THEATER ANALYSE. Omschrijving vraag antwoord-terminologie. begrip vraag antwoord-terminologie. beweging/houding van de acteur/ actrice

Transcriptie

1 THEATER ANALYSE A: ALGEMENE GEGEVENS Omschrijving vraag antwoord-terminologie Theatermaker Wie heeft het werk gemaakt Naam Kunstenaar Datum Wanneer is het werk gemaakt xx-xx-xxxx Lokatie waar is het werk gemaakt xxxx Titel Wat is de titel van het werk Plaatsnaam Aantal acteurs Hoeveel personen in voorstelling aantal Duur Wat is de de duur van het stuk xxxx B: FORMELE THEATER ASPECTEN (FTA) THEATRALE LAAG/ MIDDELEN ACTEURS Beweging/houding Mimiek Stemgebruik Kostuum/ Grime/ Kapsel RUIMTE-ZAAL wat kun je zeggen over de beweging/houding van de acteur/ actrice Welke rol speelt de gelaatsuitdrukking van de acteur/ actrice voor het personage dat wordt uitgebeeld Wat voor rol speelt het stemgebruik van de acteur/actrice in het uitbeelden van het personage Wat voor rol speelt kostuum kapsel grime van de acteur/actrice in het uitbeelden van het personage natuurlijk/kunstmatig; groot-klein;etc overdreven-klein; getempert-fel; hard-zacht, overdreven-bedeesd beschrijving van kostuum grime kapsel Locatie speelruimte / speelvlak, podium plaats van het publiek Hoe gebruikt de dansers zijn/haar lichaam in de dans Hoe is het speelvlak/ruimte ingedeeld Wat voor soort podium wordt er gebruikt waar zit het publiek tijdens de voorstelling gehele lichaam beweegt/delen van het lichaam bewegen grootte, ruimte, coulisse, verborgen/ zichtbaar, gebruik van publieksruimte proscenium, vlakke vloer, arena tegenover, om het podium, op het podium & afstand van podium etc

2 THEATRALE LAAG/ MIDDELEN ACTEERSTIJLEN Naturalistisch Mechanisch Melodramatisch Subtekst Hoe zet de acteur het personage neer Hoe zet de acteur het personage neer Hoe zet de acteur het personage neer Op andere welke manier dan de uitgesproken tekst wordt een emotie gespeeld niet mooi maar echt; doorleefd met eigen emoties ; vanuit de psyche van het personage gespeeld; acteur en personage zijn a.h.w. één gebruik van uiterlijke effecten en cliché s om algemene menselijke gevoelens uit te drukken ; het zijn theatrale en geen menselijke gevoelens Gebruik van mechanisch acteren; overdreven mimiek, bewegings-motoriek en stemgebruik om emoties zichtbaar te maken; vooral frontale benadering = acteurs naar publiek gericht/voordracht. Onuitgesproken gedachten en gevoelens van het personage Je kunt subtekst horen of zien aan lichaams- taal, mimiek en de manier van spreken. Alleen van toepassing in naturalistisch acteren. Tegenkleur Innerlijke monoloog Op andere welke manier dan de uitgesproken tekst wordt een emotie gespeeld Op andere welke manier dan de uitgesproken tekst wordt een emotie gespeeld Gebruik van tegenstrijdige emoties bij naturalistisch acteren. Voorbeeld: ja zeggen als je nee bedoelt, glimlachen terwijl je verdrietig bent, je mond stijf dicht houden terwijl je het uit wilt schreeuwen. Tegenkleuren maken een personage levend, natuurlijk, echt. De acteur/actrice denkt hardop in zijn eentje. Je hoort een stroom van gedachten en gevoelens (stream of conciousness). In het modernisme vanaf 1900 werd de innerlijke monoloog een belangrijk expressiemiddel van een totaal nieuw soort personages in literatuur en toneel. THEATRALE LAAG/ MIDDELEN Decor-soort Hoe kun je het decor typeren realistisch;decor perspectief decor ; minimalistisch decor Decor/ Rekwisieten Licht Wat voor rol spelen de decors in het toneelbeeld Wat voor rol spelen licht in het toneelbeeld speelvlak indelend, speelruimte definiërend, verwarrend; sfeer definiërend klein-groot/smal-breed/2-3 dimensionaal

3 THEATRALE LAAG/ MIDDELEN Geluid/ muziek Visuele Media mise-en-scène Vervreemding Wat voor rol spelen het geluid/ muziek in het toneelbeeld Hoe gebruikt de danser het platte vlak in de dans Hoe worden de acteurs op het toneel tijdens een bepaalde scène in scène gezet In hoeverre/ op welke manier wordt er gebruik gemaakt van vervreemding op in het stuk vooruit/achteruit; opzij; diagonaal; boven/ beneden (ook wel niveau) achter; voor(frontaal); zijvlak; coulissewerking in groepen; één acteur speelt personage in verschillende tijden ; solo; voor/achter; in publiek Nadrukkelijk afstandelijke speelstijl van de acteurs (bijv. overdreven declameren of ineens zingen in plaats van spreken) Gebruik van een ceremoniemeester/ verteller Gebruik van grime/ maskers Vaak wisselen van tijd en plaats Decorwisselingen voor het oog van het publiek TONEELSPEL Dynamiek Handelings-contrast Personage-contrast Interactie ruimte Op welke manier speelt dynamiek bij het spel van de acteurs Wat voor veranderingen zijn er zichtbaar in het spel van de acteurs Wat voor verschillen zijn er zichtbaar tussen het spel van de diverse personages Hoe reageren de acteurs op elkaar in hun toneelspel Hoe wordt de speelruimte gebruikt tijdens het spel duur, tempo, herhaling, vergroting/ verkleining zacht/hard(stemgebruik), groot/klein ( gebaar), toepassing mimiek zacht/hard(stemgebruik), groot/klein ( gebaar), toepassing mimiek zacht/hard(stemgebruik), groot/klein ( gebaar), toepassing mimiek, tempo groot/klein ( gebaar); doorbreking vierde muur; participatie publiek

4 THEATRALE SAMENHANG REGIE-CONCEPT Regie Enscenering REGIE-CONTRAST Welke keuzes heeft de regisseur gemaakt m.b.t. zijn ideeën/ uitgangspunten in het stuk Welke keuzes zijn er gemaakt m.b.t. vormgeving van het stuk Het samenbrengen van de theatrale middelen (acteurs, ruimte, muziek, theatrale middelen) tot een verloop/ ordening/structuur naar idee van de regisseur Samenhang van Decor, video, ICT Licht; Geluid Kostuums, Grime, Attributen/ Rekwisieten licht contrast Spel-contrast Ruimte-contrast Kleurcontrast hoe speelt het licht een rol in de uitbeelding van de sfeer gedurende de voorstelling Hoe verandert het spel gedurende de voorstelling? Hoe verandert het ruimtegebruik gedurende de voorstelling? Hoe veranderen het kleuren gedurende de voorstelling? donker/ licht; fel/ diffuus inleving/afstand; / tectonisch a- tectonisch /versterkend-afzwakkend / vormsoort-contrast diep- plat / open-gesloten /hoog-laag / voor-achter warm-koud- / licht donker- / complementair- / fel/ gedimd/ diffuus TIJD Tijdspanne Tijdservaring Hoe is het stuk onderverdeeld in speeltijd Op welke manier speelt tijd een rol bij het ervaren van het beeld aantal scènes; duur van scènes statisch/ dynamisch/ versnellen/ vertragen/ continuïteit

5 C: INHOUDELIJKE BEELD ASPECTEN (IBA) NARRATIEVE LAAG VOORSTELLING Thema Waar gaat het stuk over? Wat is het onderwerp/ voorstelling /verhaal Thema-traditie Thema-ontwikkeling/ Verhaallijn/ Plot Functie personages In wat voor traditie past dit thema/ toneelsoort? Hoe ontwikkelt zich het verhaal / personages gedurende het spel Wat is de functie van de personages in het stuk verhalend/ abstract; komedie; tragedie; absurd; episch drama; naturalistisch drama 1. expositie: de uiteenzetting van wat voorafgegaan is om wat volgt te kunnen begrijpen; 2. intrige: de verwikkeling, de ontwikkeling van een probleem wordt geschetst; 3. climax: hoogtepunt van de spanning (door het toespitsen van het conflict); 4. catastrofe/ontknoping: het begin van de ondergang van de held/ of de oplossing voor het probleem; 5. peripetie: de beslissende wending en de afwikkeling.(point of no return) Protagonist, antagonist, bijrol, figurant SYMBOLISCHE LAAG BETEKENIS Betekenis van het stuk Betekenis van de enscenering DOEL Doel regisseur/ dramaturg/ schrijver Wat betekent het verhaal/ het plot? Welke betekenis kan worden gegeven aan het gebruik van de theatrale middelen? Doel van de maker/opdrachtgever symboliek, verhaal, verwijzing, attribuut, personages+ relatie FTA met thema rol van licht/ kostuums/ muziek/ geluid/ decors m.b.t. voorstelling / rol van ruimte m.b.t. voorstelling etc. doel m.b.t. intentie van de kunstenaar Doel opdrachtgever Doel van de maker/opdrachtgever doel m.b.t. intentie van de opdrachtgever Relatie Doel - tijd Doel van de maker/opdrachtgever doel m.b.t. tijd/cultuur waarin het stuk wordt uitgevoerd OPVATTING

6 beschouwersperspectief kunstenaarsperpectief FUNCTIE welke functie geeft de beschouwer aan het beeld Vanuit welke opvatting/intentie heeft de maker gewerkt? historisch / economisch/ nationalistisch/ status romantisch Stijl/ tijd historisch perspectief levensbeschouwelijk Esthetisch Politiek Economisch Educatief Recreatief het werk m.b.t. Levensbeschouwing het werk m.b.t. esthetiek? het werk m.b.t. politiek het werk m.b.t. economie het werk m.b.t. educatie het werk m.b.t. vermaak Religieus, ritueel, viering (anti-)schoonheid, inleving, herkenning, vervreemding, confrontatie Status, huldiging, protest, bewustwording Werk, reclame Opvoeding, therapie, zelfreflectie, voorlichting, informatief Amusement, decoratie, verpozen,