HET ROER MOET OM. Het antwoord van ODUS op EVA II en een concrete invulling van duurzame schelpdiervisserij INLEIDING

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "HET ROER MOET OM. Het antwoord van ODUS op EVA II en een concrete invulling van duurzame schelpdiervisserij INLEIDING"

Transcriptie

1 HET ROER MOET OM Het antwoord van ODUS op EVA II en een concrete invulling van duurzame schelpdiervisserij INLEIDING Voor u ligt de reactie van de gezamenlijke schelpdiersectoren op de resultaten van het onderzoek naar de effecten van het schelpdiervisserijbeleid (EVA II), zoals dat op 11 december 2003 is gepresenteerd. Deze reactie bestaat uit drie delen. Het eerste deel (p. 2-3) gaat in op de betekenis van EVA II voor het huidige beleid en voor de verdere uitwerking van onze visie op duurzame visserij (ODUS, 2001). Het tweede gedeelte stelt een aantal specifieke vraagstukken aan de orde, en gaat meer op de inhoud van EVA II in (p. 4-9). Tot slot worden concrete innovatieve voorstellen voor een betere benutting van de broedval van kokkels en mossels gepresenteerd en de te verwachten resultaten daarvan (p ). Stichting ODUS Het roer moet om - 1

2 DEEL 1: ALGEMENE BETEKENIS EVA II VOOR BELEID EN BEHEER ODUS-VISIE OP MAATSCHAPPELIJK VERANTWOORDE SCHELPDIERVISSERIJ Niet meer reageren, maar zelf het initiatief nemen. Dat was in 2001 voor de gezamenlijke schelpdiersectoren verenigd in de Stichting Ontwikkeling Duurzame Schelpdiervisserij (ODUS) - de drijfveer om met een eigen visie op maatschappelijk verantwoorde schelpdiervisserij naar buiten te treden. De basis voor deze visie werd gevonden in een advies van de Sociaal Economische Raad (over duurzaam ondernemen, verwoord als de Triple-P filosofie). De hoofddoelstelling van de ODUS-visie is een economisch gezonde ( Profit ) en ecologisch verantwoorde ( Planet ) schelpdiervisserij met een brede maatschappelijke acceptatie ( People ). De daarbij geldende principes zijn het adaptief en dynamisch bestandsbeheer. De kennis, methoden en technieken die nodig zijn om de gestelde doelen en ambities ook te verwezenlijken, worden daarbij verkregen via het proces van leren door doen. De uitvoering van de ODUS-visie vindt plaats in de vorm van beheer- en visplannen, zoals die nu al jaarlijks voor de mosselzaad- en kokkelvisserij worden opgesteld. Voor een verdere toelichting en achtergronden wordt verwezen naar ons rapport Uit de schulp ( De ODUS-visie is in 2001 met veel lof ontvangen. Het huidige overheidsbeleid van permanente gebiedssluitingen en voedselreserveringen vormt echter een belemmering om alle ontwikkelde ideeën en principes ook daadwerkelijk in praktijk te brengen. De uitvoering wordt daarnaast gehinderd door juridische procedures, waarin eenmaal verleende vangstrechten (zelfs ten behoeve van onderzoek) stelselmatig worden betwist. EVALUATIE SCHELPDIERVISSERIJBELEID (EVA II) De meest opvallende, maar voor ons ook meest verontrustende uitkomst van het EVA II onderzoek is dat de draagkracht van de Oosterschelde en de Waddenzee voor schelpdieren met zo n 40% lijkt te zijn afgenomen (Brinkman et al., 2003a). Naast de afname van nutriëntentoevoer door het schoner wordende water zijn temperatuurstijging en de groei van de wilde Japanse oesterbestanden negatief voor de draagkrachtontwikkeling (Alterra et al., 2003). De draagkracht voor schelpdieretende vogels zal daardoor naar verwachting (verder) afnemen. Het stringente overheidsbeleid voor de schelpdiervisserij heeft deze ontwikkelingen niet kunnen keren en volgens ODUS mogelijk zelfs versterkt. Bij het huidige beleid gaan namelijk grote hoeveelheden mosselen en kokkels onnodig verloren door stormen, ijsgang en ouderdom. Uit EVA II blijkt dat in de gebieden die permanent gesloten zijn voor de schelpdiervisserij, de aantallen scholeksters zelfs sterker gedaald dan in de gebieden waar wél mocht worden gevist (Leopold et al., 2003a). 2 - Stichting ODUS Het roer moet om

3 Het EVA II onderzoek blijft helaas beperkt tot een evaluatie van de huidige beleidskaders. Geëvalueerd wordt of de bestaande beleidsdoelen (herstel/behoud referentieaantallen scholeksters en eidereenden, arealen mosselbanken en herstel zeegras) zijn gehaald en of bestaande voedselreserveringen zouden moeten worden opgehoogd. De voor de toekomst belangrijke vraag uit het EVA II programma: Mochten er eventueel negatieve effecten van de schelpdiervisserij blijken, welke aanvullende maatregelen zijn in dat geval mogelijk om deze effecten te verminderen? is helaas expliciet vooruit geschoven. ODUS heeft echter duidelijke concrete ideeën voor een duurzamer visserijbeheer. NIET RESERVEREN, MAAR INNOVEREN Het EVA II onderzoek maakt duidelijk dat het beleid niet heeft geleid tot het behalen van de gestelde doelen. Het roer moet daarom om, vindt ODUS, met als doel de omvang van de schelpdierbestanden weer op peil te krijgen en te houden. Dit is niet alleen van direct belang voor vogels en vissers, maar ook voor het functioneren van de Oosterschelde en de Waddenzee als ecosysteem als geheel. Een groot bestand aan schelpdieren stimuleert namelijk ook de groei van algen. Dit betekent dat de afgenomen draagkracht van het ecosysteem met een goed schelpdierbestand tot op zekere hoogte kan worden gecompenseerd (Brinkman et al., 2003a; zie ook draagkracht voor schelpdieren, p. 4-5). De principes van het dynamisch bestandsbeheer bieden tal van mogelijkheden om grotere schelpdierbestanden te realiseren. Optimale benutting van de broedval van mosselen en kokkels vormt daarbij de sleutel in de ODUSvisie, met als belangrijkste maatregelen: het veilig stellen en benutten van schelpdierbestanden die anders verloren gaan, en het verhogen van de schelpdierproductie en -bestanden door kweek. De mosselcultuur heeft al laten zien dat zij leidt tot een toename van het mosselbestand. Het mosselbestand in de Waddenzee is circa 15% hoger dan in een situatie zonder mosselkweek. Dit ook ondanks het feit dat een deel van het mosselzaad dat in de Waddenzee wordt opgevist, wordt uitgezaaid op percelen in de Oosterschelde (Bult et al., 2003a). Worden ook deze mosselen meegerekend, dan leidt de totale Nederlandse mosselcultuur tot een verhoging van de biomassa met meer dan 60% (Van Stralen, persoonlijke mededeling). Door het verbeteren van de kwaliteit van de mosselpercelen, gecombineerd met een betere benutting van het mosselzaad, kunnen deze percentages nog aanzienlijk hoger worden. Ook voor de kokkelsector kan door het in cultuur brengen van kokkelbestanden de onttrekking van biomassa door visserij worden omgevormd naar een vergroting van de bestanden. Met het kweken van kokkels is nog maar beperkt ervaring opgedaan en het zal tijd kosten om deze techniek onder de knie te krijgen. Bij enig succes mag echter verwacht worden dat de onttrekking van kokkels door visserij, ter grootte van ongeveer 10% van het bestand per jaar, al snel door kweek zal worden gecompenseerd. Mogelijk zal doelgericht bevissen, verzaaien en kweek zelfs omslaan in een netto toename van het kokkelbestand en daarmee in een verbeterd voedselaanbod voor vogels. En ook hier weer zal de draagkracht van het systeem door een toenemend schelpdierbestand vergroot worden (p. 4-5). Stichting ODUS Het roer moet om - 3

4 DEEL 2: SPECIFIEKE VRAAGSTUKKEN NAAR AANLEIDING VAN EVA II DRAAGKRACHT VOOR SCHELPDIEREN Ondanks alle door de overheid getroffen maatregelen liggen de arealen en bestanden schelpdieren en vogels op een veel lager niveau dan in de jaren 80. De afname van de draagkracht voor schelpdieren van de Oosterschelde en Waddenzee speelt daarin een belangrijke rol (Alterra et al., 2003). De afgenomen draagkracht is het gevolg van de afgenomen eutrofiëring van de kustwateren met fosfaten en nitraten. Deze nutriënten zijn bepalend voor de algenproductie en daarmee voor de organismen die op hun beurt daar direct (zoals mosselen en kokkels) of indirect (schelpdieretende vogels en vissers) van leven. Volgens modelberekeningen zouden de productiemogelijkheden van algenetende organismen, waaronder schelpdieren, met 40% zijn afgenomen (Brinkman et al., 2003a). De inzet van het huidige regeringsbeleid is de eutrofiëring verder terug te dringen. De verwachting is daarom dat de draagkracht van de kustwateren nog verder zal dalen tot het niveau van de jaren 70. Dit zal doorwerken in de gehele voedselketen. In de Oosterschelde ijlen daarnaast de gevolgen van de Deltawerken nog na. Door erosie worden de platen steeds lager en zullen deze mogelijk zelfs verdwijnen. De draagkracht voor kokkels en daarmee voor de scholeksters die daar van leven, zal daardoor verder afnemen (Geurts van Kessel et al., 2003). Inmiddels is er veel discussie ontstaan over het belang van veranderingen in draagkracht op de ontwikkeling van vogelaantallen in de periode na Zo wordt gesteld dat in veel jaren de schelpdierbestanden om andere redenen (stormen, ijswinters, falende broedval, predatie door vogels, visserij) laag zijn en de grenzen van de draagkracht nog niet worden bereikt. Van de afgenomen draagkracht zou daardoor nog weinig te merken zijn. De afnemende hoogte van goede broedvallen blijkt echter wel al aan de afgenomen draagkracht te kunnen worden gerelateerd, zoals niet alleen uit gegevens uit EVA II blijkt maar ook uit bestandsgegevens van het NIOZ. Goede broedvallen (jaarklassen) domineren vaak over een lange periode het schelpdierbestand. De goede jaarklassen kokkels 1979, 1987 en 1997 en van mosselen in 1987 en 2001 zijn daarvan voorbeelden. Het gegeven dat sterke jaarklassen relatief belangrijk zijn voor de ontwikkeling en omvang van schelpdierbestanden betekent dat de huidige afname van de draagkracht met 40% al merkbaar kan doorwerken in de ontwikkeling van schelpdierbestanden. Afnemende pieken in goede broedvallen zullen ondermeer tot gevolg hebben dat in de periode daarna schelpdierarme situaties eerder worden bereikt en dat het tempo waarin het areaal droogvallende mosselbanken zich ontwikkelt, lager zal zijn dan in een situatie waarin de draagkracht niet beperkend was voor een massale broedval van mosselen en kokkels zoals in de tachtiger jaren. Een andere zorgelijke ontwikkeling is het warmer wordende klimaat (Alterra et al., 2003). Het uitblijven van strenge winters heeft een negatieve invloed op de schelpdierproductie. Strenge winters worden in het algemeen gevolgd door goede voortplanting (broedval) van schelpdieren en als gevolg daarvan door hoge kokkel- en mosselbestanden in de jaren daarna. Ook kunnen door het opwarmende klimaat soorten elkaar gaan verdringen. In dit verband is de opkomst van de Japanse oester een zorgelijke ontwikkeling. In de Oosterschelde concurreert de Japanse oester in toenemende mate met kokkels en mosselen om ruimte en voedsel en wordt door Japanse oesters mogelijk een groot deel van de schelpdierlarven gefiltreerd en ingekapseld voordat deze zich kunnen vestigen (Geurts van Kessel et al. 2003). Sinds enkele jaren weet de Japanse oester zich ook in de Waddenzee met succes voort te planten. Deze hebben een voorkeur zich te vestigen op plaatsen waar oude mosselbanken voorkomen (Van Stralen, persoonlijke mededeling). 4 - Stichting ODUS Het roer moet om

5 Samengevat: door de (verder) teruglopende eutrofiëring, temperatuurstijging en de uitbreiding van de wilde Japanse oester zal de draagkracht van de Waddenzee verder verminderen (Alterra et al., 2003). Eén van de conclusies uit EVA II is dat mosselbestanden de afnemende draagkracht gedeeltelijk kunnen compenseren, omdat mosselen organisch materiaal vastleggen dat weer wordt gemineraliseerd (Brinkman et al., 2003a). Ook kokkels doen dit. De draagkracht van de kustwateren is derhalve gebaat bij grote schelpdierbestanden, inhoudende veel wilde mosselbanken, maar ook volle mosselpercelen en indien mogelijk- een florerende kokkelkweek. De ontwikkeling van de Japanse oester kan met een doelgericht beheer middels bevissing in toom worden gehouden. VERANDERINGEN IN HET SEDIMENT EN DAARMEE HET BODEMLEVEN Eén van de onderzochte hypothesen in het EVA II onderzoek is dat als gevolg van de mechanische kokkelvisserij het sediment van de Waddenzee zandiger zou zijn geworden. Een zandiger bodem is minder geschikt voor schelpdieren en meer geschikt voor wormen. Mechanische kokkelvisserij zou daarbij tot verworming leiden, dat wil zeggen dat de aantallen wormen toenemen ten koste van de schelpdieren. Dit alles heeft gevolgen voor de voedselbeschikbaarheid van schelpdieretende vogels. Tegen de achtergrond van zowel natuurlijke variatie en van grootschalige processen die zijn vastgesteld, blijkt verzanding van de wadbodem door kokkelvisserij niet aantoonbaar (Zwarts et al., 2003). Het slibgehalte op beviste plekken neemt tijdelijk af. Op de middellange en lange termijn zijn er aanwijzingen voor een verminderd slibgehalte; omdat de kokkelvisserij de laatste tien jaar vooral plaatsvindt op plekken die door autonome processen slibrijker zijn geworden, is dit lange termijn effect echter gemaskeerd (Alterra et al., 2003). Op de vraag hoe deze eventuele visserijeffecten zich verhouden tot de natuurlijke dynamiek, wordt in EVA II helaas niet ingegaan. Het antwoord daarop is echter wel cruciaal om te kunnen beoordelen of deze effecten toelaatbaar zijn. Wat het onderzoek wel laat zien is dat de plaatsen waar gevist wordt in de praktijk niet zandiger worden, maar als gevolg van hun ligging nog steeds (maar mogelijk wat minder snel) verslibben. De vrees dat deze gebieden zouden verwormen als gevolg van verzanding is dan ook ongegrond. Ook uit het EVA II onderzoek naar de ontwikkeling van bodemdieren in wel en niet beviste gebieden blijkt dat mechanische kokkelvisserij niet leidt tot verworming (Leopold, 2003b; Alterra et al., 2003). Ook gezien de arealen die jaarlijks daadwerkelijk door de kokkelvisserij worden bevist (1,3% van de droogvallende platen; Kamermans et al., 2003a), de hersteltijd van bodemdieren na bevissing (een tot twee jaar, Ens et al., 2003) en de grote natuurlijke dynamiek die het systeem kenmerkt (Alterra et al. 2003), is een blijvend effect van kokkelvisserij op de bodemgesteldheid onwaarschijnlijk. Voor het nemen van gerichte maatregelen ter voorkoming van blijvende gevolgen op de bodemgesteldheid is dan ook geen directe reden. Dit laat onverlet dat, conform van de ODUS-visie, naar technische verbeteringen zal worden gezocht waarmee de sterfte van bodemdieren (bijvangst) en de opwerveling van slib verder kan worden verminderd. Stichting ODUS Het roer moet om - 5

6 De vermeende negatieve effecten van kokkelvisserij op de bodem en het bodemleven worden, in combinatie met het gegeven dat dan ook op kokkelzaad moet worden gevist, door critici echter nog steeds vaak aangedragen als argumenten waarom kokkelkweek ongewenst zou zijn. Op basis van een verkennende studie naar de mogelijkheden voor een kokkelvisserij nieuwe stijl is de conclusie dat in vergelijking met de bodemberoering van de huidige kokkelvisserij de bodemberoering bij uitdunnen en verzaaien kleiner [blijkt] te kunnen zijn dan tijdens wildvang, vooral als gebruik wordt gemaakt van hogere opvis- en verzaaidichtheden (Bult et al., 2004: 23). Door de filtratieactiviteit van de gezaaide dieren zal de (gewenste) afzetting van slib toe kunnen nemen. ONTWIKKELING VAN MOSSELBANKEN EN ZEEGRASVELDEN Eén van de redenen voor permanente sluiting van gebieden was het verbeteren van de ontstaanskansen voor waardevolle biotopen als mosselbanken en zeegrasvelden. Uit EVA II is gebleken dat in die gebieden die op voorhand voor bodemberoerende visserij werden gesloten, zich niet méér mosselbanken of zeegrasvelden hebben ontwikkeld, dan in de gebieden waar wél mocht worden gevist (Brinkman et al., 2003b; Essink, 2003). Ook de voor de periode aanvullend tijdelijk gesloten gebieden hebben de ontwikkeling van het oppervlakte aan mosselbanken niet versneld (Brinkman et al., 2003b). Mosselbanken kwamen het eerst tot ontwikkeling in de voor visserij opengestelde gebieden, en werden vervolgens door de vissers ontzien. De doelgerichte maatregelen via de visplannen om eenmaal ontstane biotopen in de open gebieden een maximale kans te geven zich verder te ontwikkelen, bleken goed te werken (Brinkman et al., 2003b; Essink et al., 2003). Deze uitkomsten sterken ODUS in zijn mening dat maatwerk in de bescherming van biotopen, via visplannen, de beste kansen biedt voor zowel natuur als visserij: Voor de kokkelvissers houden deze maatregelen in dat er niet in mosselbanken en zeegrasvelden wordt gevist. Dit betekent wel dat er een goed monitoring en registratiesysteem voor zeegrasvoorkomens moet worden opgezet, conform de aanbevelingen in de EVA II publieksversie (Alterra et al., 2003). Voor de mosselzaadvisserij betekent dit dat meerjarige banken (dat zijn banken die twee winters hebben overleefd) worden ontzien en dat visserij op instabiele jonge banken zodanig plaatsvindt dat deze banken niet worden weggevist dat voldoende mosselen achterblijven om zich verder te ontwikkelen tot meerjarige mosselbanken. Deze wijze van het bevissen is binnen EVA II middels een eenmalige praktijkproef uitgetest (Box 1). Het voorgaande betekent overigens niet dat ODUS tegenstander is van gesloten gebieden. Gebiedssluitingen uit oogpunt van principiële keuzes over natuurontwikkeling c.q. bescherming kunnen acceptabel zijn, maar dienen dan uiteraard wel voor álle gebruikers te gelden (ODUS, 2003). Zij kunnen tevens als referentiekader gelden. 6 - Stichting ODUS Het roer moet om

7 Box 1: Jan Louw bevissing van instabiele mosselbanken Het Jan Louw principe houdt in dat door uitdunning de kans dat mosselbanken stormen overleven, toeneemt. In EVA II is dit principe via een eenmalige proef uitgetest. Uit het experiment bleek geen verbeterde overleving te kunnen worden aangetoond. Wél is aangetoond dat bij bevissing van de instabiele banken het areaal en de biomassa van deze banken na de winter zeker niet lager is dan in een onbeviste situatie (Smaal et al., 2003). Met het geoogste zaad zijn elders droogvallende banken aangelegd (natuurbouw). Platen waar in het verleden ook mosselbanken hebben gelegen lijken voor natuurbouw het meest kansrijk. Het resterende zaad is uitgezaaid op de kweekpercelen en kwam daar ten goede aan de kwekers, maar ook aan de daar foeragerende eidereenden. Het uitdunnen van droogvallende banken biedt de mogelijkheid grondstoffen te oogsten ten gunste van de mosselkweek of natuurbouw elders, zonder dat dit ten koste gaat van de verdere ontwikkeling van de beviste banken (Smaal et al., 2003). Het leidt per saldo tot een toename van het aantal mosselen. De sector is daarbij van mening dat een dergelijke bevissing onder optimale omstandigheden op termijn kan leiden tot meer stabiele banken dan in een natuurlijke situatie. ONTWIKKELING VOGELAANTALLEN Wadvogels in het algemeen In een voor schelpdieren veranderend systeem (p. 4-5) is te verwachten dat ook dieren die van schelpdieren leven in hun voortbestaan worden beïnvloed. Voor schelpdieretende vogels als scholeksters, eidereenden en kanoetstrandlopers lijken, gezien de afname van hun aantal, de leefomstandigheden sinds het begin van de jaren 90 te zijn verslechterd. Met vogelsoorten die op de wadplaten en slikken leven van wormen, gaat het daarentegen juist goed. Dit treedt zowel op in de voor visserij open als gesloten gebieden. Een eenduidig verband met visserij bleek niet aanwezig (Leopold et al., 2003a). Worden de aantallen schelpdiereters en niet-schelpdiereters bij elkaar opgeteld, dan blijken de aantallen wadvogels in de loop van de tijd niet wezenlijk te zijn veranderd. De samenstelling van de vogelpopulaties is daarbij ongeveer weer gelijk aan die in de jaren 70, dus vóór de periode dat de eutrofiëring zijn maximale waarde bereikte. In die zin kan gesteld worden dat er momenteel sprake van een meer natuurlijke situatie dan in de tachtiger jaren. Het nieuwe beleid moet uitgaan van meer realistische referentiekaders. Alleen dan kan namelijk goed beoordeeld worden of toekomstige maatregelen het gewenste effect hebben. In het verlengde daarvan moet geconstateerd worden dat de keuze van de vogelaantallen uit de tachtiger jaren als referentie tot een situatie leidt waarin beleidsdoelen al bij voorbaat onhaalbaar zijn geworden. Berekening voedselreserveringen Binnen EVA II is onderzocht hoe de afname van de aantallen scholeksters en eidereenden samenhangt met hun voedselaanbod. Voor scholeksters is daartoe onder meer een simulatiemodel ontwikkeld (Rappoldt et al., 2003). De uitgevoerde berekeningen zijn nog met veel onzekerheden omgeven. Op zich is dit geen verwijt aan de onderzoekers. Het zou een illusie zijn dat na vijf jaar onderzoek complexe ecosystemen als de Oosterschelde en Waddenzee al volledig zouden zijn doorgrond. Naar mening van de ODUS wordt met deze onzekerheden echter wel onzorgvuldig omgegaan in het licht van de impact die deze kunnen hebben voor de verdere beleidsvorming en de gevolgen daarvan voor de schelpdiervisserij. De voedselberekeningen voor scholeksters zijn gebaseerd op een groot aantal aannames, waarbij de keuze van andere aannames tot andere uitkomsten leidt. Dit betreft onder meer het gebruik van een onrealistisch lage Stichting ODUS Het roer moet om - 7

8 sterfte van kokkels door andere natuurlijke oorzaken dan predatie en het niet meenemen van kokkelbroed in de analyses, terwijl bekend is dat scholeksters op kokkelbroed overschakelen bij verminderde beschikbaarheid van grotere schelpdieren (Goss-Custard, persoonlijke mededeling). Om de invloed van aannames als deze te kunnen beoordelen, is het gebruikelijk dat modellen worden gevalideerd. Validatie heeft echter niet plaatsgevonden. De keuze van de benodigde reservering per vogel, zoals die is afgelezen uit figuren, is daarbij in hoge mate arbitrair en onduidelijk is hoe tot de gegeven statistische betrouwbaarheidsintervallen is gekomen. Vergelijkbare kanttekeningen gelden voor de wijze waarop in de studie naar het voedselaanbod voor eidereenden uiteindelijk tot de adviezen voor reservering per vogel wordt gekomen. De schelpdiersector heeft de betrokken onderzoekers al in een vroeg stadium op bovenstaande beperkingen gewezen; helaas met weinig resultaat. Ook de auditcommissie, die belast was met de onafhankelijke wetenschappelijke beoordeling van de EVA II deelstudies, heeft zich op basis van de onderliggende rapporten kritisch uitgelaten over de gebruikte statistische methoden en het niet valideren van het scholekstermodel (Wolff et al., 2003). Eidereenden De ontwikkeling van de Nederlandse eidereendenpopulatie volgt de trend zoals die ook in de gehele Europese fly-way populatie wordt waargenomen. De dalende aantallen eidereenden in het Nederlandse waddengebied zijn gepaard gegaan met verhoogde wintersterftes (tot dieren). Deze extra sterftes worden in EVA II in verband gebracht met het voedselaanbod voor deze dieren. Ook parasitaire infecties lijken een rol te spelen. De opgetreden incidentele sterftes vallen echter in het niet bij bijvoorbeeld het aantal eidereenden dat jaarlijks in Denemarken door jagers wordt afgeschoten ( ). Opmerkelijk is dat ondanks de afgenomen jachtdruk de aantallen overwinterende eidereenden in Denemarken in het afgelopen decennium sterker zijn gedaald dan in Nederland. Veranderingen in Europese en daarmee Nederlandse populatie worden klaarblijkelijk bepaald door oorzaken die de omstandigheden in Nederland overstijgen. De Nederlandse populatie kan derhalve niet los worden gezien van de totale populatie, zoals tot op heden en ook in EVA II wel is gedaan. Van de beschikbare schelpdieren blijken meerjarige sublitorale mosselen van een goede kwaliteit (dunne schelp, veel vlees) voor eidereenden het meest geschikt als voedselbron. Litorale mosselen, kokkels en spisula blijken, geordend naar aflopende kwaliteit, minder geschikt of zelfs van marginaal belang als prooi (Bult et al., 2003b). Waar het gaat om de invloed van de schelpdiervisserij op de ontwikkeling van eidereend is derhalve vooral de mosselvisserij en -kweek van belang. Het voedselaanbod voor eidereenden is door de mosselkweek verbeterd. Zoals al eerder genoemd (p. 3), is het mosselbestand in de Waddenzee ca. 15% hoger dan in een situatie zonder kweek (Bult et al., 2003a). Het belang van de mosselcultuur voor eidereenden is echter groter dan dit percentage doet vermoeden. De mosselkweek verbeterd namelijk niet alleen de hoeveelheid, maar ook de kwaliteit van de mosselen als voedselbron (dunne schelp en hoog vleesgehalte). Binnen EVA II is hier verder geen onderzoek naar verricht, maar kwekers weten uit ervaring dat de eidereenden de locaties met de beste mosselen feilloos weten te vinden. Mosselkwekers hebben de afgelopen 50 jaar via de verbetering van het voedselaanbod, waarschijnlijk dus ook eidereenden gekweekt. Een goede bezetting van de percelen is daarmee een direct gemeenschappelijk belang van eidereenden en kwekers. Mede als gevolg van het huidige beleid - waarin geen grondstoffen mochten worden gehaald van instabiele platen en kweekpercelen niet konden worden verbeterd - is de bezetting van de percelen echter niet optimaal geweest (Alterra et al., 2003). 8 - Stichting ODUS Het roer moet om

9 Scholeksters Zowel in de Oosterschelde als in de Waddenzee zijn de scholeksteraantallen sinds 1990 afgenomen. In de Waddenzee is de afgelopen jaren weer sprake van een lichte stijging. De uitkomsten van het EVA II onderzoek laten zien dat vooral autonome ontwikkelingen een effect hebben op de vogelpopulatie en dat schelpdiervisserij daarbij in jaren met lage bestanden invloed heeft op de voedselbeschikbaarheid (Alterra et al., 2003). In de Waddenzee blijkt met name het ontbreken van droogvallende mosselbanken in de jaren 90 een cruciale rol te hebben gespeeld in de afname van de scholeksterpopulatie; van de scholeksters die er nu minder zijn vergeleken met het referentieaantal uit de jaren 80 ( ) worden er toegeschreven aan het verdwijnen van de droogvallende mosselbanken begin jaren 90 (Rappoldt et al., 2003; Alterra et al., 2003). Ook in de Oosterschelde leidde het verdwijnen van droogvallende mosselen, in dit geval als gekweekte mosselen op droogvallende percelen, tot een daling van de scholeksterpopulatie (Bult et al., 2000). Door de afname van de kokkelbestanden na de voltooiing van de Deltawerken zijn ook de aantallen scholeksters die leven van kokkels afgenomen. Behalve het voedselaanbod in de overwinteringsgebieden is voor de populatieontwikkeling van scholeksters het afnemend broedsucces in de broedgebieden van belang. Het veranderende maairegime in de weidegebieden als gevolg van het meer op stal houden van koeien, maar ook de opkomst van roofdieren als de vos en roofvogels worden in onderzoek als belangrijke oorzaken voor het teruglopend broedsucces genoemd (Teunissen, 2003; Hulscher et al., 2003). Wat betreft de schelpdiervisserij is met name de kokkelvisserij van belang, aangezien er de afgelopen jaren nauwelijks meer op droogvallende mosselbanken is gevist. Op basis van het scholekstermodel wordt de draagkracht van de Waddenzee voor scholeksters zónder kokkelvisserij op scholeksters meer berekend in vergelijking de huidige situatie (Rappoldt et al. 2003). De omvang van kokkelbestanden is aan sterke fluctuaties onderhevig. In een strenge winter vriest het overgrote deel van het kokkelbestand (tot >95%) dood, maar zo n winter wordt juist vaak weer gevolgd door een extreem goede broedval waardoor de bestanden vaak jaren lang een zeer hoog niveau hebben (Kamermans et al. 2003b). De invloed van de kokkelvisserij op het bestand is daarbij relatief beperkt. De EVA II conclusie dat de daling van het aantal scholeksters niet primair veroorzaakt is door de kokkelvisserij, maar door het verdwijnen van de droogvallende mosselbanken (Alterra et al., 2003), is hiermee ook direct in lijn. In hoeverre voedselreserveringen de ontwikkelingen in de aantallen schelpdieretende vogels kunnen keren is, afgezien van de eerdere kanttekeningen bij de berekende voedselbehoeftes, nog maar zeer de vraag. Duidelijk is dat autonome ontwikkelingen domineren. Ook de zelfs sterkere daling in scholeksteraantallen in dát deel van de Waddenzee waar sinds 1993 in het geheel niet meer is gevist (Leopold et al., 2003a), doet vrezen dat van verdergaande voedselreserveringen weinig mag worden verwacht. De vraag is wat dan wel te doen. Doorgaan op de oude voet, al dan niet aangepast met de in EVA II voorgestelde verhoging van de voedselreserveringen, of beleid gebaseerd op een geheel andere aanpak. De schelpdiersector is van mening dat uitsluitend een nieuwe koers perspectief biedt. De concrete plannen van ODUS met de daarvan verwachte resultaten worden in het hiernavolgende deel gepresenteerd. Stichting ODUS Het roer moet om - 9

10 DEEL 3: CONCRETE PROJECTEN VOOR EEN BETERE BENUTTING VAN DE BROEDVAL Op basis van de EVA II bevindingen komt ODUS tot de conclusie dat een Waddenzee en Oosterschelde waarin vogelbestanden, mosselbanken en zeegras kunnen floreren, om maximale schelpdierbestanden vraagt. De schelpdiersector heeft hierin een belangrijke toegevoegde waarde. Een betere benutting van de schelpdierbroedval is goed voor de schelpdiersector, goed voor de vogels én goed voor de draagkracht van de Waddenzee en Oosterschelde voor schelpdieren. Het uitdunnen van dichte kokkelbestanden, het verzaaien van kokkeltjes die anders verloren gaan naar goede groeiplekken, het verbeteren van de mosselpercelen en een efficiënter gebruik van mosselzaad, bieden daartoe de beste kansen. Dit blijkt uit een verkennende studie naar de mogelijkheden en ideeën voor dynamisch bestandsbeheer van de Animal Sciences Group van Wageningen Universiteit & Research in opdracht van ODUS (Bult et al., 2004). INNOVATIES IN DE KOKKELVISSERIJ 1. Het veiligstellen van kansarme kokkelbestanden De kokkelvisserij kenmerkt zich door de vangst van volwassen kokkels op wilde banken. Veel van de kokkels die jaarlijks worden geboren, zijn echter al na een jaar verdwenen omdat ze op stormgevoelige locaties liggen of op plaatsen die periodiek te sterk verzoeten. Dit zijn veelal gebieden ook de bodem van nature erg dynamisch is. Daarnaast zijn er gebieden waar de kokkels zo slecht groeien dat ze noch voor vissers noch voor vogels van veel waarde zijn (Kamermans et al., 2003b; Bult et al., 2004). Het veilig stellen van kokkels houdt in dat zij worden verplaatst naar stabiele locaties met goede groeiomstandigheden. Wanneer deze kokkels in kansrijke gebieden worden teruggelegd, wordt geen biomassa onttrokken aan de natuur, maar wordt het bestand uiteindelijk juist vergroot. De kokkels kunnen verder groeien en komen beschikbaar als voedsel voor vogels. Vervolgens kunnen de kokkels een of twee jaar later worden bevist voor menselijke consumptie. De gebieden die in aanmerking komen voor het sparen, uitdunnen en verzaaien van kokkels zijn reeds in kaart gebracht (Bult et al., 2004). In een aantal specifieke mosselzaadgebieden in de Waddenzee valt regelmatig ook kokkelbroed. Dit deel van het kokkelbestand gaat verloren als er ook broedval van mosselen plaatsvindt. Door voordat het mosselzaad valt het kokkelbroed op te vissen en uit te zetten, kan dit deel van het kokkelbestand worden behouden. Ook bestaan er eerste ideeën over vangstmethoden, waarbij het kokkelbroed gescheiden kan worden van het mosselzaad. 2. Uitdunnen van dichte kokkelbestanden Wanneer kokkels in zeer hoge dichtheden voorkomen, kan er competitie om ruimte en voedsel tussen de schelpdieren ontstaan (Kamermans, 2003b; Goss-Custard, persoonlijke mededeling). Het gevolg is dat de kokkels elkaar uit de grond drukken, de sterfte toeneemt, en dat de kokkels die wél overleven slecht groeien. Dit kan 10 - Stichting ODUS Het roer moet om

11 worden voorkomen door deze dichte bestanden uit te dunnen. Een deel van het kokkelbroed wordt in het eerste levensjaar van de bank gevist en op een andere locatie uitgezet. Een tweede mogelijkheid is om - wanneer de kokkels zijn uitgegroeid tot een oogstbare maat - de banken zodanig te beheren (uit te dunnen) dat optimale groeiomstandigheden ontstaan voor de achtergebleven kokkels. Op basis van experimenten in het verleden blijkt dat het uitdunnen van kokkelbestanden - als onderdeel van een bredere strategie van sparen en verzaaien van kokkels - goede perspectieven voor een kokkelvisserij nieuwe stijl biedt. 3. Verzaaien en kweken van kokkels Het veiligstellen van instabiele bestanden en uitdunnen betekent dat kokkels beschikbaar komen om elders te worden uitgezet. Daarmee ontstaat een situatie die vergelijkbaar is met de mosselkweek. Het verschil is dat het kweken van kokkels een collectieve activiteit is; er wordt dus niet gewerkt met individuele kweekpercelen. Met kokkelkweken is in het verleden al enige ervaring opgedaan. Vóór 1990 in de vorm van kweek op percelen door individuele kokkelvissers in zowel de Waddenzee als Oosterschelde; na 1990 in de vorm van een aantal kleinschalige experimenten die door de sector zijn uitgevoerd (Bol et al., 1989; Kesteloo-Hendrikse, 1998). Met het verzaaien is recent, onder begeleiding van het RIVO, ervaring opgedaan in de Westerschelde. Uit deze proeven blijkt dat het verzaaien zowel technisch als economisch goed haalbaar is. Bij een optimale keuze van locatie en zaaidichtheid ligt de opbrengst van verzaaide kokkels hoger dan van de kokkels in natuurlijke banken (Kesteloo- Hendrikse, 2004). Een strategie gericht op het sparen, uitdunnen en verzaaien van kokkels lijkt op basis van een eerste verkenning veelbelovend: Als kokkels (0,15g vleesgewicht) worden verplaatst van een locatie met een overleving van 25% naar een locatie met een overleving van 50% en een groei die duidelijk beter is dan op de oorspronkelijke vislocatie (0,9g per kokkel tijdens oogsten i.p.v. 0,5g), dan zal deze activiteit tot een toename leiden van het kokkelbestand van meer dan een factor 3, zelfs bij aanname een additionele sterfte van 25% (expert judgement sector 10%) als direct gevolg van verzaaien (Bult et al., 2004: 22). De bodemberoering door de kokkelvisserij zal in een systeem van uitdunnen en verzaaien minder zijn dan in de huidige situatie, is de reële verwachting op grond van berekeningen (Bult et al., 2004: 23). 4. Niet vissen op kwantiteit, maar kwaliteit Het uitgangspunt voor de kokkelvisserij van de toekomst is niet vissen op kwantiteit, maar op kwaliteit. De visserij richt zich op grote kokkels. Met een geringere vangst kan dezelfde besomming worden behaald. In deze opzet wordt ook in jaren met grote hoeveelheden kokkels maar beperkt op kokkels gevist. Stichting ODUS Het roer moet om - 11

12 RESULTATEN INNOVATIES IN DE KOKKELSECTOR Wanneer de kokkelsector echt de ruimte krijgt om kansarme banken veilig te stellen, selectief te vissen op specifieke kokkelbanken en te verzaaien, zou naar verwachting een meerjarig gemiddelde opbrengst van landelijk 4 tot 6 miljoen kg kokkelvlees behaald moeten kunnen worden. Bij een gelimiteerde bevissing van alleen grote kokkels blijft per saldo jaarlijks een groter bestand over dan bij bevissing in het huidige beleid. Afhankelijk van het succes van het kweken van kokkels en de ruimte die daarvoor wordt geboden, kan de omvang van het kokkelbestand verder worden vergroot (Bult et al., 2004). Mogelijk zou, net als nu bij de mosselsector het geval is, de omvang van het bestand zelfs groter kunnen worden dan in een situatie zonder kokkelkweek. Behalve grotere bestanden hebben een efficiëntere visserij en kweek tot gevolg dat een geringer oppervlak behoeft te worden bevist om dezelfde productiedoelstellingen te behalen (Bult et al., 2004). Kokkelvisserijeffecten zullen daardoor verminderen. Tenslotte heeft het uitdunnen van dichte bestanden ook een positief effect op de foerageermogelijkheden voor vogels. De meeste vogels hebben (net als vissers) een voorkeur voor grote kokkels. Beheerst uitdunnen draagt bij aan de groeimogelijkheden van de overgebleven bestanden (Kamermans et al., 2003b; Goss-Custard, persoonlijke mededeling). Maar ook de zogenaamde interferentie tussen vogels - vogels jagen elkaar weg bij dichte schelpdierbestanden - kan door uitdunnen en het beter spreiden van de kokkelbestanden worden verminderd. INNOVATIES IN DE MOSSELZAADVISSERIJ EN -KWEEK 1. Efficiënter mosselzaadmanagement De beschikbaarheid van mosselzaad als grondstof is momenteel de beperkende factor binnen de mosselcultuur. Het is daarom van het grootste belang dat er op een zorgvuldige manier met het mosselzaad wordt omgegaan. De visplannen voor de mosselzaadvisserij tot nu toe hebben zich hierop in tal van varianten al toegespitst. Voortbouwend op deze visplannen blijft het credo voor de mosselzaadvisserij: instabiel zaad eerst. Dit houdt in dat gericht wordt gevist op plaatsen met een hoog stormrisico. Ook droogvallende banken worden daarbij bevist, waarbij het uitgangspunt is dat dit niet ten koste gaat van het mosselbankenareaal. En dit is ook mogelijk, zoals het in EVA II uitgevoerde Jan Louw onderzoek heeft laten zien (Alterra et al., 2003; Smaal et al., 2003). Wij verwijzen naar Box 1 (p. 7). Daarnaast kan door natuurbouw de ontwikkeling van mosselbanken op platen worden gestimuleerd (Smaal et al., 2003, zie p. 7). In Engeland zijn positieve ervaringen opgedaan met de aanleg van droogvallende mosselbanken als beheersmaatregel voor het verbeteren van voedselbeschikbaarheid voor scholeksters (Atkinson et al. 2003). Al deze maatregelen komen samen in één afgewogen plan voor een optimaal beheer van de beschikbare bestanden en voorraden mosselzaad, het Mosselzaad Management Plan (PO Mosselcultuur, 2004) Stichting ODUS Het roer moet om

13 2. Optimalisatie percelen: niet meer maar beter Zo zuinig mogelijk met mosselzaad omgaan betekent ook dat het schaarse zaad met het best mogelijke rendement moeten worden opgekweekt. Dit vraagt om stabiele kweekpercelen met goede groeiomstandigheden. Aangezien deze schaars zijn en percelen in de loop der tijd als gevolg van autonome ontwikkelingen verslechteren, gaan jaarlijks grote hoeveelheden kostbaar zaad- en halfwasmosselen tijdens winterstormen verloren. Een analyse van het RIVO laat zien dat de huidige positionering van de kweekpercelen vooral aansluit bij de hydromorfologische situatie van de Waddenzee van jaar geleden (Bult et al., 2004). Er zijn zowel in de Oosterschelde als in de Waddenzee mogelijkheden om de kwaliteit van het percelenareaal structureel te verbeteren. Het gaat hier nadrukkelijk niet om meer, maar om betere percelen, waarbij de totale areaalomvang best af mag nemen. De verschillende optimalisatiemogelijkheden zijn reeds in kaart gebracht (Bult et al., 2004). Uiteraard moet bij optimalisatie rekening gehouden worden met de ruimtelijke belangen van andere visserijen. Betere percelen betekenen ook dat de behoefte aan mosselzaad zal afnemen en er minder drang bestaat om mosselen van instabiele percelen in de Waddenzee naar percelen in Zeeland, waar de groei minder is, veilig te stellen. 3. Depotgebieden In jaren waarin het aanbod van mosselzaad groter is dan de behoefte op kweekpercelen, kunnen zogenaamde depotgebieden worden gebruikt voor het collectief veiligstellen van stormgevoelig gelegen mosselzaad. Depotgebieden zijn geen klassieke percelen omringd door bakens, maar voor mosselen geschikte locaties waar de te sparen mosselen naar toe kunnen worden gebracht. Voorwaarde is uiteraard dat de overlevingskansen van mosselen in de depotgebieden goed zijn. Er zal dus gezocht moeten worden naar geschikte locaties. Daarmee wordt ook inzicht gekregen in de mogelijke locaties voor de aanleg van nieuwe c.q. vervangende kweekpercelen. De mosselkwekers hebben hiervoor al een aantal gebieden in kaart gebracht (Bult et al., 2004). RESULTATEN INNOVATIES IN DE MOSSELSECTOR Uit EVA II is gebleken dat in de huidige situatie het mosselbestand in de Waddenzee 15% groter is dan in een situatie zonder mosselkweek (Bult et al., 2003). Zuiniger omgaan met mosselzaad in combinatie met de beschikking over goede kweekpercelen en depotgebieden betekent dat het mosselbestand in de Waddenzee verder kan toenemen ten opzichte van de natuurlijke situatie. Het doelgericht bevissen van droogvallende mosselbanken volgens het Jan Louw principe zal daarbij het aanbod van mosselen in het sublitoraal ten goede komen, zonder dat dit ten koste gaat van de ontwikkeling op de platen (Smaal et al., 2003; Bult et al., 2004). Dit alles is gunstig voor de vissers en voor vogels. Eidereenden profiteren van een grotere stabiele mosselvoorraad op de percelen; scholeksters van een groot areaal droogvallende mosselbanken (Alterra et al. 2003; Atkinson et al., 2003). Bovendien komen grote mosselvoorraden ook ten goede aan de draagkracht van de Oosterschelde en Waddenzee in het algemeen; een groter en stabieler bestand zal namelijk ook meer en constanter nutriënten aan het systeem terugleveren (Brinkman et al. 2003). ANDERE INNOVATIES Naast de bovengenoemde vernieuwingen gericht op een betere benutting van de broedval in de bestaande kokkelvisserij en mosselzaadvisserij en kweek liggen er kansen bij: het opvangen van wild schelpdierbroed met collectoren, waarmee op dit moment al diverse experimenten plaatsvinden; het opkweken van schelpdierbroed in zogenaamde hatcheries (op land of in zee); het verder ontwikkelen van schelpdierkweek in (vormen van) hangcultures in de kustwateren; onderzoek naar mogelijkheden van offshore schelpdiercultures, zoals bij windparken; ontwikkeling van nieuwe vistechnieken. Stichting ODUS Het roer moet om - 13

14 De recente installatie van het Innovatieplatform Aquacultuur is een uitgelezen kans om de ontwikkeling en opschaling van dergelijke innovaties een echte impuls te geven. Tenslotte is het gericht beheren van de wilde Japanse oesterbestanden noodzakelijk om de negatieve gevolgen van de explosieve groei van de wilde Japanse oesters voor de draagkracht van kokkels in de Oosterschelde (en in de toekomst mogelijk ook de Waddenzee) tegen te gaan. Het advies is hier niet te lang mee te wachten. Hoe meer de Japanse oesters de kans krijgen zich te ontwikkelen, hoe lastiger het zal zijn de ongewenste wildgroei onder controle te krijgen. VOORWAARDEN VOOR SUCCES Voorwaarde voor het uitvoeren van deze plannen is dat ruimte wordt gegeven om te experimenteren en nieuwe inzichten in praktijk te brengen. Het huidige beleid stelt statische doelen. Dat moet worden losgelaten. Het nieuwe beleid moet rekening houden met de dynamiek van het systeem als gevolg van natuurlijke en autonome processen. Dit vraagt om een omslag in denken. Box I1: Implementatie van de Habitatrichtlijn in de nieuwe Natuurbeschermingswet. In het wetsvoorstel voor de Natuurbeschermingswet (artikel 19a) wordt voorzien in de mogelijkheid om beheersplannen op te stellen. De beschrijving van de met het beheer beoogde resultaten moet plaatsvinden mede in samenhang met bestaand gebruik (artikel 19a, derde lid, onder a). De uitleg die de regering in de memorie van toelichting aan deze zinsnede geeft, is dat in het algemeen zal gelden dat het bestaande gebruik heeft bijgedragen aan de aanwezige natuurwaarden, en dat daarom het bestaande gebruik in het beheer kan worden geïncorporeerd. Het in het plan beschreven gebruik behoeft in dat geval niet meer afzonderlijk te worden getoetst (artikel 19d, tweede lid wetsvoorstel). In het beheersplan kan reeds de afweging plaatsvinden of en, zo ja, onder welke voorwaarden een beperkende activiteit is toegestaan. In gevolge artikel 19d, tweede lid, onder a, in het wetsvoorstel geldt alsdan een formele vrijstelling van het doorlopen van het wettelijke afwegingskader. In de Europese zaak C-127/02 (kokkelvisserij) heeft de Advocaat-Generaal als haar mening geponeerd dat de begrippen plan of project in artikel 6 lid 3 van de Habitatrichtlijn aldus moeten worden uitgelegd dat daaronder ook een activiteit valt die al vele jaren wordt uitgeoefend, maar waarvoor elk jaar in Nederland, ingevolge de Natuurbeschermingswet voor een beperkte periode een vergunning wordt vereist en verleend. Daardoor neemt zij afstand van de heersende opvatting dat deze visserij als bestaand gebruik wordt beschouwd, hetgeen een andere toets op grond van artikel 6 lid 2 van de Habitatrichtlijn vergt. Indien dit advies door het Europese Hof zou worden overgenomen dan zouden mosselzaadvisserij en kokkelvisserij bij gewijzigde omstandigheden ( en dat zou kunnen zijn een verandering in het bestand) jaarlijks opnieuw aan een passende beoordeling moeten worden onderworpen. Daarbij moeten dan cumulatieve effecten in de beoordeling worden betrokken, terwijl de vergunningverlener genoodzaakt wordt om alle schadelijke gevolgen voor de instandhoudingdoelstellingen te documenteren. Bovendien zou een vergunning volgens dit advies alleen kunnen worden verleend, indien er naar de overtuiging van de bevoegde autoriteiten (vergunningverlener) geen redelijke twijfel bestaat aan de afwezigheid van schadelijke gevolgen. Elk vermoeden van een schadelijk effect wordt in dit advies als significant beschouwd, hetgeen een onwerkbare situatie zal doen ontstaan. Dat dit advies veel stof heeft doen opwaaien moge duidelijk zijn. De Advocaat-Generaal geeft overigens zelf aan dat ook andere visies mogelijk zijn. Afgewacht zal moeten worden wat het Hof zal beslissen. Alleen die uitspraak zal bepalend zijn voor alle landen in de Europese Unie Stichting ODUS Het roer moet om

15 Een tweede belangrijke voorwaarde voor succes van een nieuwe aanpak is dat visserij als activiteit in de Oosterschelde en Waddenzee wordt geaccepteerd. Van oudsher is er in deze gebieden schelpdiervisserij en kweek geweest, hetgeen is geaccepteerd bij de aanwijzing van de Waddenzee en Oosterschelde als natuurgebied. Bestaand gebruik kan immers in beginsel binnen het kader van de bestaande wet- en regelgeving worden voortgezet, waarbij via zogenaamde beheerplannen rekening wordt gehouden met de instandhouding en ontwikkeling van vogelkundige waarden. Een aanwijzing als speciale beschermingszone is daarom geen reden om hier thans anders tegen aan te kijken. Temeer omdat het bestaand gebruik sindsdien niet is uitgebreid. Het accepteren van visserij betekent dat de bij de natuurorganisaties gevestigde standpunten moeten veranderen, de wildernisnatuur die zij voorstaan sluit menselijk medegebruik in feite uit. Het bevoegd gezag dient duidelijkheid te scheppen hoe verder met schelpdiervisserij in natuurgebieden wordt omgegaan. Dit leidt ook tot minder juridische procedures rond de verlening van vergunningen. Dit is in het belang van alle partijen. De wijze waarop de Habitatrichtlijn wordt geïmplementeerd in de nieuwe Natuurbeschermingswet is hierbij van belang (zie Box 2, p. 14). De derde voorwaarde hangt hier direct mee samen en is dat de snelle veranderingen in het ecosysteem ook een snelle besluitvorming vereisen. Dit vraagt om een vroege toetsing van plannen, resulterend in raamvergunningen op basis waarvan bijvoorbeeld bij broedval van kokkels op zeer stormgevoelige plaatsen, snel actie kan worden ondernomen. Het voeren van een statisch beleid is hiermee conflicterend. Passender zou zijn om in de Waddenzee, net zoals in de Delta het geval is, de procesbenadering toe te passen. Dit betekent dat het voortgaande ontwikkelingsproces van de Waddenzee, leidend is, en dat op basis daarvan bezien wordt wat de effecten zijn van de diverse activiteiten. Maar wat bovenal nodig is om het roer om te gooien is durf. Als we daadwerkelijk de afname van de draagkracht willen tegengaan, kan de schelpdiersector daaraan een belangrijke bijdrage leveren. Het steeds verder terugschroeven van de visserij en het steeds meer reserveren is een maatregel die eindig is en die bovendien niet geleid heeft tot het bereiken van de gestelde beleidsdoelen. CONCLUSIE Daadwerkelijke en structurele vermeerdering van het aantal schelpdieren in de Waddenzee en de Oosterschelde kan met behulp van de mossel- en kokkelvissers en komt ten goede aan vissers, vogels en de draagkracht voor schelpdieren. Het dynamisch bestandsbeheer zoals ODUS voorstaat, betekent een visserij die aansluit bij de natuurlijke dynamiek van het ecosysteem. Hierbij wordt variatie in bestanden over ruimte en tijd benut op de visserij te optimaliseren. Voor de mosselvisserij en -kweek is al gebleken dat deze leidt tot een verhoging van het mosselbestand en een kwaliteitsverbetering van de mosselen als voedselbron voor de eidereenden. Een zorgvuldig gebruik van het mosselzaad, betere percelen en depotgebieden bieden mogelijkheden voor een verdere optimalisatie van het totale mosselbestand. Voor de kokkelsector biedt een strategie van uitdunnen en verzaaien en kweken duidelijke kansen voor het optimaliseren van de kokkelbestanden en het terugdringen van effecten op natuurwaarden (Bult et al., 2004). Voorwaarde om deze kansen te verzilveren is wel dat aan de schelpdiersector ruimte wordt gegeven om de ODUS-visie en het daarin voorgestane dynamische bestandsbeheer ook daadwerkelijk in de praktijk te kunnen brengen. Dus: niet reserveren, maar innoveren. Stichting ODUS Het roer moet om - 15

16 REFERENTIES Alterra, Animal Sciences Group, Rijksinstituut voor Kust en Zee en Rijksinstituut voor Integraal zoetwaterbeheer en Afvalwaterbehandeling (2003). Samenvatting resultaten wetenschappelijk onderzoek EVA II. In: Publieksversie. Den Haag: Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit. Atkinson, Ph.W., N.A. Clark, M.C. Bell, P.J. Dare, J.A. Clark en Ph.L. Ireland (2003). Changes in commercially fished shellfish stocks and shorebird populations in the Wash, England. In: Biological Conservation 114: Bol, J., M.R. van Stralen en c.m. Brand (1989). Het verschil in productie van kokkels, verzaaid van de Westerschelde naar een perceel in de Oosterschelde, vergeleken met die in het gebied van herkomst, gedurende de periode van maart tot november Yerseke: RIVO-CSO. Brinkman, A.G. en A.C. Smaal (2003a). Onttrekking en natuurlijke productie van schelpdieren in de Nederlandse Waddenzee in de periode Alterra rapport Wageningen: Alterra. Brinkman, A.G. en T. Bult (2003b). Geschikte eulitorale gebieden in de Nederlandse Waddenzee voor het voorkomen van meerjarige natuurlijke mosselbanken - Samenvatting. Alterra rapport 455. Wageningen: Alterra. Bult, T., B.J. Ens, R.L.P. Lanters, A.C. Smaal en L. Zwarts (2000). Korte termijn advies voedselreservering Oosterschelde: Samenvattende rapportage in het kader van EVA II. Rapport RIKZ/ Middelburg: RIKZ. Bult, T., M.R. van Stralen, J.A. Brummelhuis, J.M.D.D. Baars (2003a). Mosselvisserij- en kweek in het sublitoraal van de Waddenzee. RIVO rapport. Yerseke: RIVO-CSO. Bult, T, B. Ens, D. Baars, R. Kats en M. Leopold (2003b). Evaluatie van de meting van het beschikbare voedselaanbod voor vogels die grote schelpdieren eten. RIVO rapport. Yerseke: RIVO-CSO. Bult, T., M. van Stralen, M. Poelman, J. Steenbergen en D. Baars (2004). Dynamisch bestandbeheer van schelpdieren, een verwerking van mogelijkheden en ideeën uit de ODUS visie. RIVO rapport C010/04. Yerseke: RIVO- CSO. Ens, B., M. de Jong & C. ter Braak (2003). Resultaten kokkelvisexperiment Ameland. Alterra rapport. Wageningen: Alterra. Essink, K., J. de Vlas en R. Nijssen (2003). Heeft de mechanische kokkelvisserij invloed gehad op de ontwikkeling van zeegras in de Nederlandse Waddenzee? RIKZ rapport Haren/Den Haag: RIKZ. Geurts van Kessel, A.J.M., B.J. Kater & T.C. Prins (2003). Veranderende draagkracht van de Oosterschelde voor kokkels. Rapportage van thema s 2 en 4 uit het lange termijn onderzoeksprogramma voedselreservering Oosterschelde, in het kader van EVA II. Rapport RIKZ/ RIVO C062/03. Middelburg. Kamermans, P., E. Schuiling, D. Baars & M. van Riet (2003). EVA II deelproject A1: Visserij-inspanning. RIVO rapport C057/ c. Yerseke: RIVO-CSO. Kamermans, P., T. Bult, B.J. Kater, D. Baars, J. Kesteloo, E. Schuiling, J., Perdon &, E. Schuiling B.J. Kater, (2003). EVA II deelrapport H4: Invloed van natuurlijke factoren en visserij op de dynamiek van bestanden aan kokkels (Cerastoderma edule) en nonnen (Macoma balthica) in de Waddenzee, Ooster- en Westerschelde. RIVO rapport C058/ a. Yerseke: RIVO-CSO Stichting ODUS Het roer moet om

Kokkels in Waddenzee en Zeeuwse Delta,

Kokkels in Waddenzee en Zeeuwse Delta, Indicator 2 juli 2015 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De natuurlijke dynamiek van het

Nadere informatie

CONCLUSIES. f. Er zijn geen aanwijzingen dat kokkelvisserij

CONCLUSIES. f. Er zijn geen aanwijzingen dat kokkelvisserij De eutrofiëring betreft een autonome ontwikkeling. Het is de verwachting dat de eutrofiëring nog wat verder zal teruglopen. Daarmee komt de draagkracht in de Waddenzee op termijn weer dicht bij de natuurlijke

Nadere informatie

DUURZAAM EN DYNAMISCH. Advies van de Beleidsadviesgroep EVA II inzake het toekomstig beleid voor de schelpdiervisserij

DUURZAAM EN DYNAMISCH. Advies van de Beleidsadviesgroep EVA II inzake het toekomstig beleid voor de schelpdiervisserij DUURZAAM EN DYNAMISCH Advies van de Beleidsadviesgroep EVA II inzake het toekomstig beleid voor de schelpdiervisserij Juni 2004 Inleiding De Beleidsadviesgroep EVA II (BAG) is in juni 2003 door minister

Nadere informatie

Henrice Jansen, 27 Januari, schelpdierconferentie

Henrice Jansen, 27 Januari, schelpdierconferentie Mosselkweek & Natuur KOMPRO Henrice Jansen, 27 Januari, schelpdierconferentie Aad Smaal, Pauline Kamermans, Karin Troost, Margriet v Asch, Marnix v Stralen, Jacob Capelle, Sander Glorius,..,.. Overzicht

Nadere informatie

Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer:

Producentenorganisatie Kokkelvisserij p/a Ir. J. D. Holstein Coxstraat DC Kapelle. Project nummer: Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. RIVO Rapport Nummer: C010/04

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. RIVO Rapport Nummer: C010/04 Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

MOSSELWAD Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee

MOSSELWAD Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee MOSSELWAD Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee EUCC, The Coastal Union Wageningen IMARES Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-CEME) Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek (NIOZ)

Nadere informatie

Wageningen IMARES. De rol van schelpdieronderzoek in een duurzame ontwikkeling van de Waddenzee. Pauline Kamermans

Wageningen IMARES. De rol van schelpdieronderzoek in een duurzame ontwikkeling van de Waddenzee. Pauline Kamermans De rol van schelpdieronderzoek in een duurzame ontwikkeling van de Waddenzee Pauline Kamermans is een samenwerkingsverband tussen Wageningen UR en TNO De rol van schelpdieronderzoek in een duurzame ontwikkeling

Nadere informatie

Resultaten wetenschappelijk onderzoek EVA II Publieksversie

Resultaten wetenschappelijk onderzoek EVA II Publieksversie Resultaten wetenschappelijk onderzoek EVA II Publieksversie Wat is EVA II? Wat is EVA II? EVA II staat voor de tweede fase van de evaluatie van het schelpdiervisserijbeleid in Nederland. De evaluatie met

Nadere informatie

Ruimte voor een zilte oogst

Ruimte voor een zilte oogst Naar een omslag in de Nederlandse schelpdiercultuur Beleidsbesluit Schelpdiervisserij 2005 2020 Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Den Haag, 1 oktober 2004 1 2 Inhoudsopgave 1. HOOFDLIJNEN

Nadere informatie

Inventarisatie van het wilde mosselbestand in de Oosterschelde en Voordelta in het najaar van 2005

Inventarisatie van het wilde mosselbestand in de Oosterschelde en Voordelta in het najaar van 2005 onderzoek en advies - mariene ecologie, visserij en schelpdierkweek Elkerzeeseweg 77 4322 NA Scharendijke tel./fax: 0111-671584 mobiel: 06-44278294 e-mail: marinx@zeelandnet.nl notitie nr. 2005.48.1 Inventarisatie

Nadere informatie

Effecten van mosselzaadvisserij op sublitorale natuurwaarden in de westelijke Waddenzee

Effecten van mosselzaadvisserij op sublitorale natuurwaarden in de westelijke Waddenzee Effecten van mosselzaadvisserij op sublitorale natuurwaarden in de westelijke Waddenzee Achtergrond De kweek van mosselen in Nederland is gebaseerd op bodemcultuur. Deze vindt plaats op mosselkweekpercelen

Nadere informatie

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C076/03

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C076/03 Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Is de draagkracht van de Oosterschelde voor schelpdieren bereikt?

Is de draagkracht van de Oosterschelde voor schelpdieren bereikt? Is de draagkracht van de Oosterschelde voor schelpdieren bereikt? Pauline Kamermans, Wouter van Broekhoven, Luca van Duren, Sven Ihnken, Henrice Jansen, Jacco Kromkamp, Sairah Malkin, Tim Schellekens,

Nadere informatie

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater Rapportage van onderzoek In opdracht van Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland

Nadere informatie

Resultaten wetenschappelijk onderzoek EVA II Publieksversie

Resultaten wetenschappelijk onderzoek EVA II Publieksversie Resultaten wetenschappelijk onderzoek EVA II Publieksversie Wat is EVA II? Wat is EVA II? EVA II staat voor de tweede fase van de evaluatie van het schelpdiervisserijbeleid in Nederland. De evaluatie met

Nadere informatie

Duurzaam duurt het langst II Naar een nieuw schelpdiervisserijbeleid voor de Waddenzee

Duurzaam duurt het langst II Naar een nieuw schelpdiervisserijbeleid voor de Waddenzee Duurzaam duurt het langst II Naar een nieuw schelpdiervisserijbeleid voor de Waddenzee Advies aan de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit Advies 2004/01 2 februari 2004 I n h o u d s o p g

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter,

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's-gravenhage. Geachte Voorzitter, Directie Visserij De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-gravenhage uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum 23 maart 2007 29675-25 Viss. 2007/1731 18 april 2007

Nadere informatie

PRODUS Project onderzoek duurzame schelpdiercultuur

PRODUS Project onderzoek duurzame schelpdiercultuur PRODUS Project onderzoek duurzame schelpdiercultuur Kader: schelpdiercultuur ~ natuurbeheer Looptijd 2005 2010 / 2012 In opdracht van LNV & Mosselsector Uitvoering; Imares, NIOZ, NIOO, MarinX, Kersting

Nadere informatie

MOSSELWAD ( ) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee

MOSSELWAD ( ) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee MOSSELWAD (2009 2014) Herstel en Duurzaam beheer Mosselbanken Waddenzee EUCC, The Coastal Union Wageningen IMARES Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-CEME) Koninklijk Nederlands Instituut voor Zeeonderzoek

Nadere informatie

Mosselzaad: de grondstof voor mosselkweek

Mosselzaad: de grondstof voor mosselkweek Capita Selecta Mosselzaad: de grondstof voor mosselkweek Pauline Kamermans, onderzoeker Nederlands Instituut voor Visserijonderzoek (RIVO) In Nederland worden mosselen als onvolwassen dieren in de natuur

Nadere informatie

PERSDOSSIER MOSSELEN

PERSDOSSIER MOSSELEN PERSDOSSIER MOSSELEN Mosselen algemeen De mossel is een belangrijk product uit de Nederlandse schelpdierteelt. In Europa worden er jaarlijks circa 700 miljoen kilo mosselen geproduceerd, waarvan ongeveer

Nadere informatie

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2002

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2002 Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Postbus EK Den Haag. Handtekening: Datum: februari 2003

Postbus EK Den Haag. Handtekening: Datum: februari 2003 Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

PLAN VAN UITVOERING TRANSITIE MOSSELSECTOR

PLAN VAN UITVOERING TRANSITIE MOSSELSECTOR PLAN VAN UITVOERING TRANSITIE MOSSELSECTOR [2014-2018] CONVENANT TRANSITIE MOSSELSECTOR EN NATUURHERSTEL WADDENZEE 1 DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN, SHARON DIJKSMA PO MOSSELCULTUUR, DAAN VAN

Nadere informatie

Producentenorganisatie Kokkelvisserij t.a.v. Geachte,

Producentenorganisatie Kokkelvisserij t.a.v. Geachte, Directie Regionale Zaken Producentenorganisatie Kokkelvisserij t.a.v. uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum 3-5-2006 DRZZ 06-4525/MT/GV 2-11-2006 onderwerp doorkiesnummer bijlagen Nb-wet 1998, vergunning,

Nadere informatie

VOORTGANGSRAPPORT VERDUURZAMING MOSSELZAAD VISSERIJ OVER HET JAAR 2017

VOORTGANGSRAPPORT VERDUURZAMING MOSSELZAAD VISSERIJ OVER HET JAAR 2017 VOORTGANGSRAPPORT VERDUURZAMING MOSSELZAAD VISSERIJ OVER HET JAAR 2017 1 INHOUD INLEIDING 4 1. GESLOTEN GEBIEDEN VOOR DE MOSSELZAADVISSERIJ 6 2. MOSSELBESTANDEN EN -ZAAD VISSERIJ IN 2016 8 3. INVANG VAN

Nadere informatie

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. RIVO Rapport Nummer: C067/04

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. RIVO Rapport Nummer: C067/04 Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Datum: 21 februari 2014 Kenmerk: EG/AWo/WvdH/14040

Datum: 21 februari 2014 Kenmerk: EG/AWo/WvdH/14040 Ministerie van Economische Zaken DG Natuur en Regio t.a.v. mevrouw mr. S.N.M. van Dijk Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG Aantekenen Datum: 21 februari 2014 Kenmerk: EG/AWo/WvdH/14040 Betreft: Zienswijze garnalenvisserij

Nadere informatie

Berekeningsmethodiek voedselreservering Waddenzee

Berekeningsmethodiek voedselreservering Waddenzee Berekeningsmethodiek voedselreservering Waddenzee Offertenummer: F20277 Opdrachtgever Naam: LNV Noord Contactpersoon: At de Groot Adres: Postbus 30032 Postcode/plaats: 9700 RM Groningen Telefoon: 050 5992350

Nadere informatie

De effecten van mechanische kokkelvisserij op de benthische macrofauna en hun habitat

De effecten van mechanische kokkelvisserij op de benthische macrofauna en hun habitat De effecten van mechanische kokkelvisserij op de benthische macrofauna en hun habitat 2 Alterra-rapport 955 De effecten van mechanische kokkelvisserij op de benthische macrofauna en hun habitat Eindverslag

Nadere informatie

Korte Termijn Advies Voedselreservering Oosterschelde

Korte Termijn Advies Voedselreservering Oosterschelde Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat -Generaal Rijkswaterstaat Rijksinstituut voor Kust en Zee/RIKZ Korte Termijn Advies Voedselreservering Oosterschelde in het kader van EVAII Rapport RIKZ/2000.042

Nadere informatie

Scholeksters en hun voedsel in de Oosterschelde

Scholeksters en hun voedsel in de Oosterschelde Scholeksters en hun voedsel in de Oosterschelde In opdracht van de ministeries van LNV en V&W Scholeksters en hun voedsel in de Oosterschelde Rapport voor deelproject D2 thema 1 van EVA II, de tweede fase

Nadere informatie

Beleidsbesluit Uitgifte vergunningen ex Visserijwet 1963 voor de handmatige kokkelvisserij in de periode

Beleidsbesluit Uitgifte vergunningen ex Visserijwet 1963 voor de handmatige kokkelvisserij in de periode Beleidsbesluit Uitgifte vergunningen ex Visserijwet 1963 voor de handmatige kokkelvisserij in de periode 2002-2003 1. Inleiding Op basis van de Visserijwet 1963 zijn in 1989 aan 92 natuurlijke personen

Nadere informatie

RIVO Rapport Nummer : C070/03. Het mosselareaal en -bestand op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2003.

RIVO Rapport Nummer : C070/03. Het mosselareaal en -bestand op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2003. Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Vernieuwingen in de Mosselcultuur: Gebruik mosselzaadinvang installatie (MZI s) Aad Smaal, Wageningen Universiteit en IMARES Yerseke

Vernieuwingen in de Mosselcultuur: Gebruik mosselzaadinvang installatie (MZI s) Aad Smaal, Wageningen Universiteit en IMARES Yerseke Vernieuwingen in de Mosselcultuur: Gebruik mosselzaadinvang installatie (MZI s) Aad Smaal, Wageningen Universiteit en IMARES Yerseke Natuurkundig Gezelschap, 14 maart 2014 IMARES: sinds 2006, Fusie diverse

Nadere informatie

Mr. H.J. van Geesbergen Postbus AC YERSEKE. Project nummer: Ir. H. van der Mheen Clusterleider Zeecultuur en Visteelt

Mr. H.J. van Geesbergen Postbus AC YERSEKE. Project nummer: Ir. H. van der Mheen Clusterleider Zeecultuur en Visteelt ederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus Postbus 68 Centrum voor 1970 AB IJmuiden Schelpdier Onderzoek Tel.: 0255 564646 Postbus 77 Fax.: 0255 564644 4400 AB Yerseke E-mail: visserijonderzoek.asg@wur.nl

Nadere informatie

Pionierprogramma Thema Visserij, Waddenfonds 2012-2013

Pionierprogramma Thema Visserij, Waddenfonds 2012-2013 Pionierprogramma Thema Visserij, Waddenfonds 2012-2013 Inleiding In het Waddengebied worden verschillende vormen van visserij bedreven: garnalenvisserij, schaal- en schelpdiervisserij en in beperktere

Nadere informatie

Scholeksters en hun voedsel in de Waddenzee

Scholeksters en hun voedsel in de Waddenzee Scholeksters en hun voedsel in de Waddenzee In opdracht van het ministerie van LNV Scholeksters en hun voedsel in de Waddenzee Rapport voor deelproject B1 van EVA II, de tweede fase van het evaluatieonderzoek

Nadere informatie

Natuurcompensatie Voordelta

Natuurcompensatie Voordelta Natuurcompensatie Voordelta Ervaringen met gebiedsbescherming in een ondiepe kustzone Mennobart van Eerden Job van den Berg Aanleiding De natuurcompensatie in de Voordelta als gevolg van de aanleg en aanwezigheid

Nadere informatie

Effecten van handkokkelvisserij op het kokkelbestand in de Waddenzee

Effecten van handkokkelvisserij op het kokkelbestand in de Waddenzee Effecten van handkokkelvisserij op het kokkelbestand in de Waddenzee Een theoretische benadering Auteurs: Karin Troost & Margriet van Asch Wageningen University & Research rapport C072/18 Effecten van

Nadere informatie

Programma naar een Rijke Waddenzee

Programma naar een Rijke Waddenzee Programma naar een Rijke Waddenzee n Symposium Waddenacademie Kees van Es Inhoud presentatie 1. Aanleiding, opdracht en context 2. De mosseltransitie in het kort Kennisvragen 3. Streefbeeld: Wijze van

Nadere informatie

Advies. Aan: Waddenfonds Van: Waddenacademie Datum: April 2015 Betreft: Garnalenvisserij. Inleiding

Advies. Aan: Waddenfonds Van: Waddenacademie Datum: April 2015 Betreft: Garnalenvisserij. Inleiding Advies Aan: Waddenfonds Van: Waddenacademie Datum: April 2015 Betreft: Garnalenvisserij Inleiding Het Waddenfonds heeft de Waddenacademie gevraagd advies uit te brengen ten aanzien van het thema garnalenvisserij.

Nadere informatie

Structuurnota Zee- en Kustvisserij Evaluatie Kustvisserijbeleid

Structuurnota Zee- en Kustvisserij Evaluatie Kustvisserijbeleid 1 Structuurnota Zee- en Kustvisserij Evaluatie Kustvisserijbeleid 1993-1997 ^Ull landbouw, natuurbeheer en visserij 82x516 (x2) Structuurnota Zee- en kustvisserij Evaluatie van de maatregelen in de kustvisserij

Nadere informatie

Natuurlijk vissen op de Waddenzee

Natuurlijk vissen op de Waddenzee 19 november 2007 Natuurlijk vissen op de Waddenzee advies over duurzame Waddenzeevisserij ADVIES 2007/04 a a n b i e d i n g s b r i e f a a n b i e d i n g s b r i e f Samenvating 1 Inleiding 2 Waar

Nadere informatie

De Nederlandse kokkelvisserij in 1987, achtergronden en suggesties voor toekomstig beheer. R. Dijkema

De Nederlandse kokkelvisserij in 1987, achtergronden en suggesties voor toekomstig beheer. R. Dijkema De Nederlandse kokkelvisserij in 1987, achtergronden en suggesties voor toekomstig beheer. R. Dijkema RIJKSINSTITUUT VOOR VISSERIJONDERZÖEK Haringkade 1 Postbus 68 Umuïden Tel. (02S50) 6 't 6 't 6 Industrieweg

Nadere informatie

RIVO / marinx Rapport Nummer: C021/03

RIVO / marinx Rapport Nummer: C021/03 ederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Deelproject A1: Visserij-inspanning

Deelproject A1: Visserij-inspanning Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Inventarisatie van het wilde mosselbestand in de Waddenzee in het najaar van 2005

Inventarisatie van het wilde mosselbestand in de Waddenzee in het najaar van 2005 onderzoek en advies - mariene ecologie, visserij en schelpdierkweek Elkerzeeseweg 77 4322 NA Scharendijke tel./fax: 0111-671584 mobiel: 06-44278294 e-mail: marinx@zeelandnet.nl notitie nr. 2005.48.2 Inventarisatie

Nadere informatie

VOORTGANGSRAPPORTAGE MOSSELCONVENANT OVER HET JAAR 2018

VOORTGANGSRAPPORTAGE MOSSELCONVENANT OVER HET JAAR 2018 VOORTGANGSRAPPORTAGE MOSSELCONVENANT OVER HET JAAR 2018 inhoud INLEIDING 5 1. SITUERING MOSSELBANKEN IN WESTELIJKE WADDENZEE EN DE GESLOTEN GEBIEDEN 6 2. MOSSELZAAD VANGST VAN DE BODEM 8 3. INVANG VAN

Nadere informatie

Martijn van de Pol afwezig

Martijn van de Pol afwezig Welkom Martijn van de Pol afwezig Programma 14:00 Welkom 14:05 Voorstelrondje 14:20 Presentaties Bruno, Hans, Willem 15:20 Pauze 15:40 Eisen STW mbt gebruikersgroep 16:00 Wat willen gebruikers 16:30 Afspraken

Nadere informatie

Wageningen IMARES. Overzicht bestaande werkzaamheden. Bert Brinkman

Wageningen IMARES. Overzicht bestaande werkzaamheden. Bert Brinkman Overzicht bestaande werkzaamheden Bert Brinkman Lopende projecten (1) NWO-ZKO: Draagkracht Waddenzee en Noordzee-kustzone (IMARES / NIOZ / NIOO / SOVON / RUG /...) BO-project: Draagkracht en vogels (LNV;

Nadere informatie

Inventarisatie van het wilde mosselbestand in de Waddenzee in het najaar van 2009

Inventarisatie van het wilde mosselbestand in de Waddenzee in het najaar van 2009 Onderzoek en advies - mariene ecologie, visserij en schelpdierkweek Elkerzeeseweg 77 4322 NA Scharendijke tel./fax: 0111-671584 mobiel: 06-44278294 e-mail: marinx@zeelandnet.nl rapport nr. 2009.87 Inventarisatie

Nadere informatie

Bestandsopname van mosselen op mosselkweekpercelen in de Waddenzee in juni 2018

Bestandsopname van mosselen op mosselkweekpercelen in de Waddenzee in juni 2018 Bestandsopname van mosselen op mosselkweekpercelen in de Waddenzee in juni 2018 Auteurs Jacob J. Capelle en Marnix R. van Stralen Wageningen University & Research rapport C063/18 Bestandsopname van mosselen

Nadere informatie

RAAK PRO Zilte Productie. Introductie. Project bijeenkomst 31 01 2014 NIEUWSBRIEF 2 JUNI 2014

RAAK PRO Zilte Productie. Introductie. Project bijeenkomst 31 01 2014 NIEUWSBRIEF 2 JUNI 2014 RAAK PRO Zilte Productie NIEUWSBRIEF 2 JUNI 2014 Introductie Het project RAAK PRO Zilte Productie is in september 2014 van start gegaan. O.a. door middel van nieuwsbrieven willen wij u op de hoogte houden

Nadere informatie

Bijlage 1 bij besluit DRZZ /MT/GV d.d. 2 november 2006

Bijlage 1 bij besluit DRZZ /MT/GV d.d. 2 november 2006 Bijlage 1 bij besluit DRZZ 06-4525/MT/GV d.d. 2 november 2006 EEN PROEF MET HET OPVISSEN VAN KOKKELBROED IN DE WESTERSCHELDE EN HET OPKWEKEN VAN DE KOKKELS IN DE OOSTERSCHELDE INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN

Nadere informatie

Passende Beoordeling van de mosselvisserij in het sublitoraal van de Westelijke Waddenzee in de periode

Passende Beoordeling van de mosselvisserij in het sublitoraal van de Westelijke Waddenzee in de periode onderzoek en advies mariene ecologie, visserij en schelpdierkweek Elkerzeeseweg 77 4322 NA Scharendijke tel./fax: 0111-671584 GSM: 06-44278294 e-mail: marinx@zeelandnet.nl KvK nr. 20156328 Rapport 2018.178

Nadere informatie

Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Den Helder Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 57

Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Den Helder Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 57 Wageningen IMARES Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies Vestiging IJmuiden Vestiging Yerseke Vestiging Den Helder Vestiging Texel Postbus 68 Postbus 77 Postbus 57 Postbus 167 1970 AB IJmuiden

Nadere informatie

Bijlage 1 bij besluit DRZZ/ , d.d

Bijlage 1 bij besluit DRZZ/ , d.d Bijlage 1 bij besluit DRZZ/2009-2893, d.d. 04-09-2009 MOSSELZAADVISSERIJ OOSTERSCHELDE 2009 INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN DE AANVRAAG De aanvraag heeft betrekking op de mosselzaadvisserij in het Natura 2000-gebied

Nadere informatie

VOORTGANGSRAPPORT VERDUURZAMING MOSSELZAAD VISSERIJ OVER HET JAAR 2016

VOORTGANGSRAPPORT VERDUURZAMING MOSSELZAAD VISSERIJ OVER HET JAAR 2016 VOORTGANGSRAPPORT VERDUURZAMING MOSSELZAAD VISSERIJ OVER HET JAAR 2016 1 17015012-1_PRW_Mosseltransitie_2017.indd 1 01-05-17 15:08 INHOUD INLEIDING 4 1. GESLOTEN GEBIEDEN VOOR DE MOSSELZAADVISSERIJ 6 2.

Nadere informatie

VOORTGANGSRAPPORT VERDUURZAMING MOSSELZAAD VISSERIJ OVER HET JAAR 2015

VOORTGANGSRAPPORT VERDUURZAMING MOSSELZAAD VISSERIJ OVER HET JAAR 2015 VOORTGANGSRAPPORT VERDUURZAMING MOSSELZAAD VISSERIJ OVER HET JAAR 2015 1 INHOUD INLEIDING 4 1. GESLOTEN GEBIEDEN VOOR DE MOSSELZAADVISSERIJ 6 2. MOSSELBESTANDEN EN -ZAAD VISSERIJ IN 2015 8 3. INVANG VAN

Nadere informatie

IMARES Wageningen UR. Het areaal aan mosselbanken op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2011

IMARES Wageningen UR. Het areaal aan mosselbanken op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2011 Het areaal aan mosselbanken op de droogvallende platen in de Waddenzee in het voorjaar van 2011 C. van Zweeden, K. Troost, D. van den Ende, M. van Stralen Rapport C097/12 IMARES Wageningen UR (IMARES -

Nadere informatie

Analyse van jurisprudentie inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn

Analyse van jurisprudentie inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn Analyse van jurisprudentie inzake de Vogel- en Habitatrichtlijn 1. Aanleiding De aanleiding van deze nota is het besluit van de Ministerraad van 28 januari 2005 om de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak

Nadere informatie

Uit de schulp. Visie op duurzame ontwikkeling van de Nederlandse schelpdiervisserij. Dit rapport is uitgebracht door de Stichting ODUS Juni 2001

Uit de schulp. Visie op duurzame ontwikkeling van de Nederlandse schelpdiervisserij. Dit rapport is uitgebracht door de Stichting ODUS Juni 2001 Uit de schulp Visie op duurzame ontwikkeling van de Nederlandse schelpdiervisserij Dit rapport is uitgebracht door de Stichting ODUS Juni 2001 Secretariaat: Postbus 133 4400 AC Yerseke Tel. O113-571301

Nadere informatie

Grenzen verleggen in het Waddengebied. Maarten Hajer

Grenzen verleggen in het Waddengebied. Maarten Hajer Grenzen verleggen in het Waddengebied Maarten Hajer De Waddenzee versterken: ja, maar hoe? 2 Waar J.C. Bloem niet geldt 3 En dan: wat is natuur nog in dit land? Waddenzee van (inter)nationaal belang Grootste

Nadere informatie

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2003

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2003 Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2004

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2004 Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Centrum voor 1970 AB Ijmuiden Schelpdier Onderzoek Tel.: 0255 564646 Postbus 77 Fax.: 0255 564644 4400 AB Yerseke Internet:postkamer.rivo@wur.nl

Nadere informatie

Overleving van MZI zaad: heeft krabben vangen zin?

Overleving van MZI zaad: heeft krabben vangen zin? Overleving van MZI zaad: heeft krabben vangen zin? Pauline Kamermans, Jack Perdon, Monique Blankendaal, Arnold Bakker, Liesbeth van der Vlies, Martin de Jong, Maarten van Hoppe Vraat door krabben MZI zaad

Nadere informatie

Financiële vergoeding beëindiging mechanische kokkelvisserij Waddenzee

Financiële vergoeding beëindiging mechanische kokkelvisserij Waddenzee Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij Financiële vergoeding beëindiging mechanische kokkelvisserij Waddenzee Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij Adviesrapport 7 juli 2005 Adviesrapport Commissie

Nadere informatie

Bijlage 1 bij besluit DRZ/06/2060/SD/SM, d.d. 10 mei 2006 VOORJAARSMOSSELZAADVISSERIJ 2006 WESTELIJKE WADDENZEE INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN

Bijlage 1 bij besluit DRZ/06/2060/SD/SM, d.d. 10 mei 2006 VOORJAARSMOSSELZAADVISSERIJ 2006 WESTELIJKE WADDENZEE INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN Directie Regionale Zaken uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum DRZ/02060/SD/SM 10-05-2006 onderwerp doorkiesnummer bijlagen Bijlage 1 bij besluit DRZ/06/2060/SD/SM, d.d. 10 mei 2006 VOORJAARSMOSSELZAADVISSERIJ

Nadere informatie

University of Groningen. Common eiders Somateria mollissima in the Netherlands Kats, Romke Kerst Hendrik

University of Groningen. Common eiders Somateria mollissima in the Netherlands Kats, Romke Kerst Hendrik University of Groningen Common eiders Somateria mollissima in the Netherlands Kats, Romke Kerst Hendrik IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish

Nadere informatie

Gebiedsbescherming, Windparken op Land en de praktijk van de Provincie Groningen. Aaldert ten Veen, Stibbe Olaf Slakhorst, Provincie Groningen

Gebiedsbescherming, Windparken op Land en de praktijk van de Provincie Groningen. Aaldert ten Veen, Stibbe Olaf Slakhorst, Provincie Groningen Gebiedsbescherming, Windparken op Land en de praktijk van de Provincie Groningen Aaldert ten Veen, Stibbe Olaf Slakhorst, Provincie Groningen Stibbe & Pondera Winddag 11 oktober 2016 Windparken en gebiedsbescherming:

Nadere informatie

Intensiteit van de visserij op de Noordzee,

Intensiteit van de visserij op de Noordzee, Indicator 20 mei 2010 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. De gebieden met hoge ecologische

Nadere informatie

Wageningen IMARES Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies

Wageningen IMARES Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies Wageningen IMARES Institute for Marine Resources & Ecosystem Studies Vestiging IJmuiden Postbus 68 1970 AB IJmuiden Tel.: 0255 564646 Fax: 0255 564644 Vestiging Yerseke Postbus 77 4400 AB Yerseke Tel.:

Nadere informatie

RIVO / marinx Rapport

RIVO / marinx Rapport ederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Postbus 77 1970 AB IJmuiden 4400 AB Yerseke Tel.: 0255 564646 Tel.: 0113 672300 Fax.: 0255 564644 Fax.: 0113 573477 Internet:postkamer@rivo.dlo.nl

Nadere informatie

Datum: 27 juni 2014 Kenmerk: EG/AWo/WvdH/14134

Datum: 27 juni 2014 Kenmerk: EG/AWo/WvdH/14134 Ministerie van Economische Zaken DG Natuur en Regio t.a.v. mevrouw mr. S.N.M. van Dijk Postbus 20401 2500 EK DEN HAAG Aantekenen Datum: 27 juni 2014 Kenmerk: EG/AWo/WvdH/14134 Betreft: Zienswijze garnalenvisserij

Nadere informatie

Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden

Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden 4luikFolder/NW.indd 1 09-07-2007 11:35:47 Toetsingskader ammoniak rondom Natura 2000 gebieden Afspraken van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Nadere informatie

Onderzoeksproject duurzame schelpdiervisserij (PRODUS). Deelproject 1A: Bepaling bestand mosselpercelen in de Waddenzee najaar 2005

Onderzoeksproject duurzame schelpdiervisserij (PRODUS). Deelproject 1A: Bepaling bestand mosselpercelen in de Waddenzee najaar 2005 Onderzoeksproject duurzame schelpdiervisserij (PRODUS). Deelproject 1A: Bepaling bestand mosselpercelen in de Waddenzee najaar 2005 J.W.M. Wijsman, J. Jol Rapport nr. C004/07 Januari 2007 Wageningen IMARES

Nadere informatie

Inventarisatie van het sublitorale wilde mosselbestand in de westelijke Waddenzee in het voorjaar van 2017.

Inventarisatie van het sublitorale wilde mosselbestand in de westelijke Waddenzee in het voorjaar van 2017. onderzoek en advies mariene ecologie, visserij en schelpdierkweek Elkerzeeseweg 77 4322 NA Scharendijke tel.: 0111-671584 GSM: 06-44278294 e-mail: marinx@zeelandnet.nl RAPPORT 2017.175 Inventarisatie van

Nadere informatie

Datum 9 april 2018 Betreft Wnb; meerjarige vergunning; mosselzaadvisserijen Waddenzee 2018 t/m 2020

Datum 9 april 2018 Betreft Wnb; meerjarige vergunning; mosselzaadvisserijen Waddenzee 2018 t/m 2020 > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Producentenorganisatie van de Nederlandse Mosselcultuur Directie en Biodiversiteit Postadres Postbus 20401 2500 EK Den Haag Overheidsidentificatienr 00000001003214369000

Nadere informatie

Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken.

Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken. De Waddenzee Lees eerst informatie 1 tot en met 7 en beantwoord dan vraag 40 tot en met 52. Bij het beantwoorden van die vragen kun je de informatie gebruiken. 2p 40 In de informatie worden biotische en

Nadere informatie

Eindrapport EVA II deelproject F4b (Evaluatie Schelpdiervisserij tweede fase) Auteurs: T.P. Bult, M.R. van Stralen, E. Brummellhuis, J.M.D.D.

Eindrapport EVA II deelproject F4b (Evaluatie Schelpdiervisserij tweede fase) Auteurs: T.P. Bult, M.R. van Stralen, E. Brummellhuis, J.M.D.D. Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Rapport Nummer: C49/4 Postbus 68 Postbus 77 197 AB IJmuiden 44 AB Yerseke Tel.:255 564646 Tel.:113 6723 Fax.:255 564644 Fax.:113 573477 Internet:postkamer@rivo.wag-ur.nl

Nadere informatie

Uitgangspunten: wetenschap en monitoring

Uitgangspunten: wetenschap en monitoring waddenacademie-knaw Uitgangspunten: wetenschap en monitoring Peter M.J. Herman NIOO-CEME WaddenAcademie Minimale overeenstemming wat zijn de echte problemen hoe behoren die problemen onderzocht en beschreven

Nadere informatie

Wijziging Natuurbeschermingswet 1998 door de Crisis- en herstelwet

Wijziging Natuurbeschermingswet 1998 door de Crisis- en herstelwet Wijziging Natuurbeschermingswet 1998 door de Crisis- en herstelwet De Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb-wet) voorziet met het oog op het behoud van de biodiversiteit, in regels ter bescherming van

Nadere informatie

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN Samenvatting INTRODUCTIE Een groot deel van het landoppervlak op aarde is bedekt met graslanden en deze worden doorgaans door zowel inheemse diersoorten als door vee begraasd. Dit leidt vaak tot een zeer

Nadere informatie

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT,

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT, Directie Kennis De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's-gravenhage uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum DK. 2008/2195 17 oktober 2008 onderwerp doorkiesnummer

Nadere informatie

Coöperatieve Producentenorganisatie van de Nederlandse Kokkelvisserij u.a. uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum

Coöperatieve Producentenorganisatie van de Nederlandse Kokkelvisserij u.a. uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum Directie Regionale Zaken Coöperatieve Producentenorganisatie van de Nederlandse Kokkelvisserij u.a. uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum 13-07-2007 - DRZZ/2007-4761 20-12-2007 onderwerp doorkiesnummer

Nadere informatie

Visplan mosselzaadvisserij najaar 2018 sublitoraal westelijke Waddenzee. het Reglement Mosselvisserij 1998 is van toepassing.

Visplan mosselzaadvisserij najaar 2018 sublitoraal westelijke Waddenzee. het Reglement Mosselvisserij 1998 is van toepassing. Reglement Mosselvisserij het Reglement Mosselvisserij 1998 is van toepassing. Periode van 1 oktober 2018 tot en met 30 november 2018. In beginsel wordt er gevist in de weken 40, 42, 44 en 46. Week 48 is

Nadere informatie

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2005

Het kokkelbestand in de Nederlandse kustwateren in 2005 Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus Postbus 68 Centrum voor 1970 AB IJmuiden Schelpdier Onderzoek Tel.: 0255 564646 Postbus 77 Fax.: 0255 564644 4400 AB Yerseke E-mail: visserijonderzoek.asg@wur.nl

Nadere informatie

Bijlage 1 bij besluit DRZZ/ , d.d

Bijlage 1 bij besluit DRZZ/ , d.d Bijlage 1 bij besluit DRZZ/2009-1109, d.d. 19-03-2009 VERPLAATSING VAN OESTERPERCELEN EN DE AANLEG VAN ZEVEN NIEUWE OESTERPERCELEN IN DE GREVELINGEN INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN De aanvraag De aanvrager verzoekt

Nadere informatie

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C086/05

Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV. Rapport Nummer: C086/05 Nederlands Instituut voor Visserij Onderzoek (RIVO) BV Postbus 68 Centrum voor 197 AB IJmuiden Schelpdier Onderzoek Tel.: 255 564646 Postbus 77 Fax.: 255 564644 44 AB Yerseke E-mail: visserijonderzoek.asg@wur.nl

Nadere informatie

Financiële vergoeding beëindiging mechanische kokkelvisserij Waddenzee

Financiële vergoeding beëindiging mechanische kokkelvisserij Waddenzee Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij Financiële vergoeding beëindiging mechanische kokkelvisserij Waddenzee Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij Adviesrapport 7 juli 2005 Adviesrapport Commissie

Nadere informatie

Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad bij Paesens. Tussentijdse rapportage periode september 2003-augustus 2005

Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad bij Paesens. Tussentijdse rapportage periode september 2003-augustus 2005 Effecten van sedimentatie en erosie op de hoogteligging van het wad bij Paesens Tussentijdse rapportage periode september 2003-augustus 2005 Johan Krol Oktober 2005 Inhoudsopgave. Conclusies 3 Inleiding

Nadere informatie

Programma 5: Natte Wad

Programma 5: Natte Wad Programma 5: Natte Wad Iedere zes uur verandert het natte wad van gezicht. Het ene moment staat het wad onder water, even later valt het droog en komen wadplaten en prielen tevoorschijn. Juist het natte

Nadere informatie

HET GEVECHT VOOR EEN DUURZAME TOEKOMST

HET GEVECHT VOOR EEN DUURZAME TOEKOMST HET GEVECHT VOOR EEN DUURZAME TOEKOMST Allereerst zal ik uiteen zetten wie wij zijn en wat wij doen. Mijn naam is Huub Lacor, algemeen directeur van het familiebedrijf Roem van Yerseke. Mijn voorvaderen

Nadere informatie

Eindversie: Meerjarenafspraken handmatig oesterrapen in de Waddenzee

Eindversie: Meerjarenafspraken handmatig oesterrapen in de Waddenzee Eindversie: Meerjarenafspraken handmatig oesterrapen in de Waddenzee 25 september 2018 De vergunningen in het kader van de Wet natuurbescherming (verder Wnb en voorheen Natuurbeschermingswet 1998) voor

Nadere informatie

Wij verzoeken u deze brief, alsmede de twee bijlagen aan de leden van Provinciale Staten door te geleiden.

Wij verzoeken u deze brief, alsmede de twee bijlagen aan de leden van Provinciale Staten door te geleiden. bericht op brief van: uw kenmerk: Aan de voorzitter van Provinciale Staten van Zeeland t.a.v. de statengriffie ons kenmerk: 08007603/38 afdeling: Economie bijlage(n): 2 behandeld door: Broodman, J. doorkiesnummer:

Nadere informatie

Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten (H1140) Verkorte naam: Slik- en zandplaten. 1. Status. 2. Kenschets

Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten (H1140) Verkorte naam: Slik- en zandplaten. 1. Status. 2. Kenschets Bij eb droogvallende slikwadden en zandplaten (H1140) Verkorte naam: Slik- en zandplaten 1. Status Habitatrichtlijn Bijlage I (inwerkingtreding 1994). 2. Kenschets Beschrijving: Dit habitat betreft ondiepe

Nadere informatie

Inventarisatie van het sublitorale wilde mosselbestand in de westelijke Waddenzee in het voorjaar van 2018.

Inventarisatie van het sublitorale wilde mosselbestand in de westelijke Waddenzee in het voorjaar van 2018. onderzoek en advies mariene ecologie, visserij en schelpdierkweek Elkerzeeseweg 77 4322 NA Scharendijke tel.: 0111-671584 GSM: 06-44278294 e-mail: marinx@zeelandnet.nl RAPPORT 2018.180 Inventarisatie van

Nadere informatie

Inventarisatie van het sublitorale wilde mosselbestand in de westelijke Waddenzee in het najaar van 2018.

Inventarisatie van het sublitorale wilde mosselbestand in de westelijke Waddenzee in het najaar van 2018. onderzoek en advies mariene ecologie, visserij en schelpdierkweek Elkerzeeseweg 77 4322 NA Scharendijke tel./fax: 0111-671584 GSM: 06-44278294 e-mail: marinx@zeelandnet.nl RAPPORT 2018.184 Inventarisatie

Nadere informatie