Engels niveau 1 en 2. Spreken en gesprekken voeren A1 A2

Transcriptie

1 Engels niveau 1 en 2 Spreken en gesprekken voeren A1 A2 Naam:.. SLB groep Cohort. Studentnummer.. Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 1

2 Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 2

3 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Bladzijde Informatie voor de 4 student Lesschema 5 Taaltaak 1 6 Taaltaak 2 7 Taaltaak 3 8 Taaltaak 4 9 Taaltaak 5 10 Theorie: omgaan met 11 getallen Taaltaak 6 12 Theorie: telefoneren 13 Taaltaak 7 14 Taaltaak 8 15 Theorie: telwoorden 16 Taaltaak 9 17 Taaltaak Taaltaak Taaltaak Taaltaak Taaltaak Taaltaak Taaltaak Eindopdracht 25 Theorie: weet je het nog? 28 Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 3

4 Instructie voor de student - Lees de grammatica voor je gaat spreken. - Bereid de gesprekken voor. Zoek de woorden op die je nodig hebt. Voer de gesprekken met een andere student. Af en toe voer je een gesprek met je docent. Print alleen de taaltaken die je moet inleveren. De rest bewaar je digitaal. - Volg het lesschema op blz. - Let op: je maakt in totaal 10 taaltaken naar keuze. Hiervan zijn 6 minimaal op A2 niveau. - Vermeld op elke taaltaak je naam, slb-groep en de titel v.d. taak en lever die in bij je taaldocent. Je eigen woordenlijst - Bij elke taaltaak maak je ook een woordenlijst die je ook moet inleveren. Dus: Welke nieuwe woorden heb je moeten opzoeken? Schrijf ze op met de betekenis in het Nederlands. Woorden leren - Elke week leer je ook 10 woorden uit de woordenlijst die je van school hebt gekregen. Je hoort van je docent welke woorden je moet leren. Natuurlijk leer je ook je eigen woorden! Dit kun je op een leuke manier doen met het programma Overhoor. Gratis te downloaden op: De eindopdracht - De eindopdracht is je tentamen. Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 4

5 Lesschema Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 5

6 Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 6

7 Taaltaak 1- niveau A1 Introduceren, afscheid nemen Introducing yourself / Saying goodbye Als iemand uit Groot-Brittannië zich aan een ander wil voorstellen zegt hij of zij: How do you do? of Pleased to meet you. of Nice to meet you. en daarna zijn of haar naam. Als antwoord zeg je ook een van de bovenste drie zinnen en daarna je naam. Je kunt ook met je naam beginnen en daarna een van de drie mogelijkheden gebruiken: Roel van Esdonk, nice to meet you. Als je afscheid van iemand wilt nemen, kun je een van de volgende zinnen gebruiken: Goodbye. It was very nice to meet you. Bye. It was nice meeting you. Bye. It was great seeing you again. See you next week. I ve got to go. Bye. See you. Have a nice weekend. Situatie: Je gaat je voorstellen aan een andere student. Taak: Tips: Kijk voor spreektips in de vaklokalen van en in je grammaticareader. Je werkt samen met een medeleerling. Bereid het gesprek voor, zodat je het in het Engels kunt voeren. Bedenk allebei tenminste 10 vragen. Schrijf de Engelse zinnen op. Voer het gesprek twee keer. Wissel de tweede keer van rol. Lever de schriftelijke voorbereidingen in bij je docent. Gesprek: Je kunt vragen stellen over de volgende onderwerpen: o o o o o Naam Beroep of hobby Gezinsleden ( bijv. hun naam, beroep) Het soort huis waarin hij/zij woont De inrichting van de woon- of slaapkamer Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 7

8 Taaltaak 2- niveau A1 Iets over jezelf vertellen Uit de Vries Taal Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 8

9 Taaltaak 3- niveau A1 Vakantiegesprekken Situatie: Als je in het buitenland op vakantie bent, praat je natuurlijk vaak over vakantie. In deze opdracht voer je een paar korte vakantiegesprekken Tips: Kijk voor spreektips in de vaklokalen van en in je grammaticareader. Taak: Voer vier vakantiegesprekken met een klasgenoot. Gebruik het gesprekje hieronder als voorbeeld. Bereid je vragen eerst voor, zodat je het in het Engels kunt voeren. Schrijf de Engelse zinnen op. Voer het gesprek met twee klasgenoten. Wissel telkens van rol. Als je klaar bent, kies je twee gesprekken uit. Laat deze horen aan je docent. Voorbeeld gesprek:: Leerling A: Where do you want to go on holiday? Leerling B: Let s go to Holland. Leerling A: What do you want to do in Holland? Leerling B: I want to go cycling. Leerling A: What do you want to eat? Leerling B: I want to eat Dutch cheese. Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 9

10 Taaltaak 4- niveau A1 Gesprek met een cliënt. Situatie: Mrs Jameson is cliënt van een verpleeghuis. Ze heeft heupklachten (pain in her hip). Het is ochtend en Mrs Jameson ligt in bed. Mary komt haar 'wekken', klaarmaken voor de dag, en ondertussen babbelen ze. Tips: Kijk voor spreektips in de vaklokalen van Gebruik de voorbeelden in je grammaticareader. Gebruik de voorbeelden in de theorie hierboven. Mary stelt onder andere deze vragen: - Did you sleep well? - Where are they going? - Did you drink enough yesterday? - At what time do they come and turn you? Taak: Werk samen met een medeleerling. Bedenk ieder nog vier of vijf andere vragen die je aan Mrs Jameson zou kunnen stellen. Je kunt bijvoorbeeld doorvragen over haar heupklachten, maar bedenk ook vragen over andere onderwerpen. Schrijf je vragen op. Voer samen een gesprekje. Jij stelt je eerste vraag aan je medeleerling. Deze antwoordt. Je stelt je volgende vraag, je krijgt weer antwoord. Zo komen al je vragen aan de beurt. Voer nog een gesprekje, maar nu met de rollen omgedraaid. Je medeleerling stelt zijn of haar eerste vraag aan jou, jij antwoordt. Ga door tot alle vragen van je medeleerling in het gesprekje zijn genoemd. Lever de schriftelijke vragen in bij je docent. Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 10

11 Taaltaak 5- niveau A1 Hulp aanbieden Situatie: Anne valt op straat. Je loopt snel naar haar toe en vraagt hoe het met haar is Taak: Tips: Kijk voor spreektips in de vaklokalen van Gebruik de voorbeelden in je grammatica reader. Gebruik de voorbeelden in de theorie hierboven. Werk samen met een medeleerling. Bereid het volgende gesprek voor, zodat je het in het Engels kunt voeren. Schrijf de Engelse zinnen op. Voer het gesprek twee keer. Wissel de tweede keer van rol. Lever de schriftelijke voorbereidingen in bij je docent. Gesprek: 1. Student: [Wat is er gebeurd?] 2. Anne: I must have slipped on this banana peel! 3. Student: [Nee maar! Doet het pijn?] 4. Anne: Well, I hit my nose and my left knee really hurts. 5. Student: [Je neus bloedt.] 6. Anne: You're right. Do you have a tissue? 7. Student: [Alsjeblieft. En hoe is het met je rechterhand?] 8. Anne: My right hand? 9. Student: [Kijk maar. Je hebt een nare snijwond op je rechterhand.] 10. Anne: Maybe I'd better go see a doctor. 11. Student: [Kun je lopen? Kun je je linkerknie buigen?] 12. Anne: Yes, I think it's okay. 13. Student: [Ik loop met je mee.] 14. Anne: Thank you Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 11

12 Omgaan met getallen praten over tijd Hoe laat is het? Weet u hoe laat het is? Het is 2 uur. Het is half 3. Het is kwart voor 3. Het is 9 uur 's morgens. De vergadering begint om 5 voor half 2. Je moet hier om 12 uur 's middags zijn. Wat dacht u van 10 uur 's morgens? We werken van half 9 tot 5 met een pauze van 20 minuten. What time is it? Have you got the time? It's two o'clock. It's half past two. It's a quarter to three. It's nine a.m. The meeting starts at twenty-five past one. You need to be here at midday / noon. How about 10 a.m.? We work from 8.30 a.m. to 5 p.m. with a 20- minute break. Ik heb een afspraak om half 11. I have an appointment at Hoe laat begint u meestal? We stoppen meestal om 6 uur. What time do you usually start? We usually finish at six. Opdracht: Maak Taaltaak 6. Deze kun je vinden op de volgende bladzijde. Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 12

13 Taaltaak 6- niveau A1 Een afspraak verzetten Situatie: Je belt het Leeds Central Hospital om een afspraak te verzetten. Tips: Kijk voor spreektips in de vaklokalen van Gebruik de voorbeelden in je grammatica reader. Gebruik de voorbeelden in de theorie hierboven. Taak: Werk samen met een medeleerling. Bereid het volgende gesprek voor, zodat je het in het Engels kunt voeren. Schrijf de Engelse zinnen op. Voer het gesprek twee keer. Wissel de tweede keer van rol. Lever de schriftelijke voorbereidingen in bij je docent. Gesprek: 1. Receptionist: Good afternoon. Leeds Central Hospital. Can I help you? 2. Visitor: [Hallo, u spreekt met (je eigen naam). We hadden om 3 uur een afspraak (appointment).] 3. Receptionist: Yes, that's right. 4. Visitor: [We hebben een vertraging (delay). Is het goed als we om 4 uur komen?] 5. Receptionist: Sorry, I can't hear you very well. It's a very bad line. 6. Visitor: [Is het goed als we om 4 uur komen?] 7. Receptionist: Yes, that's okay. 8. Visitor: [Dank u wel. Tot 4 uur dan.] 9. Receptionist: Okay. Bye. 10. Visitor: (Tot ziens) Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 13

14 Telefoneren Telefoongesprek aannemen en beëindigen (EN) Telefoneren Gesprek aannemen Goedemorgen, DTI. Met Mary. U spreekt met Jeremy Best. Waarmee kan ik u van dienst zijn? Good morning, DTI. Mary speaking. This is Jeremy Best speaking. How may I help you? Met Tom, de assistent van mevrouw Brown. Tom speaking. I'm Mrs Brown's assistant. Met wie spreek ik? Who's calling? Mag ik u vragen namens welk bedrijf u belt? May I ask you what company you're calling from? Gesprek beëindigen Bedankt voor het bellen. Bedankt voor het bellen. Ik bel u nog terug. Dag. U hoort zo spoedig mogelijk van ons. Thank you for calling. Thanks for calling. I'll call you later. Goodbye. You will be hearing from us as soon as possible. Bel gerust terug als u nog vragen hebt. Just call again if you have any other questions. Opdracht: Maak Taaltaak 7 en Taaltaak 8. Deze kun je vinden op de volgende bladzijden. Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 14

15 Taaltaak 7- niveau A1 Een sollicitatieformulier aanvragen Situatie: Kate Holmes belt met het ABC Therapy Centre. Ze wil een sollicitatieformulier ontvangen. Tips: Kijk voor spreektips in de vaklokalen van Gebruik de voorbeelden in je grammatica reader. Gebruik de voorbeelden in de theorie hierboven. Taak: Werk samen met een medeleerling. Bereid het volgende gesprek voor, zodat je het in het Engels kunt voeren. Schrijf de Engelse zinnen op. Voer het gesprek twee keer. Wissel de tweede keer van rol. Lever de schriftelijke voorbereidingen in bij je docent. Gesprek: 1. Receptionist: [Goedemorgen. ABC Therapy Centre. Hoe kan ik u helpen?] 2. Kate: I would like to speak to Jane Watson, please. 3. Receptionist: [Het spijt me, maar ze is momenteel niet aanwezig.] 4. Kate: Oh, I'm sorry to hear that. 5. Receptionist: [Kan ik u misschien helpen?] 6. Kate: I just wanted to ask if I could have an application form for your vacancy for a learning disability nurse. 7. Receptionist: [Ik stuur u wel een formulier toe. Mag ik uw naam en adres?] 8. Kate: Kate Holmes, 12 Chisolm Close, Manchester, MN2 6PR. 9. Receptionist: [Kunt u de naam van de straat spellen?] 10. Kate: Chisolm, C-H-I-S-O-L-M, new word, Close, C-L-O-S-E. 11. Receptionist: [Dank u wel. Ik stuur u vanmiddag het formulier toe.] 12. Kate: Thank you. Goodbye. Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 15

16 13. Receptionist: (Tot ziens) Taaltaak 8- niveau A1 Gesprek met een moeder Situatie: Kitty werkt op een kinderdagverblijf. Ze heeft een gesprek met de moeder van John. John is die ochtend gevallen. Tips: Kijk voor spreektips in de vaklokalen van Gebruik de voorbeelden in je grammatica reader. Gebruik de voorbeelden in de theorie hierboven. Taak: Werk samen met een medeleerling. Bereid het volgende gesprek voor, zodat je het in het Engels kunt voeren. Schrijf de Engelse zinnen op. Voer het gesprek twee keer. Wissel de tweede keer van rol. Lever de schriftelijke voorbereidingen in bij je docent. Gesprek: 1. Kitty: [Begroet Johns moeder.] 2. John's mother: Hello. How did it go today? 3. Kitty: [Zeg dat het een drukke ochtend was en dat John is gevallen.] 4. John's mother: Oh dear! What happened? 5. Kitty: [Zeg dat John is gestruikeld (stumbled) en op zijn arm is gevallen.] 6. John's mother: Poor thing! Does his arm hurt? 7. Kitty: [Zeg dat het geen pijn doet. Hij heeft wel een blauwe plek (bruise).] 8. John's mother: He didn't fall on his head, did he? 9. Kitty: [Zeg dat hij zijn hoofd niet heeft bezeerd.] 10. John's mother: That's a relief. Did he cry a lot? 11. Kitty: [Zeg dat hij nauwelijks heeft gehuild en verder die dag fijn heeft gespeeld.] 12. John's mother: Thank you for telling me! Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 16

17 13. Kitty: (Zeg graag gedaan ) Telwoorden Hoofdtelwoord Rangtelwoord Afkorting rangtelwoord one first 1st two second 2nd three third 3rd four fourth 4th five fifth 5th six sixth 6th seven seventh 7th eight eighth 8th nine ninth 9th ten tenth 10th eleven eleventh 11th twelve twelfth 12th thirteen thirteenth 13th fourteen fourteenth 14th fifteen fifteenth 15th sixteen sixteenth 16th seventeen seventeenth 17th eighteen eighteenth 18th nineteen nineteenth 19th twenty twentieth 20th twenty-one twenty-first 21st thirty thirtieth 30th Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 17

18 forty fortieth 40th fifty fiftieth 50th sixty sixtieth 60th seventy seventieth 70th eighty eightieth 80th ninety ninetieth 90th a / one hundred a / one hundredth 100th Taaltaak 9- niveau A2 Gesprek met een collega Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 18

19 Taaltaak 10- niveau A2 Gesprek met je leidinggevende Situatie: Sue overlegt met haar leidinggevende Ann. Ze praten over het juiste gebruik van een aantal medicijnen. Tips: Kijk voor spreektips in de vaklokalen van Gebruik de voorbeelden in je grammatica reader. Gebruik de voorbeelden in de theorie hierboven. Taak: Gesprek: 1. Ann: Dag, Sue. Heb je even tijd? 2. Sue: Zeker. Ik wilde u ook wat dingen vragen. 3. Ann: Mooi. Ben je vandaag bij Mrs Wilson geweest? 4. Sue: Ja, dat ben ik. Haar wond geneest goed. 5. Ann: Dat is goed nieuws. De dokter heeft haar extra vitamines gegeven, omdat ze zo vaak verkouden is. 6. Sue: Hoeveel vitaminepillen moet ze nemen? 7. Ann: Een à twee pillen per dag. 8. Sue: Hoe zit het met haar andere medicijnen? 9. Ann: Ze had moeite met het doorslikken van de grote pijnstillers. Nu krijgt ze Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 19

20 poeders. 10. Sue: Hoe moet ik haar die poeders geven? 11. Ann: Je kunt de poeders oplossen in een glas water. Ze moet ze drie keer per dag nemen. 12. Sue: Oké. Nu is alles duidelijk, denk ik. 13. Ann: Goed zo. Vergeet niet dat je altijd bij mij kunt aankloppen als je vragen hebt. 14. Sue: Dank u wel! Taaltaak 11- niveau A2 Gesprek met een collega - Ierland Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 20

21 Taaltaak 12 niveau A2 Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 21

22 De uitspraak van letters Letters Uitspraak Bedenk zelf een woord dat begint met.. A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z ee bie sie die ie ef dzjie eetsj aaj dzjee kee el em en ooh pie kjoe aah es tie joe vie dabl joe eks waaj zed / zie (AmE) Taaltaak 13 niveau A2 Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 22

23 Iemand uitnodigen Taaltaak 14- niveau A2 BELLEN NAAR EEN LEISURE CENTRE Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 23

24 Taaltaak 15- niveau A2 AAN DE BALIE Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 24

25 Taaltaak 16- niveau A2 IEMAND UITNODIGEN VOOR EEN FEEST Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 25

26 Eindopdracht- niveau A2 Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 26

27 IEMAND UITNODIGEN VOOR EEN FEEST Opdracht Deze opdracht is een groepsopdracht. Een groep bestaat uit minimaal twee en maximaal vier mensen. Lees eerst de opdracht helemaal door. Bekijk daarna hoeveel tijd iedere stap kost. Op grond van die tijdbelasting verdeel je de taken. Zorg dat iedereen ongeveer evenveel doet. Vertrekpunt Er wordt heel wat afgekletst in de wereld en hoe handiger je praat, hoe verder je komt. En niet alleen met vrienden en bekenden, ook in je werk. In deze opdracht ga je oefenen met smalltalk: met cliënten praten over gewone dingen. Doel In deze groepsopdracht ga je: drie smalltalk-situaties beschrijven; een lijst met smalltalk-onderwerpen maken; oefenen en nog eens oefenen. Maak je lijst met onderwerpen in het Engels (trefwoorden). Als je op internet naar informatie zoekt: graag vooral Engelse sites bezoeken. Het oefenen gaat natuurlijk in het Engels. Opdracht De opdracht bestaat uit vier stappen: 1. Beschrijf drie smalltalk-situaties Wat is smalltalk eigenlijk? Wanneer gebruik je smalltalk? Bedenk zo veel mogelijk situaties waarin smalltalk een rol speelt. Selecteer drie situaties waarin smalltalk echt heel belangrijk is en schrijf ze op. 2. Maak een lijst met smalltalk-onderwerpen Maak een lijst met 15 smalltalk-onderwerpen. Bijvoorbeeld 'football' of 'fashion'. Schrijf achter ieder onderwerp een aantal trefwoorden (in het Engels). Het moeten woorden zijn die direct of indirect met het onderwerp te maken hebben. Als je 'football' hebt gekozen, schrijf je bijvoorbeeld 'transfers', 'Champions League' en 'sponsoring' op. Deze trefwoorden gaan je helpen straks het gesprek op gang te houden. 3. Lees achtergrondinformatie Lees de tekst hieronder. Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 27

28 1. Hou je mond en luister. Luisteren is een kunst. Als je alsmaar praat, kom je niks te weten over je gesprekspartner. 2.Stel jezelf altijd met je naam voor, ook al denk je dat de anderen weten wie je bent: 'I don't think we've met. I'm Queen Elizabeth II.' Het is elegant en slim. Het is erg gênant als je zegt: 'Weet je nog wie ik ben?' en je gesprekspartner heeft geen idee. 3. Stel eenvoudige vragen: heb je nog plannen voor de vakantie? En luister daarna. Toon echte interesse, de meeste mensen vinden dat heel prettig. 4. Gebruik lichaamstaal: kijk mensen aan als je met ze praat. Niets zo erg als een gesprek voeren met iemand die steeds om zich heen staat te kijken. 5. Onderschat smalltalk niet, ook al vinden veel mensen het 'gebabbel', 'saai' of 'oppervlakkig'. Tijdens een praatje kun je toch iets van jezelf laten zien, wat bij echte besprekingen niet altijd lukt. 6. Hou het luchtig. Als het gesprek de verkeerde kant op gaat, moet je van onderwerp veranderen. De meeste mensen praten graag over hun kinderen en het weer is ook altijd een dankbaar onderwerp. Sport, ook een goed onderwerp. 7. Vermijd pijnlijke onderwerpen: huwelijk, scheiding, geloof, politiek. Dat zijn interessante onderwerpen maar niet voor smalltalk. Begin over een ander onderwerp als je gesprekspartner zich ongemakkelijk lijkt te voelen. 8. Wees bescheiden en laat de ander de lengte van het gesprek bepalen. Als je elkaar nog eens ontmoet zal het een warm weerzien zijn. 4. Voer smalltalk-gesprekken Bereid een gesprek voor tussen twee mensen die elkaar voor het eerst ontmoeten, A en B. Kies een situatie uit de drie situaties die je hebt voorbereid in stap 1. A en B voeren een gesprek. Hou je lijst met onderwerpen bij de hand. Als je met zijn drieën bent, is C de toeschouwer. Die let op het Engels en op hoe A en B met elkaar omgaan. Gaat het goed, is het een vlot gesprek of van het type 'hangen en wurgen'? Wissel van rol. Ieder van jullie moet minstens twee keer alle rollen gespeeld hebben. Bespreek met elkaar hoe je het vond gaan. 5. Laat het gesprek zien aan je klas Vertel in het Engels aan de klas waarom jullie deze situatie hebben gekozen. Vertel in het Engels waarom je deze onderwerpen bespreekt. Laat het gesprek zien aan je klas. Bronnen Voor meer informatie ga je naar: Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 28

29 Ask Men, specialists in small talk; e-how on small talk; BBC Learning English Tips Spreek vrijuit, schaam je niet. Spreek niet te snel. Iedereen maakt fouten, maar dat is bij smalltalk niet belangrijk, het gaat erom of het gesprek loopt. Taalcompetenties In deze groepsopdracht komen de volgende taalcompetenties aan bod: A2 Gesprekken voeren Kan in beperkte mate sociale contacten onderhouden met collega's en bezoekers. A2 Schrijven Kan met behulp van standaardformuleringen routinematige zaken noteren. A2 Lezen Kan in korte, eenvoudige teksten over onderwerpen gerelateerd aan eigen werk of levenssfeer specifieke informatie vinden. Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 29

30 WEET JE HET NOG? Hoe maak je een Engelse vraagzin? Vragen met can, will, am, is, are, was, were Kijk naar de volgende voorbeelden. Kan ik je helpen? Can I help you? Zul je me roepen? Will you call me? Ben ik welkom? Am I welcome? Waren de winkels open? Were the shops open? Je ziet dat de Engelse vragen bijna hetzelfde zijn als de Nederlandse. Vragen met do, does, did Kijk naar de volgende voorbeelden. Werk je van 9 tot 5? Do you work from 9 to 5? Drinkt ze veel? Does she drink a lot? Vroeg je naar de weg? Did you ask the way? In deze vraagzinnen staat in het Nederlands één werkwoord, terwijl je in het Engels do, does of did toevoegt. Na do, does of did staat altijd het hele werkwoord, dus zonder -s of -ed. Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 30

31 Vragen, stellen Asking questions Er zijn twee soorten vragen: 1. Vragen waarop je met yes of no kunt antwoorden: Are you ready? No, I m not. 2. Vragen die beginnen met een vraagwoord: what, where, when, who, which, how: Where do you work? - In London. Yes/no-vragen kunnen beginnen met: a. Een hulpwerkwoord (een vorm van be of have, can, should, may en dergelijke): Is John here? Have you seen Sarah? May I speak to Paul? b. Een vorm van do. In de simple present gebruik je do (bij I, you, we, they) of does (bij he, she, it). In de simple past gebruik je did: Do you work here? Does he live here? Did Susan go on holiday last year? Je kunt ook vragen stellen met not. Zulke vragen stel je: a. als je iemand een voorstel of suggestie wilt doen: Why don t you go to the cinema with us? b. als je wilt nagaan of iets is zoals je denkt dat het is: Doesn t Mark work in the same department as you? Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 31

32 Afspraak Making an appointment Hieronder vind je enkele zinnen die je kunt gebruiken om een afspraak met iemand te maken. De voorbeelden gaan van formeel tot redelijk informeel: I would like to make an appointment with you. Would next week be convenient? Shall we make an appointment for next week? Let s make an appointment. How about next week? Shall we meet next week? Let s meet. Is next week okay? Spreken en Gesprekken voeren niveau 1-2: ERK A1-A2 32