lichaamstemperatuur 37,7 0 C is, spreken we van temperatuur 4. Een voorbeeld van een temperatuursverhoging is een zonnesteek 5. Koorts heeft onder andere als doel het te versnellen en daarmee de, waardoor de cellen van het sneller aangevoerd worden 6. Een belangrijke verpleegkundige interventie is zorgen voor voldoende 7. Bij een temperatuur < 35 0 C wordt er gesproken van 8. Kinderen hebben in de regel een iets en ouderen een iets temperatuur dan de gemiddelde volwassene 9. Koorts is geen ziektebeeld maar een 10. Geneesmiddelen die worden gebruikt om de lichaamstemperatuur te verlagen worden genoemd 11. Zorgvragers met koorts hebben vaak last van algehele 12. De huidtemperatuur bedraagt ongeveer 34 0 C, de temperatuur van de hersenen en de lever ongeveer 38 0 C. De temperatuur in het geeft in het algemeen daar een gemiddelde van weer. h a m e a n t i p y r e t i c a s e r n h g b e l h y p o n o w u s i e a o i a f t u e s t x n b t g g r p g o g u k m t t m a f h y o t e d e w r t a r e o l e r r x r l o m r i t n o m o o b e w e i v b n i e m p o r t p r t t s t e r g h u i o k r p e i n i m m u u n s y s t e e m r e i m r e h t r e p y h h c y e l m k e r v f g e e s c t t s d e s i a l a m a s d f o y u h f s d f y s i p k l o m v k m f g BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 20 van 29

21 Bijlage 4 BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 21 van 29

22 Bijlage 5 BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 22 van 29

23 BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 23 van 29

24 BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 24 van 29

25 BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 25 van 29

26 BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 26 van 29

27 Evaluatie Beroepsopdracht: Groep: Onderstaande vragen/ opmerkingen gaan over de ondersteunende opdrachten en lessen 1. Bij de lessen en opdrachten begrijp ik wat er van me wordt verwacht: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens 2. De lessen en opdrachten geven me verdieping in het onderwerp: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens 3. De voorbereidende opdrachten (bijv. als voorbereiding op een les) zijn zinvol: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens 4. De studiebelastingsuren van de opdracht komen overeen met de werkelijkheid: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens Wanneer je ergens volledig mee oneens óf mee oneens hebt aangekruist, geef dan aan welk opdrachtnummer het betreft en wat er volgens jou veranderd kan worden: 5. Hoe heb je de studiebelasting ervaren? weinig goed te doen te veel 6. De opdrachten in de bijlagen (bijv. kennistest of vragen maken) zijn zinvol: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens 7. In de verpleegkunde-lessen heb ik kennis opgedaan die ik goed in de praktijk kan gebruiken: mee oneens mee eens 8. Bij de skills-lessen is er voldoende tijd om de vaardigheden te oefenen: mee oneens mee eens 9. Bij de TSV-lessen is er voldoende tijd om de vaardigheden te oefenen: mee oneens mee eens 10. In de masterclasses heb ik kennis opgedaan die ik goed in de praktijk kan gebruiken: mee oneens mee eens BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 27 van 29

28 11. Deze opdracht vond ik het meest leerzaam omdat 12. Deze opdracht vond ik het minst leerzaam omdat 13. Deze les vond ik het meest leerzaam omdat 14. Deze les vond ik het minst leerzaam omdat Onderstaande vragen gaan over de opdracht(en) die je in de praktijk moest doen 15. Bij de opdracht(en) in de praktijk begrijp ik wat er van me gevraagd wordt: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens 17. De opdracht(en) is/ zijn op de afdeling goed te behalen: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens 16. De opdracht(en) in de praktijk sluiten aan bij de situatie op de afdeling: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens 18. De studiebelastingsuren van de praktijkopdracht(en) komen overeen met de werkelijkheid: volledig mee oneens mee oneens mee eens volledig mee eens Omcirkel een cijfer wat je geeft voor de hele beroepsopdracht: BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 28 van 29

29 Welke opmerkingen heb je nog: Wat moet er hierbij volgens jou gebeuren: Hartelijk dank voor het invullen en lever dit formulier in bij je mentor op school BBL-4, topklinisch traject RdGG, Cohort 2012 Pagina 29 van 29