Oplossingsgericht werken binnen een forensische context: Probleem of beperking?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Oplossingsgericht werken binnen een forensische context: Probleem of beperking?"

Transcriptie

1 Oplossingsgericht werken binnen een forensische context: Probleem of beperking? Eindwerk Marjan Gryson Oplossingsgerichte Cognitieve en systeemtherapie Korzybski Instituut Brugge

2 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 1 Inhoud Inleiding Diagnostisch deskundigenonderzoek en risicotaxatie versus oplossingsgerichte therapie Psychopathie: probleem, beperking of niets mee aan te vangen? Doelstellingen van een forensische behandeling: risico inperken, de schade herstellen en/of veiligheid opbouwen? Behandeling onder dwang versus model van de keuze Gepleegde feiten en problemen in het verleden versus toekomstgericht werken aan verandering en oplossingen De paradox van de gevangenissen Een oplossingsgericht forensisch compromis in praktijk: vzw touché Visie en aanpak Praktijkvoorbeelden van oplossingsgerichte interventies Evaluatie Conclusie Bibliografie

3 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 2 Inleiding Centraal in dit werk staan de mogelijkheden en beperkingen van het oplossingsgericht werken in een forensisch psychologische context. Op het eerste zicht staan de kernelementen van de forensische psychologie lijnrecht tegenover de principes van het oplossingsgerichte therapiemodel. De forensische psycholoog houdt zich bezig met waarheidsvinding, beoordeling en diagnostiek; de oplossingsgerichte therapeut is geïnteresseerd in individuele, subjectieve, genuanceerde, menselijke verhalen die liefst veranderen doorheen de tijd. Forensische psychologie gaat veelal over taxatie van schade en risico s; oplossingsgerichte therapie vertrekt vanuit veiligheid en wil reeds aanwezige resources aanboren en versterken. Forensisch werken gebeurt vaak onder dwang; de Belgische versie van het oplossingsgerichte therapiemodel, het Brugs model, wordt ook wel het model van de keuze genoemd, omdat het vertrekt vanuit de idee dat keuzevrijheid noodzakelijk is voor psychische gezondheid. Criminele feiten uit het verleden vormen het ankerpunt voor forensisch werken; oplossingsgericht werken start in het heden en blikt vooruit naar de toekomst. Toch biedt een oplossingsgerichte benadering van een forensische context - en de cliënten daarbinnen - een belangrijke meerwaarde. Dit werk zoekt uit wat die meerwaarde kan zijn. Elk onderdeel van dit werk start vanuit de tegenstellingen tussen beide modellen, en daarna gaan we telkens op zoek naar mogelijke oplossingen voor die tegenstellingen. Aangezien we hierbij een oplossingsgerichte kijk hanteren, met keuze als kernwoord, pinnen we ons niet vast op één enkele oplossing. Tegenstrijdigheden kunnen immers op verschillende manieren worden opgelost: met een compromis, een aanvulling, een keuze, een én-én situatie, De startvraag van het Brugs model vormt de leidraad doorheen dit werk: Kan men zich een haalbare of werkbare oplossing indenken?. Zo ja, dan spreken we over een probleem. Zo neen, dan hebben we te maken met een beperking. Aan de hand van deze vraag zoeken we uit of oplossingsgericht werken binnen een forensische context mogelijk is. Daartoe belichten we een aantal specifieke forensische thema s. M.n. diagnostisch deskundigenonderzoek en risicotaxatie, psychopathie, tegenstrijdige doelstellingen, gedwongen behandeling, gepleegde feiten en de context van gevangenissen komen aan bod. Tot besluit stellen we een concrete compromis in praktijk voor, a.h.v. een grondige duiding van een oplossingsgerichte forensische werking. 2

4 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 3 1. Diagnostisch deskundigenonderzoek en risicotaxatie versus oplossingsgerichte therapie Forensische psychologie wordt courant gedefinieerd als de toepassing van de psychologie ten behoeve van de rechtspraak. Dit geeft meteen een aanduiding van de verhoudingen tussen psychologie en rechtspraak, en daarbij aansluitend tussen diagnostiek en behandeling. Centraal in de forensische psychologie staan diagnostisch deskundigenonderzoek en risicotaxatie. Eventuele forensische behandelingen zijn van secundair belang. Als ze er al zijn, dan zijn ze gestoeld op uitgebreid forensisch diagnostisch onderzoek. De situatie in de Belgische gevangenissen is hierbij uitermate illustratief: de psychologen en maatschappelijk werkers in dienst van justitie hebben een expertisefunctie, i.p.v. het aanbieden van zorg of begeleiding. In opleidingen forensische psychiatrie en psychologie ligt de nadruk op wetenschappelijk en deskundigenonderzoek, o.m. naar oorzaken van criminaliteit. Dezelfde tendens zien we als we kijken naar de ethische richtlijnen voor de praktijk van forensische psychiatrie van de American Academy of Psychiatry and the Law (2009). Hier maakt men onderscheid tussen expertisewerk en therapie, en zien we alweer de nadruk op de rol van psychiaters als deskundigen. Die tendens vinden we ook in de Belgische forensisch-psychologische praktijk terug, en dit in de verschillende etappes van een juridisch parcours. Wanneer men als deskundige ingeschakeld wordt in de rechtspraak, staat diagnostiek centraal. Doel van de tussenkomst is dan immers het aanreiken van informatie waarop de rechtbank zich kan baseren om een juridische uitspraak te doen (cfr. i.v.m. toerekeningsvatbaarheid). Begeleiding of behandeling is hierbij helemaal niet aan de orde. Als er een vonnis is en de strafmaat bepaald is, volgt een hele periode waarin er nauwelijks of geen diagnostiek is, laat staan behandeling aangeboden wordt aan deze doelgroep. Later in de strafuitvoering, wanneer een vervroegde vrijlating uit de gevangenis aan de orde komt, krijgt de forensische psychologie opnieuw zijn plaats. In die periode wordt opnieuw een diagnostisch proces opgezet waarbij ingeschat moet worden hoe gevaarlijk en/of behandelbaar iemand is. Nadien wordt ook behandeling ingezet, als één van de voorwaarden om iemand vrij te laten, als een soort beschermende factor tegen mogelijk herval. Bij deze tendens kunnen nogal wat vraagtekens geplaatst worden, omdat ze in de praktijk soms resulteert in tijdverlies, nutteloze inzet van middelen en soms zelfs in nog meer schade dan aan het begin van het juridische parcours: De juridische en de behandelingslogica kunnen niet zomaar met elkaar vermengd worden, o.m. omdat sommige ethische codes van beide domeinen elkaar tegenspreken. Anderzijds is het opmerkelijk dat de diagnostische poot van de psychologie momenteel een duidelijke plaats inneemt in een juridisch parcours, terwijl de behandelingspoot thans weinig of niet aan de orde is. Diagnostiek kan helpen begrijpen, maar niet veranderen. Behandeling is nodig om tot gedragsverandering te kunnen komen, en gedragsverandering is nodig om vermindering van criminaliteit te bekomen. Forensische diagnostiek is zeer probleemgericht van aard, waardoor ze de forensische behandeling soms in de weg staat waar diagnostiek in theorie net het pad zou moeten effenen of richting geven voor behandeling. De deskundigenverslagen die opgemaakt worden voor de rechtbank, zijn meestal uitermate negatief van aard, omdat ze vaak net dienen om aan te tonen dat een pleger schuldig, toerekeningsvatbaar en gevaarlijk is. Ook de diagnostische verslagen die vanuit de gevangenis opgemaakt worden in het ka- 3

5 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 4 der van een voorwaardelijke invrijheidsstelling zijn echter meestal heel ongunstig en probleemgericht van aard. Omdat behandelende diensten zich op deze verslagen baseren om al dan niet een intakeprocedure op te starten, krijgen veel gedetineerden nauwelijks een kans in de hulpverlening. Wie wil immers het risico nemen om psychopate, gestoorde, gevaarlijke, agressieve, cliënten te behandelen? Door de opsplitsing van het juridische parcours en de eventuele behandelingsmogelijkheden, gaat er ontzettend veel tijd verloren. Kort na het plegen van feiten is een dader vaak vragende partij voor hulpverlening (o.m. omdat hij/zij zelf geschrokken is van wat hij/zij gedaan heeft), en dan heeft een behandeling dus ook een grotere kans op slagen, terwijl men dan vaak alleen maar een deskundige te spreken krijgt. Een cliënt bijstaan in crisismomenten (zoals een opsluiting in de gevangenis, een veroordeling, ) kan de therapeutische relatie enorm versterken, en zo de mogelijkheden voor een behandeling sterk verhogen. Net op die momenten staan mensen er echter vaak alleen voor, of worden ze bijgestaan door mensen die hen alleen op dat moment mogen bijstaan. Een detentieperiode is voor velen een tijd van alleen maar wachten en overleven, terwijl hier net veel mogelijkheden liggen voor therapie. Gedetineerden kunnen jaren in de gevangenis doorbrengen zonder ooit één begeleider te spreken, tenzij ze er zelf naar op zoek gaan en per uitzondering iets van hulpverlening vinden. Het oplossingsgerichte model keert die nefaste redenering om. De focus ligt hier vooral op therapeutisch werk; diagnostiek wordt niet als prioritair, noodzakelijk en soms zelfs als contraproductief voor therapie beschouwd. Eén van de basisprincipes is immers dat je een cliënt die op zoek is naar oplossingen behulpzaam kunt zijn zonder zijn problemen te doorgronden. Anders gesteld: verklarende inzichten en persoonlijkheidsstructuren vertonen wel samenhang met het gedrag, maar er hoeft geen rekening mee gehouden te worden bij het veranderen van keuzepatronen (Isebaert, 2007). De dormative principles van Bateson onderbouwen deze keuze: iets omschrijven met een abstracte term of een concept schept de illusie dat dit de verklaring is. Concepten komen echter niet overeen met de realiteit. Een diagnose is niet meer dan een concept. De vraag welke therapie te gebruiken op basis van een diagnose, is dan ook een zinloze vraag. Dit sluit aan bij de oplossingsgerichte visie op hypothesen, waarbij gesteld wordt dat negatieve en verklarende hypothesen niet nuttig zijn. Werkbare, nuttige hypothesen moeten aan de volgende eigenschappen voldoen: Niet waar / onwaar, maar nuttig / onnuttig Gebaseerd op concreet observeerbare feiten Flexibele werkinstrumenten, die doorlopend gewijzigd kunnen worden Circulair eerder dan lineair Allocentrisch eerder dan egocentrisch Dikwijls gebaseerd op functies van het symptoomgedrag Op resources eerder dan op problemen gebaseerd Dynamisch, gebaseerd op processen eerder dan statisch, gebaseerd op diagnoses Meerdere eerder dan slechts één hypothese Positief eerder dan negatief geformuleerd Daarnaast staat keuzevrijheid als doel voorop in het oplossingsgericht werken, en zeker volgens het Brugs model. Om dit mogelijk te maken is een zo open mogelijke kijk (op het probleem, op de cliënt, op de oplossingen, ) noodzakelijk. De therapeutische houding van het niet-weten moet dit mogelijk maken: de therapeut laat zich informeren en inhoudelijk leiden door de cliënt, wiens referentiekader bepalend is voor de wijze waarop zijn/haar oplossingen ontworpen wor- 4

6 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 5 den (Bakker & Bannink, 2008). Dat staat lijnrecht tegenover het werken met diagnostiek als basis, dat al van in den beginne beperkend werkt. Diagnostiek fixeert mensen immers op bepaalde eigenschappen en laat vaak slechts beperkte oplossingsmogelijkheden open. Bovendien focussen diagnoses louter op problemen, tekorten, beperkingen, negatieve eigenschappen, Daardoor creëren ze extreem beperkte perspectieven op de capaciteit van een individu om te veranderen. Ze handelen m.a.w. slechts over een beperkt deel van de realiteit, waarbij capaciteiten genegeerd worden (Milner & Myers, 2007). Het effect is dat mensen (zowel cliënten als therapeuten) ontmoedigd raken, en dat pathologie zelfs nog versterkt wordt door erop te focussen (Le Fevere de Ten Hove, 2005). Een forensisch diagnostisch onderzoek wordt vooral gebaseerd op de gepleegde feiten in het verleden, terwijl een oplossingsgericht onderzoek zich zou richten op hoe de persoon in het heden functioneert, wat de verschillen met vroeger zijn, beschermende factoren, contextgebonden factoren, welke oplossingen de persoon intussen vond voor zijn vroegere problemen, Ondanks deze tegenstellingen, is er een compromis te vinden in het stroomschema van het Brugs model (Isebaert, 2007), dat deels de diagnostiek binnen het oplossingsgerichte model vormt. Hierbij schat men veeleer de therapeutische relatie dan intrapsychische kenmerken van de cliënt in als bepalend voor wat op een gegeven moment therapeutisch mogelijk is. Het mandaat of de toestemming om te mogen helpen staat hierbij centraal. Isebaert (2007) stelt het als volgt: Het belangrijkste werkinstrument van een therapeut is de therapeutische relatie met zijn cliënt. We streven ernaar een vorm van samenwerking tot stand te brengen waarin de cliënt expert van zijn eigen therapie kan worden. Het stroomschema van het Brugs model kan als volgt samengevat worden: Soort relatie Kenmerken Strategie Vrijblijvende relatie Er is geen vraag om hulp Een context creëren waarin een hulpvraag mogelijk wordt, door een waarderende, positieve therapeutische relatie op te bouwen en mandaat te verwerven. De vrijblijvende relatie aanvaarden en zo weinig mogelijk weerstand opbouwen. Zoekende relatie Consulterende relatie Expertrelatie Er is wel een vraag om hulp, maar de hulpvraag is niet werkbaar Er is een werkbare vraag om hulp, maar de cliënt beschikt niet over voldoende en passende resources Er is een werkbare vraag om hulp en de cliënt beschikt over voldoende en passende resources Een werkbare hulpvraag met duidelijke doelstellingen induceren; duidelijk maken dat de therapie reeds begonnen is; duidelijk maken dat je weet dat het een grote inspanning vraagt; een context creëren waarin de cliënt zijn eigen therapie ter hand kan nemen Passende resources opsporen; de cliënt in contact brengen met de vaardigheden die hij nodig heeft om zichzelf te kunnen helpen; de cliënt helpen een werkzame strategie te ontwikkelen Doe zo verder, je bent goed bezig ; ondersteunen 5

7 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 6 Bij bepaalde diagnoses is het echter nuttig om een aantal eigenschappen als beperkende factoren in het achterhoofd te houden. Het verschil met de klassieke benadering, en al zeker de forensische benadering, is dat de diagnose niet als basis, en evenmin als focus voor de therapie dient. In plaats daarvan bekijkt men hoe de cliënt ondanks of naast een bepaald symptoom of beperking kan functioneren. Daarom heeft een vorm van assessment ook binnen het oplossingsgerichte model zijn plaats, alleen verschilt deze inhoudelijk sterk van de klassieke probleemgerichte assessment. De SA- PROF en de B-SAFER zijn twee voorbeelden van diagnostische instrumenten die een stap zetten in de richting van een oplossingsgerichte diagnostiek rond crimineel of gewelddadig gedrag. De B-SAFER of de Brief Spousal Assault Form for the Evaluation of Risk (Kropp & Hart, 2004) is een recidivevoorspeller voor huiselijk geweld die niet alleen het risico inschat, maar ook aanwijzingen geeft over de elementen waarop interventies zich het best kunnen richten. De SAPROF of de Structured Assessment of PROtective Factors for violence risk van De Vogel, De Ruiter, Bouman & de Vries Robbé (2007) is een instrument voor de gestructureerde inschatting van beschermende factoren voor gewelddadig gedrag. De bedoeling is te zorgen voor meer balans in de risicotaxatie van toekomstig gewelddadig gedrag. Hiermee zou een dynamische positievere benadering van risicopreventie mogelijk moeten worden. Milner & Myers (2007) beschrijven hoe een oplossingsgerichte assessment met een pleger van partnergeweld er kan uitzien: Uitzonderingen zoeken: Heb je ooit al iets gedaan wat veel inzet vroeg? Is er iets waar je trots op bent? Kan je een aantal goede eigenschappen van jezelf opnoemen? Wanneer kon je je beheersing verliezen, maar is het je gelukt om jezelf toch te controleren?... Gewenste toekomst: Hoe zou je willen zijn als man, vader, partner,... ( best hopes )? Wat heb je daarvan al bereikt? Wat zouden de mensen in je omgeving merken als verschil wanneer je gewenste toekomst realiteit begint te worden?... Veiligheid voor de partner Verschillen in doelstellingen van de cliënt en van anderen bespreken Tot slot is het ook goed om onderscheid te maken in de verschillende functies en rollen van waaruit iemand binnen het forensische veld zijn/haar werk moet doen en deze naast elkaar te laten bestaan. Een rechter moet oordelen en een eventuele straf uitspreken; een advocaat moet zijn/haar cliënt verdedigen; een justitieassistent moet nagaan of iemand zijn/haar juridische voorwaarden naleeft; een expert moet de vragen van de rechtbank beantwoorden en een deskundige kijk op de zaak geven; een hulpverlener moet begeleiden. Voor die laatste kan het helpend zijn om vanuit die positie bepaalde richtlijnen in het achterhoofd te houden, bv.: De taak van de therapeut is een context creëren voor de cliënt waarin die zichzelf kan veranderen; therapie gaat over bruikbaar of niet, i.p.v. over waar of niet waar; de hypothese van morele verwerpelijkheid (cfr. alcoholmisbruik) heeft zijn nut in de preventie; in de behandeling werkt ze eerder contraproductief (Isebaert, 2007); uit je rol stappen kan (bv. ter beveiliging van een situatie), maar doe het dan bewust, duidelijk, transparant en consequent voor zolang je het doet. 6

8 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 7 2. Psychopathie: probleem, beperking of niets mee aan te vangen? Psychopathie is de meest gehanteerde, meest onderzochte en meest beladen diagnostische term binnen de forensische psychiatrie en psychologie. In nagenoeg elk expertise- of adviesverslag worden de resultaten van de PCL-R (Psychopathy Checklist Revised) van Hare vernoemd. Bij het onderzoek dat voorafgaat aan een vonnis, bij een advies tot vrijlating en/of het opstarten van een behandeling wordt veel tijd geïnvesteerd in het afnemen van de PCL-R en in overleg om te bepalen of een dader van criminele feiten al dan niet psychopaat is. De PCL-R-score wordt in verschillende courante risicotaxatieinstrumenten gebruikt als voorspeller van crimineel gewelddadig gedrag. De 20 items van de PCL-R zijn standaardelementen bij de definiëring van psychopathie. Deze zijn: 1. gladde prater en oppervlakkige charme; 2. sterk opgeblazen gevoel van eigenwaarde; 3. prikkelhonger en neiging tot verveling; 4. pathologisch liegen; 5. list en bedrog, manipulerend gedrag; 6. gebrek aan berouw of schuldgevoel; 7. ontbreken van emotionele diepgang; 8. kil, gebrek aan empathie; 9. parasitaire levensstijl; 10. gebrekkige beheersing van het gedrag; 11. promiscue seksueel gedrag; 12. gedragsproblemen op jonge leeftijd; 13. het ontbreken van realistische doelen op lange termijn; 14. impulsiviteit; 15. onverantwoordelijk gedrag; 16. geen verantwoordelijkheid nemen voor het eigen gedrag; 17. veel korte partnerrelaties; 18. jeugdcriminaliteit; 19. schending van de voorwaarden bij voorwaardelijke veroordeling en/of achterwege blijven van vervroegde of voorwaardelijke invrijheidstelling; 20. veelsoortige criminaliteit. Wanneer men op zoek gaat naar literatuur en onderzoeksresultaten i.v.m. psychopathie, al dan niet in combinatie met therapeutische resultaten, botst men vooral op negatieve en weinig hoopgevende berichten. Psychopaten worden best levenslang opgesloten, met zo weinig mogelijk behandeling, zo lijkt de conclusie te moeten luiden. Verder klinkt het dat de meeste psychotherapeutische benaderingen en interventies niet succesvol zijn bij psychopaten, en integendeel zelfs zware risico s zouden inhouden (Van Overmeiren, 2008): Het algemene recidivecijfer van psychopaten is tweemaal zo hoog als dat van andere daders en dat bij geweldmisdrijven driemaal zo hoog; psychopaten beseffen niet dat ze een probleem hebben waar ze iets aan willen doen en ze kijken nooit met spijt terug of met zorg vooruit; wat psychopaten denken en doen ligt in het verlengde van een harde persoonlijkheidsstructuur die buitengewoon immuun is tegen externe beïnvloeding; psychopaten zoeken niet uit eigen beweging hulp; psychopaten in therapie doen weinig meer dan de schijn ophouden; de meeste therapieprogramma s werken contraproductief, omdat ze psychopaten nieuwe excuses en rationalisaties aanreiken voor hun gedrag en ze nieuwe inzichten geven in de kwetsbaarheid van mensen; psychopaten domineren vaak individuele en groepstherapiesessies en dringen de andere leden hun eigen meningen en interpretaties op. De benadering bij recente studies is gelukkig genuanceerder en thans rijzen vragen bij de statische diagnose van psychopathie en de daaraan gekoppelde negatieve prognoses. Recent onderzoek wijst uit dat het antisociaal gedrag van veel psychopaten op middelbare leeftijd afneemt en dat de groep van psychopaten een vrij heterogene groep is (Van Overmeiren, 2008). Een onderzoek van Gondolf en White naar het verband tussen psychopathie en agressie wees uit dat de 7

9 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 8 gangbare assumptie dat mensen die gewelddadig zijn op elkaar lijken en verschillend zijn van niet-gewelddadige mensen, niet opgaat (Milner & Myers, 2007). Vanuit een oplossingsgerichte visie is de diagnose van psychopathie problematisch. Inherent aan deze diagnose is namelijk dat het als onveranderlijk beschouwd wordt. Ongewild zet de diagnose van psychopathie plegers daardoor in een slachtofferpositie, aangezien ze alleen maar kunnen ondergaan wat bij hun diagnose hoort. Bovendien heeft ze - in tegenstelling tot andere diagnoses die een ontschuldigend effect kunnen hebben voor de cliënt en zijn omgeving - veelal als effect dat mensen als nog gevaarlijker beschouwd worden, waardoor de mogelijkheden voor verandering alsmaar verkleinen. Deze diagnose heeft een zeer pejoratieve betekenis, die veel deuren onherroepelijk kan doen sluiten. Psychopaten krijgen immers minder snel een uitgaansvergunning, penitentiair verlof of een voorwaardelijke invrijheidsstelling (Van Overmeiren, 2008). Het effect van een jarenlange opsluiting zonder perspectief op een PCLR-score, werd voorlopig nog niet onderzocht, maar zou wel eens negatief kunnen zijn. Vroeg of laat zetten de meeste psychopaten niettemin terug de stap naar de maatschappij. Het vinden van een therapie die werkt bij deze groep is dan ook geen overbodige luxe (Van Overmeiren, 2008). Vanuit oplossingsgericht oogpunt zou gesteld kunnen worden dat een deel van de problematiek van mensen met een diagnose van psychopathie als beperking beschouwd moet worden. Zo zijn er een aantal fysiologische disfuncties, o.a. ter hoogte van de amygdala (Van Overmeiren, 2008), waar geen oplossingen voor te vinden zijn. Voor die factoren is het zaak om te aanvaarden dat hier geen verandering mogelijk is, en te zoeken naar factoren - naast die beperkingen - waar wel mogelijkheden liggen. Van Overmeiren (2008) stelt nog dat het zoeken naar prognostisch positieve elementen minstens even belangrijk moet zijn als het zoeken naar negatieve elementen. Deze positieve elementen kan men immers als ankerpunten aanwenden om verandering te bewerkstelligen. Wong en Hare (2005) zetten een aantal richtlijnen uiteen voor een geschikte en aangepaste behandeling van psychopaten, die uitgaat van wat wel mogelijk is. Het doel van de behandeling is het verminderen van het aantal en de ernst van de misdaden die tijdens en na detentie gepleegd worden door psychopaten en het verhogen van het prosociale gedrag. Hun interventies richten zich op dynamische risicofactoren die gerelateerd zijn aan geweld en dus niet op oppervlakkige gedragingen, de persoonlijkheid of gedrag dat niet gerelateerd is aan het criminele verleden van de gedetineerde. Er moeten volgens dit programma drie zaken centraal staan in de behandeling: een cognitief-gedragsmatige aanpak binnen een goed gestructureerde omgeving, met inzet van cognitieve herstructurering, positieve bekrachtigingsstrategieën en sociale leermodellen om prosociale gedragingen en attitudes te versterken: trainen in het zien, verzamelen en interpreteren van informatie over de sociale omgeving alvorens te reageren; doelen selecteren die niet resulteren in het lijden van anderen; verschillende soorten reacties opnemen in het hervalpreventieplan; voor- en nadelen leren afwegen om een beslissing te nemen; en trainen in sociale vaardigheden en prosociaal gedrag. het risk-need-responsitivity-principe: hoge risico gedetineerden moeten intensiever behandeld worden; de veranderlijke criminogenetische factoren moeten aangepakt worden; en de individuele eigenschappen van de cliënt moeten in de behandeling opgenomen worden. hervalpreventietechnieken om de zelfbeheersingsvaardigheden te versterken en om generalisatie naar niet-geïnstitutionaliseerde settings te maximaliseren: nieuwe vaardigheden aanleren om in te grijpen in de delictketting 8

10 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 9 3. Doelstellingen van een forensische behandeling: risico inperken, de schade herstellen en/of veiligheid opbouwen? Bij een behandeling binnen een forensische context, is het doel bijna altijd geformuleerd met het oog op verminderen van het risico op herval. Onder impuls van het herstelrecht is hier het herstellen van de aangerichte schade bij gekomen. Vaak gehanteerde termen bij het omschrijven van het doel van een forensische behandeling zijn dan: impulscontrole, terugvalpreventie, empathiebevordering, responsabilisering (verantwoordelijkheid opnemen tegenover de feiten, het slachtoffer en de samenleving), nieuwe slachtoffers voorkomen. Hierbij wordt dus een doel vooropgesteld vanuit de behandelcontext, los van de individuele cliënt en wat hij/zij wil. Dit zijn telkens ook doelen die tegemoet komen aan de noden van anderen (de slachtoffers, de maatschappij, justitie, de behandelende dienst), maar niet aan die van de pleger. Het plegen van strafbare feiten ontneem een mens echter het recht niet op het nastreven van eigen wensen, doelen of noden. Dit en het feit dat er zoveel nadruk gelegd wordt op risicotaxatie en -inperking hangt nauw samen met de verantwoordelijkheidskwestie in een forensische context. Wanneer iemand strafbare feiten pleegt, kan dit immers verstrekkende gevolgen hebben voor alle betrokkenen, zeker wanneer het om gewelddadige feiten gaat. Vooral wanneer dergelijke feiten gepleegd zijn door recidivisten, die dus al gekend zijn bij justitie en eventueel ook binnen hulpverlening, rijst telkens de vraag naar wie hiervoor verantwoordelijk is: justitie die niet streng genoeg optrad, de deskundigen die het risico verkeerd ingeschat hebben, de behandelaars die hun werk niet goed deden, Deze discussie wordt vaak nog heviger wanneer het mediagenieke incidenten betreft. Uiteraard is het goed dat elk voor zich zijn/haar eigen handelen kritisch durft bekijken, en is het ieders verantwoordelijkheid om zijn/haar werk goed te doen. Anderzijds kunnen beslissingen over mensen niet gebaseerd worden op angst, blijft elke mens verantwoordelijk voor zijn/haar eigen daden (en dat geldt ook voor een dader, die in deze discussies soms vergeten wordt als verantwoordelijk persoon) en ontstaat de valkuil dat men door dergelijke discussies vooral angst induceert en dat niemand nog verantwoordelijkheid laat staan een risico durft te nemen. Alle risico s uitsluiten is onmogelijk hoeveel men ook investeert in risicotaxatie. Vanuit oplossingsgericht oogpunt is het daarom nuttiger om eerder naar mogelijkheden of kansen dan naar risico s te kijken en die vooral te taxeren en te behandelen (in de zin van versterken, uitbreiden, generaliseren, ). Daarnaast is het goed om als forensisch behandelaar de verantwoordelijkheden duidelijk te leggen waar ze thuishoren: de pleger is verantwoordelijk voor zijn toekomstig gedrag; de hulpverlener is verantwoordelijk om de context te scheppen waarin de motivatie kan verhogen (Milner & Myers, 2007). De forensische praktijk spreekt het oplossingsgerichte uitgangspunt tegen dat je moet vertrekken vanuit de doelstellingen van de cliënt, dat keuzevrijheid in betekenisgeving en handelen het doel van therapie is en dat geloof in de cliënt nodig is om naar verandering toe te kunnen werken. Er kunnen uiteraard wel ethische vragen gesteld worden bij het volgen van de cliënt wanneer het om crimineel gedrag gaat. Milner en Myers (2007) hanteren de factor ethisch daarom als bijkomend criterium voor de doelstellingen van therapie rond geweld. Een werkbare doelstelling voor therapie moet dan beantwoorden aan de volgende criteria: 9

11 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 10 duidelijk realistisch of bereikbaar eerder klein belangrijk voor de cliënt een belangrijke inspanning vragend van de cliënt in gedragstermen meetbaar in aanwezigheid van iets ethisch Hier mag anderzijds ook niet teveel belang aan gehecht worden, aangezien we ons dan in andere domeinen dan het therapeutische begeven (namelijk in het domein van justitie of van de ethica). Het Good Lives Model van Ward, Mann en Gannon lost dit op door te stellen dat er in een behandeling niet geoordeeld dient te worden over goed of slecht, maar dat het doel van een behandeling van delinquenten erin bestaat mensen te helpen meer toegang te krijgen tot primary goods (activiteiten, ervaringen of situaties die gezocht worden uit eigenbelang en die het welzijn van het individu bevorderen, zoals bv. gezondheid, kennis, succeservaringen, zelfstandigheid). De onderliggende idee van dit model is dan dat mensen beter functioneren wanneer ze hier gemakkelijker toegang toe hebben (Huys, Frans & Antonissen, 2009). Hoewel ook hier de behandelaars het doel van de therapie nog altijd bepalen, en dit dus geen oplossingsgericht model is, betekent dit wel al een stap in de richting van constructieve doelen in termen van welzijn van de cliënt. Een andere paradigmashift die Milner en Myers (2007) toepassen, is het spreken over en zoeken naar veiligheid in plaats van risico als uitgangspunt te nemen. Veiligheid opbouwen wordt dan het streven van een oplossingsgerichte therapie rond geweld. Een veiligheidsbenadering kenmerkt zich in het identificeren, ontwikkelen en verbreden van bestaande en meetbare signalen van veiligheid, en het nastreven van een safe care plan. Turnell & Edwards (1999) concretiseerden dit nog verder in 6 principes voor een veiligheidsbenadering rond geweld: de positie van elke betrokkene begrijpen en iedereen aanspreken als iemand die bezorgd is over de veiligheid van zichzelf en anderen; uitzonderingen op het geweld zoeken, als eerste tekenen van veiligheid (bv. situaties waarin de cliënt gefrustreerd en kwaad was, maar niet gewelddadig); sterktes en resources ontdekken die kunnen ingezet worden in probleemsituaties; focussen op de doelen van alle betrokken personen om de veiligheid van de meest kwetsbaren te verzekeren; veiligheid en vooruitgang in schalen zetten; assessment van de bereidheid, het vertrouwen en de capaciteit om te veranderen Een gelijkaardige verschuiving kwam er met het Good Lives Model voor de behandeling van delinquenten, dat ontstond als een alternatieve benadering voor strafrechterlijke interventies die gebaseerd zijn op het risk-needs-responsivity model. Niet risicomanagement en terugvalpreventie, maar het bevorderen van het welzijn van de delinquent en de sterke eigenschappen en capaciteiten van het individu staan nu centraal. De vraag hoe de cliënt zijn leven wil leiden, wordt geconcretiseerd naar verschillende leefgebieden. Met de cliënt worden diens huidige situatie, zijn doelen, de obstakels of verleidingen en de stapjes waarmee de doelen bereikt kunnen worden, doorgenomen (Pomp, 2009). Vermindering en beheersing van het risico op recidive behoort nog wel tot de doelstellingen van het model, maar het bevorderen van het welzijn van 10

12 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 11 de cliënt komt op de eerste plaats (met daarbij de veronderstelling dat een verhoogd welzijn automatisch tot een verminderd risico leidt). Individuen worden in het Good Lives Model beschouwd als actieve doelgerichte wezens, die fundamentele primary goods willen verwerven. Een good lives treatment plan is erop gericht dat de cliënt zijn primary goods op een nietcriminele wijze kan nastreven (Pomp, 2009). Het vermijden van risico of herval, of ervoor zorgen dat iemand geen strafbare feiten meer pleegt, zijn allemaal vermijdingsdoelen. Dit druist in tegen het oplossingsgerichte idee dat een behandeldoel positief geformuleerd moet zijn, in termen van de aanwezigheid van iets. Mensen hebben de neiging om de dingen concreet voor te stellen door middel van visualisatie, en die visuele voorstelling maakt een serieuze kans om zich te realiseren (Le Fevere de Ten Hove, 2000). Daarom is het nuttiger om positieve doelen te stellen in aanwezigheid van iets, omdat de kans dan ook groter wordt dat dit doel gerealiseerd wordt. Onderzoek wijst uit dat individuen ook beter meewerken wanneer ze gemotiveerd zijn door toenaderingsdoelen; dat de behandeleffecten groter zijn wanneer er met positieve doelen gewerkt wordt; en dat personen met een positieve houding psychologisch gezonder zijn dan personen met een ontwijkende houding (Marshall, Ward, Mann, Moulden, Fernandez, Serran & Marshall, 2005). Daarom is het vertalen één van de eerste en belangrijkste stappen in een oplossingsgerichte forensische behandeling. Negatieve of vermijdingsdoelen (als niet meer hervallen of geen strafbare feiten meer plegen of niet agressief reageren ) worden vertaald in positieve of toenaderingsdoelen (bv. rustig reageren op kritiek of meer tijd doorbrengen met mijn gezin ) die passen voor de cliënt in kwestie en concreet gemaakt worden in kleine stappen. Drie bewegingen zijn hierin belangrijk: van algemeen naar individueel, van negatief naar positief en van groot naar klein. Mann, Webster, Schofield & Marshall (2004) toonden aan dat wanneer vermijdingsdoelen vervangen worden door toenaderingsdoelen, dit klinisch effectief is in de behandeling van seksuele delinquenten en tevens zorgt voor een positieve therapeutische omgeving. Een onderzoek onder alcoholmisbruikers toonde aan dat zij die deelnamen aan een op toenaderingsdoelen gericht programma minder kans hadden om terug te vallen dan individuen die aan vermijdingsdoelen werkten (Pomp, 2009). 11

13 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? Behandeling onder dwang versus model van de keuze Veel begeleidingen in een forensische context gebeuren onder een vorm van dwang. Dat kan expliciet en duidelijk zijn, wanneer een behandeling verplicht is. Doorgaans is er echter sprake van een impliciete vorm van dwang, waarbij de cliënt bepaalde voordelen krijgt door het volgen van een begeleiding (bv. seponering van het gerechtelijk dossier, in aanmerking komen voor een voorwaardelijke invrijheidsstelling) of kan ontsnappen aan bepaalde nadelen (bv. een gevangenisstraf). Een wijdverbreide assumptie is dat dwang ook gelijkstaat aan minder motivatie. Vaak wordt dan gesteld dat een eerste periode van dergelijke behandeling moet bestaan uit motivatieverhogend werken met de cliënt, zodat er daarna echt therapeutisch gewerkt kan worden. Een intrinsieke motivatie om zelf echt te willen veranderen wordt dan beschouwd als een noodzakelijke voorwaarde om therapeutisch te kunnen werken. Zo is één van de vaak gehoorde argumenten waarom psychopaten niet vatbaar zijn voor therapie, dat ze geen lijdensdruk ervaren, waardoor de intrinsieke motivatie om te veranderen afwezig is (Van Overmeiren, 2008). Dit gegeven staat tegenover het oplossingsgerichte uitgangspunt dat je vertrekt vanuit de doelstellingen van de cliënt, en dat keuzevrijheid in betekenisgeving en handelen induceren het middel is om het doel van de cliënt te bereiken. Keuzemogelijkheden introduceren staat op het eerste gezicht immers lijnrecht tegenover een gedwongen begeleiding. Het oplossingsgericht werken wordt ook bemoeilijkt doordat dwang weerstand, afstand en verzet creëert. Mensen ontwikkelen immers weerstand wanneer ze voelen dat hun keuzevrijheid beperkt wordt en ze zich dus geconfronteerd zien met wat ze niet meer kunnen of mogen. Onderzoek toont aan dat de kans op resultaat veel groter is als mensen het gevoel hebben dat ze een zekere persoonlijke keuze hebben om hun toekomst zelf richting te geven (Miller & Rollnick, 2002). Furman (2010) bevestigt dit door te stellen dat zelfbeschikking, coöperatie en hoop de noodzakelijke ingrediënten zijn voor een daadkrachtige oplossingsgerichte therapie. Vooral de eerste twee voorwaarden komen in het gedrang bij gedwongen hulpverlening. Het stroomschema van het Brugs model biedt heel wat handvaten om binnen een gedwongen kader toch oplossingsgericht te kunnen werken. Hierbij wordt de therapeutische relatie en het mandaat dat ermee samenhangt als kompas beschouwd voor de meest efficiënte therapeutische interventies. Bijkomend voordeel is dat de concepten motivatie en weerstand beschouwd worden als een interpersoonlijk, veranderlijk en situationeel bepaald gegeven. Het is de taak van de therapeut om zijn/haar interventies aan te passen aan de toestand van de therapeutische relatie. Ook het afwegen van de soort motivatie waarmee een cliënt start (extern of intern of intrinsiek, echt of oneigenlijk, ) wordt op die manier overbodig. Deze informatie is immers zeer subjectief, hoort thuis bij de hypothesen, is nutteloos en vaak zelfs belemmerend om nuttig werk met de cliënt te kunnen leveren. Men kan ervan uitgaan dat veel forensische begeleidingen in een vrijblijvende relatie starten, omdat cliënten in een gedwongen context vaak nog geen hulpvraag hebben. Het is dan de taak van de therapeut om mandaat te verwerven van de cliënt, zodat die tot een hulpvraag kan komen. Zoals hierboven al kort beschreven werd, is de beste strategie binnen een vrijblijvende relatie de volgende: De vrijblijvende relatie aanvaarden en zo weinig mogelijk weerstand opbouwen; een context creëren waarin een hulpvraag mogelijk wordt, door een waarderende, positieve therapeutische relatie op te bouwen en mandaat te verwerven; 12

14 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 13 uitgaan van het principe dat wie komt, mag komen, ook als er (nog) geen hulpvraag is - alleen al door te komen tonen cliënten immers dat ze iets willen; niet over het probleem praten en het zeker nog niet proberen te behandelen; zoeken naar de unieke manier van meewerken van elke persoon (in plaats van te denken in termen van ontkenning, geen motivatie, weerstand tegen verandering,...); competentie construeren: hoop, vertrouwen, moed en wilskracht opbouwen, door eerdere successen en de sterktes die ertoe geleid hebben bewust te maken - zeker bij cliënten in gedwongen hulpverlening, die zich machteloos kunnen voelen t.o.v. het systeem en zich minder bewust zijn van hun eerdere successen en sterktes (De Jong & Berg, 2001). Uitgaande van een vrijblijvende relatie kunnen we een aantal mogelijke interventies opsommen: Interesse tonen voor de persoon, joinen met de cliënt; met de cliënt bekijken wat er nodig is opdat de verwijzer geen vraag meer zou hebben; veel gedetailleerde en concrete informatie geven; complimenteren; onderhandelen over het doel van de therapie; breed positief connoteren en wat de cliënt vertelt herformuleren in een positief kader; positieve connotaties maken i.v.m. afwezige leden van het systeem; de continueringsvraag stellen: wat wil je behouden? of wat wil je niet veranderen? ; de drie vragen voor een gelukkig leven ( Wat heb ik gedaan dat maakt dat ik tevreden ben? ; Wat heeft iemand anders gedaan waarover ik tevreden ben? en Wat is er nog gebeurd waarover ik tevreden ben? ); zoeken naar waar de cliënt wel nog keuzemogelijkheden heeft en daar vooral op werken; niet-onderhandelbare verplichtingen (bv. voorwaarden van de rechtbank) helder en respectvol communiceren naar de cliënt en bespreken als de context waarbinnen iedere oplossing die in de therapie geconstrueerd wordt, moet passen (De Jong & Berg, 2001); schaalvragen i.v.m. draaglast en kracht en uitzonderingen bij een beperking; pragmatisch praten over wat voor de cliënt betekenisvol en motiverend is (Brief Therapy Institute of Sidney, 2010); Een oplossingsgerichte hervertaling van het concept dwang kan de therapeut helpen om de therapie alle kansen te geven en de forensische cliënt niet al op voorhand te veroordelen. De voordelen of kansen van een gedwongen kader zien kan hier een stap in zijn: bv. gedwongen hulpverlening kan een hefboom zijn om bepaalde groepen mensen te bereiken die niet snel zelf hulp zouden zoeken (Vandaele & Vanhoeck, 2007). Dit idee zorgt ervoor dat de therapeut de cliënt met een proactieve en uitnodigende houding kan benaderen. Het vermijdt de indruk dat cliënten in gedwongen hulpverlening lastig zijn, niet willen meewerken en allemaal oneerlijk zijn omdat ze andere dingen van je willen bekomen. Dit voorkomt dat je als therapeut met een defensieve en wantrouwige houding aan de therapie begint. En aangezien de slaagkansen van therapie vooral afhangen van de therapeutische relatie, is het overigens de opdracht van de therapeut om van zijn kant die relatie alle kansen te geven. Tot slot is het ook goed om in het achterhoofd te houden dat dwang een relatief gegeven is - welke keuzes maakt een mens immers zonder dat er een vorm van dwang aan ten grondslag ligt? En houdt ingaan op een dwangkeuze ook geen keuze in? en bovendien niet meer dan een concept is. Hierboven zagen we al dat concepten niet nuttig zijn om een werkwijze aan op te hangen, zeker niet als het negatieve of probleemgerichte concepten betreft. 13

15 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? Gepleegde feiten en problemen in het verleden versus toekomstgericht werken aan verandering en oplossingen Een forensische context is per definitie probleemgericht, want vertrekt vanuit gepleegde criminele feiten. Bovendien houdt een forensische of juridische kijk ook altijd een bestraffende reactie op slecht, negatief gedrag in. Doordat een juridisch proces doorgaans veel tijd in beslag neemt, en de mogelijkheid om te begeleiden of behandelen pas laat in het juridisch parcours zijn plek krijgt, starten veel forensische begeleidingen pas maanden of zelfs jaren na de gepleegde feiten. Toch worden dergelijke behandelingen meestal geënt op deze feiten uit het verleden. Er wordt dus uitgegaan van een lineaire of reductionistische logica. De idee is dat plegers zoveel mogelijk moeten leren over de oorzaken van hun crimineel gedrag, zodat ze het risico op het stellen van dergelijk gedrag kunnen verkleinen (Van Overmeiren, 2008). Deze logica is begrijpelijk, komt tegemoet aan de emotionele reacties van mensen op misdrijven en is wetenschappelijk onderbouwd. Anderzijds verengt men de persoon op die manier tot dader of pleger van een misdrijf en tot één bepaald moment of periode in zijn/haar leven. Zo wordt er sterk gepolariseerd tussen twee soorten mensen : daders versus slachtoffers. Op die manier gaat men voorbij aan het feit dat mensen verschillende identiteiten in zich hebben, en niet alleen maar daders of slachtoffers zijn. Bovendien is de duiding dader of slachtoffer misleidend in de zin dat die rol niet de drijfveer is van mensen in de manier waarop ze hun leven willen invullen. Bij de ontwikkeling van het Good Lives Model formuleerden Ward, Mann & Gannon (2007) het zo: We have been so busy thinking about how to get rid of sexual crimes that we have overlooked a rather basic truth: offenders want better lives not simply the promise of less harmful ones. Daarnaast ontkent men hiermee dat mensen onvermijdelijk veranderen en mogelijks (of zelfs zeer waarschijnlijk, uitgaande van de idee van autopoiese) zelf al oplossingen gevonden hebben voor hun probleem. Een oplosssingsgerichte behandeling start net met de oplossingen die de cliënt zelf al vond. Criminologisch onderzoek wijst uit dat een louter repressieve of bestraffende aanpak niet werkt, en zelfs geweldsinducerend werkt. Ook Vandaele en Vanhoeck (2007) benadrukken dat een dader beter niet uitsluitend tegemoet getreden wordt vanuit de strafbare feiten die hij gepleegd heeft, maar bij uitstek aangesproken moet worden op zijn mogelijkheden om respectvol om te gaan met andere mensen. Onderzoek van Ward en Stewart (2003) wees uit dat naast criminogene factoren ook non-criminogene factoren een belangrijke rol hebben in de uitkomst van een behandeling. Zo werd aangetoond dat het vergroten van zelfvertrouwen positief werkt en het samenwerken met delinquenten naar een gezamenlijk doel voor meer therapietrouw zorgt. Net deze benadering van delinquent gedrag wordt gesteund door het oplossingsgerichte model, met volgende uitgangspunten: De toekomst vormt de focus; het verleden wordt beschouwd als een beperking; verandering is alomtegenwoordig en onvermijdelijk; er wordt op zoek gegaan naar, ingezoomd op en gebruik gemaakt van constructieve veranderingen; oplossingen zijn van een andere orde dan problemen en het is nuttiger om zich met de eerste categorie bezig te houden datgene wat men ruimte geeft en voedt zal immers groter worden; de inhoud van problemen is minder belangrijk dan waar de cliënt naartoe gaat en hoe hij start; kijken naar de bestaande sterktes, krachtbronnen, competenties of krachten valideert de totaliteit van iemands ervaringen, plaatst de problemen in een context, maakt contact met professionelen minder bedreigend en helpt de cliënt om een competenter zelfbeeld te ontwikkelen. 14

16 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 15 uitzonderingen zijn de bouwstenen van de oplossing; inzicht is niet nodig om tot verandering te komen; een systemische, interactionele of circulaire logica sluit meer aan bij de complexe realiteit van menselijk gedrag; het is gemakkelijker om meer van iets te doen wat werkt dan om te stoppen met iets problematisch. Het oplossingsgerichte model is misschien wel het model bij uitstek om binnen een forensische, en dus probleemgerichte context met mensen te werken. Vanuit dit model zijn immers heel wat technieken ontwikkeld die zelfbeschikking, coöperatie en hoop induceren bij cliënten, i.e. de basisvereisten voor mensen om te veranderen (Furman, 2010), maar die vaak verloren gaan binnen een forensische context. Voorbeelden van dergelijke technieken zijn: alle toekomstgerichte interventies, uitzonderingen zoeken, kleine signalen oppikken dat iets in de goede richting gaat, hervertalen en normaliseren, praten over de positieve toekomst, schaalvragen (die een impliciete boodschap van beweging inhouden), het zoeken naar een passende doelstelling als onderdeel van de therapie, circulaire vragen, hoe-vragen stellen in plaats van waarom-vragen, Rond dat laatste toont het werk van Alan Jenkins met gewelddadige plegers in Australië dat wanneer professionelen waarom -vragen stellen, zij het opnemen van verantwoordelijkheid voor gedrag ontmoedigen, terwijl vragen naar de manier waarop gedrag relaties beïnvloedt en hoe men goed gedrag kan behouden, het opnemen van verantwoordelijkheid en het veranderen van gedrag net aanmoedigt (Walker & Hayashi, 2007). 15

17 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? De paradox van de gevangenissen Een gevangenis is dé forensische context bij uitstek waarin negativiteit, bestraffing, beknotting, bekritisering, destructie, overheerst. Een gevangenis is in wezen probleemgericht. Sterker nog, verschillende factoren binnen een gevangenissysteem maken het net probleemgenererend of pathogeen. Een detentie berooft gedetineerden niet alleen van hun vrijheid, maar ontneemt hen ook op verschillende manieren hun keuzevrijheid. Denkend vanuit het Brugs model zorgt dit dus automatisch voor pathologie, net omdat we pathologie beschouwen als het verlies van keuzevrijheid of het verlies van de mogelijkheid om te kunnen kiezen. Een detentie zorgt voor detentieschade (ontwrichting van het sociale leven, afhankelijkheid, psychische schade, ) bovenop de vrijheidsberoving. Zeker wanneer iemand lange tijd gedetineerd wordt, is er sprake van prisonisatie, waarbij gedetineerden zich steeds meer gaan richten op de regels en eisen van het sociale leven binnen de gevangenismuren, met vervreemding van de normen en waarden van de samenleving als gevolg. Zo worden gedetineerden nauwelijks gehoord wanneer ze op een rustige, niet-agressieve manier een vraag stellen; wanneer ze daarentegen ontploffen, krijgen ze niet alleen meer aandacht, maar vaak krijgen ze wel gedaan wat ze willen bekomen. Mensen in een gevangenis leren dus dat ze zich op een agressieve manier moeten laten gelden om iets te bekomen. Dit patroon speelt tussen gedetineerden onderling, maar evenzeer tussen gedetineerden en gevangenispersoneel. Een ander voorbeeld hiervan is dat druggebruikers binnen een gevangenissysteem niet van hun probleem afgeraken, integendeel: veel niet-gebruikers beginnen tijdens een detentie wel of opnieuw te gebruiken. De oprichting van speciale drugvrije afdelingen binnen een aantal gevangenissen illustreert de absurditeit van dit probleem. Bij de minste fout die gedetineerden maken, wordt er meteen en bestraffend gereageerd door een sanctie op te leggen, hen te isoleren, hun contacten met de buitenwereld te beperken, gunsten in te perken of uit te stellen, hen te transfereren naar een andere gevangenis, Constructief gedrag wordt daarentegen genegeerd, en zeker niet beloond of becomplimenteerd. Veel gedetineerden kost het een enorme inspanning om zich in te houden in frustrerende situaties en niet agressief te reageren, maar dit wordt zelden gezien, laat staan gehonoreerd, en soms zelfs nog bestraft. Ook wanneer gedetineerden duidelijk ander en constructiever gedrag gaan stellen dan voorheen, blijven ze vaak hun negatieve imago of slechte naam meedragen, en blijven ze beschouwd worden als gevaarlijk of explosief, ook al is het al jaren geleden dat ze zich agressief opstelden. Tegelijk is een gevangenis een heel paradoxaal systeem, want net in dergelijke context wordt van gedetineerden het omgekeerde verwacht. Gedetineerden moeten zich constructief opstellen, verantwoordelijkheid opnemen, betere mensen worden, vooruitgaan, Binnen een systeem waar veel rond macht draait en gedetineerden in een totale afhankelijkheidspositie zitten, wordt van hen verwacht dat ze op een gezonde manier met anderen leren omgaan. Hoewel gedetineerden nauwelijks iets zelf mogen en kunnen beslissen, wordt van hen verwacht dat ze hun verantwoordelijkheden leren opnemen. Gezonde relaties zijn dan bijna onmogelijk (zowel tussen gedetineerden onderling als tussen gedetineerden en gevangenispersoneel en zelfs tussen gedetineerden en hun sociale omgeving, met wie alle contact beperkt en gecontroleerd wordt), maar toch wordt van hen verwacht dat ze respectvol met anderen leren omgaan. Tenslotte brengt het systeem detentieschade toe, terwijl van gedetineerden verwacht wordt dat ze een zinvolle en constructieve reïntegratie in de maatschappij voorbereiden. Om in het kader van een voorwaardelijke invrijheidsstelling te kunnen vrijkomen, moeten gedetineerden dit zelfs kunnen bewijzen. Het systeem is traumatiserend en wekt derhalve de overlevingsmechanismen van mensen op, en toch moeten gedetineerden aantonen dat ze rustig, gecontroleerd, doordacht en verstan- 16

18 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 17 dig kunnen reageren (terwijl het net een basiskenmerk van traumatische reacties is dat het normale en reflexmatige reacties zijn op abnormale omstandigheden). Wanneer gedetineerden problematisch of moeilijk gedrag stellen, worden ze op vraag van het gevangenispersoneel geïsoleerd en/of getransfereerd naar een andere gevangenis (waardoor er op den duur een carrousel van lastige gedetineerden tussen gevangenissen ontstaat), en tegelijk wordt van hen verwacht dat ze op een herstelgerichte manier met conflicten leren omgaan. Verder is hun toekomst heel onzeker (niemand weet immers wanneer hij/zij opnieuw vrij zal zijn), zijn toekomstperspectieven bemoeilijkt (bv. werk zoeken met een strafblad en met een detentie achter zich wordt veel moeilijker) en worden vooral de risico s in de verf gezet (bv. de voorwaarden waarmee iemand voorwaardelijk vrijgelaten wordt zijn steevast uitgedrukt in termen van wat fout kan lopen en wat niet mag), en ook binnen deze context wordt van hen verwacht dat ze een constructief toekomstplan uitwerken en kunnen voorleggen. Waar we gewelddadige plegers vaak met weinig respect behandelen, verwachten we tegelijk van hen dat ze respect leren tonen tegenover anderen (Milner & Myers, 2007). Door deze paradox komen gedetineerden vast te zitten in een dubbele binding. Dit is een destructieve dilemmasituatie waarbij het onmogelijk is om goed te doen of waarbij het principieel onmogelijk is om een goede keuze te maken. De twee keuzemogelijkheden sluiten elkaar immers wederzijds uit (bv. een bord met de tekst Negeer dit bord, de mededeling Je moet niet naar mij luisteren, het bevel Wees spontaan ). Welke keuze de persoon ook maakt, hij/zij komt in een verlies-verlies situatie terecht. Gedetineerden moeten verantwoordelijkheid opnemen, maar wanneer ze initiatief nemen, worden ze teruggefloten. Ze moeten zich assertief en soms zelfs agressief opstellen tegenover hun medegedetineerden en personeel (om gehoord te worden, om niet misbruikt te worden, om respect te verdienen, ) en subassertief gedrag wordt afgestraft (doordat hun vragen genegeerd worden door het personeel, of ze letterlijk afgestraft worden door medegedetineerden). Om gunsten te kunnen krijgen van justitie is onberispelijk gedrag binnen de gevangenis niettemin een voorwaarde. Met andere woorden: het dubbele normensysteem binnen een gevangeniscontext creëert een dubbele bindingssituatie voor gedetineerden, aangezien ze niet tegelijk aan de officiële, justitiële en maatschappelijke normen en aan de officieuze gevangenisnormen kunnen beantwoorden. Zelfcontrole is bijvoorbeeld niet goed, want druist in tegen de gevangenisnormen; maar ook agressief gedrag is niet goed, want druist in tegen de justitiële en maatschappelijke code. Van gedetineerden wordt verwacht dat ze zich open en eerlijk opstellen, terwijl diezelfde openheid er net voor kan zorgen dat hun diagnostisch verslag negatiever wordt, waardoor ze minder snel buiten geraken. Met het voorgaande in het achterhoofd, lijkt oplossingsgericht werken zo niet onmogelijk, dan toch zeker ontzettend moeilijk binnen een gevangenissysteem. Of, met de woorden van de Ruiter (2009): Positieve psychologie bij (ex-)gedetineerden? In het huidige maatschappelijke klimaat zal het voor veel mensen klinken als vloeken in de kerk. Alleen al de tempoverschillen tussen justitie en kortdurende oplossingsgerichte therapie lijkt moeilijk met elkaar te verzoenen. Nu verliest men tijdens een detentie enorm veel tijd, aangezien er nauwelijks met gedetineerden gewerkt wordt. Een detentie beschouwen en invullen als een zoektijd naar constructieve oplossingen zou voor alle betrokkenen veel efficiënter en effectiever zijn dan de manier waarop men deze periode thans invult (straf, wachten, tijd uitzitten, ). Paradoxaal genoeg wordt ons strafuitvoeringssysteem nauwelijks aangepast integendeel, op een aantal vlakken wordt het steeds repressiever ingevuld -, ook al leidt het middel duidelijk niet tot het gewenste doel. Zo wordt er bij agressie-incidenten in gevangenissen vooral repressief en vaak ook agressief opgetreden (bv. sanctiebeleid, speciale interventieteams, isolatie, transfer). 17

19 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 18 Hierdoor wordt de agressiecultuur in de gevangenis juist versterkt. Agressie leidt immers tot nog meer agressie, waardoor men op den duur in een escalerend patroon van agressieve reacties terecht komt. Deze keuze wordt onder andere ingegeven door de hoge druk die de overbevolking met zich meebrengt, waardoor men eerder voor snelle, korte termijn reacties kiest om brandjes te blussen. Een repressief systeem lijkt echter principieel net het tegenovergestelde te zijn van een denkmodel dat gebaseerd is op het idee van keuze. Om oplossingsgerichte technieken te doen werken, is er op zijn minst ook wat positieve background noise nodig (Furman, 2010), en die is vaak ver te zoeken binnen ons huidige gevangenissysteem. Oplossingsgericht werken veronderstelt daarnaast ook creativiteit (van de therapeut, maar in hoofdzaak ook van de cliënt) (Furman, 2010), en men kan zich afvragen hoe er binnen een in wezen beknottend en beperkend systeem ruimte kan gemaakt worden voor creatief denken. Een ander wezenlijk kenmerk van het oplossingsgerichte model is hoop creëren en stimuleren, en toekomstgericht werken. Maar kan dit wel binnen een systeem waarin de toekomst op zijn minst onzeker en voor velen weinig hoopvol lijkt? En toch zijn er heel wat mogelijkheden voor het oplossingsgerichte model, zelfs binnen deze context. Verschillende internationale praktijkvoorbeelden bewijzen dat het kan, en effectonderzoek toont aan dat het bovendien ook goed werkt. Lindforss en Magnusson (1997) onderzochten de effectiviteit van oplossingsgerichte interventies in het verminderen van recidive bij gedetineerden. Daaruit bleek dat gedetineerden die een oplossingsgericht programma volgden minder hervielen dan gedetineerden in andere programma s. Bovendien bleken de gepleegde feiten van de groep die herviel minder ernstig en de straffen die erop volgden minder lang. Seagram (1997) onderzocht dan weer de effectiviteit van oplossingsgerichte therapie met jonge plegers van herhaalde gewelddadige feiten, gericht op het verbeteren van attitudes en gedrag en op het verminderen van antisociaal denken en gedrag. Seagram kon aantonen dat de groep die een oplossingsgerichte therapie volgde meer optimisme voor de toekomst, een grotere empathie, minder antisociale neigingen, minder druggebruik en minder concentratieproblemen vertoonde. Deze groep herviel ook de helft minder dan jongeren die geen oplossingsgerichte therapie volgden. Ook het werk van Walker & Hayashi (2007, 2009) op Hawaï bewees dat een combinatie van oplossingsen herstelgericht werken met gedetineerden zijn vruchten afwerpt. De beperking die eigen is aan een gevangeniscontext kan in combinatie met het oplossingsgerichte model dus misschien zelfs extra geestelijke ruimte creëren om creatief na te denken over toekomstige mogelijkheden en om stapsgewijs nieuwe vaardigheden in te oefenen. Men zou ook kunnen stellen dat, als men er net in zo n systeem in slaagt om een constructieve stap te zetten, dit nog veel sterker is. Deze aanpak vergt immers nog meer inspanning dan in een vrije context, en net daardoor heeft men meer kans om een constructieve escalatie in te leiden. Volgens de cognitieve dissonantietheorie wordt een gedragskeuze die veel moeite gekost heeft veel sterker verankerd, omdat de menselijke geest meer heeft moeten investeren in het overtuigen van zichzelf dat het een goede keuze was (Tavris & Aronson, 2007). Rekening houdend met de hierboven beschreven specifieke kenmerken van een gevangeniscontext, kunnen de oplossingsgerichte principes, gesprekstechnieken en interventies best wat aangepast worden (naar analogie met het principe van joinen, waarbij de therapeut zich aanpast aan de specifieke cliënt, om een goed contact te maken en op die manier therapie mogelijk te maken). Op die manier komen we tot een aantal specifieke oplossingsgerichte gevangenisstrategieën en -interventies : 18

20 Oplossingsgericht werken in forensische context: Probleem of beperking? 19 Aangezien gedetineerden vaak vastlopen in pathologische dubbele bindingen door de hierboven beschreven paradoxale factoren in een gevangeniscontext, is een therapeutische dubbele binding een mogelijk antwoord. Dit is het spiegelbeeld van de pathologische variant, waarbij de betrokkenen alleen maar kunnen winnen. De essentie van een therapeutische dubbele binding is dat er altijd waardering is voor de cliënt, hoe hij ook reageert (Breda & Van Eyndt, 2007). Wat men ook doet, het is goed. Het positief connoteren van storend gedrag, de keuzes die de cliënt maakt steeds als sterk benoemen of het symptoom voorschrijven zijn hier voorbeelden van. De uitkomst van een therapeutische double bind is dat de cliënt 'changed if he does and changed if he doesn't (De Klerk, 1971). Over het algemeen wordt een therapeutische dubbele binding volgens De Klerk (1971) vaak gebruikt op kritieke fasen van een therapie, zoals het moment van contactlegging, het moment waarop iemand door paradoxaal gedrag de therapie of z n loopbaan dreigt te torpederen etc. Wanneer een cliënt in de eerste sessie bijvoorbeeld weinig informatie geeft, zou dit gecodeerd kunnen worden als weerstand, maar men kan de cliënt ook positief connoteren en benadrukken dat de cliënt zich niet laat opjagen, zijn tijd neemt om eerst een goede vertrouwensband te installeren of dat hij de therapeut niet wil overbelasten, waardoor er een grotere kans bestaat dat de cliënt na verloop van tijd opener wordt (Breda & Van Eyndt, 2007). Toegepast op de gevangeniscontext kan men bijvoorbeeld een therapeutische dubbele binding installeren rond agressief gedrag: als men binnen zo n systeem agressief reageert, beantwoordt men aan de normen en gedragscodes die eigen zijn aan het systeem en is men dus loyaal aan de context waarin men leeft; wanneer men erin slaagt om binnen zo n systeem niet-agressief, maar rustig en beheerst assertief te reageren, is men aan het leren om zich weer aan te passen aan het leven buiten de gevangenismuren en is men zich dus goed aan het voorbereiden op een constructieve reïntegratie. Of algemener: als men er in zo n depriverende context toch in slaagt om creatief te zijn in het zoeken naar oplossingen, moet men enorm sterk zijn; als men er niet in slaagt, grijpt men de kans om de detentieperiode als rustperiode te gebruiken en aan te sterken om, eens buiten, opnieuw aan de slag te gaan met het inoefenen van nieuwe vaardigheden. Wanneer mensen er na een uitgangsvergunning in slagen om op eigen kracht terug binnen te stappen in de gevangenis, zijn ze in staat om sterke keuzes te maken; wanneer ze beslissen om niet (meteen) terug te keren naar de gevangenis, wijst dit op een teken van gezondheid, want dan trekt het vrije leven buiten de muren en in de maatschappij hen meer aan dan het leven binnen de muren. Alle beknottende of beperkende factoren in een gevangeniscontext (bv. het niet-vrij zijn, de beperkte bewegingsmogelijkheden, de kleine ruimte van een cel, het beperkte contact met de buitenwereld, ) worden best beschouwd als een tijdelijke beperking, aangezien daar geen directe oplossing voor te bedenken valt. Mogelijke strategieën in het therapeutisch werken met een beperking zijn: - de beperking helpen aanvaarden; - ook positieve betekenissen van de beperking leren zien door te herkadreren bv. een detentieperiode is een soort bezinningsperiode om stil te staan bij wat ik in de toekomst anders wil, of een detentie helpt om duidelijk te krijgen waar grenzen liggen, of merken dat ik niet kan aarden in een gevangeniscontext maakt duidelijk dat ik blijkbaar toch niet helemaal ongezond functioneer; - de andere kant op kijken en zoeken naar wat de mogelijkheden of opportuniteiten zijn naast of los van de beperking; zoeken naar zaken waar men wel nog keuzes in kan maken 19

Oplossingsgericht werken met groepen. Els Vanhecke - Eindwerk Korzybski Instituut Brugge

Oplossingsgericht werken met groepen. Els Vanhecke - Eindwerk Korzybski Instituut Brugge Oplossingsgericht werken met groepen. Els Vanhecke - Eindwerk Korzybski Instituut Brugge ABSTRACT: In deze paper schets ik een overzicht van de belangrijkste uitgangspunten van oplossingsgerichte therapie

Nadere informatie

methodiek bij de aanpak van complexe scheidingen

methodiek bij de aanpak van complexe scheidingen methodiek bij de aanpak van complexe scheidingen 1 methodiek complexe scheidingen methodiek bij de aanpak van complexe scheidingen 2 methodiek complexe scheidingen Voorwoord Als kinderen een scheiding

Nadere informatie

Het heft in eigen hand: sturen op zelfsturing

Het heft in eigen hand: sturen op zelfsturing Opdrachtgever RWI Het heft in eigen hand: sturen op zelfsturing Opdrachtnemer Gilde Re-integratie, What Works, UvA / P. Wesdorp, E. van Hooft, G. Duinkerken... [et al.] Doel en vraagstelling Welke inzichten

Nadere informatie

Iedereen zei dat het onmogelijk was, totdat er iemand langs kwam die dat niet wist

Iedereen zei dat het onmogelijk was, totdat er iemand langs kwam die dat niet wist ERVARINGSPROFESSIONALS IN EETSTOORNISSEN Iedereen zei dat het onmogelijk was, totdat er iemand langs kwam die dat niet wist Kennismaken met Human Concern 1 Als je een muur opricht, denk dan aan wat er

Nadere informatie

Over vroegtijdige planning van de zorg

Over vroegtijdige planning van de zorg Het levenseinde teruggeven aan de mensen Over vroegtijdige planning van de zorg Manu Keirse Hoogleraar Faculteit der Geneeskunde KU Leuven Ondervoorzitter Federatie Palliatieve Zorg Vlaanderen Inhoud Het

Nadere informatie

Signs of Safety - Werkzame bestanddelen volgens literatuur en medewerkers - Bevorderende en belemmerende factoren voor implementatie

Signs of Safety - Werkzame bestanddelen volgens literatuur en medewerkers - Bevorderende en belemmerende factoren voor implementatie TNO-rapport TNO/CH 2012.023 Signs of Safety - Werkzame bestanddelen volgens literatuur en medewerkers - Bevorderende en belemmerende factoren voor implementatie Behavioural and Societal Sciences Wassenaarseweg

Nadere informatie

De Harde Kern Aanpak MOgroep Utrecht, september 2007

De Harde Kern Aanpak MOgroep Utrecht, september 2007 De Harde Kern Aanpak MOgroep Utrecht, september 2007 Colofon De Harde Kern Aanpak Uitgave MOgroep Admiraal Helfrichlaan 1 Postbus 3332 3502 GH Utrecht telefoon: 030 298 34 34 fax: 030 298 34 37 www.mogroep.nl

Nadere informatie

De ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen

De ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen De ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen De ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen Onderzoek op eigen initiatief naar aanleiding van klachten en signalen over de Bureaus Jeugdzorg Onderzoeksteam

Nadere informatie

Wat werkt: Motiverende gespreksvoering?

Wat werkt: Motiverende gespreksvoering? Wat werkt: Motiverende gespreksvoering? Cora Bartelink Februari 2013 Motiverende gespreksvoering is een veelgebruikte methode om cliënten te stimuleren hulp te zoeken voor hun problemen of hun ongezonde

Nadere informatie

Steun voor ouder(s) en kind(eren) na zelfdoding van een gezinslid

Steun voor ouder(s) en kind(eren) na zelfdoding van een gezinslid Steun voor ouder(s) en kind(eren) na zelfdoding van een gezinslid Handleiding voor organisatie en begeleiding survivalkid.nl Monique van t Erve, Rouw na zelfdoding Petra Windmeijer, Indigo Drenthe Beilerstraat

Nadere informatie

Als schoolleider werken aan randvoorwaarden om als schoolteam tot succesvol informatiegebruik te komen. Van zelfreflectie naar actie

Als schoolleider werken aan randvoorwaarden om als schoolteam tot succesvol informatiegebruik te komen. Van zelfreflectie naar actie Als schoolleider werken aan randvoorwaarden om als schoolteam tot succesvol informatiegebruik te komen. Van zelfreflectie naar actie Jan Vanhoof (Universiteit Antwerpen) Stijn Vanhoof (Coördinator meetbeleid

Nadere informatie

Werk. Werkt! werk. schrift5

Werk. Werkt! werk. schrift5 Werk Werkt! schrift5 werk Voorwoord Werk Werkt! is geschreven vanuit een recovery-visie. Recovery is veel meer dan medische genezing. Het is een persoonlijk en uniek proces, gestuurd door de klant. Drie

Nadere informatie

de WERELD DRAAIT OOK ZONDER MIJ

de WERELD DRAAIT OOK ZONDER MIJ de WERELD DRAAIT OOK ZONDER MIJ 1 2 de WERELD DRAAIT OOK ZONDER MIJ straathoekwerk vertelt 3 COLOFON Deze publicatie kwam tot stand ism vzw ASTROV vzw LISS vzw VOS vzw WESTROV vzw Steunpunt Algemeen Welzijnswerk

Nadere informatie

TNO-rapport Aan de slag met diversiteit. Praktische tips voor HR-beleid. Sjiera de Vries. Cristel van de Ven. Thijs Winthagen

TNO-rapport Aan de slag met diversiteit. Praktische tips voor HR-beleid. Sjiera de Vries. Cristel van de Ven. Thijs Winthagen TNO-rapport Aan de slag met diversiteit Praktische tips voor HR-beleid Sjiera de Vries Cristel van de Ven Thijs Winthagen TNO-rapport Aan de slag met diversiteit: Praktische tips voor HR-beleid Nederlandse

Nadere informatie

Nadenken over vrijheidsbeperking van de cliënt

Nadenken over vrijheidsbeperking van de cliënt Nadenken over vrijheidsbeperking van de cliënt Nadenken over vrijheidsbeperking van de cliënt Een handreiking voor begeleiders in de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking 2009 Vereniging Gehandicaptenzorg

Nadere informatie

Van school naar werk.

Van school naar werk. Van school naar werk. Samen werken aan een veilige en gezonde loopbaan Visies en ideeën voor een preventiecultuur bij jongeren Inhoud Inleiding... 4 Assuralia en de jongeren... 5 Deel I : Jongeren en

Nadere informatie

gevangen in schuld over de uitzichtloze schuldsituaties van cliënten van de verslavingsreclassering

gevangen in schuld over de uitzichtloze schuldsituaties van cliënten van de verslavingsreclassering gevangen in schuld over de uitzichtloze schuldsituaties van cliënten van de verslavingsreclassering Auteurs Nadja Jungmann Anneke Menger Marc Anderson David Stam Datum 2 juli 2014 Hogeschool Utrecht, 2014

Nadere informatie

Het Good Lives Model

Het Good Lives Model Het Good Lives Model Een literatuurstudie Expertisecentrum Forensische Psychiatrie Dr. E. Pomp November 2009 Een aangepaste versie van dit literatuuroverzicht is weergegeven in hoofdstuk 4 van het nieuwe

Nadere informatie

De 10 tips voor. Succesvol Communiceren

De 10 tips voor. Succesvol Communiceren De 10 tips voor Succesvol Communiceren Wat je geeft, ontvang je terug ICM Uitgave De 10 tips voor Succesvol Communiceren Extra tip: Print dit 10 tips e-book voor optimaal resultaat 1 De 10 tips voor Succesvol

Nadere informatie

Strategische planning voor het lokaal sociaal beleid een handleiding

Strategische planning voor het lokaal sociaal beleid een handleiding lokaal sociaal beleid Strategische planning voor het lokaal sociaal beleid Strategische planning voor het lokaal sociaal beleid een handleiding lokaal sociaal beleid Strategische planning voor het lokaal

Nadere informatie

Motivatie om te leren. Introductie. Monique Boekaerts. Eductional Practices Series 10 vertaald uit het Engels door Cordys Onderwijstrajecten

Motivatie om te leren. Introductie. Monique Boekaerts. Eductional Practices Series 10 vertaald uit het Engels door Cordys Onderwijstrajecten Monique Boekaerts Motivatie om te leren Eductional Practices Series 10 vertaald uit het Engels door Cordys Onderwijstrajecten Introductie In de afgelopen veertig jaar is er veel onderzoek gedaan naar de

Nadere informatie

Beslissen over effectieve hulp. Wat werkt in indicatiestelling?

Beslissen over effectieve hulp. Wat werkt in indicatiestelling? Beslissen over effectieve hulp Wat werkt in indicatiestelling? 1 2013 Nederlands Jeugdinstituut Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,

Nadere informatie

Werkwijzer Re-integratie van klanten met psychische aandoeningen

Werkwijzer Re-integratie van klanten met psychische aandoeningen Werkwijzer Re-integratie van klanten met psychische aandoeningen voor klantmanagers en leidinggevenden December 2014 www.divosa.nl 2 Inhoud Inleiding 4 Hoofdstuk 1 Psychische aandoeningen en werk 6 Hoofdstuk

Nadere informatie

Goed bejegenen. Beginselen voor het overheidsoptreden. tegenover mensen die een justitiële straf. of maatregel ondergaan.

Goed bejegenen. Beginselen voor het overheidsoptreden. tegenover mensen die een justitiële straf. of maatregel ondergaan. Goed bejegenen Beginselen voor het overheidsoptreden tegenover mensen die een justitiële straf of maatregel ondergaan Verkorte uitgave Raad voor Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming Tweede uitgave,

Nadere informatie

Methodebeschrijving Signs of Safety. Databank Effectieve interventies huiselijk geweld

Methodebeschrijving Signs of Safety. Databank Effectieve interventies huiselijk geweld Methodebeschrijving Signs of Safety Databank Effectieve interventies huiselijk geweld Deze methodebeschrijving is gemaakt door: Els Kok MOVISIE e.kok@movisie.nl Els Kok is projectleider van de afdeling

Nadere informatie

Pesten. op het werk. www.aclvb.be

Pesten. op het werk. www.aclvb.be Pesten op het werk www.aclvb.be Pesten op het werk www.aclvb.be D/1831/2009/7/16000 V.U.: Jan Vercamst, Koning Albertlaan 95 9000 Gent Inhoud Woord vooraf... 4 Inleiding... 5 1. Wat is pesten?... 7 1.

Nadere informatie

Signs of safety. Samenvatting. 1. Risico- of probleemomschrijving. Cora Bartelink

Signs of safety. Samenvatting. 1. Risico- of probleemomschrijving. Cora Bartelink Signs of safety Cora Bartelink April 2010 Nederlands Jeugdinstituut Infolijn t (030) 630 65 64 e infolijn@nji.nl i www.nji.nl Samenvatting Doel: Het doel van Signs of Safety is een samenwerkingsrelatie

Nadere informatie

Bondgenoten in de decentralisaties

Bondgenoten in de decentralisaties Januari 2013 Bondgenoten in de decentralisaties Invulling geven aan het transformatieproces en de coalitieaanpak TransitieBureau Begeleiding in de Wmo Januari 2013 Bondgenoten in de decentralisaties TransitieBureau

Nadere informatie

1. Signs of Safety Door: drs. Joke Wiggerink (adjunct-directeur) en Petra Rozeboom (werkbegeleider), werkzaam bij Bureau Jeugdzorg Drenthe.

1. Signs of Safety Door: drs. Joke Wiggerink (adjunct-directeur) en Petra Rozeboom (werkbegeleider), werkzaam bij Bureau Jeugdzorg Drenthe. 1. Signs of Safety Door: drs. Joke Wiggerink (adjunct-directeur) en Petra Rozeboom (werkbegeleider), werkzaam bij Bureau Jeugdzorg Drenthe. 1.1 Ontstaansgeschiedenis De belangrijkste factor in het verminderen

Nadere informatie

EEN10 voor patiënten participatie

EEN10 voor patiënten participatie EEN10 voor patiënten participatie 10 bloopers 10 hindernissen 10 smoezen 10 goede redenen 10 vragen over 10 handige afspraken 10 hindernissen 10 tips om het leuk te houden 10 manieren 10 kre ntenuit de

Nadere informatie