Inventarisatieonderzoek naar meningen van ouders en medewerkers

Transcriptie

1 Inventarisatieonderzoek naar meningen van ouders en medewerkers Utrecht, juli 2010

2 Inventarisatieonderzoek naar meningen van ouders en medewerkers Een onderzoek in opdracht van: Dynamiek Scholengroep Uitgevoerd door: M. Schrijver L. Aerts Voor: UniPartners Utrecht

3 Voorwoord Voor u ligt het verslag van het onderzoek dat door de consultants in opdracht van UniPartners Utrecht is uitgevoerd voor Dynamiek Scholengroep. UniPartners Utrecht is een non profit academisch adviesbureau gelieerd aan de Universiteit Utrecht. De Universiteit Utrecht ziet het als haar maatschappelijke verantwoordelijkheid om haar kennis breed te delen met de maatschappij. Eén van de doelen van de Universiteit Utrecht is de aanwezige wetenschappelijke kennis toegankelijk te maken voor bedrijven en maatschappelijke organisaties. UniPartners Utrecht sluit bij deze doelstelling aan door als academische dienstverlener kennisoverdracht te bevorderen. Het doel van dit onderzoek is de meningen van ouders en personeelsleden te inventariseren. Er zijn algemene vragen gesteld rondom het begrip tevredenheid, maar ook nieuwe ontwikkelingen worden aangehaald zoals professionele flexibiliteit en de ontwikkeling van kindcentra. Geprobeerd is een algemeen beeld te creëren van de mening van ouders en medewerkers wat betreft verschillende aspecten binnen Dynamiek Scholengroep. Aan de hand van een analyse van de resultaten is er getracht conclusies te trekken die bij kunnen dragen aan het opstellen van het beleidsplan van Dynamiek Scholengroep.

4 Inhoudsopgave 1. Inleiding. 1.1 Introductie 1.2 Doel en vraagstelling 1.3 Opbouw 2. Methoden Meetinstrument 2.2 Selectie van respondenten 2.3 Analyse 3. Resultaten. 3.1 Enquête ouders 3.2.Enquête medewerkers 4. Conclusie Ouders 4.2 Medewerkers 5. Discussie..

5 1. Inleiding 1.1. Introductie Waar willen wij over 5 jaar zijn? Dit is de vraag die ten grondslag ligt aan het inventarisatieonderzoek dat de afgelopen periode binnen de Dynamiek Scholengroep is uitgevoerd en waarvan de resultaten in dit rapport aan u zullen worden gepresenteerd. Maar waarom deze vraag? Dynamiek is ontstaan uit een fusie tussen SKO Overkwartier en SKO Meander. Na deze fusie is er een beleidsplan opgesteld voor de periode waarin de doelen beschreven staan die Dynamiek in die periode zou willen behalen. Dit beleidsplan is in 2006 onder andere tot stand gekomen door middel van een inventarisatieonderzoek. In dit onderzoek werden ouders en leerkrachten gevraagd om hun mening te geven over een breed scala aan onderwerpen rondom Dynamiek Scholengroep. In dit beleidsplan werden een aantal belangrijke thema s aangestipt en per thema werd besproken hoe de situatie op dat moment was en wat de doelen waren voor de toekomst. Enkele voorbeelden van thema s die in dit beleidsplan naar voren kwamen zijn de identiteit van de scholen, de plaats van de school in de gemeenschap en de integratie van leerlingen met specifieke behoeften in school en samenleving 1.2. Doel en vraagstelling Het is nu halverwege 2010 en het beleidsplan komt ten einde. Dit betekent echter niet dat Dynamiek klaar is met haar ontwikkeling; er zal een nieuw beleidsplan voor de periode worden opgesteld waarin nieuwe doelen voor Dynamiek worden vastgesteld. De grote lijnen voor dit beleidsplan zijn al klaar, maar er ontbreekt nog iets: de mening van ouders en leerkrachten! Dynamiek vindt het erg belangrijk dat ouders en leerkrachten de kans krijgen om hun mening te geven over het functioneren van de scholengroep en alles wat daarmee samenhangt. Daarom is er, net als vier jaar geleden, voor gekozen om een inventarisatieonderzoek uit te voeren onder ouders en leerkrachten. De opzet, waarbij er voor ouders en leerkrachten een aparte vragenlijst was, is hetzelfde als vier jaar geleden. Ook worden deels dezelfde onderwerpen als in het onderzoek van vier jaar geleden behandeld en deels komen er nieuwe, actuele, onderwerpen aan de orde. Zo worden er bijvoorbeeld vragen gesteld over de ontwikkeling van kindcentra, omdat dit een actuele ontwikkeling in de maatschappij is die Dynamiek wellicht zal gaan volgen.

6 1.3. Opbouw De resultaten van dit onderzoek zullen gebruikt worden om het beleidsplan voor aan te passen aan de wensen van de ouders en leerkrachten. Ook worden de resultaten van dit onderzoek gebruikt ter vergelijking met de resultaten van vier jaar geleden; doordat er gedeeltelijk dezelfde thema s worden behandeld dan vier jaar geleden en er in sommige gevallen zelfs letterlijk dezelfde vraag wordt gesteld kan er goed gekeken worden of er ook daadwerkelijk een verbetering zichtbaar ten opzichte van vier jaar geleden. Hieruit zal onder andere blijken of de doelen die in het beleidsplan zijn gesteld ook behaald zijn. Deze resultaten worden niet alleen in het rapport wat voor u ligt gepresenteerd. Net als vier jaar geleden wordt er ook een folder ontwikkeld waarin de resultaten kernachtig aan de ouders worden gepresenteerd.

7 2. Methoden 2.1. Meetinstrument Voor het bereiken van de ouders en medewerkers is gekozen voor een enquête die digitaal werd afgenomen, via het programma Thesistools ( Hiervoor is gekozen omdat zo vanuit één centrale plek een groot aantal mensen bereikt konden worden. Op deze manier kregen de mensen de gelegenheid om zelf te bepalen wanneer en waar ze de enquête in zouden vullen. Ouders konden dit thuis in hun eigen comfortabele leefomgeving doen en medewerkers konden zowel thuis als op het werk de enquête invullen. Door gebruik te maken van een digitale enquête bespaarden we ook veel tijd omdat we op deze manier niet alle basisscholen hoefden te bezoeken. Ook was het gemakkelijk om alle resultaten onmiddellijk digitaal als bestand te hebben, waardoor het ook eenvoudiger was de resultaten door te berekenen in SPSS (zie Analyse). Met behulp van Thesistools was het eenvoudiger vragen op een bepaalde manier te stellen, zodat er een gevarieerde enquête ontstond en men zich, naar wij hoopten, niet snel zouden vervelen tijdens het invullen van de enquête. Zo was er plaats voor open vragen, maar vooral veel verschillende meerkeuzevragen waarvan we dusdanig gebruik hebben gemaakt dat bepaalde vragen of stellingen op een optimale manier beantwoord konden worden. Na het sluiten van de enquête was het mogelijk om de resultaten via Thesistools in Microsoft Excel te zetten, waarna we handmatig alle data in SPSS ingevoerd hebben Selectie van de respondenten De respondenten bestonden uit twee verschillende groepen: enerzijds is er een enquête opgesteld voor ouders van leerlingen. Deze leerlingen gaan allemaal naar basisscholen die onder Dynamiek Scholengroep vallen. De leerlingen hebben allemaal een briefje mee naar huis gekregen met daarop een link naar de website waar de enquête op stond, in de hoop zoveel mogelijk ouders te bereiken. Om de resultaten van de enquête betrouwbaar te houden, waren er minimaal 341 ouders nodig die de enquête invulden. Bij de medewerkers betrof dit 203 respondenten. De medewerkers konden eenvoudig bereikt worden door een met de link naar de enquête. Deze konden ze tijdens (of buiten) werktijd invullen. 2.3 Analyse Voor dit onderzoek hebben we bij het analyseren van de resultaten gebruik gemaakt van een kwantitatieve analyse. Om de resultaten op een goede manier te analyseren hebben we het programma SPSS gebruikt. Dit programma biedt oneindig veel mogelijkheden op het gebied van statistiek, wij hebben ons echter beperkt voor het weergeven van de antwoordfrequenties. Zo hebben we gekeken naar de frequentie van een bepaald antwoord op een bepaalde vraag en het

8 bijbehorende percentage. Op deze manier was het eenvoudig en duidelijk genoeg enkele conclusies te kunnen trekken uit de geanalyseerde resultaten.

9 3. Resultaten In dit hoofdstuk worden de resultaten van de enquêtes onder de ouders en medewerkers besproken. Allereerst worden de resultaten van de ouders in kaart gebracht worden en vervolgens de resultaten van medewerkers Resultaten ouders Allereerst zullen de resultaten van de vragenlijsten die door ouders zijn ingevuld worden behandeld. In deze sectie zullen de onderwerpen van de vragenlijst nagegaan worden en zullen de resultaten per onderwerp behandeld worden. Voordat u begint met lezen wil ik u er op attent maken dat er 341 ingevulde vragenlijsten nodig waren om er voor te zorgen dat de resultaten betrouwbaar waren. Algemene vragen Aan het begin van de vragenlijst zijn er een aantal algemene vragen gesteld om een beeld te krijgen van de groep ouders die de vragenlijst hebben ingevuld. In de onderstaande tabel zijn deze gegevens samengevat: Geslacht 18,4% man, 81,6% vrouw Gemiddeld aantal kinderen 2 Leeftijd van de kinderen (in categorieën) 0 t/m 4 jaar: 10,7% 5 t/m 8 jaar: 45,8% 9 t/m 12 jaar: 38,4% 12 jaar en ouder: 5,1% Percentage kinderen met een zorgbehoefte 24,9% Waarom kiezen ouders voor een school? Uit de vraag waarin het ging over overwegingen waarop de keuze voor een bepaalde school wordt bepaald, kwam naar voren dat de meeste ouders (41,1%) de sfeer op de school het belangrijkste aspect vonden bij de keuze voor een school. De nabijheid van de school kwam hierbij op de tweede plaats (32,8%). De ouders vonden de levensbeschouwelijke identiteit (60,2%) en de onderwijskundige identiteit (24,2%) van de school het minst belangrijk bij de keuze voor een school. Andersoortig onderwijs Uit de vragen over andersoortig onderwijs bleek dat slechts 6,9% van de ouders behoefte heeft aan een school met een andere levensbeschouwelijke identiteit. Slechts 11,5% van de ouders

10 had behoefte aan een school met een andere onderwijskundige identiteit. Hieruit kan geconcludeerd worden dat verreweg de meeste ouders tevreden zijn met de onderwijskundige en levensbeschouwelijke identiteit van hun huidige school. Taak en beoogd resultaat van het onderwijs Over de vraag wat de belangrijkste taak van het onderwijs zou moeten zijn verschilden de ouders sterk van mening. 40,8% van de ouders vond dat de belangrijkste taak van het onderwijs zou moeten zijn om de leerlingen te begeleiden in het opgroeien tot zelfstandig functionerende personen. De overige 59,2% van de ouders was het hier niet mee eens en vond dat het bijbrengen van kennis en vaardigheden aan de leerlingen de belangrijkste taak van de school zou moeten zijn. Over de vraag op welk resultaat het onderwijs zich zou moeten richten waren de ouders het wel eens. Maar liefst 93,6% van de ouders was van mening dat het onderwijs zich zou moeten richten op een resultaat waarbij een zo goed mogelijke ontwikkeling van de leerlingen centraal staat. Slechts 6,4% van de ouders was van mening dat het realiseren van een zo hoog mogelijk instroom van leerlingen in het vervolgonderwijs het resultaat was waar het onderwijs zich op zou moeten richten Passend onderwijs Uit de antwoorden op de vragen onder het kopje passend onderwijs bleek dat slechts 60,5% van de ouders bekend is met het begrip passend onderwijs Ook bleek uit de vragen met betrekking tot dit onderwerp dat de ouders van mening zijn dat de leerkrachten op hun school gemiddeld zijn toegerust om om te gaan met kinderen met een zorgbehoefte. Daarnaast gaven de ouders duidelijk aan dat de ouders zelf meer ondersteuning nodig hebben met betrekking tot het bepalen van de zorgbehoefte van hun kind en de plaatsing van hun kind in een klas of school. Dit is een aandachtspunt waar Dynamiek Scholengroep wat mee zou kunnen doen. De integratie van kinderen met een zorgbehoefte Uit de antwoorden op de vragen die betrekking hadden op de integratie van kinderen met een zorgbehoefte bleek dat ongeveer de helft van de ouders van mening is dat kinderen met een zorgbehoefte op school extra aandacht zouden moeten krijgen. Een kwart van de ouders is het hier niet mee eens en vindt dat alle kinderen, met of zonder zorgbehoefte, volkomen hetzelfde behandelt dienen te worden. Het overige deel van de ouders (25%) was neutraal met betrekking tot dit onderwerp.

11 Een tegensprekend gegeven hierbij is dat 40,2% van de ouders aangeeft dat zij van mening zijn dat de extra aandacht voor kinderen met een zorgbehoefte altijd ten koste gaat van kinderen die geen extra zorg nodig hebben. 32,2% van de ouders was het hier niet mee eens en de overige 27,6% was neutraal met betrekking tot deze stelling. Dit zou kunnen betekenen dat ouders de speciale behandeling van kinderen met een zorgbehoefte zo belangrijk vinden dat ze het daarbij voor lief nemen wanneer dit ten koste gaat van de kinderen zonder zorgbehoefte. Ten slotte vond de meerderheid van de ouders (62,6%) het niet goed voor de kinderen (zowel met als zonder zorgbehoefte) wanneer kinderen met en zonder zorgbehoefte gescheiden van elkaar les zouden krijgen. 18,7% van de ouders vond het wel een goed idee om de kinderen op deze manier van elkaar te scheiden en de overige 18,7% was neutraal met betrekking tot deze stelling. De ontwikkeling naar kindcentra Uit de vragen betreffende de ontwikkeling naar kindcentra bleek dat 68% van de ouders bekend was met deze ontwikkeling en dat 75,2% van de ouders mogelijkheden voor de school zag om in te spelen op deze ontwikkeling. 47,2% van de ouders was van mening dat de ontwikkeling naar kindcentra een van de speerpunten voor de school zou moeten vormen, maar aan de andere kant had slechts 33,5% van de ouders behoefte aan deze ontwikkeling. Aan deze 33,5% hebben we gevraagd aan welke soort opvang zij behoefte hebben. De resultaten hiervan ziet u in onderstaande grafiek. 90 Gewenste opvangmogelijkheden (in procenten) Voorschoolse opvang Tussenschoolse opvang Naschoolse opvang Geen van deze mogelijkheden 10 0

12 Uit deze resultaten blijkt dat er vooral behoefte is aan tussenschoolse en naschoolse opvang. Ook hebben we de ouders gevraagd aan welke naschoolse activiteiten voor de leerlingen zij behoefte hadden. De resultaten hiervan ziet u in onderstaande grafiek: Mijn kind heeft niets extra's nodig na school Kinderopvang Sport en spel Huiswerkbegeleiding Creatieve activiteiten Muzieklessen Medische zorg Vreemde taallessen Overige Uit deze resultaten blijkt dat ouders diverse buitenschoolse activiteiten graag zouden zien op hun school. Het liefst zien ze mogelijkheden voor sport en spel en bijna geen enkele ouder zou graag faciliteiten met betrekking tot medische zorg rondom de school zien. De plaats van de school in de gemeenschap Bij de vragen in de vragenlijst die betrekking hadden op de plaats van de school in de gemeenschap werd de ouders gevraagd naar de functies die de school volgens hen voor de omgeving moest hebben. Hieruit bleek dat de meeste ouders (57,9%) het bieden van voor- en naschoolse opvang als belangrijkste functie van de school voor de omgeving zagen. Toen wij de ouders vroegen welke van de drie opties zij het minst belangrijk vonden antwoordde het grootste deel (49,3%) van de ouders dat zij het bieden van ruimte aan voorzieningen voor medische en sociale zorg de minst belangrijke functie van de school voor de omgeving vonden. Instandhouding van de scholen Ten slotte hebben wij de ouders gevraagd of zij het belangrijk vonden dat hun school in de toekomst zou blijven bestaan en wat de redenen hiervoor waren. Hierop antwoordde maar liefst 96,2% dat zij dit belangrijk vonden. De voornaamste redenen waarom ouders dit belangrijk vonden waren dat zij vonden dat kinderen recht hebben op onderwijs in hun eigen leefomgeving en dat het ontbreken van een school zorgt voor een vermindering van de leefbaarheid in een dorp/wijk/gemeenschap. De 3,8% van de ouders die aangaven het niet belangrijk te vinden dat

13 hun school blijft bestaan gaven hiervoor als reden dat zij de kwaliteit van het onderwijs belangrijker vinden dan de nabijheid van de school Resultaten Medewerkers Hier bespreken we de resultaten van de enquête gehouden onder de medewerkers. Geprobeerd is de resultaten te verklaren aan de hand van het aantal antwoorden dat gegeven is bij een vraag en welk antwoord daarin de overhand heeft gehad. Zo hebben we gekeken naar de percentages die weergegeven zijn in de tabellen en waaruit we vaak hebben kunnen concluderen wat medewerkers nu precies vinden van een bepaalde vraag. De eerste vraag die we zullen bespreken is: De belangrijkste taak van het basisonderwijs is om kinderen waarvan hieronder de resultaten in een tabel zijn weergegeven. De belangrijkste taak van het basisonderwijs is om kinderen: te begeleiden in het opgroeien 179 tot zelfstandig functionerende (respondenten) personen 67.5% kennis en vaardigheden bij te brengen % Totaal % Missing value % Uit deze tabel valt op te maken dat het hoogste aantal procenten (67.5%) het meest belangrijk vindt dat kinderen opgroeien tot zelfstandig functionerende personen. Kennis en vaardigheden bijbrengen is ook belangrijk, maar slechts 28.3% ziet dit als de belangrijkste taak van het basisonderwijs. Om niet bij iedere vraag een tabel in te voegen die soms onnodig was, hebben we ook bij de enquête van de medewerkers besloten bij bepaalde onderwerpen of vragen de resultaten te beperken tot het weergeven van gemiddeldes of procenten. Hieronder zullen verder dan per kopje, onderwerp of vraag de belangrijkste resultaten worden weergegeven, al dan niet aangevuld door middel van een tabel of grafiek. Resultaat basisonderwijs Bij deze vraag ging het om het resultaat waar het basisonderwijs zich op zou moeten richten wanneer kinderen de basisschool verlaten. Medewerkers waren het hier bijna unaniem over eens: kinderen moeten zich zo goed mogelijk ontwikkeld hebben (250 respondenten, 94,3%). Slechts een klein aantal respondenten noemt als belangrijkste resultaat dat kinderen een zo hoog

14 mogelijke instroom in het voortgezet onderwijs bereikt hebben: dit zeiden 4 medewerkers,wat neerkomt op 1.5%. Verbeteringen van bepaalde aspecten op het werk Hier hebben we medewerkers om hun mening gevraagd wanneer het gaat om verbeteringen die eventueel gedaan zouden kunnen worden bij bepaalde aspecten op het werk. De mogelijkheden om te antwoorden waren eens of oneens per aspect, daarnaast is een overkoepelende vraag gesteld die luidde: Welke van de aspecten vindt u het meest belangrijk? We zien hieronder in de tabel hoe er op deze vraag geantwoord is: Aantal Percentage Het uiterlijk van de school 3 1.1% Begeleiding kinderen % Modernere lesmethoden % ICT % Didactische vaardigheden % Lestijden 2 0.8% Scholingsmogelijkheden 3 1.1% Overige 8 3% Verantwoordelijkheid verbeteringen Binnen deze vraag ging het om de verantwoordelijkheid van zowel de directeur als de leerkrachten wanneer het ging om het realiseren van bovengenoemde verbeteringen. De medewerkers geven hier aan dat ze vinden dat de directeur hier toch wel redelijk verantwoordelijk voor is: 43% geeft aan een beetje verantwoordelijk, 15.8% vindt dat de directeur hier helemaal verantwoordelijk voor is, 17.7% geeft neutraal als antwoord en 1.5% vindt dat de directeur hier niet erg verantwoordelijk voor is. Deze vraag werd ook gesteld wanneer het ging om de verantwoordelijkheid van de leerkrachten. Als antwoorden werden gegeven dat 0.4% van de respondenten leerkrachten helemaal niet verantwoordelijk stelt wanneer het gaat om het verbeteren van bepaalde aspecten, 1.5% noemt leerkrachten niet erg verantwoordelijk, 16.2% geeft een neutraal antwoord, 48.7% vindt leerkrachten een beetje verantwoordelijk en 11.3% geeft als antwoord helemaal verantwoordelijk. Bij dit onderwerp hebben we met 21.9% missing values te maken. We kunnen hier dus uit opmaken dat men wel vindt dat zowel de directeur als de leerkrachten verantwoordelijkheid dragen voor de verbetering van bepaalde aspecten op het werk. Er wordt hier niet met één vinger naar iemand gewezen: de meerderheid van de antwoorden gaan naar een beetje verantwoordelijk, wat betekent dat iedereen samen deze verantwoordelijkheid draagt.

15 Aspecten bedrijfsvoering We hebben medewerkers gevraagd welke aspecten van de bedrijfsvoering via Dynamiek efficiënter zouden kunnen. Hier werd als volgt op geantwoord: Eens Oneens Waarderingsgesprekken 35.8% 38.5% Beheer van de materialen 38.9% 34.3% Manier waarop met beschikbare tijd wordt omgegaan 50.6% 23.8% Coaching en begeleiding 45.7% 28.7% Digitale mogelijkheden 58.1% 17.7% Communicatie binnen het team 43.8% 30.9% We zien hier dus duidelijk dat er volgens medewerkers in ieder geval een aantal aspecten efficiënter zouden kunnen. Beschikbare tijd en hoe deze ingevuld wordt is een belangrijk aspect waar nog aan gewerkt zou kunnen worden, maar ook de rest van de aspecten zou volgens de medewerkers nog aandacht verdienen. Feedback Wanneer we kijken naar het aspect feedback geven 201 medewerkers aan dat ze hun collega s wel eens feedback geven (75.8%), waar 7 mensen (2.6%) aangeven dat ze geen feedback geven aan collega s. Op de vraag of men het moeilijk vindt collega s aan te spreken op de uitvoering van het werk, geeft 49.4% aan dit inderdaad moeilijk te vinden, waar 29.1% er geen probleem mee lijkt te hebben. Als antwoord op de vraag of er behoefte is aan scholing op gebied van het geven van feedback, wordt overwegend afwijzend gereageerd: 54.3% heeft hier geen behoefte aan, 24.2% zou hulp hierbij toch wel kunnen waarderen. Wanneer het gaat om het ontvangen van feedback geeft 71.7% aan dat ze inderdaad wel eens feedback krijgen: 6.8% antwoordt hier negatief op: zij ontvangen geen feedback van bijvoorbeeld collega s of de directeur. Een andere vraag over feedback was: Van wie ontvangt u meestal feedback?. Hierop antwoordden de medewerkers als volgt: Van wie ontvangt u meestal feedback? Collega s %

16 (respondenten) Directeur % Interne begeleider % Overige, namelijk % Totaal % De behoefte aan het ontvangen van feedback is er wel degelijk: zo antwoordt 72.8% van de respondenten Ja op de vraag: Heeft u behoefte aan het ontvangen van feedback?. Slechts 3.8% heeft hier Nee geantwoord. Als onderdeel van Feedback werden ook een aantal vragen gesteld met betrekking tot aspecten die onderdeel zouden moeten zijn van feedback. Medewerkers konden de verschillende competenties beoordelen op welke zij het meest of minst belangrijk vonden. Omdat bij de resultaten per vraag is weergegeven of een bepaalde competentie als 1 (= meest belangrijk) tot en met 8 (= minst belangrijk) beoordeeld wordt, is hieronder per competentie weergeven hoe deze beoordeeld werd en zijn de belangrijkste resultaten uitgelicht. Vakinhoudelijke competenties: Hier gaf 25.3% van de respondenten aan deze competentie als meest belangrijk te beschouwen, gevolgd door 18.1% als antwoord 2 (= erg belangrijk). Representativiteit: Hier zijn de meningen verdeeld: 4.5% geeft aan deze competentie als meest belangrijk te beschouwen, 10.6% geeft deze competentie een 2, 12.1% geeft een 3, en 14.7% vindt deze competentie het minst belangrijk. Omgang met leerlingen: Bij deze competentie is duidelijke consensus te zien: 43% geeft aan deze competentie als meest belangrijk te beschouwen, gevolgd door 11.3% die de omgang met leerlingen een 2 geeft: ook nog erg belangrijk. Samenwerking met collega s en leidinggevenden: Volgens de respondenten wordt deze competentie ook als redelijk belangrijk ervaren: 15.8% vindt deze feedback het meest belangrijk, 20.4% geeft de competentie een 2. De rest van de antwoorden lopen qua percentage naar beneden. Het functioneren binnen het team: Wat betreft het feedback geven op deze competentie wordt als volgt geantwoord: 16.2% geeft een 1 (= meest belangrijk), 23.0% geeft een 2 en 11.7% geeft een 3. Verspreid over verschillende antwoorden wordt deze competentie toch als redelijk belangrijk ervaren. Manier van lesgeven: Feedback over deze competentie wordt ongeveer even belangrijk gevonden als bovenstaande competentie: 17.4% antwoordde 1 (= meest belangrijk), 20% vond het een 2 waard en 13.2% gaf deze competentie een 3. De rest van de antwoorden liepen qua percentage naar beneden af.

17 Opvattingen over het geven van onderwijs: Dat deze competentie onderdeel zou moeten zijn van feedback, wordt op de volgende manier gewaardeerd: 9.1% ziet het als de meest belangrijke competentie, 17.4% geeft het een 2 (= erg belangrijk) en 10.2% geeft het een 3. Contact met ouders/verzorgers: Deze competentie wordt overwegend belangrijk gevonden, met 14.3% die een 1 heeft gegeven (= meest belangrijk), 16.6% die een 2 als antwoord heeft gegeven en 10.9% die een 3 antwoordde bij deze vraag. Opvallend is de 10.2% die een 7 heeft geantwoord bij deze vraag, wat betekent dat ruim 10% deze competentie niet erg belangrijk vindt. Persoonlijk ontwikkelingsplan Binnen dit onderwerp zijn een aantal vragen gesteld over hoe de medewerker zich voelt binnen zijn/haar werk en worden er vragen gesteld over het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). Ten eerste wordt er op de vraag In hoeverre voelt u zich momenteel competent met betrekking tot uw werk? als volgt geantwoord: 3.4% voelt zich zeer incompetent, 10.9% voelt zich een beetje incompetent, 8.7% geeft een neutraal antwoord, 43.8% zegt zich redelijk competent te voelen en 9.4% voelt zich zeer competent. Op de vraag of men gebruik maakt van een POP wordt er door 122 respondenten (46%) positief geantwoord; 30.6% (81 respondenten) zegt geen gebruik te maken van een POP. Ook werd de vraag gesteld of men het belangrijk vindt om een POP te maken. De antwoorden zijn hieronder weergegeven in een tabel: In hoeverre vindt u het maken van een POP belangrijk? Zeer onbelangrijk 6 2.3% Een beetje onbelangrijk % Neutraal % Een beetje belangrijk % Zeer belangrijk 16 6% Totaal % Wanneer het gaat om tevredenheid rond het krijgen van tijd om aan het POP te werken, is men: zeer ontevreden (3.8%), een beetje ontevreden (24.2%), neutraal 27.5%, een beetje tevreden (15.1%) en zeer tevreden (4.5%).. We zien hier dus dat men op zichzelf wel tevreden is, maar dat er nog net wat meer tijd beschikbaar mag komen om te werken aan het POP. Leiding geven Bij deze vraag kon men aangeven wat het meest van belang is bij een leidinggevende. De

18 resultaten waren als volgt: Vakinhoudelijke kennis 2.6% Leidinggevende vaardigheden 48.7% Besluitvaardigheid 6.8% Veranderingsbereidheid 4.2% Anders 7.2% Over het algemeen vindt men dus dat een leidinggevende vooral over die kwaliteiten moet beschikken, die hem tot leidinggevende maken, namelijk vaardigheden om ook daadwerkelijk leiding te kunnen geven. Professionele flexibiliteit Binnen dit onderwerp werden een aantal vragen gesteld over het begrip professionele flexibiliteit zelf en kon men aangeven in hoeverre ze dit zelf (willen) zijn. Op de vraag of men bekend was met het begrip antwoordde 46% met Ja, waar 29.1% niet op de hoogte was van het concept (missing value was hier 24.9%). Men vindt het concept blijkbaar een positieve ontwikkeling, want op de vraag of dit inderdaad zo was antwoordde 57.4% met Eens, waar 17.7% aangaf het oneens te zijn met de stelling Vervolgens moesten medewerkers een aantal vragen invullen over het wisselen van school/groep, de inspraak die men zelf zou willen hebben etc. Zo zou 60.4% (160 respondenten) het liefst een school vinden waar hij/zij lange tijd kan blijven werken, 14.7% is het hier niet mee eens. Op de stelling Ik vind het niet erg om, wanneer gewenst, van school te wisselen, werd als volgt gereageerd: 35.1% was het hiermee eens tegenover 39.6% zou dit duidelijk niet zo leuk vinden. We zien hier dus dat men in principe lange tijd op dezelfde school zou willen blijven werken en dat een gedeelte het niet zo erg vindt om van school te wisselen maar een iets groter deel dit niet zomaar zou willen. Wat betreft het wisselen van groep is men flexibeler: 64.2% vindt het niet erg om van groep te wisselen, waar 10.9% dit niet zomaar zou (willen) doen.. Ook ziet 57.4% de ontwikkeling professionele flexibiliteit als een kans om zich op professioneel vlak beter te ontwikkelen. Een kleiner percentage, 17.7% is het met deze stelling oneens. Op de vraag of de medewerker minimaal een bepaald aantal jaar op dezelfde school werkzaam zou willen blijven, antwoordde 70.6% met Eens. Het antwoord Oneens werd gegeven door 4.2%. Ook vroegen we of men een minimaal aantal jaar in dezelfde klas werkzaam zou willen blijven: hierop werd met 66% Eens geantwoord en 8.7% antwoordde met Oneens..

19 Om door te gaan op deze stellingen vroegen wij naar het minimale aantal jaar dat een medewerker op dezelfde school en in dezelfde klas werkzaam zou willen blijven. De resultaten staan hieronder weergegeven: Minimale aantal jaar dat men op dezelfde school/in dezelfde klas werkzaam wil blijven Aantal jaar School Klas 1 jaar 0% 0% 2 jaar 1.1% 4.6% 3 jaar 2.3% 24.9% 4 jaar 4.2% 15.8% 5 jaar 19.2% 14.3% 6 jaar 6.4 % 3.4% 7 jaar 2.6% 0.8% 8 jaar 5.3% 0.4% 9 jaar 0.4% 0% 10 jaar 13.6% 0.4% > 11 jaar 15.5% 3.0% Vervolgens geeft 74% via een stelling aan dat hij/zij inspraak wil hebben in de keuze van de nieuwe school/klas waar hij/zij werkzaam zal zijn, op het moment dat er van school of klas gewisseld wordt. Slecht 0.8% hoeft hier niet per se inspraak in te hebben (missing value is 25.3%). Ten slotte wil 49.4% op dezelfde dagen en het hetzelfde aantal uren blijven werken wanneer er sprake is van een school- of groepswissel. 25.3% Hoeft niet perse vast te houden aan die uren en dagen.. Kinderen met een zorgbehoefte Binnen dit onderwerp zijn vier stellingen gegeven waar men variërend op kon antwoorden: van 1 (zeer oneens) tot 5 (zeer eens). Per stelling wordt hieronder besproken hoe medewerkers geantwoord hebben. Kinderen met een zorgbehoefte (bijvoorbeeld kinderen met dyslexie, overactief gedrag, faalangst of vormen van autisme), moeten op school meer tijd en aandacht krijgen van de leerkracht dan leerlingen die geen speciale zorg nodig hebben. Aantal

20 respondenten Percentage Zeer oneens 5 1.9% Redelijk oneens % Neutraal % Redelijk eens % Zeer eens % We zien hier een duidelijke meerderheid mogelijkheid Eens kiezen, wat betekent dat de meerderheid van de respondenten vindt dat kinderen met een zorgbehoefte meer tijd en aandacht nodig hebben en ook moeten krijgen. Kinderen met een zorgbehoefte moeten op school volkomen hetzelfde behandeld worden als kinderen die geen speciale zorg nodig hebben. Aantal respondenten Percentage Zeer oneens % Redelijk oneens % Neutraal % Redelijk eens 16 6% Zeer eens 4 1.5% In navolging van de resultaten van de vorige stelling is het hier logisch dat de meerderheid van de respondenten van mening is dat kinderen met een zorgbehoefte zeker niet volkomen hetzelfde behandeld moeten worden als kinderen die geen speciale zorg nodig hebben. De extra aandacht voor kinderen met een zorgbehoefte gaat altijd ten koste van kinderen die geen speciale zorg nodig hebben. Aantal respondenten Percentage Zeer oneens % Redelijk oneens % Neutraal % Redelijk eens % Zeer eens % Bij deze stelling zien we dat de meerderheid van de respondenten tijdens hun werkzaamheden bemerkt dat kinderen met een zorgbehoefte dusdanig veel extra aandacht nodig hebben dat kinderen zonder speciale zorgbehoefte soms achterblijven qua aandacht.

21 Het is, zowel voor de kinderen met een zorgbehoefte als voor kinderen die geen speciale zorg nodig hebben, beter als ze gescheiden van elkaar onderwijs krijgen. Aantal respondenten Percentage Zeer oneens % Redelijk oneens % Neutraal % Redelijk eens % Zeer eens 8 3% Hier zien we aan de antwoorden van de respondenten dat er consensus bestaat over het geven van gemengd onderwijs qua zorgbehoefte: zowel kinderen zonder speciale zorg als kinderen met een zorgbehoefte kunnen gezamenlijk onderwijs genieten volgens de respondenten. Kindcentra Vragen binnen dit onderwerp gaat over het concept kindcentra, een nieuwe ontwikkeling die voor veel vragen binnen en buiten school kan zorgen. Met behulp van een aantal vragen over kindcentra is meer informatie vergaard over wat medewerkers nu precies over kindcentra weten en wat men ervan vindt. Een eerste vraag betrof of men bekend was met de ontwikkeling betreffende kindcentra. Hierop antwoordde 69.1% positief: slechts 3.4% was niet bekend met dit concept. Op de vraag of men de ontwikkeling van kindcentra als een positieve ontwikkeling in zijn/haar werkomgeving zag, werd als volgt geantwoord: 52.1% ziet dit inderdaad als een positieve ontwikkeling, 20.4% is niet zo enthousiast. Een andere stelling over kindcentra was: Naar mijn mening is de ontwikkeling van kindcentra positief voor de ontwikkeling van kinderen. In onderstaande tabel is te zien hoe op deze stelling geantwoord is: Naar mijn mening is de ontwikkeling van kindcentra positief voor de ontwikkeling van kinderen Zeer oneens % (respondenten) Redelijk oneens % Neutraal % Redelijk eens %

22 Zeer eens % Wat de scholen zelf met de ontwikkeling van kindcentra zouden moeten doen, is ook een vraag die gesteld is binnen de stelling Ik zie mogelijkheden voor onze school om in te spelen op deze ontwikkeling. Hier antwoordde 54% met Eens, waar 17.7% negatief antwoordde en er een missing value was van 28.3%. Op de vraag of de ontwikkeling van kindcentra één van de speerpunten van de school voor de komende periode zou moeten zijn, werd verdeeld geantwoord. Zo was 30.9% het daarmee eens tegenover een groter percentage van 40.8%. Men ziet dus wel heil in kindcentra, maar ziet het nog niet als noodzakelijk om het tot speerpunt te maken voor de komende periode. Periodiek onderzoek Het laatste onderwerp waar we vragen over hebben gesteld in de enquête voor medewerkers, was welke aspecten volgens de respondent periodiek zouden moeten worden onderzocht. Hierin komt naar voren dat men graag meer onderzoek ziet naar kinderen met een zorgbehoefte (ingevuld met 21.1% als meest belangrijk ) en de tevredenheid over het vakmanschap van de leraar (22.3% als meest belangrijk ). Het meest van belang om te onderzoeken vindt men het contact tussen het kind en de leraar. Dit aspect wordt door 34% als meest belangrijk aangedragen. 4. Conclusie 4.1 Conclusie onderzoek ouders Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat ouders over het algemeen tevreden zijn met hun huidige school en het ook belangrijk vinden dat hun huidige school blijft bestaan. Over de beoogde taak van de school verschillen de meningen. Een kleine meerderheid van de ouders vindt het bijbrengen van kennis en vaardigheden aan de leerlingen de belangrijkste taak van het onderwijs. De overige ouders vonden het begeleiden van de leerlingen in het opgroeien tot zelfstandig functionerende personen de belangrijkste taak van het onderwijs. De verbeterpunten voor de school zouden kunnen liggen in de ondersteuning van ouders bij het bepalen van de zorgbehoefte van hun kind en de plaatsing van hun kind in een klas of school. Wanneer er gekeken wordt naar de nieuwe ontwikkelingen in de samenleving die ook door zouden kunnen dringen in de scholen van Dynamiek Scholengroep blijkt dat tweederde van de ouders geen behoefte heeft aan de ontwikkeling van kindcentra binnen de eigen school. Uit de antwoorden op de vragen met betrekking tot passend onderwijs bleek dat de ouders het wel belangrijk vinden dat kinderen met een grotere zorgbehoefte meer aandacht krijgen, maar dat ze het onwenselijk vinden wanneer kinderen met en zonder zorgbehoefte afzonderlijk van elkaar les zouden krijgen.

23 4.2 Conclusie onderzoek medewerkers Na het analyseren van de resultaten van de medewerkers komen een aantal zaken duidelijk naar voren. Zo zien we ten eerste consensus wanneer het gaat om de belangrijkste taak van het onderwijs: kinderen moeten worden begeleid in het opgroeien tot zelfstandig functionerende personen. Ook is het volgens medewerkers de bedoeling dat kinderen zich zo goed mogelijk ontwikkeld hebben in de tijd op de basisschool en niet dat zij de hoogst mogelijke instroom in het voortgezet onderwijs bereikt hebben. Wat betreft het geven en ontvangen van feedback zijn medewerkers wel tevreden: zij vinden het geven van feedback vaak wel lastig, maar hebben zeker behoefte aan het ontvangen van feedback. Als onderdeel van feedback wordt omgang met leerlingen als meest belangrijk ervaren: de leerkracht wil graag weten hoe anderen aankijken tegen de omgang met leerlingen en deze leerkracht. Wat betreft het concept POP lijkt dit concept nog niet helemaal aan te slaan bij medewerkers: hoewel 46% gebruik maakt van een POP lijkt er niet veel behoefte te zijn aan het maken ervan. Ook vindt men overwegend dat er te weinig tijd is om te werken aan het POP. Bij het concept professionele flexibiliteit kwamen ook wat opvallende resultaten naar voren. Zo ziet een meerderheid van de medewerkers deze ontwikkeling als positief, maar lijkt het zo dat, wanneer het erop aankomt, de medewerker toch niet zo flexibel wil zijn als de ontwikkeling voorschrijft. Zo is er een overgrote meerderheid die lange tijd op dezelfde school wil blijven werken. Het wisselen van groep wordt als meer aanvaardbaar bekeken: een meerderheid zou het niet erg vinden om van groep te wisselen. Hoewel deze ontwikkeling wordt gezien als een kans om zich op professioneel vlak te ontwikkelen, is er toch een overgrote meerderheid die zegt een minimaal aantal jaar op dezelfde school en in dezelfde klas te willen blijven werken. Kijkend naar kinderen met een zorgbehoefte, zien we dat medewerkers over het algemeen vinden dat kinderen met een zorgbehoefte meer tijd en aandacht nodig hebben en moeten krijgen. Kinderen met een behoefte aan speciale zorg moeten niet volkomen hetzelfde behandeld worden als kinderen zonder zorgbehoefte. Medewerkers zijn wel van mening dat er door kinderen met een zorgbehoefte minder extra aandacht overblijft voor kinderen zonder zorgbehoefte maar men zou niet anders willen zien dan dat kinderen met of zonder zorgbehoefte bij elkaar in de klas kunnen blijven zitten. Wat betreft de ontwikkeling kindcentra ziet een meerderheid van de medewerkers dit als een positieve ontwikkeling. Ook vindt men dat de ontwikkeling van kindcentra overwegend positief is voor de ontwikkeling van de kinderen zelf. Men ziet mogelijkheden voor de school om in te spelen op de ontwikkeling, maar men is niet van mening dat deze ontwikkeling een van de speerpunten van de school moet zijn de komende periode.

24 5. Discussie Naast deze resultaten zijn er ook nog een aantal opvallende uitkomsten en beperkingen binnen het onderzoek aan te stippen. Zo is het aantal personen dat de vragenlijsten heeft ingevuld een beperking van het onderzoek. Bij de medewerkers was dit geen probleem. Voor een betrouwbaar resultaat hadden minimaal 203 medewerkers de vragenlijst in moeten vullen. Uiteindelijk hebben 265 medewerkers de enquête ingevuld. Bij de ouders was het een ander verhaal. Daar waren minimaal 341 ingevulde vragenlijsten nodig. Dit was echter slechts bij de modulen algemene vragen, schoolkeuze, andersoortig onderwijs en taak en beoogd resultaat van het onderwijs het geval. Bij de overige modulen waren er tussen de 300 en de 340 ingevulde vragenlijsten beschikbaar. Dit kan problemen opleveren bij de interpretatie van de resultaten. Daarnaast ondervonden we een nog groter probleem. Doordat veel respondenten wel begonnen aan het invullen van de enquête maar deze niet helemaal afmaakten of sommige vragen niet beantwoordden, kwamen we uiteindelijk op resultaten die veel missing values bevatten. Hier hadden dus in principe respondenten een antwoord moeten geven, maar omdat dit niet gebeurd is, is het onduidelijk welk antwoord gegeven zou zijn. Hoewel we dus genoeg ingevulde vragenlijsten bij elkaar hebben gekregen, zijn we er te laat achter gekomen dat er teveel gevallen van missing in voorkwamen waardoor we problemen ondervonden tijdens het analyseren van de resultaten. Vervolgens waren er enkele opvallende resultaten waar wellicht nogmaals naar gekeken kan worden. Zo gaf de meerderheid van de ouders aan de ene kant aan dat zij het belangrijk vonden dat kinderen met een zorgbehoefte extra aandacht krijgen, maar aan de andere kant gaf ook de meerderheid van de ouders aan dat zij van mening zijn dat deze extra zorg voor kinderen met een zorgbehoefte altijd ten koste gaat van kinderen zonder zorgbehoefte. Dit zou een interessant onderwerp kunnen zijn om verder te onderzoeken. Ook bij de vragen over de ontwikkeling naar kindcentra gaven de ouders tegenstrijdige antwoorden. Zo gaf 47,2% van de ouders aan dat de ontwikkeling naar kindcentra een van de speerpunten voor de school zou moeten worden, maar gaf slechts 33,% aan dat zij behoefte hadden aan de ontwikkeling van kindcentra. Doordat dit wel erg tegenstrijdig klinkt zou dit in volgend onderzoek verder onderzocht kunnen worden.

25 Kijkend naar de resultaten van de medewerkers zijn er ook nog een aantal aanbevelingen voor eventueel verder onderzoek of waar intern iets mee gedaan zou kunnen worden. Zo lijkt het concept POP nog niet helemaal een positieve uitstraling te hebben waardoor medewerkers het van belang kunnen vinden een eigen POP bij te houden. Men heeft er weinig behoefte aan en vindt dat er te weinig tijd is om eraan te werken. Het lijkt erop dat POP misschien aantrekkelijker gemaakt zou moeten of kunnen worden. Ook zien de medewerkers de voordelen van het concept professionele flexibiliteit wel in, maar willen ze er verder (nog) niet al teveel mee doen. Misschien kan het concept beter ontwikkeld worden door medewerkers voor te lichten over de voordelen van deze ontwikkeling waardoor ze zich, op een flexibele manier kunnen opstellen. Wat betreft kindcentra zien we een soortgelijke tendens. Men vindt de ontwikkeling van kindcentra een positieve ontwikkeling, maar vindt het nog niet van belang of ziet het nog niet als noodzaak van deze ontwikkeling onmiddellijk een speerpunt te maken. Het ligt er natuurlijk ook aan wat Dynamiek zelf voor ogen heeft bij het concept kindcentra, vandaar slechts deze constatering en geen verder aanbeveling. Voortgang In de komende periode zullen de resultaten van dit inventarisatie onderzoek vergeleken worden met het eerdere onderzoek van vier jaar geleden. Hieruit kunnen we conclusies trekken en wellicht ook tendensen zien ontstaan. Deze worden ook aan u gepresenteerd. Op 16 september zal een themabijeenkomst plaatsvinden met ouders, leraren, directeuren en College van Bestuur waarin de resultaten meegenomen worden in een eerste concept strategisch beleidsplan Ook daar wordt u nader over geïnformeerd. Voor vragen/reacties en opmerkingen kunt u terecht bij Het College van Bestuur van Dynamiek Scholengroep.