Rubriek College Datum. Rolnummer. Rechter(s) Partijen. Noot Trefwoorden Regelgeving» Samenvatting

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Rubriek College Datum. Rolnummer. Rechter(s) Partijen. Noot Trefwoorden Regelgeving» Samenvatting"

Transcriptie

1 Informatie JOR 2008/182 Gerechtshof *s-gravenhage, ,05/1762, UN BC8161 Beleggingsadvies, Zorgplicht bank, Informatieplicht - ervaren - belegger Aflevering 2008 afl. 6 Rubriek College Datum Rolnummer Rechter(s) Partijen Noot Trefwoorden Regelgeving» Samenvatting Bank- en effectenrecht Hof 's-gravenhage 26 maart /1762 LJNBC8161 Mr. Tan-de Sonnaville Mr. Van Dijk Mr. Van der Vlist 1. Gonggrijp Consultancy BV, 2. S. Gonggrijp, beiden te Blaricum, appellanten, procureur, mr. W.M. Schonewille, tegen Fortis Bank (Nederland) NV te Rotterdam, geïntimeerde, procureur: mr. HJ.A. Knijff. tnr.j.a. Voerman Beleggingsadvies, Zorgplicht bank, Informatieplicht ervaren - belegger BW Boek Kern van het geschil tussen partijen is de gestelde ondeugdelijke advisering door de bank. Het hof onderzoekt de aard van de adviesrelatie en overweegt dat Gonggrijp onvoldoende heeft gesteld om de conclusie te dragen dat er sprake was van een verraogensbeheerrelatie met de bank. Vast staat wél dat er sprake was van méér dan alleen een' 'execution-only-relatie''. De bank erkent dit ook en spreekt van een adviesrelatie met "execution-only''-trekken. Het hof begrijpt hieruit dat de bank het standpunt inneemt dat sprake was van een beperkte adviesrelatie. Dit strookt met de vaststelling van de rechtbank dat uitgangspunt in een adviesrelatie is dat de verantwoordelijkheid met betrekking tot de beleggingsportefeuille blijft rusten op de belegger. Het hof zal ook van dit uitgangspunt uitgaan. Het hof onderzoekt vervolgens of de bank in deze beperkte adviesrelatie aan haar zorgplicht heeft voldaan; anders gezegd of de bank in die hoedanigheid heeft gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur. Bij aanvang van de relatie met de bank zijn geen schriftelijke beleggingsprofielen opgemaakt. Voor Gonggrijp is pas in december 2002 een schriftelijk beleggingsprofiel opgemaakt, voor Gonggrijp Consultancy in januari Reeds vanaf het begin van de adviesrelatie bestond bij de bank een (materiële) verplichting om zich te verdiepen in de beleggingsdoelstellingen van Gonggrijp, diens financiële positie en ervaring met beleggingen, en wei in die mate dat de bank tot behoorlijke advisering in staat was. Het aanvankelijk ontbreken van een schriftelijke vastlegging ervan valt de bank niet tegen te werpen. Het hof onderzoekt vervolgens of de bank voldoende informatie heeft verzameld om tot behoorlijke advisering in staat te zijn. Het hof stelt voorop dat de informatieverplichting van Gonggrijp in de gegeven omstandigheden meebracht dat van hem gevergd mocht worden dat hij de bank tenminste enige informatie verschafte over het bestaan van verplichtingen, waarna de bank actief de aard en omvang diende te onderzoeken en haar advisering daarop diende af te stemmen. Het hof overweegt dat de bank niet kan worden tegengeworpen dat geen rekening is gehouden met de hypotheekverplichtingen. Hetzelfde geldt voor de gestelde fiscale en pensioenverplichtingen. Niet is geschil is dat de portefeuille van appellanten bij de bank weinig spreiding kende. De stelling van appellanten dat de bank hen daar ten onrechte niet voor heeft gewaarschuwd wordt verworpen. Het hof wijst er in dit verband op dat een belegger met de ervaring van Gonggrijp weet, althans dient te weten, dat een eenzijdig samengestelde portefeuille bepaalde risico's met

2 zich meebrengt. Gelet op de beperkte adviesrelatie én kenbare wetenschap van de bank omtrent de beleggingsdoelen van appellanten, waaruit een vrij hoge beleggingsambitie op langere termijn blijkt, gaat het in de gegeven omstandigheden te ver om de bank tegen te werpen dat zij niet meer heeft gedaan ora appellanten tot spreiding te bewegen. Appellanten blijven immers uiteindelijk als belegger eindverantwoordelijk. beslissing/besluit» Uitspraak (...; red.) Beoordeling van het hoger beroep De feiten 1. De door de rechtbank in het bestreden vonnis in r.o 2 (2.1 t/m 2.10) weergegeven feiten zijn, behoudens een enkel hierna te bespreken onderdeel in 2.4, niet betwist, zodat ook het hof bier van uitgaat. Het gaat in dit geding, zakelijk weergegeven, om het volgende. 2. Gonggrijp, die is geboren in 1957 en werkzaam is in de ICT-sector en daarin via GC BV inkomen genereert, heeft zijn vermogen belegd bij verschillende bankinstellingen, waaronder de Rabobank te Leek. Bij deze Rabobank werd Gonggrijp geadviseerd door de heer J.L. Bouma (verder: Bouma). Toen Bouma per 1 september 1999 bij (een rechtsvoorgangster van) de Bank in dienst trad is Gonggrijp met zijn bij de Rabobank geadministreerde effectenportefeuille overgestapt naar de Bank. Daartoe hebben Gonggrijp en de Bank onder meer op 13 oktober 1999 een "Optieovereenkomst AEX (AEX Optiebeurs)" gesloten en op 14 oktober 1999 een effectenrekening geopend bij de Bank. Op 3 december 1999 is een effectenrekening geopend op naam van GC BV, waarvan Gonggrijp directeur en enig aandeelhouder is. Bij aanvang van de relatie met de Bank is geen schriftelijk beieggingsprofiel opgesteld van Gonggrijp en/of GC BV. 3. In de periode dat Gonggrijp bankierde bij de Rabobank is hem in maart 1998 een beleggingsvoorstel gedaan door Bouma. Hierin is onder meer opgenomen: " Voor het onderstaande voorstel hebben wij samen met u de volgende uitgangspunten vastgesteld: -( ) Een gematigd risicoprofiel - De doelstelling is het realiseren van vermogensgroei -( ) - Een deel van de aandelenportefeuille wordt met een hoog risico belegd. Op grond van het voorafgaande en, gelet op uw doelstellingen, leeftijd, planningshorizon en risicoprofiel komt volgens ons op dit moment de volgende verdeling in beleggingscategorieën in aanmerking: Aandelen 100% (...) (...) in verband met derisicospreidingin de BV voornamelijk te beleggen in obligaties. (...)" 4. De aanvangswaarde van de effectenportefeuille van Gonggrijp bij de Bank bedroeg volgens de Bank per 23 november ,27 (prod. 29 cvd) en bestond voor het grootste deel uit (47.000) aandelen CMG ltd. (verder: aandelen CMG) - een fonds in de ICT-sector - welk aandelenpakket Gonggrijp in de periode 1987 tot 1992 als werknemer van CMG had opgebouwd en uitgebreid met een additionele aankoop voorafgaande aan de beursgang van CMG in Londen. Bij de overige beleggingen van Gonggrijp lag het accent eveneens op de ICTsector. De volgens Gonggrijp gehanteerde aanvangswaarde per medio februari 2000 (cvr 68 juncto akte dd 28 juli 2004, onder 3, juncto bijlage bij productie 19 inleidende dagvaarding) bedroeg ,=. (Het volgende dient mede ter correctie en aanvulling van r.o. 2.4 in het bestreden vonnis en als behandeling van greief I.)

3 Begin december 1999 zijn hiervan 7000 aandelen CMG verkocht, waarvan de opbrengst uiteindelijk voor een aanzienlijk deel weer in de ICT-sector is belegd. Tevens zijn begin december aandelen CMG (met een toenmalige marktwaarde van ongeveer ,-) overgeschreven naar GC BV, dit ter aflossing van een rekeningcourantschuld van Gonggrijp ten bedrage van ƒ ,- aan GC BV. Na overschrijving in december 1999 van 7000 aandelen CMG van Gonggrijp naar GC BV bestond de portefeuille van GC BV bij de Bank voor 100% uit aandelen CMG. 5. Gonggrijp had in die periode ook bij andere banken nog effectenportefeuilles en rechtstreeks gehouden certificaten in CMG. De Bank heeft onbetwist gesteld (eva 38) dat per peildatum 15 mei 2001 het belang van Gonggrijps portefeuille bij de Bank 38,4% van het totaal bedroeg. 6. Gonggrijp heeft in 1999 een andere woning gekocht, waarvan de geschatte waarde bij vrije verkoop in mei 2001, aldus Gonggrijp, ca ƒ 3,2 miljoen bedroeg en waarop aan ABNAMRO een hypotheek was verleend van ƒ 2,4 miljoen. 7. Na midden 2000 en in ieder geval in 2001 is het algemene beursklimaat verslechterd ("sluipende beurskrach''). Na de zomer van 2000 kwam de ICT-sector in een neerwaartse spiraal terecht. De beide porteuilles daalden hierdoor aanzienlijk in waarde. 8. Op 15 mei 2001 heeft Gonggrijp ter voorbereiding van een gesprek (op 22 mei 2001) aan de heer Bouma een fax gestuurd (prod. 11 eva) met een overzicht van zijn beleggingen bij de ABN/AMRO en Rabo. Tevens heeft hij daarbij nogfinanciëlegegevens verstrekt over zijn woning (zie r.o. 6) en GC BV, alsmede over zijn behoefte aan liquiditeiten (prod. 11 bij ml. dagv.) Gonggrijp besluit zijn fax met: "Aangezien de huidige portefeuille weinig dividendrendement oplevert zal (geleidelijke) verkoop van aandelen de benodigde liquiditeiten moeten opleveren. Op korte termijn 1-2 ton vrijmaken. Op lange termijn blijf ik optimistisch over aandelen in het algemeen en groeifondsen zoals IT en biotechnologie in het bijzonder. Wat is jouw advies in mijn situatie?" Blijkens dit overzicht geeft Gonggrijp aan bezittingen op (in miljoenen /): Eigen Woning: ƒ 0,800 - Effectenportefeuille privé: ƒ 6,668 - Effectenportefeuille GC BV ƒ 1, De schriftelijke vastlegging van het gesprek van 22 mei 2001 door Bouma (prod, 12 eva) houdt onder meer in: "U hebt te kennen gegeven dit kalenderjaar maximaal te willen vrijmaken uit uw effectenportefeuilles. Belangrijkste overweging voor de keuzes is wat mij betreft de spreiding in de portefeuilles minimaal op het huidige niveau houden. Dit is dan ook het uitgangspunt geweest in mijn analyse (hof: hierna volgt een verkoopvoorstel tot een totaalbedrag van euro.) Bovenstaande zou ik op korte termijn realiseren. Verder lijkt het me toch verstandig het resterende deel vrij te maken uit verkoop aandelen CMG.'' 10. Na het gesprek van 22 mei 2001 is de koers van de aandelen CMG verder gezakt. 11. Op 20 december 2002 hebben Gonggrijp en de Bank een overeenkomst effectendienstverlening gesloten.(prod. 7 eva). In verband daarmee is een beleggersprofiel van Gonggrijp opgemaakt (prod. 8 eva). Zijn totale score kwam uit op een ambitieuze portefeuille. Gonggrijp heeft daartoe desgevraagd geantwoord, dat hij al vele jaren (vrij) zelfstandig belegt, dat hij in aandelen voor de langere termijn gelooft en daar een aanzienlijk deel in wil beleggen, dat hij een waardedaling van 10 tot 20% acceptabel vindt. 12. Op 14 januari 2003 is tussen de Bank en GC BV een overeenkomst effectendienstverlening gesloten (prod. 18 eva). Op 25 januari 2003 heeft Gonggrijp (namens GC BV) in verband daarmee een beleggersprofiel ingevuld, waarbij uitgekomen werd op een neutrale portefeuille, (prod. 19 eva). 13. Op 1 september 2002 heeft mr. M.B. Josephus Jitta, effectenbeleggingsdeskudige (verder: IJ), op verzoek van Gonggrijp een rapport opgesteld over de aandelenportefeuilles van Gonggrijp es en de rol daarin van de Bank. (prod,6 inleidende dagvaarding). De conclusie van

4 dit rapport is (zakelijk weergegeven) dat deze portefeuilles bij de Bank zo onevenwichtig van samenstelling waren dat onmiddellijk actie, te weten met name spoedige verkoop van aandelen CMG en betere spreiding van de fondsen, geboden was. De Bank had hier, aldus JJ, bij Gonggrijp op moeten aandringen. Verder wordt de Bank verweten geen beleggingsprofiel opgemaakt te hebben, zodat er bij Gonggrijp privé geen rekening is gehouden met de lopende verplichtingen (hypotheek- en fiscale verplichtingen)en bij GC BV niet met de pensioenverplichtingen. 14. Bij brieven van 30 oktober 2002 (prod. 17 inl dagv.) en 24 maart 2003 (prod. 19 inl. dagv) heeft (de raadsman van) Gonggrijp de Bank aansprakelijk gesteld voor de uit onzorgvuldige advisering voortvloeiende schade. De Bank heeft de aansprakelijkheid weersproken. De vorderingen, de grondslag ervan en het verweer 15. Gonggrijp es hebben vervolgens op 29 augustus 2003 de Bank gedagvaard voor de rechtbank Rotterdam met een vordering (in de hoofdzaak) tot schadevergoeding, zoals weergegeven in het bestreden vonnis in ro 3.4. Daarnaast hebben zij (in het incident) op grond van art. 843a Rv veroordeling van de Bank gevorderd tot het verstrekken van bandopnamen en transcripties van relevante telefoongesprekken in de periode november 1999 t/m september 2000, zoals weergegeven in r.o 3 van het bestreden vonnis. Zij hebben aan hun hoofdvordering ten grondslag gelegd dat zij schade hebben geleden omdat de Bank hen niet als redelijk handelend en bekwaam adviseur heeft geadviseerd en in strijd heeft gehandeld met de op baar rustende zorgplicht, door a. geen beleggingsprofielen op te stellen voor Gonggrijp es. b. adviezen te geven in strijd met de beleggingsprofïelen (Gonggrijp es stellen dat de Bank in haar adviezen tenminste een cash flow voor de jaarlijkse hypotheeklast ( ,=) en vermogensrendementsheffing (1,2%) (hierna ook: de verplichtingen) had dienen veilig te stellen. c. geen adviezen te geven om de samenstelling van de portefeuille van GC BV in overeenstemming te brengen met haar (pensioenverplichtingen. d. onvoldoende aandacht te besteden aan het belang van spreiding van de portefeuilles van Gonggrijp es. 16. De rechtbank heeft beide vorderingen afgewezen. Gonggrijp es komen hier in hoger beroep met 18 grieven tegen op. De grieven III t/m XVIII lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Grief I aangaande de feitenvaststelling is reeds besproken in r.o. 4. Grief n komt later aan de orde. Het hof oordeelt als volgt De verdere beoordeling 17. Kern van het geschil tussen partijen is de gestelde ondeugdelijke advisering door de Bank. Gonggrijp es stellen dat zij bij de Bank op basis van een vermogensadviesrelatie zijn gaan beleggen en dat deze relatie moet worden gekarakteriseerd als ' 'materieel vermogensbeheer" (mvgr. nr. 5). Volgens Gonggrijp had hij niet de deskundigheid op het gebied van beleggen en volgde hij in beginsel de adviezen van de Bank (volledig) op, omdat hij er van uitging dat deze in lijn waren met zijn beleggingsprofiel. De samenstelling van beide portefeuilles werd dan ook, aldus nog steeds Gonggrijp es, volledig bepaald door de Bank. Zijn lasten (hypotheeklasten, pensioenverplichtingen, levensonderhoud, belastingverplichtingen) moesten mede uit de rendementen op zijn portefeuilles worden gefinancierd, hetgeen de Bank bekend was althans bekend had moeten zijn. Gonggrijp es verwijten de Bank niet dat binnen de portefeuilles aanwezige risico's zich hebben geopenbaard, maar zij verwijten de Bank dat zij heeft geadviseerd posities in te nemen, die naar achteraf gebleken is, risico's met zich meebrachten die, gezien de beleggingsdoelstellingen van Gonggrijp es, nimmer binnen een portefeuille aanwezig hadden mogen zijn, althans dat de Bank hen niet heeft gewaarschuwd voor de discrepantie tussen de beleggingsprofïelen en de aangehouden effectenportefeuille.

5 De aard van de beleggingsrelatie 18. Allereerst dient de aard van de beleggingsrelatie te worden onderzocht. Gonggrijp es spreken van (materieel) vermogensbeheer, terwijl de Bank het heeft over een adviesrelatie met trekken van een "execution only-relatie". "Volgens Gonggrijp es had de Bank een actieve rol waarbij Gonggrijp es in beginsel de adviezen van de Bank opvolgden en waarbij met name de Bank de samenstelling van de portefeuille bepaalde (mvgr. 89). De Bank had daarbij, aldus nog steeds Gonggrijp es, een overwegende invloed op de samenstelling van de portefeuille. De relatie kenmerkte zich niet door een vrije hand relatie, maar er was sprake van een tussenvorm, een vermogensbeheerrelatie waarbij (verplicht) vooroverleg plaatsvond (mvgr 96). 19. Gonggrijp heeft onvoldoende gesteld om de conclusie te dragen dat er sprake was van een vermogensbeheerrelatie met de Bank. Hiertoe wordt als volgt overwogen. - Gesteld noch gebleken is dat partijen bij aanvang van de relatie (in 1999 of kort daarna), behoudens het hierna volgende, concrete afspraken hebben gemaakt over de inhoud daarvan. ~ De afspraken die bij aanvang van de relatie met de Bank zijn vastgelegd (zie onder meer r.o. 2) hebben alle alleen kenmerken van een' 'execution-only-relatie", dit met de daarbij behorende vergoedingsverplichting van Gonggrijp. - Gesteld noch gebleken is dat partijen hebben afgesproken dat de Bank in overwegende mate zou bepalen welke transacties zouden worden verricht. - Als de (door Gonggrijp es) gestelde verdergaande betrokkenheid van de Bank was overeengekomen, zou bovendien een schriftelijke vastlegging daarvan, aangevuld met financiële afspraken daarover, in de rede hebben gelegen. Hiervan is geen sprake geweest. - De later in 2002 en 2003 opgemaakte contracten tussen partijen, genoemd in r.o. 11 en 12, sluiten aan bij de door de Bank gestelde adviesrelatie. Gesteld noch gebleken is dat toen afspraken zijn gemaakt, die afweken van die van de periode ervóór bij de Bank. - De stelling van Gonggrijp es dat de feitelijke gang van zaken beslissend is (mvgr 100 e.v.) maakt dit niet anders, nu de gestelde feitelijke gang van zaken in casu niet wijst op een vermogensbeheerrelatie. De zware toets van "goed huisvaderschap" is dan ook niet van toepassing. Het bewijsaanbod, zoals geformuleerd in de memorie van grieven onder 281, zal als niet relevant voor de beoordeling van deze vraag worden gepasseerd. 20. Vast staat wél dat er sprake was van méér dan alleen een' 'execution-only-relatie''. De Bank erkent dit ook en spreekt van een adviesrelatie met' 'execution-only"- trekken. Het hof begrijpt hieruit dat de Bank het standpunt inneemt dat sprake was van een beperkte adviesrelatie. Dit strookt met de - niet weersproken - vaststelling van de rechtbank (in r.o. 4.4) dat uitgangspunt in een adviesrelatie is dat de verantwoordelijkheid met betrekking tot de beleggingsportefeuille blijft rusten op de belegger. Het hof zal ook van dit uitgangspunt uitgaan. Onderzocht moet dan ook worden of de Bank in deze beperkte adviesrelatie aan haar zorgplicht heeft voldaan; anders gezegd of de Bank in die hoedanigheid heeft gehandeld als een redelijk handelend en redelijk bekwaam adviseur. De verwijten aan de Bank 21. Zoals reeds in r.o. 15 overworn maken Gonggrijp es de Bank de volgende verwijten: a. Er zijn geen beleggingsprofielen opgesteld voor Gonggrijp es. b. De gegeven adviezen waren niet in overeenstemming met hetbeleggingsprofiel van Gonggrijp es. c. Er zijn geen adviezen gegeven om de samenstelling van de portefeuille van de GC BV in overeenstemming te brengen met haar (pensioenverplichtingen. d. Er is onvoldoende aandacht besteed aan het belang van spreiding van de portefeuilles.

6 De Bank heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Ad a, de beleggirsgsprofielen 22. Vast staat dat er bij aanvang van de relatie met de Bank geen schriftelijke beleggingsprofielen zijn opgemaakt. Voor Gonggrijp is pas in december 2002 een schriftelijk beleggingsprofiel opgemaakt, voor GC BV in januari Niet in geschil is dat bij aanvang van de relatie met de Bank artikel 28 lid 1 Nadere Regeling gedragstoezicht (NRg 1999) van toepassing was. Dit artikel luidde destijds: ' 'Een effecteninstelling wint in het belang van haar cliënten informatie in betreffende hun financiële positie, hun ervaring met beleggingen in financiële instrumenten en hun beleggingsdoelstellingen, voorzover dit redelijkerwijs relevant is bij de uitvoering van de door de effecteninstelling te verwachten diensten." Evenmin is in geschil dat dit artikel per 1 januari 2002 is gewijzigd (verder: artikel 28 NRg 2002) in die zin dat de eftecteninstelling sindsdien het beleggingsprofiel schriftelijk diende vast te leggen. 24. Gonggrijp es hebben aangevoerd (mvgr 122 t/m 125) dat blijkens de tekst en de ratio van artikel 28 NRg 1999 de Bank ook toen al een actieve verplichting had om uit eigen beweging informatie in te winnen betreffende de financiële positie, beleggingservaring en beleggingsdoelstellingen van cliënt, afhankelijk van de dienst die zij verleent. Ook bij een adviesrelatie moet de effecteninstelling, aldus nog steeds Gonggrijp, ervoor zorgen dat de beleggingen aansluiten bij de beleggingsdoelstellingen van de cliënt, diens risicobereidheid en diens vermogen om risico's te dragen. Dit geldt temeer wanneer er sprake is van beleggingen ten behoeve van een (pensioen)vennootschap. 25. De Bank heeft betwist (mva 63) dat artikel 28 NRg 1999 een actieve verplichting van de effecteninstelling zou behelzen om uit eigener beweging informatie in te winnen. Deze betwisting heeft zij echter onvoldoende onderbouwd. Zowel de tekst van genoemd artikel als de toelichting hierop (Stcrt 1999, nr. 12, pag. 8) wijzen er op dat relevante informatie moet worden ingewonnen, afhankelijk van de aard van de dienstverlening. Hierbij past wel degelijk enige activiteit van de Bank, zij het dat het opstellen van een schriftelijk risicoprofiel zoals dat per 1 januari 2002 is voorgeschreven voordien niet wettelijk verplicht was gesteld. Het hof zal later in dit arrest ingaan op de vraag of de Bank voldoende activiteiten terzake heeft ontplooid. 26. Het oordeel van de rechtbank (in r.o 4.7 bestreden vonnis) dat de te late vastlegging van de beleggingsprofielen (hof: ongeveer eenjaar na de invoering van artikel 28 NRg 2002) mogelijk aan de Bank te wijten is, is niet bestreden, zodat ook het hof hier van uitgaat. Wel houdt het hof rekening met het bestaan van een overgangsfase, gelet op de met de implementatie ervan benodigde tijd (zie niet betwiste stellingen op dit punt, eva nr. 4, blz 3). 27. Het voorgaande leidt er toe dat reeds vanaf het begin van de adviesrelatie bij de Bank een (materiële) verplichting bestond om zich te verdiepen in de beleggingsdoelstellingen van Gonggrijp, diensfinanciëlepositie en ervaring met beleggingen, en wel in die mate dat de Bank tot behoorlijke advisering in staat was. Gelet op hetgeen in r.o. 25 en 26 is geoordeeld, valt het aanvankelijk ontbreken van een schriftelijke vastlegging ervan de Bank niet tegen te werpen. Heeft de Bank voldoende relevante informatie verzameld? 28. Onderzocht moet thans worden of de Bank voldoende informatie heeft verzameld om tot behoorlijke advisering in staat te zijn. Als nuancering hierbij past niet alleen dat de Bank een onderzoeksplicht had (zie r.o. 27), maar ook dat Gonggrijp een verplichting had om de Bank van alle relevante informatie te voorzien (een mededelingsplicht had), dit mede gelet op de beperkte aard van de adviesrelatie en de verantwoordelijkheid van de belegger zelf (zie hiervóór r.o. 20). In welke mate hangt af van alle omstandigheden van het geval. Uitgangspunt bij de beoordeling van de hiervoor vermelde vraag is het niet voldoende bestreden oordeel van de rechtbank (r.o aangevallen vonnis) dat de relatie russen Gonggrijp es en Bouma niet was veranderd bij de overgang van Gonggrijp es van Rabobank naar de Bank. De opmerking van Gonggrijp es in de memorie van grieven onder 244 maakt dit

7 niet anders, nu Gonggrijp es niet deugdelijk hebben aangegeven waaruit de daar gestelde verandering bestond. Het hof zal daarom de hele periode van advisering door Bouma belichten. 29. Allereerst dient gekeken te worden naar het beleggingsvoorstel van Bouma bij de Rabobank van maart Hierin is opgenomen - dat er sprake is van een gematigd risicoprofiel (in 1998), - dat de doelstelling is het realiseren van vermogensgroei, - dat deels belegd wordt in aandelen met hoog risicoprofiel, en - dat gelet wordt op de leeftijd, planningshorizon en risicoprofiel. Hierna werd (in 1998) geadviseerd tot belegging in 100% aandelen voor Gonggrijp en in obligaties voor GC BV. Dit laatste op basis van een defensief risicoprofiel. Daarbij is blijkens de laatste alinea van pagina 1 van het rapport van de door Gonggrijp ingeschakelde deskundige Josephus Jïtta aan de orde gekomen, dat de visie van de heer Bouma was dat geleidelijk gestreefd diende te worden naar een betere spreiding binnen de portefeuille. Vooral het relatief zeer grote belang in CMG moest op termijn worden afgebouwd, waarna een evenwichtiger portefeuille kon worden samengesteld. Uit het voorgaande blijkt dat Bouma zich in zijn periode bij de Rabobank voldoende heeft gekweten van de verplichting (van de Rabobank) om kennis op de doen van de klant Gonggrijp cs/zich voldoende heeft gekweten van zijn onderzoeksplicht. Gonggrijp es hebben onvoldoende geconcretiseerd welke aanleiding er voor Bouma zou zijn geweest om dit (onmiddellijk) te herhalen toen Gonggrijp (in navolging van Bouma) naar de Bank overstapte. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom de Bank uit had moeten gaan van het profiel dat Josephus Jitta (achteraf) heeft opgesteld (mvgr. 132). 30. Daarnaast speelt het gesprek van 15 mei 2001 (r.o. 8) een rol en de daarbij door Gonggrijp verstrekte informatie. Hieruit komt naar voren dat Gonggrijp toen behoefte had aan het vrijmaken van Uquiditeiten, dat gesproken is over spreiding in de portefeuilles en dat is geadviseerd het grootste deel van de liquiditeiten ( ,= min ,=; overigens is niet duidelijk of het bedrag van ,= ƒ of betrof) vrij te maken uit de verkoop van aandelen CMG. 31. Voorts dient aandacht te worden besteed aan het in 2002 opgemaakte beleggingsprofiel van Gonggrijp en in 2003 van GC BV (ro 11 en 12) Gonggrijps totale score kwam daarbij uit op een ambitieuze portefeuille, waarbij hij al vele jaren (vrij) zelfstandig belegt, dat hij in aandelen voor de langere termijn gelooft en daar een aanzienlijk deel in wil beleggen, alsmede dat hij een waardedaling van 10 tot 20% acceptabel vindt. GC BV kwam uit op een neutrale portefeuille. 32. Uit het voorgaande en de overigens vaststaande feiten valt af te leiden, zoals de Bank heeft begrepen en ook heeft mogen begrijpen, dat Gonggrijp niet alleen al vele jaren vrij zelfstandig, na advisering door de Bank, belegde, maar ook dat hij mede door de gunstige beursontwikkelingen in de negentiger jaren - dit is een feit van algemene bekendheid - een aanzienlijk vermogen had opgebouwd, dat overigens tamelijk eenzijdig was belegd en deels (in mei 2001 bedroeg dit percentage 38,4%, zie r.o. 5) was ondergebracht bij de Bank. Voorts komt uit het voorgaande naar voren dat in mei 2001 over behoefte aan liquiditeiten is gesproken, welke liquiditeiten kennelijk niet uit het inkomen van Gonggrijp (via GC BV) konden worden verworven. Het beleggingsprofiel van Gonggrijp es dat uit het voorgaande naar voren komt is dat van een gematigd ambiteuze belegger (nu Gonggrijp directeur en enig aandeelhouder was van GC BV gaat het hof uit van de persoon van Gonggrijp) die al geruime tijd (overigens begrijpt het hof voornamelijk positieve) ervaringen met beleggen had en die naast het bij de Bank ondergebrachte vermogen (in de vorm van effecten) nog andere vermogensbestanddelen bezat. Daarnaast genereerde hij inkomsten uit zijn eenmans-gc BV. 33. Gonggrijp stelt (kort gezegd) dat de Bank wist, althans had moeten weten dat hij niet al zijn lopende verplichtingen (zie r.o. 15, met name hypotheek-, pensioen- en belastingverplichtingen) uit zijn salaris bij GC BV kon voldoen, zodat hij rendementen uit zijn bij de Bank ondergebracht vermogen daarvoor moest aanwenden.

8 De Bank stelt daar tegenover dat zij dit niet wist en ook niet hoefde te weten. Terzake heeft de Bank aangevoerd (eva 31) dat Gonggrijp nooit heeft aangegeven dat de beleggingen die hij aanhield (via GC BV en privé) bedoeld waren om zijn hypotheeklasten, pensioen, lijfrente, arbeidsongeschiktheidverzekering en aanslag vermogensheffing te voldoen, dat Gonggrijp inkomsten uit GC BV had en elders beleggingen had ondergebracht (eva 25), dat hij alüjd heeft aangegeven een lange beleggingshorizon te hebben, dat hij als een offensieve, ervaren, belegger moet worden aangemerkt die geregeld eigen initiatieven nam en dat hij bovendien wekelijks overzichten kreeg van de Bank. Mededelingsplicht Gonggrijp es 34. Bij de beoordeling van de in r.o. 33 weergegeven stellingen wordt vooropgesteld dat de informatieverplichting van Gonggrijp in de gegeven omstandigheden (zie r.o. 28) meebracht dat van hem gevergd mocht worden dat hij de Bank tenminste enige informatie verschafte over het bestaan van deze (uit het bij de Bank belegde vermogen te voldoene) verplichtingen, - zie hierna - waarna de Bank (in het kader van de adviesrelatie) actief de aard en omvang diende te onderzoeken en haar advisering daarop diende af te stemmen. 35. In aansluiting op hetgeen het hof in de vorige alinea over de informatieverplichting van Gonggrijp heeft overwogen wordt nog het volgende opgemerkt. Vast staat dat Gonggrijp al vele jaren belegde en daarmee een aanzienlijk vermogen had verworven, een behoorlijk draaiend eigen bedrijf had, universitair geschoold was en in 1999 een forse verplichting in de vorm van de aanschaf van een duur eigen huis (aanschafprijs ƒ ,=), waarvoor hij een tophypotheek had afgesloten, was aangegaan. Anders gezegd: hij was geen kleine jongen, was zakelijk actief en mocht geacht worden inzicht te hebben in geldstromen. Hypotheekverplichtingen 36. Gevergd had dan ook mogen worden dat hij de Bank tijdig en actief over zijn (in 1999 ontstane, uit inkomsten uit via de Bank belegd vermogen te dekken) hypotheekverplichting zou hebben geïnformeerd. Dit geldt temeer, nu de betreffende hypotheek elders (bij ABNAMRO) was ondergebracht. Het beroep van Gonggrijp op prod. 29 bij conclusie van repliek gaat niet op, en wel reeds niet omdat gesteld noch gebleken is dat Gonggrijp de Bank expliciet heeft gevraagd te adviseren over de wijze waarop hij de jaarlijkse hypotheeklasten uit het bij haar belegd vermogen zou kunnen voldoen. Belastingverplichtingen 37. Ten aanzien van de belastingverplichtingen wordt vooropgesteld dat Gonggrijp een belastingadviseur had, die hem ten aanzien van fiscale zaken begeleidde. Gelet hierop en op hetgeen hiervóór is overwogen, had ook in dit geval van Gonggrijp gevergd mogen worden dat hij de Bank actief had geïnformeerd dat de in te voeren vermogensrendementsheffing hem noodzaakte de verplichtingen daaruit uit zijn bij de Bank belegd vermogen te realiseren. Pensioenverplichtingen 38. Ten aanzien van de pensioenverplichtingen ca. geldt hetzelfde. Ook op dit punt blijkt niet dat Gonggrijp de Bank deugdelijk heeft geïnformeerd ia vorenbedoelde (in r.o. 34 bedoelde) zin. Het hof verwijst hiervoor verder naar r.o. 40 e.v. 39. Gonggrijp es hebben onvoldoende gesteld om de conclusie te dragen dat GC BV een pensioenvennootschap is in de zin van de Pensioen- en Spaarfondsenwet (PSW). De normen van de PSW zijn dus niet rechtstreeks van toepassing. Voor reflexwerking/analoge toepassing van de normen van de PSW is geen grond, en wel reeds omdat de gestelde pensioendoelstelling voor de Bank niet kenbaar was, zoals uit het navolgende mogen blijken. 40. De doelomschrijving in de statuten van GC BV (weergave in mva 15 en prod 20 daarbij) vormt geen aanwijzing voor de gestelde pensioenverplichtingen. Er is geen sprake van een pensioen-bv.uit de jaarrekeningen van GC BV, zoals die zijn gedeponeerd bij de KvK van 1998 en 1999 (prod. 21 en 22 bij eva), was zonder toelichting voor derden evenmin kenbaar dat GC BV pensioenverplichtingen had. De stelling van Gonggrijp dat deze doelstelling voor de Bank uit de volledige jaarstukken kenbaar was, althans geacht moet worden kenbaar te zijn geweest (mvgr. 185 en 186) wordt als onvoldoende onderbouwd verworpen, en wel reeds op grond van het volgende. De enkele omstandigheid dat deze jaarstukken in het kader van een hypotheekaanvraag ter kredietbeoordeling naar de Bank zijn toegezonden betekent niet dat

9 Gonggrijp aldus aan zijn mededelingsplicht jegens Bouma/de Bank als beleggingsadviseur heeft voldaan. Hieruit valt immers geen verstrekking van de betreffende volledige jaarstukken aan Bouma/de Bank als beleggingsadviseur te destilleren. Het komt er dus op neer dat de statuten en gedeponeerde jaarstukken geen uiterlijk voor de Bank waarneembare aanwijzingen gaven dat de beleggingsportefeuille bij de Bank mede diende ter dekking van het pensioen van Gonggrijp. Deze stukken hoefden de Bank niet te alerteren. Met vorenbedoelde stukken heeft Gonggrijp dus niet aan zijn mededelingsplicht terzake voldaan. De omstandigheid dat in 2003 bij het beleggersprofiel van GC BV is aangegeven dat GC BV pensioen (in eigen beheer) moet veilig stellen (prod. 19 eva) maakt dit niet anders, nu het verwijt jegens de Bank de periode daarvóór betreft. 41. Hier komt nog het volgende bij. Volgens de Bank (eva 17) is er wel degelijk met Gonggrijp gesproken over zijn pensioen, maar heeft hij toen aangegeven dat zijn pensioen ten dele was opgebouwd uit zijn dienstverband met CMG en dat hij zijn pensioen goed had geregeld. Steun voor de juistheid van dit laatste wordt gevonden in het volgende. De Bank heeft aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat uit de volledige jaarstukken van GC BV over de jaren 1996,1997 en 1998 naar voren komt dat de pensioenvoorziening van GC BV toen ruimschoots uit haar middelen kon worden voldaan (eva 19). Dit is door Gonggrijp niet voldoende gemotiveerd betwist. De omstandigheid dat de vrije reserves inmiddels in rook zouden zijn opgegaan (cvr. 29) maakt dit niet anders. Het gaat immers om wat in het verleden redelijkerwijs voorzienbaar was. Overigens verwerpt het hof de stelling van Gonggrijp dat alleen gekeken mag worden naar de effecten en liquide middelen van Gonggrijp bij de Bank en niet naar zijn totale vermogen (mvgr 190). Niet valt in te zien waarom slechts naar het bij de Bank belegd vermogen gekeken zou mogen worden ter beantwoording van de vraag of in het pensioen was voorzien. Dit klemt temeer, nu gesteld noch gebleken is dat Gonggrijp de Bank expliciet heeft geïnformeerd over zijn wens om zijn pensioenverplichtingen veilig te stellen door middel van zijn bij de Bank belegd vermogen. Ook in de contacten met Bouma, zoals hiervoor in r.o. 29,30 en 31 weergegeven, zijn geen aanwijzingen te vinden dat Gonggrijp Bouma heeft geïnformeerd over de uit zijn beleggingingsportefeuiile bij de Bank te dekken pensioenverplichtingen Gonggrijp heeft in het licht van het voorgaande onvoldoende gesteld om de conclusie te dragen dat hij de Bank genoegzaam heeft geïnformeerd terzake. Aan bewijslevering op dit punt wordt dan ook niet toegekomen. Conclusie ad a) 42. De conclusie van het voorgaande is dat verwijt a) wordt verworpen. Voorzover aan de Bank kenbaar was en/of kenbaar behoorde te zijn heeft de Bank voldoende informatie ingewonnen over de beleggingsdoelstellingen van Gonggrijp. Overigens heeft Bouma in 1998 GC BV geadviseerd te beleggen in obligaties op basis van een defensief risicoprofiel. Dit advies strookt met het (thans door Gonggrijp es uitgedragen) risicomijdend beleggingsbeleid ten aanzien van GC BV. Ad b en c, de aard van de adviezen 43. Zoals uit het voorgaande volgt kan de Bank niet worden tegengeworpen dat geen rekening is gehouden met de hypotheekverplichtingen. Hetzelfde geldt voor de gestelde fiscale en pensioenverplichtingen. Voorzover deze kwestie aan de orde is geweest bij de bespreking in mei 2001 in het kader van het vrijmaken van middelen (zie r.o. 9) is hierover concreet door de Bank geadviseerd. Conclusie ad b en c 44. Gelet op het voorgaande worden deze verwijten eveneens verworpen. Ad d, risicospreiding 45. Niet is geschil is dat de portefeuille van Gonggrijp es bij de Bank weinig spreiding kende. De stelling van Gonggrijp es dat de Bank hem daar ten onrechte niet voor heeft gewaarschuwd wordt verworpen. Het hof wijst er in dit verband op dat een belegger met de ervaring van

10 Gonggrijp (zie r.o.35) weet, althans dient te weten, dat een eenzijdig samengestelde portefeuille bepaalde risico's met zich meebrengt. Gelet op de beperkte adviesrelatie én kenbare wetenschap van de Bank omtrent de beleggingsdoelen van Gonggrijp es (zie o.m. r.o. 29,30 en 31, alsmede r.o. 34 t/m 41)), waaruit een vrij hoge beleggingsambitie op langere termijn blijkt, gaat het in de gegeven omstandigheden te ver om de Bank tegen te werpen dat zij niet meer heeft gedaan om Gonggrijp es tot spreiding te bewegen. Gonggrijp es blijven immers uiteindelijk als belegger eindverantwoordelijk (zie r.o. 20). 46. Ten overvloede wordt nog overwogen dat de Bank daarnaast heeft aangevoerd dat Gonggrijp es stelselmatig de adviezen van de Bank tot meer spreiding naast zich neer hebben gelegd (eva 9 en 42). In dit verband verdient aandacht dat Gonggrijp es niet, althans niet voldoende gemotiveerd hebben betwist dat de Bank bij het gesprek van 22 mei 2001 aan Gonggrijp es heeft geadviseerd om toch aandelen CMG te verkopen (mvgr 246). Dit wijst er op dat het aspect vanrisicospreidingwel degelijk ter sprake is geweest. Dit volgt ook uit de advisering van Bouma, zoals aangegeven in r.o. 29. De omstandigheid dat de Bank op bepaalde momenten verkoop van aandelen CMG zou hebben afgeraden (februari 2000 en in 2001) maakt dit niet anders. De kennelijke inschatting van de Bank dat de aandelen CMG in februari 2000 nog niet op hun hoogtepunt waren valt achteraf gezien te betreuren, maar levert, behoudens bijzondere omstandigheden die zijn gesteld noch gebleken, geen beroepsfout op van de betreffende adviseur. De omstandigheid dat in 2001 toen de betreffende aandelen erg laag stonden, verkoop werd afgeraden, wordt niet geacht in strijd te zijn met het handelen van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot Gonggrijp klaagt nog (inl. dagv 15, cvr 20 en mvgr 18) dat de Bank hem op of omstreeks 6 september 2000 in strijd met de noodzakelijkerisicospreidingheeft geadviseerd 7 putopties KPN te schrijven en dat dit tot veel schade heeft geleid. De Bank heeft gemotiveerd betwist dat dit advies niet deugde en dat hierdoor schade voor Gonggrijp is ontstaan (eva 10 en cvd 23), met name gelet op het relatief beperkte financiële belang en het feit dat er tevens tot callopties KPN was geadviseerd. Gelet op het gemotiveerde verweer van de Bank heeft Gonggrijp zijn stelling onvoldoende concreet onderbouwd, zodat het hof reeds hierom aan deze stelling voorbij gaat. Conclusie ad d 47. Ook dit verwijt wordt verworpen. Slotsom 48. Uit het voorgaande vloeit voort dat de verwijten jegens de Bank worden verworpen. De grieven III t/m XVIII van Gonggrijp es falen, althans behoeven verder niet meer afzonderlijk te worden behandeld. Over grief II betreffende de incidentele vordering van Gonggrijp es ex art. 843 Rv tot het verstrekken van bandopnames en/of transcripties van de telefoongesprekken tassen partijen wordt als volgt geoordeeld. 49. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat er geen grond is om de Bank te veroordelen tot het ter beschikking stellen van de betreffende transscripties/banden, en wel reeds op grond van het volgende. Hetgeen Gonggrijp es daarmee blijkens de memorie van grieven (onder 53) wensen te onderbouwen is niet doorslaggevend voor de beslissing in deze zaak. Punt 53(i) is reeds aan de orde geweest in r.o. 45. Het in 53(ii) genoemde advies is zeer verdedigbaar, gelet op het aldus creëren van een (potentieel) fiscaal compensabel verlies. 53(iii) wordt, gelet op het voorgaande, niet beslissend geacht voor de beoordeling van deze zaak. Voor het overige heeft Gonggrijp niet concreet heeft aangegeven om welke gesprekken het gaat en welk rechtmatig belang hij daarbij heeft. A^in de Bank kan daarenboven in de gegeven omstandigheden niet worden tegengeworpen dat zij een groot deel van de betreffende banden niet meer tot haar beschikking heeft. Grief II faalt eveneens. 50. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd. Het bewijsaanbod, zoals aangegeven in de memorie van grieven onder 281, wordt als onvoldoende feitelijk onderbouwd en/of als niet relevant verworpen. Overige bewijsaanbiedingen zijn reeds besproken. Gonggrijp es worden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

11 Beslissing Het hof:» Noot bekrachtigt het bestreden vonnis; veroordeelt Gonggrijp es in de kosten van het hoger beroep (...; red.). 1. Managers bij automatiseerder CMG (inmiddels onderdeel van Logica) moesten verplicht een aandelenbezit in het bedrijf opbouwen. Volgens een eigen persbericht van 21 febraari 2000 was CMG ervan overtuigd dat de managers hierdoor gefocust zouden blijven op het nakomen van de beloften aan klanten. Op dat moment hadden volgens het bericht 70% van alle medewerkers aandelen of opties in het bedrijf. 2. Vanaf 2000 ging de koers van de aandelen CMG, evenals die van vele andere ICT-fondsen, hard onderuit. Voor NRC Handelsblad was de koersval reden op 28 augustus 2002 een artikel te plaatsen met de kop "Verplicht beleggen in baas doet pijn". Het artikel wijst er op dat de koers daalde van 28,= (begin 2000) naar 1,10 op die dag. Wie in 2000 voor ,= aandelen kocht, ziet zijn bezit verschrompeld tot een armzalige paar duizend euro, aldus het artikel. 3. Of de belegger in de hiervoor opgenomen uitspraak ook verplicht moest beleggen, is niet duidelijk. Wel had hij in de periode van 1987 tot 1992 als werknemer van CMG een aanzienlijk aantal aandelen CMG verworven. De waarde van zijn effectenportefeuilles bij Fortis bedroeg volgens de bank op 23 november 1999 circa 2,3 miljoen en bestond voor het grootste deel uit CMG-aandelen. In de jaren daarna bleef de eenzijdige samenstelling van zijn portefeuilles vrijwel onveranderd, met als gevolg dat (ook) deze belegger het flink voor zijn kiezen heeft gekregen. De belegger had overigens ook bij andere banken nog effectenportefeuilies. Voorts hield hij rechtstreeks certificaten in CMG. Ook is van belang dat de effectenportefeuilles bij Fortis in eerste instantie bij de Rabobank te Leek waren ondergebracht. De portefeuilles gingen over naar Fortis toen de adviseur van de belegger overstapte naar (een rechtsvoorgangster van) Fortis. 4. De belegger en zijn vennootschap (waarin een deel van de aandelen in CMG was ondergebracht) houden de bank aansprakelijk. Gesteld wordt dat schade is geleden omdat de bank ondeugdelijk zou hebben geadviseerd en in strijd zou hebben gehandeld met de op haar rustende zorgplicht. Volgens de belegger had de bank ten onrechte geen beleggingsprofielen opgesteld. Ook zou de bank hebben nagelaten adviezen te geven die rekening hielden met de financiële verplichtingen van de belegger en zijn vennootschap. De belegger klaagt ook dat onvoldoende aandacht is besteed aan spreiding van de portefeuilles. Bij dit alles doet de belegger een beroep op een rapport van een effectenbeleggingsdeskundige. Volgens deze deskundige waren de portefeuilles bij de bank zo onevenwichtig van samenstelling dat onmiddellijke actie (te weten spoedige verkoop van aandelen CMG en betere spreiding van de fondsen) geboden was. De bank had hier op moeten aandringen, aldus de deskundige. 5. De Rechtbank Rotterdam wees de vorderingen tegen de bank af. In hoger beroep brengen de belegger en zijn vennootschap het er niet beter van af. Het hof stelt allereerst vast dat er geen sprake was van vermogensbeheer, maar van een beperkte adviesrelatie. Ook stelt het vast dat in een dergelijke relatie uitgangspunt is dat de verantwoordelijkheid met betrekking tot de beleggingsportefeuille op de belegger blijft rusten. Vervolgens komt de vraag aan de orde of de bank heeft gehandeld als redelijk handelend en rederijk bekwaam adviseur. Eén van de geschilpunten bij die vraag betreft de door de belegger gestelde financiële verplichtingen (hypotheek, belastingen en pensioen). Volgens de belegger wist de bank, althans had zij moeten weten, dat hij niet al zijn verplichtingen uit zijn salaris kon voldoen. Daarvoor moest hij rendementen uit zijn bij de bank ondergebrachte vermogen aanwenden. De bank ontkende dat zij dat wist. 6. Bij de vraag wat de bank had moeten weten, stelt het hof in algemene zin voorop dat niet alleen de bank een onderzoeksplicht had (naar beleggragsdoelstellingen, financiële positie en beleggingservaring), maar óók dat de belegger een verplichting had de bank van alle relevante informatie te voorzien, dit mede gelet op de beperkte aard van de adviesrelatie en de verantwoordelijkheid van de belegger zelf. In de gegeven omstandigheden mocht, aldus het hof, van de belegger worden gevergd dat hij de bank tenminste enige informatie verschafte over het bestaan van de gestelde (uit het bij de bank belegde vermogen te voldoene) financiële verplichtingen, waarna de bank (in het kader van de adviesrelatie) actief de aard en de omvang

12 diende te onderzoeken en haar advisering daarop diende af te stemmen. Nu de belegger dit had nagelaten, kon de bank volgens het hof niet worden verweten dat zij geen rekening had gehouden met die verplichtingen. 7. Wat de belegger bij de invulling van de mededelingsplicht vooral parten speelt, is de combinatie van geld, opleiding en beleggingservaring. Zo stelt het hof vast dat de belegger al vele jaren belegde en daarmee een aanzienlijk vermogen had verworven, een behoorlijk draaiend eigen bedrijf had, universitair geschoold was en een forse financiële verplichting was aangegaan in de vorm van eentophypotheekvoor de aanschaf van een duur eigen huis. Volgens het hof was de belegger - anders gezegd - geen kleine jongen, zakelijk actief en mocht hij geacht worden inzicht te hebben in geldstromen. 8. Het' 'profiel'' van de belegger speelt ook een belangrijke rol bij het verwijt dat de bank onvoldoende aandacht aan risicospreiding heeft besteed. Een belegger met de ervaring als de belegger in kwestie weet, althans moet weten, dat een eenzijdige samengestelde portefeuille bepaalde risico's met zich brengt, aldus het hof. Gelet op de beperkte adviesrelatie én kenbare wetenschap van de bank omtrent de beleggingsdoelen, waaruit een vrij hoge beleggingsambitie op langere termijn blijkt, gaat het volgens het hof in de gegeven omstandigheden te ver om de bank tegen te werpen dat zij niet meer heeft gedaan om de belegger tot spreiding te bewegen. Daarbij kent het hof ook gewicht toe aan het uitgangspunt dat de belegger - gelet op de beperkte adviesrelatie - eindverantwoordelijk bleef. De bank had overigens nog betoogd dat de belegger stelselmatig de adviezen van de bank tot meer spreiding naast zich neer had gelegd. Het hof wijst hier ten overvloede op en ziet aanwijzingen dat het aspect van risicoverdeling wel degelijk ter sprake is geweest. 9. Zou de Wft op deze casus van toepassing zijn geweest, dan had de belegger een beroep kunnen doen op art. 4:23 lid 1 onder a Wft en art. 80a lid 3 van het Bestuit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft. Voor zover er beleggingsadvies wordt gegeven, moet ingevolge deze artikelen - wat betreft de financiële positie - ook informatie worden ingewonnen over de bron en omvang van de periodieke inkomsten, het vermogen en de financiële verplichtingen van de cliënt. In dit licht had de belegger kunnen stellen dat van hem geen "voorzet" was vereist wat betreft zijn financiële verplichtingen, maar dat de bank daarnaar (onverlet zijn hiervoor onder 7 geschetste "profiel") zelf had moeten vragen en haar advisering daarop had moeten aanpassen. Een beslissing, zoals die van het hof in de onderhavige kwestie, dat - naar de kern genomen - de bal eerst bij de ervaren belegger ligt (in die zin dat hij enige informatie aan de bank moet geven, waarna de bank vervolgonderzoek moet doen) had dus onder de Wft niet zonder meer voor de hand gelegen. Wel zou dan natuurlijk de causaliteitsvraag spelen. Zou de belegger aannemelijk hebben kunnen maken dat hij bij een op zijn financiële verplichtingen afgestemde advisering (of waarschuwing) op een andere wijze had belegd dan hij feitelijk heeft gedaan? Vgl. r.o Hof Amsterdam 16 augustus 2007, «JOR» 2007/243, m.nt. KF. Ook zou eigen schuld een belangrijk thema zijn geweest. Gelet op (a) het "profiel" van de belegger, (b) zijn eigen keuze om - ondanks (kennelijke) adviezen het risico te spreiden - het relatief grote belang in CMG aan te houden en (c) de "hoofdregel" dat bij een adviesrelatie de belegger zelf eindverantwoordelijk blijft, is het zeer de vraag of de belegger onder de Wft meer kans van slagen zou hebben gehad met zijn vorderingen tegen de bank. J.A. Voerman, advocaat bij Van Doome te Amsterdam

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 232 d.d. 26 september 2011 (mr J. Wortel, voorzitter, prof. drs. A.D. Bac RA en G.J.P. Okkema leden) Samenvatting Daar er sprake is van een

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-027 d.d. 20 januari 2015 (mr. J. Wortel, voorzitter, en G.J.P. Okkema en J.C. Buiter, leden en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-164 d.d. 25 mei 2012 (mr. J. Wortel, voorzitter, en drs. L.B. Lauwaars RA, en G.J.P. Okkema, leden, met mevrouw mr. I.M.M. Vermeer als

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-270 d.d. 1 oktober 2012 (mr. J. Wortel, voorzitter, de heer H. Mik RA en de heer G.J.P. Okkema, leden en mevrouw mr. I.M.M. Vermeer, secretaris)

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 247 d.d. 10 oktober 2011 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, de heer G.J.P. Okkema en prof. drs. A.D. Bac RA, leden, mevrouw mr. J. Hardenberg,

Nadere informatie

de naamloze vennootschap F. van Lanschot Bankiers N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap F. van Lanschot Bankiers N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-075 d.d. 9 maart 2015 (mr. J. Wortel, voorzitter, J.C. Buiter en G.J.P. Okkema, leden en mr. S. van der Hoorn, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-15 d.d. 24 mei 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F. Peijster en mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

1.2 De Bank heeft een op 14 november 2014 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.2 De Bank heeft een op 14 november 2014 gedateerd verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2015-009 d.d. 30 maart 2015 (mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. dr. S.B. van Baalen, drs. P.H.M. Kuijs, mr. F.P. Peijster en mr. A. Smeeïng-van Hees, leden, en mr. M.J. Drijftholt,

Nadere informatie

de besloten vennootschap Wijs & Van Oostveen B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap Wijs & Van Oostveen B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-252 d.d. 10 juni 2016 (mr. drs. S.F. van Merwijk, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en J.C. Buiter, leden en mr. S. van der Hoorn, secretaris)

Nadere informatie

1. Procedure. 2. Feiten

1. Procedure. 2. Feiten Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 72 d.d. 15 april 2010 (mr. V. van den Brink, voorzitter, en de heren J.C. Buiter en drs. L.B. Lauwaars RA) 1. Procedure De Commissie beslist

Nadere informatie

de coöperatie Coöperatieve Rabobank Vlietstreek-Zoetermeer U.A., gevestigd te Zoetermeer, hierna te noemen Rabobank Vlietstreek, en

de coöperatie Coöperatieve Rabobank Vlietstreek-Zoetermeer U.A., gevestigd te Zoetermeer, hierna te noemen Rabobank Vlietstreek, en Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening GC-15-049.d.d 13 februari 2015 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, en prof. dr. A. Buijs en mr. drs. R. Knopper, leden en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris)

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-169 d.d. 29 mei 2013 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, H. Mik RA en R.H.G. Mijné, leden en mevrouw mr. I.M.M. Vermeer, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-84 d.d. 14 maart 2012 (mr. J. Wortel, voorzitter, de heren R.H.G. Mijné en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris)

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-249 d.d. 27 mei 2013 (prof.mr. C.E. du Perron, voorzitter, de heer drs. L.B. Lauwaars RA en de heer R.H.G. Mijné, leden en mevrouw mr.

Nadere informatie

de coöperatie Coöperatieve Rabobank Groesbeek Millingen aan de Rijn U.A., gevestigd te Groesbeek, hierna te noemen Aangeslotene.

de coöperatie Coöperatieve Rabobank Groesbeek Millingen aan de Rijn U.A., gevestigd te Groesbeek, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-32 d.d. 17 januari 2014 (mr. H.J. Schepen, voorzitter, mr. W.F.C. Baars en mr. J.S.W. Holtrop, leden, terwijl mr. M. van Pelt als secretaris)

Nadere informatie

de naamloze vennootschap Friesland Bank N.V., gevestigd te Leeuwaarden, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap Friesland Bank N.V., gevestigd te Leeuwaarden, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-245 d.d. 19 juni 2014 (prof.mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en G.J.P. Okkema, leden en mevrouw mr. F. Faes, secretaris)

Nadere informatie

1. Procedure. 2. Feiten. De Commissie gaat uit van de volgende feiten.

1. Procedure. 2. Feiten. De Commissie gaat uit van de volgende feiten. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 159 d.d. 23 augustus 2010 (mr. V. van den Brink, voorzitter, en de heren R.H.G. Mijné en H. Mik RA) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-35 d.d. 1 februari 2012 (mr. J. Wortel, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en de heer G.J.P. Okkema, leden en mevrouw mr. J. Hardenberg,

Nadere informatie

Beleggingsadviesrelatie. Samenvoeging van portefeuilles. Complianceformulier. Niet gebleken dat een van de portefeuilles een pensioenbestemming had.

Beleggingsadviesrelatie. Samenvoeging van portefeuilles. Complianceformulier. Niet gebleken dat een van de portefeuilles een pensioenbestemming had. Uitspraak Commissie van Beroep 2014-003 d.d. 28 januari 2014 (mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. J.B. Fleers, mr. drs. W.J.J. Los, mr. A. Bus en mr. F.P. Peijster, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Instantie Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak 06-05-2014 Datum publicatie 07-05-2014 Zaaknummer HD 200.134.974_01 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-241 d.d. 13 juni 2014. (Prof.mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en G.J.P. Okkema, leden, mr. M.J.M. Fennis, secretaris)

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-281 d.d. 5 oktober 2012 (prof. mr. M.L. Hendrikse, de heer drs. L.B. Lauwaars RA, en de heer J.C. Buiter, leden en mevrouw mr. I.M.M. Vermeer,

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Indexus Groep B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Indexus Groep B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-253 d.d. 8 september 2015 (mr. J. Wortel, voorzitter en prof. dr. A. Buijs en de heer G.J.P. Okkema, leden en mw. mr. J.J. Guijt, secretaris)

Nadere informatie

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist.

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-790 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris) Klacht ontvangen op : 10 januari 2018 Ingediend door : Consument

Nadere informatie

: ABN AMRO Bank N.V. als rechtsopvolger van ABN-AMRO MeesPierson, gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank

: ABN AMRO Bank N.V. als rechtsopvolger van ABN-AMRO MeesPierson, gevestigd te Amsterdam, verder te noemen de Bank Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2017-354 (mr. J. Wortel, voorzitter, en drs. L.B. Lauwaars RA en mr. drs. R. Knopper, leden en mr. M.J.M. Fennis, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

de besloten vennootschap Paerel Vermogensbeheer B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap Paerel Vermogensbeheer B.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-267 d.d. 14 juli 2014 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en J.C. Buiter, leden, mr. I.M.M. Vermeer, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Instantie Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 31-07-2007 Zaaknummer 0600466 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-268 d.d. 14 juli 2014 (Prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en R.H.G. Mijné, leden, mr. D.M.A. Gerdes, secretaris)

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 198 d.d. 12 augustus 2011 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 198 d.d. 12 augustus 2011 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 198 d.d. 12 augustus 2011 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter) Samenvatting Hoewel de aard van de dienstverlening niet schriftelijk is vastgelegd,

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-419 (mr. E.L.A. Van Emden, voorzitter en mr. J. Hadziosmanovic, secretaris) Klacht ontvangen op : 3 augustus 2016 Ingediend door : Consumenten

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-303 d.d. 30 oktober 2012 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, en de heren drs. L.B. Lauwaars RA en G.J.P. Okkema, leden, en mr. D.M.A.

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 237 5 oktober 2011 (mr. J. Wortel, voorzitter, de heren G.J.P. Okkema en H. Mik RA, leden en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris) Samenvatting Advies

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Niet-Bindende uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-247 d.d. 30 augustus 2012 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, prof. drs. A.D. Bac en de heer J.C. Buiter, leden en mevrouw mr.

Nadere informatie

Adviesrelatie. Verwijten dat is uitgegaan van een te offensief portefeuilleprofiel en te risicovolle samenstelling van de portefeuille verworpen.

Adviesrelatie. Verwijten dat is uitgegaan van een te offensief portefeuilleprofiel en te risicovolle samenstelling van de portefeuille verworpen. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-17 d.d. 30 mei 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, mr. W.J.J. Los, mr. F.H.J. Mijnssen en mr. F.P. Peijster, leden en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

TUSSENUITSPRAAK. 1. Procedure

TUSSENUITSPRAAK. 1. Procedure Tussenuitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-214 d.d. 18 juli 2012 (mr. J. Wortel, voorzitter, prof. drs. A.D. Bac RA en de heer G.J.P. Okkema, leden en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris)

Nadere informatie

Adviesrelatie; bewijslastverdeling; niet aan de ombudsman voorgelegde klacht.

Adviesrelatie; bewijslastverdeling; niet aan de ombudsman voorgelegde klacht. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-03 d.d. 21 januari 2013 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. J.B. Fleers, mr. F.H.J. Mijnssen, drs. P.H.M. Kuijs AAG en mr. A. Bus, leden, en mr. M.J. Drijftholt,

Nadere informatie

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep Uitspraak Commissie van Beroep 2012-26 d.d. 29 november 2012 (prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr. A. Rutten-Roos, mr. C.A. Joustra, drs. P.H.M. Kuijs AAG en mr. F.P. Peijster, leden, en mr. M.J. Drijftholt,

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-304 (mr. J. Wortel, voorzitter, prof. dr. A. Buijs en mr. drs. R. Knopper, leden en mr. R.E. van Lambalgen, secretaris) Klacht ontvangen

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2011-325 d.d. 17 november 2011 (de heer mr. J. Wortel, voorzitter, de heer drs. L.B. Lauwaars en de heer R.H.G. Mijné, leden, en mevrouw mr.

Nadere informatie

Effectenportefeuille. Betekenis van risico-ondergrens. Informatieplicht van de bank.

Effectenportefeuille. Betekenis van risico-ondergrens. Informatieplicht van de bank. Uitspraak Commissie van Beroep 2013-19 d.d. 11 juni 2013 (mr. C.A. Joustra, voorzitter, mr. A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en mr. A. Rutten-Roos, leden, en mr. M.J. Drijftholt, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 ECLI:NL:GHDHA:2013:4308 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 12-11-2013 Datum publicatie 14-11-2013 Zaaknummer 200.092.575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301

ECLI:NL:RBLIM:2017:1301 ECLI:NL:RBLIM:2017:1301 Instantie Rechtbank Limburg Datum uitspraak 15022017 Datum publicatie 16022017 Zaaknummer 5299499 cv expl 168008 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Burgerlijk

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2011-342 d.d. 1 december 2011 (mr. J. Wortel, voorzitter, en de heren J.C. Buiter en drs. L.B. Lauwaars RA, leden, en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris)

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-240 d.d. 22 augustus 2012 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, de heren R.H.G. Mijné en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mr. D.M.A. Gerdes,

Nadere informatie

de naamloze vennootschap F. van Lanschot Bankiers N.V., gevestigd te s-hertogenbosch, hierna te noemen de Bank.

de naamloze vennootschap F. van Lanschot Bankiers N.V., gevestigd te s-hertogenbosch, hierna te noemen de Bank. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-091d.d. 19 maart 2015 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, mr. drs. R. Knopper en prof. dr. A. Buijs, leden en mr. S. van der Hoorn, secretaris)

Nadere informatie

Uitspraak Commissie van Beroep

Uitspraak Commissie van Beroep Uitspraak Commissie van Beroep Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 40 d.d. 22 februari 2010 (mr. J. Wortel, voorzitter, en de heren H. Mik RA en R.H.G. Mijné) Samenvatting Adviesrelatie.

Nadere informatie

Samenvatting. Consument, tegen. Aangeslotene. 1. Procesverloop

Samenvatting. Consument, tegen. Aangeslotene. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-208 d.d. 4 juli 2013 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, J.C. Buiter en drs. L.B. Lauwaars RA, leden, en mevrouw mr. I.M.M. Vermeer, secretaris)

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 174 d.d. 15 juli 2011 (de heer prof. mr. drs. M.L. Hendrikse, voorzitter, de heer J.C. Buiter, de heer mr. H.J. Schepen, de heer prof. drs.

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 306 d.d. 1 november 2011 (mr. J. Wortel, voorzitter, de heren H. Mik RA en G.J.P. Okkema, leden en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:gharl...

http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ecli:nl:gharl... 1 of 5 31-01-16 21:27 Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:GHARL:2013:5729 Permanente link: http://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ecl Instantie Datum uitspraak 30-07-2013 Datum publicatie 01-08-2013

Nadere informatie

C/13/555974 / HA ZA 13-1827 28 oktober 2015 8 oordeel dat met deze uitingen sprake was van misleidende publieke berichtgeving. VEB en de stichting stellen dat door deze uitingen de gedupeerde beleggers

Nadere informatie

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN U I T S P R A A K Nr. I n d e k l a c h t nr. 2004.1561 (035.04) ingediend door: hierna te noemen 'klager', tegen: hierna te noemen 'de tussenpersoon'. De Raad van Toezicht

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-03-2010 Datum publicatie 05-01-2016 Zaaknummer 200.015.254-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VvAA vermogensbeheer B.V., statutair gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VvAA vermogensbeheer B.V., statutair gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-329 d.d. 28 november 2012 mr. J. Wortel, voorzitter, de heren drs. L.B. Lauwaars RA en R.H.G. Mijné, leden en mevrouw mr. J.J. Guijt, secretaris)

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-377 d.d. 10 december 2015 (mr. J. Wortel, voorzitter, prof. drs. A.D. Bac RA en mr. E.L.A. Van Emden, leden en mr. R. de Kruif, secretaris)

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 52 d.d. 14 juli 2009 (mr R.J. Verschoof, voorzitter, mr drs M.L. Hendrikse en mr M.M. Mendel) 1. Procedure De Commissie beslist met inachtneming

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. P.G. Salvadori, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. P.G. Salvadori, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-298 (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. P.G. Salvadori, secretaris) Klacht ontvangen op : 4 mei 2015 Ingesteld door : Consument Tegen

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 ECLI:NL:GHSHE:2016:2711 Instantie Datum uitspraak 05-07-2016 Datum publicatie 08-07-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.183.368_01

Nadere informatie

Coöperatieve Rabobank Land van Cuijk en Maasduinen, gevestigd te Boxmeer, hierna te noemen Aangeslotene.

Coöperatieve Rabobank Land van Cuijk en Maasduinen, gevestigd te Boxmeer, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-210 d.d. 5 juli 2013 (mr. J. Wortel, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en G.J.P. Okkema, leden, en mr. T.R.G. Leyh, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-02-2009 Datum publicatie 03-03-2009 Zaaknummer 265169 / HA ZA 06-1949 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Eerste

Nadere informatie

ABN Amro Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ABN Amro Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-257 d.d. 3 juli 2014 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, R.H.G. Mijné en drs. L.B. Lauwaars RA, leden en mevrouw mr. L.T.A. van Eck,

Nadere informatie

ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

ING Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-357 d.d. 9 december 2013 (prof.mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, prof.mr. C.E. du Perron en J.C. Buiter, leden en mr. T.R.G. Leyh, secretaris)

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5915 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 905/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5915 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 905/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BA5915 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 11-01-2007 Datum publicatie 14-06-2007 Zaaknummer 905/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2007:BA6183

ECLI:NL:RBROT:2007:BA6183 ECLI:NL:RBROT:2007:BA6183 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 04-04-2007 Datum publicatie 01-06-2007 Zaaknummer 208848 / HA ZA 04-24 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster LJN: BW9368, Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2012 2. De feiten 2.1. [A] en [B] wonen tegenover elkaar in [plaats]. [C] woont

Nadere informatie

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 ECLI:NL:GHSHE:2017:3619 Instantie Datum uitspraak 15-08-2017 Datum publicatie 16-08-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof 's-hertogenbosch 200.216.119_01

Nadere informatie

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten,

MEINDERT OOSTERHOF, in zijn hoedanigheid van gerechtsdeurwaarder, kantoorhoudende te Drachten, Vonnis RECHTBANK LEEUWARDEN Sector kanton Locatie Heerenveen zaak-/rolnummer: 371218 CV EXPL i 1-5231 vonnis van de kantonrechter d.d. 14 maart 2012 inzake X wonende te eiser. procederende met toevoeging.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Instantie Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak 06-09-2016 Datum publicatie 11-10-2016 Zaaknummer 4888855 CV EXPL 16-3386 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Op

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer ECLI:NL:GHAMS:2013:3247 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 08-10-2013 Datum publicatie 06-01-2014 Zaaknummer 200.035.875-01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-205 d.d. 19 mei 2014 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en R.H.G. Mijné, leden en mr. I.M.M. Vermeer, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

prof. mr. A.S. Hartkamp (voorzitter), mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. R.J.F. Thiessen en drs. P.H.M. Kuijs AAG.

prof. mr. A.S. Hartkamp (voorzitter), mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. R.J.F. Thiessen en drs. P.H.M. Kuijs AAG. GCHB 2012-453 Uitspraak van 24 juli 2012 prof. mr. A.S. Hartkamp (voorzitter), mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. R.J.F. Thiessen en drs. P.H.M. Kuijs AAG. Belanghebbende, een niet-professionele cliënt met

Nadere informatie

1.2 De bank heeft een op 16 februari 2012 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.2 De bank heeft een op 16 februari 2012 gedateerd verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2012-11 d.d. 20 april 2012 (prof. mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. A. Rutten-Roos en mr. R.J.F. Thiessen, leden, en mr. M.J. Drijftholt,

Nadere informatie

Comtessa Vermogensbeheer B.V., gevestigd te Hoofddorp, hierna te noemen Aangeslotene.

Comtessa Vermogensbeheer B.V., gevestigd te Hoofddorp, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-187 d.d. 22 april 2016 (mr. J. Wortel, voorzitter, prof. dr. A. Buijs en J.C. Buiter, leden en mr. R. de Kruif, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Beslissing Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-133 d.d. 18 maart 2014 (mr. J. Wortel, voorzitter, de heren R.H.G. Mijné en H. Mik RA, leden en mr. D.M.A. Gerdes secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:GHARL:2015:6585 ECLI:NL:GHARL:2015:6585 Instantie Datum uitspraak 08-09-2015 Datum publicatie 26-10-2015 Zaaknummer 200.134.402 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Civiel

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05 ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 30-08-2007 Datum publicatie 14-12-2007 Zaaknummer 1659/05 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht Hoger

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. 1. Procesverloop. De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-189 (mr. R.J. Paris, voorzitter, mr. W.F.C. Baars, mr. E.C. Ruinaard, leden en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris) Klacht ontvangen op : 19

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. M. Veldhuis, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. M. Veldhuis, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2018-687 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. M. Veldhuis, secretaris) Klacht ontvangen op : 13 januari 2017 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 305 d.d. 26 oktober 2011 (mr. J. Wortel, voorzitter, de heren G.J.P. Okkema en H. Mik RA, leden en mr. D.M.A. Gerdes, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

Blouwdruk B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Tussenpersoon.

Blouwdruk B.V., gevestigd te Eindhoven, hierna te noemen Tussenpersoon. Niet-Bindende Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2016-208 d.d. 3 mei 2016 (mr. dr. H.O. Kerkmeester, voorzitter, prof. drs. A.D. Bac RA en J.C. Buiter, leden en mr. S. van der

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2015:645

ECLI:NL:GHDHA:2015:645 ECLI:NL:GHDHA:2015:645 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 31032015 Datum publicatie 22042015 Zaaknummer 200.137.01501 Rechtsgebieden Civiel recht Bijzondere kenmerken Hoger beroep Inhoudsindicatie

Nadere informatie

de besloten vennootschap Mortgage Venture B.V., gevestigd te Lelystad, hierna te noemen Aangeslotene.

de besloten vennootschap Mortgage Venture B.V., gevestigd te Lelystad, hierna te noemen Aangeslotene. Niet-bindende uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2014-151d.d. 1 april 2014 (prof.mr. E.H. Hondius, voorzitter, drs. A. Adriaansen en mr. W.H.G.A. Filott mpf, leden en mevrouw

Nadere informatie

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01 ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Instantie Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak 17-01-2017 Datum publicatie 23-03-2017 Zaaknummer 200.189.286/01 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel recht

Nadere informatie

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden.

2.1. X leeft van een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand. Op deze uitkering worden de lopende huurbetalingen volledig ingehouden. beschikking RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND Afdeling Civiel recht kantonrechter zittinghoudende te Utrecht zaaknummer: 2534388 UE VERZ 13805 GD/4243 Beschikking van 13 december 2013 inzake X wonende te Arnhem,

Nadere informatie

1. Procedure. 2. Feiten

1. Procedure. 2. Feiten Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 153 d.d. 23 augustus 2010 (mr. V. van den Brink, voorzitter, en de heren G.J.P. Okkema en prof. drs. A.D. Bac RA) 1. Procedure De Commissie

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procesverloop

Samenvatting. 1. Procesverloop Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-343 d.d. 18 december 2012 (mr. A.W.H. Vink, voorzitter, prof.mr. M.L. Hendrikse, mr. J.S.W. Holtrop, mr. J.W.M. Lenting en mr. P.A. Offers,

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Niet-Bindende Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 180 d.d. 15 juni 2011 (mr. J. Wortel, voorzitter, en de heren G.J.P. Okkema en H. Mik RA) Samenvatting Vermogensbeheer. Debetstand

Nadere informatie

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen.

Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen. Echtscheidingsproblematiek. Optreden als makelaar op grond van rechterlijk vonnis. Contact met advocaten van partijen. Een makelaar is door de rechtbank als deskundige benoemd om te komen tot de verkoop

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr. 2017-617 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. A.C. de Bie, secretaris) Klacht ontvangen op : 27 oktober 2016 Ingediend door : Consument Tegen

Nadere informatie

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procedure Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 304 d.d. 8 november 2011 (mr. C.E. du Perron, voorzitter, prof. drs. A.D. Bac RA en de heer J.C. Buiter, leden en mr. E.E. Ribbers, secretaris)

Nadere informatie

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN

JT RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN 0378J KONINKLIJK NEDERLANDS INSTITUUT VAN REGISTERACCOUNTANTS JURISPRUDENTIE TUCHTRECHTSPRAAK JT 2005-17 RAAD VAN TUCHT DEN HAAG EN COLLEGE VAN BEROEP VOOR HET BEDRIJFSLEVEN Artikel 10 GBR-1994, geheimhoudingsplicht,

Nadere informatie

KERNWOORDEN: risicovol beleggingsproduct, waarschuwingsplicht bank

KERNWOORDEN: risicovol beleggingsproduct, waarschuwingsplicht bank Uitspraak GCHB 400-F90033 KERNWOORDEN: risicovol beleggingsproduct, waarschuwingsplicht bank Bekijk de uitspraak in eerste aanleg Deze uitspraak is op de datum als in hoofde dezes vermeld tot stand gekomen

Nadere informatie

Samenvatting. Bekijk de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Samenvatting. Bekijk de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep Uitspraak Commissie van Beroep 2012-23 d.d. 27 november 2012 (prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr. C.A. Joustra, drs. P.H.M. Kuijs, mr. F.P. Peijster en mr. J.B. Fleers, leden, en mr. M.J. Drijftholt,

Nadere informatie

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar.

Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar. Beweerdelijk te lage taxatie. Verschil van 10 % tussen verschillende taxatie niet onaanvaardbaar. In het kader van het uit elkaar gaan van klager en zijn partner moet de gemeenschappelijke woning getaxeerd

Nadere informatie

Rabobank Nederland, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene.

Rabobank Nederland, gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2013-341 d.d. 25 november 2013 (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter, mevrouw mr. J.W.M. Lenting en mr. A.P. Luitingh, leden en mevrouw mr. L.T.A.

Nadere informatie

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend. Uitspraak Commissie van Beroep 2016-004 d.d. 2 februari 2016 (mr. W.J.J. Los, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. A. Smeeing-van Hees en mr. R.J.F. Thiessen, leden, en mr. G.A. van de Watering,

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2012-205 d.d. 13 juli 2012 (mr. J. Wortel, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en R.H.G. Mijné, leden, en mr. P.E. Roodenburg, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken: Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 141 d.d. 30 mei 2011 (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, mr. B.F. Keulen en mr. A.W.H. Vink, leden en mr. F.E. Uijleman, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie

de coöperatie Coöperatieve Rabobank Utrecht en omstreken U.A., gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene.

de coöperatie Coöperatieve Rabobank Utrecht en omstreken U.A., gevestigd te Utrecht, hierna te noemen Aangeslotene. Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2015-350 d.d. 24 november 2015 (mr. J. Wortel, voorzitter, drs. L.B. Lauwaars RA en G.J.P. Okkema, leden en mr. J.J. Guijt, secretaris) Samenvatting

Nadere informatie