De Korte WaagSchaal: een risicotaxatie-instrument voor de ambulante forensische psychiatrie

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De Korte WaagSchaal: een risicotaxatie-instrument voor de ambulante forensische psychiatrie"

Transcriptie

1 De Korte WaagSchaal: een risicotaxatie-instrument voor de ambulante forensische psychiatrie Een onderzoek naar de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen behandelaars, basispsychologen en masterstudenten Auteur: Martijn Bond Datum: Augustus 2011 Master Klinisch Forensische Psychologie Begeleiding: UvA: Dr. Agnes Scholing De Waag: Dr. Joan van Horn

2 Samenvatting De Waag - centrum voor ambulante forensische psychiatrie - maakt bij de afsluiting van de behandeling van een cliënt gebruik van de gestructureerd klinisch risicotaxatie-instrument de Korte WaagSchaal (KWS). In dit onderzoek stonden drie doelen centraal: het vaststellen van de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen drie beoordelaarsgroepen (behandelaars, basispsychologen en masterstudenten); het in kaart brengen van verschillen in de beoordeling van de KWS; en binnen de groep behandelaars de samenhang onderzoeken tussen de beoordeling op de KWS en het contact met de cliënt en een aantal behandelaarskenmerken zoals jaren ervaring. De drie beoordelaarsgroepen kwamen over het algemeen matig overeen in hun oordeel van het functioneren van de cliënten.40 ICC<.60. Het viel hierbij op dat de beoordeling van zowel de basispsychologen als de masterstudenten in vergelijking tot de behandelaars gematigder, vaker in het midden van spectrum lag. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn doordat de behandelaars meer informatie over de cliënt tot zich hebben kunnen nemen. Een andere verklaring is dat behandelaars door hun ruimere ervaring meer vergelijkingsmateriaal hebben en zo kunnen inschatten hoe de cliënten zich tot elkaar verhouden. De drie groepen kwamen onderling slecht overeen op de beoordeling of een probleemgebied een risico was ICC<.40. Met een ANOVA werd berekend dat behandelaars in vergelijking tot basispsychologen en masterstudenten significant vaker het probleemgebied als een risico beoordeelden. Er was over het algemeen echter een goede overeenstemming op de beoordeling van het recidiverisico.60 ICC<.75. Er werden geen verbanden gevonden tussen de beschrijving van het contact dat de behandelaar met de cliënt had gehad en de beoordeling van de drie niveaus van de KWS. Daarnaast gaven jonge behandelaars bij een aantal domeinen verhoudingsgewijs vaker aan dat het probleemgebied een risico vormde voor de cliënt en de oudste behandelaars gaven vaker het omgekeerde aan. De oorzaak en betekenis hiervan is echter onbekend. Er werd geen verband gevonden tussen jaren ervaring van de behandelaar en de beoordelingen op de niveaus van de KWS. Uit dit onderzoek komen geen aanwijzingen naar voren dat het contact tussen de beoordelaar en de cliënt van invloed is geweest op de beoordeling van de risicotaxatie. Het blijkt eerder dat verschil in beschikbaarheid van informatie een rol heeft gespeeld bij een aantal gevonden verschillen tussen de drie beoordelaarsgroepen. 2

3 Inleiding Het uitvoeren van risicotaxaties is een belangrijke taak van professionals werkzaam in de forensische psychiatrie (De Ruiter, 1999). Bij het maken van een risicotaxatie worden alle gebieden uit het verleden en het heden van delinquenten die samenhangen met delictgedrag zo nauwkeurig mogelijk bekeken. Vervolgens wordt een inschatting gemaakt van de kans dat delictgedrag herhaald wordt. Risicotaxaties zijn van essentieel belang bij het opstellen van behandeldoelen en het nemen van beslissingen over het behandelbeleid, bijvoorbeeld het verlagen of verhogen van de intensiteit en duur van de behandeling (Van Horn, 2007). De meest gebruikte methode om risicotaxaties te verrichten is met gestructureerde klinische risicotaxatie-instrumenten. Deze instrumenten bestaan uit risicofactoren waarvan in empirisch wetenschappelijk onderzoek is aangetoond dat ze met delictgedrag samenhangen en waarbij het recidiverisico gebaseerd is op een klinische weging van deze factoren (De Ruiter, 1999). Veelgebruikte klinische risicotaxatie-instrumenten in Nederland zijn de Historical Clinical Riskmanagement-20 (HCR-20: Webster, Douglas, Eaves & Hart, Nederlandse bewerking: Philipse, De Ruiter, Hildebrand & Bouman, 2000), de Sexual Violence Risk-20 (SVR-20: Boer, Hart, Kropp & Webster, Nederlandse bewerking: Hildebrand, De Ruiter & Van Beek, 2001) en de Static-99 (Hanson & Thornton, Nederlandse bewerking: Van Beek, De Doncker & De Ruiter, 2001). Deze instrumenten hebben een goede validiteit en betrouwbaarheid laten zien in residentiële forensisch psychiatrische instellingen (De Vogel, De Ruiter, Van Beek & Mead, 2004). In forensische poliklinieken was dit echter niet het geval. Uit een onderzoek dat binnen De Waag - centrum voor ambulante forensische psychiatrie - werd uitgevoerd, kwam naar voren dat geen van de instrumenten psychometrisch goede resultaten behaalden bij ambulant behandelde cliënten. Ook inhoudelijk bleken de instrumenten niet aan te sluiten op een ambulante populatie. Er werd daarom binnen De Waag besloten om zelf een nieuw risicotaxatie-instrument te ontwikkelen. De subschalen die in de studie van Van Horn et al. (2005) een goede betrouwbaarheid lieten zien, werden hiervoor overgenomen. Ter aanvulling werd een aantal nieuwe schalen en items gecreëerd en een aantal bestaande schalen anders geformuleerd. Dit resulteerde uiteindelijk in de Volledige WaagSchaal (VWS). Ten behoeve van het periodiek evalueren van de behandeling en voor het gebruik bij de afsluiting van een behandeling werd in een latere fase een verkorte versie van de VWS ontwikkeld, genaamd de Korte WaagSchaal (KWS). De risicotaxatie procedure in beide instrumenten verloopt in overeenkomstige stappen: allereerst worden het functioneren van de cliënt op twaalf domeinen beoordeeld vervolgens wordt ingeschat of het disfunctioneren van cliënt op een 3

4 domein samenhangt met diens delictgedrag (risicodomein) en als laatste wordt het recidiverisico ingeschat. Bij De Waag wordt de risicotaxatie doorgaans verricht door de (hoofd)behandelaar. Het is echter de vraag of de behandelaar de aangewezen persoon is om de risicotaxatie te verrichten (Dernevik, Falkheim, Holmqvist & Sandell, 2001). Zijn behandelaars in staat om hun persoonlijke gevoelens buiten beschouwing te laten bij het uitvoeren van een risicotaxatie van een cliënt die ze goed kennen en waar ze veel tijd in hebben geïnvesteerd? Diverse auteurs menen dat dit contact zeker van invloed is op de taxatie en de beoordeling minder objectief maakt (Ackerman, 1999; Greenberg & Schuman, 1997; Litwack & Schlesinger, 1999). Zij adviseren daarom om risicotaxaties uit te laten voeren door een persoon die wat verder van de cliënt afstaat. Het is mogelijk dat een beoordelaar die lange tijd betrokken is bij de behandeling van een cliënt, gedurende het proces bepaalde denkfouten gaat maken. Een voorbeeld hiervan is de confirmatory bias; dit is de neiging van mensen om vast te houden aan hun reeds gevormde oordeel (De Ruiter, 1999). Een behandelaar zal zich in het begin van de behandeling een mening vormen over het gevaar van recidive van een cliënt. In de loop van de behandeling kan hij, bewust of onbewust, zoeken naar bevestiging voor zijn reeds gevormde oordeel en soms zelfs tegenstrijdige informatie terzijde schuiven. Door deze tunnelvisie neemt de kans toe dat er in de uiteindelijke risicotaxatie niet goed naar alle factoren wordt gekeken en dat het recidiverisico verkeerd wordt ingeschat. Een onafhankelijk persoon zal ook zijn eigen strategie gebruiken om de grote hoeveelheid informatie die voor een taxatie gebruikt moet worden, te simplificeren. Een beoordelaar die voorafgaand aan de beoordeling geen contact heeft gehad met de cliënt zal echter met een neutrale houding aan de taxatie beginnen en met een meer open blik naar de cliënt kijken waardoor de confirmatory bias bij hem niet (of minder) zal optreden (Spengler & Strohmer, 1994). Anderzijds zou het langdurige contact ook voordelen op kunnen leveren, doordat de behandelaar zich een veel uitgebreider beeld heeft kunnen vormen van de cliënt. Iemand die de taxatie uitvoert zonder daadwerkelijk contact te hebben gehad met de cliënt heeft weliswaar de informatie uit het dossier en de therapieverslagen, maar het is best mogelijk dat bepaalde nuances in het dossier ontbreken. Het is ook mogelijk dat het langdurige contact weinig invloed heeft op een beoordeling, omdat gevoelens van tegenoverdracht minder ruimte krijgen door de gestructureerde wijze van risico inschatten (De Vogel & De Ruiter, 2003). In een onderzoek van De Vogel en De Ruiter (2003) werd de samenhang van het contact met het inschatten van het risico van gewelddadig gedrag onderzocht. Aan de hand van 4

5 taxaties van de HCR-20 werden er drie beoordelaargroepen vergeleken: onderzoekers, hoofden behandeling en groepsleiders. De onderzoekers waren psychologen getraind in diagnostiek, zij hadden geen dagelijks contact met de patiënten en scoorden de risicotaxatie aan de hand van informatie uit het dossier. De hoofden behandeling waren ervaren clinici, zij hadden regelmatig contact met de patiënten en waren verantwoordelijk voor het uitzetten van de grote lijnen in de behandeling. De groepsleiders hadden dagelijks contact met de patiënten. De achtergrond van deze groep varieerde sterk, maar de meesten hadden een HBO of universitaire opleiding afgerond. De gemiddelde interbeoordelaarsbetrouwbaarheid was zeer hoog voor de historische items, hoog voor de klinische items en matig voor de items op de risicohanteringsschaal. Er waren echter ook een aantal individuele items die een lage betrouwbaarheid lieten zien. Hiervoor werden drie verklaringen gegeven: onervarenheid van een aantal codeurs met de HCR-20, verschillen in klinische ervaring tussen de codeurs en onduidelijke of te globale definitie van een aantal items (De Vogel & De Ruiter, 2003). Daarnaast werden er een aantal significante verschillen gevonden tussen de drie groepen. Ten eerste gaven de groepsleiders ten opzichte van de onderzoekers significant lagere scores op de historische items, risicohanteringsitems en totaalscore en - hoewel niet significant - ook met de hoofden behandeling. Een mogelijke oorzaak hiervoor zou kunnen zijn dat groepsleiders dagelijks omgaan met patiënten en hierdoor ook de menselijke, leuke kanten van de patiënten zien. De grotere emotionele betrokkenheid van de onderzochte groepsleiding kan meegewogen zijn in hun taxatie, waardoor deze lager is uitgevallen. Ten tweede was er tussen de hoofden behandeling en de onderzoekers een verschil in de interpretatie van de HCR-20 scores. In hun eindoordeel kwamen de hoofden behandeling significant vaker tot een laag recidiverisico. Dit zou er volgens De Vogel en De Ruiter (2003) op kunnen wijzen dat de hoofden behandeling sterker dan de onderzoekers, de druk voelden om de patiënten (zo snel mogelijk) te laten doorstromen naar een volgende - transmurale - fase. Het (onbewust) meenemen van zulke organisatorische en beleidsbeslissingen in de risicotaxatie kan ook worden opgevat als een vorm van cognitieve vertekening. De onderzoekers kunnen weliswaar ook bekend zijn met dit beleid, maar zij hebben er zelf niet direct mee te maken. Het is daarom mogelijk dat zij minder vatbaar waren om dit mee te nemen in hun oordeel. Een andere verklaring zou kunnen zijn dat meer ervaren behandelaars, met name de hoofden behandeling, vaker geneigd waren om bepaalde problematiek als minder ernstig op te vatten, omdat zij de desbetreffende patiënt gingen vergelijken met patiënten die ze eerder hadden behandeld (De Vogel & De Ruiter, 2003). 5

6 Er werd in het onderzoek van De Vogel en De Ruiter (2003) ook gekeken of de gevoelens van de behandelaars ten opzichte van hun patiënten samenhingen met de uitkomsten van de risicotaxatie. Er werd gevonden dat negatieve schalen als negatief, afstandelijk, afwijzend en overheerst van de Feeling Word Checklist (FWC: ontwikkeld door Whyte, Constantopoulus & Bevans, 1982 en bewerkt door Holmqvist & Fogelstan, 1996 en Holmqvist & Armelius, 1994) samen hingen met hoge HCR-20 totaalscores en inschattingen van het recidiverisico. Dit betekent dat behandelaars die het contact met de patiënt negatiever beoordeelden, de risicotaxatie negatiever invulden. De subschalen positief en accepterend, dus positievere beoordelingen van het contact, hingen daarentegen samen met lage HCR-20 totaalscores en eindoordelen (De Vogel & De Ruiter, 2003). De bevinding dat gevoelens van behandelaars ten opzichte van de patiënten die ze behandelden samenhingen met hun risicotaxaties, werd eerder aangetoond in het onderzoek van Dernevik et al. (2001). De vraag of behandelaars in staat zijn om hun persoonlijke gevoelens buiten beschouwing te laten bij het uitvoeren van een risicotaxatie van een cliënt die ze goed kennen en waar ze veel tijd in hebben geïnvesteerd, is vooralsnog nog niet volledig te beantwoorden. Uit het onderzoek van De Vogel en De Ruiter (2003) blijkt dat de gevoelens van behandelaars ten opzichte van de patiënten die ze behandelden, samenhingen met de beoordeling van de risicotaxaties. Daarbij zouden bepaalde verschillen tussen beoordelaargroepen verklaard kunnen worden door cognitieve vertekeningen, bijvoorbeeld doordat de ene groep vaker contact had met patiënten of doordat een andere groep zich meer zou hebben laten leiden door organisatorisch beleid. Anderzijds is het ook mogelijk dat ruimere klinische ervaring van de ene groep of minder ervaring in het gebruik van het taxatie-instrument van de andere groep, heeft bijgedragen aan verschillen tussen de groepen (De Vogel & De Ruiter, 2003). De bevindingen zijn dus verdeeld. Verschil in ervaring werd door De Vogel en De Ruiter (2003) aangedragen als mogelijke verklaring voor groepsverschillen, maar over het algemeen gaat men er in de literatuur van uit dat er geen samenhang is tussen ervaring en kwaliteit van de beoordeling. Ook andere kenmerken als leeftijd, sekse en expertise zijn bekeken en leverden inconsistente en tegenstrijdige resultaten op (Garb, 1989). In een recent onderzoek van Noordzij (2010) naar de beoordeling op de Volledige WaagSchaal (VWS) van onderzoekers in opleiding en ervaren behandelaars werden er ook geen significante groepsverschillen gevonden. Sommige auteurs menen dat er wel degelijk verschillen bestaan tussen beoordelaargroepen, maar dat het niet door verschil in ervaring verklaard kan worden (Spengler & Strohmer, 1994). Bieri, Atkins, Briar, Leaman, Miller en Tripodi (1966) stelden dat cognitieve complexiteit van groter belang is. Zij definiëren dit als 6

7 individuele verschillen in de capaciteit om sociaal gedrag op een multi-dimensionale manier uit te leggen. Beoordelaars met meer cognitieve complexiteit zouden vooraf aan de beoordeling naar meer informatie zoeken en bij de beoordeling meer informatie meenemen en ook inconsistente informatie gebruiken (Spengler & Strohmer, 1994). Met andere woorden, meer cognitief complexe individuen zouden minder kans hebben op tunnelvisie en hierdoor een beter oordeel afleveren. Een beperking van het onderzoek van De Vogel en De Ruiter (2003) is dat er nog niet bekend is welke groep de risicotaxatie het beste heeft uitgevoerd. Deze vraag zal ook met het voorliggend onderzoek niet beantwoord kunnen worden. Het huidige onderzoek zal echter wel meer informatie opleveren over de verschillen tussen diverse beoordelaargroepen en over de mogelijke samenhang van het contact dat de beoordelaar met de cliënt heeft gehad op de beoordeling van de risicotaxatie. Onderzoeksvragen en hypothesen Het hoofddoel van het voorliggende onderzoek was om de overeenkomsten en verschillen op de beoordeling van de drie niveaus van de KWS (Algemeen klinisch oordeel van de domeinscore, genaamd functioneren ; het bestempelen van probleemgebieden als risico, genaamd risicodomein en de inschatting van het recidiverisico, genaamd recidiverisico ) tussen drie groepen beoordelaars (behandelaars, basispsychologen en masterstudenten) in kaart te brengen. Daarnaast werd er binnen de groep van behandelaars gekeken naar de samenhang tussen de uitkomst van de risicotaxatie met zowel kenmerken van de behandelaar, als het ervaren contact van de behandelaar met de cliënt. Ten behoeve van de bovenstaande doelen werden de volgende onderzoeksvragen en hypotheses geformuleerd: 1. Wat is de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen de drie beoordelaarsgroepen? De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid werd berekend met betrekking tot het functioneren, het risicodomein en het recidiverisico. Er werd een hoge interbeoordelaarsbetrouwbaarheid verwacht tussen de masterstudenten en basispsychologen omdat zij de cliënt niet hebben gezien en over dezelfde gegevens uit het dossier beschikten. Een lagere interbeoordelaarsbetrouwbaarheid werd verwacht tussen de behandelaars en de twee andere groepen. De reden hiervoor was dat de behandelaars als enige van de drie groepen contact hadden met de cliënt en dit van invloed kan zijn geweest op hun oordeel. 2. Zijn er verschillen tussen de drie beoordelaarsgroepen in het coderen van de KWS op de drie niveaus? De verwachting was dat de behandelaars in vergelijking met de masterstudenten en basispsychologen op de drie niveaus minder streng zouden scoren. Met andere woorden, de behandelaars zouden de domeinscore lager inschatten dan de andere 7

8 twee groepen, minder vaak een domein als risico bestempelen en ook het recidiverisico lager inschatten. Tussen de basispsychologen en masterstudenten werden geen structurele verschillen verwacht. 3. Is er een samenhang tussen de beschrijving van het contact dat behandelaars met hun cliënten hadden en het coderen van de KWS op de drie beoordelingsniveaus? Verwacht werd dat een negatieve beschrijving van het contact samen zou hangen met hogere scores op de KWS. Dat wil zeggen hogere inschatting van de domeinscores, meer domeinen als risico bestempelen en een hogere inschatting van het recidiverisico. 4. Is er binnen de beoordelaarsgroep van behandelaars een samenhang in het beoordelen van de drie niveaus van de Korte WaagSchaal, met een aantal kenmerken als leeftijd en jaren ervaring als behandelaar? Er werd op dit gebied geen samenhang verwacht. Methode In dit retrospectief onderzoek, uitgevoerd in De Waag tussen november 2010 en juli 2011 werden beoordelingen op de KWS vergeleken tussen drie groepen beoordelaars (behandelaars, basispsychologen en masterstudenten). Instelling De Waag behandelt personen vanaf 12 jaar met (dreigend) strafbaar gedrag. Het doel van een behandeling is het voorkomen van terugval in strafbaar gedrag. Cliënten kunnen zichzelf aanmelden of doorverwezen worden via de huisarts of een andere GGZ-instelling. Daarnaast wordt ongeveer een derde van de cliënten door justitie verplicht gesteld om aan de behandeling deel te nemen. Het merendeel van de cliënten wordt aangemeld voor een van de volgende problemen: agressie, huiselijk geweld, vermogen en seksueel probleemgedrag. Na de aanmelding volgt de intake en daarna wordt met de VWS een risicotaxatie uitgevoerd. Aan de hand van de problemen die uit de taxatie naar voren komen, wordt het behandelplan opgesteld. Het behandelplan wordt ten uitvoer gebracht in de fase behandeling. Aan het eind van de behandeling wordt er een afsluitende risicotaxatie gemaakt met behulp van de KWS. In dit onderzoek stond deze laatste fase, de afsluiting, centraal. Instrumenten In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van de Korte WaagSchaal (KWS). Deze korte versie van de Volledige WaagSchaal (VWS) werd ontwikkeld omdat de VWS als evaluatie- 8

9 instrument veel tijd in beslag neemt. De KWS bestaat uit dezelfde twaalf domeinen als de VWS, namelijk: eerdere en huidige delicten, opleiding/werk, financiën, woonomgeving, gezin/partner, sociaal netwerk, vrije tijd, middelen, emotioneel/persoonlijk, houding, risicomanagement en seksuele problematiek. Het bevat echter niet de individuele items. De taxatie verloopt in drie fasen. Allereerst wordt bij ieder domein een algemeen klinisch oordeel gegeven over het functioneren van de cliënt, lopend van 0 bevredigend tot 5 onbevredigend. Een oordeel van 3 of hoger betekent dat cliënt onbevredigend functioneert op het betreffende gebied. Van de domeinen waarop de cliënt onbevredigend op functioneert wordt een inschatting gemaakt van de samenhang met delictgedrag (risicodomein). Ter afsluiting wordt het klinisch eindoordeel gevormd over het recidiverisico in termen van laag, laag-matig, matig, matig-hoog of hoog (Van Horn & Scholing, 2010). Om meer informatie te verkrijgen over de behandelaars, werd er een behandelaarslijst meegestuurd die de behandelaars in moesten vullen. Het bevatte zes vragen: over hun sekse, leeftijd, functieomschrijving, jaren ervaring als behandelaar, jaren ervaring als behandelaar in een forensische setting en jaren ervaring met de KWS. Beoordelaarsgroepen De vestigingsmanagers van De Waag hadden in totaal 50 behandelaars geselecteerd uit de totale groep van 176 behandelaars, die in 2010 cliënten met een verplicht behandelkader hebben afgesloten. Deze 50 behandelaars werden gekozen, omdat zij ervaring hebben met het verrichten van risicotaxatie met de KWS, positief stonden tegenover onderzoek en daar ook tijd voor vrij konden maken. Het waren psychologen met diverse achtergronden: psycholoog, GZ-psycholoog, klinisch psycholoog en psychotherapeut. De groep basispsychologen bestond uit drie afgestudeerde psychologen met minimaal een jaar ervaring in het verrichten van risicotaxaties met de VWS en KWS. De twee masterstudenten liepen stage bij de Waag ter afsluiting van de master klinische forensische psychologie aan de Universiteit van Amsterdam. Exclusiecriteria dossiers De 50 behandelaars die door de vestigingsmanagers werden geselecteerd, hadden in totaal 340 cliënten afgesloten in Aan de hand van een aantal exclusiecriteria werd deze dataset teruggebracht naar 101 cliënten. Cliënten werden uitgesloten als: - er geen VWS beschikbaar was (78 cliënten); 9

10 - er minder dan vijf therapieverslagen beschikbaar waren (36 cliënten); - ze zich in detentie bevonden ten tijde van de risicotaxatie (30 cliënten); - ze waren gerecidiveerd of opnieuw werden aangemeld (30 cliënten); - ze het vrouwelijke geslacht hadden (22 cliënten). Van de 340 cliënten bleven 144 over. Door bovenstaande exclusiecriteria waren er vijf behandelaars die geen cliënten meer over hielden voor het onderzoek. Tijdens het onderzoek waren er zeven behandelaars, met in totaal 43 cliënten, die aangaven dat ze toch niet mee konden werken. Uiteindelijk deden 38 behandelaars mee aan het onderzoek. Categorisering variabelen Bij onderzoeksvraag 1 werd met de formule: ICC : 11 de gemiddelde interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen de drie groepen berekend. De gemiddelde scores op de domeinen werden als volgt berekend: de masterstudenten scoorden op domein 1: 0-0 keer, 1-0 keer, 2-12 keer, 3-55 keer, 4-28 keer en 5-6 keer. De som bij vermenigvuldiging van deze twee getallen is 331. Dit getal gedeeld door 101 beoordelingen geeft een gemiddelde score van 3,28. Voor het beantwoorden van onderzoeksvraag 3 en 4 werd een deel van de beoordelingen niet meegenomen. Het aantal cliënten per behandelaar verschilde namelijk enorm tussen de behandelaars. Deze diversiteit zou ervoor kunnen zorgen dat de persoonlijke mening van een behandelaar met zeven cliënten te veel invloed heeft op de resultaten, ten opzichte van de behandelaars met maar één cliënt. Er werd daarom voor gekozen om alleen de behandelaars mee te nemen met drie of meer cliënten. Dit resulteerde in een groep van 18 behandelaars met in totaal 72 cliënten (negen behandelaars met drie cliënten, vijf behandelaars met vier cliënten, drie behandelaars met zes cliënten en een behandelaar met zeven cliënten). De antwoorden op de vraag naar het contact werden beoordeeld op een vijfpuntsschaal: (1) negatief, (2) enigszins negatief, (3) neutraal, (4) enigszins positief, (5) positief. Enigszins negatief werd gescoord als de behandelaar dit zelf zo omschreef, bijvoorbeeld: Ik kon geen echt contact met hem krijgen. Enigszins positief werd regelmatig gescoord bij een omschrijving van contactgroei, bijvoorbeeld: Gesloten in het begin, maar langzaamaan groeide er meer contact. Voor onderzoeksvraag 4 werden er vier leeftijdsgroepen van behandelaars gemaakt met een evenredige verdeling per groep: jonger dan 34 jaar, tussen 35 en 39 jaar, tussen 40 en 44 jaar en ouder dan 45 jaar. Dit werd gedaan om te voldoen aan de assumptie dat er in niet minder dan 20% van de cellen een expected cell count mag zijn dat kleiner was dan 5. Om dezelfde reden werden de beoordelingen op de domeinscore samengevoegd naar twee 10

11 groepen, waarin de eerste groep het domein geen probleem vond (score 0, 1 of 2) en de tweede groep het domein wel een probleem vond (score 3, 4, of 5). Procedure Van alle cliënten die in 2010 waren afgesloten werd door de basispsychologen in het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) op basis van dossierinformatie een KWS gescoord. De behandelaars die door de vestigingsmanagers waren voorgedragen, ontvingen een lijst met cliënten van wie zij zelf de hoofdbehandelaar waren geweest, uitleg over het onderzoek en een behandelaarlijst. De KWS kon digitaal of op papier worden ingevuld en daarna via de e- mail of interne post teruggestuurd. Ze deden dit op basis van wat zij nog wisten van hun gesprekken met de cliënt, aangevuld met dossierinformatie. Hierbij werd uitdrukkelijk vermeld dat ze de ingevulde KWS in het EPD niet mochten inzien en gebruiken. Op het formulier van de KWS moesten de behandelaars ook aangeven hoe ze het contact met de cliënt ervaren hadden. De vraag die aan hen werd gesteld, was: Kun je een korte beschrijving maken van het contact dat je hebt gehad met deze cliënt, denk bijvoorbeeld aan termen als open of gesloten, vriendelijk of onvriendelijk, etc. De meeste behandelaars hadden de vraag naar het contact met de cliënt goed beantwoord. Sommigen gaven echter een beschrijving van de cliënt (bijvoorbeeld: het was een vriendelijke man ), in plaats van een beschrijving van het contact tussen hen en de cliënt. Deze twee beschrijvingen zijn niet hetzelfde. Het is namelijk mogelijk dat een op zich vriendelijke man in het contact heel gesloten of onvriendelijk wordt, bijvoorbeeld wanneer er dieper wordt ingegaan op zijn delicten. Er is daarom voor gekozen om de beschrijvingen waarin de cliënt zelf wordt besproken, niet mee te nemen. De risicotaxaties van de cliënten die werden geretourneerd, werden ingevoerd in SPSS en ook door de masterstudenten gescoord. De masterstudenten hadden een eendaagse cursus gehad in het verrichten van risicotaxaties met de VWS. Voorafgaand aan het onderzoek hadden ze onafhankelijk van elkaar ieder vijf risicotaxaties gescoord, waarbij voor iedere casus de consensus tussen beide studenten werd besproken. Bij de punten waar ze niet hetzelfde hadden gescoord, werd, in lijn met de handleiding, bediscussieerd en besloten op welke wijze de beoordeling meer in overeenstemming zou kunnen worden gebracht. De studenten scoorden de KWS op papier op basis van dossierinformatie. 11

12 Data-analyse Analyse bij hypothese 1: De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen de drie beoordelaarsgroepen (behandelaars, basispsychologen en masterstudenten) werd in dit onderzoek onderzocht met behulp van de intraklasse correlatie coëfficiënt (ICC; McGraw & Wong, 1996) met de beoordelaargroepen als onafhankelijke variabele en de drie beoordelingsniveaus (domeinscore, risico en recidiverisico) als afhankelijke variabelen. Hiervoor werden single measures ICC s berekend volgens het two way effect model, met absolute overeenstemming als criterium (Shrout & Fleisch, 1979). De richtlijn - ICC<.40 staat voor een slechte overeenkomst,.40 ICC<.60 geldt als een matige overeenkomst,.60 ICC<.75 geldt als een goede overeenkomst en ICC.75 geldt als uitstekende overeenkomst - werd hierbij gehanteerd (Landis & Koch, 1977). Domein 12 werd door het kleine aantal cliënten met seksuele problematiek, niet meegenomen. Bij de berekening van de onderlinge verschillen tussen de drie groepen in de beoordeling van een domein als risico op herhaald delictgedrag werden alleen die beoordelingen meegenomen, waarbij twee groepen allebei het domein als probleem hadden beoordeeld. Hierdoor werden beoordelingen waarbij de ene groep het domein niet als een probleem zag, terwijl de andere groep aangaf dat dit domein een risico was, niet meegenomen. Analyse bij hypothese 2: Om te onderzoeken of er verschillen waren tussen de drie beoordelaarsgroepen in de domeinscores werd een ANOVA gebruikt met de groepen als onafhankelijke en de domeinscores als afhankelijke variabelen. Voor de inschatting van het recidiverisico, werden de drie groepen paarsgewijs vergeleken met een Mann-Whitney test. De inschatting van het recidiverisico van de drie groepen werd met een ANOVA onderzocht. Analyse bij hypothese 3: Binnen de groep van behandelaars werd er gekeken of de beschrijving van het contact tussen behandelaar en cliënt, samenhing met de beoordeling van de diverse domeinen en de inschatting van het recidiverisico. Dit werd met de Pearson product-moment correlation coefficient berekend. De samenhang tussen de beschrijving van het contact tussen behandelaar en de inschatting van het recidiverisico werd met een chikwadraat toets berekend. Analyse bij hypothese 4: Binnen de groep van behandelaars werd er gekeken naar de samenhang tussen de beoordeling van de drie niveaus en een aantal kenmerken van de behandelaar, waaronder leeftijd en jaren ervaring als behandelaar. Dit werd met een chikwadraat toets berekend. 12

13 Resultaten Onderzoeksvraag 1 De drie beoordelaargroepen stemden gemiddeld matig overeen in hun oordeel op de diverse domeinen (.40 ICC<.60). Er werd een matige gemiddelde overeenstemming gevonden tussen zowel de behandelaars en de basispsychologen als tussen de masterstudenten en de basispsychologen. Tussen de behandelaars en de masterstudenten werd er een goede overeenstemming gevonden (.60 ICC<.75). Tussen de verschillende domeinen werd er een grote diversiteit aan betrouwbaarheid waargenomen. Op domein 8 was dit voor de drie groepen uitstekend (ICC.75), op domeinen 2, 3, 7, 9.1 en 11 was dit goed (.60 ICC<.75) en op de domeinen 1, 4, 5, 6, 9.2, 9.3 en 10 was dit matig (.40 ICC<.60). De interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen de behandelaars, basispsychologen en masterstudenten zijn te lezen in tabel 1. Tabel 1. Single measures Intraklasse Correlatie Coëfficiënten (ICC) voor de Beoordeling van de Domeinen van Behandelaars (1), Basispsychologen (2) en Masterstudenten (3). ICC - 1, 2, 3 ICC - 1, 2 ICC - 1, 3 ICC - 2, 3 1. Eerdere en huidige delicten,477,427,497, Opleiding/werk,641,611,709, Financiën,730,694,689, Woonomgeving,554,545,580, Gezin/partner,408,322,464, Sociaal netwerk,549,505,539, Vrije tijd,613,597,620, Middelen,812,771,822, Slachtofferschap,628,637,666, Persoonlijkheidskenmerken,421,359,507, Actueel psychisch functioneren,435,330,577, Houding,474,440,498, Risicomanagement,646,602,662,660 Gemiddeld,568,526,602,570 De drie groepen kwamen onderling slecht overeen in hun beoordeling of een probleemgebied wel of niet een risico was (ICC<.40). Zie tabel 2 voor de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen behandelaars en basispsychologen, tabel 3 voor behandelaars en masterstudenten en tabel 4 voor basispsychologen en masterstudenten. 13

14 Tabel 2. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (Cohen s kappa) tussen Behandelaars en Basispsychologen voor de Beoordeling van een Probleemgebied als een Risico. N Aantal overeenkomst Aantal geen overeenkomst Cohen s Domein risico risico kappa 1. Eerdere en huidige delicten , Opleiding/werk , Financiën , Woonomgeving , Gezin/partner , Sociaal netwerk , Vrije tijd , Middelen , Slachtofferschap , Persoonlijkheidskenmerken , Actueel psychisch functioneren , Houding , Risicomanagement ,263 Tabel 3. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (Cohen s kappa) tussen Behandelaars en Masterstudenten voor de Beoordeling van een Probleemgebied als een Risico. N Aantal overeenkomst Aantal geen overeenkomst Cohen s kappa Domein risico risico 1. Eerdere en huidige delicten , Opleiding/werk , Financiën , Woonomgeving , Gezin/partner , Sociaal netwerk , Vrije tijd , Middelen , Slachtofferschap , Persoonlijkheidskenmerken , Actueel psychisch functioneren , Houding , Risicomanagement ,192 14

15 Tabel 4. Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid (Cohen s kappa) tussen Basispsychologen en Masterstudenten voor de Beoordeling van een Probleemgebied als een Risico. N Aantal overeenkomst Aantal geen overeenkomst Cohen s Domein risico risico kappa 1. Eerdere en huidige delicten , Opleiding/werk , Financiën , Woonomgeving , Gezin/partner , Sociaal netwerk , Vrije tijd , Middelen , Slachtofferschap , Persoonlijkheidskenmerken , Actueel psychisch functioneren , Houding , Risicomanagement ,189 Tabel 5 wijst uit dat de drie groepen bij hun inschatting van het recidiverisico van de delicttypen zeden, geweld, huiselijk geweld en vermogen een goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid lieten zien (.60 ICC<.75). De overeenkomst op de inschatting van geweld en vermogen was daarentegen matig (.40 ICC<.60). Tabel 5. Single measures Intraklasse Correlatie Coëfficiënten (ICC) voor de Inschatting van het Recidiverisico op Diverse Delicttypen van Behandelaars (1), Basispsychologen 2) en Masterstudenten (3). ICC - 1, 2, 3 ICC - 1, 2 ICC - 1, 3 ICC - 2, 3 Recidiverisico Zeden,707,618,892,604 Geweld,639,595,638,678 Huiselijk Geweld,748,717,735,789 Vermogen,681,644,723,681 Geweld en Vermogen,439,451,508,389 Kort samengevat stemden de drie beoordelaarsgroepen over het algemeen matig overeen in hun oordeel op de diverse domeinen en kwamen de groepen onderling slecht overeen op de 15

16 beoordeling of een probleemgebied een risico was. Er was over het algemeen echter wel een goede overeenstemming op de beoordeling van het recidiverisico. Onderzoeksvraag 2 Om te onderzoeken hoe het kwam dat bepaalde domeinen onbetrouwbaar werden gescoord, werd er allereerst gekeken naar de verschillen tussen de drie groepen op de domeinscore. Alle gemiddelde scores en standaarddeviaties zijn te vinden in tabel 6. Tabel 6. Gemiddelde Domeinscores op de KWS van Behandelaar, Basispsycholoog en Masterstudent Behandelaar Basispsycholoog Masterstudent F-score M (SD) M (SD) M (SD) 1. Eerdere en huidige delicten 3,35 (1,23) 3,71 (,90) 3,28 (,75) 5,322** 2. Opleiding/werk 2,15 (1,57) 2,28 (1,23) 2,21 (1,17), Financiën 2,26 (1,62) 2,17 (1,53) 2,29 (1,37), Woonomgeving 1,43 (1,55) 1,48 (1,44) 1,70 (1,29) 1, Gezin/partner 2,97 (1,49) 3,32 (1,02) 2,76 (,98) 5,517** 6. Sociaal netwerk 2,26 (1,45) 2,19 (1,35) 2,25 (1,21), Vrije tijd 2,10 (1,35) 1,97 (1,31) 1,90 (1,06), Middelen 2,02 (1,61) 2,28 (1,65) 2,03 (1,50), Slachtofferschap 1,92 (1,58) 1,60 (1,46) 2,12 (1,43) 3,072* 9.2. Persoonlijkheidskenmerken 3,29 (1,22) 3,51 (,74) 2,98 (,84) 7,730** 9.3. Actueel psychisch functioneren 2,58 (1,48) 2,28 (1,23) 2,46 (1,12) 1, Houding 2,33 (1,48) 2,32 (1,28) 2,74 (1,09) 3,501* 11. Risicomanagement 2,25 (1,53) 2,35 (1,40) 2,42 (1,39),341 * p<.05, ** p<.01 De verschillen tussen de drie groepen in gemiddelde domeinscore op de KWS waren significant voor domein 1, 5, 9.1, 9.2 en 10. Bij de onderlinge vergelijking van de groepen werd gevonden dat de behandelaars en de basispsychologen alleen bij de beoordeling op eerdere en huidige delicten significant van elkaar verschilden. De behandelaars lieten op dit domein lagere scores zien, waardoor de basispsychologen op een hoger gemiddelde uitkwamen. De matige overeenkomst op de andere domeinen (4, 5, 6, 9.2, 9.3 en 10) konden niet verklaard worden door significante verschillen tussen de groepen. De behandelaars en de masterstudenten verschilden op domein 9.2 en domein 10 significant van elkaar. De behandelaars beoordeelden de persoonlijkheidskenmerken van de cliënt negatiever en de houding positiever. Bij de verdeling van de beoordelingen viel tussen deze twee groepen wel een patroon te herkennen. De behandelaars beoordeelden de domeinen 16

17 vaker met een zeer lage score (0) of een zeer hoge score (5), wat wil zeggen dat ze uitgesprokener waren in hun oordeel. De masterstudenten beoordeelden gematigder, vaker in het midden van spectrum. Dit patroon werd ook gevonden, zij het minder uitgesproken, op de domeinen 2, 3, 9.1 en 11, waar er een goede interbeoordelaarsbetrouwbaarheid tussen de twee groepen was. De masterstudenten beoordeelden de domeinen 1, 4, 5, 9.2 en 9.3 over het algemeen lager dan de basispsychologen, wat op domein 1, 5 en 9.2 significante verschillen opleverde tussen de twee groepen. Het slachtofferschap en de houding werden door de masterstudenten echter negatiever beoordeeld. De drie groepen kwamen onderling slecht overeen op de beoordeling of een probleemgebied een risico was. Dit werd veroorzaakt doordat de behandelaars, in de vergelijking met de andere twee groepen bij alle domeinen behalve domein waar het ging om het beoordelen van middelenproblematiek en actueel psychisch functioneren, significant vaker een probleemgebied als een risico bestempelden. Tussen de basispsychologen en masterstudenten werd geen specifiek patroon gevonden. Bij sommige domeinen gaven de basispsychologen vaker aan dat het probleemgebied een risico was en bij een aantal domeinen waren het de masterstudenten die het vaker als risico bestempelden. Tabel 7 laat de gemiddelde beoordelingen van het recidiverisico zien van de drie groepen. Tussen de drie beoordelaarsgroepen werden er geen significante verschillen gevonden op hun beoordeling van het recidiverisico. Tabel 7. Beoordeling van het Recidiverisico op de KWS Behandelaar Basispsycholoog Masterstudent F-score M (SD) M (SD) M (SD) Zeden 2,18 (1,33) 2,46 (1,51) 2,50 (1,17),545 Geweld 2,85 (1,28) 2,80 (1,29) 2,60 (1,06),673 Huiselijk geweld 2,65 (1,26) 2,57 (1,16) 2,37 (1,15),392 Vermogen 2,38 (1,31) 2,61 (1,48) 2,25 (1,30),705 17

18 Onderzoeksvraag 3 Binnen de groep van behandelaars werd er gekeken of de beschrijving van het contact dat de behandelaar met de cliënt heeft gehad, samenhing met de domeinscore, de beoordeling of een probleemgebied een risico was en de inschatting van het recidiverisico. De correlatie tussen de beschrijving van het contact en de domeinscore staat te lezen in tabel 8. Tabel 8 Correlatie tussen de Beoordeling op het Domein van de KWS en de Beschrijving van het Contact dat de Behandelaar met de Cliënt heeft gehad. Domein Correlatiecoëfficiënt p-waarde 1. Eerdere en huidige delicten -,300, Opleiding/werk -,134, Financiën -,282, Woonomgeving -,287, Gezin/partner -,160, Sociaal netwerk,063, Vrije tijd -,182, Middelen -,085, Slachtofferschap -,171, Persoonlijkheidskenmerken -,336, Actueel psychisch functioneren -,323, Houding -,352, Risicomanagement -,427,002 De negatieve correlatiecoëfficiënt betekent dat een positief beschreven contact samenhing met lagere domeinscores (beter functioneren) en dat negatieve beschrijvingen van het contact samenhingen met hogere domeinscores (slechter functioneren). Voor een aantal domeinen bleek deze samenhang significant te zijn. Het is echter informatiever om te kijken naar de kracht van het verband en dat was in dit geval zwak. Als er een perfect negatief verband zou zijn, waarbij een negatief beschreven contact volledig samen zou hangen met hogere domeinscores en een positief contact altijd met lage scores, dan zou er een correlatiecoëfficiënt van -1 zijn. Nu ligt het getal veel dichter bij de 0, wat betekent dat er weinig lineaire samenhang was. Er blijkt geen samenhang te zijn tussen het bestempelen van probleemgebieden als risico en de beschrijving van het ervaren contact tussen behandelaar en cliënt. Uit tabel 9 blijkt de inschatting van het recidiverisico niet samen te hangen met de beoordeling van de behandelaar over de kwaliteit van het contact met de cliënt. 18

19 Tabel 9 Correlatie tussen de Beoordeling van het Recidiverisico en de Beschrijving van het Contact dat de Behandelaar met de Cliënt heeft gehad. Correlatiecoëfficiënt p-waarde Zeden,029,842 Geweld,034,814 Huiselijk geweld -,163,252 Vermogen -,091,527 Geweld en vermogen -,157,271 Onderzoeksvraag 4 Binnen de groep van behandelaars werd er gekeken naar de samenhang tussen een aantal kenmerken van de behandelaar en de beoordelingen op drie niveaus van de KWS. Er werd geen samenhang gevonden tussen leeftijd van de behandelaar en de beoordeling van het functioneren van de cliënt of tussen leeftijd en de beoordeling van het recidiverisico. De beoordeling van het risicodomein bleek significant samen te hangen met de domeinen 5, 6, 6, 10 en 11. De jonge behandelaars gaven hier verhoudingsgewijs vaker aan dat het probleemgebied een risico vormde voor de cliënt en de oudste behandelaars gaven vaker het omgekeerde aan. De andere twee groepen gaven, behalve bij domein 5 ook vaker aan dat het domein wel een probleem was (zie tabel 10). Tabel 10 De Verdeling van de Beoordelingen van het Domein over de Leeftijdscategorieën. Jonger dan Ouder dan 45 Domein 5 Domein 6 Domein 7 Domein 10 Domein 11 Geen probleem Wel probleem Geen probleem Wel probleem Geen probleem Wel probleem Geen probleem Wel probleem Geen probleem Wel probleem

20 Er bleek geen samenhang te zijn tussen de ervaring van de behandelaar en de beoordeling van het functioneren van een cliënt, het bepalen van het risicodomein of de beoordeling van het recidiverisico. Discussie In dit onderzoek werden behandelaars, basispsychologen en masterstudenten vergeleken op hun oordeel van drie niveaus van de KWS. Er werd gemiddeld een matige overeenkomst gevonden op de beoordeling van het functioneren van de cliënt. Een verklaring hiervoor zou gezocht kunnen worden in het verschil aan beschikbare informatie. De behandelaars hadden als enige groep de cliënt gezien en dit zou met zich mee kunnen brengen dat zij meer nuances kunnen aanbrengen. Vooral de persoonlijke en emotionele items zouden hierdoor anders kunnen worden ingeschat door de andere twee groepen. het kan ook zijn dat bepaalde domeinen, zoals woonomgeving en sociaal netwerk aan het eind van de behandeling niet meer zo aan bod komen en hierdoor niet meer in het dossier komen te staan. Het wordt dan moeilijker voor de basispsychologen en masterstudenten om zich er een oordeel over te vormen. Problemen rondom alcohol en drugs komen wel regelmatig terug in de behandeling en worden goed weergegeven in het dossier. Dit zou kunnen verklaren waarom middelenproblematiek het meest betrouwbaar werd beoordeeld. Men zou verwachten dat het domein als eerdere en huidige delicten dan een betere betrouwbaarheid zou laten zien. Er bleek echter een matige overeenkomst te zijn op dit domein. De hypothese dat beschikbaarheid van informatie een verschil kan opleveren, werd ondersteund door de bevinding dat behandelaars meer uitgesproken waren in hun oordeel. De basispsychologen en masterstudenten scoorden de domeinen wat veiliger in het midden van het spectrum. Een andere reden zou kunnen zijn dat de behandelaars door hun ruimere ervaring de cliënten kunnen vergelijken met andere cliënten en zo kunnen inschatten hoe ze tot elkaar verhouden. De andere twee groepen hebben minder vergelijkingsmateriaal, wat het moeilijker maakt om de cliënt op het uiteinde van de schaal te plaatsen. Er werd een slechte overeenkomst gevonden op het bestempelen van een probleemgebeid als een risico. Dit werd voornamelijk veroorzaakt doordat de behandelaars, veel vaker een risico constateerden dan de twee andere groepen. De behandelaars waren dus veel strenger. Dit was tegenovergesteld van wat er verwacht werd. Het kan zijn dan de ruimere ervaring van de behandelaars hier wederom de oorzaak van is geweest. Uit de resultaten komt naar voren dat ondanks de matige tot slechte overeenkomst op de eerste twee niveaus, de drie groepen wel goed overeen kwamen op hun beoordeling van het recidiverisico. 20

21 Terugkijkend naar de onderzoeksvragen en hypotheses kunnen de volgende conclusies getrokken worden. De verwachting dat tussen de masterstudenten en basispsychologen een hogere interbeoordelaarsbetrouwbaarheid gevonden zou worden dan tussen beide groepen en de behandelaars, is niet uitgekomen. De masterstudenten en basispsychologen lieten zelfs meer significante verschillen zien dan beide groepen onderling met behandelaars. De hypothese dat behandelaars in vergelijking met masterstudenten en basispsychologen minder streng zouden scoren, werd bij het bepalen van de risicodomeinen tegengesproken door de bevinding dat behandelaars juist strenger waren in hun oordeel. Binnen de groep van behandelaars werd er geen samenhang gevonden tussen de beschrijving van het contact dat de behandelaar met de cliënt heeft gehad en hun beoordeling van de cliënt op de KWS. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat de behandelaars objectief zijn gebleven in hun oordeel. Een andere verklaring is dat het contact wel degelijk van invloed is op de beoordeling van de cliënt, maar dat de open vraag die gesteld is aan de behandelaars niet toereikend is om dit goed naar boven te krijgen. Sommige behandelaars hebben uitgebreid geantwoord op de vraag die hen gesteld werd, anderen schreven echter alleen: gesloten, onvriendelijk. In het onderzoek van De Vogel en De Ruiter werd de beschrijving van het contact d.m.v. een specifieke vragenlijst (Feeling Word Checklist) onderzocht. Dit was ten eerste kwantitatief en ten tweede veel uitgebreider, doordat de FWC onder te verdelen valt in acht subschalen over vier dimensies. Men zou in dit geval ook een groter verband verwacht hebben tussen domein 11 en de beschrijving van het contact. Het zal namelijk vaak samen gaan dat een gemotiveerde cliënt die zich wil inzetten om de behandeling succesvol af te ronden, vriendelijk en open in het contact is. Of dat een cliënt die geen motivatie heeft, meer gesloten zal zijn. Hier zijn de gevonden resultaten echter te laag om te spreken van een betekenisvol verband. Binnen de groep van behandelaars werd er een significant verband gevonden tussen de beoordeling op een aantal domeinen en de leeftijd van de behandelaars. De jonge behandelaars gaven hier verhoudingsgewijs vaker aan dat het probleemgebied een risico vormde voor de cliënt en de oudste behandelaars gaven vaker het omgekeerde aan. De conclusie dat jongere behandelaars strenger scoorden dan oudere behandelaars kan echter alleen met zeer veel voorzichtigheid gesteld worden. Het geldt namelijk maar voor een paar domeinen en het betrof hier een kleine groep behandelaars uit de gehele groep. Daarnaast is er geen logische verklaring beschikbaar waarom de jongere behandelaars juist op deze domeinen strenger zouden scoren. 21

22 Beperkingen en suggesties voor nieuw onderzoek Een beperking aan dit onderzoek is dat de drie groepen die met elkaar vergeleken zijn, op meerdere punten van elkaar verschillen. De behandelaars hebben bijvoorbeeld als enige groep contact gehad met de cliënten en daarnaast hebben zij over het algemeen ook meer ervaring dan de andere twee groepen. Het wordt hierdoor lastig om de resultaten te duiden. Een suggestie voor nieuw onderzoek is om beoordelingen van behandelaars onderling te vergelijken, waarbij de ene behandelaar de cliënt wel heeft gezien en de andere niet. Of om beide beoordelaars (bijvoorbeeld de behandelaar en de masterstudent) bij een aantal zittingen en de afsluiting aanwezig te laten zijn en dan onafhankelijk van elkaar de KWS te scoren. Een andere beperking is dat de behandelaars niet at random zijn gekozen, maar zijn geselecteerd door de vestigingsmanagers. Het kan zijn dat de geselecteerde behandelaars de KWS heel anders invullen dan de behandelaars die niet mee hebben gewerkt aan dit onderzoek. In een volgend onderzoek is het goed om een random selectie te gebruiken, aangezien alle behandelaars de KWS in de praktijk gebruiken. Een beperking is ook dat de behandelaars een KWS scoort van een cliënt die hij in 2010 heeft afgesloten. Hierdoor kan het zijn dat bij een aantal beoordelingen de invloed van het contact is afgenomen. Het is inmiddels een standaardprocedure om de KWS direct na afsluiting af te nemen. Voor de beoordelaarsgroepen die op basis van het dossier de KWS scoren is dat het moeilijk is om de situatie van de cliënt ten tijde van de afsluiting in te schatten. Er is vaak over alle domeinen informatie beschikbaar, maar bepaalde domeinen komen minder aan bod bij de laatste besprekingen voor de afsluiting. Een belangrijke beperking aan het huidige onderzoek is dat er geen consensusbesprekingen waren tussen de groepen. Uit onderzoek van De Vogel en De Ruiter (2003) blijkt dat consensus van groot belang is en de groepen meestal dichter bij elkaar brengt. Het is hierdoor ook niet mogelijk om iets te zeggen over de betrouwbaarheid binnen de groepen, aangezien de beoordelaars allemaal andere cliënten beoordelen. Voor een vervolgonderzoek wordt dan ook aangeraden om een consensusbespreking mee te nemen in de procedure. 22

23 Referentielijst Andrews, D.A. & Bonta, J. (1995). The Level of Service Inventory-revised. Toronto, Canada: Multihealth Systems. Beek, D. van, Doncker, D. de & Ruiter, C. de (2001). Static-99. Nederlandse geautoriseerde vertaling. Utrecht: Dr. H. van der Hoeven Stichting. Boer, D.P., Hart, S.D., Kropp, P.R. & Webster, C.D. (1997). Manual for the Sexual Violence Risk-20: Professional guidelines for assessing risk of sexual violence. Vancouver: Simon Fraser University. Dernevik, M., Falkheim, M., Holmqvist, R., Sandell, R. (2001). Implementing risk assessment procedures in a forensic psychiatric setting; Clinical judgement revisited. In D.P. Farrington, C.R. Hollin & M. McMurran (Eds.), Sex and violence: the psychology of crime and risk assessment (pp ). Londen: Routledge. Hanson, R.K. & Thornton, D. (1999). Static-99: Improving actuarial risk assessment for sex offenders. User report Ottawa: Department of Solicitor General of Canada. Hildebrand, M., Ruiter, C. de, & Beek, D. van (2001). Handleiding van de Nederlandse Sexual Violence Risk-20. Professionele richtlijnen ter beoordeling van risico op seksueel gewelddadig gedrag. Utrecht: Uitgave Forum Educatief, Dr. H. van der Hoevenkliniek Utrecht. Holmqvist, R. & Armelius, B.A. (1994). Emotional reactions to psychiatric patients. Acta Psychiatrica Scandinavica, 90, Holmqvist, R. & Fogelstam, H. (1996). Psychological climate and countertransference in psychiatric treatment homes. Acta Psychiatrica Scandinavica, 93, Horn, J.E. van, Scholing, A & Mulder, J. (2005). Risicotaxatie bij volwassen zeden- en geweldplegers in een ambulante setting. Diagnostiek-wijzer, 8 (2), Horn, J.E. van, Wilpert, J., Scholing, A., & Mulder, J. (2008). De WaagSchaal Volwassenen. Risicotaxatie-instrument voor de Ambulante Forensische Psychiatrie. Utrecht: Dr. Henri van der Hoeven Stichting. 23

Onderzoek met de SAPROF

Onderzoek met de SAPROF Onderzoek met de SAPROF De Vries Robbé & De Vogel SAPROF 2 e Editie handleiding, 2012 Betrouwbaarheid en validiteit Retrospectief dossieronderzoek In verschillende internationale instellingen wordt momenteel

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Risicotaxatie van geweld bij adolescenten in het Nederlandse justitiële systeem Onderzoeken naar de betrouwbaarheid en de predictieve waarde van de SAVRY Achtergrond en doelstelling

Nadere informatie

Verschillen tussen onderzoekers en behandelaars in het inschatten van het risico van gewelddadig gedrag

Verschillen tussen onderzoekers en behandelaars in het inschatten van het risico van gewelddadig gedrag Dth (maart 2003) 23:22 31 DOI 10.1007/BF03060302 Verschillen tussen onderzoekers en behandelaars in het inschatten van het risico van gewelddadig gedrag Vivienne de Vogel Corine de Ruiter Abstract In this

Nadere informatie

Innovatie in gestructureerde risicotaxatievan geweld: De HCR:V3 en SAPROF. Donderdag 6 december 2012 Kevin Douglas, Michiel de Vries Robbé

Innovatie in gestructureerde risicotaxatievan geweld: De HCR:V3 en SAPROF. Donderdag 6 december 2012 Kevin Douglas, Michiel de Vries Robbé Innovatie in gestructureerde risicotaxatievan geweld: De HCR:V3 en SAPROF Donderdag 6 december 2012 Kevin Douglas, Michiel de Vries Robbé Programma 13.00-13.15 Opening 13.15-14.30 HCR:V3, part I 14.30-15.00

Nadere informatie

Risicotaxatie- en risicomanagementmethoden

Risicotaxatie- en risicomanagementmethoden Factsheet 2010-7 Risicotaxatie- en risicomanagementmethoden Een inventarisatie in de forensisch psychiatrische centra in Nederland Auteur: M.H. Nagtegaal 1 December 2010 Inleiding Risicotaxatie en risicomanagement

Nadere informatie

EINDVERSLAG PILOT PRAKTISCHE BRUIKBAARHEID FORENSISCH AMBULANTE RISICO EVALUATIE - FARE

EINDVERSLAG PILOT PRAKTISCHE BRUIKBAARHEID FORENSISCH AMBULANTE RISICO EVALUATIE - FARE Dr. J.E. van Horn, M.J. Eisenberg MSc, dr. Y.H.A. Bouman, F.J.A.C. van den Hanenberg MSc, dr. C.E. der Put en Prof. dr. S. Bogaerts Jaar van publicatie: 2016 Colofon Opdrachtgever Programma Kwaliteit Forensische

Nadere informatie

WaagSchaal jeugd: de psychometrische kwaliteit van een gestructureerd klinisch risicotaxatie-instrument voor de ambulante forensische psychiatrie

WaagSchaal jeugd: de psychometrische kwaliteit van een gestructureerd klinisch risicotaxatie-instrument voor de ambulante forensische psychiatrie WaagSchaal jeugd: de psychometrische kwaliteit van een gestructureerd klinisch risicotaxatie-instrument voor de ambulante forensische psychiatrie Joan van Horn, Julia Wilpert, Marieke Bos, Mara Eisenberg

Nadere informatie

Beschermende factoren bij seksuele delinquenten

Beschermende factoren bij seksuele delinquenten Beschermende factoren bij seksuele delinquenten Een retrospectieve studie naar de validiteit van de SAPROF bij ex-terbeschikkinggestelde seksueel delinquenten in de FPC Dr. S. van Mesdag en de Van der

Nadere informatie

Risicotaxatie bij (huiselijk) geweldplegers

Risicotaxatie bij (huiselijk) geweldplegers Risicotaxatie bij (huiselijk) geweldplegers Een studie naar de veranderingen in risicoprofielen. Auteur: Aranka Poelhekke 6344461 Datum: 12 augustus 2011 Masterprogramma: Klinische Forensische Psychologie

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Het inschatten van agressie van patienten van de ggz crisisdienst

Het inschatten van agressie van patienten van de ggz crisisdienst Het inschatten van agressie van patienten van de ggz crisisdienst B. Penterman psychiater GGZ Oost Brabant Instrumenten The Historical, Clinical, and Riskindicators (HCR- 20) Historische, Klinische en

Nadere informatie

INHOUD PRESENTATIE FARE EERSTE RESULTATEN FARE IN ROM-SYSTEMEN EN EPD IMPLEMENTATIE TRAININGEN FARE VERVOLG

INHOUD PRESENTATIE FARE EERSTE RESULTATEN FARE IN ROM-SYSTEMEN EN EPD IMPLEMENTATIE TRAININGEN FARE VERVOLG INHOUD PRESENTATIE FARE EERSTE RESULTATEN SUBGROEPEN CLIËNTEN VERANDERINGEN IN DYNAMISCHE RISICOFACTOREN FARE IN ROM-SYSTEMEN EN EPD IMPLEMENTATIE TRAININGEN FARE VERVOLG 1 ONTWIKKELING FARE RISICOTAXATIE-INSTRUMENT

Nadere informatie

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN

ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN ANALYSE PATIËNTERVARINGEN ELZ HAAKSBERGEN Dr. C.P. van Linschoten Drs. P. Moorer Definitieve versie 27 oktober 2014 ARGO BV Inhoudsopgave 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING... 3 1.1 Inleiding... 3 1.2 Vraagstelling...

Nadere informatie

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting

S a m e n v a t t i n g 149. Samenvatting S a m e n v a t t i n g 149 Samenvatting 150 S a m e n v a t t i n g Dit proefschrift richt zich op de effectiviteit van een gezinsgerichte benadering (het DMOgespreksprotocol, gebruikt binnen het programma

Nadere informatie

Antisociaal gedrag en problematisch middelengebruik. KFZ call

Antisociaal gedrag en problematisch middelengebruik. KFZ call Antisociaal gedrag en problematisch middelengebruik KFZ call 2015-9 Projectgroep Auteurs: Fleur Kraanen, Joan van Horn*, Jan van Amsterdam, Roos Dekker, Juliette Hutten en Lieke Nentjes. Klinische Psychologie,

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning

Nadere informatie

Dynamische risicotaxatie

Dynamische risicotaxatie Dynamische risicotaxatie Wens of werkelijkheid? Martien Philipse Pompestichting, Nijmegen Studiemiddag NVK - WODC, Den Haag 17 november 2006 De eerste wet van risicotaxatie De beste voorspeller van gedrag

Nadere informatie

Joop Hoekman Training, Advies, Onderzoek Intake van jongeren in instellingen voor J-SGLVB: de ontwikkeling en het gebruik van een checklist

Joop Hoekman Training, Advies, Onderzoek Intake van jongeren in instellingen voor J-SGLVB: de ontwikkeling en het gebruik van een checklist Intake van jongeren in instellingen voor J-SGLVB: de ontwikkeling en het gebruik van een checklist Joop Hoekman, Mia Ament, Karin de Bruin, Jackelien Feenstra, Maaike Willemen, Dirk Verstegen 1 Jongeren

Nadere informatie

Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming (ARIJ)

Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming (ARIJ) Actuarieel Risicotaxatie Instrument voor Jeugdbescherming (ARIJ) Mirte Forrer, Jeugdbescherming Regio Amsterdam Claudia van der Put, Universiteit van Amsterdam Jeugdbescherming Ieder kind veilig GGW FFPS

Nadere informatie

Meetinstrumenten voor een landelijk onderzoek bij seksueel geweldplegers in een. forensisch psychiatrische instelling

Meetinstrumenten voor een landelijk onderzoek bij seksueel geweldplegers in een. forensisch psychiatrische instelling Meetinstrumenten voor een landelijk onderzoek bij seksueel geweldplegers in een forensisch psychiatrische instelling Risicotaxatieinstrumenten De Historical Clinical Risk Management-20, versie 3 (HCR-20

Nadere informatie

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens

Leidraad in de keten. Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafrechtketen (LIJ) Contactgegevens Contactgegevens Heeft u na het lezen van deze Leidraad vragen of opmerkingen over het LIJ? U kunt dan contact opnemen met het projectteam LIJ via het telefoonnummer: 070 370 72 75. Mailen kan ook naar:

Nadere informatie

FORENSISCH AMBULANTE RISICO EVALUATIE FARE

FORENSISCH AMBULANTE RISICO EVALUATIE FARE E T N A L U B M A H C S I S N FORE E R A F E I T A U L A V E O C I S RI G IN R O C S N E T N U P S T H C A D UITLEG EN AAN FORENSISCH AMBULANTE RISICO EVALUATIE FARE Doel Vaststellen recidiverisico en

Nadere informatie

LPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is:

LPFS SR NL. Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is: LPRS SR NL Pagina1 LPFS SR NL Naam/ID: Instructies: Lees de volgende stellingen aandachtig en omcirkel in welke mate elke uitspraak op u van toepassing is: niet waar Een beetje waar Vaak waar 1 Ik kan

Nadere informatie

Fort van de Democratie

Fort van de Democratie Fort van de Democratie Stichting Vredeseducatie / peace education projects Het Fort van de Democratie WERKT! Samenvatting van een onderzoek door de Universiteit van Amsterdam naar de effecten van de interactieve

Nadere informatie

begrippen bevatten evenals een heldere afbakening van taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast kunnen in het protocol acute risicofactoren

begrippen bevatten evenals een heldere afbakening van taken en verantwoordelijkheden. Daarnaast kunnen in het protocol acute risicofactoren 1 Samenvatting Inleiding en methode In 2009 wordt de verlofprocedure voor volwassen gedetineerden in het Nederlandse gevangeniswezen gewijzigd. Deze wijziging is onderdeel van het programma Modernisering

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Prestatie-indicatoren forensische psychiatrie verslagjaar 2013

Prestatie-indicatoren forensische psychiatrie verslagjaar 2013 Prestatie-indicatoren forensische psychiatrie verslagjaar 2013 Versie 1.0 Status: Vastgesteld Pagina 1 van 18 Colofon Afzendgegevens Directie Forensische Zorg Turfmarkt 147 2511 DP Postbus 30132 Den Haag

Nadere informatie

De FAM als aanvulling op de HCR-20 V3

De FAM als aanvulling op de HCR-20 V3 De FAM als aanvulling op de HCR-20 V3 De FAM is een aanvullende handleiding op de HCR-20 voor het inschatten van geweld bij vrouwelijke (forensisch) psychiatrische patiënten. Met het verschijnen en in

Nadere informatie

Beschermende factoren voor (seksueel) gewelddadige recidive bij seksueel delinquenten

Beschermende factoren voor (seksueel) gewelddadige recidive bij seksueel delinquenten Beschermende factoren voor (seksueel) gewelddadige recidive bij seksueel delinquenten Masteronderzoek klinische en gezondheidspsychologie 2008-2009 Lotte Kerklaan (3054799) Katinka van de Ven (3056643)

Nadere informatie

Overige (Overig, ongespecificeerd)

Overige (Overig, ongespecificeerd) Uitgebreide toelichting van het meetinstrument Voice Related Quality of Life Measure (V-RQOL) 21 oktober 2011 Review 1: T. Dassen, K. v Nes, N. v Wersch Review 2: M. Jungen Invoer: E. Van Engelen 1 Algemene

Nadere informatie

KLANTTEVREDENHEID 2018

KLANTTEVREDENHEID 2018 Pagina 1 van 18 KLANTTEVREDENHEID 2018 Faas Psychologie Pagina 2 van 18 Inhoudsopgave Introductie... 4 Samenvatting... 5 Verbeterpunten... 6 Resultaten CQI 2018... 6 Bejegening... 7 1. Neemt de behandelaar

Nadere informatie

Polikliniek. Forensische Psychiatrie

Polikliniek. Forensische Psychiatrie Polikliniek Forensische Psychiatrie Wij zijn er voor mensen die grensoverschrijdend of strafbaar gedrag vertonen en hierdoor met politie of justitie in aanraking dreigen te komen of dit al zijn geweest.

Nadere informatie

De psychometrische eigenschappen van de HKT-R Michelle Willems

De psychometrische eigenschappen van de HKT-R Michelle Willems De psychometrische eigenschappen van de HKT-R Michelle Willems Symposium HKT-R: introductie van een gereviseerd instrument voor risicotaxatie en behandelevaluatie Donderdag 13 juni 2013, Conferentiecentrum

Nadere informatie

CGt binnen de ambulante forensische GGz: nieuwe ontwikkelingen

CGt binnen de ambulante forensische GGz: nieuwe ontwikkelingen CGt binnen de ambulante forensische GGz: nieuwe ontwikkelingen Achtergrond symposium Criminaliteit heeft grote gevolgen voor samenleving: -Fysieke verwondingen -Psychische klachten -Materiële schade -Kosten:

Nadere informatie

Tijdschrift voor Seksuologie (2006) 30, 204-214

Tijdschrift voor Seksuologie (2006) 30, 204-214 Tijdschrift voor Seksuologie (2006) 30, 204-214 www.tijdschriftvoorseksuologie.nl Voorspelling van recidive bij zedendelinquenten met behulp van retrospectief gebruik van de PCL-R en SVR-20 Koen Koster,

Nadere informatie

Factsheet Risicofactoren voor kindermishandeling

Factsheet Risicofactoren voor kindermishandeling Factsheet Risicofactoren voor kindermishandeling Risicofactoren voor kindermishandeling Een meta-analytisch onderzoek naar risicofactoren voor seksuele mishandeling, fysieke mishandeling en verwaarlozing

Nadere informatie

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale Hieronder staan de antwoorden beschreven voor de vragen die jullie beantwoord hebben tijdens de IOF bijeenkomst. Mochten jullie naar

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Beschermende factoren als moderator

Beschermende factoren als moderator Beschermende factoren als moderator Hoe beoordelaars beschermende factoren wegen in risicotaxatie bij de ambulante forensische populatie Masterprogramma: Klinische en Gezondheidspsychologie januari 2014

Nadere informatie

Onderscheid door Kwaliteit

Onderscheid door Kwaliteit Onderscheid door Kwaliteit 2010 Algemeen Binnen de intensieve overeenkomst fysiotherapie 2010 verwachten wij van u 1, en de fysiotherapeuten vallend onder uw overeenkomst, een succesvol afgeronde toets

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

onderdeel van Mondriaan Patiëntenfolder Polikliniek

onderdeel van Mondriaan Patiëntenfolder Polikliniek onderdeel van Mondriaan Patiëntenfolder Polikliniek Radix Forensisch Poliklinisch U bent aangemeld bij de polikliniek van Radix, onderdeel van Mondriaan. Deze aanmelding is gedaan door uw reclasseringswerker,

Nadere informatie

Rapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut.

Rapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. Samenvatting Rapport 834 Oud, W., & Emmelot, Y. (2010). De visitatieprocedure cultuurprofielscholen. Amsterdam: Kohnstamm Instituut. In 2007 is de Vereniging CultuurProfielScholen (VCPS) opgericht, het

Nadere informatie

Sex Offender Risk Assessment in the Netherlands: Towards a Risk Need Responsivity Oriented Approach W.J. Smid

Sex Offender Risk Assessment in the Netherlands: Towards a Risk Need Responsivity Oriented Approach W.J. Smid Sex Offender Risk Assessment in the Netherlands: Towards a Risk Need Responsivity Oriented Approach W.J. Smid SUMMARY Het leidt weinig twijfel dat zedendelicten in onze moderne samenleving worden beschouwd

Nadere informatie

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016

Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Het ITS maakt deel uit van de Radboud Universiteit Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting Roelof Schellingerhout Clarie Ramakers Scholierenonderzoek Kindermishandeling 2016 Samenvatting

Nadere informatie

richtlijnen opstellen, al dan niet voor specifieke dadertype/doelgroepen

richtlijnen opstellen, al dan niet voor specifieke dadertype/doelgroepen een overzicht van behandelprogramma s gericht op dynamische risicofactoren (Thornton, 2013) Behandelprogramma: (psycho) therapeutische interventies op cognities, emoties en gedrag richtlijnen opstellen,

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

Principes bij de behandeling in de forensische psychiatrie

Principes bij de behandeling in de forensische psychiatrie Principes bij de behandeling in de forensische psychiatrie Inleiding Binnen de forensisch psychiatrische behandelsetting is het doel van de behandeling primair het verminderen van delictrisico s of risico

Nadere informatie

KLANTTEVREDENHEID Faas Psychologie

KLANTTEVREDENHEID Faas Psychologie KLANTTEVREDENHEID 2017 Faas Psychologie Pagina 1 van 13 Inhoudsopgave Samenvatting... 3 Verbeterpunten... 3 Introductie... 4 Resultaten CQI 2017... 5 Bejegening... 5 1. Neemt de behandelaar u serieus?...

Nadere informatie

Rapportage Cliëntraadpleging. Novadic-Kentron

Rapportage Cliëntraadpleging. Novadic-Kentron Rapportage Cliëntraadpleging Novadic-Kentron April 2018 Inhoudsopgave Samenvatting, conclusies en aanbevelingen... 3 1 Inleiding... 4 2 Werkwijze... 5 2.1 Opzet... 5 2.2 Coördinatie en uitvoering... 5

Nadere informatie

praktijk Risicotaxatie van geweld in de forensische psychiatrie

praktijk Risicotaxatie van geweld in de forensische psychiatrie 1 / 13 Risicotaxatie van geweld in de forensische psychiatrie Voordat patiënten in de forensische psychiatrie met verlof mogen, schatten deskundigen het risico dat ze buiten de instelling gewelddadig gedrag

Nadere informatie

CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14

CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14 CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14 Datum : 01-02-2014 Auteur : Jaap Noorlander, Joris van Nimwegen Versie : 2 1 Inhoudsopgave Inleiding... Pagina 3 Vraagstelling... Pagina 3 Methode

Nadere informatie

Samenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010

Samenvatting. The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010 Samenvatting The Disability Assessment Structured Interview, Its reliability and validity in work disability assessment, 2010 Als werknemers door ziekte hun werk niet meer kunnen doen betaalt de werkgever

Nadere informatie

Risicotaxatie bij verslaafde justitiabelen Naar een (aanvullend)instrument

Risicotaxatie bij verslaafde justitiabelen Naar een (aanvullend)instrument Verslag EFP Themabijeenkomst Risicotaxatie bij verslaafde justitiabelen Naar een (aanvullend)instrument 29 november 2011 Introductie De presentatie wordt verzorgd door Sylvia Lammers; psycholoog en gepromoveerd

Nadere informatie

Hoofdstuk 1. Inleiding.

Hoofdstuk 1. Inleiding. 159 Hoofdstuk 1. Inleiding. Huisartsen beschouwen palliatieve zorg, hoewel het maar een klein deel van hun werk is, als een belangrijke taak. Veel ongeneeslijk zieke patiënten zijn het grootse deel van

Nadere informatie

Ambulante forensische expertise voor een veiliger samenleving. Gespecialiseerde, ambulante forensische zorg

Ambulante forensische expertise voor een veiliger samenleving. Gespecialiseerde, ambulante forensische zorg Gespecialiseerde, ambulante forensische zorg Ambulante forensische expertise voor een veiliger samenleving De Waag draagt duurzaam bij aan een veiliger samenleving, met laagdrempelige en gespecialiseerde

Nadere informatie

Forensische Herstelsetting

Forensische Herstelsetting Forensische Herstelsetting Wij zijn er voor mensen die door (dreigend) delictgedrag in aanraking zijn of dreigen te komen met politie en justitie. 2 Forensische Herstelsetting De Forensische Herstelsetting

Nadere informatie

Team Mirror. Handleiding Team Mirror Rapport. Vertrouwelijk document uitgegeven door

Team Mirror. Handleiding Team Mirror Rapport. Vertrouwelijk document uitgegeven door Team Mirror Handleiding Team Mirror Rapport Vertrouwelijk document uitgegeven door www.unicorngroup.be Met deze handleiding geven we je als facilitator de nodige achtergrond om de resultaten van het Team

Nadere informatie

Recente ontwikkelingen op het gebied van risicotaxatie van geweld: Naar meer balans en verfijning

Recente ontwikkelingen op het gebied van risicotaxatie van geweld: Naar meer balans en verfijning Recente ontwikkelingen op het gebied van risicotaxatie van geweld: Naar meer balans en verfijning Vivienne de Vogel, Van der Hoeven Kliniek 13 februari 2013 Inhoud presentatie Stand van zaken risicotaxatie

Nadere informatie

Een beoordeling ter beoordeling

Een beoordeling ter beoordeling Een beoordeling ter beoordeling Opbrengsten en beperkingen van instrumenten voor risicotaxatie in de forensische psychiatrie en mogelijkheden voor wetenschappelijk onderzoek Een van de manieren om de maatschappij

Nadere informatie

Forensisch Psychiatrische Afdeling

Forensisch Psychiatrische Afdeling Forensisch Psychiatrische Afdeling Wij zijn er voor mensen die door (dreigend) delictgedrag in aanraking zijn gekomen of dreigen te komen met justitie. 2 Forensisch Psychiatrische Afdeling De Forensisch

Nadere informatie

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Dit document beschrijft kort de bevindingen uit het onderzoek over biseksualiteit van het AmsterdamPinkPanel.

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door

Nadere informatie

Recidive bij volwassen mannelijke geweldplegers met een psychische aandoening

Recidive bij volwassen mannelijke geweldplegers met een psychische aandoening Recidive bij volwassen mannelijke geweldplegers met een psychische aandoening Masterprogramma: Klinische en Gezondheidspsychologie 2009 S. van Kuik (0413143) G.M. van Kinderen (3054810) Begeleiding vanuit

Nadere informatie

Instrument voor Forensische Behandel Evaluatie

Instrument voor Forensische Behandel Evaluatie Instrument voor Forensische Behandel Evaluatie IFBE Besluitvorming omtrent de voortgang van de behandeling gebeurt bij een forensisch psychiatrische patiënt doorgaans op basis van geschreven bijdrages

Nadere informatie

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher. Bedankt voor het downloaden van dit artikel. De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding)

Nadere informatie

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen

hoofdstuk 1 doelstellingen hoofdstuk 2 diagnosen Dit proefschrift gaat over moeheid bij mensen die dit als belangrijkste klacht presenteren tijdens een bezoek aan de huisarts. In hoofdstuk 1 wordt het onderwerp moeheid in de huisartspraktijk kort geïntroduceerd,

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

Opdrachten speciaal herontworpen voor eerstejaars studenten

Opdrachten speciaal herontworpen voor eerstejaars studenten Opdrachten speciaal herontworpen voor eerstejaars studenten Auteur: Dick Vrenssen, docent pedagogiek psychologie onderwijskunde, Fontys Hogeschool Kind en Educatie In het schooljaar 2013/ 2014 heeft het

Nadere informatie

Substantial Clinical Important Benefit van de CMS en SST!! Toepassing van schoudervragenlijsten bij patiënten van het Schoudernetwerk Twente

Substantial Clinical Important Benefit van de CMS en SST!! Toepassing van schoudervragenlijsten bij patiënten van het Schoudernetwerk Twente Substantial Clinical Important Benefit van de CMS en SST!! Toepassing van schoudervragenlijsten bij patiënten van het Schoudernetwerk Twente Donald van der Burg Onderzoek naar responsiviteit van de CMS/SST

Nadere informatie

Risicotaxatie bij forensisch psychiatrische patiënten met een lichte verstandelijke handicap: hoe bruikbaar zijn risicotaxatieinstrumenten?

Risicotaxatie bij forensisch psychiatrische patiënten met een lichte verstandelijke handicap: hoe bruikbaar zijn risicotaxatieinstrumenten? overzichtsartikel Risicotaxatie bij forensisch psychiatrische patiënten met een lichte verstandelijke handicap: hoe bruikbaar zijn risicotaxatieinstrumenten? j.w. van den berg, v. de vogel achtergrond

Nadere informatie

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren:

We berekenen nog de effectgrootte aan de hand van formule 4.2 en rapporteren: INDUCTIEVE STATISTIEK VOOR DE GEDRAGSWETENSCHAPPEN OPLOSSINGEN BIJ HOOFDSTUK 4 1. Toets met behulp van SPSS de hypothese van Evelien in verband met de baardlengte van metalfans. Ga na of je dezelfde conclusies

Nadere informatie

Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG)

Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG) Patient reported Outcomes in Cognitive Impairement (PROCOG) Bowman, L. (2006) "Validation of a New Symptom Impact Questionnaire for Mild to Moderate Cognitive Impairment." Meetinstrument Patient-reported

Nadere informatie

Samenvatting Nederlands

Samenvatting Nederlands Samenvatting Nederlands 178 Samenvatting Mis het niet! Incomplete data kan waardevolle informatie bevatten In epidemiologisch onderzoek wordt veel gebruik gemaakt van vragenlijsten om data te verzamelen.

Nadere informatie

Lopende titel: RISICOPERCEPTIE BIJ TAXATIE VAN GEWELDSRISICO. Masterthese

Lopende titel: RISICOPERCEPTIE BIJ TAXATIE VAN GEWELDSRISICO. Masterthese Lopende titel: RISICOPERCEPTIE BIJ TAXATIE VAN GEWELDSRISICO Masterthese De risico s in het strafrecht : Een onderzoek naar risicoperceptie bij forensische taxatie van het risico op geweldsrecidive met

Nadere informatie

Psychometrische stand van zaken van risicotaxatie-instrumenten voor volwassenen in Nederland

Psychometrische stand van zaken van risicotaxatie-instrumenten voor volwassenen in Nederland o v e r z i c h t s a r t i k e l Psychometrische stand van zaken van risicotaxatie-instrumenten voor volwassenen in Nederland g. t. b l o k, e. d e b e u r s, a. g. s. d e r a n i t z, t. r i n n e achtergrond

Nadere informatie

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015

In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015 2015 In Beweging! Lizette Wattel Universitair Netwerk Ouderenzorg UNO-VUmc 1-2-2015 IN BEWEGING IMPLEMENTATIE VAN EEN BEST PRACTICE BINNEN HET UNO-VUMC. EINDVERSLAG INLEIDING Ouderen in woonzorgcentra

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

ROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University

ROM met de OQ-45. Kim la Croix, sheets: Kim de Jong. Discover the world at Leiden University ROM met de OQ-45 Kim la Croix, sheets: Kim de Jong Vraag Gebruikt u op dit moment de OQ-45? a. Nee, maar ik overweeg deze te gaan gebruiken b. Ja, maar ik gebruik hem nog beperkt c. Ja, ik gebruik hem

Nadere informatie

Verdiepingssessie SCIL:

Verdiepingssessie SCIL: Studiedag Oog voor laag IQ 16-06-2017 Verdiepingssessie SCIL: Samenvatting prevalentie onderzoek in de algemene S-GGZ Korte presentatie van de SCIL Blik op de SCIL, instructie en SCIL uitslag: En nu? expertisecentrum

Nadere informatie

Wij zijn er. voor mensen die grensoverschrijdend. of strafbaar gedrag vertonen en. daardoor met justitie in aanraking. (dreigen) te komen.

Wij zijn er. voor mensen die grensoverschrijdend. of strafbaar gedrag vertonen en. daardoor met justitie in aanraking. (dreigen) te komen. Forensisch FACT Wij zijn er voor mensen die grensoverschrijdend of strafbaar gedrag vertonen en daardoor met justitie in aanraking (dreigen) te komen. 2 Forensisch FACT Forensisch FACT (ForFACT) is er

Nadere informatie

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher.

No part of this book may be reproduced in any way whatsoever without the written permission of the publisher. Bedankt voor het downloaden van dit artikel. De artikelen uit de (online)tijdschriften van Uitgeverij Boom zijn auteursrechtelijk beschermd. U kunt er natuurlijk uit citeren (voorzien van een bronvermelding)

Nadere informatie

Wachttijden. in ggz-instellingen. GGZ Nederland Amersfoort Publicatienummer: juli 2010

Wachttijden. in ggz-instellingen. GGZ Nederland Amersfoort Publicatienummer: juli 2010 Wachttijden in ggz-instellingen 2009 GGZ Nederland Amersfoort Publicatienummer: 2010-365 juli 2010 Inhoudsopgave 1. SAMENVATTING EN CONCLUSIES...3 2 INVENTARISATIE WACHTLIJSTEN GGZ-INSTELLINGEN...4 2.1

Nadere informatie

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS

EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS EFFECTIVITEIT VAN DE GEEF ME DE 5 BASISCURSUS Wetenschappelijk onderzoek In dit rapport worden de wetenschappelijke bevindingen beschreven betreffende de effectiviteit van de Geef me de 5 Basiscursus.

Nadere informatie

De structuur van de Sexual Violence Risk-20 (SVR-20) in seksueel. gewelddadige terbeschikkinggestelden

De structuur van de Sexual Violence Risk-20 (SVR-20) in seksueel. gewelddadige terbeschikkinggestelden Structuur van de SVR-20 1 Running head: Structuur van de SVR-20 De structuur van de Sexual Violence Risk-20 (SVR-20) in seksueel gewelddadige terbeschikkinggestelden Ruud H.J. Hornsveld 1, Thijs Kanters

Nadere informatie

Risicotaxatie bij jeugdige zeden- en geweldplegers in een ambulante setting. J.E. van Horn, A. Scholing, & J. Mulder

Risicotaxatie bij jeugdige zeden- en geweldplegers in een ambulante setting. J.E. van Horn, A. Scholing, & J. Mulder Risicotaxatie bij jeugdige zeden- en geweldplegers in een ambulante setting J.E. van Horn, A. Scholing, & J. Mulder ----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------

Nadere informatie

Tevredenheidsnormering HBO-monitor

Tevredenheidsnormering HBO-monitor Tevredenheidsnormering HBO-monitor Inleiding In de HBO-monitor zijn vragen geformuleerd waarmee afgestudeerden hun mening kunnen uiten over hun positie op de arbeidsmarkt en tevredenheid over de genoten

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/43602 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Fenema, E.M. van Title: Treatment quality in times of ROM Issue Date: 2016-09-15

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN

HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN HOOFDSTUK 6: INTRODUCTIE IN STATISTISCHE GEVOLGTREKKINGEN Inleiding Statistische gevolgtrekkingen (statistical inference) gaan over het trekken van conclusies over een populatie op basis van steekproefdata.

Nadere informatie

Gezinshuis Elin. Toets Nieuwe Toetreders Jeugdhulp. Gezond vertrouwen

Gezinshuis Elin. Toets Nieuwe Toetreders Jeugdhulp. Gezond vertrouwen Gezinshuis Elin Toets Nieuwe Toetreders Jeugdhulp Gezond vertrouwen Utrecht, april 2018 Samenvatting De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd i.o. toetst of vanaf 2016 gestarte aanbieders van jeugdhulp voldoen

Nadere informatie

Het voorspellen van recidive na de tbs-behandeling. Een vergelijkend onderzoek naar de predictieve validiteit van de HKT-EX en HCR-20

Het voorspellen van recidive na de tbs-behandeling. Een vergelijkend onderzoek naar de predictieve validiteit van de HKT-EX en HCR-20 Het voorspellen van recidive na de tbs-behandeling Een vergelijkend onderzoek naar de predictieve validiteit van de HKT-EX en HCR-20 Masterthesis Forensische Psychologie, Departement Klinische Psychologie

Nadere informatie

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars Management Summary Wat voor een effect heeft de vorm van een bericht op de waardering van de lezer en is de interesse in nieuws een moderator voor dit effect? Auteur Tessa Puijk Organisatie Van Diemen

Nadere informatie

Vitamine B12 deficiëntie

Vitamine B12 deficiëntie Vitamine B12 deficiëntie Quality of life Retrospectief onderzoek Dit rapport bevat de analyses van de B12 Quality of Life Questionnaire, waarin meer dan 200 personen met een lage vitamine B12 waarde zijn

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2 179 In dit proefschrift werden de resultaten beschreven van studies die zijn verricht bij volwassen vrouwen met symptomen van bekkenbodem dysfunctie. Deze symptomen komen frequent voor en kunnen de kwaliteit

Nadere informatie

Predictieve validiteit van Cebirtests. Studie 1: criteriumvaliditeit in de bewakingsector

Predictieve validiteit van Cebirtests. Studie 1: criteriumvaliditeit in de bewakingsector Predictieve validiteit van Cebirtests Inleiding Het bepalen van de predictieve validiteit van een test is in het selectiegebeuren van uitzonderlijk belang. Spijtig genoeg zijn de gelegenheden daartoe uitermate

Nadere informatie

SAMENVATTING. Samenvatting

SAMENVATTING. Samenvatting Samenvatting SAMENVATTING PSYCHOMETRISCHE EIGENSCHAPPEN VAN ADL- EN WERK- GERELATEERDE MEETINSTRUMENTEN VOOR HET METEN VAN BEPERKINGEN BIJ PATIËNTEN MET CHRONISCHE LAGE RUGPIJN. Chronische lage rugpijn

Nadere informatie

Module Veilig Verder. Een psycho-educatieve module over risicotaxatie voor patiënten in een forensische setting

Module Veilig Verder. Een psycho-educatieve module over risicotaxatie voor patiënten in een forensische setting Module Veilig Verder Een psycho-educatieve module over risicotaxatie voor patiënten in een forensische setting Waar komt de training vandaan? Waar komt de training vandaan? De oorspronkelijke module is

Nadere informatie