Aan de Gemeenteraad. Onderwerp : Beslissen op een verzoek om planschadevergoeding te Surhuisterveen. Raad. 7 september Status.

Transcriptie

1 Aan de Gemeenteraad Raad Status : : 7 september 2006 Besluitvormend Onderwerp : Beslissen op een verzoek om planschadevergoeding te Surhuisterveen Punt no. : 16 Korte toelichting Door mevrouw E. Wassenaar en de heer G. Wassenaar te Opende is namens zichzelf e.a. op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een verzoek ingediend om vergoeding van schade, die zij menen te lijden als gevolg van het besluit van uw raad tot vaststelling van het bestemmingsplan "Surhuisterveen Bedrijventerrein Kommizebosk". Desgevraagd ontvingen wij het advies van de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken te Rotterdam (hierna: de SAOZ). Het advies strekt ertoe om het verzoek toe te wijzen. Wij stellen u voor om conform dit advies te besluiten en verzoekers een schadevergoeding toe te kennen. Nadere toelichting Door mevrouw E. Wassenaar en de heer G. Wassenaar te Opende is namens zichzelf en namens mw. J. Feringa-Wassenaar, mw. F. Wassenaar, dhr. W. Wassenaar en dhr. R. Wassenaar middels een aanvraagformulier d.d. 10 mei 2005 en een aanvullende brief d.d. 22 april 2005 (gezamenlijk ingekomen op 27 mei 2005) een verzoek ingediend op grond van artikel 49 WRO om vergoeding van schade, die zij stellen te lijden als gevolg van het besluit van uw raad d.d. 27 juni 2002 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Surhuisterveen Bedrijventerrein Kommizebosk". Dit plan heeft betrekking op gronden ten (noord)westen van de woning de Scheiding 3 te Opende. Voorheen waren voor deze gronden van kracht de bestemmingsplannen "Buitengebied-1 e fase gemeente Grootegast" en "Buitengebied gemeente Achtkarspelen". Deze plannen boden volgens aanvragers veel minder bebouwingsmogelijkheden dan het nieuwe plan. De schade bestaat volgens hen uit waardevermindering van de onroerende zaak de Scheiding 3 te Opende vanwege verlies van uitzicht, aantasting van de privacy en andere overlast van de nieuwe functie. In uw vergadering van 8 september 2005 heeft u gelet op het feit, dat de gestelde schade voortvloeit uit een onherroepelijke planologische maatregel en aanvragers kunnen worden aangemerkt als belanghebbenden, het door hen ingediende verzoek in behandeling genomen en conform de Procedureverordening Planschadevergoeding 2003 besloten het verzoek om advies in handen te stellen van de SAOZ. Op 15 juni 2006 hebben wij het advies van de SAOZ ontvangen. Het advies hebben wij bij brief d.d. 15 juni 2006 aan aanvragers toegezonden, waarbij zij in de gelegenheid zijn gesteld hun zienswijze daarover kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Thans dient u zich op grond van de voor u ter inzage liggende stukken een oordeel te vormen over de vraag, of het verzoek geheel of gedeeltelijk toe- danwel juist afgewezen dient te worden. Wij merken hierover het volgende op.

2 Raad : 7 september 2006 Punt no.: 16 Blad: 2 Advies SAOZ Algemeen De SAOZ stelt eerst vast, dat ten aanzien van dit verzoek nog de oude regelgeving van toepassing is, omdat het verzoek vóór 1 september 2005 is ingediend (de datum waarop het nieuwe artikel 49 WRO in werking is getreden). Voorts merkt zij op, dat uit kadastrale informatie is gebleken, dat mw. A. Wassenaar-Gjaltema eigenaresse is van de onroerende zaak de Scheiding 3 te Opende. Zij is ook door de SAOZ gehoord. Het verzoek moet worden geacht mede namens haar als belanghebbende te zijn ingediend. Vervolgens merkt de SAOZ op, dat bij een inhoudelijke beoordeling van een verzoek eerst moet worden bekeken, of er sprake is van een wijziging in het planologisch regime, waardoor een belanghebbende in een nadeliger situatie is komen te verkeren. Hiertoe moet(en) de in het geding zijnde planologische maatregel(en) worden vergeleken met het voorheen geldende planologische regime. Daarbij geldt, dat rekening moet worden gehouden met de maximale invulling van de planologische mogelijkheden, ongeacht of realisering daarvan daadwerkelijk heeft of zou hebben plaatsgevonden. Dit betekent, dat hoezeer ook een situatie feitelijk ingrijpend gewijzigd kan zijn, dit niet noodzakelijkerwijs met zich meebrengt, dat een vergelijking van de planologische regimes leidt tot een planologisch nadeliger positie. Planologie Bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Grootegast Voor de gronden direct westelijk van de Scheiding, tegenover het perceel van belanghebbende, en verder in noordelijke richting, was van kracht het bestemmingsplan "Buitengebied", vastgesteld door de gemeenteraad van Grootegast op 28 juni 1984 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Groningen op 25 juni Het gaat om gronden, die zich ongeveer 150 meter westelijk van de Scheiding uitstrekten tot de ongeveer noord-zuid lopende gemeentegrens tussen Grootegast en Achtkarspelen. De gronden hadden de bestemming "agrarisch gebied met verspreide woonbebouwing en elementen van natuurwetenschappelijke en landschappelijke waarde". Hierop mocht geen bebouwing worden opgericht, met uitzondering van woningen, voorzover die als zodanig op de plankaart waren aangeduid. Een dergelijke aanduiding was op de hier aan de orde zijnde gronden niet aangegeven. De schuin tegenover de woning van belanghebbende gelegen woning de Scheiding 4, in noordwestelijke richting bezien, was op de plankaart niet van een dergelijke aanduiding voorzien. Wel stond schuin tegenover de woning, in zuidwestelijke richting bezien, een aanduiding voor een woning op de kaart, maar in werkelijkheid is hier geen woning aanwezig. De SAOZ komt op basis hiervan tot de conclusie, dat de woning de Scheiding 4 onder het overgangsrecht werd gebracht. Op basis van de overgangsbepalingen mochten gebouwen en andere bouwwerken of onderdelen daarvan, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan reeds tot stand waren gekomen danwel nog tot stand konden komen en die afweken van het bestemmingsplan, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd of worden herbouwd na vernietiging door een calamiteit of anderszins (onder voorwaarden). Daarnaast bood het bestemmingsplan mogelijkheden om niet voor bewoning bestemde bedrijfsgebouwen te bouwen, zoals zomermelkstallen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen, met een oppervlakte van maximaal 150 m2 en een maximale goot- en bouwhoogte van resp. 2.5 en 5.5. meter. Bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Achtkarspelen Voor de gronden gelegen westelijk van de destijds bestaande gemeentegrens, op circa 150 meter uit de Scheiding, was van kracht het bestemmingsplan "Buitengebied", vastgesteld door de gemeenteraad van Achtkarspelen op 26 maart 1992, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Fryslân op 20 november 1992 en onherroepelijk geworden bij KB van 21 februari 1995.

3 Raad : 7 september 2006 Punt no.: 16 Blad: 3 De gronden hadden de bestemming "agrarische doeleinden, categorie AG-E (agrarisch gebied met elzensingels)". Krachtens de voorschriften mochten op deze gronden, aangezien ze waren gelegen buiten een bouwvlak, geen gebouwen worden opgericht, met uitzondering van - bij vrijstelling - agrarische gebouwtjes van ondergeschikte aard en lichte constructie, met een oppervlakte van maximaal 50 m2 (per agrarisch bedrijf) en een maximale hoogte van 3.5 meter. Daarnaast mochten bij vrijstelling andere bouwwerken worden opgericht in de vorm van "plat glas" en tunnelkassen tot een hoogte van 2.5 meter. Bestemmingsplan "Surhuisterveen Bedrijventerrein Kommizebosk" De in het geding zijnde gronden zijn thans opgenomen in het bestemmingsplan "Surhuisterveen Bedrijventerrein Kommizebosk", vastgesteld door de gemeenteraad van Achtkarspelen op 27 juni 2002, goedgekeurd door Gedeputeerde Staten van Fryslân op 12 november 2002, in werking getreden en onherroepelijk geworden na de termijn van tervisielegging van het goedgekeurde plan, ofwel op 9 januari De schuin tegenover de woning van belanghebbende gelegen woning de Scheiding 4 (in noordwestelijke richting) met bijbehorend erf (opp. ± 30 x 35 meter) heeft de bestemming "Woondoeleinden-W-" gekregen, met name bestemd voor wonen. De woning mag alleen binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak worden gebouwd. Deze heeft langs de Scheiding een lengte van ca. 10 m. en een diepte van ca. 13 m. De goot- en bouwhoogte van de woning mag resp. 3.5 en 8 m. bedragen (met vrijstelling resp. 6 en 10 m.), de dakhelling minimaal 20, met uitzondering van ondergeschikte d akvlakken. De goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag maximaal 2.5 m. bedragen (met vrijstelling 3.5 m.); die van een aangebouwd bijgebouw mag ten hoogste gelijk zijn met de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning. De bijgebouwen mogen worden opgericht binnen het bouwvlak en op het achterste deel van het perceel, nader aangeduid met "te bebouwen erven" (totale breedte, ongeveer evenwijdig aan de Scheiding, ca. 30 m.) en mogen een gezamenlijke oppervlakte hebben van 50 m2 (met vrijstelling 150 m2). Een strook grond zuidelijk van de woning de Scheiding 4, met een breedte van ca. 16 m. en een diepte (vanuit de Scheiding) van ca. 83 m., én een strook grond noordelijk van deze woning, langs de Scheiding, met een breedte van 5 m., hebben de bestemming "groenvoorzieningen, lage beplanting -G(l)-"; hierop mogen geen gebouwen worden opgericht. De eerstgenoemde strook is voorzien van de aanduiding "fietsroute". Gronden achter en noordelijk van de bestemming "woondoeleinden" (in noordelijke richting, langs de Scheiding, áchter de strook grond met de bestemming "groenvoorzieningen, lage beplanting", over een lengte van ca. 30 m.), hebben de bestemming "groenvoorzieningen, opgaande beplantingen -G(o)-", met de daarbij behorende bouwwerken, kunstwerken en additionele voorzieningen, waaronder wandel- en fietspaden alsmede watergangen. Gebouwen mogen niet worden opgericht. De voor bedrijven aan te wenden gronden, achter en noordelijk van de gronden met de bestemmingen "groenvoorzieningen, lage beplanting" en "groenvoorzieningen, opgaande beplantingen", hebben de bestemming "bedrijfsdoeleinden -B-", voorzien van de aanduiding "BII". Deze gronden zijn met name bestemd voor bedrijven, die zijn genoemd in de in het plan opgenomen Staat van Bedrijven onder de categorieën 1, 2 en 3 met een zone van 50 m. Er kan vrijstelling worden verleend voor de vestiging van bedrijven, die volgens de Staat niet toelaatbaar zijn, mits deze bedrijven naar hun aard en effecten op het woon- en leefklimaat gelijk te stellen zijn met de wel toegelaten bedrijven. Bepaalde vormen van detailhandel zijn in de bestemming begrepen. Voor detailhandel in volumineuze goederen met een beperkt regionale functie kan vrijstelling worden verleend, alsmede voor detailhandel in goederen, waarvan de verkoop in woon- en winkelgebieden ongewenst is, zoals brandgevaarlijke, explosieve en milieuverstorende goederen. De gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd. Deze bouwvlakken bevinden zich in westelijke richting op een afstand van ca. 120 m. vanaf de woning van belanghebbende en in noordwestelijke richting op een afstand van ca. 85 m.

4 Raad : 7 september 2006 Punt no.: 16 Blad: 4 De hoogte van de bebouwing op het westelijk bouwvlak (achter de woning de Scheiding 4) mag maximaal 6 m. bedragen, op het noordwestelijk gelegen bouwvlak deels maximaal 6 (het deel dat het dichtst bij de woning van belanghebbende is gelegen) en deels maximaal 9 m. Het plan bevat een algemene vrijstellingsbevoegdheid voor burgemeester en wethouders om af te wijken van de maten, afmetingen en percentages, tot niet meer dan 10%. Beoordeling van het verzoek De SAOZ komt tot de conclusie, dat belanghebbende door de planologische wijziging in een nadeliger positie is komen te verkeren, waaruit op de voet van artikel 49 WRO voor vergoeding vatbare schade in de vorm van waardevermindering is voortgevloeid. Hieraan liggen de volgende overwegingen ten grondslag. Er dient een vergelijking te worden gemaakt tussen het regime van de bestemmingsplannen "Buitengebied" van de gemeenten Grootegast en Achtkarspelen en dat van het bestemmingsplan "Surhuisterveen Bedrijventerrein Kommizebosk". De SAOZ merkt op, dat schuin tegenover de woning van belanghebbende, westelijk van de Scheiding, de vrijstaande woning de Scheiding 4 is gelegen. Deze woning is op de plankaart behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Grootegast niet van een aanduiding voorzien en mitsdien volgens de SAOZ op basis van overgangsrecht aanwezig. Volgens vaste jurisprudentie op artikel 49 WRO dient hetgeen krachtens overgangsrecht is toegelaten buiten de planologische vergelijking te worden gehouden (zie AGRS , BR 1994/949 Nieuwerkerk a/d IJssel en ABRS Ede). Dit betekent volgens de SAOZ echter niet, dat aan de eerderbeschreven feitelijke overgangsrechtelijke situatie in het geheel geen betekenis zou toekomen bij de beoordeling van het verzoek. Bij de paragraaf "waarde en waardevermindering" wordt hierop nader ingegaan. In de oude situatie was aan de westzijde van de Scheiding, westelijk en noordwestelijk van de woning van belanghebbende, agrarisch gebied gelegen, zonder bebouwing. Er konden slechts agrarische gebouwtjes van beperkte omvang worden opgericht. Vanuit de woonkamer en slaapkamers van de woning van belanghebbende bestaat zicht op deze gronden. In de nieuwe situatie is op een uitgestrekt gebied westelijk van de Scheiding (diepte ter hoogte van de woning van belanghebbende ca. 475 m. en zich langs de Scheiding in noordelijke richting uitstrekkend over een afstand van bijna 650 m.) de ontwikkeling van een bedrijventerrein mogelijk geworden. Het landelijke gebied zal hierdoor verloren gaan en belanghebbende zal een als nadelig aan te merken zicht verkrijgen op bedrijfsgebouwen met een hoogte van max m, en deels 9.9. m. De bebouwing wordt voor een deel afgeschermd door de woning de Scheiding 4, die met bijbehorend erf in het nieuwe plan de bestemming "woondoeleinden" heeft gekregen. De afstand tot de bedrijfsbebouwing is echter betrekkelijk ruim (ca. 120 m. in westelijke richting en ca. 85 m. in noordwestelijke richting). De nadelige invloed van de bedrijfsactiviteiten zal volgens de SAOZ beperkt zijn, omdat slechts bedrijven in de milieucategorieën 1, 2 en 3 met een zone van 50 m. zijn toegestaan en de Scheiding een druk bereden weg is. Van de beplantingsstroken, alszodanig in het nieuwe plan bestemd, zal planologisch gezien slechts een geringe afschermende werking uitgaan. Lage beplanting geeft geen of weinig afscherming en op gronden met de bestemming "groenvoorzieningen, opgaande beplantingen" zijn ook fiets- en wandelpaden en watergangen mogelijk. Privacyverlies is door de afstand tussen (het erf van) de woning en het bedrijventerrein volgens de SAOZ niet aan de orde. De veronderstelde toename van het verkeer op de Scheiding door de ontwikkeling van het bedrijventerrein - mondeling ingebracht door verzoekers - wordt door de SAOZ niet afzonderlijk als nadelig aangemerkt. In verhouding tot de bestaande verkeersintensiteit zal het verkeer met de bestemming het nieuwe bedrijventerrein niet of nauwelijks merkbaar zijn. Bovendien bevindt zich in de nabijheid van de woning van belanghebbende geen ontsluiting van het bedrijventerrein op de Scheiding en kan de hoeveelheid verkeer op deze weg door allerhande andere ontwikkelingen ook worden beïnvloed.

5 Raad : 7 september 2006 Punt no.: 16 Blad: 5 Gevolgen planologische wijziging Samenvattend komt de SAOZ tot de conclusie, dat de vaststelling van het bestemmingsplan "Surhuisterveen Bedrijventerrein Kommizebosk" voor belanghebbende heeft geleid tot een nadeliger positie, waaruit op de voet van artikel 49 WRO schade in de vorm van waardevermindering is voortgevloeid. Gelet op de uitkomst van de planologische vergelijking c.q. de oude planologische mogelijkheden is het nadeel volgens de SAOZ te kwalificeren als "licht". Waarde en waardevermindering De waarde van een onroerende zaak wordt bepaald door factoren als de ligging en de bereikbaarheid, de directe omgeving, de vorm en de omvang van de kavel, de aard en de constructie van de opstallen, de staat van onderhoud ervan, de ruimtelijke indeling van de opstallen en de aanwendingsmogelijkheden, waarvoor de planologische situatie een belangrijke indicatie is. Bij de vraag naar de waarde van het te beoordelen object en de invloed daarop van de nieuwe planologische maatregel speelt de overgangsrechtelijke situatie - anders dan bij de te maken planologische vergelijking - wél een belangrijke rol. Hoewel het brengen van een bestaande situatie onder de werking van het overgangsrecht in principe betekent, dat de intentie bestaat om binnen een planperiode van 10 jaar een einde te maken aan de overgangsrechtelijke situatie, staat de beëindiging daarvan niet op voorhand vast. Een willekeurige koper zal volgens de SAOZ terdege rekening houden met de mogelijkheid dat de bestaande overgangsrechtelijke situatie gedurende langere tijd, of wellicht definitief, zal worden bestendigd. Het object ontleende, rekening houdend met de feitelijke situatie, alsmede de maximale mogelijkheden van het oude planologische regime, zijn hoogste waarde aan de hoedanigheid van woonhuis. Deze waarde lag - de planologische wijziging weggedacht - per peildatum (9 januari 2003) in de orde van grootte van ,--. In essentie gaat het om het vaststellen van de omvang van het waardeverschil als resultante van de hiervoor gemaakte planologische vergelijking. Daarbij is het waardeniveau van het object vóór en nà de planwijziging bepalend. Relatief kleine verschillen in de geschatte waarde, die zich bij taxaties voor kunnen doen, zijn niet van wezenlijke invloed op de waardevermindering. De waardevermindering wordt, naast de waarde van het betroffen object, met name bepaald door de aard en ernst van de inbreuk in verhouding tot de oude planologische situatie. Het hiervoor genoemde specifieke gevolg van de planologische wijziging, te weten minder gunstige ligging, uitzichtverlies en in beperkte mate invloed van de bedrijven, hebben er volgens de SAOZ toe geleid, dat voor een willekeurige gegadigde derde de waarde van het object per peildatum met een bedrag van 7.000,-- is gedaald naar een bedrag in de orde van grootte van ,--. Vergoedbaarheid De planologische wijziging was op de datum van eigendomsverkrijging van het object (25 augustus 1961) voor belanghebbende niet te voorzien. Evenmin is gebleken van andere feiten en/of omstandigheden, welke rechtvaardigen, dat de schade geheel of gedeeltelijk voor rekening van belanghebbende dient te blijven. Het schadebedrag komt volgens de SAOZ derhalve geheel voor vergoeding in aanmerking. Conclusie Op grond van het voorgaande adviseert de SAOZ om het namens mw. A. Wassenaar-Gjaltema ingediende verzoek toe te wijzen, belanghebbende een schadevergoeding toe te kennen van 7.000,-- en dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van ontvangst van het verzoek (27 mei 2005) tot de dag der uitbetaling.

6 Raad : 7 september 2006 Punt no.: 16 Blad: 6 Advies met betrekking tot het door de gemeente in te nemen standpunt In de eerste plaats merken wij op, dat de passage in het advies van de SAOZ met betrekking tot de plaatsing onder het overgangsrecht van de woning de Scheiding 4 te Surhuisterveen niet juist is. Dit is echter de SAOZ niet aan te rekenen en het heeft verder ook geen gevolgen voor het uiteindelijke advies. Wat is het geval. Op de plankaart behorende bij het bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeenten Grootegast is de woning de Scheiding 4 inderdaad niet van een aanduiding voorzien. Wel is zuidelijk van de huidige woning een aanduiding op de plankaart aangegeven. Op die plaats is echter geen woning aanwezig. Dat was tot 1990 echter wel het geval. Met gebruikmaking van een in het bestemmingsplan "Buitengebied gemeente Grootegast" opgenomen wijzigingsbevoegdheid is de woning de Scheiding 4 in 1990 op een andere plaats (de huidige) herbouwd. Dit hield verband met de aanleg van een vrijliggend fietspad langs de Scheiding. Deze wijziging van de aanduiding "woning" is wél op een bij het wijzigingsbesluit behorende kaart aangegeven, maar op de bij het bestemmingsplan behorende plankaart is niet aangegeven, dat er een wijziging van de aanduiding heeft plaatsgevonden. Het was dus niet op voorhand duidelijk, dat er ooit een wijzigingsprocedure is gevoerd. Wat hiervan ook zij, inhoudelijk heeft dit geen gevolgen voor de strekking van het advies. Overigens zijn er naar onze mening geen feiten en/of omstandigheden aan te voeren, die aanleiding zouden moeten geven om van het door de SAOZ gegeven advies af te wijken. Wij stellen dan ook voor om het advies van de SAOZ met inachtneming van voorgaande opmerking over te nemen en derhalve te besluiten het ingediende verzoek om planschadevergoeding toe te wijzen en mw. A. Wassenaar-Gjaltema een planschadevergoeding toe te kennen van 7.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2005 tot de dag van uitbetaling. Indien u conform ons voorstel besluit voornoemd bedrag als planschade toe te kennen, zal de uitbetaling naar verwachting op 21 september 2006 plaatsvinden. De wettelijke rente bedraagt dan 375,37. De totale vergoeding komt daarmee op 7375,37. Voorstel Wij stellen u voor: 1. te besluiten tot het toewijzen van het verzoek om planschadevergoeding van het namens mw. A. Wassenaar-Gjaltema en haar een planschadevergoeding toe te kennen ten bedrage van 7.000,--, verhoogd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2005 tot aan de datum van uitbetaling van dit bedrag, zijnde 375,37; 2. de kosten ten laste te brengen van het grondbedrijf, complex C301 (bedrijventerrein Kommizebosk/De Lauwers). Buitenpost, 24 augustus 2006 het college van burgemeester en wethouders van Achtkarspelen, secretaris, burgemeester, E. van der Sluis L.J. Lyklema Bijlagen : conceptraadsbesluit Ter inzage : de op de zaak betrekking hebbende stukken Ambtenaar : K.J. Matthijs Portefeuillehouder : W. v.d. Wal

7 Raadsbesluit De raad van de gemeente Achtkarspelen; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders dd. 24 augustus 2006, punt nr.: 16; overwegende, dat op 27 mei 2005 door mw. E. Wassenaar en dhr. G. Wassenaar - naar later naar voren is gekomen namens mw. A. Wassenaar-Gjaltema - een verzoek is ingediend om vergoeding van schade als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO (oud)); dat bedoelde schade - bestaande uit waardevermindering van de onroerende zaak de Scheiding 3 te Opende - het gevolg zou zijn van zijn besluit d.d. 27 juni 2002 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Surhuisterveen Bedrijventerrein Kommizebosk", waarmee de ontwikkeling van een bedrijventerrein (noord)westelijk van de onroerende zaak mogelijk is gemaakt; dat het verzoek op grond van het bepaalde in de Procedureverordening Planschadevergoeding 2003 is voorgelegd aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (SAOZ) te Rotterdam met het verzoek daarover advies uit te brengen; dat dit advies op 15 juni 2006 is ontvangen, waarna verzoekers bij brief d.d. 15 juni 2006 in de gelegenheid zijn gesteld hierop te reageren; dat van deze mogelijkheid geen gebruik is gemaakt; dat het advies van de SAOZ ertoe strekt om het verzoek toe te wijzen; dat hij het advies van de SAOZ zowel naar conclusie als naar onderbouwing kan onderschrijven, met uitzondering van de overwegingen met betrekking de overgangsrechtelijke situatie van de woning de Scheiding 4 te Surhuisterveen, hetgeen overigens inhoudelijk geen consequenties heeft; gelet op het bepaalde in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (oud) en de Procedureverordening Planschadevergoeding 2003; b e s l u i t : 1. het namens mw. A. Wassenaar-Gjaltema ingediende verzoek om planschadevergoeding toe te wijzen; 2. Mw. A. Wassenaar-Gjaltema een vergoeding als bedoeld in artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening toe te kennen van schade, die is geleden als gevolg van zijn besluit van 27 juni 2002 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Surhuisterveen Bedrijventerrein Kommizebosk"; 3. de hoogte van de vergoeding te bepalen op 7.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2005 tot de datum van uitbetaling van dit bedrag. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Achtkarspelen van 7 september De griffier, De voorzitter, mw. I.R. Zwart L.J. Lyklema