Tweede Kamer der Staten-Generaal

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Regels met betrekking tot waterschappen (waterschapswet) Nr. 17 VIJFDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 10 mei 1990 Het gewijzigd voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 1. Na ARTIKEL 2.24 wordt een nieuw artikel ingevoegd luidende: ARTIKEL2.24A In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of besloten over: a. de toelating van nieuwe leden; b. de vaststelling en wijziging van de begroting en de vaststelling van de rekening; c. de invoering, wijziging en afschaffing van een waterschapsbe lasting, en d. de benoeming en het ontslag van leden van het dagelijks bestuur met uitzondering van de voorzitter. 2. Artikel 2.39 wordt vervangen door: De secretaris van het water schap wordt door het algemeen bestuur benoemd. 3. In ARTIKEL 3.13, tweede lid, eerste volzin wordt «het waterschap zijn taak uitoefent» vervangen door: de zetel van het waterschapsbestuur is gevestigd. 4. In ARTIKEL 4.2 wordt de punt aan het slot van het eerste lid vervangen door: en, behoudens in geval van ontheffing door gedepu teerde staten, een meerjarenraming voor tenminste vier op het begro tingsjaar volgende jaren. 5. In ARTIKEL 4.3, eerste lid, wordt «de nota betreffende de finan ciële toestand» vervangen door: de in artikel 4.2, eerste lid, genoemde stukken. 6. In ARTIKEL 4.4 wordt «en» vervangen door een komma en wordt na «begrotingswijzigingen» ingevoegd: en de meerjarenraming F ISSN SDU uitgevenj 's Gravenhage 1990 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 17

2 7. ARTIKEL4.11 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt vóór «het beheer» ingevoegd: op. 2. De punt aan het slot van het tweede lid wordt vervangen door:, dat behalve de verklaring bij de rekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid. 8. In ARTIKEL 4.21 worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1. In het eerste lid vervalt, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel b door een punt, onderdeel c. 2. Het tweede lid wordt vervangen door: 1. Onverminderd het overigens in dit hoofdstuk bepaalde geschieden de heffing en de invordering van waterschapsbelastingen met toepassing van de Algemene wet en de Invorderingswet 1990 (Stb ) als waren die belastingen rijksbelastingen. 3. In het derde!id wordt in de aanhef «Invorderingswet» vervangen door: Invorderingswet Voorts wordt onderdeel e van dit artikel-lid vervangen door: e. belastingdeurwaarder: de daartoe door het dagelijks bestuur aange wezen ambtenaar van het waterschap, dan wel een als belastirigdeur waarder van het waterschap aangewezen deurwaarder, bedoeld in het Deurwaardersreglement (Stb. 1960, 562). 4. Aan het artikel wordt een vierde lid toegevoegd, luidende: 4. Onverminderd het overigens in dit hoofdstuk bepaalde wordt met betrekking tot waterschapsbelastingen in de Algemene wet en in de Invorderingswet 1990 voor ministeriële regeling gelezen: belastingveror dening. 9. In ARTIKEL 4.22, eerste lid, wordt «voor de verzending van aanslagbiljetten» vervangen door: voor de terpostbezorging of uitreiking van aanslagbiljetten ingevolge artikel 8, eerste lid, van de Invorde ringswet ARTIKEL 4.36 wordt vervangen door: ARTIKEL Bij de invordering van waterschapsbelastingen blijven van de Invor deringswet 1990 buiten toepassing de artikelen 5, 9, 20, 21, 59, 60 en 69. Bij de invordering van waterschapsbelastingen die niet bij wege van aanslag of bij wege van voldoening op aangifte worden geheven, blijven bovendien buiten toepassing de artikelen 7 en 8, eerste lid, van die wet. 2. Met betrekking tot waterschapsbelastingen die niet bij wege van aanslag of bij wege van voldoening op aangifte worden geheven, kan in de belastingverordening worden bepaald dat een andere ambtenaar van het waterschap dan de met de invordering van waterschapsbelastingen belaste ambtenaar van het waterschap mede wordt belast met de invor dering van die belastingen. 3. Met betrekking tot waterschapsbelastingen ter zake van onroerend goed, voor zover deze worden geheven van de eigenaar of van de genot hebbende krachtens ander zakelijk recht als zodanig, heeft het water schap het recht van voorrang op de onroerende zaken waarop de aanslag in een zodanige belasting betrekking heeft. Deze voorrang gaat boven elke andere, met uitzondering van die van de artikelen 1185, 1, en 1195, 1, van het Burgerlijk Wetboek en van die voor de kosten tot behoud van een goed, voor zover deze zijn gemaakt na de vaststelling van de aanslag. 11. ARTIKEL 4.37, eerste lid, aanhef, wordt vervangen door: Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 17

3 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 10 van de Invorderingswet 1990 zijn:. 12. In ARTIKEL 4.38 worden de volgende wijzigingen aangebracht. 1. In het eerste lid wordt «voor de toepassing van de Invorderingswet voor het kohier en het aanslagbiljet» vervangen door: voor de toepassing van de Invorderingswet 1990 voor het aansiagibljet. 2. In het tweede lid wordt «Invorderingswet» vervangen door: Invorde ringswet Na ARTIKEL 4.38 wordt ingevoegd: ARTIKEL 4.38A Oe verrekening van aan de belastingschuldige uit te betalen en van hem te innen bedragen ter zake van waterschapsbelastingen op de voet van artikel 24 van de Invorderingswet 1990 is ook mogelijk ingeval de termijn, bedoeld in artikel 4.38 of in artikel 4.37, dan wel de krachtens artikel 4.37, tweede lid, gestelde termijn nog niet is verstreken. 14. ARTIKEL 4.39 wordt vervangen door: ARTIKEL Indien met betrekking tot een zelfde onroerend goed voor de heffing van waterschapsbelastingen ter zake van onroerend goed, voor zover deze worden geheven van de eigenaar of van de genothebbende krachtens ander zakelijk recht als zodanig, twee of meer personen belas tingplichtig zijn, kan een zodanige belasting bij wege van één aanslag worden geheven ten name van een van hen. 2. Indien met toepassing van het eerste lid de aanslag te name van één belastingplichtige is gesteld kan: a. de ambtenaar van het waterschap, belast met de invordering van waterschapsbelastingen, de aanslag op het gehele onroerende goed verhalen ten name van degene te wiens name de aanslag is gesteld, zonder rekening te houden met de rechten van de overige belastingplich tingen; b. de belastingplichtige die de aanslag heeft voldaan hetgeen hij meer heeft voldaan dan overeenkomt met zijn belastingplicht verhalen op de overige belastingplichtigen naar evenredigheid van ieders belastingplicht. 3. Van het tweede lid, aanhef en onderdeel b, kan bij overeenkomst worden afgeweken. ARTIKEL Voor de toepassing van artikel 66 van de Invorderingswet 1990 met betrekking tot waterschapsbelastingen blijven de artikelen 76, 80, tweede, derde en vierde lid, 82, 84, 86 en 87 van de Algemene wet buiten toepassing. 2. Voor de toepassing van artikel 64 van de Invorderingswet 1990 met betrekking tot waterschapsbelastingen worden de in dat artikel gestelde strafmaxima tot een-vierde teruggebracht. 15. In ARTIKEL 4.40 wordt, onder vernummering van het tweede lid in derde lid, het eerste lid vervangen door twee nieuwe leden, luidende: 1. De in artikel 26 van de Invorderingswet 1990 bedoelde kwijt schelding wordt met betrekking tot waterschapsbelastingen verleend door het dagelijks bestuur, nadat de ambtenaar van het waterschap, Tweede Kamer, vergaderjaar , 19995, nr. 17

4 belast met de invordering van waterschapsbelastingen, daartoe een voorstel heeft gedaan. 2. Met betrekking tot het verlenen van gehele of gedeeltelijke kwijt schelding zijn de krachtens artikel 26 van de Invorderingswet 1990 door Onze Minister van Financiën bij ministeriële regeling gestelde regels van toepassing, met dien verstande dat het algemeen bestuur bij afzonderlijk besluit kan bepalen dat in afwijking van die regels in het geheel geen kwijtschelding wordt verleend dan wel dat afwijkende regels gelden die ertoe leiden dat in beperktere mate kwijtschelding wordt verleend. Een zodanig besluit behoeft niet ter inzage te worden gelegd en behoeft niet de goedkeuring van gedeputeerde staten. 16. In ARTIKEL 4.41 wordt «deurwaarder» telkens vervangen door: belastingdeurwaarder. 17. In ARTIKEL 4.42, laatste volzin, wordt na «deurwaarder» ingevoegd: of de belastingdeurwaarder. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 17

5 Toelichting 1. In navolging van de vierde nota van wijziging bij het ontwerp nieuwe Gemeentewet (Kamerstukken II , 19403) is deze bepaling opgenomen om een minimum aan openbaarheid wettelijkte garanderen. 2. Ook deze wijziging is overgenomen uit bovengenoemde nota van wijziging. 3. Deze wijziging bevat een verduidelijking, omdat tal van water schappen in het rechtsgebied van meer dan één arrondissements rechtbank zijn gelegen en 6: Anders dan het ontwerp-gemeentewet kent het ontwerp Waterschapswet geen voorschrift inzake de meerjarenraming. De memorie van toelichting (pg. 76} vermeldt dat daaraan gezien de diver siteit van de waterschappen geen behoefte is en dat dit ter regeling aan de provincies kan worden overgelaten. Zoals met name naar voren is gekomen bij de voorbereiding van de krachtens artikel 4.4 te stellen regels omtrent de inrichting van de begroting, heeft de ontwikkeling van de planning van het financieel beleid bij de waterschappen ook daar geleid tot een praktijk van meerjarenraming. Rekening houdend met het feit dat er nog een klein aantal waterschappen bestaat met een beperkt takenpakket en weinig investeringen, is voorzien in de mogelijkheid van ontheffing door gedeputeerde staten. 7. Deze wijziging is overgenomen uit de vierde nota van wijziging bij het ontwerp-gemeentewet, waarbij de corresponderende bepaling in dat ontwerp werd gewijzigd. 8 t/m 17: Deze wijzigingen zijn overgenomen uit het voorstel van Wet invoering Invorderingswet 1990 (Kamerstukken II , ), waarbij ook is voorzien in de aanpassing van bepalingen van de Bevoegdhedenwet Waterschappen die al zijn geïncorporeerd in het ontwerp-waterschapswet. Van de nieuwe tekst van artikel 4.40, tweede lid, (zie wijziging nr. 15) is bovendien het gedeelte beginnende met «met dien verstande» overge nomen uit de nota van wijziging bij het voorstel van Wet overdracht taken onroerend goedbelasting (Kamerstukken II , ) waarbij het corresponderende nieuwe artikel 29 van de Bevoegdhe denwet Waterschappen in die zin werd aangevuld. De Minister van Verkeer en Waterstaat, J. R. H. Maij-Weggen Tweede Kamer, vergaderjaar , 19995, nr. 17