ARBEIDSMARKTBAROMETER MBO Vacatures in het schooljaar

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ARBEIDSMARKTBAROMETER MBO Vacatures in het schooljaar"

Transcriptie

1 ARBEIDSMARKTBAROMETER MBO Vacatures in het schooljaar eindrapport - drs. J.J. van der Wel drs. C.T.A. van Bergen Amsterdam, oktober 2008 Regioplan publicatienr Regioplan Beleidsonderzoek Nieuwezijds Voorburgwal RD Amsterdam Tel.: +31 (0) Fax : +31 (0) Onderzoek, uitgevoerd door Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

2

3 VOORWOORD Het schooljaar stond in het teken van de nieuwe beleidsmaatregelen die werden afgesproken om de toekomstige problemen op de onderwijsarbeidsmarkt tegen te gaan. Begin 2008 verscheen het Actieplan Leerkracht van Nederland als het antwoord van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op de verwachte personeelstekorten in het onderwijs. Het lerarenberoep aantrekkelijker maken en de concurrentiepositie van het onderwijs versterken op de arbeidsmarkt, dat is de inzet van het actieplan. De aangekondigde beleidsmaatregelen zijn erop gericht om goede nieuwe docenten aan te trekken en zittende docenten te behouden. Het uiteindelijke doel: het bestrijden van het lerarentekort en het garanderen van de onderwijskwaliteit. Een goede monitoring is noodzakelijk om de ontwikkelingen op de onderwijsarbeidsmarkt in kaart te brengen, maar vooral ook om inzicht te verkrijgen in de doeltreffendheid van de ingezette maatregelen, zodat er indien nodig met gerichte beleidsaanpassingen wordt ingespeeld op ontstane personeelstekorten.de Arbeidsmarktbarometer Onderwijs levert daarvoor belangrijke informatie. De afgelopen jaren werd dat onderzoek, in opdracht van het ministerie van OCW uitgevoerd door Regioplan Beleidsonderzoek. Het nu voorliggende rapport gaat in op de resultaten voor het middelbaar beroeps onderwijs en volwasseneneducatie en beschrijft de vacatureontwikkelingen voor management, onderwijzend en ondersteunend personeel in het schooljaar We danken hierbij alle respondenten van instellingen en besturen in het middelbaar beroeps onderwijs die in het schooljaar en in de daaraan voorafgaande jaren hun welwillende medewerking aan het onderzoek hebben verleend. Daarnaast bedanken we de betrokken medewerkers van de directie Leraren en van de directie Beroepsonderwijs en Volwasseneneducatie van het ministerie van OCW voor de begeleiding van het onderzoek. Drs. C.T.A. van Bergen (projectleider)

4

5 INHOUDSOPGAVE Samenvatting... I 1 Inleiding Achtergrond Onderzoeksvragen Onderzoeksopzet en dataverzameling Leeswijzer Vacatures voor management Vacatures in het schooljaar Kenmerken van ontstane vacatures Wijze van vervulling Aantal maanden dat onvervulde vacatures openstaan Moeilijk vervulbare vacatures Vacatures voor leraren Vacatures in het schooljaar Verschillen naar regio en sector Aantal maanden dat onvervulde vacatures openstaan Moeilijk vervulbare vacatures Vacatures voor ondersteunend personeel Vacatures in het schooljaar Aantal maanden dat onvervulde vacatures openstaan Moeilijk vervulbare vacatures Literatuur Bijlagen Bijlage 1 Respons en representativiteit Bijlage 2 Populatieschatting Bijlage 3 Tabellen bij hoofdstuk 2, 3 en Bijlage 4 Formatiegegevens Bijlage 5 Verschil met vacaturemeting van het CBS Bijlage 6 Definities van de belangrijkste begrippen Bijlage 7 Afkortingen... 47

6

7 SAMENVATTING De Arbeidsmarktbarometer MBO is een monitoronderzoek waarmee gegevens worden verzameld over vacatures voor managementpersoneel, leraren en ondersteunend personeel in het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. Opdrachtgever van het onderzoek is het ministerie van OCW, het onderzoek over het schooljaar is uitgevoerd door Regioplan Beleidsonderzoek. De Arbeidsmarktbarometer MBO omvat twee metingen, één meting over het derde kwartaal van 2007 en één over de rest van het schooljaar Voor beide metingen worden alle instellingen in het mbo benaderd. De respons lag daarbij voor alle functiegroepen rond de vijftig procent. Over de eerste meting, waarin naast vragen over aantallen vacatures in het eerste kwartaal van het schooljaar ook verdiepingsvragen zijn gesteld over ontstaansreden en wijze van vervulling van vacatures, is een aparte rapportage verschenen. 1 In de voorliggende rapportage presenteren we de integrale resultaten over het gehele schooljaar Gedurende het schooljaar kende het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie in alle drie functiegroepen relatief veel openstaande vacatures. Het percentage onvervulde lerarenvacatures lag, hoewel er minder vacatures zijn ontstaan, op hetzelfde niveau als tijdens het schooljaar Voor alle functiegroepen geldt dat onvervulde vacatures naar verhouding een langere periode openstonden. De cijfers suggereren dat het in het schooljaar voor alle functiegroepen lastig was om vacatures tijdig te vervullen. De resultaten van deze en andere arbeidsmarktbarometers kunt u ook bekijken via de website Managementpersoneel In het schooljaar zijn er veel managementvacatures ontstaan en vervuld, maar is ook het aantal onvervulde vacatures hoog. Veel van deze nog niet-vervulde vacatures staan ook relatief lang open maar worden desondanks niet als moeilijk vervulbaar beoordeeld door de contactpersonen. Het aantal ontstane vacatures komt op 17,8 procent van de totale werkgelegenheid voor management in het mbo, de ontstane vacature-intensiteit is daarmee hoger dan in de voorgaande schooljaren. De meest genoemde oorzaak voor het ontstaan van deze vacatures is vrijwillig vertrek naar een andere school of naar een functie buiten het onderwijs. De vervulde vacature- 1 Wel, J.J. van der en C.T.A. van Bergen (2008). Arbeidsmarktbarometer MBO Vacatures in het 3 e kwartaal van Den Haag: Sdu. I

8 intensiteit is 15,6 procent, ook dat is hoger dan tijdens vorige schooljaren. Twee van de vijf managementvacatures worden intern vervuld. Per vacature melden zich gemiddeld 22 kandidaten. Binnen de barometer wordt met openstaande vacatures gedoeld op vacatures die op dat moment al vervuld hadden moeten zijn. De openstaande vacatureintensiteit bedroeg in het schooljaar ,5 procent en ook dat is meer dan we tijdens voorgaande schooljaren hebben gemeten. Van elke zes openstaande managementvacatures staat er één al langer dan drie maanden open. Leraren Ondanks een wat lagere ontstane vacature-intensiteit is de openstaande vacature-intensiteit in het schooljaar gelijk gebleven aan het vorige schooljaar. Ook de relatief lange periode dat vacatures openstaan terwijl ze eigenlijk al vervuld hadden moeten zijn en het percentage vacatures dat moeilijk vervulbaar is, wijzen erop dat het vervullen van lerarenvacatures soms problematisch is. Voor leraren in het mbo komt de ontstane vacature-intensiteit in het schooljaar op 6,8 procent. De vervulde vacature-intensiteit ligt met 6,4 procent iets lager. Beide percentages liggen onder de percentages van het schooljaar De openstaande vacature-intensiteit is 1,0 procent en is even hoog als tijdens het vorig schooljaar. Het percentage vacatures dat op het meetmoment langer dan een maand onvervuld is, is echter opnieuw toegenomen en ligt nu ruim boven de helft. Een derde van de openstaande vacatures is volgens de contactpersonen moeilijk vervulbaar. De indruk is dat de sector Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn wat meer moeite heeft met het vervullen van vacatures dan andere sectoren. Ondersteunend personeel Bij vacatures voor ondersteunend personeel zien we een vergelijkbaar beeld als bij leraren: ondanks een wat lager aantal ontstane vacatures voor ondersteunend personeel, lijkt het in het mbo moeilijker om vacatures tijdig vervuld te krijgen dan tijdens het schooljaar Aanwijzingen daarvoor zijn de toegenomen openstaande vacature-intensiteit en de relatief lange periode dat onvervulde vacatures al openstaan. Net als bij vacatures voor leraren liggen ontstane vacature-intensiteit én vervulde vacature-intensiteit voor het ondersteunend personeel met respectievelijk 11,8 procent en 10,8 procent wat lager dan tijdens het vorige schooljaar. De vacatures zijn evenredig verdeeld over onderwijsondersteunend personeel (oop) en organisatie- en beheerspersoneel (obp). De openstaande vacature-intensiteit voor ondersteunend personeel bedraagt 2,0 procent en is in vergelijking met voorgaande schooljaren verder gestegen. II

9 Twee derde van de vacatures staat langer dan een maand open, ruim een kwart zelfs langer dan drie maanden. Eén op de vijf openstaande vacatures wordt door de contactpersonen moeilijk vervulbaar genoemd. III

10 IV

11 1 INLEIDING 1.1 Achtergrond In de nota Werken in het onderwijs 2008 wees het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) erop dat het mbo minder bevoegdheidsvereisten kent, waardoor de arbeidsmarkt in het mbo minder gesloten is en dus gevoeliger is voor conjunctuurschommelingen. De verwachting is dat de vacatureproblematiek in het mbo de komende jaren sterk kan toenemen door de hoogconjunctuur en het relatief hoge aandeel van ouderen ( vergrijzing ) in de sector. 1 Om een indruk te geven van de mogelijke omvang van het probleem: de MBO Raad schatte dat de vraag naar nieuwe leraren door (vervroegde) pensionering van huidige leraren in het mbo in 2010 kan oplopen naar 1900 banen. 2 De ontwikkelingen op de onderwijsarbeidsmarkt worden door het ministerie van OCW nauwlettend gevolgd. Daartoe laat ze jaarlijks een aantal onderzoeken uitvoeren, waarvan de Arbeidsmarktbarometer MBO er één is. De barometer is een monitoronderzoek, dat dient als knelpuntindicator en dat tegelijkertijd effecten van het gevoerde beleid meet. In de rapportage voor de Arbeidsmarktbarometer MBO over het schooljaar concludeerden we dat het aantal openstaande vacatures voor management, leraren en ondersteunend personeel in het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie ten opzichte van het voorafgaande schooljaar, was gestegen. 3 In het schooljaar van lag het percentage openstaande lerarenvacatures in het mbo met 1,0 procent op het niveau dat het ministerie van OCW als kritische grenswaarde hanteert. 4 Aan het begin van het schooljaar , het derde kwartaal van 2007, lag het percentage zelfs erboven. 5 Ook het relatief hoge percentage moeilijk 1 Ministerie van OCW (2007). Werken in het Onderwijs Den Haag: ministerie van OCW. 2 Zie Persbericht MBO Raad, 31 augustus 2007 ( 3 Wel, J.J. van der en C.T.A. van Bergen (2007). Arbeidsmarktbarometer MBO Vacatures in het schooljaar Den Haag: Sdu. 4 Wanneer het percentage openstaande vacatures voor leraren boven de kritische grenswaarde van 1 procent komt, worden de openstaande vacatures een belemmering voor goed onderwijs. Voor de andere functies (management en ondersteunend personeel) is geen kritische grenswaarde geformuleerd. Hoewel openstaande vacatures in deze functiegroepen tot serieuze problemen kunnen leiden, is de impact ervan op het primaire proces anders dan de impact van openstaande lerarenvacatures. 5 Wel, J.J. van der en C.T.A. van Bergen (2008). Arbeidsmarktbarometer MBO Vacatures in het 3 e kwartaal van Den Haag: Sdu. 1

12 vervulbare vacatures en de langere periode dat vacatures openstaan, duidden op een toenemende spanning op de arbeidsmarkt in de sector. Ieder schooljaar rapporteren we tweemaal over de arbeidsmarktsituatie in het mbo en de volwasseneneducatie. Deze rapportage is de tweede rapportage van dit schooljaar. We gaan hier in op de vraag naar leraren, ondersteunend personeel en managers in de sector in het gehele schooljaar. De rapportage is gebaseerd op cijfers over het aantal ontstane, vervulde, vervallen en openstaande vacatures (ook wel stroomgegevens genoemd) over het derde kwartaal van 2007 en de drie daaropvolgende kwartalen van het schooljaar De resultaten die we in deze rapportage presenteren, zijn ook op internet te vinden. Via de website is het mogelijk om zelf tabellen samen te stellen. Ook kan de situatie op de onderwijsarbeidsmarkt van de afgelopen jaren worden bekeken. 1.2 Onderzoeksvragen Voor het verzamelen van de vacaturecijfers gedurende het schooljaar zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Hoe groot is de vacaturevoorraad (regulier en vervanging) die op mboinstellingen ontstaat, onderverdeeld naar functie (directie, onderwijsgevend personeel en ondersteunend personeel 6 )? 2. Hoe groot is de vacaturevoorraad (regulier en vervanging) die op mboinstellingen wordt vervuld, onderverdeeld naar functie? 3. Hoe groot is de openstaande vacaturevoorraad (regulier en vervanging) op mbo-instellingen, onderverdeeld naar functie? 4. Worden de openstaande vacatures gezien als moeilijk vervulbaar en hoe lang staan deze vacatures open? 5. Doen zich regionale verschillen voor als het gaat om ontstane, vervulde en openstaande vacatures en ervaren problemen? 6. Doen zich verschillen voor naar functie als het gaat om ontstane, vervulde en openstaande vacatures en ervaren problemen? 7. Welke ontwikkelingen doen zich voor in de totale vacaturevoorraad en in de vervulde en openstaande vacaturevoorraad? 6 Onder ondersteunend personeel verstaan we het onderwijsondersteunend personeel (oop) en het organisatie- en beheerspersoneel (obp). 2

13 1.3 Onderzoeksopzet en dataverzameling Voor de Arbeidsmarktbarometer MBO zijn zoals gebruikelijk twee metingen uitgevoerd: Een meting over het eerste kwartaal van het schooljaar (het derde kwartaal van 2007). Een meting over de resterende drie kwartalen van het schooljaar. Beide metingen van de Arbeidsmarktbarometer MBO hebben betrekking op reguliere vacatures én op vacatures voor vervanging langer dan drie weken. De vragenlijsten kennen steeds drie onderdelen, elk gewijd aan één van de functiegroepen: onderwijzend personeel; ondersteunend personeel; 7 managementpersoneel. Tijdens de eerste meting zijn vacaturegegevens verzameld over het gehele derde kwartaal van Dit valt samen met het begin van het schooljaar waarin, binnen het onderwijs, een relatief groot deel van de vacatures ontstaat. Over deze periode wordt daarom, naast stroomgegevens (over ontstane, vervulde en openstaande vacatures), ook informatie verzameld over de wijze waarop de vacatures zijn ontstaan en zijn vervuld en welke knelpunten optreden bij de vervulling. De gegevens zijn direct na het einde van het derde kwartaal (in oktober 2007) verzameld met een schriftelijke vragenlijst onder alle mbo-instellingen. 8 De tweede meting omvat de resterende drie kwartalen van het schooljaar (vierde kwartaal 2007, eerste en tweede kwartaal 2008). Gedurende deze periode benaderen we iedere maand een deel van de contactpersonen met het verzoek om de stroomgegevens van hun instelling over de voorliggende maand te leveren. De gegevens worden telefonisch (alleen indien er geen vacatures waren) of per verzameld. De tweede meting is beperkter van opzet dan de eerste: voor onderwijzend en ondersteunend personeel wordt het verdiepende deel, over ontstaansredenen en wijze waarop van vacatures worden vervuld, achterwege gelaten. Voor management worden deze verdiepende vragen overigens wel gedurende het hele schooljaar gevraagd. De reden daarvoor is dat het aantal managementvacatures binnen een meting vaak erg klein is, waardoor we maar moeilijk uitspraken kunnen doen over de achtergronden van vacatures. Door het hele jaar informatie over managementvacatures te vragen, krijgen we een 7 Uitgesplitst naar onderwijsondersteunend (oop) en organisatie- en beheerspersoneel (obp). 8 Van der Wel en Van Bergen (2008). 3

14 betrouwbaarder beeld. Aangezien het ook per instelling veelal om een relatief klein aantal vacatures gaat, is de extra belasting van de respondenten gering. Benaderde instellingen Het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie bestaan uit 70 instellingen: 42 roc s, 13 aoc s en ipc s, 13 vakscholen en 2 overige instellingen. 9 Voor het benaderen van de instellingen maakt Regioplan gebruik van een, zelf onderhouden, actueel bestand met personen binnen mbo-instellingen die informatie kunnen geven over de vacatures binnen hun instelling of een deel van hun instelling (een unit/sector of enkele units/sectoren). Evenals in voorgaande jaren hebben we alle contactpersonen voor de mbo-instellingen twee keer benaderd: één keer tijdens de eerste meting en één keer tijdens de tweede. Er is dus geen steekproef getrokken. Centraal of decentraal Het aantal contactpersonen binnen roc s is afhankelijk van de organisatie van de instelling. Sommige roc s kennen een centrale organisatiestructuur, waardoor één contactpersoon gegevens over de hele instelling kan leveren. In andere gevallen moeten de gegevens decentraal (bijvoorbeeld per unit of sector) worden verzameld. Bij aoc s, vakscholen en overige instellingen antwoordt een contactpersoon vrijwel altijd voor de gehele instelling. Respons Tijdens de eerste meting (over het derde kwartaal 2007) zijn 87 contactpersonen benaderd en tijdens de tweede meting (over de rest van het schooljaar ) 76. Het verschil in aantal benaderde personen tussen de beide metingen wordt veroorzaakt doordat instellingen tijdens de ene meting de gegevens centraal leveren en tijdens de andere meting decentraal. Voor de metingen over dit schooljaar zijn opnieuw minder contactpersonen benaderd dan tijdens metingen in de voorgaande schooljaren. De oorzaak daarvan is dat een toenemend aantal instellingen de gegevens centraal verzamelt en de vragen daarover ook centraal wil beantwoorden. Deze ontwikkeling kent voor- en nadelen. We noemen: Het is gunstig dat we met minder respondenten een groter deel van het in het mbo werkzame personeel kunnen bestrijken en dat deze respondenten informatie leveren van een heel roc. Een nadeel is dat de achtergrondinformatie van vacatures niet altijd centraal beschikbaar is. 10 Door de vragenlijsten zorgvuldig te screenen en waar nodig contact op te nemen met de contactpersonen, proberen we eventuele nadelen zo veel mogelijk te ondervangen. 9 Bron: 10 Overigens erkennen verschillende instellingen dat hiermee ook voor de instelling zelf belangrijke informatie verloren gaat. 4

15 De contactpersonen van de mbo-instellingen zijn actief benaderd, zo nodig met een eerste en tweede rappel. De respons ligt voor alle functiegroepen rond vijftig procent. 11 Dat geldt ook voor het aantal units of sectoren waarvoor de contactpersonen informatie hebben geleverd. Representativiteit Voor elk functietype hebben we gecontroleerd of er significante regionale afwijkingen bestonden in de respons. De verschillen waren, in beide metingen, niet significant zodat er ook geen correctieberekeningen ( wegingen ) zijn toegepast. 12 Non-respons Een deel van de respondenten gaf aan geen tijd te hebben om de vragenlijst in te vullen. In de meting over het derde kwartaal hebben we aan deze respondenten gevraagd of zij aan het eind van het derde kwartaal openstaande vacatures voor leraren hebben en of daaronder ook vacatures moeilijk vervulbaar zijn. Uit de antwoorden maken we op dat de niet-responderende instellingen daarin nauwelijks afwijken van de responderende instellingen. Berekening van de jaarcijfers Voordat we de jaarcijfers hebben berekend, zijn aparte populatieschattingen voor het derde kwartaal en voor de daaropvolgende maanden gemaakt. Op basis daarvan zijn vervolgens de jaartotalen voor ontstane, vervulde en vervallen vacatures berekend. Geschat is hoeveel vacatures er in totaal zijn ontstaan, vervuld, vervallen en hoeveel er gemiddeld door het jaar heen openstonden. Het aantal openstaande vacatures is een momentopname aan het einde van de periode waarover informatie wordt gegeven (het derde kwartaal of de maand voorafgaand aan het telefonisch contact). Daarom wordt er bij openstaande vacatures geen jaartotaal, maar een jaargemiddelde berekend. Aangezien er bij openstaande vacatures wordt uitgegaan van een gemiddelde en een deel van de vacatures in het voorafgaande schooljaar is ontstaan, is het aantal ontstane vacatures niet per se gelijk aan de som van het aantal vervulde, vervallen en openstaande vacatures. Naast populatieschattingen hebben we ook de vacature-intensiteiten berekend. De vacature-intensiteit geeft de verhouding weer van het aantal vacatures in fte ten opzichte van de totale formatie voor een functiegroep. Correctie schattingen In de enquêtes is gevraagd naar het aantal ontstane, vervulde, vervallen en nog openstaande vacatures. Wanneer we het aantal vacatures dat aan het 11 Een verantwoording van de respons en de representativiteit daarvan staat in bijlage Zie bijlage 1. 5

16 eind van de periode die voorafging aan de onderzochte periode nog openstaat, optellen bij het aantal ontstane vacatures in de onderzochte periode, krijgen we het totale aantal vacatures waarvoor is geworven. Wanneer we daar het aantal vervulde en vervallen vacatures van aftrekken, zou dit gelijk moeten zijn aan het geschatte aantal openstaande vacatures aan het eind van de onderzochte periode. Omdat het schattingen betreft, is dit niet altijd het geval. Met ingang van is er daarom voor gekozen om, in navolging van het vacatureonderzoek van het CBS, een correctie toe te passen. Voor de correctie van de jaarcijfers is het gemiddeld aantal openstaande vacatures van als uitgangspunt genomen. Het verschil is vervolgens naar rato verdeeld over het aantal ontstane en vervulde vacatures. De ontstane en vervulde vacature-intensiteit is daardoor eveneens naar rato aangepast. 1.4 Leeswijzer In de volgende hoofdstukken worden de resultaten van het onderzoek per functietype besproken. Het gaat zowel om reguliere vacatures als om vacatures voor langdurige vervanging. We beginnen in hoofdstuk 2 met de vacatures voor directiepersoneel. In hoofdstuk 3 bespreken we de vacatures voor leraren. Het laatste hoofdstuk gaat over de vacatures voor ondersteunend personeel. Ieder hoofdstuk begint met de resultaten van de stroomgegevens. Eerst worden de, op basis van de steekproefgegevens berekende, populatieschattingen 13 gepresenteerd van de aantallen: ontstane vacatures; vervulde vacatures; vervallen vacatures; openstaande vacatures. Om inzicht te krijgen in de relatieve omvang van de vacatures, worden de populatieschattingen gerelateerd aan de werkgelegenheid. Met behulp van deze vacature-intensiteiten kunnen we de vacatureproblematiek in verschillende schooljaren met elkaar vergelijken. In hoofdstuk 2, over managementpersoneel, presenteren we naast de stroomgegevens voor managementvacatures ook de ontstaansredenen, de herkomst van personeel en het gemiddeld aantal kandidaten. Vanwege een soms geringe celvulling is het vrijwel onmogelijk om significante verschillen te meten. Als er zich desondanks opvallende verschillen voordoen die een indicatie geven van een eventuele trend, bespreken we die kort in de tekst. 13 Bij de gepresenteerde populatieschattingen voor de ontstane, vervulde, vervallen en openstaande vacatures hanteren we symmetrische 95 procent betrouwbaarheidsintervallen. 6

17 Naast de hoofdstukken over vacatures per functie, kent deze rapportage zeven bijlagen. In bijlage 1 staan de respons en de representativiteit. In bijlage 2 hebben we een populatieschatting opgenomen. Vervolgens presenteren we in bijlage 3 de bij hoofdstuk 2, 3 en 4 horende tabellen. In bijlage 4 en bijlage 5 geven we respectievelijk een korte uitleg over de gebruikte formatiegegevens en een beschrijving van de verschillen tussen de vacaturemeting voor de arbeidsmarktbarometer en de vacaturemeting van het CBS. Bijlage 6 bevat een begrippenlijst waarin de belangrijkste begrippen en de door ons gehanteerde definities worden beschreven en bijlage 7 ten slotte bevat de afkortingenlijst. 7

18 8

19 2 VACATURES VOOR MANAGEMENT In dit hoofdstuk presenteren we de cijfers over managementvacatures in het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie tijdens het schooljaar De cijfers wijzen erop dat er in het schooljaar relatief veel managementvacatures zijn ontstaan. Het duurt relatief lang voordat managementvacatures worden vervuld. 2.1 Vacatures in het schooljaar In tabel 2.1 geven we de resultaten van de populatieschatting voor de ontstane, vervulde, vervallen en openstaande managementvacatures in het mbo en de volwasseneneducatie. 1 Door de grote verschillen tussen de instellingen in omvang (én dus in aantal vacatures per instelling) en door de vaak kleine aantallen vacatures moeten we de cijfers over managementvacatures opvatten als indicatief. Tabel 2.1 Populatieschattingen managementvacatures in het mbo* Aantal Fte Intensiteit Ontstane vacatures ,8% Vervulde vacatures ,6% Vervallen vacatures ,8% Openstaande vacatures ,5% * Het aantal ontstane, vervulde en vervallen vacatures is een totaal over het hele schooljaar. Het aantal openstaande vacatures is daarentegen een gemiddelde. De totale omvang van de ontstane managementvacatures in het mbo tijdens het schooljaar schatten we op 175 fte. De ontstane vacatureintensiteit 2 komt daarmee op 17,8 procent. In het schooljaar is er voor 154 fte aan vacatures vervuld. Dat levert een vervulde vacature-intensiteit op van 15,6 procent. Gemiddeld werd 25 fte aan managementvacatures niet op tijd vervuld oftewel 2,5 procent van de werkgelegenheid voor managers in het mbo. Een derde van de vacatures voor managers is ontstaan in het derde kwartaal van Van de in dit schooljaar vervulde managementvacatures is veertig procent in dat kwartaal vervuld. De managementvacatures ontstaan relatief 1 Tabellen van de populatieschattingen met onder- en bovengrens staan in bijlage 2. 2 De ontstane vacature-intensiteit is het aantal ontstane vacatures ten opzichte van de totale werkgelegenheid voor managers in het mbo. Bij de berekening van dit percentage zijn we, evenals voorgaande jaren, uitgegaan van gegevens uit de Aandachtsgroepenmonitor over de totale werkgelegenheid voor managers in het mbo. In 2007 bedroeg deze 985 fte (zie 9

20 verspreid over het schooljaar, maar lijken aan het begin van het schooljaar wat sneller te worden vervuld. In de figuren 2.1 en 2.2 geven we een overzicht van de intensiteiten voor managementvacatures in de afgelopen schooljaren. De cijfers vormen een indicatie van de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt voor managers in het mbo. Figuur 2.1 Ontstane en vervulde vacature-intensiteiten management in tot en met * 22,0% 20,0% 18,0% 16,0% 14,0% 12,0% 10,0% 8,0% 6,0% 4,0% 2,0% 0,0% Ontstane vacatures Vervulde vacatures * Het aantal ontstane en vervulde vacatures is een totaal over het hele schooljaar. Figuur 2.2 Openstaande vacature-intensiteit management in tot en met * 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% Openstaande vacatures * Het aantal openstaande vacatures is een gemiddelde, berekend over het hele schooljaar. 10

21 In vergelijking met het vorige schooljaar zijn de ontstane en vervulde vacatureintensiteiten toegenomen. Ook is de openstaande vacature-intensiteit verder gestegen. In is, in navolging van vorig schooljaar, gedurende het hele schooljaar een aantal aanvullende vragen over managementvacatures gesteld. Het gaat om de vragen naar ontstaansredenen, de herkomst van personeel en het gemiddeld aantal kandidaten. De resultaten hiervan staan in de paragrafen 2.2 en Kenmerken van ontstane vacatures Bijna zestig procent van de managementvacatures is ontstaan door vrijwillig vertrek, hetzij naar een andere school hetzij naar een functie buiten het onderwijs (tabel 2.2). Reorganisatie of fusie is de oorzaak van één op de zes managementvacatures. Veruit de meeste vacatures zijn dus reguliere vacatures. Tabel 2.2 Ontstaansredenen van managementvacatures* Percentage Reguliere vacatures Groei deelnemeraantal 11% Vrijwillig vertrek van personeel naar andere school 33% Vrijwillig vertrek naar functie buiten het onderwijs 25% Ontslag van vast of tijdelijk personeel 6% Natuurlijk verloop (bapo, fpu, WIA, overlijden) 3% Reorganisatie/fusie 17% Urenvermindering 0% Vervangingsvacatures Ziekte of verlof (zwangerschapverlof, et cetera) 3% Anders (start van een nieuwe locatie), 3% * De gegevens hebben betrekking op vacatures waarvan we over informatie over de reden van ontstaan beschikken: in totaal 36 fte. 2.3 Wijze van vervulling Twee op de vijf managementvacatures zijn intern vervuld, door personeel afkomstig van de eigen instelling (tabel 2.3). Het grootste deel van het nieuwe managementpersoneel (in totaal 70%) was al werkzaam in het onderwijs. Bijna een kwart daarentegen is afkomstig uit het bedrijfsleven. 11

22 Tabel 2.3 Herkomst van managementpersoneel* Percentage Intern Van deze instelling 41% Extern Uit een andere onderwijssector 18% Van een andere mbo-instelling 12% Uit het bedrijfsleven 24% Van de overheid 6% * De gegevens hebben betrekking op vacatures waarvan we over informatie over de wijze van vervulling beschikken: in totaal 17 fte. In het schooljaar hebben zich gemiddeld 22 kandidaten per vacature gemeld. 2.4 Aantal maanden dat onvervulde vacatures openstaan Meer dan de helft van de vacatures had op het meetmoment al ten minste een maand vervuld moeten zijn (zie figuur 2.3). Een op de zes onvervulde vacatures staat al meer dan drie maanden open. 3 Figuur 2.3 Aantal maanden dat onvervulde managementvacatures openstaan* 17% 21% 29% 12% Tot een halve maand open Een halve tot één maand open Eén tot twee maanden open Twee tot drie maanden open Meer dan 3 maanden open 21% * De gegevens hebben betrekking op de vacatures waarvan we het aantal maanden dat ze openstaan weten, het gaat om ongeveer driekwart van de openstaande vacatures. 3 Aangezien de gegevens betrekking hebben op een gering aantal vacatures, trekken we geen conclusies uit de vergelijking met voorgaande jaren. 12

23 2.5 Moeilijk vervulbare vacatures Ongeveer één op de zeven openstaande managementvacatures is volgens de respondenten moeilijk vervulbaar (zie tabel 2.4). Tabel 2.4 Moeilijk vervulbare openstaande managementvacatures (kwartaal- en jaarcijfers , jaarcijfers tot en met ) % moeilijk vervulbaar % % % % % % % 3 e kwartaal % Overige kwartalen % Het percentage moeilijk vervulbare vacatures lijkt relatief laag. Dat kan er natuurlijk op wijzen dat de contactpersonen eraan gewend zijn (geraakt) dat managementvacatures vrij lang openstaan. 13

24 14

25 3 VACATURES VOOR LERAREN In dit hoofdstuk bespreken we de cijfers over vacatures voor leraren in het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie in het schooljaar Evenals vorige schooljaar komt de openstaande vacatureintensiteit op 1 procent. Tegelijkertijd zijn er dit schooljaar wel minder vacatures ontstaan dan tijdens het vorige schooljaar. Ook het feit dat vacatures relatief lang openstaan en dat veel vacatures moeilijk vervulbaar worden beschouwd wijst erop dat er problemen zijn bij het vervullen van vacatures. 3.1 Vacatures in het schooljaar In tabel 3.1 staan de resultaten van de populatieschattingen van de ontstane vacatures, de vervulde vacatures, de vervallen vacatures en de openstaande vacatures voor leraren in het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie over het schooljaar Tabel 3.1 Populatieschattingen vacatures voor leraren in het mbo* Aantal Fte Intensiteit Ontstane vacatures ,8% Vervulde vacatures ,4% Vervallen vacatures ,3% Openstaande vacatures ,0% * Het aantal ontstane, vervulde en vervallen vacatures is een totaal over het hele schooljaar. Het aantal openstaande vacatures is daarentegen een gemiddelde. Het totale aantal ontstane vacatures voor leraren in het mbo over het schooljaar schatten we op bijna 1900 fte. Wanneer we dit aantal relateren aan de omvang van de totale werkgelegenheid voor leraren in het mbo, 2 komen we op een ontstane vacature-intensiteit van 6,8 procent. Gedurende het schooljaar is voor bijna 1800 fte aan vacatures vervuld. De vervulde vacature-intensiteit bedraagt daarmee 6,4 procent. Gemiddeld stond er in het schooljaar gemiddeld voor 275 fte aan vacatures open. Dit levert een openstaande vacature-intensiteit op van 1,0 procent. 1 De tabellen van de populatieschattingen met onder- en bovengrens staan in bijlage 2. 2 Voor de vaststelling van de omvang van de totale werkgelegenheid voor leraren in het mbo is gebruikgemaakt van gegevens van CFI van oktober Waar de formatiecijfers voor een instelling ontbraken, hebben we deze aangevuld met gegevens van oktober

26 Ruim veertig procent van alle vacatures van het schooljaar is ontstaan in het derde kwartaal van Van de vervulde vacatures is ruim vijftig procent vervuld in het derde kwartaal. Doorgaans vinden voor onderwijzend personeel de meeste bewegingen rond lerarenvacatures plaats aan het begin van het schooljaar. In dit schooljaar was dat nog wat sterker het geval dan in voorgaande schooljaren. De ontstane en vervulde vacature-intensiteiten en openstaande vacatureintensiteit voor leraren in het mbo van de afgelopen zeven schooljaren zijn weergegeven in respectievelijk figuur 3.1 en figuur 3.2. De figuren geven een indruk van de ontwikkeling op de arbeidsmarkt voor leraren in het mbo over de afgelopen schooljaren. Figuur 3.1 Ontstane en vervulde vacature-intensiteiten voor leraren in tot en met * 10,0% 9,0% 8,0% 7,0% 6,0% 5,0% 4,0% 3,0% 2,0% 1,0% 0,0% Ontstane vacatures Vervulde vacatures * Het aantal ontstane en vervulde vacatures is een totaal over het hele schooljaar. 16

27 Figuur 3.2 Openstaande vacature-intensiteit voor leraren in tot en met * 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% Openstaande vacatures * Het aantal openstaande vacatures is een gemiddelde, berekend over het hele schooljaar. Ontstane en vervulde vacature-intensiteiten liggen in het schooljaar lager dan in beide voorgaande schooljaren. Het is lastig om de ontwikkelingen precies te duiden. In de loop van dit schooljaar hebben zich een aantal ontwikkelingen voorgedaan die invloed kunnen hebben gehad op de arbeidsmarkt voor leraren. Om er een paar te noemen: Alle aandacht voor de verbetering van de positie van de leraar (commissie Dijsselbloem, de nieuwe cao). De problemen rond de inburgeringcursus (sector Educatie) waarbij mboinstellingen miljoenenverliezen claimen. Deze en andere ontwikkelingen kunnen hun weerslag hebben gehad op de mobiliteit van het personeel in het onderwijs. Ook is het voorstelbaar dat instellingen (tijdelijk) minder onderwijspersoneel aantrekken. Cijfers uit tabel 3.1 kunnen wijzen op een afgenomen mobiliteit en minder groei. Tegelijkertijd zien we dat de openstaande vacature-intensiteit, ondanks de lagere ontstane vacature-intensiteit, onverminderd hoog is gebleven: in beide laatste metingen komen we hoger uit dan in alle eerdere jaren. 3.2 Verschillen naar regio en sector In tabel 3.2 presenteren we een uitsplitsing van vacature-intensiteiten voor leraren naar regio. De vacature-intensiteiten in de regio West springen eruit: deze regio kent de meeste ontstane en vervulde vacatures, maar ook de meeste openstaande vacatures. 17

28 Tabel 3.2 Vacature-intensiteiten voor leraren in schooljaar per regio* Noord Oost West Zuid Ontstane vacature-intensiteit 3,3% 5,9% 8,5% 6,5% Vervulde vacature-intensiteit 4,3% 5,5% 7,3% 7,0% Vervallen vacature-intensiteit 0,0% 0,1% 0,7% 0,1% Openstaande vacature-intensiteit 0,3% 0,9% 1,6% 0,5% * Het aantal ontstane, vervulde en vervallen vacatures is een totaal over het hele schooljaar. Het aantal openstaande vacatures is daarentegen een gemiddelde. In figuur 3.3 geven we de verdeling van de ontstane vacatures over de verschillende sectoren. De meeste vacatures zijn ontstaan voor de sector Techniek (30%). Een kwart van de vacatures is ontstaan voor Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn (GDW) en een bijna even groot deel is ontstaan voor algemeen vormende vakken of Educatie. Evenals in voorgaande schooljaren is het aantal ontstane vacatures voor techniek in de loop van het schooljaar (ná het derde kwartaal) toegenomen. Figuur 3.3 Verdeling van ontstane vacatures voor leraren over de sectoren* 18% 2% 24% Educatie of algemeen vormend GDW Techniek Economie Groen onderwijs 30% 25% * De gegevens hebben betrekking op de ontstane vacatures waarvan weten we in welk vakgebied de vacature ontstaan is, ongeveer 420 fte. De laatste jaren lag het percentage ontstane vacatures voor techniek steeds rond dertig procent. Het aantal ontstane vacatures voor GDW kende vorig schooljaar een piek. Figuur 3.4 toont de verdeling van de openstaande vacatures over de verschillende sectoren. Dertig procent van de openstaande vacatures is een vacature voor GDW en een bijna even groot deel van de openstaande vacatures (29%) is een vacature voor de sector Techniek. Ook in de vorige meting stonden er voor GDW naar verhouding de meeste vacatures open. 18

29 Figuur 3.4 Verdeling van openstaande vacatures voor leraren over de sectoren* 15% 0% 25% Educatie of algemeen vormend GDW Techniek Economie 29% Groen onderwijs 31% * De gegevens hebben betrekking op de openstaande vacatures waarvan we weten in welk vakgebied de vacature openstaat, bijna 250 fte. Hoewel we, wanneer we de cijfers van figuur 3.3 en figuur 3.4 naast elkaar leggen, geen al te stellige conclusies mogen trekken, lijken vacatures voor GDW naar verhouding wat minder vaak tijdig te worden vervuld dan vacatures voor andere sectoren. 3.3 Aantal maanden dat onvervulde vacatures openstaan Zestig procent van de openstaande vacatures voor leraren had, op het moment van meten, al langer dan een maand daarvoor moeten zijn vervuld (figuur 3.5). Voor één op de vijf vacatures geldt dat ze op dat moment zelfs al meer dan drie maanden open stonden. 3 3 Deze getallen zeggen niets over de gemiddelde tijd dat vacatures openstaan. 19

30 Figuur 3.5 Aantal maanden dat onvervulde vacatures voor leraren openstaan* 21% 28% Tot een halve maand open Een halve tot één maand open Eén tot twee maanden open Twee tot drie maanden open 14% Meer dan 3 maanden open 17% 19% * De gegevens hebben betrekking op de vacatures waarvan we het aantal maanden dat ze openstaan weten, omgerekend ongeveer 80 procent van de openstaande vacatures. Met 61 procent staat dit schooljaar een relatief groot deel van de vacatures op het meetmoment langer dan een maand open. In het schooljaar was dat 51 procent, in procent en in procent. Met ingang van de vorige meting zien we dus dat er vóórdat een vacature is vervuld een langere periode is verstreken dan voorheen. Dit wijst op een gespannen arbeidsmarkt voor onderwijzend personeel in het mbo. 3.4 Moeilijk vervulbare vacatures Een derde van de openstaande vacatures voor leraren is volgens respondenten moeilijk vervulbaar (tabel 3.3). Tabel 3.3 Moeilijk vervulbare openstaande vacatures voor leraren (kwartaal- en jaarcijfers , jaarcijfers tot en met ) % moeilijk vervulbaar % % % % % % % 3 e kwartaal % Overige kwartalen % 20

31 Het percentage moeilijk vervulbare lerarenvacatures ligt iets onder het percentage uit de vorige meting, maar is in vergelijking met de jaren daarvoor nog steeds hoog. Ook dit wijst op spanning op de arbeidsmarkt voor onderwijzend personeel. Evenals vorig schooljaar kenden de resterende kwartalen van het afgelopen schooljaar naar verhouding wat meer moeilijk vervulbare vacatures dan het derde kwartaal. 21

32 22

33 4 VACATURES VOOR ONDERSTEUNEND PERSONEEL Ten slotte presenteren we de cijfers over vacatures voor ondersteunend personeel in het mbo en de volwasseneneducatie tijdens het schooljaar Hoewel het aantal ontstane en vervulde vacatures daar niet direct op wijst, lijkt het tijdens het schooljaar moeilijker om vacatures voor ondersteunend personeel tijdig vervuld te krijgen. De belangrijkste aanwijzing daarvoor is de toegenomen openstaande vacature-intensiteit. 4.1 Vacatures in het schooljaar Bij het ondersteunend personeel onderscheiden we twee categorieën: het onderwijsondersteunend personeel (oop) en het organisatie- en beheerspersoneel (obp). Onderwijsondersteunend personeel is personeel dat direct betrokken is bij het primaire proces, bijvoorbeeld onderwijsassistenten, praktijkbegeleiders en olc-medewerkers. Organisatie- en beheerspersoneel omvat al het andere ondersteunend personeel, bijvoorbeeld administratief secretarieel medewerkers, conciërges, systeembeheerders en schoonmaakpersoneel. Vanwege het relatief kleine aantal cases maken we alleen onderscheid in de cijfers tussen vacatures voor oop en obp waar dat kan. In tabel 4.1 geven we de resultaten van de populatieschattingen voor vacatures voor ondersteunend personeel in het middelbaar beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie. 1 Tabel 4.1 Populatieschattingen vacatures voor ondersteunend personeel* Aantal Fte Intensiteit Ontstane vacatures ,8% Vervulde vacatures ,8% Vervallen vacatures ,8% Openstaande vacatures ,0% * Het aantal ontstane, vervulde en vervallen vacatures is een totaal over het hele schooljaar. Het aantal openstaande vacatures is daarentegen een gemiddelde. In het schooljaar is er naar schatting voor 1844 fte aan vacatures voor ondersteunend personeel ontstaan. Dat is 11,8 procent van de totale werkgelegenheid voor ondersteunend personeel. 2 Het aantal vervulde vacatures komt op 1678 fte. Dit levert een vervulde vacature-intensiteit op van 10,8 1 De tabellen van de populatieschattingen met onder- en bovengrens staan in bijlage 2. 2 Voor de vaststelling van de omvang van de totale werkgelegenheid voor ondersteunend personeel in het mbo is gebruikgemaakt van gegevens van CFI. Waar de formatiecijfers voor een instelling ontbraken, hebben we deze aangevuld met gegevens van oktober

34 procent. Het aantal vacatures dat niet tijdig is vervuld, schatten we op een gemiddelde van 307 fte. De onvervulde vacature-intensiteit is dan 2,0 procent. Een kwart van de vacatures voor ondersteunend personeel is in het derde kwartaal van 2007 ontstaan. Ook vervulling van vacatures vond grotendeels in dat kwartaal plaats: dat geldt voor de helft van alle in dit schooljaar vervulde vacatures. Dit wijst erop dat het in de loop van het schooljaar moeilijker is geworden om de vacatures voor ondersteunend personeel te vervullen. Ongeveer een kwart van het ondersteunend personeel is onderwijsondersteunend personeel (oop). 3 Gedurende het schooljaar zien we deze verhouding ook terug in de ontstane, vervulde en openstaande vacatures: ongeveer een kwart daarvan betreft vacatures voor oop. In het derde kwartaal ontstonden er naar verhouding iets meer vacatures voor oop terwijl er iets meer vacatures open bleven staan voor obp. In figuur 4.1 presenteren we ontstane en vervulde vacature-intensiteiten voor ondersteunend personeel in het mbo en de volwasseneneducatie over de afgelopen schooljaren. Vervolgens geven we in figuur 4.2 de openstaande vacature-intensiteiten. Evenals bij de andere functiegroepen geven de cijfers een indruk van de ontwikkeling op de arbeidsmarkt. Figuur 4.1 Ontstane en vervulde vacature-intensiteiten voor ondersteunend personeel in tot en met * 20,0% 18,0% 16,0% 14,0% 12,0% 10,0% 8,0% 6,0% 4,0% 2,0% 0,0% Ontstane vacatures Vervulde vacatures * Het aantal ontstane en vervulde vacatures is een totaal over het hele schooljaar. 3 Bron: 24

35 Figuur 4.2 Openstaande vacature-intensiteit voor ondersteunend personeel in tot en met * 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0% Openstaande vacatures * Het aantal openstaande vacatures is een gemiddelde, berekend over het hele schooljaar. De ontstane en vervulde vacature-intensiteiten zijn in vergelijking met het voorgaande schooljaar afgenomen, maar zijn nog steeds hoger dan in de daarvoor liggende jaren. De openstaande vacature-intensiteit is verder toegenomen en ligt voor het tweede opeenvolgende jaar ruim boven de één procent. 4.2 Aantal maanden dat onvervulde vacatures openstaan Twee derde van de openstaande vacatures voor ondersteunend personeel had op het meetmoment al langer dan een maand vervuld moeten zijn (zie figuur 4.3). Ruim een kwart van de openstaande vacatures stond toen zelfs al meer dan drie maanden open. 25

36 Figuur 4.3 Aantal maanden dat onvervulde vacatures voor ondersteunend personeel openstaan* 28% 25% 9% Tot een halve maand open Een halve tot één maand open Eén tot twee maanden open Twee tot drie maanden open Meer dan 3 maanden open 13% 25% * De gegevens hebben betrekking op de vacatures waarvan we het aantal maanden dat ze openstaan weten, omgerekend tweederde van de openstaande vacatures. Bij het aantal maanden dat vacatures openstaan, zijn de verschillen tussen oop en obp klein, al lijken vacatures voor oop iets langer open te staan. In de voorgaande schooljaren stond veruit het grootste deel van de vacatures op het meetmoment minder dan een maand open. Naast de toegenomen openstaande vacature-intensiteit is dit opnieuw een aanwijzing dat het moeite kost om vacatures voor ondersteunend personeel te vervullen. In het mbo staan nog niet-vervulde vacatures voor ondersteunend personeel overigens langer open dan nog niet-vervulde vacatures voor managers en leraren. 4.3 Moeilijk vervulbare vacatures Bijna een kwart van openstaande vacatures voor ondersteunend personeel is volgens de respondenten moeilijk vervulbaar (tabel 4.2). Opnieuw lag het percentage moeilijk vervulbare vacatures in de rest van het schooljaar hoger dan in het derde kwartaal. 26

37 Tabel 4.2 Moeilijk vervulbare openstaande vacatures voor ondersteunend personeel (kwartaal- en jaarcijfers , jaarcijfers tot en met ) % moeilijk vervulbaar % % % % % % % 3 e kwartaal % Overige kwartalen % Over het hele schooljaar gezien zijn vacatures voor oop naar verhouding vaker moeilijk vervulbaar dan vacatures voor obp. Het percentage moeilijk vervulbare vacatures komt overeen met beide voorgaande schooljaren. Overigens was ook toen het percentage moeilijk vervulbare vacatures in de overige kwartalen van het schooljaar hoger dan in het begin van het schooljaar. 27

38 28

39 LITERATUUR CentERdata, ECORYS, QQQ Delft (2006) De toekomstige arbeidsmarkt voor onderwijspersoneel tot Arbeidsmarktprognoses voor primair onderwijs, voortgezet onderwijs en bve-sector. Rotterdam: ECORYS. MBO Raad (2007) Jaarbericht Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie in beweging. De Bilt: MBO Raad. Ministerie van OCW (2007) Werken in het onderwijs Den Haag: ministerie van OCW. Verheij, O. en C.T.A. van Bergen (2005) Arbeidsmarktbarometer BVE-sector Vacatures in het schooljaar Den Haag: Sdu. Wel, J.J. van der en C.T.A. van Bergen (2006) Arbeidsmarktbarometer BVE-sector Vacatures in het schooljaar Den Haag: Sdu. Wel, J.J. van der en C.T.A. van Bergen (2007) Arbeidsmarktbarometer MBO Vacatures in het schooljaar Den Haag: Sdu. Wel, J.J. van der en C.T.A. van Bergen (2008) Arbeidsmarktbarometer MBO Vacatures in het derde kwartaal van 2007.Den Haag: Sdu. 29

40 30

41 BIJLAGEN 31

42 32

43 BIJLAGE 1 Respons en representativiteit Respons Tabel B1-1 biedt een overzicht van het aantal benaderde personen en de respons van beide metingen. De respons ligt voor de meeste functiegroepen rond de vijftig procent. Tabel B1-1 Populatie en respons in aantal contactpersonen Eerste meting Tweede meting Benaderd Respons Benaderd Respons Management (51%) (52%) Leraren (51%) (50%) Ondersteunend personeel (49%) (50%) De verschillen, in aantallen benaderde personen, tussen de beide metingen worden veroorzaakt doordat instellingen tijdens de ene meting de gegevens centraal leveren en tijdens de andere meting decentraal. Het aantal units of sectoren waarvoor de respondenten vragenlijsten hebben ingevuld voor de verschillende functietypen tijdens de beiden metingen ligt rond of net boven vijftig procent (tabel B1-2). Tabel B1-2 Populatie en respons in aantal units/sectoren Eerste meting Tweede meting Benaderd Respons Benaderd Respons Management * * * * Leraren (56%) (51%) Ondersteunend personeel (55%) (51%) * Vragenlijsten over management worden grotendeels op centraal niveau beantwoord. Voor elk functietype hebben we gecontroleerd of er significante regionale afwijkingen bestonden in de respons. De verschillen waren niet significant, zodat er ook geen correctieberekeningen ( wegingen ) zijn toegepast. 33

44 Representativiteit Meting derde kwartaal 2007 Tabel B1-3 Verdeling respons en populatie management naar regio Respons (n=41) Populatie (N=78) Noord 6 15% 8 10% Oost 10 24% 21 27% West 11 27% 30 38% Zuid 14 34% 19 24% Tabel B1-4 Verdeling respons en populatie leraren naar regio Respons (n=43) Populatie (N=85) Noord 8 19% 12 14% Oost 10 23% 24 28% West 11 26% 30 35% Zuid 14 33% 19 22% Tabel B1-5 Verdeling respons en populatie ondersteunend personeel naar regio Respons (n=43) Populatie (N=87) Noord 8 19% 12 14% Oost 10 23% 25 29% West 11 26% 31 36% Zuid 14 33% 19 22% De effecten van de verschillen tussen de regio s kunnen worden gedempt door verschillen in grootte tussen de mbo-instellingen: in de regio West bestaan naast zeer grote roc s kleine vakscholen en in het derde kwartaal van 2007 hebben in deze regio juist de grote instellingen beter gerespondeerd dan de kleinere. 34