Landelijke Landbouwnormen 2007

Transcriptie

1 Landelijke Landbouwnormen 2007 De Belastingdienst heeft in overleg met het landbouwbedrijfsleven de Landelijke Landbouwnormen 2007 voorbereid. De vastgestelde normen hebben betrekking op onttrekkingen, waardering en op afschrijving. Zij worden door de Belastingdienst toegepast bij de beoordeling van de aangiften. De Landelijke Landbouwnormen gelden alleen voor ondernemers in de agrarische sector. AA 960 1Z72PL Belastingdienst

2 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 2 van 53

3 Inhoudsopgave Voorwoord 5 1. Inleiding 6 2. Onttrekkingen Eigen verbruik Privé-gedeelte kosten 8 3. Dieren Rundvee Zelfopgefokt rundvee Aangekocht rundvee Waarderingssystemen Embryo(kalf) Opfokkosten vleesstieren Opfokkosten rosékalveren Opfokkosten witvleeskalveren Varkens Zeugen Biggen Vleesvarkens Pluimvee Kalkoenen Opfokleghennen Leghennen Vleeskuikenouderdieren Vleeskuikens Schapen Geiten Waardering zelfopgefokte geiten Waardering aangekochte geiten Nertsen Konijnen Voorraad maïs en gras Voorraad maïs Voorraad gras Tuinbouw Afschrijvingsnormen glastuinbouw Geldigheid afschrijvingsnormen glastuinbouw Afschrijvingsregime glastuinbouw Afschrijvingsgegevens investeringen in bedrijfsmiddelen glastuinbouw Afschrijvingsnormen champignonteelt Geldigheid afschrijvingsnormen champignonteelt Afschrijvingsregime champignonteelt 30 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 3 van 53

4 Afschrijvingsgegevens investeringen in bedrijfsmiddelen champignonteelt Waardering champignons Waardering aspergeopstanden Normering veldinventaris voor de glastuinbouw Begrip veldinventaris Aanleiding en werkwijze omtrent normering veldinventaris voor de glastuinbouw Normbedragen en uitgangspunten voor activering veldinventaris voor de glastuinbouw Bloembollenkramen Waarde te velde staande bloembollen Aangekocht plantgoed bloembollen Zelfgekweekte bollen Waarde amaryllisbollen Waarde leliekraam Aangekocht plantgoed leliekraam Zelfgekweekte bollen Boomopstanden Fruitteelt Toelichting afschrijvingsgegevens fruitteelt Afschrijven over stichtingskosten fruitteelt Boomteelt Aanwaskosten boomteelt Oppervlakte boomteelt Landbouwmachines Geldigheid normen Afschrijvingsregime Boekwaardemethode Lineaire methode Afschrijvingsgegevens landbouwmachines Melkrobots Legbatterijen Productierechten Productierechten 2007 (2007/2008) Productierechten 2008 (2008/2009) 50 Bijlage 1 Bronnen en organisaties 53 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 4 van 53

5 Voorwoord Voorwoord De Belastingdienst heeft in onderhandeling met het landbouwbedrijfsleven de Landelijke Landbouwnormen 2007 voorbereid. Aan het overleg is deelgenomen door: Koninklijke Algemeene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB) Land- en Tuinbouworganisatie (LTO) Nederland Samenwerkende Registeraccountants en Accountantsadministratieconsulenten (SRA) Vereniging van Accountants- en Belastingadviesbureaus (VLB) Vereniging van Tuinbouw-Accountants / Administratie Kantoren Het Westland / De Kring (TAAK) Het resultaat is dat nu voor het 16e jaar voor de meest gangbare kostenposten en voor bepaalde bedrijfsmiddelen en voorraden in de akkerbouw, veehouderij en tuinbouw normbedragen zijn vastgesteld. De vele bronnen die voor de berekening van deze bedragen zijn gebruikt, vindt u in de bijlage. De publicatie van de landbouwnormen 2007 wordt bekendgemaakt door een persbericht. Met ingang van belastingjaar 2005 wordt geen brochure meer gemaakt en toegezonden. De tekst van de landbouwnormen kunt u downloaden via Als u vragen of opmerkingen heeft naar aanleiding van de Landelijke Landbouwnormen, dan kunt u dit schriftelijk kenbaar maken aan de secretaris: Belastingdienst/Oost-Brabant/kantoor Helmond Platform Landelijke Landbouwnormen T.a.v. A.F.A. van de Leest Postbus AZ Helmond Belastingdienst/Oost/kantoor Winterswijk Platform Landelijke Landbouwnormen, Mr. P.L.F. Seegers voorzitter 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 5 van 53

6 Inleiding 1. Inleiding De in deze publicatie genoemde normen en normbedragen gelden voor de gehele Belastingdienst voor berekening van de jaarwinst. Ze gelden dan ook voor alle belastingplichtige ondernemers in de agrarische sector. Alleen in uitzonderlijke gevallen mag van de normen worden afgeweken. U geeft dit in het aangiftebiljet inkomstenbelasting aan bij de vraag: 'Was er sprake van een afwijking van de landbouwnormen?'. Wie zich op zo n bijzondere situatie beroept, moet duidelijk motiveren waarom de norm niet wordt gehanteerd. Bij enkele onderdelen, waaronder het privé-gedeelte van energiekosten, is er geen sprake van een norm, maar van een richtlijn. U mag van de richtbedragen afwijken, als u aannemelijk kunt maken waarom de richtbedragen in uw situatie niet toegepast kunnen worden. Vermelding omzetbelasting Alle geldbedragen worden vermeld inclusief omzetbelasting. De geldbedragen exclusief omzetbelasting staan tussen haakjes of apart in een tabel. Werken aan winst De afschrijvingsbeperkingen die per 1 januari 2007 zijn ingevoerd, zijn in de vastgestelde landbouwnormen, voor zover mogelijk, verwerkt. Als de afschrijving op bedrijfsmiddelen nog getoetst moet worden aan de artikelen 3.30 en 3.30a Wet IB 2001, dan is dit in het betreffende hoofdstuk aangegeven. Geldigheid Voor de inkomstenbelasting en de vennootschapsbelasting gelden de normen voor het kalenderjaar 2007 en voor het gebroken boekjaar dat aanvangt in 2007 en eindigt in 2008 (bijvoorbeeld een boekjaar vanaf 1 mei 2007 tot en met 30 april 2008). Bij een gebroken boekjaar zijn de normen dus ook van toepassing voor de aangifte inkomstenbelasting 2008 en de aangifte vennootschapsbelasting januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 6 van 53

7 Onttrekkingen 2. Onttrekkingen In dit hoofdstuk worden normbedragen gegeven voor het eigen verbruik van de meest gangbare agrarische producten. Daarna wordt ingegaan op het privé-gedeelte van de kosten van: verwarming overige energie accountants het houden van paarden Vermelding omzetbelasting Alle geldbedragen worden vermeld inclusief omzetbelasting. De geldbedragen exclusief omzetbelasting staan tussen haakjes of apart in een tabel Eigen verbruik Het volgende overzicht geeft normbedragen voor de meeste agrarische producten. Voor niet-genoemde producten moet zelf de waarde van het eigen verbruik worden aangegeven. Product... Norm... Melk Algemeen: 24,55 ( 23,16) per persoon Bij betaling superheffing: nihil Eieren Aardappelen Groenten geteeld onder glas Fruit Snijbloemen geteeld onder glas Vleeskuikens Slachtkippen (leghennen) Vleeskalkoenen Vleeskuikenouderdieren Vleesvarkens Rundvee Vleesstieren 6,75 ( 6,37) per persoon 21,50 ( 20,28) per persoon Bij één teelt: 9,08 ( 8,57) per persoon Bij diverse teelten tegelijkertijd: 18,15 ( 17,12) per persoon 21,00 ( 19,81) per persoon 31,76 ( 29,96) per huishouden 1,55 ( 1,46) per stuk 0,20 ( 0,19) per stuk Gewicht x dagprijs Indicatie gewicht: hennen 9,8 kg; hanen 19,5 kg Gewicht x dagprijs Indicatie gewicht: 3,8 kg Waarde volgens slachtafrekening (gewicht x dagprijs) Als geen gewicht bekend is: 113,20 ( 106,79) per varken Waarde volgens slachtafrekening (gewicht x dagprijs) Als geen prijs bekend is: 2,55 ( 2,41) per kg geslacht gewicht Waarde volgens slachtafrekening (gewicht x dagprijs) Als geen prijs bekend is: 2,90 ( 2,74) per kg geslacht gewicht Toelichting Voor de meeste genoemde producten wordt hierna kort aangegeven wat de belangrijkste uitgangspunten zijn geweest bij het bepalen van de normbedragen. Ook wordt toegelicht hoe een aantal normbedragen moet worden toegepast. 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 7 van 53

8 Onttrekkingen Melk Bij het vaststellen van het normbedrag is uitgegaan van een verbruik van 75 liter per persoon per jaar. Met leeftijdscategorieën wordt geen rekening gehouden. Het verbruik wordt gewaardeerd tegen de gemiddelde fabrieksprijs. Bij betaling van superheffing wordt het verbruik op nihil gewaardeerd. Eieren Het normverbruik is gesteld op 136 eieren per persoon per jaar. Met leeftijdscategorieën wordt geen rekening gehouden. Het verbruik wordt gewaardeerd tegen de gemiddelde gecorrigeerde LEI-kiloprijs (57, 59, 61 en 64 gram). Aardappelen Er is uitgegaan van een normverbruik van 60 kg per persoon per jaar. Met leeftijdscategorieën wordt geen rekening gehouden. Uitgangspunt voor de berekening van het eigen verbruik is de gemiddelde marktnotering op de beurs in Rotterdam gedurende het 4e kwartaal van het vorig jaar (Bintje). Groenten geteeld onder glas Bij 2 teelten geldt als norm 18,15 ( 17,12) per persoon. Van een 2e teelt is sprake wanneer gelijktijdig 2 verschillende producten worden geteeld. Als 2 teelten na elkaar plaatsvinden, bedraagt de norm 9,08 ( 8,57) per persoon. Fruit Het gebruik is gerelateerd aan het gemiddelde fruitgebruik in Nederland. Daarbij wordt uitgegaan van een zelfvoorzieningsgraad van 60%. Snijbloemen geteeld onder glas Wanneer meerdere leden van het huishouden deel uitmaken van de objectieve onderneming (firma), wordt het normbedrag van 31,76 ( 29,96) voor snijbloemen gedeeld door het aantal leden van het huishouden. Pluimvee Het eigen verbruik van pluimvee moet de ondernemer zelf in aantallen aangeven. De prijzen zijn gebaseerd op het weekblad Pluimveehouderij. Vleesvarkens Voor vleesvarkens is uitgegaan van de marktnoteringen uit het weekblad Boerderij. Rundvee Voor rundvee is uitgegaan van de marktprijs. Het gewicht wordt ontleend aan de slachtnota. Als er geen prijs bekend is, wordt de prijs ontleend aan de gemiddelde marktnoteringen uit het weekblad Boerderij. Daarbij wordt het gemiddelde genomen van de 1e en 2e kwaliteit slachtvee. Vleesstieren Voor vleesstieren is het uitgangspunt het gemiddelde van de slachterijnoteringen van de kwaliteiten U, R en O Privé-gedeelte kosten Het verbruik van energie verschilt van gezin tot gezin. De hierna genoemde bedragen voor deze posten zijn dan ook niet bedoeld als normen, maar als 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 8 van 53

9 Onttrekkingen richtbedragen. Ze zijn gebaseerd op een gezin bestaande uit 2 volwassenen en 2 kinderen. Bij het bepalen van de energiekosten moet rekening worden gehouden met de grootte van de woning en het leefpatroon van het gezin. Als de privé-kosten van energie aan de hand van rekeningen kunnen worden vastgesteld, moeten in de jaarstukken de werkelijke kosten worden verwerkt. De kosten van gas kunnen alleen als bedrijfskosten worden aangemerkt indien en voorzover daadwerkelijk bedrijfsmatig gebruik plaatsvindt. Wanneer een tuinder gas geleverd krijgt tegen grootverbruikerstarief, wordt het normbedrag bepaald door het normverbruik tegen dit tarief te verhogen met 6% OB. Als het energiebedrijf een vast bedrag (forfait) voor privé-gebruik in rekening brengt, moet dit bedrag in zijn geheel bij de privé-kosten worden geboekt. Verwarming Voor verwarming en koken moeten, afhankelijk van de wijze van verwarmen, de volgende richtbedragen inclusief vastrecht en energiebelasting worden gehanteerd: Product Richtbedrag incl. OB Richtbedrag excl. OB Gas 1.399, ,63 Olie 1.399, ,63 Bij het vaststellen van de richtbedragen is uitgegaan van een verbruik van m³ gas per jaar. Dit verbruik is omgerekend tegen een gemiddelde landelijke prijs. Overige energie De richtbedragen voor het privé-verbruik van elektriciteit en water zijn hieronder weergegeven. Daarbij is rekening gehouden met vastrecht, energiebelasting, heffingskorting en belasting op leidingwater. Product Richtbedrag incl. OB Richtbedrag excl. OB Elektriciteit 717,00 610,82 Water 275,00 259,43 Voor elektriciteit is een normverbruik van kwh per jaar aangehouden, voor water een normverbruik van 176 m³ water per jaar. Deze hoeveelheden zijn omgerekend tegen een gemiddelde landelijke prijs. De bedragen zijn exclusief reinigingsrechten, zuiveringslasten en eventuele CAI-abonnementskosten. Accountantskosten Voor het privé-gedeelte van de accountantskosten wordt met ingang van 2005 geen norm meer gegeven. Er wordt van uitgegaan, dat de privéaccountantswerkzaamheden apart op de nota( s) worden vermeld en als zodanig in de boekhouding worden verwerkt. 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 9 van 53

10 Onttrekkingen Paarden Paarden die hobbymatig worden gebruikt, worden aangemerkt als privévermogen. Als een paard tot het privé-vermogen behoort, worden kosten van dekgelden, verzekering, paardenbrok, ruwvoer, dierenarts, et cetera als privé-kosten aangemerkt. 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 10 van 53

11 Dieren 3. Dieren In dit hoofdstuk komt de waardering van dieren aan de orde. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen rundvee, varkens, pluimvee, schapen, geiten, nertsen en konijnen. De termen die in dit hoofdstuk worden gebruikt, sluiten aan bij de voormalige MINAS-regelgeving. In de berekening van de normbedragen zijn geen arbeids- en rentekosten betrokken. Huisvestingskosten zijn wel meegenomen, gecorrigeerd op basis van fiscale grondslagen. Vermelding omzetbelasting Alle geldbedragen worden vermeld inclusief omzetbelasting. De geldbedragen exclusief omzetbelasting staan tussen haakjes of apart in een tabel Rundvee In deze paragraaf wordt de waardering van het rundvee behandeld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen zelfopgefokt rundvee, aangekocht rundvee en vleesstieren Zelfopgefokt rundvee De volgende normbedragen voor zelfopgefokt rundvee gelden steeds voor alle dieren in de desbetreffende leeftijdscategorie. Categorie Rundvee Normbedrag Normbedrag MINAS incl. OB... excl. OB Vrouwelijk jongvee (jonger dan 1 jaar) 248,97 226, Vrouwelijk jongvee (ouder dan 1 jaar) 619,43 561, Melkkoeien, kalfkoeien 653,07 600,46 De totale opfokkosten van kalf naar melkkoe worden bepaald door voerkosten, huisvestingskosten en overige kosten. Opfokkosten van kalf naar melkkoe Bedrag Bedrag... incl. OB... excl. OB... Voerkosten 396,17 367,95 Huisvestingskosten 218,50 187,61 Overige kosten 132,03 119,28 Totaal 746,70 674,84 Gedeeld door opfokperiode in maanden Opfokkosten per maand 31,11 28,12 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 11 van 53

12 Dieren Berekening waardering zelfopgefokte melkkoe Normbedrag Normbedrag... incl. OB... excl. OB... Beginwaarde kalf prijspeil ,92 56,88 Opfokkosten 24 maanden: 2005: 6 x 30,64 ( 27,58) 183,84 165, : 12 x 30,91 ( 27,93) 370,92 335, : 6 x 31,11 ( 28,12) 186,66 168,72 Totaal 802,34 726,24 Uitgroei van 24 naar 48 maanden 29,79 27,51 Kostprijs zelfopgefokte melkkoe na uitgroei 832,13 753,75 Restwaarde op basis gemiddelde uitstoot 474,00 447,17 Som 1.306, ,92 Gedeeld door 2 2 Gemiddelde waarde melkkoe 653,07 600,46 Voor de hoogte van de restwaarde (vleesprijzen) is gebruikgemaakt van het weekblad Boerderij, notering slachtvee 2e kwaliteit van de laatste 5 jaren. Per saldo heeft dit geleid tot een uiteindelijk normbedrag voor melkkoeien van 474,00 ( 447,17) Aangekocht rundvee Voor de berekening van de waardering van aangekocht rundvee geldt dat het aankoopbedrag wordt verhoogd met 31,11 ( 28,12) opfokkosten per maand. Voorbeeld Waardering aangekocht rundvee... Incl. OB... Excl. OB... Aankoopprijs jongvee (13 maanden oud) op 1 februari 2007 stel 390,00 367,92 Opfokkosten 11 maanden x 31,11 ( 28,12) 342,21 309,32 Waardering aangekocht rundvee per 31 december ,21 677, Waarderingssystemen Een rundveestapel bestaande uit zelfopgefokte en aangekochte dieren kan op 2 manieren worden gewaardeerd. Achtereenvolgens worden in deze paragraaf het gemiddelde-waardesysteem (waardering van de gehele veestapel) en de individuele methode (waardering van de afzonderlijke dieren) toegelicht. Gemiddelde-waardesysteem Bij dit systeem wordt bij de aankoop en aanfok van rundvee de boekwaarde aan het begin van het jaar verhoogd met de aankoopprijzen van de dieren die aan de veestapel zijn toegevoegd en met de aanfoknormen van de dieren die zijn overgegaan naar een andere leeftijdsgroep. Bij verkoop of verlies van dieren worden deze afgeboekt tegen de gemiddelde boekwaarde van de leeftijdsgroep waartoe zij aan het begin van het jaar behoorden. Dit betekent dat het vee dat in de loop van het boekjaar is afgestoten, wordt geacht uit de actiefpost op de beginbalans te komen en dus niet in de loop van het jaar te zijn aangekocht. Dit geldt echter niet als kan worden aangetoond dat een aangekocht dier in hetzelfde boekjaar weer werd verkocht. De bijboeking vindt plaats volgens de normbedragen. Bij de vaststelling van de gemiddelde waarde van het melkvee worden voor de aangekochte kalfkoeien de aanfok en uitgroei niet gewaardeerd. Hiertoe is besloten om prak- 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 12 van 53

13 Dieren tische redenen en vanwege het ondergeschikte belang (zie ook het voorbeeld). Voorbeeld inclusief OB Een rundveestapel bestaande uit zelfopgefokte en aangekochte dieren kan volgens het gemiddelde-waardesysteem worden gewaardeerd zoals in de volgende berekening is weergegeven. Waarde 40 stuks melkkoeien begin boekjaar (gemiddelde waarde 600) ,00 Uitstoot 15 stuks melkkoeien à ,00 - Saldo ,00 Aankoop 10 stuks melkkoeien en kalfkoeien, aanschafwaarde volgens grootboek 8.000,00 Eigen aanfok 5 stuks melkkoeien à 832, ,65 + Som ,65 Restwaarde van de aangekochte en aangefokte dieren: 15 x 474, ,00 Formule: Aangekocht 10 stuks: ( 8.000,00 + (10 x 474,00))/ ,00 Eigen aanfok 5 stuks: ( 4.160,65 + (5 x 474,00))/ , ,33 + Waarde 40 stuks melkkoeien einde boekjaar ,33 Individuele methode Wanneer de individuele methode wordt toegepast, geldt voor de opfokkosten van kalf tot melkkoe een bedrag van 1,037 ( 0,937) per dag. Voor uitgroei van 24 tot 48 maanden geldt een bedrag van 0,041 ( 0,038 per dag). Zodra de leeftijd van 36 maanden is bereikt, wordt in gelijke delen afgeschreven gedurende 60 maanden tot op de restwaarde van 474,00 ( 447,17) Embryo(kalf) Voor kalveren die worden geboren via een embryotransplantatie, moeten ook de extra kosten worden geactiveerd. Hiervoor zijn geen normbedragen opgenomen Opfokkosten vleesstieren De volgende normbedragen hebben betrekking op de opfokkosten van vleesstieren. Als de marktwaarde aan het einde van het boekjaar lager is dan de norm, mag de lagere marktwaarde worden toegepast. Opfokkosten Zelfopgefokte kalveren (nuka) Aangekochte kalveren Vleesstieren Incl. OB Excl. OB Incl. OB Excl. OB Basisbedrag 62,31 58,16 Aankoopbedrag koopsom koopsom plus aanwas per dag 1,06 0,98 1,06 0,98 Of plus aanwas per maand 32,31 29,84 31,31 29,84 Let op Wanneer er nagenoeg geheel (90% of meer) wordt gevoerd met bijproducten, mag worden afgeweken van de norm, als dit wordt gemotiveerd. 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 13 van 53

14 Dieren Opfokkosten rosékalveren De volgende normbedragen hebben betrekking op de opfokkosten van rosékalveren. Als de marktwaarde aan het einde van het boekjaar lager is dan de norm, mag de lagere marktwaarde worden toegepast. Opfokkosten Zelfopgefokte kalveren (nuka) Aangekochte kalveren Rosékalveren Incl. OB Excl. OB Incl. OB Excl. OB Basisbedrag 62,31 58,16 Aankoopbedrag koopsom Koopsom plus aanwas per dag 1,39 1,28 1,39 1,28 Of plus aanwas per maand 42,25 38,89 42,25 38, Opfokkosten witvleeskalveren De volgende normbedragen hebben betrekking op de opfokkosten van witvleeskalveren. Als de marktwaarde aan het einde van het boekjaar lager is dan de norm, mag de lagere marktwaarde worden toegepast. Opfokkosten Zelfopgefokte kalveren (nuka) Aangekochte kalveren Witvleeskalveren Incl. OB Excl. OB Incl. OB Excl. OB Basisbedrag 62,31 58,16 Aankoopbedrag koopsom Koopsom plus aanwas per dag 2,90 2,70 2,90 2,70 Of plus aanwas per maand 88,26 82,28 88,26 82, Varkens In deze paragraaf worden achtereenvolgens de normbedragen gegeven voor zeugen, biggen en vleesvarkens Zeugen Normbedragen zeugen Voor de totale opfokkosten (ofwel de kostprijs) van een zelfopgefokte zeug geldt een normbedrag van 243,19 ( 222,92), samengesteld als volgt: Berekening kostprijs zelfopgefokte zeug Normbedrag Normbedrag... incl. OB... excl. OB... Beginwaarde big 34,56 31,64 Kosten opfokbig 32,50 29,02 Opfokkosten 176,13 162,26 Totaal kostprijs zelfopgefokte zeug 243,19 222,92 Voor de totale opfokkosten (ofwel de kostprijs) van een aangekochte opfokzeug tot zeug geldt een normbedrag van 320,95 ( 301,82), samengesteld als volgt: 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 14 van 53

15 Dieren Berekening kostprijs aangekochte zeug Normbedrag Normbedrag... incl. OB... excl. OB... Gemiddelde aankoopprijs van een opfokzeug van 6,5 maanden 239,52 225,96 Aanfok tot dekrijp 17,30 16,32 Aanfok tijdens dracht 54,83 51,73 Aandeel huisvestingskosten 9,30 7,81 Totaal kostprijs aangekochte zeug 320,95 301,82 De restwaarde (slachtwaarde) van een zeug bedraagt 161,58 ( 152,43). Het voorgaande betekent dat wanneer het gemiddelde-waardesysteem wordt toegepast, de volgende bedragen gelden voor zelfopgefokte, respectievelijk aangekochte zeugen: Waardering zeugen Tussenberekening Normbedrag Normbedrag incl. OB... excl. OB... Eigen aanfok ( 243, ,58)/2 202,39 ( 223, ,43)/2 187,76 Aankoop ( 320, ,58)/2 ( 301, ,43)/2 241,17 227,12 Normbedragen opfokzeugen Gemiddelde waarde van opfokzeugen van 25 kg tot eerste dekking bij 7,5 maand is 127,71 ( 115,92). De categorie MINAS is 404. Gemiddelde waarde opfokzeugen Normbedrag Normbedrag... incl. OB... excl. OB... Beginwaarde big 34,56 31,64 Kosten opfokbig 32,50 29,02 Opfokkosten/2 88,07 81,13 Subtotaal 155,13 141,79 Minus aanfokkosten tijdens dracht/2-27,42-25,87 Totaal 127,71 115, Biggen De geboortewaarde van een big bedraagt 12,91 ( 11,83). Deze waarde wordt verhoogd met de bedragen voor opfokkosten totdat een big circa 25 kg weegt. De big is dan gemiddeld 10 weken oud. In de volgende tabel zijn per week de opfokkosten alsmede de cumulatieve waarde van de big opgenomen. Voor aangekochte biggen jonger dan 10 weken wordt de aankoopprijs verhoogd met de opfokkosten, zoals staat in de volgende tabel. 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 15 van 53

16 Dieren Normbedragen biggen Leeftijd in weken Normbedrag opfokkosten per week Cumulatieve waarde eigen gefokte big Cumulatieve waarde aangekochte big Incl. OB Excl. OB Incl. OB Excl. OB Incl. OB Excl. OB Geboortewaarde 12,90 11,83 1 1,57 1,42 14,47 13,25 2 1,57 1,42 16,04 14,68 3 1,57 1,42 17,60 16,10 4 1,57 1,42 19,17 17,53 5 1,57 1,42 20,74 18,95 6 1,57 1,42 22,31 20,38 koopsom 6 weken plus koopsom 6 weken plus 7 2,06 1,89 24,37 22,27 2,06 1,89 8 2,42 2,23 26,79 24,50 4,48 4,12 9 2,83 2,62 29,62 27,12 7,31 6, ,29 3,05 32,91 30,17 10,60 9,79 Voorbeeld normbedrag aangekochte big Voorbeeld Aangekochte big... Incl. OB... Excl. OB... Aankoopbedrag big van 6 weken stel bijv. 21,50 20,28 Aanfok tot 8 weken 4,48 4,12 Waardering aangekochte big op een leeftijd van 8 weken 25,98 24, Vleesvarkens De categorie MINAS is 411. Wanneer op een bedrijf zelfopgefokte biggen worden gehouden tot slachtvarken, geldt een kostprijs afhankelijk van de leeftijd in weken overeenkomstig de normbedragen in de tabel bij het onderdeel Biggen. Voor zelfopgefokte biggen wordt het normbedrag uit die tabel verhoogd met de volgende bedragen voor opfokkosten. Voor aangekochte biggen wordt de aankoopprijs -inclusief opfokkosten tot en met 10 weken- eveneens met de volgende bedragen verhoogd. Normbedragen vleesvarkens Verblijfsduur in weken Normbedrag Verblijfsduur in weken Normbedrag Incl. OB Excl. OB (vervolg) Incl. OB Excl. OB ,49 2, ,57 32,83 2 5,12 4, ,55 37,45 3 8,05 7, ,67 42, ,27 10, ,94 47, ,63 13, ,36 52, ,29 16, ,78 57, ,42 20, ,20 62, ,49 24, ,62 67, ,88 28,41 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 16 van 53

17 Dieren Onderbouwing De hiervoor genoemde normbedragen voor zeugen, biggen en vleesvarkens zijn (mede) gebaseerd op het Landelijk biggenprijzenschema van 2 juli In de berekening zijn geen arbeids- en rentekosten betrokken. De huisvestingskosten zijn wel meegenomen, gecorrigeerd op basis van fiscale grondslagen (onder meer omdat in KWIN wordt uitgegaan van nieuwe stallen). De normbedragen voor biggen zijn gebaseerd op Uniformeringsafspraken Varkenshouderij en het Handboek Varkenshouderij Pluimvee In de volgende tabellen zijn normbedragen opgenomen voor achtereenvolgens kalkoenen (hennen en hanen), opfokleghennen, leghennen, vleeskuikenouderdieren en vleeskuikens Kalkoenen De waarde van kalkoenhennen en -hanen wordt bepaald door de aankoopprijs van het kuiken te verhogen met het normbedrag voor het betreffende aantal weken. Normbedragen kalkoenhennen Verblijfsduur in weken Normbedrag Verblijfsduur in weken Normbedrag Incl. OB Excl. OB (vervolg) Incl. OB Excl. OB ,19 0, ,07 3,70 2 0,43 0, ,70 4,29 3 0,71 0, ,38 4,91 4 1,05 0, ,08 5,56 5 1,45 1, ,81 6,23 6 1,87 1, ,53 6,89 7 2,36 2, ,28 7,59 8 2,90 2,62 16,5 8,66 7,94 9 3,47 3,15 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 17 van 53

18 Dieren Normbedragen kalkoenhanen Verblijfsduur in weken Normbedrag Verblijfsduur in weken Normbedrag Incl. OB Excl. OB (vervolg) Incl. OB Excl. OB ,16 0, ,84 5,38 2 0,38 0, ,66 6,14 3 0,64 0, ,51 6,93 4 0,99 0, ,39 7,75 5 1,41 1, ,32 8,62 6 1,86 1, ,26 9,50 7 2,39 2, ,26 10,44 8 2,99 2, ,31 11,41 9 3,63 3, ,41 12, ,31 3, ,60 13, ,06 4,66 21,5 15,21 14, Opfokleghennen De waarde van opfokleghennen wordt bepaald door de aankoopprijs van het eendagskuiken te verhogen met het normbedrag voor het betreffende aantal weken. Normbedragen opfokleghennen Verblijfsduur in weken Normbedrag Verblijfsduur in weken Normbedrag Incl. OB Excl. OB (vervolg) Incl. OB Excl. OB ,07 0, ,10 1,00 2 0,16 0, ,23 1,12 3 0,26 0, ,38 1,25 4 0,36 0, ,52 1,38 5 0,47 0, ,67 1,52 6 0,59 0, ,83 1,66 7 0,71 0, ,99 1,81 8 0,84 0, ,17 1,97 9 0,97 0, Leghennen Bij aankoop van een 17-weekse hen (zie voorgaande tabel) wordt de aankoopprijs gedurende 3 weken verhoogd met 0,17 ( 0,16) per week tot aan het begin van de legperiode. De aanfokwaarde van leghennen met leeftijden van 24 weken tot 18 maanden wordt met een gelijk bedrag per maand verminderd tot de slachtwaarde is bereikt. De slachtwaarde is gesteld op 0,20 ( 0,19) per stuk. 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 18 van 53

19 Dieren Gezien de beperkte gebruiksduur worden leghennen niet aangemerkt als een bedrijfsmiddel in de zin van artikel 3.30 Wet IB Dit is naar analogie van het arrest van de Hoge Raad van 13 mei 1987 (BNB 1987/238) Vleeskuikenouderdieren De waarde van vleeskuikenouderdieren wordt bepaald door de aankoopprijs van het eendagskuiken te verhogen met de hierna vermelde normbedragen. Normbedragen vleeskuikenouderdieren Verblijfsduur in weken Normbedrag Verblijfsduur in weken Normbedrag Incl. OB Excl. OB (vervolg) Incl. OB Excl. OB ,21 0, ,64 2,39 2 0,46 0, ,92 2,65 3 0,71 0, ,21 2,91 4 0,97 0, ,50 3,17 5 1,25 1, ,79 3,43 6 1,52 1, ,08 3,70 7 1,80 1, ,40 3,99 8 2,08 1, ,72 4,28 9 2,36 2, ,05 4,58 Bij aankoop van een 18-weeks vleeskuikenouderdier (zie voorgaande tabel) wordt de aankoopprijs gedurende 4 weken verhoogd met 0,33 ( 0,30) per week tot aan het begin van de legperiode. De aanfokwaarde van vleeskuikenouderdieren met leeftijden van 26 weken tot einde leg wordt met een gelijk bedrag per maand verminderd tot de slachtwaarde is bereikt. De slachtwaarde is gesteld op 1,40 ( 1,32) per stuk. Gezien de beperkte gebruiksduur worden vleeskuikenouderdieren niet aangemerkt als een bedrijfsmiddel in de zin van artikel 3.30 Wet IB Dit is naar analogie van het arrest van de Hoge Raad van 13 mei 1987 (BNB 1987/238) Vleeskuikens De waarde van vleeskuikens wordt bepaald door de aankoopprijs van het vleeskuiken te verhogen met het normbedrag voor het betreffende aantal dagen. Vanaf 2006 wordt gewaardeerd op basis van aantal verblijfsdagen op het bedrijf. 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 19 van 53

20 Dieren Normbedragen vleeskuikens DAGEN Normbedrag DAGEN Normbedrag DAGEN Normbedrag vervolg 1 vervolg 2 Incl. OB Excl. OB Incl. OB Excl. OB Incl. OB Excl. OB ,01 0, ,32 0, ,02 0,95 2 0,02 0, ,35 0, ,08 1,00 3 0,03 0, ,38 0, ,13 1,05 4 0,04 0, ,42 0, ,18 1,10 5 0,05 0, ,45 0, ,24 1,15 6 0,06 0, ,49 0, ,29 1,20 7 0,07 0, ,53 0, ,35 1,26 8 0,09 0, ,57 0, ,41 1,31 9 0,11 0, ,61 0, ,47 1, ,13 0, ,65 0, ,52 1, ,15 0, ,69 0, ,58 1, ,17 0, ,74 0, ,64 1, ,19 0, ,78 0, ,70 1, ,21 0, ,83 0, ,77 1, ,23 0, ,88 0, ,83 1, ,26 0, ,92 0, ,29 0, ,97 0, Schapen Normbedragen zelfopgefokte schapen De normbedragen van zelfopgefokte schapen zijn te splitsen in schapen die 1x per jaar aflammeren zoals Texelaars en schapen die 3x per 2 jaar aflammeren zoals Flevolanders: Waardering Normbedrag Texelaar Normbedrag Flevolander Zelfopgefokte fokschapen Incl. OB Excl. OB Incl. OB Excl. OB Aanfoknorm fokooi/fokram 68,60 62,58 58,75 52,94 Aanfoknorm opfokooi/ opfokram (8 maanden) 74,96 66,59 58,75 53,02 Waardering Normbedrag Texelaar Normbedrag Flevolander lammeren van eigen bedrijf Incl. OB Excl. OB Incl. OB Excl. OB Lam bij geboorte 17,14 13,91 6,65 5,34 Lam 3 maanden 53,01 46,47 31,78 28,47 Lam 6 maanden 64,99 57,45 43,72 39, Geiten Onderscheid wordt gemaakt tussen zelfopgefokte en aangekochte geiten. 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 20 van 53

21 Dieren Waardering zelfopgefokte geiten Normbedragen zelfopgefokte geiten Voor de berekening van de kostprijs van een zelfopgefokte geit bij een leeftijd van 12 maanden (eerste lamdatum) wordt uitgegaan van de beginwaarde van een nuchter geitlam vermeerderd met het aanfokbedrag per week. Kostprijs en afschrijving zelfopgefokte geit Bedrag Bedrag... Incl. OB... Excl. OB... Beginwaarde nuchter geitlam 12,05 11,34 Aanfokkosten 52 weken x 2,73 ( 2,51) 141,96 130,52 Kostprijs zelfopgefokte geit bij 1 jaar (eerste lamdatum) 154,01 141,86 Restwaarde (slachtwaarde) na 5 jaar 12,50 11,79 Afschrijving is (kostprijs 1 jaar min restwaarde)/5 jaar Afschrijving per jaar 28,30 26,01 Waardering zelfopgefokte geit Normbedrag Normbedrag... Incl. OB... Excl. OB... Leeftijd tot 1 jaar: waarde nuchter geitlam 12,05 11,34 Plus aanfokbedrag per week 2,73 2,51 Leeftijd 1 tot 2 jaar 139,86 128,86 Leeftijd 2 tot 3 jaar 104,20 95,90 Leeftijd 3 tot 4 jaar 75,30 69,43 Leeftijd 4 tot 5 jaar 49,02 45,37 Leeftijd 5 tot 6 jaar 20,00 18, Waardering aangekochte geiten Normbedragen aangekochte geiten Voor de berekening van de kostprijs van een aangekochte geit wordt uitgegaan van de werkelijke aankoopprijs vermeerderd met het aanfokbedrag per week ad 2,73 ( 2,51). Kostprijs en afschrijving aangekochte geit Bedrag incl. Bedrag excl.... OB... OB... Aankoopbedrag geitlam stel als voorbeeld van 9 weken 95,00 89,62 Aanfokkosten 43 weken x 2,73 ( 2,51) 117,39 107,93 Kostprijs aangekochte geit bij 1 jaar (eerste lamdatum) 212,39 197,55 Restwaarde (slachtwaarde) na 5 jaar 12,50 11,79 Afschrijving is (kostprijs 1 jaar min restwaarde)/5 jaar Afschrijving volgende 5 jaar in dit voorbeeld 39,98 37, Nertsen Voor de waardering van zelfopgefokte nertsen en pelzen gelden de volgende normbedragen per stuk. Normbedragen nertsen Nertsen Normbedrag incl. Normbedrag excl.... OB... OB... Zelfopgefokte nerts 14,91 13,44 Pels 18,18 16,19 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 21 van 53

22 Dieren 3.7. Konijnen Voor de waardering van zelfopgefokte konijnen gelden de volgende normbedragen: Normbedragen zelfopgefokte konijnen Categorie Konijnen Normbedrag incl. Normbedrag MINAS OB... excl. OB Voedsters (inclusief niet-gespeende jongen) 4,25 3, Fokrammen 4,25 3, Opfokkonijnen (van 80 dagen tot dekken) 3,77 3, Konijnen vanaf spenen tot 80 dagen 2,67 2,42 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 22 van 53

23 Voorraad maïs en gras 4. Voorraad maïs en gras Als de voorraad zelfgeteeld veevoeder per 31 december 2007 wordt geactiveerd, gelden de hierna genoemde normbedragen voor maïs en gras in de voordroogkuil. Er wordt niet aangegeven wanneer een bedrijf een zodanige omvang heeft dat activering verplicht is. Vermelding omzetbelasting Alle geldbedragen worden vermeld inclusief omzetbelasting. De geldbedragen exclusief omzetbelasting staan tussen haakjes Voorraad maïs De voorraad in eigen bedrijf geteelde maïs wordt per 31 december gewaardeerd op 2/3 x 1.036,39 = 690,93 (2/3 x 953,94 = 635,95) per hectare. Er wordt van uitgegaan dat op 31 december 1/3 deel van de voorraad is verbruikt. Het genoemde normbedrag is gebaseerd op KWIN , waarbij er bedragen in mindering zijn gebracht vanwege werkzaamheden met eigen machines in plaats van loonwerk. Als niet uitgegaan wordt van een voorraad op basis van een bedrag per hectare, maar van de aanwezige kubieke meters in de kuil, is de waardering per m³ 15,25 ( 14,08). Bij aankoop van maïs op stam moeten naast de aankoopprijs ook de kosten van de oogstwerkzaamheden in de berekening worden opgenomen Voorraad gras Voor gras in de voordroogkuil geldt een normbedrag van 222,01 ( 204,11) per hectare per snede. Wanneer op 31 december al een gedeelte van het gras is verbruikt, kan dezelfde verdeling worden aangehouden als voor maïs is aangegeven (1/3 verbruikt, 2/3 in voorraad). Het genoemde normbedrag is gebaseerd op KWIN , waarbij er bedragen in mindering zijn gebracht vanwege werkzaamheden met eigen machines in plaats van loonwerk. Als niet uitgegaan wordt van een voorraad op basis van een bedrag per hectare per snede, maar van de aanwezige kubieke meters in de kuil, is de waardering per m³ 15,92 ( 14,64). 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 23 van 53

24 Tuinbouw 5. Tuinbouw Dit hoofdstuk behandelt allereerst de afschrijving van investeringen in bedrijfsmiddelen voor de glastuinbouw en voor de teelt van champignons. Afschrijvingsnormen voor landbouwmachines zijn te vinden in hoofdstuk 8. Vervolgens komt de waardering van champignons en aspergeopstanden aan bod. Ten slotte wordt de normering van veldinventaris voor de glastuinbouw behandeld. Vermelding omzetbelasting Alle geldbedragen worden vermeld inclusief omzetbelasting. De geldbedragen exclusief omzetbelasting staan tussen haakjes of apart in een tabel Afschrijvingsnormen glastuinbouw Geldigheid afschrijvingsnormen glastuinbouw Sinds 1 januari 1994 gelden landelijke afschrijvingsnormen voor investeringen in de glastuinbouw. Voor in gebruik genomen investeringen uit de periode 1994 tot en met 2006 moet het al gekozen afschrijvingsregime worden aangehouden 1). De afschrijvingsnormen die hierna worden genoemd, zijn van toepassing op investeringen die in gebruik zijn genomen op of na 1 januari Voor ondernemers die een gebroken boekjaar hanteren, is de ingangsdatum de aanvang van het gebroken boekjaar 2007/ ) Uiteraard moet rekening worden gehouden met het overgangsrecht van artikel 10a.3 van de Wet IB De normen gelden alleen voor investeringen in nieuwe, dus niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen. Afschrijving kan pas plaatsvinden nadat de kostprijs is gecorrigeerd met een eventuele herinvesteringsreserve, aankoopkorting, subsidie en dergelijke. Uitzonderingen Op investeringen die op grond van de Wet IB 2001 willekeurig kunnen worden afgeschreven, hoeven de hierna genoemde afschrijvingsnormen niet te worden toegepast. Wel moet rekening worden gehouden met de hierna genoemde restwaarden Afschrijvingsregime glastuinbouw Per investering kan worden gekozen voor afschrijving naar boekwaarde of afschrijving volgens de lineaire methode. Boekwaardemethode Bij afschrijving volgens boekwaarde wordt geen rekening gehouden met een eventuele restwaarde. In het jaar van ingebruikneming wordt afgeschreven naar tijdsgelang. Lineaire methode Bij de lineaire methode wordt de hoogte van de jaarlijkse afschrijving bepaald door de werkelijke kostprijs te verminderen met de restwaarde, en dit verschil te delen door de levensduur in jaren. In het jaar van ingebruikneming wordt afgeschreven naar tijdsgelang. 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 24 van 53

25 Tuinbouw In paragraaf wordt voor een groot aantal investeringen onder meer de afschrijvingsperiode gegeven. Op grond daarvan kunnen de investeringen worden verdeeld in 4 groepen. In het volgende overzicht is per groep aangegeven welke afschrijvingspercentages gelden bij toepassing van de boekwaardemethode, respectievelijk het lineaire systeem. Groep Afschrijvingsperiode in jaren Afschrijvingspercentage per jaar boekwaardemethode Afschrijvingspercentage per jaar lineair systeem Restwaarde in % (lineair systeem) Anders N.v.t. Anders N.v.t Afschrijvingsgegevens investeringen in bedrijfsmiddelen glastuinbouw Deze paragraaf geeft een overzicht van de meest voorkomende investeringen in bedrijfsmiddelen en de daarvoor overeengekomen afschrijvingsperiode. Daarnaast zijn restwaarden opgenomen, voor het geval de lineaire methode wordt toegepast. De investeringen in bedrijfsmiddelen zijn ingedeeld in 7 rubrieken: - grond en grondverbetering - bedrijfsgebouwen - (glas)opstanden - verwarmingsinstallaties - watervoorziening - andere (on)roerende zaken - inventaris Hierna worden diverse investeringen genoemd die een afzonderlijk waardeverloop hebben. Volgens constante jurisprudentie vormen opstal tezamen met onder- en omliggende grond in de regel 1 bedrijfsmiddel. Indien investeringen in de administratie afzonderlijk worden geactiveerd heeft dit niet tot gevolg dat er evenzoveel bedrijfsmiddelen ontstaan. Verder is bij het vaststellen van de normen ervan uitgegaan dat bij sloop van de opstal in de toekomst de eventuele aanmerkelijke en als duurzaam te beschouwen waardeverandering van de grond niet wordt gerealiseerd doch dat de grond dienstbaar blijft aan de onderneming (zie onder andere BNB 1963/6* en V-N 2007/39.14). Het navolgende afschrijvingsschema is gebaseerd op artikel 3.30 Wet IB De toets met artikel 3.30a Wet IB 2001 (onder meer bodemwaarde van 50% van de WOZ-waarde bij een gebouw in eigen gebruik) moet na toepassing van het afschrijvingsschema plaatsvinden. De glastuinbouw kenmerkt zich door investeringen in glasopstanden die een relatief korte levensduur hebben. Daarnaast geldt in zijn algemeenheid een vrij hoog bebouwingspercentage van de opstanden in relatie tot de grond. Voorts is de waarde van tuinbouwgrond in de afgelopen decennia sterk gestegen. Door de werking van de landbouwvrijstelling is die waardestijging in beginsel onbelast. De afschrijvingsbeperking van artikel 3.30a Wet IB 2001 heeft binnen de 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 25 van 53

26 Tuinbouw glastuinbouw doorgaans tot gevolg dat afschrijving op glasopstanden slechts in beperkte mate kan plaatsvinden. Immers, de waardedaling van de glasopstanden wordt veelal teniet gedaan door de in beginsel onbelaste waardestijging van de grond. Teneinde een in de uitvoeringspraktijk werkbare regeling te hanteren die strookt met de economische realiteit, is het volgende overeengekomen. Voor de berekening van de afschrijvingsbeperking van artikel 3.30a Wet IB 2001 wordt de boekwaarde van de glasopstand extra-comptabel vermeerderd met het verschil tussen de WOZ-waarde en de boekwaarde van de ondergrond van de glasopstand. De extra-comptabele ophoging van de boekwaarde is alleen van toepassing voor zover het verschil tussen de WOZ-waarde en de boekwaarde van de ondergrond van de glasopstand door de werking van de landbouwvrijstelling een onbeclaimde meerwaarde bevat. De herrekende boekwaarde geldt uitsluitend als extra-comptabele rekengrootheid ter bepaling van de mogelijke beperking van de omvang van de afschrijving op de glasopstand. De afspraak is van toepassing op ten behoeve van de landbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde ondergrond van glasopstanden, voor zover de ondergrond in het kalenderjaar is aangewend binnen het kader van de uitoefening van een landbouwbedrijf in eigenlijke zin. Deze afspraak geldt dus niet voor zover de waardeveranderingen van de ondergrond in het kalenderjaar zelf niet onder de landbouwvrijstelling vallen. Voorbeelden Ter toelichting volgt hierna een tweetal voorbeelden uitgedrukt in euro s per m². Voorbeeld 1 - boekwaarde grond laag t.o.v. WOZ-waarde - landbouwvrijstelling van toepassing op de gehele waardestijging van de grond - afschrijving volgens artikel 3.30 Wet IB 2001 bedraagt 10 Boekwaarde vóór afschrijving WOZ-waarde grond 4 grond 60 glasopstand 58 glasopstand 70 totaal 62 totaal 130 uitwerking zonder toepassing afspraak: De boekwaarde van de glasopstand (inclusief grond) van 62 is niet hoger dan de bodemwaarde van 65 (50% van 130). Afschrijving op basis van artikel 3.30a, eerste lid, Wet IB 2001 is niet mogelijk. uitwerking volgens afspraak: De boekwaarde van de glasopstand (inclusief grond) van 62 wordt extracomptabel opgehoogd met de onbeclaimde meerwaarde ten opzichte van de WOZ-waarde van de grond. Die bedraagt 56, te weten 60 (WOZ-waarde grond) minus 4 (boekwaarde van de grond). De extra-comptabele boekwaarde bedraagt dan 118 ( ). Omdat de extra-comptabel opgehoogde boekwaarde (118) meer bedraagt dan de bodemwaarde (65) is een beperking van de afschrijving op basis van artikel 3.30a, eerste lid, Wet IB 2001 niet aan de orde. De afschrijving bedraagt dus januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 26 van 53

27 Tuinbouw Voorbeeld 2 - als voorbeeld 1 echter de landbouwvrijstelling is gedeeltelijk van toepassing; de beclaimde meer-waarde (bijvoorbeeld door afboeking herinvesteringsreserve of verhuur in het verleden) bedraagt 20 - landbouwvrijstelling is in het kalenderjaar van toepassing uitwerking zonder afspraak: Zie voorbeeld 1. uitwerking volgens afspraak: De boekwaarde van de glasopstand (inclusief grond) 62 wordt extracomptabel opgehoogd met de onbeclaimde meerwaarde ten opzichte van de WOZ-waarde van de grond. De onbeclaimde meerwaarde beloopt 36, te weten 56 (zie hiervoor) minus 20 (beclaimde deel). De extra-comptabele boekwaarde bedraagt dan 98 ( ). Omdat de extra-comptabel opgehoogde boekwaarde (98) meer bedraagt dan de bodemwaarde (65) is een beperking van de afschrijving op basis van artikel 3.30a, eerste lid, Wet IB 2001 niet aan de orde. De afschrijving bedraagt dus 10. Grond en grondverbetering glastuinbouw Soort grond... Afschrijvingsperiode (j)... Restwaarde (%)... Grond Drainage/onderbemaling 14 2 Erfverharding 14 2 Beschoeiing 14 2 Betonpaden en vloeren 14 2 Bedrijfsgebouwen glastuinbouw Soort gebouw... Afschrijvingsperiode (j)... Restwaarde (%)... Bedrijfsruimte, kantine, ketelhuis 14 2 Garage, schuur 24 4 (Glas)opstanden Soort (glas)opstand... Afschrijvingsperiode (j)... Restwaarde (%)... Warenhuizen, kassen 14 2 Plastic kassen/tunnels, inclusief folie 7 2 Schaduwhallen, inclusief gaas 7 2 Toelichting Toelichting: plastic kassen of tunnels en schaduwhallen worden inclusief folie, respectievelijk gaas geactiveerd en afgeschreven. De kosten van vervanging van folie en gaas worden direct ten laste van het resultaat gebracht. Verwarmingsinstallaties glastuinbouw 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 27 van 53

28 Tuinbouw Soort verwarmingsinstallatie Afschrijvingsperiode Restwaarde (%)... (j) Ketelhuisinstallatie, noodstroomaggregaat 11 1 Verwarmingsbuizennet 14 2 Warmteopslagtank 11 1 Rookgascondensor 11 1 Warmtekrachtinstallatie, T.E.-installatie 11 1 Betonvloerverwarming 14 2 CO 2 -apparatuur 7 2 Heteluchtkanon 7 2 Stoomapparatuur inclusief afzuigsysteem, grondverwarming, bedverwarming en koeling 11 1 Toelichting Toelichting: de kosten van stoomdoeken en -zeilen worden direct ten laste van het resultaat gebracht. Watervoorziening glastuinbouw Soort watervoorziening Afschrijvingsperiode Restwaarde (%)... (j) Substraatinstallatie 1) 4 0 Bron inclusief pomp, leidingen en overige watervoorzieningen/waterbehandeling 7 2 Toelichting Toelichting: de kosten van het egaliseren van grond voor substraatteelten worden direct ten laste van het resultaat gebracht. Steenwolmatten, met uitzondering van 2-jarige substraatmatten, en folie voor de substraatteelt zijn vanwege de diversiteit in gebruik niet genormeerd. 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 28 van 53

29 Tuinbouw Andere (on)roerende zaken glastuinbouw Soort (on)roerende zaak Afschrijvingsperiode Restwaarde (%)... (j) Koelcellen 14 2 Vaste tafels, roltafels, rolcontainers 11 1 Waterbassins, watertanks, betonnen waterreservoirs 11 1 Klimaatcomputers 7 2 Scherminstallaties, exclusief doek 7 2 Schermdoeken 1) 4 0 Assimilatie-installaties 7 2 Lampen 1) 3 0 Cyclische belichting 7 2 Inventaris glastuinbouw Soort inventaris Afschrijvingsperiode Restwaarde (%)... (j) Machines 2) 7 2 Intern transport 11 1 Aanhangwagens 7 2 Gewasbeschermingsapparatuur, hogedrukspuiten, spuitbomen 7 2 Bedrijfscomputers 5 0 1) 2) Deze investeringen zijn geen zogeheten 'andere bedrijfsmiddelen' in de zin van artikel 3.30, tweede lid van de Wet IB 2001, maar vormen voor de bepaling van het afschrijvingspercentage een onderdeel van het gebouw. Tot machines worden gerekend werktuigen voor het verwerken van grond, zaai- en plantmachines alsmede sorteer- en verwerkingsmachines, al of niet computergestuurd. In artikel 3.30, tweede lid, van de Wet IB 2001 is bepaald dat voor zogeheten 'andere bedrijfsmiddelen' de afschrijving ten hoogste 20% van de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel bedraagt. De hierna genoemde bedrijfsmiddelen hebben evenwel objectief bezien een kortere levensduur, waardoor afwaardering op lagere bedrijfswaarde mogelijk is. Soort bedrijfsmiddel Levensduur in Restwaarde (%)... jaren anjers 3 0 gerbera s 3 0 bouvardia s jarige substraatmatten 2 0 De afschrijving/waardering op lagere bedrijfswaarde van deze investeringen vindt ultimo het boekjaar plaats door de aanschaffings- of voortbrengingskosten rechtevenredig te verdelen over de levensduur van de investeringen. 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 29 van 53

30 Tuinbouw Voorbeeld Aanschaffingskosten 2-jarige substraatmatten , in gebruik genomen per 1 december Afschrijvingskosten/afwaardering per 31 december ( : 2 = x 1/12) Afschrijvingsnormen champignonteelt Geldigheid afschrijvingsnormen champignonteelt Sinds 1 januari 2002 gelden landelijke afschrijvingsnormen voor investeringen gebruikt voor de teelt van champignons. Voor in gebruik genomen investeringen uit de periode 2002 tot en met 2006 moet het al gekozen afschrijvingsregime worden aangehouden 1). De afschrijvingsnormen die hierna worden genoemd, zijn van toepassing op investeringen die in gebruik zijn genomen op of na 1 januari Voor ondernemers die een gebroken boekjaar hanteren, is de ingangsdatum de aanvang van het gebroken boekjaar 2007/ ) Uiteraard moet rekening worden gehouden met het overgangsrecht van artikel 10a.3 van de Wet IB De normen gelden alleen voor investeringen in nieuwe, dus niet eerder gebruikte bedrijfsmiddelen. Afschrijving kan pas plaatsvinden nadat de kostprijs is gecorrigeerd met een eventuele herinvesteringsreserve, aankoopkorting, subsidie en dergelijke. Uitzonderingen Op investeringen die op grond van de Wet IB 2001 willekeurig kunnen worden afgeschreven, hoeven de hierna genoemde afschrijvingsnormen niet te worden toegepast. Wel moet u rekening houden met de hierna genoemde restwaarden Afschrijvingsregime champignonteelt De hoogte van de jaarlijkse afschrijving wordt bepaald door de werkelijke kostprijs te verminderen met de restwaarde, en dit verschil te delen door de levensduur in jaren. In het jaar van ingebruikneming wordt afgeschreven naar tijdsgelang Afschrijvingsgegevens investeringen in bedrijfsmiddelen champignonteelt Deze paragraaf geeft een overzicht van de meest voorkomende investeringen in bedrijfsmiddelen en de daarvoor overeengekomen afschrijvingsperiode. Daarnaast zijn de afschrijvingspercentages en restwaarden opgenomen. Hierna worden diverse investeringen genoemd die een afzonderlijk waardeverloop hebben. Volgens constante jurisprudentie vormen opstal tezamen met onder- en omliggende grond in de regel 1 bedrijfsmiddel. Indien investeringen in de administratie afzonderlijk worden geactiveerd heeft dit niet tot gevolg dat er evenzoveel bedrijfsmiddelen ontstaan. Verder is bij het vaststellen van de normen ervan uitgegaan dat bij sloop van de opstal in de toekomst, de eventuele aanmerkelijke en als duurzaam te beschouwen waardeverandering van de grond niet wordt gerealiseerd 1 januari 2008 Landelijke Landbouwnormen 2007 Pagina 30 van 53