TURKIJE EN DE NAVO: EEN ONTWRICHT HUWELIJK?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "TURKIJE EN DE NAVO: EEN ONTWRICHT HUWELIJK?"

Transcriptie

1 TURKIJE EN DE NAVO: EEN ONTWRICHT HUWELIJK? HET TURKSE LIDMAATSCHAP BEKEKEN VANUIT DE THEORIE VAN HET HISTORISCH INSTITUTIONALISME EN DE RECENTE ONTWIKKELINGEN Wetenschappelijke verhandeling Aantal woorden: Felix Ferret Stamnummer: Promotor: Prof. dr. Dries Lesage Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de richting Politieke Wetenschappen afstudeerrichting Internationale Politiek Academiejaar:

2 2

3 Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat. Universiteitsbibliotheek Gent, This page is not available because it contains personal information. Ghent University, Library, 2021.

4 Dankwoord Deze masterproef is het resultaat van een proces dat al meerdere jaren rijpt. Wat begon als een voorbereidende literatuurstudie over het onderwerp in de onderzoekspaper, is nu uitgegroeid tot een volwaardige masterproef. Doorheen dat proces hebben meerdere personen een belangrijke rol gespeeld. In de eerste plaats wens ik mijn promotor, prof. Dr. Dries Lesage, te bedanken. Het was fijn samen te werken met zijn kennis en expertise. Onze ontmoetingen leverden telkens de nodige bagage en motivatie om verder te gaan. Daarnaast wens ik ook mijn naasten en vooral mijn moeder te bedanken. Haar betrokkenheid en steun hebben mij geholpen om dit proces te voltooien. Deze masterproef betekent ook het einde van een boeiende opleiding, die mij op meerdere vlakken heeft verrijkt. 4

5 5

6 Abstract Het doel van deze masterproef bestaat er in de actuele ontwikkelingen omtrent Turkije en zijn relaties met de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) en Rusland te verklaren. De centrale probleemstelling wordt ingegeven door recente ontwikkelingen in relatie met het Westen en Rusland, die vragen doen rijzen over de toekomst van Turkije in de trans-atlantische alliantie. Naast verklaringen voor die recente ontwikkelingen, tracht deze masterproef ook een inschatting te maken van de mogelijke impact ervan op de toekomst van het Turkse NAVO-lidmaatschap. Eerst zal er een theoretisch kader worden aangereikt waarbinnen de thematiek geanalyseerd kan worden. De theorie van het historisch institutionalisme moet het nodige inzicht verschaffen via welke mechanismen institutionele verandering en stabiliteit tot stand komen. Het neorealisme, het tweede theoretisch kader van deze masterproef, tracht de gedragingen van Turkije richting Rusland te conceptualiseren. Vervolgens geeft de literatuurstudie een analytische bespreking van de bestaande literatuur omtrent de thematiek en de recente ontwikkelingen, met als doel de breuklijnen en recente tendensen, én hun historische inbedding, te verklaren. De focus daarbij ligt op het buitenlands beleid van Turkije, het partnerschap tussen Turkije en de Verenigde Staten, het groeiende partnerschap tussen Turkije en Rusland en het Turkse lidmaatschap van de NAVO. Doorheen de literatuurstudie wordt de terugkoppeling gemaakt naar de twee theoretische kaders. Dit onderzoek toont aan dat er actuele tendensen zijn die het NAVO-lidmaatschap van Turkije onder druk zetten. Turkije profileert zich onder invloed van minder westersgezinde stromingen steeds duidelijker als middle power die een onafhankelijke koers wil varen. De breuklijnen tussen Turkije en het Westen verdiepen, een van de factoren die ervoor zorgt dat de Turks-Russische betrekkingen steeds meer momentum krijgen. Er wordt echter ook positie ingenomen dat een Turkse exit niet aan de orde is, gegeven de persistentie van institutioneel lidmaatschap en de onzekerheid over alternatieve scenario s voor Turkije. De masterproef reikt ook een hypothetisch en pragmatisch scenario aan voor de toekomst. 6

7 7

8 Inhoudsopgave Dankwoord... 4 Abstract... 6 Inhoudsopgave Inleiding en algemene probleemstelling Theoretische omkadering Historisch institutionalisme Thematische toepasbaarheid Concepten Padafhankelijkheid & critical junctures Unintended consequences Sequence of events Policy feedback Punctuated equilibrium theory Loyaliteit Neorealisme Bandwagoning Hedging (Omni)balancing Literatuurstudie Het buitenlands beleid van Turkije Zero problems with neighbours Mr. Zero Problems Post-Davutoğlu Eurazianisme en islamisme Het (moeilijke) partnerschap tussen Turkije en de Verenigde Staten Post-Koude Oorlog Irak Convergentie en divergentie Het (groeiend) partnerschap tussen Turkije en Rusland Koude Oorlog tot eind jaren Eind jaren 90 en verder Het energievraagstuk Blijvende elementen van spanning Ontwikkelingen op het terrein sinds

9 De jet-crisis juli Ontwikkelingen in Syrië Aankoop van het Russische S-400 luchtverdedigingssysteem Turkije binnen de NAVO Algemene evolutie van het engagement Zuiveringen Toekomstige scenario s Conclusie Bibliografie Bijlagen Bijlage A: het balancing-bandwagoning continuüm (Bloomfield, 2016) Bijlage B: een typologie van hedging (Kuik, 2008)

10 1. Inleiding en algemene probleemstelling Sinds 1952 is Turkije, officieel de Turkse Republiek, lid van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, of kortweg de NAVO. Deze toetreding gebeurde in een compleet verschillende setting dan die van vandaag: de Koude Oorlog behoort tot het verleden en de relaties tussen Turkije en zijn NAVObondgenoten hebben sinds 1990 een hele evolutie doorgemaakt. Turkije speelt een zeer belangrijke rol binnen de alliantie, zowel geostrategisch en militair. De actualiteit omtrent Turkije en zijn westerse partners doet echter veel vragen rijzen. De relaties tussen Turkije en zijn partners binnen de NAVO lijken vandaag gekenmerkt door spanningen of elementen die de samenwerking niet vanzelfsprekend maken. Het hedendaagse Turkije lijkt regelmatig op ramkoers te liggen met zijn westerse bondgenoten en schijnt af te drijven van de liberaaldemocratische waarden, een van de leidende principes binnen de NAVO. Het meest tekenende voorval daarbij deed zich voor op 17 november Toen trok Turkije zijn troepen terug uit een NAVOoefening in Noorwegen nadat de naam van de Turkse president Erdoğan en een afbeelding van de stichter van de moderne Turkse Republiek, Mustafa Kemal Atatürk, opdoken op een enemy chart die gebruikt werd tijdens de oefeningen (Dolan, 2017). Dat alles speelt zich af in een context waar Turkije er dezer dagen steeds betere relaties lijkt op na te houden met Rusland, volgens de NAVO een pertinente bedreiging voor de westerse collectieve veiligheid. Bovendien zaten de onderlinge relaties tussen Rusland en Turkije enkele jaren geleden nog op een dieptepunt, toen de Turkse luchtmacht een Russisch gevechtsvliegtuig neerhaalde nabij de Syrische grens omdat het Turkse luchtruim geschonden zou zijn geweest (Hürriyet Daily News, 2015). Op zo n twee jaar tijd zijn de bilaterale relaties tussen Turkije en Rusland geëvolueerd van een dieptepunt naar een ongezien hoogtepunt, waarbij men nauw samenwerkt. In de context van de Syrische burgeroorlog houden beide landen er nauwe contacten op na. Samen met Iran houdt men vredesgesprekken om tot een politieke oplossing voor Syrië te komen. Dat gebeurt buiten de Verenigde Staten om, de belangrijkste NAVO-partner van Turkije en een cruciale actor met belangen in Syrië. Ook op economisch en militair vlak vinden Turkije en Rusland elkaar. Voorbeeld daarvan zijn de nauwe relaties op vlak van energie, en in juli 2019 vond de eerste levering plaats van het Russische S-400 luchtverdedigingssystemen, ter waarde van 2,5 miljard dollar (Dadouch & Ali, 2019). De aankoop van Russisch militair materieel door een NAVO-lidstaat, is ongezien. Bovendien valt dergelijk systeem niet te integreren in de militaire architectuur van de NAVO. Officials waarschuwden Turkije ervoor dat de aankoop gevolgen kan hebben (Macias, 2018). 10

11 Het voorgaande vormt slechts een bloemlezing van enkele recente ontwikkelingen die zonder meer de wenkbrauwen doen fronsen. Het zijn die elementen die de centrale probleemstelling omtrent het thema ingeven en aanleiding geven voor de centrale onderzoeksvraag van deze masterproef, namelijk: Hoe vallen de recente ontwikkelingen omtrent Turkije in relatie tot zijn NAVO-partners en Rusland te verklaren, en wat is de mogelijke weerslag daarvan op het engagement van Turkije binnen de NAVO? De centrale onderzoeksvraag van de masterproef is dus tweeledig van aard. Voor het onderzoek wordt elk deel onderverdeeld in deelvragen, die elk verband houden met een deel van de centrale onderzoeksvraag. Wat betreft het eerste deel van de onderzoeksvraag, dat handelt over de recente ontwikkelingen, worden twee deelvragen onderscheiden. Ten eerste: hoe fundamenteel zijn de huidige spanningen tussen Turkije en het Westen? Ten tweede: wat zijn de verklaringen voor de toenadering tussen Turkije en Rusland, die vanaf juni 2016 was vast te stellen? Voor het tweede deel, dat handelt over de mogelijke effecten op het Turkse NAVO-lidmaatschap, onderscheiden volgende drie deelvragen zich. Ten eerste: hoe sterk zit Turkije verankerd in het westerse kamp? Ten tweede: ziet Turkije zijn fundamentele veiligheidsbelangen behartigd in een alternatief voor de NAVO, zoals een eventueel volwaardig partnerschap met Rusland? En tot slot, als mogelijk toekomstig scenario: wat als Turkije gedwongen wordt om te kiezen tussen de NAVO en Rusland? Die onderzoeksvragen moeten de centrale probleemstelling van antwoord voorzien. Om de onderzoeksvragen van antwoord te voorzien, is een zekere theoretische omkadering vereist. Daarom dat deze masterproef van start gaat met een uiteenzetting van de theorie van het historisch institutionalisme. Vanuit dat paradigma zal het Turkse NAVO-lidmaatschap, en de evolutie daarvan, omkaderd worden. Het historisch institutionalisme leent zich hiertoe omdat de theorie nadruk legt op hoe een institutie bepalend werkt voor het gedrag van staten, en inzicht verschaft in de processen die aanleiding geven tot institutionele stabiliteit en verandering. Binnen het theoretisch hoofdstuk van de masterproef, wordt ook het neorealisme gebruikt als analysekader. Er wordt een balancingbandwagoning typologie aangereikt die moet helpen de gedragingen van Turkije richting Rusland te conceptualiseren. Na het verkennen van de theoretishe basis, volgt er een literatuurstudie met daarin een analytische bespreking van de thematiek en de recente ontwikkelingen. Het doel is om de breuklijnen en recente tendensen, én hun historische inbedding, te verklaren. De focus daarbij ligt op het buitenlands beleid van Turkije, het partnerschap tussen Turkije en de Verenigde Staten, het groeiende partnerschap tussen Turkije en Rusland en de positie van Turkije binnen de NAVO. Voor de literatuurstudie zullen 11

12 vooral secundaire bronnen gehanteerd worden, maar ook primaire bronnen, zoals statements van officials en strategische concepten. Ook verscheidene mediabronnen zullen de nodige input leveren, gegeven het feit dat de masterproef zich toespitst op recente ontwikkelingen waarover vaak nog geen wetenschappelijke literatuur bestaat. Doorheen de literatuurstudie wordt de terugkoppeling gemaakt naar de twee theoretische kaders. Die moeten de nodige analytische verklaringen aanreiken voor de vastellingen in de literatuur. De gekozen theoretische kaders zijn echter niet in staat om alle zaken te verklaren, en kennen dus hun tekortkomingen. Die lacunes zullen toch van antwoord voorzien worden door enkele verfijningen aan de theoretische kaders toe te voegen, teneinde hun verklarende karakter en toepasbaarheid te versterken. Om de beheersbaarheid en bevattelijkheid van de thematiek te waarborgen, zal de masterproef ook een zekere afbakening hanteren. Die afbakening situeert zich ten eerste in het tijdsbestek waarop gefocust wordt. De masterproef legt de klemtoon op recente ontwikkelingen. Daaronder worden de gebeurtenissen op het terrein sinds 2015 verstaan. Die ontwikkelingen kennen uiteraard een historische inbedding, die eveneens zal worden uitgelicht. Daarvoor zal de aandacht vooral uitgaan naar de algemene evolutie die het Turkse buitenlands beleid de afgelopen vijftien jaar onderging onder het premier- en presidentschap van Recep Tayyip Erdoğan, en de cruciale sleutelmomenten daarin. De actoren die in het verhaal meespelen, vormen een tweede afbakening van het onderwerp. Twee betrokken actoren komen naar voor: de Verenigde Staten en Rusland. Wanneer er over merkwaardige ontwikkelingen gesproken wordt, dan betreft het interacties tussen Turkije en deze spelers. De opbouw van de masterproef zal in het teken staan van de methodologische keuzes die hierboven werden beschreven. In het eerste deel van de masterproef wordt er theoretisch kader aangereikt, dat gevolgd wordt door de literatuurstudie die de relevante facetten van de problematiek omspant en ze aan de hand van het theoretische kader analyseert. Daarin wordt er ook een inschatting gemaakt langs welk scenario het Turkse lidmaatschap van de NAVO mogelijk kan evolueren in de toekomst. In de conclusie worden de deelvragen van de centrale probleemstelling van antwoord voorzien. Tot slot wordt er ook een antwoord gegeven op de tweeledige, centrale onderzoeksvraag: hoe vallen de recente ontwikkelingen omtrent Turkije in relatie tot zijn NAVO-partners en Rusland te verklaren, en wat is de mogelijke weerslag daarvan op het engagement van Turkije binnen de NAVO? 12

13 2. Theoretische omkadering 2.1. Historisch institutionalisme De manier waarop Turkije gebonden blijft aan de NAVO, en de manier waarop er eventueel toch een breuk zou kunnen ontstaan tussen Turkije en de trans-atlantische alliantie, kan benaderd worden aan de hand van de theorie van het historisch institutionalisme. Die theorie focust op de historische dynamieken die instituties ondergaan, om zo verandering of stabiliteit te verklaren. Op die manier kan men tot inzichten komen waarom organisaties, zoals de NAVO, zo robuust kunnen zijn, zelfs in wijzigende internationale omstandigheden (Rixen & Viola, 2016). Het historisch institutionalisme focust daarbij zowel op de effecten van incrementele historische processen als op veranderingen die zich voordoen op cruciale en specifieke tijdstippen. De theorie situeert zich binnen de bredere stroming van het zogeheten nieuw institutionalisme, dat sinds begin jaren 80 opgang maakte binnen de politieke wetenschappen en ingeburgerd raakte vanaf de jaren 90. Het geldt als een reactie tegen het behaviorisme, toen het dominante paradigma binnen het studieveld. Er werden kritieken geformuleerd dat instituties te veel benaderd werden in de formele zin van het woord, als invariabele realiteiten, en er dus geen afdoend antwoord was op het probleem van institutionele verandering en stabiliteit (Immergut, 2005). Het nieuw institutionalisme bundelt in feite drie benaderingen. Enerzijds is er het rational choice institutionalisme, dat zich situeert binnen de liberaal-institutionalistische school, en anderzijds is er het sociologisch institutionalisme, dat er kwam als reactie op het rational choice institutionalisme, en zich situeert in de constructivistische school. Hall en Taylor (1996) spreken respectievelijk van een calculus approach en een cultural approach. Het historisch institutionalisme profileert zich daartussen als derde weg. De drie benaderingen pogen tot dezelfde assumpties te komen, namelijk hoe actoren binnen een organisatie keuzeopties en alternatieven beoordelen, en hoe dat vervolgens hun handelen gaat sturen. Toch komen het rational choice en sociologisch institutionalisme niet tot een afdoend antwoord op het vraagstuk van institutionele verandering, bepleiten de historisch institutionalisten. Vanuit een rational choice perspectief valt niet te verklaren waarom stabiele institutionele regimes zouden veranderen, en het sociologisch institutionalisme kan niet verklaren waarom courante normen en procedures plots minder courant worden en wijzigen (Immergut, 2005). Het historisch institutionalisme, als derde weg, zet zich af van die lacunes en probeert het beste van de twee werelden te combineren. De stroming werd lang genegeerd binnen de studie van de internationale politiek, maar is nochtans goed geplaatst om het fenomeen van institutionele verandering en stabiliteit te analyseren (Fioretos, 2011; Rixen & Viola, 2016). 13

14 Ikenberry (1994) formuleert het centrale uitgangspunt van het historisch institutionalisme als volgt: beleidsvoering wordt beïnvloed door de institutionele setting waarin die zich afspeelt. Volgens hem is die institutionele setting de uitkomst van verschillende historische krachten die samenkomen en op die manier het beleid vandaag vorm geven. Het historisch institutionalisme tracht dus de historische dynamieken die organisaties vorm geven en transformeren bloot te leggen, én de manier hoe dit actoren gaat sturen. Volgens het historisch institutionalisme maken actoren keuzes door de kosten en baten ervan af te wegen tegenover de investeringen die in het verleden gemaakt werden. Dat in tegenstelling tot het rational choice institutionalisme, dat zich vooral baseert op een afweging van de kosten en baten in het heden. In tegenstelling tot het sociologisch institutionalisme wordt er door het historisch institutionalisme ook minder belang gehecht aan de relatie tussen de identiteit van actoren en hun voorkeuren. Identiteiten spelen wel een rol, maar het historisch institutionalisme focust daarbij eerder op de vraag waar identiteit, die de voorkeuren van actoren bepaalt, vandaan komt. Volgens Fioretos (2011) is dat eveneens een kenmerk dat het historisch institutionalisme onderscheidt, namelijk de poging om antwoorden te voorzien op zogenaamde second-order questions (tweederangs-vragen, of vragen uit de tweede lijn). Wendt (2000) omschrijft die second-order questions als fundamentele assumpties over de aard van het menselijk handelen, en de relatie daarvan ten opzichte van sociale structuren, ideeën en materiële krachten. Toegepast op de ontwikkeling van instituties gaat het historisch institutionalisme dus na wat de rol is van ideeën en materiële krachten in de totstandkoming van de voorkeuren die actoren koesteren, welke mechanismen daarin een rol spelen en wat de relatie is tussen de belangen van actoren en de instituties. Voorbeeldvragen daarbij gaan dan over de manier waarop beslissingen uit het verleden vandaag de voorkeuren van actoren mee vorm geven, en hoe investeringen uit het verleden vandaag de evaluatie over de instituties en de reproductie ervan mee gaan bepalen. Een distinctief kenmerk van het historisch institutionalisme is dan ook de nadruk op de rol van historische processen, en het belang van tijdelijkheid in die processen (Fioretos, 2011; Rixen & Viola, 2016). Er wordt nagegaan wanneer en hoe historische processen een impact hebben gehad op de evolutie van instituties en de belangen van de betrokken actoren. Het historisch institutionalisme doet dat door de impact na te gaan van zogeheten founding moments, nieuwe ideeën en grote gebeurtenissen, en de onbedoelde effecten van institutionalisering op de inschattingen die actoren maken van hun belangen. Met andere woorden: keuzes die actoren vandaag al dan niet maken, zijn geconditioneerd door historische processen en cruciale beslissingen uit het verleden, waardoor keuzes niet uitsluitend op een rationele basis kunnen genomen worden. Op die manier dragen historische 14

15 processen bij aan de institutionele verandering of stabiliteit. Pierson (2000) omschrijft de impact van historische processen als volgt: One must consider dynamic processes that can highlight the implications of short time horizons, the scope of unintended consequences, the emergence of path dependence, and the efficacy or limitations of learning and competitive mechanisms. This requires genuinely historical research. By genuinely historical research I mean work that carefully investigates processes unfolding over time. (Pierson, 2000, p. 494). Pierson (2000) haalt reeds aan langs welke mechanismen het historisch institutionalisme de impact van bepaalde beslissingen en momenten uit het verleden tracht na te gaan. Het historisch institutionalisme houdt zich dus voornamelijk bezig met de manier waarop een institutionele setting staatsinrichtingen en maatschappelijke actoren vorm geeft. Wanneer er over instituties gesproken wordt, interpreteert men deze veelal in de brede, sociologische zin van het woord. Voor de thematiek van de masterproef worden instituties eerder eng benaderd, in de formele zin van het woord, zijnde als organisaties zoals de NAVO er een is. Desalniettemin bevat het analysekader toch heel wat elementen die relevant zijn voor de centrale probleemstelling. De poging om de theorie van het historisch institutionalisme toe te passen op een specifieke organisatie zoals de NAVO is eerder uniek. Het is een onderneming waarover weinig literatuur bestaat, maar die wel de grenzen van de theoretische validiteit van het historisch institutionalisme verkent, en misschien wel verlegt. De volgende hoofdstukken bieden een uiteenzetting over de geschiktheid van het historisch institutionalisme als analysekader, gevolgd door een bespreking van de concepten binnen de theorie die van toepassing zijn op de thematiek. Vervolgens worden de inzichten meegenomen in de bespreking van de theorie van het punctuated equilibrium, die tracht te beschrijven volgens welk pad ingrijpende veranderingen plaatsvinden. Tot slot wordt het loyaliteitsconcept van Hirschman (1970) besproken, en de rol ervan binnen instituties Thematische toepasbaarheid Het rational choice perspectief gaat er dus van uit dat het gedrag van actoren louter gestoeld is op pure strategische overwegingen. Vanuit deze benadering is het Turkse NAVO-lidmaatschap een logisch gegeven. Het is voor Turkije de manier om zijn veiligheidsbelangen maximaal te behartigen, en vormt dus de hoeksteen van het Turkse veiligheidsbeleid. Een organisatie als de NAVO verschaft een hoge graad van zekerheid. Langs deze weg gaat de NAVO de belangen en acties van Turkije mee vorm geven. Daartegenover staat de cultural approach, die eerder de nadruk legt op de normen, waarden, ideeën, verwachtingen en identiteit die een institutie als de NAVO met zich meebrengt. Het gedrag van actoren is dus niet louter strategisch, maar wordt ook ingegeven door identiteit en bepaalde waardenkaders. 15

16 Het historisch institutionalisme probeert een derde weg te bieden tussen de rational choice en constructivistische theorieën over instituties, en meer bepaald hoe een institutie een impact heeft op hoe actoren hun belangen en identiteit definiëren (Ikenberry, 1994; Hall & Taylor, 1996). Hall en Taylor (1996) onderscheiden vier centrale elementen en concepten die distinctief zijn voor de theoretische school van het historisch institutionalisme. Ten eerste wordt de relatie tussen instituties en het gedrag van actoren in brede termen benaderd en geconceptualiseerd. Als tweede kenmerk wordt de rol van machtsongelijkheden in de werking en ontwikkeling van instituties benadrukt. Ten derde wordt de rol van padafhankelijkheid en unintended consequences (onbedoelde effecten) in historische processen blootgelegd. Tot slot tracht het historisch institutionalisme de elementen uit de andere twee stromingen binnen het nieuw institutionalisme (ideeën, identiteit en rationele overwegingen) te integreren in het analysekader. In de volgende paragrafen worden die uitgangspunten besproken, en hun toepasbaarheid op de thematiek van de masterproef. De relatie tussen Turkije en de NAVO kan theoretisch in brede termen benaderd worden. Het laatste decennium wordt het Turkse NAVO-lidmaatschap schijnbaar in vraag gesteld door het Westen en Turkije, en is het buitenlands beleid van Turkije allerminst verzoenbaar te noemen met de anti-rusland koers van de NAVO. De houding van Turkije wordt niet alleen ingegeven door strategische overwegingen, zoals de rational choice theorie voorop stelt; ook het identiteitsgegeven speelt duidelijk een noemenswaardige rol, iets wat door het sociologisch institutionalisme benadrukt wordt. Binnen Turkije zijn er stromingen aanwezig, zoals het islamisme en eurazianisme (cf. infra), die zich verzetten tegen een westerse oriëntatie en dus ook het NAVO-lidmaatschap in vraag stellen, net omwille van het identiteitsgegeven dat daarmee gepaard gaat. Het westers identiteitsgegeven (de NAVO-identiteit ) komt de laatste jaren duidelijk onder druk te staan binnen Turkije. Het historisch institutionalisme heeft ook aandacht voor de rol die macht en machtsrelaties spelen binnen een institutie. In het kader van deze masterproef komt vooral de machtsrelatie tussen Turkije en de Verenigde Staten naar voren, een determinerende actor binnen de NAVO. Historische processen liggen binnen het historisch institutionalisme aan de basis voor institutionele verandering of stabiliteit. Het gegeven van padafhankelijkheid werkt bepalend voor de evolutie van een institutie doorheen de tijd. Ikenberry (1994) benadrukt de rol ervan in de persistentie van instituties. Het concept kan als dusdanig ook toegepast worden op een hypothetische Turkse exit uit de NAVO. Het historisch institutionalisme schrijft immers voor dat actoren hun keuzes niet evalueren aan de hand van een rationele kosten-batenafweging, maar door de afweging te maken van de baten ten opzichte van de investeringen die in het verleden gemaakt zijn. Turkije is lid van de alliantie sinds Het heeft doorheen de tijd heel wat keuzes en kosten gemaakt, die vandaag meespelen in 16

17 waardering van het lidmaatschap. Bovendien verschaft de NAVO ook blijvende zekerheid en voorspelbaarheid, versus de onzekerheid van een exit. Instituties vormen niet de enige bepalende kracht voor het verloop van de geschiedenis. Het historisch institutionalisme benadert de loop van de geschiedenis (en institutionele evolutie) als een causale ketting. Daarin kunnen meerdere factoren een sleutelrol spelen, ook factoren die zich buiten de institutie afspelen. De relatie tussen Turkije en de NAVO is met andere woorden slechts een schakel in een causale ketting waar nog vele andere factoren hun rol spelen. Het Turkse NAVO-lidmaatschap dat in vraag gesteld wordt komt immers niet uit de lucht vallen, maar is het gevolg van een proces van vervreemding van het Westen en toenadering tot Rusland. Tot slot merken Rixen en Viola (2016) op dat het historisch institutionalisme een theoretische lacune kent. In de verklaring voor institutionele verandering of stabiliteit kunnen zowel exogene oorzaken (die los staan van de institutie) als endogene oorzaken (die vanuit de institutie zelf komen) aan de basis liggen. Die verschillende oorzaken worden door het historisch institutionalisme apart bekeken, waardoor de manier waarop het endogene niveau interageert met het exogene niveau (en vice versa) quasi genegeerd wordt. In deze masterproef is het de bedoeling die twee niveaus samen te bespreken. Verder benadrukken de auteurs dat er vanuit een inductieve redenering vertrokken wordt. Uit specifieke cases worden concepten en mechanismen gedestilleerd, die vervolgens aan elkaar gelinkt worden via een theoretisch kader dat eerder een losse samenhang kent. Dat kader wordt vervolgens op andere cases toegepast, zoals deze masterproef dat ook tracht te doen. De concepten binnen het historisch institutionalisme krijgen daardoor een flexibel en transfereerbaar karakter, waardoor het afleiden van toetsbare hypothesen en het vergelijken van cases een moeilijke oefening wordt. Iets waar ook deze verhandeling mogelijks onderhevig aan is Concepten Padafhankelijkheid & critical junctures Instituties worden gevormd of ondergaan fundamentele wijzigingen door het nemen van specifieke beslissingen op kritieke momenten. Ikenberry (1994) spreekt van kruispunten (critical junctures) in de geschiedenis; de beslissingen die op dat kruispunt worden genomen kunnen instituties in een bepaalde richting sturen en zijn bepalend voor de verdere evolutie ervan. Ze zetten een institutie vast op een pad waarop men nog moeilijk terug kan keren (Rixen & Viola, 2016). Ten eerste omdat er kosten zijn gemaakt en het irrationeel zou zijn om daar van af te wijken. Men spreekt van zogeheten sunk costs. Daarnaast raken de belangen van actoren over tijd zodanig ingeworteld in de institutionele structuur. Door de keuzes die men maakt op critical junctures worden binnen de institutie processen in gang gezet die vaak moeilijk te stoppen zijn. Men kan er moeilijk op terug komen en het proces 17

18 werkt zelfversterkend omdat eerdere investeringen toenemend rendement (increasing returns) opleveren. Omdat de voordelen die voortkomen uit een institutie vaak toenemen, blijven instituties persistent doorheen de tijd, zelfs wanneer de oorspronkelijke reden voor het bestaan ervan niet meer aanwezig is. Ikenberry (1994) haalt hierbij het voortbestaan van de NAVO na de val van de Sovjet-Unie aan als voorbeeld. Rixen en Viola (2016) spreken van een vicieuze cirkel: keuzes en investeringen creëren effecten die aanleiding geven tot verdere effecten, die op hun beurt weer aanleiding geven tot nieuwe effecten. Die vicieuze cirkel versterkt zichzelf alleen maar, waardoor ook de actoren binnen de institutie steeds dieper verankerd komen te zitten. Het historisch institutionalisme stelt dan ook expliciet dat een institutie die toenemend rendement genereert alleen maar stabieler en sterker wordt na verloop van tijd. Terugkeren op of afwijken van een reeds ingeslagen paden wordt alsmaar moeilijker en brengt onzekerheid met zich mee, waardoor er een zekere resistentie optreedt tegen verandering. Zoals het historisch institutionalisme voorop stelt, wegen actoren de kosten & baten van een keuze in het heden af tegenover de kosten die in het verleden gemaakt zijn, om vervolgens hun belangen en voorkeuren te formuleren. Investeringen die in het verleden gemaakt zijn en instituties op een bepaald pad hebben gezet spelen dus mee in de afweging die actoren vandaag maken wanneer ze geconfronteerd worden met nieuwe contexten en realiteiten (Fioretos, 2011). Bepaalde actoren bekleden bijvoorbeeld een specifieke machtspositie binnen een institutie. Die actoren gaan hun belangen en voorkeuren dan ook als dusdanig definiëren, en gaan zich verzetten tegen institutionele verandering ook al kan die verandering baten opleveren. Bepaalde keuzes kunnen dan ook irrationeel lijken, maar door de padafhankelijkheid worden bepaalde alternatieven simpelweg uitgesloten. Volgens Krasner (1984) vormen kosten en onzekerheid de verklaring voor de persistentie van instituties, zelfs wanneer een meerderheid van de actoren baat zouden hebben bij de creatie van nieuwe instituties. Ook wanneer er brede ontevredenheid bestaat over een institutie of een aspect ervan, kan het irrationeel zijn om ze te gaan veranderen. De totale kost om een bestaande institutie te blijven onderhouden kan nog steeds minder zijn dan de totale kost om een institutie te wijzigen of om een alternatief op te richten. Bovendien is het ook onzeker of dat daadwerkelijk de gewenste voordelen zou opleveren, waardoor men toch verkiest om te blijven vasthouden aan de bestaande institutie. Onzekerheid over de kosten en de risico s zorgt er dus voor dat instituties resistent zijn tegen verandering. Pierson (2004) identificeert vier oorzaken waarom het fenomeen van padafhankelijkheid zich zo hardnekkig kan manifesteren. In het kader van de thematiek van de masterproef wordt er één aspect 18

19 van uitgelicht. Instituties brengen lock-in effecten met zich mee, zo stelt de auteur. Binnen een institutie heersen bepaalde machtsverhoudingen, die actoren in een geprivilegieerde positie een incentive geven om een bepaalde institutionele configuratie verder te zetten. Enkel brede overeenstemming tussen actoren binnen een institutie kan voor institutionele verandering zorgen, maar die overeenstemming is dus moeilijk te bereiken wanneer geprivilegieerde actoren vasthouden aan hun positie. Unintended consequences De factoren die mee aan de basis liggen van padafhankelijkheid, brengen volgens Rixen en Viola (2016) ook onverwachte gevolgen of unintended consequences met zich mee. Bij het oprichten van instituties zorgen bepaalde keuzes voor gevolgen die zich pas veel verder in de toekomst manifesteren. Die gevolgen worden vaak toegeschreven aan het gebrek aan kennis bij het oprichten van instituties, waardoor er geen rekening wordt gehouden met scenario s die zich in de toekomst kunnen voordoen. Het rational choice en sociologisch institutionalisme hechten geen belang aan het fenomeen, hoewel het belangrijke implicaties met zich meebrengt voor de institutionele ontwikkeling en de betrokken actoren. Fioretos (2011) benadrukt dat die onverwachte gevolgen ook kunnen voorkomen wanneer men bij de oprichting van instituties over volledige informatie en keuzevrijheid beschikt. Onverwachte gevolgen zijn met andere woorden vaak onvermijdelijk, maar de reproductie ervan is dat niet, zo stelt de auteur: die is het gevolg van een politieke keuze door de machtige en geprivilegieerde actoren binnen de institutie. Het is echter moeilijk om veralgemeningen te maken over wanneer unintended consequences optreden en of ze al dan niet positieve of negatieve gevolgen met zich meebrengen. In interactie met een wijzigende context, is het moeilijk om uitspraken te doen over directe effecten. Hoe dan ook, ze brengen gevolgen met zich mee die bepalend kunnen zijn voor de ontwikkeling van instituties doorheen de tijd. Het historisch institutionalisme heeft vooral aandacht voor de context waarbinnen onverwachte gevolgen zich voordoen en verderzetten en de rol van de betrokken actoren daarin. Sequence of events Het historisch institutionalisme heeft in het bijzonder aandacht voor de manier waarop gebeurtenissen elkaar opvolgen. Men spreekt daarbij van een sequence of events. Die aaneenschakeling heeft een impact op de veranderingsprocessen die instituties ondergaan: het verloop van politieke gebeurtenissen en keuzes hebben een effect op de latere ontwikkeling van instituties. Daarmee gepaard introduceert Mahoney (2000) de notie van een reactive sequence: een kettingreactie waarbij bepaalde gebeurtenissen aanleiding geven tot verdere reacties. Dat heeft implicaties voor de 19

20 ontwikkeling van instituties, en meer bepaald voor de keuzevrijheid van actoren. Door eerdere gebeurtenissen worden bepaalde keuzeopties uitgesloten. De vrijheid van institutionele actoren wordt er dus door beperkt. Rixen & Viola (2016) benadrukken dat het fenomeen van padafhankelijkheid ook als een vorm van sequencing beschouwd kan worden, maar daarbij ligt de nadruk vooral op de effecten van keuzes. Een reactive sequence wordt vooral ingegeven door gebeurtenissen, en hoe die keuzebeperkingen opleggen. Policy feedback De belangrijkste claim binnen het historisch institutionalisme is volgens Ikenberry (1994) dat de manier waarop actoren hun belangen en identiteit opvatten niet vastligt, maar gevormd wordt door de institutionele setting waarbinnen de actoren handelen. De theorie benadrukt daarbij als derde weg dat instituties zich niet enkel laten gelden door de belangen van actoren vorm te geven (cf. rational choice perspectief), maar ook een impact hebben op de identiteit van actoren, of toch de perceptie daarvan (cf. sociologisch perspectief). Het perspectief van het historisch institutionalisme draait net om de interactie en wisselwerking tussen instituties, belangen en ideeën. Volgens Ikenberry zijn instituties dus niet enkel taai omwille van argumenten omtrent kosten en padafhankelijkheid, maar ook omwille van de socialisatie met ideeën en identiteiten. Wanneer actoren hun belangen en identiteit anders gaan opvatten onder invloed van de institutie, dan spreekt men over policy feedback (beleidsfeedback). Volgens Rixen & Viola (2016) kan dat zich op drie manieren manifesteren. Een eerste werd reeds besproken, namelijk dat investeringen aanleiding kunnen geven tot toenemend (positive feedback) of afnemend rendement (negative feedback). Dat rendement gaan actoren meenemen in de afweging van hun belangen. Ten tweede gaan actoren ook leren uit hun ervaring binnen de institutie, en een inschatting maken van wat er gebeurt als men vast blijft hangen aan de institutie; kan men toenemend of afnemend rendement blijven verwachten? Ten derde brengen de normen, waarden en gedragingen die een institutie voorop stelt bepaalde verwachtingspatronen met zich mee. Actoren worden verondersteld om zich conform te gaan gedragen naar bepaalde normen en gedragingen, anders leiden ze aan identiteitsverlies (cf. infra; Hirschman, 1970) Punctuated equilibrium theory Ikenberry (1994) stelt dat ingrijpende veranderingen binnen instituties optreden na cruciale episodes of gebeurtenissen, waarbij instituties in vraag worden gesteld. Binnen het historisch institutionalisme spreekt men van een verloop van historische gebeurtenissen, dat in verschillende periodes opgedeeld kan worden: Periods of continuity, punctuated by critical junctures, (Hall & Taylor, 1996, p. 10). Bij ingrijpende gebeurtenissen (critical junctures) kunnen ingrijpende institutionele veranderingen 20

21 plaatsvinden, waardoor er vertakking optreedt en instituties een nieuw pad inslaan. Eens men een nieuw pad betreedt, is het moeilijk om daar nog van af te wijken (cf. supra). Critical junctures geven met andere woorden aanleiding tot een veranderingsmodel waarbij periodes van relatieve institutionele stabiliteit onderbroken worden door ingrijpende veranderingsmomenten, opnieuw gevolgd door lange periodes van padafhankelijkheid en stabiliteit (Rixen & Viola, 2016; Krasner, 1984). Binnen de studie van het historisch institutionalisme spreekt men van een onderbroken evenwicht of een punctuated equilibrium. De centrale discussie binnen de theorie van het punctuated equilibrium is hoe institutionele structuren wijzigen als antwoord op veranderingen in de eigen en internationale context, en hoe historische episodes die contexten beïnvloeden (Krasner, 1984, p. 224). Krasner (1984) was de eerste die de notie van een punctuated equilibrium introduceerde binnen de politieke wetenschappen, als interpretatie van een model dat overgenomen werd uit de biologie. Daar maakte het model opgang als reactie op het gangbare darwiniaanse paradigma dat evolutie voorstelde als een continue en incrementeel proces, waarbij soorten zich geleidelijk aanpassen aan wijzigende omstandigheden. Gould (1982) argumenteerde als eerste dat de aanpassing van soorten plaatsvindt op ogenblikkelijke momenten en op specifieke geografische plaatsen. Het opende een bredere discussie, namelijk of onze wereld er een is van constante verandering (met structuren als een loutere belichaming van het moment), of een met dominante structuren (waarbij veranderingen onderhevig zijn aan structurele beperkingen) en verandering pas mogelijk wordt wanneer een stabiele structuur overbelast wordt (Gould, 1982, p. 383). Krasner merkt terecht de analogie op met het debat over verandering binnen het institutionalisme. Alsook kan de centrale thematiek van deze masterproef binnen dit kader geplaatst worden. Laat de NAVO als institutie verandering toe en kan Turkije de structurele NAVO-band sinds 1952 ontrafelen, of is de NAVO als institutie sterk genoeg en kan het Turkije gebonden houden? Waar er in de vorige sectie dieper ingegaan werd op de verklaringen voor stabiliteit, zal in deze sectie besproken worden hoe ingrijpende events, die zich ook buiten de institutie kunnen afspelen, institutionele veranderingen teweeg kunnen brengen. Colgan, Keohane en Van de Graaf (2012) identificeren ontevredenheid als een drijfveer voor institutionele verandering. Als een actor ontevreden is, dan zoekt hij uit wat zijn opties zijn en die brengen onvermijdelijk kosten en onzekerheid met zich mee. Daardoor zijn actoren toch geneigd zijn om het status quo te aanvaarden. Echter, wanneer de ontevredenheid blijft groeien onder invloed van externe gebeurtenissen, dan groeit de vraag naar institutionele verandering en neemt de druk op de institutie toe. Ontevredenheid is echter geen voldoende voorwaarde voor institutionele verandering. Er moet een coalitie van ontevreden spelers opstaan die ijvert voor verandering. Slechts dan kunnen periodes van relatieve stabiliteit onderbroken worden. 21

22 In de wereldpolitiek is er echter weinig empirische ondersteuning voor de theorie van het punctuated equilibrium. Binnen de studie van regimecomplexen, zoals in Colgan, Keohane en Van de Graaf (2012), wordt de notie wel vaak aangehaald, omdat regimecomplexen zeer flexibel en dus beter geschikt zijn om te innoveren als antwoord op druk van buitenaf. Wat betreft individuele regimes zoals de NAVO wordt er amper tot nooit gewag gemaakt van de notie, omdat die vooral de neiging hebben om zichzelf verder te zetten en incrementele veranderingsprocessen doormaken. Daarom dat deze masterproef een zeker innovatief potentieel met zich meedraagt: de theorie van het punctuated equilibrium wordt toegepast op het mogelijke veranderingsproces van een individuele institutie, zoals de NAVO, onder exogene druk Loyaliteit Het historisch institutionalisme, dat handelt over de mechanismen waardoor actoren verankerd zitten binnen instituties, houdt ook verband met het concept loyaliteit. Zeker in de context van deze masterproef. Hirschman (1970) ontwikkelde een analytisch kader dat draait rond loyaliteit, en introduceerde twee verwante concepten: exit en voice. Exit is volgens de auteur een mogelijk antwoord van actoren op ontevredenheid, waarbij men gaat kiezen voor alternatieven. Een Turkse NAVO-exit is in die zin een mogelijk antwoord voor de frustraties, waarbij Turkije bijvoorbeeld uitsluitend kiest voor een partnerschap met Rusland, toetreding tot de BRICS-groep en/of de Shanghai Cooperation Organization, etc. Voice is volgens de auteur ook een mogelijk antwoord van actoren op ontevredenheid, maar hierbij gaat men proberen de gewenste veranderingen teweeg te brengen door het ongenoegen publiekelijk te uiten. Hirschman (1970) benadrukt dat exit om twee redenen een radicale optie is. Ten eerste zijn actoren eerder geneigd om de veilige voice-optie te kiezen, omwille van kosten- en onzekerheidsargumenten (Van de Graaf, 2013). De parallel met de argumenten binnen historisch-institutionalisme komt hier naar voren: een exit brengt onzekerheid met zich mee en doet de gemaakte kosten in het verleden teniet. De voice-optie kan ook makkelijker gebruikt worden om strategische redenen, om druk uit te oefenen. De exit-optie zorgt wel voor de effectiviteit van de voice-strategie: als men niet gehoord wordt binnen een organisatie, dan heeft men nog steeds de exit-optie achter de hand om mee te dreigen. Een andere reden waarom een exit vaak niet aan de orde is, komt volgens Hirschman (1970) door het gegeven van loyaliteit. Zelfs wanneer actoren een zekere exit-optie hebben, gaat men toch vaak over tot de voice-optie, die tot blijvende ontevredenheid kan leiden. Loyaliteit doet zich voor omdat actoren zich identificeren met de organisatie; hun familie. Een exit uit de familie is dus niet alleen kostelijk, maar gaat ook gepaard met identiteitsverlies. Bij ontevredenheid over de koers van de organisatie, 22

23 zullen actoren omwille van hun loyaliteit proberen invloed uit te oefenen via de voice-optie, om de organisatie terug op het gewenste pad te krijgen Neorealisme De theorie van het historisch institutionalisme, en bijhorende concepten zoals padafhankelijkheid, mag dan wel goed geplaatst zijn om de manier waarop staten gebonden zijn en blijven aan instituties te kaderen, toch omvat de theorie niet het volledige plaatje van de besproken thematiek. Bepaalde aspecten kunnen niet gekaderd of verklaard worden. Met name blijkt vandaag duidelijk dat Turkije zich in een verhaal van en tussen grootmachten bevindt, zijnde de Verenigde Staten en Rusland. Turkije is allerminst een passieve actor; het land probeert met beide kampen substantiële relaties aan te houden. Voor het eigen gewin lijkt Turkije deze twee actoren zelfs tegen elkaar uit te spelen. Zo leunt Turkije vandaag duidelijk bij Rusland aan, mee ingegeven door de teleurstellingen in het partnerschap met de Verenigde Staten. Op die manier worden de Verenigde Staten onder druk gezet om Turkije, voor hen een belangrijke partner, niet te verliezen. In dit hoofdstuk worden de strategieën van bandwagoning en balancing dieper besproken, om later mee te nemen in de analyse van de literatuur en de recente ontwikkelingen. Het zijn twee strategieën om met de dreigingen die uit het internationaal systeem voortvloeien om te gaan. Hierbij is het machtsevenwicht belangrijk. De theorie van het machtsevenwicht staat centraal binnen de school van het neorealisme, en stelt dat de keuze voor alliantievorming voortkomt uit de structuur van het internationale systeem (Waltz, 1979). Bloomfield (2016) ziet de twee strategieën als uiteinden op een continuüm, dat vervolgens in drie zones wordt opgedeeld: balancing, hedging (naar Kuik, 2008) en bandwagonging (cf. bijlage A). Hierdoor worden de concepten van balancing en bandwagoning verfijnd, wat de analytische toepasbaarheid op de thematiek van de masterproef ten goede komt. In de volgende drie secties worden de drie zones van Bloomfield (2016), dieper besproken. Daarbij worden enkele eigen interpretaties en toevoegingen gemaakt Bandwagoning Binnen de school van het realisme omschrijft men bandwagoning als een strategie die wordt aangenomen door staten die zwakker staan ten opzichte van grootmachten. Walt (1987) omschrijft de strategie als gedrag van staten waarbij men zich aansluit bij een sterkere staat waar dreiging van uit gaat, om een aanval te voorkomen. Zoals later in de literatuurstudie verduidelijkt zal worden, vertoont het gedrag van Turkije ten opzichte van Rusland heel wat kenmerken van bandwagoning. In het geval van Turkije is het duidelijk dat de pogingen om aansluiting te zoeken bij Rusland niet het gevolg zijn van dreiging of dwang, maar eerder voortkomen uit opportunisme van Turkije en dus vrij 23

24 gekozen is. Schweller (1994) maakt de terechte opmerking dat de bandwagoning-strategie ook gehanteerd kan worden voor het eigen gewin en het versterken van de eigen machtspositie, eerder dan vanuit pure veiligheidsoverwegingen. De keuze voor de strategie wordt dus niet noodzakelijk ingegeven door de structuur van het internationale systeem, maar ook door variabelen die op het statelijk niveau meespelen. Voor Turkije speelt opportunisme duidelijk mee, namelijk het onder druk zetten van de Verenigde Staten en andere westerse partners, maar ook gelijkenissen met Rusland, ingegeven door de affiliatie tussen de twee leiders. Hierdoor kan een zekere vorm van solidariteit tot stand komen (Walt, 1987). Bijgevolg kunnen staten dus vaak niet als pure bandwagoner bestempeld worden. In zijn typologie verdeelt Bloomfield (2016) de bandwagoning-zone in drie sub-zones: capitulation (capitulatie), dependence (afhankelijkheid) en allied alignement (afstemming van belangen). Vooral die laatste twee vormen springen in het oog. De auteur omschrijft de afhankelijkheidsrelatie (dependence) als een duidelijke, formele alliantie waarbij de ondergeschikte staat voortdurende steun geeft aan de sterkere staat. Allied alignment is minder doorgedreven: daarbij gaan beide staten de belangen op elkaar afstemmen, waardoor er economische integratie en een formele alliantie kan ontstaan. Walt (1997) behandelt alliance en alignment als twee afzonderlijke concepten: Alignment is a relationship between two or more states that involves mutual expectations of some degree of policy coordination on security issues under certain conditions in the future. [ ] Alliance is a relatively formal and exacting kind of alignment that involves military interaction between states and is usually directed toward a mutually perceived threat, whereas alignment could involve military, political, economic, diplomatic, or cultural spheres of activity. (Walt, 1997, aangehaald in Wilkins, 2012, p. 56) Er kan dus gesteld worden dat allied alignment een vorm van (relatief formele) alliantievorming is die aanleiding geeft tot samenwerking die verder gaat dan louter militair, en zich ook ontvouwt op o.a. politiek en economisch vlak. De huidige relatie tussen Turkije en Rusland vertoont heel wat kenmerken van die laatste omschrijving. Het concept van allied alignment zal daarom worden meegenomen in de analyse van de literatuur en de recente ontwikkelingen Hedging Centraal in het balancing-bandwagoning continuüm van Bloomfield (2016) ligt de zogeheten hedgingzone. Kuik (2008, p. 163) omschrijft hedging (of indekking ) als een verzameling van strategieën waarbij staten risico s trachten te minimaliseren door een relatie met de machtigere staat na te streven die voor hen baten oplevert. Daarbij probeert men tegelijk ook voorbereid te zijn tegen hoge 24

25 onzekerheid en risico s: men probeert zich in te dekken. De auteur benadrukt dat beide kenmerken aanwezig moeten zijn om van hedging te spreken. Grootmachten spelen hierin een sleutelrol. Zij kunnen ervoor kiezen om een minder machtige staat aan zich te binden door die met de nodige middelen te steunen, of door middel van militaire dreiging. Die opstelling gaat bepalen hoe minder machtige staten trachten om te gaan met onzekerheden en risico s. De hamvraag voor die staten is dus hoe ze zich moeten opstellen tegenover de grootmachten om langs de ene kant voordelen te generen uit samenwerking, maar zich tegelijk ook in te dekken tegen mogelijke gevaren die van de grootmachten uitgaan. Kuik (2008) verfijnt het concept verder tot een typologie van vijf hedging-strategieën (cf. bijlage B) die elk meer of minder bij de balancing of bandwagoning strategie aanleunen. De vijf verschijningsvormen van hedging kunnen onderverdeeld worden in risico-beheersende opties (risk contingency options, die meer richting balancing leunen) en winstgevende opties (return-maximising options, die eerder naar bandwagoning neigen). De auteur merkt op dat ook meerdere strategieën tegelijk van toepassing kunnen zijn op hoe een staat zich opstelt. Wat betreft de huidige relaties tussen Turkije en Rusland, zullen hier de return-maximising opties worden toegelicht om later mee te nemen in de analyse van de literatuur en de recente ontwikkelingen, aangezien de motieven van Turkije eerder opportunistisch van aard zijn. Die opties houden een zekere acceptatie in van het machtsevenwicht (net zoals bij bandwagoning, de risico-beheersende opties trachten eerder tegen het machtsevenwicht in te gaan (vandaar dat ze meer bij balancing aanleunen). De optie die het dichtst bij bandwagoning aanleunt, wordt in de typologie van Kuik (2008) omschreven als limited bandwagoning. Die strategie verschilt van bandwagoning in de pure zin het woord, omdat het hier enkel en alleen over een (vaak informeel) politiek partnerschap gaat, met selectieve beleidscoördinatie en vrijwillige waardering van de machtige partner. Men gaat dus op vrijwillige basis de belangen gaan afstemmen rond zelf gekozen issues. Daartegenover neemt strikte bandwagoning vaak de vorm aan van formele politieke én militaire alliantievorming, en gaat uit van een zero-sum scenario voor de minder machtige staat: door aan bandwagoning met de ene grootmacht te doen distantieert men zich van de andere grootmacht. Bij limited bandwagoning is er nog ruimte om tegelijk substantiële relaties aan te houden met de andere grootmacht. De strategie is er dus op gericht om niet in een ondergeschikte positie terecht te komen, en de eigen autonomie te vrijwaren. Binding engagement is een tweede optie die Kuik (2008) onder de return-maximising opties catalogeert, en staat nog iets verder af van bandwagoning. Onder engagement of betrokkenheid verstaat men de pogingen van een staat om diplomatieke contacten met een grootmacht te doen 25

26 ontstaan en te onderhouden. De bindende notie (binding engagement) is van belang: de relaties met de grootmacht zijn geïnstitutionaliseerd van aard, met diplomatieke fora die op reguliere basis geconsulteerd worden. Op die manier worden beide spelers gesocialiseerd met elkaar. De hedging-strategie die het verst van bandwagoning staat, wordt economisch pragmatisme genoemd. De diplomatieke component, die bij de vorige twee hedging-strategieën wel aanwezig was, ontbreekt hier. De focus ligt hier op de economische belangen, waarbij een staat economische voordelen tracht te bekomen via handels- en investeringsrelaties met een grootmacht, ondanks de politieke en diplomatieke twistpunten die tussen hen staan. Kuik (2008) identificeert deze strategie als het neutrale punt op zijn continuüm. Het nastreven van economische opportuniteiten houdt geen acceptatie of verwerping van het machtsevenwicht met de grootmacht in zich. Bijgevolg kan ook gesteld worden dat deze strategie het neutrale punt vormt op het balancing-bandwagoning continuüm van Bloomfield (2016). Het economisch pragmatisme kan wel een basis vormen voor verdere socioeconomische relaties, die op een gegeven moment ook politieke en diplomatieke coördinatie vergen. Zo kunnen er fundamenten voor politieke en diplomatieke toenadering ontstaan (Omni)balancing De tegenpool van bandwagoning noemt men balancing, zijnde de opbouw van een tegenmacht tegen een staat die te machtig wordt (Walt, 1979). Men doet aan balancing door militaire expansie en/of door de vorming van allianties. Tijdens en na de Koude Oorlog was dat de beproefde Turkse strategie om met de dreiging van de Sovjet-Unie, en later Rusland, om te gaan: de NAVO vormde de beste levensverzekering. Neorealisten zoals Waltz stellen dat de keuze voor balancing voortkomt uit de structuur van het internationale systeem, en meer bepaald de dreigingen die er uit voortkomen. Wanneer het machtsevenwicht te veel over dreigt te hellen naar de ene grootmacht, waar vervolgens hegemonische dreiging van uit kan gaan, dan kiezen staten ervoor om tegen die grootmacht te balancen door zich te alliëren met een andere grootmacht (Waltz, 1979). Toch gaat de theorie van het machtsevenwicht niet altijd op om het balancing-gedrag van staten te verklaren. Het concept omnibalancing gaat in tegen de assumptie van Waltz dat staten unitaire actoren vormen die steevast in het nationale belang handelen. Zoals eerder vermeld komt het gedrag van staten, en meer bepaald van hun leiders, niet altijd voort uit de structuur van het internationale systeem. De keuze om te gaan balancen kan ook voortkomen uit opportunistische motieven. David (1991) stelt dat leiders vooral handelen met oog op machtsbehoud. Leiders gaan balancen tegen alle soorten dreigingen die hun machtspositie in gevaar kunnen brengen: dreigingen die voortkomen uit de structuur van het internationale systeem, maar ook interne dreigingen. 26

27 Met het oog op machtsbehoud maken leiders vaak keuzes die niet noodzakelijk in het nationaal belang van de staat zijn. Om te weerstaan tegen interne dreigingen maken leiders vaak een keuze om te balancen (of om aan bandwagoning te doen) die niet strookt met wat de theorie van het machtsevenwicht voorschrijft. David (1991) vat het gedrag van leiders die aan omnibalancing doen treffend samen als volgt: Balance of power assumes that the decision maker asks, "How does this policy affect the power of the state? ",6 Omnibalancing assumes instead that the decision maker asks, "How does this policy affect the probability of my remaining in power?" And whereas balance of power assumes the state's leaders ask, "Which outside power is most likely to protect my state from the threats posed by other states?" omnibalancing assumes the decision maker asks, "Which outside power is most likely to protect me from the internal and external threats (as well as combinations of both) that I face." Just as the questions differ, so do the responses. (David, 1991, p. 238) Vooral de laatste manier van redeneren die de auteur voorop stelt springt in het oog. Om te begrijpen waarom leiders een bepaalde keuze maken, moet er dus gekeken naar de belangen van de leiders en bij uitbreiding de heersende elite. Leiders kiezen er voor om zich aan te sluiten bij een staat die de meeste garanties biedt om hun machtspositie te vrijwaren, of dat nu in het nationale veiligheidsbelang is of niet. Volgens David (1991) wordt die vraag nog pertinenter wanneer het overleven van de leiderspositie op het spel staat. Andere machten spelen daar op in, en trachten de keuzes van leiders te beïnvloeden om ze aan zich te binen. Tegelijk benadrukt de auteur dat de ene keuze de andere niet uitsluit: bandwagoning met staten geen veiligheidsgaranties bieden sluit niet uit dat er aan balancing kan gedaan worden tegen meer pertinente dreigingen. Het concept van omnibalancing, dat binnen de literatuur vooral door David (1991) werd beschreven en uitgewerkt, draagt interessante inzichten en logica met zich mee. Met name om de huidige dynamiek tussen Rusland en Turkije (en in het verlengde daarvan dus ook tussen de Verenigde Staten en Turkije) te gaan benaderen en verklaren. Het concept zal worden meegenomen in de hierop volgende analyse van de bestaande wetenschappelijke literatuur omtrent de thematiek en de recente ontwikkelingen. 27

28 3. Literatuurstudie 3.1. Het buitenlands beleid van Turkije Zero problems with neighbours 2002 was een sleuteljaar voor Turkije, en voor zijn buitenlands beleid. De AKP (Adalet ve Kalkınma Partisi, ofwel de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling) van de toenmalige premier en huidig president Recep Tayyip Erdoğan komt voor het eerst aan de macht. Dat jaar vormt het referentiepunt voor deze masterproef. Onder de slogan zero problems with neigbours trachtten de AKP-regeringen vanaf 2002 de relaties met de buurlanden te verbeteren (Stein, 2014; Lesage 2016). Gedurende de eerste jaren onder het bewind van de AKP werd Turkije meer en meer geïntegreerd in de internationale liberale orde, en werd het land internationaal geprezen als gidsland voor de moslimwereld (Kirişci, 2018). De breuklijnen met het Westen verdwenen op de achtergrond, en Turkije begon naast de strategische belangen ook duidelijk liberale waarden te delen met het Westen. Kirişci (2006) identificeert drie centrale kenmerken van het buitenlands beleid van Turkije onder de AKP. Ten eerste is het beleid proactief van aard, met een bereidheid om risico s te nemen. Waar het traditionele buitenlands beleid eerder gericht was op het status quo, is het buitenlans beleid er vanaf 2002 sterk op gericht om spanningen in de regio aan te kaarten en het initiatief te nemen om deze op te lossen. Een voorbeeld hiervan is de Turkse steun aan het plan van VN-secretaris-generaal Kofi Annan om Cyprus te herenigen (Lesage, 2016). Een tweede kenmerk van het buitenlands beleid onder de AKP is het actief aanhalen van de banden met de buurlanden en deze te verbeteren. Nauwere culturele, economische en sociale relaties vormden hier onderdelen van. Zo stelt Lesage (2016) dat Turkije onder de AKP de hand uitstak naar onder meer Armenië en Syrië. Erdoğan, Bashar al-assad en andere partners in de regio begonnen er goede relaties op na te gouden. Dat is dan ook waar het beleid van zero problems with neighbours op gericht was (cf. infra). Het derde, en volgens Kirişci (2006) het meest zichtbare aspect, is de manier waarop de beleidsmakers de arena van de internationale politiek zien. Het traditionele buitenlands beleid ten tijde van het kemalistische regime benaderde de internationale politiek als een zero-sum game; een partij die wint en een partij die verliest was een onvermijdelijke uitkomst. De auteur merkt echter op dat er wel ruimte was voor win-win situaties, maar dit was enkel inzake kwesties van minder politiek belang. Onder de AKP ging men er wel meer van uit dat win-win situaties absoluut mogelijk zijn op het niveau van high politics. 28

29 Omstreeks 2013 werd er volgens Kirişci (2018) een definitief en fundamenteel keerpunt bereikt in de goede verstandhouding tussen Turkije en het Westen. De hardhandig neergeslagen protesten in het Gezipark en op het Taksimplein, gericht tegen het groeiende autoritaire bewind van premier Erdoğan, worden door de auteur gezien als het symbool van het groeiend autoritarisme in Turkije en de breuk tussen Turkije en het Westen. Erdoğan trok de macht steviger naar zich toe. De Koerdische kwestie kwam op een gewelddadige manier terug en ook de radicaalislamitische terreur van Islamitische Staat bedreigden de Turkse veiligheidsbelangen. De noodtoestand die in juli 2016 werd uitgeroepen na de mislukte couppoging riep nog meer vragen op over de repressie, vrijheid van pers en meningsuiting, de rechtsstaat en de scheiding der machten. De westerse perceptie van Turkije is sinds 2013 dus grondig gewijzigd. De wijzigende perceptie die omstreeks 2013 vorm begon te krijgen, heeft ook zijn weerslag op het NAVO-lidmaatschap van Turkije. Zoals het historisch institutionalisme poneert, kent het NAVOlidmaatschap een strategische en een identiteitscomponent. De NAVO is als institutie georganiseerd rond democratische en liberale waarden, en verwacht van zijn leden dat ze die waarden uitdragen. Doet men dat niet, dan wordt men een buitenbeentje binnen de NAVO. De scherpe kritiek die de NAVO-bondgenoten hebben geuit op Turkije illustreren dit. Het voorval dat in de inleiding werd aangehaald, de foto s van Erdoğan en Atatürk die opdoken op een enemy chart tijdens een NAVOoefening, is tekenend hiervoor. Het loyaliteitsconcept van Hirschman (1970) houdt hier verband mee. Dankzij gedeelde waarden binnen de NAVO, kan ieder lid zich identificeren met de familie. Doordat Turkije afstand neemt van die gedeelde waarden (de perceptie daarvan door de andere leden is in feite al voldoende) lijdt het land gezichtsverlies binnen de organisatie en wordt men meer en meer een paria binnen de NAVO. De identiteitsfactor die Turkije gebonden moet houden aan de NAVO kalft met andere woorden af. Die afkalving heeft eveneens te maken met de heersende elites binnen Turkije (cf. infra). Mr. Zero Problems Het buitenlands beleid onder de AKP werd voornamelijk ingegeven door Ahmet Davutoğlu (Stein, 2014). Hij was de hoofdadviseur inzake buitenlandse betrekkingen toen Erdoğan Eerste Minister was ( ), in de periode was hij minister van Buitenlandse Zaken en tussen was hij premier. Het was hij die in 2003 voor het eerst kwam aanzetten met de slogan zero problems with neigbours (Hounshell, 2010). Als voornaamste architect van het buitenlands beleid van Turkije onder de AKP identificeert hij drie methodologische en vijf operationele principes die achter de internationale diplomatie van Turkije zitten (Stein, 2014; Davutoğlu, 2010; Davutoğlu, 2012). 29

30 De centrale pijler van het zero problems with neighbours beleid van Davutoğlu raakt aan de kern van deze masterpoef: het buitenlands beleid van Turkije moet veelzijdig zijn van aard. De relaties die Turkije aangaat met andere landen dienen complementair te zijn, niet in competitie met elkaar. Sinds begin 2000 zette Turkije volgens Davutoğlu hierin grote stappen. Er werd meer samengewerkt met de buurlanden en de economische interdependentie nam toe. Ook Kirişci (2006) benadrukte de centrale pijler van het buitenlands beleid van Turkije sinds Zo heeft Turkije in 2009 High Level Strategic Cooperation Council (HLSCC) meetings opgezet met Irak, Syrië, Griekenland en Rusland. Op die manier moest de samenwerking met landen in de regio gemaximaliseerd worden, stelde Davutoğlu. Davutoğlu zag een goed nabuurschapsbeleid met Rusland dus niet als conflicterend met het NAVOlidmaatschap, omdat die verbanden volgens hem complementair zijn voor Turkije. De sterke historische banden met de Verenigde Staten hoeven dus niet te rivaliseren met de banden die Turkije met Rusland heeft. Het is nog maar de vraag of de relaties tussen Turkije en Rusland vandaag niet zorgen voor een meer competitief karakter tussen Turkije en het Westen. Andersom geldt deze bemerking eveneens. Vanuit hedendaags perspectief kunnen dus vraagtekens geplaatst worden bij dit aspect dat Davutoğlu formuleerde in De eerste grote test voor het nieuw geformuleerde buitenlands beleid van de AKP kwam er met de Irakoorlog in Men was bezorgd om het imago van Turkije in de moslimwereld, en ook binnen de AKP ontstond er onenigheid over de rol die Turkije moest opnemen (cf. infra Irak 2003 ). De principes die Davutoğlu formuleerde, kwamen in de praktijk tot uiting in de vorm van symbolische staatsbezoeken aan Poetin en Assad in Turkije steunde pogingen tot democratisering in het Midden-Oosten en wilde een voorbeeld zijn voor landen in de regio (Kirişci, 2018). De ambities die Davutoğlu koesterde werden al snel ingehaald door de realiteit van de Syrische burgeroorlog (Kirişci, 2018). Turkije was er lang op uit om regime change te bewerkstelligen in Syrië, en daarin een leidende rol te spelen. Men probeerde president Assad tevergeefs hervormingen te laten doorvoeren, en Turkije werd geïsoleerd op het regionale toneel. Onder impuls van Erdoğan verleende Turkije openlijk zijn steun aan de Syrische oppositie, in lijn met de meeste westerse mogendheden, waaronder de Verenigde Staten. De beoogde regime change kwam er echter niet, en het conflict ontaarde in een burgeroorlog waar meerdere actoren, statelijk en niet-statelijk, steeds verder in werden meegezogen, waaronder Turkije. In de strijd tegen Assad begon het steun te verlenen aan radicaal-jihadistische rebellengroeperingen, wat tot veel kritiek leidde. Onder Davutoğlu werd Turkije alsmaar dieper gezogen in het Syrische debacle. Zeker wanneer Rusland en Iran ten tonele verschijnen, en de toenmalige Obama-administratie haar rode lijnen niet 30

31 waarmaakte in Syrië. Daarbovenop kwam ook nog eens dat Turkije getroffen werd door de terreur van Islamitische Staat. Het plan van Davutoğlu om op een pijnloze manier regime change te bewerkstelligen in de regio had gefaald, wat hem duur kwam te staan. Zijn beleid kreeg de laconieke stempel zero problems without neighbours. Turkije verloor meer en meer van zijn soft power in de regio en raakte geïsoleerd. De relaties met het Westen en met de bondgenoten van Assad, Rusland en Iran, kwamen onder druk te staan. Ook de groeiende instroom van Syrische vluchtelingen en aanslagen van Islamitische Staat en de PKK, een spill over effect van de Syrische chaos, stelden Turkije voor een groot probleem. Het beleid dat Davutoğlu voor ogen had, had gefaald en Turkije betaalde zijn betrokkenheid in Syrië politiek en economisch cash (Kirişci, 2018). Davutoğlu kreeg de kritiek te ideologisch gedreven te zijn, in plaats van realistisch en pragmatisch, maar bleef zijn koers wel aanhouden. In 2014 werd hij eerste minister. Turkije ging de rebellengroepen in het noorden van Syrië actiever steunen, met medewerking van Qatar en Saoedi-Arabië. Vanaf 2015 ging men ook actief Islamitische Staat bestrijden langs de Turkse zuidgrens en startte men een offensief tegen de Koerdische YPG die westwaarts begon op te rukken. Die demarches, samen met de Golfstaten, om gebieden onder controle te krijgen rondom Aleppo, zouden de trigger geweest zijn voor Rusland om vanaf 2015 militair te interveniëren in Syrië. Het was de voorbode van vertroebelde relaties tussen Turkije en Rusland, met het neerhalen van een Russisch gevechtsvliegtuig door Turkije nabij zijn grens met Syrië als dieptepunt (cf. infra). Post-Davutoğlu Het debacle in Syrië zou volgens Kirişci (2018) bijgedragen hebben aan het aftreden van Davutoğlu in 2016, en op die manier een machtsovername betekenen door krachten die Turkije liever afstand zien nemen van de westerse oriëntatie en de daarmee gepaard gaande identiteit. Davutoğlu stelde die westerse oriëntatie immers niet in vraag. Zijn opvolger, Binali Yıldırım, volgde een meer pragmatische koers. Turkije moest meer vrienden gaan maken, en minder vijanden. Er werden openingen richting Rusland gemaakt. Het luidde het begin in van de toenadering die vast te stellen was tussen Turkije en Rusland, in de personen van Recep Tayyip Erdoğan en Vladimir Poetin. In Syrië werd de beoogde regime change minder prioritair en begon Turkije zich meer te distantiëren van de radicaalislamitische groeperingen die streden tegen Assad. De auteur merkt wel op dat het pragmatisme werd afgewisseld met de populistische en ideologische afwegingen van president Erdoğan. Daardoor bleven ook de relaties met het Westen gespannen; president Erdoğan bleef het Westen de schuld geven voor de chaos in de regio en de steun voor de PYD/YPG in Syrië was een doorn in het oog. Die populistische en ideologische retoriek dreigen de pragmatische koers te fnuiken, stelt Kirişci (2018). De geregeld harde uithalen naar het Westen, en de Verenigde Staten in het bijzonder, zaaien 31

32 volgens hem twijfel over de mogelijke oriëntatie van Turkije op lange termijn. Om de zo veel tijd trekt president Erdoğan ook de kaart van de hypothetische toetreding tot de Shanghai Cooperation Organsation (Hürriyet Daily News, 2003), als uiting van de Turkse frustratie over andere multilaterale fora. Binnen de SCO is Turkije momenteel het enige NAVO-land dat dienst doet als dialoogpartner, en Turkije is bereid om de banden verder te versterken. Lidmaatschap van de SCO zou aanlokkelijk zijn voor Turkije, aangezien de leden, waaronder Rusland en China, minder struikelen over democratische en mensenrechtenkwesties. Die kwesties vormen volgens de auteur een breuklijn tussen Turkije en het Westen, aangezien de liberale normen & waarden immers een van de fundamenten van de NAVO vormen. Waar eerder verwezen werd naar (de perceptie van) de afkalving van de liberale en democratische identiteit die Turkije gebonden zou moeten houden aan de NAVO-community, moet hier gewezen worden op hoe die afkalving de deur openzet naar andere communities die die waarden minder of niet delen. Dat alles draagt bij aan het onvoorspelbare imago van Turkije in de westerse wereld, ondanks de economische, militaire en politieke banden die Turkije deelt met het Westen. Het mag dan wel onduidelijk zijn hoe een eventueel lidmaatschap van de SCO compatibel zou kunnen zijn met het lidmaatschap van de NAVO, toch gedijen dergelijke hypothetische scenario s meer en meer sinds Bovendien gedijt de Rusland-lobby goed in Turkije na de mislukte couppoging van 2016, en kreeg het idee om de banden met de Europese Unie en de NAVO te verbreken meer en meer voet aan grond in het debat. Hierop wordt dieper ingegaan in het volgende hoofdstuk. Eurazianisme en islamisme Wat betreft het Turkse buitenlands beleid merkt Aktürk (2015) op dat er vanaf de jaren 90 een nieuwe stroming aan zichtbaarheid en populariteit won. Het gaat hier om de zogeheten eurazianisten, een intellectuele stroming die zicht afkeert van een westerse oriëntatie en ingang vond binnen het leger, de politiek en de intellectuele elite. De stroming wordt gezien als de tegenhanger van de westersgezinde stroming binnen Turkije. Zo staan onder meer Tuncer Kılınç (voormalig secretarisgeneraal van de Turkse Nationale Veiligheidsraad), Suat Ilhan (voormalig generaal binnen het Turkse leger), Şener Eruygur (voormalig hoofd van de Turkse politiediensten), Doğu Perinçek (voorzitter van de Arbeiderspartij), maar ook Mümtaz Soysal en Şükrü Sina Gürel (voormalige ministers van buitenlandse zaken) bekend als eurazianisten. Ook zowat alle huidige oppositiepartijen hebben eurazianisten in hun rangen (Aktürk, 2015). Volgens diezelfde auteur is de opkomst van de stroming een gevolg van meerdere evoluties. Het zou onder meer een reactie zijn van kemalistische en nationalistische elites tegen de opkomst van het islamisme, dat het traditionele kemalistische establishment uitdaagde. Daarnaast kadert het 32

33 eurazianisme in een klimaat van groeiende antiwesterse sentimenten sinds de jaren Deze sentimenten gaven het islamisme als alternatief identiteitsproject wind in de zeilen, maar ook het eurazianisme capteerde die sentimenten om een andere geopolitieke koers te bepleiten. Zo sprak men openlijk steun uit voor de coup van 1997, waarbij premier Erbakan aftrad na een ultimatum van het leger, en zijn Refah Partisi verboden werd. Eurazianistische & kemalistische krachten binnen het leger waren spilfiguren hierbij. Ook de onvrede die was ontstaan bij de militaire en politieke elite over de westerse koers die werd gevaren, onder andere gericht op toetreding tot de EU, voedde de euraziatische stroming (Aktürk, 2015). Wanneer de islamitische AKP in 2002 aan de macht kwam, gingen de eurazianisten ver in hun kritiek op de regering en riep men op tot massaprotesten. De islamitische krachten sloegen terug met de Ergenekon en Balyoz processen. Prominente eurazianisten, zoals Doğu Perinçek, en krachten binnen het leger (met generaal Çetin Doğan op kop, maar ook voormalig admiraal Cem Gürdeniz) werden ervan beschuldigd plannen te beramen om de nieuwe regering omver te werpen. Er zou dus een directe link zijn tussen de eurazianisten en het militaire apparaat in Turkije. Rodrik (2011, 2014) spreekt over schijnprocessen, bedoeld om de macht van de regerende AKP en Fethullah Gülen, islamitisch prediker met een netwerk in de Turkse bestuurslagen én toenmalig bondgenoot van Erdoğan, te consolideren en definitief te breken met de ondemocratische rol van het leger in de staat. Hij staaft dat aan de hand van het dubieuze bewijsmateriaal dat werd aangevoerd: het tekstdocument waarin het plan voor de coup beschreven staat stond vol vreemde anachronismen (Wikileaks, 2003). Erdoğan maakte gebruik van Gülen en zijn netwerk, dat infiltreerde in het staats- en militaire apparaat, om zijn eigen macht te bestendigen (Jenkins, 2009). Ahmet Zeki Ucok, een voormalig justitieofficier binnen de Turkse luchtmacht, bevestigt het verhaal van de infiltratie door Gülen (Kozok, 2016). Eens de gemeenschappelijke vijand verslagen was, belandden beide in een ruwe machtsstrijd om de controle over het staatsapparaat eens en voor altijd te verwerven (Rodrik, 2014). Hoe dan ook lijkt het er op dat zowel het islamisme als het eurazianisme in de machtsstrijd die de Turkse politiek kenmerkt een greep hebben gekregen op de geopolitieke identiteit van Turkije (Aktürk, 2015). Dat is zeker het geval in het huidige tijdsgewricht waarbij de heersende elites in Turkije de westerse oriëntatie in vraag stellen, daarin vinden beide stromingen elkaar. Ook het partnerschap met de Verenigde Staten is er onderhevig aan. Nu het traditionele kemalistische establishment sterk verzwakt is in Turkije, moeten de Verenigde Staten en andere NAVO-partners omgaan met wijzigende politieke elites en sociale krachten binnen Turkije. Kirişci (2018) ziet het islamisme en eurazianisme dan ook als een breuklijn tussen Turkije en het Westen, die tussen Turkije en de NAVO kan komen te staan. Het verhaal van de zuivering binnen de Turkse militaire top na de couppoging ondersteunt deze 33

34 stelling (cf. infra). Volgens de auteur laat de strekking nu al haar stempel na op het buitenlands beleid van president Erdoğan; meer bepaald de nadruk op autoritarisme en islamisme. De impact van het eurazianisme is in die zin niet te verwaarlozen als belangrijk element in het theoretisch kader van deze masterproef en vormt een belangrijke nuance op het gegeven van padafhankelijkheid. In het theoretisch kader werd het concept van padafhankelijkheid aangehaald als een van de verklarende concepten voor de persistentie van instituties doorheen de tijd. Binnen instituties kunnen leden niet makkelijk afwijken van een reeds ingeslagen pad, omwille van de daarbij horende keuzes, kosten en baten. Die zijn één ding, maar daarnaast schrijft het historisch institutionalisme ook voor dat men doorheen het historisch proces ook gesocialiseerd wordt met de institutie. Dat laatste pad waarlangs de geschiedenis inwerkt komt vandaag dus onder druk te staan door de eurazianistische stromingen die sterk gedijen. Zo is die invloed bijvoorbeeld al vast de stellen in het debat over de geopolitieke koers die Turkije moet varen, maar ook direct binnen het militaire apparaat wordt die stempel gedrukt. In de eerste plaats door de switch die er vanaf 2016 plaatsvond in de Turkse militaire top: veel westersgezinde elementen ruimden plaats voor functionarissen met een andere oriëntatie. Hier wordt dieper op ingegaan in het volgende hoofdstuk. De eurazianistische invloed kwam eerder dit jaar ook duidelijk tot uiting in de Blue Homeland oefening van de Turkse marine, de grootste oefening uit haar bestaan (Hürriyet Daily News, 2019). Volgens Cem Gürdeniz, admiraal op rust en bekend om zijn eurazianistische neigingen, was die oefening gericht tegen het groeiende blok tegen Turkije in het oosten van de Middellandse Zee, met onder andere Griekenland, andere EU-landen, de VS en hun bondgenoten in de regio omdat die de maritieme belangen van Turkije zouden bedreigen. Volgens Gürdeniz wilden westerse bondgenoten/mogendheden altijd al verhinderen dat Turkije een maritieme macht zou worden binnen het Westers blok. De oefening is dus een signaal naar de westerse bondgenoten. Hij benadrukt daarbij ook de rol van de eigen defensie-industrie achter de militaire capaciteiten, waarbij men er naar streeft minder afhankelijk te worden van westerse bondgenoten. Wat betreft de plaats van Turkije in de wereldpolitiek is het statement van de invloedrijke Gürdeniz veelzeggend: Turkije bevindt zich in een cruciale fase van zijn geschiedenis, men moet namelijk beslissen langs welke kant Turkije zal staan in de 21 ste eeuw. Hij bepleit meer samenwerking met de staten rond de Zwarte Zee, maar de stabiliteit van het Turkse buitenlands beleid moet gewaarborgd blijven (Yinanç, 2019). Turkije moet dus naar een evenwicht zoeken in de betrekkingen tussen beide grootmachten, zijnde Rusland en de VS in dit verhaal. Men sluit niemand uit en probeert met beide landen substantiële relaties te onderhouden. 34

35 3.2. Het (moeilijke) partnerschap tussen Turkije en de Verenigde Staten Post-Koude Oorlog Het einde van de Koude Oorlog betekende een scharniermoment in het Turkse buitenlands en veiligheidsbeleid (Kirişci, 2006). Gedurende de Koude Oorlog zat Turkije stevig in het westerse kamp. De dreiging van de Sovjet-Unie zorgde er voor dat de rangen grotendeels gesloten bleven en disputen op de achtergrond verdwenen. Toch zorgde een kwestie omtrent Cyprus voor een kritiek moment, waardoor Turkije de alliantie anders ging waarderen. In juli 1974 stuurde Turkije troepen uit richting Cyprus, voorzien met Amerikaans militair materieel. Officieel om de minderheid van Turkse Cyprioten te beschermen tegen de militaire coup, aangestuurd door de Griekse junta. In augustus had Turkije al 40% van het eiland ingenomen. Het Amerikaans Congres reageerde door een wapenembargo in te stellen tegen Turkije en militaire leningen stop te zetten. Een zware klap voor Turkije, dat reageerde door Amerikaanse inlichtingen- en defensiebasissen te sluiten. De installaties die voor NAVOdoeleinden dienden werden ontzien. Door het voorval had het vertrouwen in het partnerschap met de VS en de NAVO een deuk gekregen. Turkije voelde zijn belangen niet serieus genomen en herformuleerde zijn strategische prioriteiten: de importbronnen van militair materieel werden gediversifieerd, en de ontwikkeling van de eigen defensie-industrie werd gestimuleerd (Zanotti, 2011). Ook vandaag staan die strategische prioriteiten duidelijk hoog op de agenda. Ondanks de Cyprus-kwestie zaten Turkije en de Verenigde Staten grotendeels op één lijn. Kirişci (1998) haalt hiervoor twee redenen aan. Ten eerste bleef Turkije voor de Verenigde Staten van groot strategisch belang. Incidenten en onenigheid wogen hier niet tegen op. Daarnaast stelt hij dat het partnerschap meer is dan louter strategisch: het is gestoeld op een basis van gedeelde waarden, onderschreven door het moderne Turkije dat vanaf 1940 startte met een democratiseringsproces, met een westerse, seculiere oriëntatie. Zo gaven beide staten na de Koude Oorlog de voorkeur aan democratische, seculiere en pro-westerse regimes in het Midden-Oosten. Het partnerschap werd dus niet fundamenteel in vraag gesteld; ondanks een meer onafhankelijk karakter bleef Turkije op het Westen gericht (Taydaş & Özdamar, 2013). Een bewijs daarvan is de aansluiting van Turkije bij de internationale coalitie om Irak uit Koeweit te verdrijven in 1991, onder leiding van de Verenigde Staten mét mandaat van de Verenigde Naties. De Turkse steun kwam voort uit eigenbelang: er werd gevreesd voor het ontstaan van machtsvacuüm in Irak die de creatie van een Koerdische staat in het noorden van Irak met zich mee zou kunnen brengen (Taydaş & Özdamar, 2013; Müftüler-Bac, 2005). Wanneer Kirişci (1998) en andere auteurs de gedeelde waarden tussen Turkije en de Verenigde Staten aanhalen als verklaring voor een sterk partnerschap in het post-koude-oorlog tijdperk, dan moet de periode waarover men spreekt in acht genomen. In het vorige hoofdstuk werd beschreven hoe die 35

36 gedeelde waarden onder druk kwamen te staan, wanneer nieuwe politieke stromingen aan macht en invloed wonnen in Turkije. Wanneer de gedeelde waarden van een partnerschap onder druk komen te staan, neemt het belang van de gedeelde veiligheidsbelangen als pijler toe (Menon & Wimbush, 2007). Daarom werd het partnerschap vanaf 2000 minder vanzelfsprekend: wanneer de AKP aan de macht komt ontstond duidelijke divergentie inzake belangen en prioriteiten (Lesser, 2006). De Irakoorlog vormt hierbij een exemplarische episode.in de nasleep van de Eerste Golfoorlog kwam er toch een machtsvacuüm in het noorden van Irak, waardoor de PKK er zich kon vestigen en gedijen. Die ervaring zou Turkije meedragen naar de Irakoorlog van Bovendien begonnen de Iraakse Koerden hun zelfbeschikkingsrecht te benadrukken, gesteund door de Verenigde Staten. Volgens Taydaş & Özdamar (2013) was dat een oorzaak van de divergentie die tussen Turkije en de VS ontstond in het Midden-Oosten. De Amerikaanse steun voor Koerdische zelfbeschikking deed Turkije wantrouwen. Die divergentie werd eens te meer duidelijk in 2003 toen Turkije steun weigerde aan de Amerikaanse invasie van Irak (Müftüler-Bac, 2005). Over die episode later meer. Gedurende de jaren 90 kon het strategisch partnerschap zich dus relatief goed verderzetten. Turkije bleef immers een belangrijke rol spelen in de containmentpolitiek van de VS richting Irak en Turkije kon nog steeds rekenen op het Amerikaanse veiligheidsvangnet. Daarbovenop erkenden de VS de PKK als een terreurorganisatie. Eind jaren 90 definieerden beide partijen hun relatie dan ook publiekelijk als een strategisch partnerschap. Het strategische partnerschap onderging verdere positieve impulsen na de gebeurtenissen van 9/11. Turkije verleende onmiddellijk steun aan zijn bondgenoot en de NAVO om zich te beroepen op het bekende artikel 5, en beloofde steun voor de operaties in Afghanistan, waarbij Turkije een van de eerste landen was die troepen leverde voor de ISAF in Afghanistan en in 2005 voor 6 maanden de leiding nam (Nişanci, 2005). In de toekomst zou de steun voor NAVO missies en initiatieven geïnitieerd door de Verenigde Staten minder vanzelfsprekend worden, mede onder toenemende invloed van de islamitische en eurazianistische stromingen. Irak was een scharniermoment voor het partnerschap. Op 1 maart 2003 verwierp het Turkse parlement met grote meerderheid het wetsvoorstel dat Amerikaanse troepen de toegang tot het Turkse grondgebied zou verlenen in het Irak-offensief, en dat Turkije zou gaan betrekken in het conflict. Het voorval wordt beschouwd als het breekpunt met het westers-georiënteerd buitenlands beleid en het begin van politieke toenadering tussen Turkije en Rusland (Taydaş & Özdamar, 2013). Uiteindelijk werd op 20 maart 2003 een motie die door premier Erdoğan was ingediend goedgekeurd door het Turkse parlement. Daarmee werd er toegang verleend aan de Verenigde Staten om het Turkse luchtruim te gebruiken voor hun operaties. Die gunst was gelinkt aan de toestemming voor 36

37 Turkije om troepen te ontplooien in Irak, om een vluchtelingenstroom te voorkomen en om te waken over de Koerden in Noord-Irak (Müftüler-Bac, 2005). Volgens Taydaş & Özdamar (2013) was het verwerpen van het wetsvoorstel te wijten aan de sterke tegenkanting van de publieke opinie én aan verdeeldheid binnen de regerende AKP-partij. Voor Turkije was het niet evident om in te gaan tegen de Verenigde staten: beide landen deelden een strategisch partnerschap dat veiligheidsgaranties bood in een woelige regio. Tegelijk was er veel tegenkanting tegen de plannen van de VS. Zowel Turkse officials en de publieke opinie zagen de Amerikaanse plannen als een bedreiging voor de veiligheid en stabiliteit in de regio. De echo s van de Eerste Golfoorlog speelden mee: niet-gecompenseerde economische schade en een machtsvacuüm in het Noord-Irak waar de Koerdische separatisten van konden profiteren. Het werd duidelijk dat de VS hun plannen zouden doorzetten, ongeacht de steun van Turkije of de internationale gemeenschap. Turkije werd voor voldongen feiten gezet en besloot daarom toch mee te participeren, ondanks dat het duidelijk was dat daar economische en politieke verliezen aan vasthingen: het zou de beste manier zijn om de Turkse belangen zoveel mogelijk te vrijwaren. Turkije vroeg wel garanties over de stabiliteit in de regio en vergoeding van de economische schade. Bovendien zou Turkije het recht krijgen om operaties uit te voeren in het noorden van Irak, gericht tegen de PKK (Taydaş & Özdamar, 2013). Voor Turkije zou het onverstandig geweest zijn om niet deel te nemen, stelt Sözen (2010): het partnerschap met de Verenigde Staten was te belangrijk, en Turkije zou een paria geworden zijn binnen de NAVO (en andere westerse instituties), waarvan de leden zich wel duidelijk coöperatief opstelden. De Koerdische kwestie bleef een splijtzwam tussen Turkije en de Verenigde staten, zo stelt Müftüler- Bac (2005). Toen de Bush-administratie aantrad was het duidelijk dat de Verenigde Staten de Turkse gevoeligheid voor de kwestie niet genoeg erkende. In afwezigheid van directe Turkse participatie, rekenden de Verenigde Staten op de Koerden als proxy in de strijd tegen Saddam Hoessein. De beslissing van 1 maart zette Turkije langs de zijlijn wanneer het over Irak ging. Daardoor werd het voor Turkije moeilijker om een Koerdische autonome regio in Noord-Irak te voorkomen. Sinds de Irakoorlog werden de Koerden de vaste bondgenoten van de Verenigde Staten in de regio. Ankara verweet Washington steun te verlenen voor een autonome Koerdische regio. De Irak-episode veroorzaakte een blijvende breuklijn tussen Turkije en de Verenigde Staten. Menon & Wimbush (2007) gaan nog een stap verder, en stellen dat Irakoorlog onherroepelijk de Turkse percepties wijzigde, ongeacht de politieke overtuiging. Zowel in kemalistische kringen, die zich traditioneel pro-amerikaanse opstellen, als binnen de AKP, die initieel voorstander was van een sterke 37

38 band met de VS, sprak men zich uit tegen de plannen. De Verenigde Staten werden gezien als een agressor die de soevereiniteit van een naburig moslimland zou schenden (Taydaş & Özdamar, 2013). De toenemende invloed van islamitische en eurazianistische kringen werd prominenter: er gingen steeds meer stemmen op voor een strategische heroriëntatie, waardoor het strategische partnerschap met Washington onder druk kwam en minder vanzelfsprekend werd (Lesser, 2006). Het Irak-offensief had een blijvende impact op de relatie tussen Turkije en de VS. De passage luidde het begin in van steeds verder toenemende anti-amerikaanse sentimenten in Turkije, met een hoogtepunt in de recente jaren (Kirişci, 2018). Convergentie en divergentie Het tijdperk vanaf de jaren 90 wordt volgens Kirişci (2018) gekenmerkt door convergentie en samenwerking tussen Turkije en het Westen. De relatie met de Verenigde Staten kreeg een nieuw momentum, onder andere door de Turkse medewerking in de Eerste Golfoorlog en de toetredingsgesprekken met de Europese Unie. Bij het aantreden van de AKP begin 2000 werd dat momentum verder versterkt. De Irak-oorlog van 2003 wordt ook door Kirişci geïdentificeerd als het kantelmoment, waardoor Turkije zijn belangen in de regio anders ging definiëren en minder belangen begon te delen met het Westen. Samenwerking tussen de Verenigde Staten en Turkije op vlak van veiligheid is niet evident, zo stelt Zanotti (2011). De veiligheidsbelangen van Turkije gaan over het beschermen van grenzen en burgers, voornamelijk tegen de dreiging van Koerdische militanten, en het afschrikken van dreigingen uit de naburige regio. Dat strookt niet altijd met het beleid dat de Verenigde Staten voorop stellen. Kirişci (1998) stelt dat bepaalde beleidslijnen van de Verenigde Staten als vijandig werden gezien door Turkije. Amerikaanse interventies in de naburige regio en de uitgesproken steun voor het Koerdisch nationalisme in Noord-Irak zorgden voor wrijving. Op bepaalde punten werden de Verenigde Staten dan ook meer gewantrouwd dan dat ze als strategische partner werden gezien (Lesser, 2006). Ook de strategie omtrent Iran, Irak en Syrië creëerde onenigheid. Er was eensgezindheid over het belang van democratische regimes voor de regionale stabiliteit, maar Turkije wilde dat doel via een andere aanpak nastreven en een stabiliserende rol spelen, via dialoog in plaats van een interventie (Kirişci, 2006). Turkije verzette zich tegen sancties omdat het pragmatische relaties wilde behouden met onder meer Iran en Irak. Turkije voelde zich dan ook ongemakkelijk bij de unilaterale stappen van de VS omdat buurlanden geprovoceerd werden (Zanotti, 2011). Echter, door de militaire samenwerking met de VS wordt Turkije wel (ongewild) als provocerend gezien, omdat ze Amerikaanse acties in de regio faciliteren. Militaire samenwerking met de VS zet Turkije dan ook voor een dilemma, ook vandaag. 38

39 Het wantrouwen tegenover de VS resulteerde volgens Lesser (2006) in een Turkse publieke opinie die steeds negatiever stond tegenover het partnerschap. Die negatieve attitude bereikte haar hoogtepunt door de Irak-episode van 2003 (cf. supra). Volgens de auteur kan enkel een nieuwe invulling van het partnerschap het tij keren. Er moeten meer initiatieven genomen worden die inspelen op de Turkse veiligheidsbelangen, zoals de aanwezigheid van de PKK in Noord-Irak. Daarnaast maakt de auteur ook volgende, zeer pertinente opmerking die raakt aan de essentie van deze masterproef: Only against a background of vastly heightened regional risk, against which American deterrence and reassurance would be essential, would return a closer strategic cooperation with the United States to be the natural outcome. Scenarios that could trigger this response include renewed competition with a more assertive Russia, or friction with a nuclear-armed or nuclear-ready Iran. (Lesser, 2006, p. 87) Eerder werd aangehaald dat Turkije onder de AKP het buitenlands beleid wou gaan diversifiëren, onder meer door actief de banden in de regio aan te halen. Lesser (2006) merkt op dat dit de bezorgdheden in het Westen kan voeden dat Turkije zijn westerse oriëntatie verlaat, met vervreemding van Europa en een duidelijke groei van het Turks nationalisme als mogelijk gevolg. De hamvraag hierbij is of het regionaal activisme van Turkije compatibel is met de westerse belangen in de regio. Het scenario dat in het bovengenoemde citaat wordt geschetst zou opnieuw voor een convergentie van de strategische belangen kunnen zorgen: bij een toename van de dreigingen en onzekerheden in de regio zal Turkije het partnerschap met de Verenigde Staten (en de NAVO) meer waarderen. Ook de nucleaire kwestie omtrent Iran kan gezien worden als voorbeeld van divergentie. Turkije ervaarde een nucleair Iran minder als een dreiging dan de Verenigde Staten en de Europese Unie. Veel westerse commentatoren maakten gewag dat Turkije zijn rug keerde naar het Westen. Turkije was ook gekant tegen geweld en sancties tegen Iran, en bepleitte een diplomatieke oplossing. Als toenmalig niet-permanent lid van de VN-Veiligheidsraad stemde Turkije tegen een resolutie die door de Verenigde Staten was ingediend om sancties in te stellen tegen Iran. Amerikaans president Barack Obama reageerde dat Turkije zich niet als een trouwe bondgenoot opstelde en de Amerikaanse initiatieven voor een goed partnerschap ondermijnde (Kirişci, 2018) Het (groeiend) partnerschap tussen Turkije en Rusland Een centraal thema in deze masterproef is het schijnbaar groeiende partnerschap tussen Rusland & Turkije, en meer bepaald de mogelijke weerslag hiervan op de positie van Turkije in de NAVO. Öniş en Yılmaz (2016) zien dat groeiend partnerschap als een uitdaging van de westerse hegemonie. De auteurs benadrukken daarbij de groeiende economische interdependentie, ondanks dat beide landen 39

40 verschillende geopolitieke perspectieven koesteren. Die economische betrekkingen kunnen ook bestaan bij geopolitieke rivaliteit en politieke spanningen. Men spreekt van een compartimenteringsstrategie : beide landen zien en maken een duidelijk onderscheid tussen economische en geopolitieke kwesties, om negatieve spill-over effecten naar andere domeinen te voorkomen. Volgens Özdal, Özertem, Has en Demirtepe (2013) komt dat onder andere ook naar voor in de context van de Syrische burgeroorlog. Beide landen hechten belang aan de stabiliteit van Syrië, maar koesterden lang verschillende voorkeuren wat betreft het conflict. Ankara was lang uit op regime change in Syrië, iets wat Rusland te allen prijze wil vermijden. Rusland ligt vooral wakker van een mogelijke westerse militaire interventie. Daarnaast wil Turkije ook grote aantallen aan burgerslachtoffers en vluchtelingen vermijden. Ondanks die verschillende voorkeuren, bleven de economische banden ongewijzigd. Daarnaast stellen Öniş en Yılmaz (2016) eveneens dat Rusland en Turkije een assertiever buitenlands beleid zijn gaan voeren tegenover het Westen. Hierin vonden beide landen elkaar, ondanks verschillen over kwesties zoals Syrië. Het partnerschap mag echter ook niet overschat geworden. Een toenemende toenadering tussen beide landen impliceert geen volwaardig strategisch partnerschap. Het groeiend partnerschap wordt vooral ook gedreven door economische belangen. De auteurs onderscheiden twee fases in de relaties tussen Rusland en Turkije na de Koude Oorlog. In de volgende secties van dit onderdeel van de literatuurstudie worden eerst de twee grote fases in de betrekkingen tussen Turkije en Rusland besproken, zoals beschreven door Öniş en Yılmaz (2016). Daarna worden de economische belangen die spelen tussen Turkije en Rusland uitgelicht. Hierin zal onder meer het energievraagstuk tussen beide landen de revue passeren. Tot slot zullen de elementen en recente ontwikkelingen die het partnerschap bemoeilijken worden uitgelicht. Koude Oorlog tot eind jaren 90 De relatie tussen Turkije en Rusland werd tot eind jaren 90 gekenmerkt door conflict en geostrategische rivaliteit in de context en nasleep van de Koude Oorlog (Öniş & Yılmaz, 2016). Naar het einde van de Koude Oorlog vond er toenadering plaats, onder impuls van president Turgut Özal. Volgens Öniş en Yılmaz werd de basis voor een economisch partnerschap hier gelegd, met onder andere het belangrijke Natural Gas Agreement. De Sovjet-Unie ontving Turkse goederen en diensten, in ruil voor de export van gas. Tijdens de jaren 90 floreerde de handel tussen Turkije en Rusland. Özal richtte zich vanaf de jaren 90 sterk op de voormalige Sovjetrepublieken om daar een leidende rol in op te nemen (Lesage, 2016). Deze focus werd gesteund door de Verenigde Staten, maar slecht onthaald door Rusland, waardoor de relaties onder druk kwamen te staan. Pas wanneer er eind jaren 40

41 90 meer samenwerking kwam tegen het terrorisme van de PKK en de Tsjetsjeense separatisten, kwam de dialoog weer op gang (Özdal, Özertem, Has, & Demirtepe, 2013). Wanneer deze fase in de Turks-Russische relaties aan de hand van het balancing-bandwagoning continuüm van Bloomfield (2016) bekeken wordt, dan is er een evolutie vast te stellen. Pas naar het einde van de Koude oorlog toe vond er toenadering plaats, wat resulteerde in economische samenwerking ondanks diplomatieke en geopolitieke twistpunten, conform de compartimenteringsstrategie. Men kan spreken over economisch pragmatisme, het neutrale punt op het continuüm. Toch vormde dat geen basis voor verdere politieke en diplomatieke toenadering onder president Özal; de diplomatieke component tussen Rusland en Turkije bleef onderontwikkeld. Pas eind jaren 90 kwam de dialoog weer op gang door de samenwerking tegen terreur. Pas dan schoof men op richting binding engagement. Er werden diplomatieke fora geconsulteerd om samen te werken in het specifieke terreur-domein. Die samenwerking had geen formeel karakter, maar was wel belangrijk om verdere toenadering te bestendigen (Kuik, 2008). Eind jaren 90 en verder Eind jaren 90 werd de Turkse politiek gekenmerkt door zwakke coalitieregeringen die een kort leven beschoren waren (Lesage, 2016). Dat zorgde voor een andere oriëntatie van het buitenlands beleid volgens Öniş en Yılmaz (2016): het beleid stuitte op zijn limieten en ging de confrontatie met Rusland in de voormalige sovjetsfeer uit de weg. Gedurende deze periode was er een stilzwijgende overeenkomst tussen beide landen om niet te interfereren in interne kwesties en nam men een neutrale positie in. Hierdoor floreerde de samenwerking opnieuw rond de eeuwwisseling. Het wordt door de auteurs de golden age genoemd, met meerdere staatsbezoeken en bilaterale akkoorden als uitkomst. In het begin van dit literatuuroverzicht werd aangehaald dat de AKP-regeringen, en in het bijzonder Davutoğlu, een cruciale rol speelden in de verdere opvolging hiervan. Hill & Taspinar (2006) identificeren enkele redenen voor de toenadering tussen Turkije en Rusland in het laatste decennium. De toenadering heeft te maken met de ontgoocheling van beide landen in de Verenigde Staten. Een nieuwe dynamiek in de bilaterale relaties tussen Rusland en Turkije kan dus gezien worden als een signaal tegen de Verenigde Staten, waarbij Turkije zich vanaf begin jaren 2000 alsmaar moelijker kon vinden in het regionaal beleid van de Verenigde Staten. Turkije wilde als regionale macht zijn eigen regionale beleid uitstippelen: omtrent Irak, de Koerdische kwestie, Iran en Syrië. Net hierin vond Turkije een meer gelijkgezinde partner in Rusland. Daarnaast benadrukken de auteurs dat het einde van de Koude Oorlog de veiligheidsbelangen van Turkije fundamenteel wijzigde: er was geen gemeenschappelijke dreiging meer die gedeeld werd met de Verenigde Staten. Rusland, de nieuwe buur van Turkije, werd als een opportuniteit gezien. Ook Kirişci (2018) stelt dat beide 41

42 landen elkaar eind jaren 90 vonden in hun teleurstelling, naast de toenemende verweving op vlak van economie en energie. Turkije leefde op gespannen voet met het Westen over de Amerikaanse invasie in Irak (cf. supra) en het toetredingsproces met de Europese Unie. Onder het bewind van de AKP ondergingen de relaties tussen Turkije en Rusland dus een nieuw momentum, met een versterking van de sterke economische interdependentie als basis en frequentere bijeenkomsten op diplomatiek niveau met meetings van de High Level Strategic Cooperation Council (HLSCC) (Öniş & Yılmaz, 2016; Kirişci, 2018). Het buitenlands beleid van beide landen begon midden jaren 2000 ook meer gelijkenissen te vertonen. Men wilde duidelijk verder gaan dan louter economische samenwerking. Volgens Özbay (2011) waren de regionale en internationale belangen van beide landen, veel meer dan de economische belangen, de belangrijkste aanleiding voor het nieuwe momentum en voor een relatie gebaseerd op wederzijds vertrouwen en samenwerking. Het feit dat Turkije in de westerse veiligheidsarchitectuur zit, hoeft zeker geen belemmering te zijn volgens de auteur. De relatie tussen Rusland en Turkije lijkt midden jaren 2000 dan ook meer en meer op te schuiven richting limited bandwagoning: er komt een duurzaam (informeel) partnerschap tot stand, met selectieve convergentie van het buitenlands beleid (Kuik, 2008). Het partnerschap kreeg ook meer en meer een zij het bescheiden geïnstitutionaliseerd karakter: eerst via informele HLSCCmeetings, en vanaf 2010 via het High Level Cooperation Council dat door beide landen werd ogpericht. Over militaire alliantievorming, formeel of informeel, kan echter nog niet gesproken worden. Turkije houdt zowel met Rusland als de Verenigde Staten substantiële relaties aan. In het bovengenoemde verhaal, waarin samenwerking met Rusland voordelen oplevert voor Turkije, blijft één element van vitaal belang. Het NAVO-lidmaatschap blijft ook in de Turks-Russische samenwerking voor garanties zorgen voor Turkije. Het heeft die garanties ook nodig, om te voorkomen dat men een speelbal wordt van Rusland en zijn belangen. Mede om die reden zou het roekeloos zijn van Turkije om de NAVO te verlaten of om de spanningen dermate op te drijven dat het zichzelf buiten de alliantie zou zetten. Het impliceert een moeilijke evenwichtsoefening voor Erdoğan: aftasten hoe ver hij kan gaan met het vijandbeeld over het Westen en het aanleunen bij Rusland, om tegelijk te kunnen blijven genieten van de bescherming die de NAVO biedt. Turkije schat het NAVO-lidmaatschap dus nog steeds hoog in, ondanks alle uitlatingen over de andere leden en de Shanghai Cooperation Organisation (Hürriyet Daily News, 2013). Het feit dat Erdoğan nog steeds present tekent op topbijeenkomsten van de NAVO, illustreert dat. Turkije en Rusland landen zitten echter niet over alle kwesties op eenzelfde lijn, er blijven potentiële elementen van conflict en competitie aanwezig. Van de Kaukasus tot de Balkan en van het Midden- Oosten tot Centraal-Azië overlappen de belangen allesbehalve en delen Rusland en Turkije bovendien 42

43 ook een woelig verleden (Özbay, 2011). De term strategic partnership kan hier als dusdanig niet in de mond genomen worden. Bovendien was en is de economische interdependentie ook eerder asymmetrisch van aard: Turkije is veel meer afhankelijk voor zijn energiebevoorrading van Rusland dan dat Rusland afhankelijk is van de import van goederen en diensten uit Turkije, de Russische sancties eind 2015 (cf. infra) maakten dat pijnlijk duidelijk. Bijgevolg is Turkije veel meer beperkt dan Rusland in zijn onderhandelingsopties. Vandaag de dag delen Poetin en Erdoğan wel hun vijandigheid tegenover het Westen. Beide zijn evenmin passieve actoren in dit verhaal. Rusland heeft er baat bij dat het Turkije uit het westerse kamp losweekt. Als het Turkije aan zich kan binden, dan verzwakt de NAVO aanzienlijk én verliezen de Verenigde Staten een vitale partner in de regio. De onenigheid tussen Turkije en het Westen komt Rusland dus goed uit. Na het jet-incident (cf. infra) ging Rusland dus in op de verzoeningspogingen van Erdoğan. De moord op de Russische ambassadeur door een Turkse politieofficier verhinderde dat niet (Osborn, 2016). Sinds 2016 staat Moskou ook duidelijk open voor dialoog, om geschillen op een constructieve manier op te lossen. Omgekeerd geldt evenzeer dat de Verenigde Staten ook geen passieve actor zijn die de Turkse acties op zich af laat komen. Turkije blijft de ruggensteun van Washington nodig hebben, militair en economisch. De VS kunnen Turkije sterk onder druk zetten en Turkije duidelijk maken dat een Turks-Russisch avontuur niet zonder gevolgen zal blijven. Het F-35 dossier (gekoppeld aan het S-400 dossier) en de situatie in Noord-Syrië, die later dit hoofdstuk besproken zullen worden, zijn slechts twee voorbeelden van hoe de Verenigde Staten druk kunnen uitoefen op Turkije. Het energievraagstuk In de betrekkingen tussen Turkije en Rusland markeren Ediger en Durmaz (2017) het jaar 2005 als een belangrijk scharnierpunt. Op dat moment kondigde de Europese Raad aan dat Turkije voldeed aan de politieke criteria om de toetredingsonderhandeling op te starten. Turkije bleef zijn pijlen richten op die toetreding, maar streefde tegelijk de ontwikkeling van een partnerschap met Rusland na. Daarom dat 2005 ook het begin van een nauwe samenwerking tussen Turkije en Rusland markeert, vooral tussen de persoon van premier Erdoğan en president Poetin. Het begin van de samenwerking ontspon zich vooral in de energiesector. Die economische samenwerking is een belangrijk fundament wil men verder opschuiven richting een bandwagoning-relatie: economische banden kunnen een basis vormen voor steeds toenemende verwevenheid, die op een gegeven moment ook politieke en diplomatieke coördinatie vergt (Kuik, 2008). Volgens Ediger en Durmaz (2017) is het opmerkelijk dat de betrekkingen op vlak van energie met Rusland werden gevoerd door premier Erdoğan, terwijl president Abdullah Gül zich vooral richtte op 43

44 de relaties met Europa. Zo werd in augustus 2009 het akkoord voor South Stream, de gaspijpleiding die vanuit Rusland door de exclusieve economische zone van Turkije in de Zwarte Zee richting Europa loopt, behartigd op een ceremonie waarop Erdoğan, Poetin (en Berlusconi) aanwezig waren. Die plechtige ondertekening zorgde meteen voor bezorgdheid in het Westen, omdat Turkije op twee fronten speelde: In juli 2009 hadden Ankara en de EU reeds het akkoord voor de constructie van de Nabucco-pijplijn getekend, een Europees project. Ahmet Davutoğlu (minister van buitenlandse zaken) benadrukte dat beide projecten niet rivaliserend waren, en dat de ondertekening van South Stream werd ingegeven door rationele overwegingen in plaats van ideologische. Vanaf 2010 kreeg de dialoog tussen beide landen een duurzamer karakter door de oprichting van het High Level Cooperation Council (HLCC). Het betekende een uitbreiding van de samenwerking. Er werden akkoorden gesloten voor de constructie van de oliepijpleiding tussen Ünye en Ceyhan (die later terug werd afgeschreven) en voor de bouw en uitbating van een kerncentrale in Akkuyu. Het waren respectievelijk Turkse en Russische projecten, het ging hier dus om een wederkerig akkoord. Het vormde de basis voor verder vertrouwen, want een jaar later werd er een akkoord gesloten om visumvrij te reizen. De economische banden in de energiesector waren dus zeer belangrijk om de relaties tussen Turkije en Rusland naar rechts te doen opschuiven op het balancing-bandwagoning continuüm van Bloomfield (2016): ze gaven aanleiding tot verdere socio-economische verwevenheid die om politieke en diplomatieke coördinatie vroeg. Het HLCC bood een diplomatiek forum dat toeliet om de relaties meer en meer te institutionaliseren. In 2011 kwamen de energiegesprekken echter onder druk te staan, wanneer Turkije om een reductie van de gastarieven vroeg (Ediger & Durmaz, 2017). Turkije genoot echter al van een prijsvoordeel, want het werd vrijgesteld van de prijsverhoging die Rusland doorvoerde om de daling van de eigen binnenlandse consumptie op te vangen. Turkije formuleerde zijn eisen op de tweede bijeenkomst van het HLCC, maar kon niets thuishalen. De bevoegde minister, Taner Yıldız, kondigde daarna aan dat Turkije van plan was om de volgende gascontracten met Rusland op te schorten, maar benadrukte de nauwe strategische samenwerking met Rusland en dat de opschorting geen einde van de gasrelaties betekende, een duidelijk voorbeeld van de compartimenteringsstrategie tussen beide landen. Eind dat jaar werd er een akkoord bereikt en werden de contracten verlengd. Turkije zou een prijsvoordeel genieten, maar veel minder dan gewenst. President Poetin benadrukte het belang van de dialoog die werd opgestart met premier Erdoğan, en voegde daar aan toe dat Turkije terug als een betrouwbare partner werd gezien. Toch zou het prijsvraagstuk, en de houding van Rusland daarin, de relaties tussen beide landen, onder druk blijven zetten. Bovendien begon de crisis in Syrië eind 2011 ook op de voorgrond te komen. Een 44

45 nieuwe breuklijn tussen beide landen drong zich op, waardoor ook de energierelaties onder spanning kwamen. Het momentum, dat zijn hoogtepunt in 2010 kende, onderging een periode van stagnatie ten gevolge van gebeurtenissen op het terrein in Syrië. In periode van crisis lijkt Rusland er niet voor terug te deinzen om het gaswapen in te zetten tegen Turkije, zo blijkt uit de nasleep van het neerhalen van een Russisch gevechtsvliegtuig nabij de Syrische grens door Turkije in november De constructie van de Turkish Stream gaspijpleiding (de opvolger van South Stream) werd door Rusland eenzijdig opgeschort in december Daarnaast werden de Turkse tariefreducties op Russisch gas ingetrokken begin Winrow (2017) benadrukt dat de opschorting van Turkish Stream vooral het gevolg is van de prijsdiscussies tussen Gazprom en BOTAŞ (het Turkse staatenergiebedrijf), en niet zozeer van de zaken die zich voordeden op het Syrische terrein. Al in juli 2015 verklaarde Turkije dat het de gesprekken zou opschorten, nog voor dat er een intergouvernementeel akkoord gesloten werd. Echter, de gesprekken over Turkish Stream konden pas weer hervat worden wanneer er in het kader van de Syrische burgeroorlog politieke gesprekken plaatsvonden tussen Ankara en Moskou. Rusland en Turkije blijven hoe dan ook afhankelijk van elkaar wat betreft energie, ook in tijden van politieke crisis. De energierelaties zorgen dus voor een blijvend politiek belang, daar ze voor een forum zorgen waarbinnen men kan praten en het vertrouwen herstellen. Op die manier dragen de bilaterale relaties op vlak van energie ook regionale en globale implicaties met zich mee. Ediger en Durmaz (2017) verwijzen naar de meeting tussen Erdoğan en Poetin op 10 oktober 2016, in het kader van het World Energy Congress in Istanboel. Die meeting zorgde er voor dat de politieke spanning tussen beide landen afnam, iets dat door beide partijen zelf werd aangegeven. Er werd een akkoord gesloten voor de constructie van Turkish Stream. Volgens Winrow (2017) vond de normalisatie van de relaties niet plaats omwille van Turkish Stream, maar omwille van de toenemende spanningen tussen Rusland en het Westen (inzake Oekraïne en Syrië), en de spanningen tussen Turkije en het Westen in de nasleep van de couppoging die zomer. Kort daarna werden de economische sancties opgeheven door Rusland. Vanaf eind 2016 was die toenadering ook vast te stellen inzake Syrië. Sinds 2016 werd er vooruitgang geboekt met Turkish Stream. Daarmee zou Turkije niet extra afhankelijk worden van Russisch gas, aangezien Turkish Stream vooral een vervanging was voor de route die via Oekraïne het Turkse vasteland bereikt. Turkish Stream is in dat geval vooral illustratief voor de verzoening die bezig was tussen Turkije en Rusland. Volgens velen een teken van een fundamentele heroriëntatie van het buitenlands beleid van Turkije, mee ingegeven door de desillusie in de toetredingsonderhandelingen met de Europese Unie en in de Verenigde Staten als bondgenoot na de couppoging. Toch merkt Winrow (2017) op dat dat geen gegronde reden is voor Turkije om zijn rug te keren naar het Westen. Er zijn immers heel veel wederzijdse economische, politieke en 45

46 veiligheidsbelangen, en biedt een (tijdelijke) overlapping van de Turks-Russische belangen geen garanties voor de toekomst. Spanningen omtrent gastarieven kunnen bijvoorbeeld elk moment terug boven komen drijven. Blijvende elementen van spanning Een volwaardig strategic partnership tussen Turkije en Rusland blijf moeilijk, zo bepleiten Öniş en Yılmaz (2016): enkele elementen zorgen voor blijvende limieten. Beide landen verschillen op twee cruciale punten volgens de auteurs. Ten eerste hebben beide landen een ander regime. Rusland blijft onder Poetin blijft een staat met een autoritair karakter, die rapper bereid en in staat is om hard power te gebruiken in militaire en economische zin, terwijl Turkije vaker voor de diplomatieke weg kiest. Dat verschil kwam volgens de auteurs sterk naar voor tijdens de Arabische opstanden die vanaf 2010 uitbraken en de Syrische crisis die er uit volgde. Turkije was voorstander van een regimewissel in Syrië, terwijl Rusland duidelijk een voorstander was van het Assad-regime en een militaire bondgenoot was in de strijd voor het machtsbehoud. Ook Kirişci (2018) stelt dat er elementen aanwezig blijven die potentieel tot conflict kunnen leiden, in het bijzonder in Syrië. Al lijkt die kwestie vandaag ontmijnd, zoals verder in dit hoofdstuk besproken zal worden. De Arabische Lente bracht ook een ander cruciaal verschil tussen Rusland en Turkije aan het licht. De opstanden die in 2011 uitbraken tegen het regime van kolonel Qadhafi in Libië resulteerden uiteindelijk in de NAVO-operatie Unified Protector. Ondanks dat Turkije bezwaren uitte tegen luchtaanvallen, koos men er toch voor samen te werken met de Verenigde Staten en de NAVO: Turkije vreesde alleen te komen staan binnen de NAVO, en door deelname kon men ook invloed uitoefenen op het mandaat van de interventiemacht. Ook voor het verdere verloop van de Arabische Lente werd dat duidelijk, en meer bepaald in de Syrische burgeroorlog: het was voor Turkije zeer moeilijk om onafhankelijk van de VS en Europese machten te handelen en zichzelf volledig te distantiëren van zijn westerse bondgenoten en zelf een onafhankelijke strategie na te streven in de regio. Op die manier vindt Turkije zichzelf vaak terug in een positie waarin het een delicate balans moet zoeken. Enerzijds is er de alliantie met de VS en de NAVO, die er voor zorgt dat Turkije ingekapseld zit in een sterke veiligheidsarchitectuur. Anderzijds zijn er ook de verder toenemende banden met Rusland, zowel op economisch als op militair vlak vandaag. Hiertussen moet Turkije een delicaat evenwicht vinden, waarbij men met beide spelers substantiële relaties onderhoudt zonder iemand voor de borst te stoten. Een voorbeeld hiervan is het plan van de VS en de NAVO om de maritieme aanwezigheid rond de Zwarte Zee te verhogen. Turkije vond zichzelf tussen twee vuren: men wilde trouw blijven aan de NAVO-lijn, maar ook confrontatie met Rusland vermijden. De beslissing van de NAVO in november 2010 om het Missile Shield (advanced missile defence capabilities) langs zijn 46

47 oostelijke grenzen te plaatsen, inclusief het oosten van Turkije, bemoeilijkte die oefening. Turkije had hiertegen zijn bezorgdheden geuit omdat het vreesde Rusland en Iran te provoceren. Hierdoor kwamen er enkel radar sites in Turkije te staan, cruciale maar non-offensieve onderdelen van het project. De bezwaren die geuit werden door Rusland werden duidelijk aan het adres van de Verenigde Staten gericht omdat die als initiator van het project werden gezien door Rusland, en Turkije louter als uitvoerder ervan (Öniş & Yılmaz, 2016). Ondanks de limieten van het partnerschap wijzen Öniş en Yılmaz (2016) er op dat de relaties en de economische interdependentie die de afgelopen twintig jaar zijn opgebouwd niet grondig verstoord werden. Ook Özdal, Özertem, Has, en Demirtepe (2013) wijzen er op dat de huidige relatie tussen Rusland en Turkije bestand is tegen onenigheid wat betreft de Balkan, de Kaukasus en het Midden- Oosten. Echter, wanneer meningsverschillen omtrent veiligheidskwesties, met Syrië in het bijzonder, blijven toenemen, zijn de auteurs van mening dat de compartimenteringsstrategie in het gedrang kan komen en er dus een spill over kan optreden naar de economische interdependentie. Vandaag overlappen de veiligheidsbelangen van Turkije en Rusland dan wel gedeeltelijk, er zijn geen aanwijzingen van een blijvende aard daarvan. Bij tegenstrijdige belangen in de toekomst is het niet uitgesloten dat er terug sancties op tafel worden gelegd, zoals Rusland in het verleden reeds bewezen heeft, en de compartimenteringsstrategie in het gedrang komt Ontwikkelingen op het terrein sinds 2015 De jet-crisis Op 24 november 2015 haalde een Turkse F-16 gevechtstoestel een Russisch Su-24 toestel neer, omdat die het Turkse luchtruim gedurende 17 seconden geschonden zou hebben. Eén van de twee piloten liet het leven. Turkije stelde achteraf dat het conform de internationale richtlijnen had gehandeld, en de Russische jet had gewaarschuwd (Hürriyet Daily News, 2015), maar Rusland ontkende alle aantijgingen (Sputnik News, 2015). Het voorval veroorzaakte een diepe crisis tussen beide landen, en Poetin stelde dat de gevolgen niet zouden uitblijven voor Turkije (BBC News, 2015). De volgende weken werden economische sancties ingesteld die de Turkse economie zwaar troffen, voornamelijk in de landbouw- en toerismesector. Daarnaast schortte Rusland begin 2016 eenzijdig de constructie van de Turkish Stream gaspijpleiding op en trok het ook de voordelige gastarieven voor Turkse bedrijven in (Hürriyet Daily News, 2015). Het voorval illustreert dat Rusland er niet voor terug deinst zijn macht te gebruiken tegen Turkije wanneer er zich disputen voordoen. De (tijdelijke) overlappende belangen tussen Rusland en Turkije vormen evenmin een garantie voor de toekomst. In juni 2016 excuseerde president Erdoğan zich per brief (Guneev, 2016). Opvallend daarbij was dat hij Rusland openlijk een bevriende staat en een strategische partner noemde. Ondanks de verschillen in 47

48 Syrië, begon er een normalisatieperiode. Er was een duidelijke toenadering vast te stellen, die verder momentum zou krijgen na de mislukte couppoging in juli 2016 (cf. infra). Turkije koos vanaf toen duidelijk voor toenadering richting Rusland, want in de nasleep van de couppoging werd de wig tussen Turkije en het Westen nog dieper gedreven. Uit vrees om helemaal alleen te komen staan, richtte Turkije zich vanaf 2016 dus duidelijk op Rusland. Die pogingen kunnen duidelijk als een vorm van binding engagement gezien worden: er werden concrete pogingen ondernomen door Turkije om de diplomatie met Rusland terug op gang te brengen. Op relatief korte tijd is men daar in geslaagd, mede door wederzijdse spanningen met het Westen. Sinds juli 2016 is het momentum tussen beide landen alleen maar toegenomen, met samenwerking op militair, politiek en economisch vlak en kan er vandaag gesteld worden dat de aard van de relatie er een is van allied alignment (Bloomfield, 2016). De diplomatieke contacten zijn er sindsdien op gericht de onderlinge belangen op elkaar af te stemmen, met name in Syrië (Tsvetkova, 2018). 15 juli 2016 De mislukte couppoging door het leger in de zomer van 2016 had implicaties voor de banden tussen Turkije en het Westen én de banden tussen Turkije en Rusland. Vele westerse leiders waren laattijdig met het uitspreken van hun steun aan Turkije en de veroordeling van de couppoging. Die kwam er pas wanneer het duidelijk werd dat de poging zou falen. Veel commentatoren zagen het als een teken dat westerse leiders er niet veel erg in zagen dat Erdoğan uit de weg zou worden geruimd. Vladimir Poetin was er wel vroeg bij om zijn steun uit te spreken aan de telefoon. Erdoğan hechtte heel veel belang aan dat signaal, waarop hij onmiddellijk het herstel van de Turks-Russische vriendschap bepleitte, Het staatsbezoek in Sint-Petersburg op 9 augustus was zeer symbolisch: Poetin was de eerste wereldleider die Erdoğan bezocht na de couppoging. Ook Poetin hechtte belang aan het signaal, en beloofde dat de sancties met de tijd opgeheven zouden worden. Het was het begin van een steeds toenemend momenten in de Turks-Russische entente (Weise & Oliphant, 2016). In de nasleep van 15 juli werd Turkije sterk bekritiseerd door het Westen omwille van de harde repressie die volgde, niet alleen tegen de coupplegers en hun aanhang, maar ook tegen andere critici. De top van het Turkse leger werd gezuiverd van dissidente NAVO-officieren die mee verantwoordelijk werden gehouden voor de couppoging (Psara, 2017; Emmott, 2016; Herszenhorn, 2017). Daarmee verdwenen tegelijk ook heel wat westersgezinde elementen, waardoor eurazianistische en islamitische invloeden sterk kwamen te staan. De Turkse legertop werd vanaf 2016 dus grondig gewijzigd: prowesterse elementen werden vervangen door elementen met een oriëntatie weg van het Westen, met meer focus op Rusland. Daarmee werd Turkije een paria binnen de NAVO-community. Het belang daarvan werd in het vorige hoofdstuk besproken: het betekende een critical juncture die de 48

49 padafhankelijkheid duidelijk onder druk zet. De analogie met Brexit werd ook reeds gemaakt: wanneer bepaalde discours mainstream worden, zijn de gevolgen vaak niet te overzien, hoe kostelijk en irrationeel ze ook mogen zijn. Wat Brexit eveneens aantoont, is hoe een band die sinds de jaren 50 bestaat niet zomaar van de ene dag op de andere ontrafeld kan worden en hoe dan ook kosten, grote onzekerheden en risico s met zich meebrengt. Door de repressie werd Turkije in het Westen als autoritair bestempeld, een label dat al opgang maakte sinds het neerslaan van de protesten in het Gezi Park in Het autoritaire optreden strookte niet met de liberale en democratische waarden die de NAVO uitdraagt. Het feit dat Poetin het overheidsoptreden na de couppoging wel steunde (Kirişci, 2018) en zo het momentum tussen Turkije en Rusland stimuleerde, was dus veel betekenend: de eigen NAVO-community accepteerde Turkije niet, Rusland wel. Bovendien werd in het Westen regelmatig (impliciet) gewag gemaakt dat de couppoging een complot was, aangestuurd door Erdoğan, om zijn machtspositie te consolideren. De toenadering tussen Turkije en Rusland vond dus plaats tegen een achtergrond van toenemende spanningen tussen Turkije en het Westen. Door het nieuwe momentum begonnen Turkije en Rusland ook hun verschillen omtrent Syrië uit te klaren. De onderlinge belangen werden op elkaar afgestemd, een kenmerk van allied alignment volgens de typologie van Bloomfield (2016). Zoals reeds aangehaald was Turkije lang uit op het vertrek van Assad, terwijl Rusland hem in het zadel hield. Turkije begon te erkennen dat Assad deel zou blijven uitmaken van een politieke oplossing in Syrië. Op de vooravond van een ontmoeting tussen de ministers van buitenlandse zaken en defensie van Rusland, Turkije en Iran op 20 december, werd de Russische ambassadeur Andrei Karlov neergeschoten in Ankara. De dader was een Turkse politieofficier, die handelde uit wraak voor de Russische acties in Syrië. Poetin noemde de actie een provocatie om de Turks-Russische vriendschap en het vredesproces in Syrië te ondermijnen (Osborn, 2016). De dag er na kwamen Rusland, Turkije en Iran overeen dat ze de taak op zich zouden nemen om de territoriale integriteit van Syrië te vrijwaren. Turkije had de wens voor het vertrek Assad laten varen, zodat de relaties met Rusland volledig hersteld konden worden (Sanchez, 2016). Ontwikkelingen in Syrië In dit literatuuroverzicht werd eerder aangehaald hoe Turkije diep werd meegesleurd in de Syrische impasse. Aanvankelijk beoogde Turkije regime change in Syrië, geruggesteund door de positie van de Verenigde Staten. De VS maakten hun positie niet concreet, en Turkije begon op zijn eentje steun te verlenen aan radicale groeperingen in Syrië die streden tegen president Assad. Vandaag moet Turkije erkennen dat Rusland de kaarten in handen heeft in Syrië, en dat het aanblijven van president Assad deel zal uitmaken van elke politieke oplossing. Bij het aantreden van Donald Trump als president van 49

50 de Verenigde Staten was Turkije optimistisch. Men hoopte dat de VS concrete stappen zou ondernemen om Assad te doen vertrekken, maar de focus kwam volledig op Islamitische Staat te liggen. Rusland bleef de kaarten dus in handen houden, en Turkije koos de weg van het Astanavredesproces (Kirişci, 2018). Na het jet-incident zaten de bilaterale relaties tussen Turkije en Rusland op een absoluut dieptepunt, met pijnlijke economische sancties ingesteld door Rusland. Een half jaar later bood president Erdoğan formeel zijn excuses aan bij Vladimir Poetin, in een poging om de relaties te herstellen en zelfs vriendschap te sluiten. De timing hiervan was tekenend. Rond diezelfde periode waren er ook spanningen tussen Turkije en het Westen vast te stellen, en Turkije begon actief Rusland op te zoeken om niet alleen te komen staan. De Amerikaanse steun aan de PYD/YPG in Syrië vormde één van de grootste splijtzwammen (Toksabay & Gurses, 2017). In 2016 verloor de Syrische oppositie terrein op Assad (toen nog een prioriteit voor Turkije) en de PYD/YPG werd machtiger. Op een moment waarop het water tussen Turkije en de Verenigde Staten zeer diep was, koos Turkije er duidelijk voor om het partnerschap met Rusland te versterken. Turkije begon actief deel te nemen aan de vredesgesprekken omtrent Syrië, samen met Rusland en Iran, de zogeheten Astana-gesprekken. De Verenigde Staten, de traditionele bondgenoot van Turkije, werd langszij gelaten. De reden waarom Erdoğan zachtjesaan, maar toch duidelijk, overstag ging voor Rusland heeft vooral te maken met de Turkse frustraties tegenover het Westen. Veel veranderde op het moment dat de Verenigde Staten beslisten om de PYD/YPG als partner op het Syrische terrein te kiezen in de strijd tegen Islamitische Staat (Gibson-Neff, Ryan, & DeYoung, 2017). De veiligheidsbelangen van Turkije werden door zijn bondgenoot in gevaar gebracht: door de Amerikaanse steun konden Koerdische milities gebieden langs de Turkse grens consolideren. Op dat moment kwam Rusland zich ook actief mengen in Syrië door president Assad militair in het zadel te houden. Om zijn veiligheidsbelangen te beschermen, lanceerde Turkije in de zomer van 2016 Operatie Eufraatschild, met in 2018 Operatie Olijftak als uitloper daarvan. Daarmee stootte het Washington voor de borst. Het Turkse leger viel de regio Afrin binnen in het noordwesten van Syrië om er de YPG, de Amerikaanse partner in Syrië, uit het gebied te verdrijven en zo de consolidatie van Koerdisch gebied, waar de PKK zou kunnen gedijen, te vermijden. Turkije sprak over het uitschakelen van terroristische PKK-doelen (Lesage, 2018). Vanaf dan raakten de relaties met de Verenigde Staten volledig gespannen over de materie en viel de dialoog stil. Initieel sprak Erdoğan over een beperkte operatie, waardoor de westerse partners gerust werden gesteld. Eind januari gaf hij echter aan dat de operatie zich oostelijk zou kunnen uitstrekken tot aan de Iraakse grens nabij Manbij (Hürriyet Daily News, 2018). Die uitbreiding bleef uit, wegens Amerikaanse aanwezigheid ten oosten van de Eufraat en omdat de operatie in Afrin traag verliep; controle over een 50

51 smalle strook langs de grens leek het hoogst haalbare. Diplomatiek leek het er op dat Erdoğan steun zou zoeken bij Rusland voor verdere operaties. In die optiek was het voor Turkije aangewezen om de banden met Rusland, die beschadigd waren, te herstellen. De Amerikaanse aanwezigheid, die zowel Turkije en Rusland verwensen, zorgde voor een gemeenschappelijk belang en Turkije leek duidelijk te plooien voor de Russische wens voor gebiedscontrole door Assad. Het was ook in het belang van Turkije om dat te doen, zodat Rusland niet zou dwarsliggen bij een eventuele uitbreiding van het offensief in de toekomst. Door in 2016 een (onsuccesvol) staakt-het-vuren mee te onderhandelen, heeft Turkije ook de positie van Poetin op het Syrische toneel versterkt. De Amerikaanse militaire steun voor de Syrische PYD/YPG blijft voor een majeur diplomatiek probleem zorgen, het zoveelste al sinds de Gezipark-protesten in 2013, waarnaar reeds verwezen werd in het eerste hoofdstuk van deze literatuurstudie. Recente ontwikkelingen als de mislukte couppoging, en de matige veroordeling daarvan door de westerse bondgenoten van Turkije, lijken bestaande breuklijnen verder te verdiepen. De Verenigde Staten worden nu openlijk beschuldigd een hand te hebben gehad in de couppoging en terrorisme tegen Turkije te steunen (Yetkin, 2017). De Koerdische PYD en haar gewapende vleugel YPG worden door Turkije als terroristisch gezien wegens de banden met de PKK. Sinds 2015 doet de militie dienst als Amerikaanse proxy op het terrein tegen Islamitische Staat. Turkije kreeg op geen enkel ogenblik de gewenste garanties tegen de PYD/YPG, zoals een bufferzone in het noorden van Syrië. Wanneer Donald Trump aantrad als president, was Turkije aanvankelijk optimistisch over de Amerikaanse positie inzake de steun aan de PYD/YPG en het verdrijven van Assad (Demirtaş, 2017). Tevergeefs, want begin 2017 werd duidelijk dat de Amerikaanse militaire steun aan de PYD/YPG zou worden verdergezet (en volgens regeringsbronnen zelfs opgevoerd) voor de herovering van Raqqa, die plaatsvond in oktober 2017 (Alam, 2016). De Verenigde Staten bleven dus de terreur van de PKK (indirect) ondersteunen, oordeelde Turkije. De VS stelden rekening te houden met de legitieme veiligheidsbelangen van hun NAVO-partner en bereid te zijn om veiligheidsdreigingen te voorkomen. Men gaf garanties dat de Koerdische troepen geen rol zullen spelen in het stabiliseren van de regio en na de strijd de wapens zouden neerleggen. Die beloftes blijven onzeker voor Turkije: de PYD/YPG heeft al terrein kunnen winnen in hun project om een autonome Koerdische regio te creëren, en hun steun aan de VS zal ook beloond moeten worden. De NAVO komt ook niet verder dan het erkennen van de terroristische bedreigingen voor Turkije (Erkuş, 2018). De kwestie zal dus een rol blijven spelen. Het aantreden van Donald Trump als Amerikaans president opende dus slechts kortstondig perspectieven. De beslissingen van de nieuwe administratie lijken Ankara verder richting Moskou gedreven te hebben. Eind 2018 kondigde president Trump wel de terugtrekking aan van de 51

52 Amerikaanse troepen uit Noord-Syrië (Holland & Landay, 2018). Mogelijks een hoopgevend signaal voor Turkije, ware het niet dat het vooralsnog onduidelijk is hoeveel troepen er zullen achterblijven en of de bewapening zal worden verdergezet. Er wordt ook gewag gemaakt dat Islamitische Staat nog niet verslagen is, waardoor Amerikaanse aanwezigheid in Noord-Syrië mogelijk blijft. Als Turkije zijn operaties in het noorden van Syrië zou uitbreiden ten oosten van de Eufraat, valt een Amerikaanse reactie af te wachten. De onduidelijke terugtrekking van de Amerikaanse troepen uit Syrië zorgt voor een bevriezing in het conflict: alle partijen nemen een afwachtende houding aan, met een fragiel status quo tot gevolg (Casier, Lesage, & Staes, 2019). Het implementeren van een safe zone in Koerdisch-Syrië vormt een nieuw twistpunt tussen Turkije en de Verenigde Staten. De terugtrekking van Amerikaanse troepen zou een incentive kunnen vormen voor Turkije om Operatie Olijftak uit te breiden, ten oosten van de Eufraat. Turkije lijkt daar vooralsnog niet klaar voor, en neemt een afwachtende houding aan omtrent de timing en omvang van de terugtrekking. Assad koopt op die manier ook tijd, en wacht tot Turkije acties onderneemt die de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF) verzwakken en zijn positie versterken. Het Astana-vredesproces, met Rusland, Turkije en Iran als hoofdrolspelers, lijkt momenteel de beste weg om tot een vredesbestand te komen tussen de strijdende partijen. In september 2018 kwamen Rusland en Turkije tot een akkoord in Sochi (Rusland) om een deescalatiezone te installeren rond Idlib, in Noordwest-Syrië. Assad wil het gebied heroveren op de rebellen, waardoor duizenden burgers in de val dreigen te komen zitten. De de-escalatiezone moet de terugtrekking van de rebellen voorzien, waardoor een bloedige episode vermeden kan worden (Tsvetkova, 2018). Het toont het belang aan op het terrein van de Turks-Russische diplomatie, onder impuls van Erdoğan en Poetin. Vandaag kan men stellen dat er inderdaad een zekere afstemming is van het buitenlands beleid van Turkije op dat van Rusland. Via de Astana-gesprekken proberen Rusland, Turkije en Iran hun belangen in Syrië op een lijn te krijgen om zo tot een politieke oplossing te komen voor het Syrische conflict. Toch moet de nuance gemaakt worden dat het hier niet allemaal puur om bandwagoning draait, maar ook gewoon om pragmatische overwegingen op het terrein. Vandaag is er ook heel wat economische integratie vast te stellen tussen Turkije en Rusland, zoals op vlak van energie en militair. Het is een exponent van de toenadering en afstemming van de belangen. Die economische relaties blijven evenwel onderhevig aan het bilaterale klimaat tussen beide landen; een plotse terugval ervan zoals in het verleden blijft mogelijk. De vraag of het hier bijgevolg om een volwaardig strategisch partnerschap draait moet deels in het midden gelaten worden: het is onduidelijk of Turkije zeker kan zijn dat zijn belangen duurzaam behartigd zullen worden door Rusland. Vladimir Poetin gaf begin juli zelf aan dat 52

53 de Turks-Russische samenwerking een strategisch niveau heeft bereikt (Anadolu Agency, 2019). Hij verwees zelf naar het belang en de succesvolle bijeenkomsten van het High-Level Cooperation Council., en het belang daarvan voor de internationale stabiliteit en het vredesproces in Syrië. De afstemming van de strategische belangen geeft aanleiding tot samenwerking op meerdere vlakken, volgens Bloomfield (2016) een kenmerk van allied alignment, al spreekt Moskou over political alignment. Er wordt militair samengewerkt, en ook economische projecten staan vandaag hoog op de bilaterale agenda, zoals de constructie van een Russiche kerncentrale in Akkuyu en de Turkish Stream gaspijpleiding. Een herinvoering van het visumvrij reizen tussen beide landen zou de socioeconomische banden alleen maar versterken. De levering van het Russische S-400 luchtverdedigingssysteem vormt het hoogtepunt van de samenwerking tot nog toe. Aankoop van het Russische S-400 luchtverdedigingssysteem In 2017 ondertekende Turkije een overeenkomst met Rusland ter waarde van 2,5 miljard dollar, voor de aankoop van het Russische S-400 mobiele luchtverdedigingssysteem. De S-400 wordt gezien als de tegenhanger van het Amerikaanse Patriot en THAAD rakettensysteem. Gedurende bijna twee jaar hebben de NAVO en de Verenigde Staten pogingen ondernomen om Turkije op andere gedachten te brengen, en zelfs dreigementen geuit (Macias, 2018). Na bijna twee jaar vond de eerste levering uiteindelijk plaats, op 12 juli Die beslissing zou nu mogelijk Amerikaanse sancties tegen Turkije kunnen opleveren, en zo mogelijks voor een nieuw diplomatiek incident zorgen, met mogelijk grote gevolgen voor het westers bondgenootschap (Dadouch & Ali, 2019). Een NAVO-voorzitter stelde dat ieder land soeverein moet kunnen beslissen over de aankoop van militair materieel, maar dat men daar dan ook soeverein de gevolgen moet van dragen (Mehta, 2017). Volgens Ankara kwam de keuze voor S-400 er omdat eerdere onderhandelingen voor een Amerikaans luchtverdedigingssysteem waren afgesprongen. De commotie omtrent de aankoop komt voort uit het unieke feit dat een NAVO-lidstaat militair materieel aankoopt bij Rusland. Het Russische systeem valt niet te integreren in het geïntegreerde luchtverdedigingssysteem van de NAVO. Hierdoor zou Turkije zichzelf uitsluiten van het NAVO-systeem. Dat illustreert eveneens een vorm van padafhankelijkheid, in militaire zin. Doorheen de jaren heeft Turkije zijn militaire capaciteiten zoveel mogelijk geïntegreerd in NAVO-verband, zoals alle lidstaten. Voor zijn luchtverdediging rekende Turkije dan ook altijd al op het NAVO radar- en rakettensysteem. Door het S-400 systeem te gaan gebruiken, sluit Turkije zichzelf dus uit van het geïntegreerde luchtverdedigingssysteem van de NAVO, al gaf Turkije aan de twee systemen naast elkaar te gebruiken, wat dan weer aanleiding geeft tot nieuwe bezorgdheden. De Verenigde Staten en de NAVO zijn nu bezorgd om het Amerikaanse F-35 project, waarin Turkije participeert. Het gebruik van het S-400 systeem naast het gebruik van de F-35 en westerse 53

54 rakettensystemen zou tot gevoelige informatie kunnen leiden over hoe het S-400 systeem met de stealth-capaciteiten van het F-35 gevechtstoestel omgaat. Beide kunnen dus tegen elkaar gebruikt worden, en belangrijke informatie voor Rusland opleveren. Het Amerikaans congres reageerde door de voorziene levering van F-35 s aan Turkije tegen te houden, en verdere sancties worden niet uitgesloten (Stone & Pamuk, 2019). Om de zaken nog wat complexer te maken, keurde het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken eind 2018 ook een voorstel goed voor de verkoop van een Patriot-systeem, niet-compatibel met het S-400 syteem, aan Turkije (Capaccio & Wadhams, 2018). Commentatoren merken wel op dat de Patriot-deal een positief signaal is dat Turkije en de VS terug naar elkaar toegroeien. De verkoop kan dus een doorbraak zijn in het S-400/F-35 dossier. Ankara gaf ook aan dat er in toekomst nog Amerikaans materieel zal worden aangekocht. In 2017 keurde het Amerikaans Congres ook een wet goed om sancties in te stellen tegen landen die het S-400 systeem aankopen. Turkije rekent op Amerikaans president Donald Trump om een uitzondering te maken voor Turkije (Williams & Pitel, 2019). Begin 2019 stelde Turkije zich pragmatisch op en stelde het voor om een technisch comité op te richten dat de technische bezorgdheden over de aankoop van de S-400 moet onderzoeken (Hernandez, 2019). Op voorstel van Turkije zou dat comité in NAVO-verband worden opgericht. Turkije gaf duidelijk aan te willen vermijden dat het F-35 programma in het gedrang komt door de aankoop van de S-400. Ankara benadrukt dat beide systemen volledig naast elkaar zullen worden gebruikt en dat de S-400 dus geen bedreiging vormt voor westerse militaire informatie. Begin april werd de levering van F-35-onderdelen toch tegengehouden, bevestigde het Pentagon. De kwestie staat nu hoog op de Turkse diplomatieke agenda. Turkije richt zich rechtstreeks tot president Trump om een diplomatieke oplossing te vinden voor de S-400/F-35 kwestie (Rozen, 2019). Het hele dossier is tekenend voor de evenwichtsoefening die Turkije vandaag moet maken in zijn bandwagoning-gedrag Turkije binnen de NAVO Algemene evolutie van het engagement Volgens Oğuzlu (2013) ging het einde van de Koude Oorlog gepaard met wijzigende Turkse identiteitsen veiligheidspercepties, ten gevolge van meerdere dynamieken. Ten eerste is de macht (in termen van hard en soft power) van Turkije de laatste decennia sterk toegenomen. Er werd in dit literatuuroverzicht reeds aangehaald dat dit gepaard ging met toenadering tot landen in de regio die niet in het westerse kamp hoorden. Bovendien evolueerde de internationale constellatie steeds meer richting een multipolaire orde. Het buitenlands beleid in tijden van een bipolaire wereldorde (eenzijdig en gestoeld op het NAVO-lidmaatschap) raakte gedateerd. Dreigingen werden bovendien ook veelzijdiger (cf. supra), maar hierbij merkt de auteur op dat dit eerder risico s en uitdagingen waren 54

55 dan dreigingen. De Alliantie kwam minder centraal te staan in het Turkse buitenlands beleid. Daarnaast wilde Turkije als regionale macht ook een beleid voeren dat op meer gestoeld was dan hard power. Het wilde de banden aanhalen met landen in de regio. Een buitenlands en veiligheidsbeleid gestoeld op het NAVO-lidmaatschap zou dit dan ook in de weg kunnen staan. Er kon bijvoorbeeld pas aan de relaties met Rusland en Iran gewerkt worden wanneer Turkije de NAVO-lijn begon te verlaten. Deze wijzigende Turkse attitude jegens de NAVO is volgens Oğuzlu (2013) op verschillende manieren merkbaar. Turkije is onder meer een actievere rol gaan nastreven in het herdefiniëren van de NAVO in het post- Koude Oorlog tijdperk. Turkse initiatieven waren er voornamelijk op gericht om te zorgen dat het beleid van de NAVO en de westerse bondgenoten in het post-koude Oorlog tijdperk de multilaterale identiteit en de multidimensionale belangen van het Turkse buitenlands beleid niet ondermijnden. Immers, in het heroriënteringsproces van het NAVO-beleid na de Koude Oorlog moest Turkije balanceren tussen zijn westerse NAVO-partners en zijn buren in de regio waarmee het de banden wil aanhalen. Die evenwichtsoefening is vandaag eveneens merkbaar in de banden die Turkije vandaag wil aanhalen met Rusland. Ten tweede is Turkije tijdens de transformatie van de NAVO een kritische houding gaan aannemen. Als voorbeeld haalt Oğuzlu (2013) de NAVO-top in Lissabon van november 2010 aan. Turkije wilde voorkomen dat Iran als bedreiging vermeld werd in het veiligheidsdocument dat werd aangenomen. Op die top werd ook beslist om het Missile Shield (advanced missile defence capabilities) van de VS te delen met de NAVO-partners, waar al eerder naar verwezen werd. Uiteindelijk zou Turkije defensieve radarcomponenten toelaten op zijn grondgebied, maar op voorwaarde dat geen derde land expliciet geviseerd mocht worden (Kirişci, 2018). Turkije wilde Iran niet voor de borst stoten en benadrukte daarbij ook nog eens de louter defensieve doeleinden van het systeem. Ook het stemgedrag binnen de NAVO begon tekenen van een kritische houding te vertonen. Een voorbeeld hiervan is de NAVO-interventie in Libië (2011). Turkije was er zich van bewust dat een westerse interventie, in een islamitisch land, veel mensenlevens kon kosten en vreesde voor zijn imago in de islamitische wereld. De andere NAVO-leden waren het snel eens om tot actie over te gaan. Turkije besefte dat verzet tegen de interventie weinig zin had: men zou er zichzelf mee isoleren binnen de NAVO en de westerse mogendheden zouden opteren voor een individueel optreden zonder mandaat. Daarom dat Turkije inspanningen leverde om het mandaat en de operationele limieten van de interventie te bepalen. Zelf zou Turkije geen gevechtsrol opnemen en vooral logistieke en ondersteunende taken op zich nemen (Oğuzlu, 2013). De Libië-kwestie is vooralsnog geen voorbeeld van hoe Turkije een dwarsligger vormde binnen de NAVO, maar Zanotti (2011) wijst er op dat Turkije 55

56 er in geslaagd is de manoeuvreerruimte van de gelijkgezinde coalitiepartners in Libië sterk te beperken. Turkije handelde conform zijn toenemende status in de regio en de wereldpolitiek. Oğuzlu stelde in 2013 dat een terugtrekking uit de NAVO niet aan de orde is, omdat de klap voor de relaties tussen Turkije en zijn westerse partners te groot zou zijn en Turkije er een groot deel van zijn macht mee zou verliezen. Vandaag, in een tijdsgewricht waarin de spanningen nog zijn toegenomen, gaat die stelling nog steeds op. Het buitenlands en defensiebeleid van Turkije is nog steeds in grote mate gestoeld op de NAVO, ondanks de initiatieven tot diversificatie. Zoals in het theoretisch kader van deze masterproef werd beschreven, zorgt de padafhankelijkheid er voor dat Turkije niet makkelijk andere alternatieven kan opzoeken en dus aan de NAVO gebonden blijft. Het beste bewijs voor de Turkse waardering voor de NAVO is de blijvende aanwezigheid van Erdoğan en andere vertegenwoordigers op NAVO-bijeenkomsten, en de blijvende participatie van Turkije aan NAVOoefeningen. Ook al neemt de president zijn westerse partners graag op de korrel wanneer hij zijn achterban aanspreekt, Turkije hoort nog steeds bij de landen die aan iedere oefening deelnemen. In de inleiding werd het enige voorval aangehaald waarbij Turkije om legitieme redenen- zijn troepen terug trok uit een oefening in Noorwegen (Dolan, 2017). Toch is de huidige situatie verschillend van toen Oğuzlu (2013) zijn claim maakte over de blijvende gebondenheid van Turkije aan de NAVO. De padafhankelijkheid speelt vandaag nog steeds even sterk, maar het radicale en irrationele alternatief om te breken met de NAVO wordt vandaag anders bekeken onder invloed van de islamitische en eurazianistische stromingen die hun greep hebben op de Turkse politiek en de geopolitieke koers. Op die manier komt de padafhankelijkheid toch meer onder druk te staan. De analogie met Brexit komt hier sterk om de hoek loeren: een radicaal en irrationeel alternatief wordt andere bekeken onder invloed van bepaalde stromingen die gedijen en hun stempel kunnen drukken op het discours. De grip van de islamitische en eurazianistische stromingen binnen Turkije nam de afgelopen jaren steeds toe, zeker in NAVO-verband: de Turkse NAVO-top werd de afgelopen jaren gezuiverd van andersgezinde (lees: westersgezinde) elementen. Het identiteitsgegeven, dat Turkije loyaal moet houden aan de NAVO, komt zo sterk onder druk te staan. Zuiveringen De mislukte couppoging van juli 2016 was een ingrijpend moment voor Turkse NAVO-kringen. Net zoals vele andere ambtenaren werden honderden Turkse militairen ontslagen en vervolgd in de nasleep van de couppoging, wegens vermeende banden met de coupplegers, de Gülen-beweging (Kozok, 2016). Het ging om heel wat hoog getrainde stafleden. Persagentschap Reuters spreekt van zo n 400 ontslagen binnen het Turkse leger, onder wie zo n 150 gestationeerde Turkse NAVO-gezanten in de hoofdkwartieren in België, Duitsland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk. Aan hen werd 56

57 gevraagd om binnen de drie dagen terug te keren naar Turkije. Heel wat van hen werden ontslagen bij aankomst, gearresteerd en op grote schaal terecht gesteld in groepsprocessen, vertelden vervolgde officials zoals Cafer Topkay in hun afscheidsbrieven voor hun familie. Turkse officials rechtvaardigen die terechtstellingen, gegeven de ernst en schaal van de couppoging (Emmott, 2016). NAVO-leden die politiek asiel aan de vervolgden overwogen, werden door Turkije meteen op één lijn geplaatst met de coupplegers en mee verantwoordelijk gehouden, wat tot een diplomatiek conflict leidde tussen Turkije en het Westen (Herszenhorn, 2017). Binnen het historisch institutionalisme is, naast het strategische aspect van het NAVO-lidmaatschap, ook de rol van ideeën en identiteiten belangrijk om de greep van historische processen op instituties te verklaren. De NAVO geldt als institutie als één grote, westerse community van gelijkgezinden. Militairen van alle lidstaten worden gesocialiseerd met de normen, waarden, ideeën en identiteit van de NAVO. Dat was niet anders bij de vervolgde Turkse NAVO-officials, waarvan een groot deel hun opleiding kreeg in de Verenigde Staten. Het resulteerde in een prowesterse houding bij een groot deel van de Turkse militaire rangen. Net daarom roept de massale vervolging vragen op, en krijgt ze het label van een zuivering op gekleefd. Veel van de officieren beweren dat ze door Erdoğan om politieke redenen uit de weg zijn geruimd, omwille van hun prowesterse houding. Voormalig Kolonel Aziz Erdogan - géén familie van - stelt het volgende: The common denominator of these victims is that all of them have a Western educational background and secular mindset (Reuters, 2016). De zuivering kan dus geplaatst worden binnen de geopolitieke heroriëntatie van Turkije, die het Westen meer begint te verlaten richting andere partners, met Rusland in het bijzonder. Die heroriëntatie gaat gepaard met een wisseling van de heersende ideeën & paradigma s binnen de Turkse politieke top. In de periode voor de juli 2016 waren beduidend minder spanningen vast te stellen tussen Turkije en het Westen. De Turkse militaire top, als onderdeel van de NAVO-community, was inschikkelijk naar het Westen toe. Dat veranderde vanaf juli 2016, wanneer de heersende islamitische politieke stroming in Turkije het leger kon ontdoen van prowesterse elementen, en ze verving met minder westersgezinde elementen die vaak eurazianistisch van signatuur waren. Ter illustratie: van de vijftig Turkse NAVO-gezanten in Brussel bleven er nog slechts negen over. De islamitische en eurazianistische stromingen binnen Turkije wonnen er dus bij en consolideerden hun macht. Erdoğan sprak zelf van een unieke kans: This attempt, this move, is a great favor from God to us this move will allow us to clean up the armed forces, which needs to be completely clean (Politico, 2017). Bijgevolg verlaat Turkije zo ook meer en meer de NAVO-community, met bijhorende gedeelde waarden, ideeën en identiteit. 57

58 De manier waarop Erdoğan de couppoging heeft aangegrepen om het leger te ontdoen van westersgezinde elementen, doet vragen rijzen over een eventuele orkestratie ervan. Over complottheorieën spreekt deze masterproef zich niet uit. Er wordt hier enkel gewezen op de impact ervan op het Turkse NAVO-lidmaatschap. In het vorige hoofdstuk werd verwezen naar de rol van de islamitische en eurazianistische stromingen die de padafhankelijkheid meer en meer onder druk beginnen te zetten: een exit uit de NAVO wordt in het huidige discours minder afgedaan als sciencefiction dan vroeger. Een Turkse militaire top met minder prowesterse geluiden faciliteert deze tendens. Op die manier werd vanaf 2016 een nieuw pad ingeslagen wat betreft de geopolitieke oriëntatie van Turkije. In het volgende hoofdstuk wordt besproken waartoe dat nieuwe pad kan leiden. Hoe kan het nu verder met het Turkse NAVO lidmaatschap, zonder meteen tot een extreem exitscenario over te gaan? Toekomstige scenario s Kirişci (2018) onderscheidt in zijn werk Turkey and the West: Fault Lines in a Troubled Alliance enkele mogelijke toekomstige scenario s voor het partnerschap tussen Turkije en de NAVO. Volgens de auteur is het aannemelijk dat de huidige situatie zich verdergezet. Turkije heeft het economisch moeilijk, en president Erdoğan zal voor electoraal gewin het Westen als zondebok aanwijzen voor wat misloopt in Turkije. Het huidige bewind in Turkije zet zich duidelijk af tegen de westerse oriëntatie van het oude Turkije en het vroege AKP-bewind, waarbij Turkije sterk geïntegreerd was in de internationale liberale orde. De strekkingen binnen het leger die vandaag dominant zijn versterken dit proces. Toch benadrukt de auteur dat Erdoğan op het terrein, meer bepaald in Syrië, gedwongen wordt om pragmatisme aan de dag te leggen. Veiligheidsbelangen zijn daarvoor de belangrijkste determinant. Bovendien is de machtsrelatie met Rusland eerder asymmetrisch én overlappen hun langetermijnbelangen niet volledig. Omwille van de voorname mechanismen van padafhankelijkheid, critical junctures en unintended consequences, zit Turkije vandaag (tegen wil en dank) in een verhaal van blijvende gebondenheid aan de trans-atlantische gemeenschap. Een exit blijft een extreem kostelijk en irrationeel scenario, en is zo goed als ondenkbaar voor Turkije, ondanks dat de heersende stromingen de optie minder in vraag stellen. Geopolitieke, institutionele, economische en veiligheidsfactoren blijven een invloed blijven uitoefenen op Turkije, en zijn relatie ten opzichte van het Westen. Toch zijn er vandaag breuklijnen die niet te overzien vallen. Turkije en het Westen vervreemden en de ideologische gedrevenheid van Erdoğan zaait twijfel over de relaties tussen Turkije en het Westen en de plaats van Turkije in de trans- Atlantische gemeenschap. De verderzetting en verdieping van de breuklijnen zal zich de eerstvolgende jaren allicht doorzetten, met bijhorende evoluties tussen Turkije en Rusland (Kirişci, 2018). Er werd dus 58

59 een nieuw pad ingeslagen. De vraag hoe dit nieuwe pad verzoend kan worden met het NAVO-pad waaraan Turkije gebonden is, maakt de kern uit van deze masterproef. In de volgende paragrafen wordt een mogelijk scenario uit de doeken gedaan. In de theoretische sectie van deze masterproef werd gesteld dat men binnen het historisch institutionalisme het historische proces omschrijft als een periode van continuïteit, doorspekt met ingrijpende gebeurtenissen ( periods of continuity, punctuated by critical junctures, Hall & Taylor, 1996, p. 10). Zoals onder meer Rixen & Viola (2016) en Krasner (1984) voorschrijven, kunnen de ingrijpende gebeurtenissen en breuklijnen die in deze literatuurstudie beschreven worden, aanleiding geven tot een veranderingsmodel dat de institutionele stabiliteit van de NAVO onderbreekt: een onderbroken evenwicht of punctuated equilibrium. Zodoende kan de theorie van het punctuated equilibrium een hypothese aanreiken voor de manier waarop de NAVO als institutie omgaat met de gebeurtenissen die het Turkse lidmaatschap onder druk zetten. Bij groeiende ontevredenheid neemt de vraag naar institutionele verandering en de druk op de institutie toe (Colgan, Keohane, & Van de Graaf, 2012). Hirschman (1970) haalde de exit (dreigen met het verlaten van de institutie) en de voice optie (publiekelijke uiting van het ongenoegen) aan als mogelijke drukkingsmiddelen om die verandering af te dwingen. Die opties lijken Turkije niet veel op te kunnen leveren. Om binnen een institutie echte verandering te bewerkstelligen, moet er idealiter een coalitie van ontevreden spelers opstaan die hun stem laat horen. Vandaag moet echter vastgesteld worden dat Turkije alleen staat binnen de NAVO. Het eigen buitenlands beleid, waarbij de banden met Rusland actief worden aangehaald, divergeert in grote mate met de koers die NAVO volgt én de heersende strekking binnen de Turkse militaire top is de voeling met de NAVO-community kwijt (cf. supra). Turkije gebruikt de exit-optie wel als drukkingsmiddel door vaak de naam van de Shanghai Cooperation Organisation te laten vallen (Hürriyet Daily News, 2013). Op de vraag of een toetreding tot de SCO het lidmaatschap van de NAVO automatisch uitsluit, kan geen antwoord gegeven worden. Door regelmatig te verwijzen naar toetreding tot de SCO, of andere organisaties of partnerschappen, tracht Turkije vooral zijn grieven onder de aandacht te brengen, een signaal naar het Westen toe. Dat maakt statements en verzoenende van NAVO-officials 1 los, maar een echte verbetering van het klimaat brengt dat niet teweeg. Bovendien weten zowel Turkije en zijn westerse partners wat de NAVO voor Turkije betekent en welke zekerheden het verschaft, zaken die Turkije nergens anders kan vinden. 1 Onlangs nog, op 6 mei 2019, vertelde NAVO Secr.-Gen. Stoltenberg het volgende: Turkey is an important and highly valued NATO Ally I welcome that Turkey is playing a key role in our training mission in Iraq NATO Allies stand with Turkey as it faces serious security challenges, bedoeld om de Turkse frustraties te milderen (NATO, 2019). 59

60 De enige realistische tussenoplossing die Turkije op korte termijn voor handen heeft, is het tijdelijk op een lager pitje zetten van zijn NAVO-engagement. Dat zou een tijdelijke oplossing kunnen bieden, tot het water tussen Turkije en het Westen minder diep wordt, iets dat nog niet voor de nabije toekomst is weggelegd (Kirişci, 2018). De analogie met de politiek van de lege stoel die president Charles De Gaulle medio jaren 60 voerde in Europees verband komt hier sterk naar voor. Omdat De Gaulle de overgang naar meerderheidsbesluitvorming in de toenmalige Europese gemeenschap wilde blokkeren, trok hij de voltallige Franse diplomatie terug uit de Raad van de Europese Unie. Daarmee werd Frankrijk (tijdelijk) aan de Europese zijlijn geplaatst. De Gaulle had de bedoeling de vijf andere lidstaten onder druk te zetten, maar omdat die als blok verder gingen kwamen de Fransen na zeven maanden terug aan tafel zitten. Uiteindelijk kon Frankrijk een compromis verkrijgen: als de belangen van een lidstaat op het spel staan, kon men zich toch nog op het vetorecht beroepen (Troitiño, 2008). Analoog, maar minder extreem, zou een tijdelijke vermindering van het Turkse engagement ook druk kunnen uitoefenen binnen de NAVO. Zo zou Turkije kunnen beslissen om zijn NAVO-bijdrage te verlagen, niet meer deel te nemen aan militaire oefeningen (die immers vaak dicht tegen de Russische grens plaatsvinden), NAVO-topbijeenkomsten links te laten liggen. Die druk zou substantieel kunnen zijn, aangezien een grote bijdrage levert, financieel en militair. Verder kan Turkije weigeren om zijn militaire faciliteiten ten dienste te stellen van de NAVO, zoals men dat in het verleden overwoog te doen met de belangrijke luchtmachtbasis van İncirlik. De ligging van die faciliteiten, dicht tegen de grens met Syrië en Irak, is immers gunstig. De optie zou gepaard kunnen gaan met het verkennen van andere geopolitieke opties: samenwerkingsverbanden met de BRICS-groep, de SCO of een strategisch partnerschap met Rusland. Zo n beslissing zou in het conceptueel kader van Hirschmann (1970) een teken zijn van afnemende loyaliteit, wat volgens hem gepaard gaat met identiteitsverlies binnen een community, zoals de NAVO er zeker één is. Het is echter de vraag hoe zwaar de heersende politieke elite (islamitisch en eurazianistisch van aard) in Turkije tillen aan dat identiteitsverlies. De hypothetische Turkse politiek van de lege stoel in NAVO-verband zou een mooie illustratie zijn van de punctuated equilibrium theory van Krasner (1984). Dergelijke beslissing van Turkije zou een cruciaal punt (critical juncture) kunnen betekenen in de institutionele ontwikkeling van de NAVO, waarna zowel Turkije als de NAVO een nieuw pad inslaan. De optie laat Turkije ook toe om flexibel te zijn. Vandaag, nu de samenwerking met Rusland op militair vlak hoogtij viert, met goede verstandhouding tussen beide leiders, kan Turkije zich de optie meer veroorloven. In onzekere tijden, waarbij Turkije bijvoorbeeld geen veiligheidsgaranties ziet in andere samenwerkingsverbanden, kan men zich terug op de NAVO richten. Het is echter de vraag hoe de andere NAVO-leden zullen reageren op dergelijk gedrag, dat immers veel tekenen van free riding, vertoont en het zullen toestaan. 60

61 Vooralsnog beroept Turkije zich niet op die optie: men neemt deel aan elke NAVO-oefening en tekent nog steeds present op topbijeenkomsten, een bewijs dat Turkije het NAVO-lidmaatschap nog steeds naar waarde schat. Toch zou het een mogelijk scenario kunnen zijn in de toekomst, wanneer de breuklijnen tussen Turkije en het Westen zich verder verdiepen en Turkije druk wil zetten op de NAVOlanden, met de Verenigde Staten in het bijzonder. 4. Conclusie In deze masterproef werd op zoek gegaan naar een verklaring voor de recente ontwikkelingen tussen Turkije en zijn partners binnen de NAVO enerzijds, en tussen Turkije en Rusland anderzijds. Er werd tevens nagegaan wat de mogelijke weerslag is van die ontwikkelingen op het engagement van Turkije binnen de NAVO. In het eerste hoofdstuk werden twee theoretische kaders aangereikt. De theorie van het historisch institutionalisme bood een kader om te reflecteren langs welke weg instituties al dan niet stabiel blijven of veranderen over tijd. In een poging om de theorie toe te passen op een organisatie als de NAVO trachtte de masterproef een meerwaarde te bieden binnen het studieveld. Vooral concepten als padafhankelijkheid, critical junctures en unintended consequences spelen een rol in de vrijheid die actoren bezitten binnen een institutie. Aan het kader werden twee zaken toegevoegd: de punctuated equilibrium theorie en het loyaliteitsconcept. Als tweede theoretisch kader werd het neorealisme besproken, met daarin drie concepten die de Turks-Russische relaties conceptualiseren. In de literatuurstudie werden de twee theoretische kaders vervolgens gebruikt om een analyse te maken van de literatuur omtrent de thematiek en de recente ontwikkelingen tussen de drie protagonisten. Breuklijnen en recente tendensen werden verklaart, net als hun historische inbedding. De focus lag op het buitenlands beleid van Turkije, het partnerschap tussen Turkije en de Verenigde Staten, het groeiende partnerschap tussen Turkije en Rusland en het Turkse lidmaatschap van de NAVO. In deze conclusie worden de bevindingen gebruikt om de de deelvragen van de centrale probleemstelling van antwoord voorzien, net als de tweeledige, centrale onderzoeksvraag. De huidige spanningen tussen Turkije en het Westen, met de Verenigde Staten in het bijzonder, zijn vandaag fundamenteel te noemen. In het verleden, ook tijdens de regeerperiode van Erdoğan, zorgden bepaalde kwesties ook al voor spanningen. Toen kon men terug vallen op gedeelde veiligheidsbelangen en/of gedeelde waarden. Vandaag is het een vaststelling dat men daar minder op terug kan vallen. De afgelopen jaren hebben de islamitische en eurazianistische stroming binnen Turkije hun macht geconsolideerd, vooral in de nasleep van de mislukte couppoging in De westerse oriëntatie op vlak van waarden en veiligheidsbeleid is sterk afgezwakt. Toch zijn de spanningen niet onoverkomelijk. De Turkse aanwezigheid op iedere topbijeenkomst en oefening 61

62 van de NAVO toont aan dat Turkije nog steeds heel veel belang hecht aan het lidmaatschap. Vandaag streeft Turkije dan wel goeie relaties na met Rusland uit eigenbelang, mede om het Westen onder druk te zetten, het land weet goed wat het westers bondgenootschap hen biedt in tijden van onzekerheid. Vandaag is die onzekerheid niet aan de orde, maar de gedeelde geschiedenis tussen Rusland en Turkije wijst uit dat een nieuw dispuut altijd mogelijk is. De toenadering tussen Turkije en Rusland was vooral merkbaar vanaf juni 2016, nadat het jet-incident eind 2015 de relatie op een dieptepunt had gebracht. Er kan geconcludeerd worden dat die toenadering voortkwam uit twee motivaties: eigenbelang en frustraties. Al sinds de Geziparkprotesten van 2013 botert het niet meer tussen Turkije en het Westen, waarbij Turkije zich uitgespuwd voelt. Vele dossiers deden die frustraties toenemen, met vooral de Amerikaanse steun aan de PYD/YPG in Syrië die kwaad bloed zet(te). In zijn frustraties werd Turkije aangetrokken tot Rusland. Dat was ook in het eigenbelang van Turkije, om te verhinderen dat Rusland zich zou verzetten tegen de plannen in het noorden van Syrië. Door de toenadering zette Turkije ook het Westen onder druk om moeite te doen om Turkije aan zich gebonden te houden als partner. Overigens speelden ook de belangen van Rusland, dat de NAVO kan verzwakken wanneer het Turkije losweekt, een rol in de toenadering. De theorie van het historisch institutionalisme verschafte inzicht in het fenomeen van verandering en stabiliteit binnen instituties. Er kan gesteld worden dat instituties taai zijn en zichzelf verderzetten, omdat specifieke mechanismen daar aanleiding tot geven. Door de thematiek terug te koppelen naar het theoretisch kader, kan gesteld worden dat Turkije, tegen wil en dank, sterk verankerd zit in het westerse kamp en niet rap zal opteren voor een exit uit de NAVO. Het lidmaatschap verschaft zeer grote zekerheden voor Turkije, en in het verleden zijn er heel wat kosten en keuzes gemaakt om die zekerheden te blijven garanderen. Die hebben Turkije op een pad gezet waar moeilijk van afgeweken kan worden. Bovendien wegen de reeds gemaakte kosten en keuzes niet op tegen onzekerheden die een exit met zich mee zou brengen. De analogie met Brexit is hierbij zeer illustratief. Het is hoogst onzeker dat een alternatief, zoals een partnerschap met Rusland of andere partnerschappen, de fundamentele veiligheidsbelangen van Turkije kan behartigen op een duurzame manier zoals de NAVO dat als sinds 1952 doet. Dat is slechts de rationele kant van het verhaal. Volgens het historisch institutionalisme draait institutioneel lidmaatschap ook om gedeelde waarden: de NAVO is één gelijkgezinde community, waarin Turkije vandaag duidelijk een buitenbeentje is. Onder druk van de islamitische en eurazianistische stromingen die sinds 2016 hun macht consolideerden, is de voeling met de identiteit en waarden binnen NAVO zeer sterk afgenomen. Op die manier wordt een NAVO-exit minder een taboe binnen Turkije. Langs deze weg komt het lidmaatschap dus zeker wel meer onder druk te staan, 62

63 maar vooralsnog wordt hier gesteld dat dit niet opweegt tegen de kosten, onzekerheden en risico s verbonden aan een exit. Er werd reeds verwezen naar de zekerheden die de NAVO verschaft voor Turkije. Die zekerheden heeft men niet met betrekking tot Rusland. Op dit moment mogen de belangen van Turkije en Rusland dan wel (deels) overeenstemmen, dat doen ze nog maar sinds medio Ook de samenwerking in specifieke domeinen, zoals energie, is allesbehalve duurzaam te noemen en biedt dus geen duurzaam fundament. Rusland kan met andere woorden de fundamentele veiligheidsbelangen van Turkije niet behartigen in een partnerschap zoals de NAVO dat al sinds 1952 doet. Ook hier duikt het fenomeen van padafhankelijkheid weer op: de NAVO verlaten zou te veel onzekerheden en risico s met zich meebrengen, waardoor Turkije toch maar voor het veilige NAVO-scenario blijft opteren. Er kan geconcludeerd worden dat het water tussen Turkije en het Westen dieper geworden is de afgelopen jaren. Bepaalde dossiers en breuklijnen, die een historische inbedding kennen, geven daar aanleiding tot. Ook het huidige bewind in Turkije speelt mee in de huidige mismatch: er wordt bewust gekozen om afstand te nemen van het Westen. Uit frustratie en eigenbelang wordt Turkije aangetrokken tot Rusland in dit verhaal. De sterke betrekkingen tussen Turkije en Rusland, die vandaag meer en meer kenmerken begint te vertonen van allied alignment, levert beide spelers voordelen op. Toch berust het huidige partnerschap met Rusland op weinig duurzame fundamenten, en ziet Turkije er zijn fundamentele veiligheidsbelangen niet in behartigd. Kiezen voor een volwaardig partnerschap met Rusland brengt dus te veel onzekerheden en risico s mee voor Turkije, net zoals lidmaatschap van de Shanghai Cooperation Organisation of andere organisaties. Die zekerheden zijn er wel binnen de NAVO. Om meerdere redenen zit Turkije stevig vast in de Alliantie. Het is voor Turkije weinig waarschijnlijk en schier onmogelijk om definitief de rug te keren naar de NAVO, gegeven het historisch traject dat werd afgelegd en de bijhorende kosten en keuzes. Beide hebben elkaar nodig, zeker wanneer de relatie tussen Rusland en Turkije terug onzekere tijden tegemoet gaat. Pas dan zullen de garanties die de NAVO biedt terug volledig naar waarde worden geschat door Turkije, met nauwere strategische samenwerking tussen Turkije en zijn westerse partners als gevolg. In het huidige tijdsgewricht lijkt het voor Turkije het hoogst haalbare om zijn NAVO-engagement op een lager pitje te zitten, in afwachting van afnemende spanningen met het Westen. Dat is het hoogst haalbare, in een evenwichtsoefening om van twee walletjes te eten. Met het identiteitsverlies dat daar aan vast hangt, lijkt Turkije vandaag alvast geen moeite te hebben. 63

64 5. Bibliografie Aktürk, Ş. (2015). The Fourth Style of Politics: Eurasianism as a Pro-Russian Rethinking of Turkey s Geopolitical Identity. Turkish Studies, 16(1), Alam, S. (2016, 29 december). US intensifies weapons supply to PYD/PKK in Syria. Anadolu Agency. Geraadpleegd op 24 januari 2019 via Anadolu Agency (2019, 3 juli). Putin hails 'strategic Russian-Turkish cooperation'. Geraadpleegd op 10 augustus 2019 via BBC News (2015, 24 november). Turkey downing of Russia jet 'stab in the back' Putin. Geraadpleegd op 29 april 2019 via Bloomfield, A. (2016). To balance or to bandwagon? Adjusting to China s rise during Australia s Rudd- Gillard era. The Pacific Review, 29(2), Cagaptay, S. (2009, 26 oktober). Is Turkey Leaving the West? Foreign Affairs. Geraadpleegd op 30 oktober 2017 via Capaccio, A., & Wadhams, N. (2018, 19 december). U.S. Backs Patriot Missile Sale to Turkey in Breakthrough. Bloomberg. Geraadpleegd op 27 april 2019 via Capoccia, G., & Kelemen, R.D. (2007). The Study of Critical Junctures: Theory, Narrative, and Counterfactuals in Historical Institutionalism. World Politics, 59(3), Casier, M., Lesage, D., & Staes, W. (2019). De oorlog na Daesh: de actuele situatie in Noord-Syrië, gepresenteerd aan Ghent Institute for International Studies. Colgan, J., Keohane, R.O., Van de Graaf, T. (2012). Punctuated equilibrium in the energy regime complex. Review of International Organizations, 7(2): Cuhadar, E., Kaarbo, J., Kesign, B., & Ozkececi-Taner, B. (2015). Examining leaders orientations to structural constraints: Turkey s 1991 and 2003 Iraq war decisions. Journal of International Relations and Development, 20(1), Dadouch, S., & Ali, I. (2019, 12 juli). Turkey begins receiving Russian missiles in challenge to U.S. and NATO. Reuters. Geraadpleegd op 11 augustus 2019 via David, S. R. (1991). Explaining third world alignment. World Politics, 43(2), Davutoğlu, A. (2012). Transformation of Turkey and Turkey s Position. Perceptions, 27(1), Davutoğlu, A. (2010, 20 mei). Turkey s Zero-Problems Foreign Policy. Foreign Policy. Geraadpleegd op 26 maart 2018 via Demirtaş, S. (2017, 5 januari). Turkey optimistic for ties with US during Trump era. Hürriyet Daily News. Geraadpleegd op 25 januari 2019 via 64

65 Dolan, D. (2017, 18 november).turkey's Erdogan rebuffs NATO apology over 'enemy poster'. Reuters. Geraadpleegd op 30 november 2018 via Dowding, K., John, P., Mergoupis, T., & Van Vugt, M. (2000). Exit, voice and loyalty: Analytic and empirical developments. European Journal of Political Research, 37(4), Ediger, V.Ş., & Durmaz, D. (2017). Energy in Turkey and Russia s Roller-Coaster Relationship. Insight Turkey, 19(1), Emmott, R. (2016, 12 oktober). Exclusive: Turkey purges NATO military envoys after failed coup. Reuters. Geraadpleegd op 5 augustus 2019 via Erkuş, S. (2018, 24 januari). NATO acknowledges Turkey s terror concern. Hürriyet Daily News. Geraadpleegd op 4 februari 2019 via Falleti, T., & Lynch, J. (2009). Context and Causal Mechanisms in Political Analysis. Comparative Political Studies, 42(9), Fioretos, O. (2011). Historical Institutionalism in International Relations. International Organization, 65(2), Gibbons-Neff, T., Ryan, M., & DeYoung, K. (2017, 9 mei). In blow to U.S.-Turkey ties, Trump administration approves plan to arm Syrian Kurds against Islamic State. The Washington Post. Geraadpleegd op 4 februari 2019 via Gould, S.J. (1982). Darwinism and the expansion of evolutionary theory. Science, 216(4546), Guneev, S. (2016, 27 juni). Gazprom Ready to Restart Turkish Stream Dialogue After Erdoğan Apology. Russia Today. Geraadpleegd op 27 april 2019 via Hall, P., & Taylor, R. (1996). Political science and the three new institutionalisms. Political Studies, 44(5), Hernandez, M. (2019, 16 april) Turkey says S-400 technical committee still on table. Anadolu Agency. Geraadpleegd op 27 april 2019 via Herszenhor, D. M. (2012, 26 april). We re eating the Mercedes. Politico. Geraadpleegd op 5 augustus 2019 via Hill, F., & Taspinar, O. (2006). Turkey and Russia: Axis of the excluded? Survival, 48(1), Hirschman, A.O. (1970). Exit, voice and loyalty: Responses to decline in firms, organizations and states, Cambridge, MA: Harvard University Press. Hirschman, A.O. (1970). Exit, voice and loyalty: Responses to decline in firms, organizations and states. Cambridge, MA: Harvard University Press. Holland, S., & Landay, J. (2018, 19 december). In Syria retreat, Trump rebuffs top advisers and blindsides U.S. commanders. Reuters. Geraadpleegd op 2 mei 2019 via 65

66 Hounshell, B. (2010, 28 november). Mr. Zero Problems. Foreign Policy. Geraadpleegd op 27 maart 2018 via Hürriyet Daily News (2013, 22 november). Turkish PM Erdoğan to Putin: Take us to Shanghai. Geraadpleegd op 2 februari 2019 via Hürriyet Daily News (2015, 25 november). Two Russian Warplanes Violated Turkish Airspace for 17 Seconds: Turkey. Geraadpleegd op 27 april 2019 via Hürriyet Daily News (2015, 3 december). Russia says talks suspended with Turkey on Turkish Stream pipeline. Geraadpleegd op 9 april 2019 via Hürriyet Daily News (2018, 26 januari). Turkish operations in Syria to reach up to Manbij and Iraqi border: Erdoğan. Geraadpleegd op 4 februari 2019 via Hürriyet Daily News (2019, 29 maart). Turkey hosting NATO's biggest undersea rescue drill. Geraadpleegd op 4 augustus 2019 via Ikenberry, J. (1994). History s Heavy Hand: Institutions and the Politics of the State. Proceedings of The University of Pennsylvania. Geraadpleegd via historys-heavy-hand Immergut, E. (2006). Historical-Institutionalism in Political Science and the Problem of Change. In A. Wimmer, & R. Kössler (Red.), Understanding Change ( ). London: Palgrave Macmillan. Jenkins, G.H. (2009). Between Fact and Fantasy: Turkey s Ergenekon Investigation (Silk Road Paper). Geraadpleegd via Kardaş, Ş. (2011). Turkish-American Relations in the 2000s: Revisiting the Basic Parameters of Partnership? Perceptions, 16(3), Kirişci, K. (1998). Turkey and the United States: Ambivalent Allies. Middle East Review of International Affairs, 2(4), Kirişci, K. (2018). Turkey and the West : fault lines in a troubled alliance. Washington, D.C.: Brookings Institution Press. Kozok, F. (2016, 3 augustus). Gulen Infilltrated Turkey s Military for Decades, Ucok Says. Bloomberg. Geraadpleegd op 17 april 2018 via Krasner, S. (1982). Structural causes and regime consequences: Regimes as intervening variables. International Organization, 36(2), Krasner, S. (1984). Approaches to the State: Alternative Conceptions and Historical Dynamics. Comparative Politics, 16(2), Kuik, C. (2006). The Essence of Hedging: Malaysia and Singapore s Response to a Rising China. Contemporary Southeast Asia, 30(2),

67 Lesage, D. (2018, 7 maart). De Turkse operatie in Afrin: een vermijdbare escalatie. Clingendael Spectator. Geraadpleegd op 1 mei 2019 via Lesser, I.O. (2006). Turkey, the United States and the Delusion of geopolitics. Survival, 48(3), Macias, A (2018, 19 december). A messy multibillion-dollar weapon sale between Turkey, Russia and the US just got more complicated. CNBC. Geraadpleegd op 9 februari 2019 via Mahoney, J. (2000). Path dependence in historical sociology. Theory and Society, 29(4), Mahoney, J. (2000). Path dependence in historical sociology. Theory and Society, 29(4), Mehta, A. (2017, 25 oktober). NATO official: Turkey faces consequences if purchase of S-400 completed. Defense News. Geraadpleegd op 29 april 2019 via Menon, R., & Wimbush, S.E. (2007). The US and Turkey: End of an Alliance? Survival, 49(2), Müftüler-Bac, M. (2005). Turkey and the United States: The impact of the war in Iraq. International Journal, 61(1), NATO (2019, 6 mei). NATO Allies stand with Turkey: Secretary General Stoltenberg. Geraadpleegd op 6 augustus 2019 via Nişanci, Ş. (maart 2005). Turkey s Role in NATO in the Post-Cold War Security Environment. Geraadpleegd op 9 augustus 2019 via Oğuzlu, T. (2013). Making sense of Turkey s Rising Power Status: What Does Turkey s Approach Within NATO Tell Us? Turkish Studies, 14(4), Oğuzlu, T. (2013). Turkey and NATO. Adam Akademİ, 3(1), Öniş, Z., & Yılmaz, Ş. (2016). Turkey and Russia in a shifting global order: cooperation, conflict and asymmetric interdependence in a turbulent region. Third World Quarterly, 37(1), Osborn, A. (2016, 19 december). Putin says Turkey ambassador murder is ploy to wreck Syrian peace process. Reuters. Geraadpleegd op 12 augustus 2019 via Özbay, F. (2011). The Relations between Turkey and Russia in the 2000s. Perceptions, 16(3), Özdal, H., Özertem, H., Has, K., & Demirtepe, M. (2013). (Rep.). International Strategic Research Organization (USAK). Özertem, H.S. (2017). Turkey And Russia: A Fragile Friendship. Turkish Policy Quarterly, 15(4), Pierson, P. (2000). The Limits of Design: Explaining Institutional Origins and Change. Governance, 13(4), Pierson, Paul (2000). The Limits of Design: Explaining Institutional Origins and Change. Governance: An International Journal of Policy and Administration 13(4),

68 Pierson, Paul (2004). Politics in Time: History, Institutions, and Social Analysis. Princeton, N.J.: Princeton University Press. Psara, M. (2017, 6 juli). Purged: The officers who cannot go home to Turkey. BBC News. Geraadpleegd op 30 november 2018 via Reynolds, M.A. (2016, 26 september). Damaging Democracy: The U.S., Fethullah Gülen, and Turkey s Upheaval. Geraadpleegd via Rixen, T., & Viola, L. (2015). Putting path dependence in its place: toward a Taxonomy of institutional change. Journal of Theoretical Politics, 27(2), Rixen, T., & Viola, L. (2016). Historical Institutionalism and International Relations: Explaining Institutional Development in World Politics. Oxford: Oxford University Press. Rodrik, D. (2011). Ergenekon and Sledgehammer:Building or Undermining the Rule of Law? Turkish Policy Quarterly, 10(1), Rodrik, D. (2014). The Plot Against the Generals. Geraadpleegd op 3 maart 2018 via Rozen, L. (2019, 16 april). Turks look to Trump for way around S400 or F-35 ultimatum. Al-Monitor. Geraadpleegd op 27 april 2019 via Sanchez, R. (2016, 20 december). Russia, Iran, Turkey meet without US on Syria and agree to broker peace talks. The Telegraph. Geraadpleegd op 12 augustus 2019 via Schweller, R. L. (1994). Bandwagoning for Profit: Bringing the Revisionist State Back In. International Security, 19(1), Sputnik News (2015, 24 november). Russian Defense Ministry Video Proves Su-24 Never Entered Turkish Airspace. Geraadpleegd op 27 april 2019 via Stone, M., & Pamuk, H. (2019, 1 april). U.S. halts F-35 equipment to Turkey, protests its plans to buy from Russia. Reuters. Geraadpleegd op 27 april 2019 via Taş, H. (2017). A history of Turkey s AKP-Gülen conflict. Mediterranean Politics, 23(3), Taydaş, Z., & Özdamar, Ö. (2013). A Divided Government, an Ideological Parliament, and an Insecure Leader: Turkey s Indecision about Joining the Iraq War. Social Science Quarterly, 94(1), Toksabay, E., & Gurses, E. (2017, 12 oktober). Erdogan says U.S. sacrificing strategic ally Turkey. Reuters. Geraadpleegd op 7 mei 2019 via Troitiño, D. R. (2008). De Gaulle and the European Communities (paper). Geraadpleegd via Tsvetkova, M. (2018, 17 september). Russia and Turkey agree to create buffer zone in Syria's Idlib. Reuters. Geraadpleegd op 4 mei 2019 via 68

69 Van de Graaf, T. (2013). Fragmentation in Global Energy Governance: Explaining the Creation of IRENA. Global Environmental Politics, 13(3), Walt, S. M. (1987). The Origins of Alliances. Cornell University Press. Waltz, K. N. (1979). Theory of international politics. Boston, Ma: McGraw-Hill Waltz, K. Neal. (1979). Theory of international politics. 21st print. Boston (Mass.): McGraw-Hill. Weise, Z., & Oliphant, R. (2016, 9 augustus). Erdogan praises 'dear friend' Vladimir Putin in Russian- Turkish détente. The Telegraph. Geraadpleegd op 2 oktober 2018 via Wendt, A. (2004). Social theory of international politics. 9th pr. Cambridge: Cambridge university press. WikiLeaks (18 april, 2003). The Turkish General Staff: A Fractious and Sullen Political Coalition (2003). Geraadpleegd op 17 april 2018 via Wilkins, T. S. (2012). Alignment, not alliance - the shifting paradigm of international security cooperation: Toward a conceptual taxonomy of alignment. Review of International Studies, 38(1), Williams, A., & Pitel, L. (2019, 16 april). Turkey seeks US sanctions waiver over Russian missile deal. Financial Times. Geraadpleegd op 27 april 2019 via Winrow, G. (2017). Turkey and Russia: The Importance of Energy Ties. Insight Turkey, 19(1), Yeşiltaş, M. (2013). The Transformation of the Geopolitical Vision in Turkish Foreign Policy. Turkish Studies, 14(4), Yetkin, M. (2017, 1 augustus). Two NATO allies accusing each other of helping terrorists. Hürriyet Daily News. Geraadpleegd op 9 februari 2019 via Yinanç, B. (2019, 4 maart). Blue Homeland shows Turkey has become a maritime power. Hürriyet Daily News. Geraadpleegd op 1 augustus 2019 via Yinanç, B. (2019, 7 maart). Is Turkey losing the West or the West losing Turkey? Hürriyet Daily News. Geraadpleegd op 1 augustus 2019 via Zanotti, J. (2011). Turkey-U.S. Defense Cooperation: Prospects and Challenges. Geraadpleegd op 29 oktober 2017 via 69

70 6. Bijlagen 6.1. Bijlage A: het balancing-bandwagoning continuüm (Bloomfield, 2016) 6.2. Bijlage B: een typologie van hedging (Kuik, 2008) 70