Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken.

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken."

Transcriptie

1 Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken. Naam Plaats Universiteit Opleiding L.X. Chen Eindhoven Universiteit van Tilburg Fiscaal Economie Studentnummer Administratienummer Examinatoren Begeleider Prof. J.A.G. van der Geld en Drs. J.J.H. Gortzak. Mr. W.C.M. Martens Datum

2 Inhoudsopgave VOORWOORD 2 INLEIDING PROBLEEMSTELLING VERANTWOORDING OPZET 3 2 RESULTAAT UIT OVERIGE WERKZAAMHEDEN INLEIDING 2.2 DE BRONVEREISTEN Het verrichten van arbeid In het economisch verkeer Voordeel beogen en redelijkerwijs te verwachten voordeel Buiten onderneming of dienstbetrekking MEER DAN NORMAAL, ACTIEF VERMOGENSBEHEER Meer dan normaal (actief) vermogensbeheer Uitponden Het aanwenden van voorkennis of daarmee vergelijkbare bijzondere vormen van kennis Het zelf verrichten van groot onderhoud 11 3 INKOMEN UIT SPAREN EN BELEGGEN INLEIDING Stelselwijziging Ontbreken van een bron van inkomen 3.2 RENDEMENTSGRONDSLAG HEFFING 13 4 SFEEROVERGANG VAN BOX I NAAR BOX III EN OMGEKEERD INLEIDING SFEEROVERGANG VAN BOX III NAAR BOX I SFEEROVERGANG VAN BOX 1 NAAR BOX III MOMENT VAN SFEEROVERGANG ANDERE OVERGANGSMOGLEIJKHEDEN GEVOLGEN EN OPLOSSINGEN Gevolgen Conserverende aanslag Compartimentering 20 5 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN CONCLUSIES 6 LITERATUURLIJST 22 7 JURISPUDENTIE 23 2

3 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Inleiding Met de Invoering van de Wet Inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001) is de stap gezet naar een analytisch belastingstelsel. Daartoe is een zogenoemd boxenstelsel ingevoerd. Verschillende inkomensbestanddelen worden in boxen onderverdeeld en in iedere box geldt een verschillend tarief en een verschillend regime. In deze scriptie wordt er in gegaan op investeringen in onroerend goed door natuurlijke personen. Investeringen die gedaan worden door natuurlijke personen in onroerend goed kunnen op diverse manieren en ook met diverse intenties gebeuren. De belastingheffing die hieruit voortvloeit zal dan ook verschillend zijn. In eerste instantie kan de koop of verkoop van onroerend goed vallen onder box 1. Hierin worden de inkomensbestanddelen belast tegen het tegen een progressief tarief oplopend tot 52%. Indien het resultaat niet aangemerkt wordt als box 1 inkomen, kan het toebehoren aan box 2 (aanmerkelijk belang). De vereisten van aanmerkelijk belang zijn terug te vinden in art. 4.6 Wet IB Tot slot kan het resultaat ook toebehoren aan box 3 waarin de inkomsten uit sparen en beleggen wordt belast. In deze scriptie wordt onderzocht aan de hand van welke voorwaarden kan worden vastgesteld of investeren in onroerend goed belast wordt als resultaat uit overige werkzaamheden in box 1 of als inkomen uit sparen en beleggen in box 3. Wanneer is vastgesteld in welke box de belastingheffing plaatsvindt, wordt er gekeken op welke manieren een sfeerovergang kan plaatsvinden van box 1 naar box 3 en andersom. De manieren waarop dit kan gebeuren zullen we nader in deze scriptie behandelen. Een onroerend goed kan ook in box 2 vallen, deze mogelijkheid wordt verder niet meer behandeld in deze scriptie. 1.2 Probleemstelling & Verantwoording opzet In deze thesis staat centraal het antwoord op de vraag of bij investeren in onroerende zaken door natuurlijke personen een sfeerovergang kan plaatsvinden van box 1 naar box 3 (en omgekeerd) en zo ja wat daarvan de gevolgen zijn. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zal allereerst gekeken moeten worden naar de criteria wanneer een investering in onroerend goed behoort tot box 1-inkomen en wanneer tot box 3-vermogen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op het begrip resultaat uit overige werkzaamheden. Hier worden de 4 bronvereisten besproken waaraan het inkomen moet voldoen om te behoren tot het resultaat uit overige werkzaamheden. Ondernemingswinsten en inkomsten uit arbeid blijven buiten beschouwing, evenals de terbeschikkingstellingregeling. In het derde hoofdstuk komt box 3 aan bod, het inkomen uit sparen en beleggen wordt in dit hoofdstuk besproken. Nadat de verschillen tussen box 1 en box 3 uiteenzijn gezet wordt in hoofdstuk 4 gekeken naar de mogelijkheid of er een sfeerovergang kan plaatsvinden van box 1 naar box 3(en andersom). Het laatste hoofdstuk sluit af met een conclusie. 3

4 Hoofdstuk 2 Resultaat uit overige werkzaamheden 2.1 Inleiding Het belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden vormt in art 3.1 lid 2 Wet IB 2001 samen met de andere inkomenscategorieën van box 1 het belastbare inkomen uit werk en woning. Het tarief dat hierbij hoort is het progressieve tarief oplopend tot 52%. Tot het resultaat uit overige werkzaamheden behoren alle inkomsten die niet onder winst uit onderneming of looninkomsten te zijn classificeren. Werkzaamheden die wel winst uit onderneming of looninkomsten genereren, worden immers als winst en loon belast en komen dus, gelet op de rangorde (art Wet IB 2001) niet meer voor heffing in de inkomstencategorie resultaat uit overige werkzaamheden in aanmerking. In dit hoofdstuk zal duidelijk worden welke inkomensbestanddelen moeten worden beschouwd als resultaat uit overige werkzaamheden. Om te toetsen of het resultaat behoort tot resultaat uit overige werkzaamheden moeten de bronvoorwaarden af worden gegaan, deze worden in de volgende paragrafen besproken. 2.2 Bronvereisten Om te toetsen of het inkomen behoort tot het resultaat uit overige werkzaamheden zijndiverse zogenoemde bronvereisten vastgesteld. De Wet IB 2001 is in navolging van haar voorgangers de Wet IB 1964 en de wet IB 1914 gebaseerd op het bronnenstelsel. Uit de jurisprudentie zijn een viertal bronvereisten te destilleren welke besproken worden in dit hoofdstuk. Uit de Wet IB 1964 zijn er de volgende viertal bronvereisten te destilleren: er is sprake van het verrichten van arbeid; in het economische verkeer; waarbij voordeel wordt beoogd welk voordeel redelijkerwijs kan worden verwacht; buiten onderneming of dienstbetrekking. Deze bronvereisten zullen aan de hand van de komende subparagrafen nader worden toegelicht Het verrichten van arbeid Het verrichten van arbeid is een van de vereisten om te kwalificeren voor resultaat uit overige werkzaamheden. Om hieraan te voldoen moet er draagkrachtvermeerdering zijn ten behoeve de belastingplichtige, daarnaast moet dit aan diegene toe te rekenen zijn. Bij toerekening gaat het om zelf verrichte arbeid maar dit kan ook volstaan uit derden. Verder blijkt uit de rechtspraak dat de aard en 4

5 omvang, de hoedanigheid en de relatie tussen arbeid en behaald voordeel van belang zijn. 1 Minimale arbeid kan voldoende zijn als er maar een relatie is tussen het behaalde voordeel en de arbeid. 2 Met betrekking tot investeringen in onroerend goed kan men denken aan het opknappen van woningen om deze vervolgens weer met winst te verkopen. Indien hiervan sprake is dan spreekt men over actief vermogensbeheer (belast in box 1) in plaats van passief vermogensbeheer dat belast wordt in box III. De toepassing van dit vereiste is niet altijd even gemakkelijk. De ene keer kan geringe arbeid genoeg zijn, zie bijvoorbeeld BNB 1953/116 3 waarin het schrijven van een brief voldoende is om aan het arbeidsvereiste te voldoen. Alsook in BNB 1982/155 4 waarin besloten is dat het geven van een zakelijke tip voldoende is. In andere arresten kan het geringe verrichte arbeid ontoereikend zijn. In bijvoorbeeld BNB 1962/237 5 maakt de belanghebbende gebruik van een koopoptie op huizen. De Hoge Raad oordeelde gezien de eenvoud en de beperktheid van de belastingplichtige verrichte rechtshandelingen er geen sprake is van resultaat uit overige werkzaamheden. Van Dijck sprak over een driedeling. Deze driedeling komt erop neer dat de arbeid vorm kan zijn gegeven door werkzaamheden aan het vermogensbestanddeel zelve (handelingen die het goed een meerwaarde geven), door het verrichten van diensten en door niet speculatieve vermogenstransacties met een voorzienbaar voordeel. Bij de eerste categorie gaat het om handelingen die een normaal vermogensbeheer te boven gaan. Bij de laatste vorm van arbeid zal het aankomen op de deskundigheid, ervaring en relaties van een belastingplichtige. Bij diensten kan er naar de mening van Van Dijck sprake zijn van zeer geringe arbeid, en bestaat zelfs geen noodzaak meer tot verrichten van enige arbeid. 6 R.M. Freudenthal wijkt hier van de oude leermeester Van Dijck af. Freudenthal is van mening dat het denken in hokjes in de praktijk problemen kan opleveren. 7 Een strikte driedeling van de arbeidsvarianten kent volgens Freudenthal haar nadelen, maar de categorisering is nog wel bruikbaar en gebruikelijk. Volgens Freudenthal is niet iedere handeling duidelijk in slechts een categorie te plaatsen. Freudenthal is van mening dat de omvang in relatie moet gebracht worden met de aard van de arbeid. En hij benadrukt het complementaire karakter van de twee factoren, zo kan een geringe hoeveelheid arbeid van hoge kwaliteit (deskundigheid en ervaring) ervoor zorgen dat er sprake is van voldoende arbeid. Terwijl er ook jurisprudentie is waaruit volgt dat beduidend meer 1 HR 9 september 1987, BNB 1988/15 2 HR 9 september 1987, BNB 1988/15 3 HR 30 januari 1953, BNB 1953/116 4 HR 23 december 1981, BNB 1982/155 5 Hof Arnhem 6 maart 1962, BNB 1962/237 6 R.M. Freudenthal P.H.J Essers, Resultaat uit overige werkzaamheden exclusief terbeschikkingstellingregeling, 2002, p R.M. Freudenthal, Resultaat uit overige werkzaamheden, 2012, p.18. 5

6 arbeidsinspanningen niet leiden tot de belastbaarheid. 8 Door dit complementaire karakter moet er volgens R.M. Freudenthal per geval bekeken worden of er voldoende arbeid aanwezig is om te kwalificeren voor resultaat uit overige werkzaamheden. Om dit te verduidelijken: indien een belastingplichtige onroerend goed koopt met behulp van voorkennis vergt dit weinig inspanning. In een dergelijke situatie is de kwantiteit van de arbeid beperkt en zal de kwaliteit doorslaggevend zijn In het economische verkeer Het tweede criterium deelname aan het economisch verkeer is om activiteiten in de privésfeer buiten het inkomensbegrip te houden. De privésfeer vormt een benaming voor de familiesfeer, de gezinssfeer, de hobby en de persoonlijke sfeer. 9 Een persoon die zijn persoonlijke vaardigheid gebruikt om op de consumptieve uitgaven van zichzelf en zijn gezin te sparen neemt geen deel aan het economisch verkeer. In BNB 1963/ maakte de Hoge Raad een onderscheid tussen privésfeer en deelname aan het economische verkeer. In deze casus ging het om een natuurlijk persoon die een woning bouwt, deze kon hij aanwenden voor eigen gebruik of voor verkoop aan derden. In de eerste situatie is er sprake van privésfeer, is het echter de bedoeling om de woning te verkopen dan is er sprake van deelname aan het economische verkeer. In een later arrest BNB 1978/ werd dit verduidelijkt. Hierin ging het om een timmerman die in eigen beheer een huis bouwt samen met behulp van zijn zwager, een metselaar die eveneens een identieke woning bouwt. De Hoge Raad oordeelde hier dat er geen sprake was van deelname aan het economische verkeer omdat belastingplichtige en zijn zwager op grond van hun familierelatie samen een huis bouwen Voordeel beogen en redelijkerwijs te verwachten Inleiding De vereisten voordeel beogen en redelijkerwijs te verwachten worden vaak in één zin genoemd, toch behoeven deze 2 bronvereisten een eigen bespreking. De eis van voordeel beogen is een subjectief waarbij bezien kan worden of het de bedoeling van de belastingplichtige is geweest om voordeel te behalen met de activiteit die verricht is. In combinatie met de (objectieve) eis van redelijkerwijs te verwachten voordeel, naar maatschappelijke maatstaven bezien, zorgt dit voor een objectiviteitstoets waaraan duidelijker kan worden afgelezen of het om een belaste prestatie gaat Zie bijvoorbeeld Hof Arnhem 6 maart 1962, BNB 1962/237 9 Essers/ Van Kempen, Cursus Belastingrecht, 2011, p HR 10 januari Nr. 196/62, BNB 1963/ HR 19 april 1978, nr , BNB 1978/ HR 22 februari 1978, BNB 1978/194. 6

7 Voordeel beogen Het voordeelsoogmerk zegt iets over de intentie van de belastingplichtige. Doorgaans beoogt men bij vastgoedarbeid al snel een voordeel. In andere gevallen is de intentie lastiger vast te stellen. Zo is bijvoorbeeld de intentie van een belastingplichtige moeilijk te bepalen wanneer hij een onroerend goed restaureert. Dient het onroerend goed voor zelfbewoning of gaat het in een dergelijke situatie om het huis met een winst te doorverkopen? Door het subjectieve karakter van dit criterium is het voor de fiscus niet altijd even makkelijk om de bedoeling van de belastingplichtige objectief vast te stellen. De Hoge Raad heeft echter in het medische-proevenarrest 13 geoordeeld dat de criteria van voordeel beogen en redelijkerwijs verwachten niet altijd hoeven te worden geraadpleegd wanneer al vast staat dat er voordeel behaald is met een prestatie die verricht is in het economische verkeer. In dit arrest ging het om een vrijwilliger die zich beschikbaar had gesteld om deel te nemen aan medische proeven. Hij had hier een vergoeding voor ontvangen. De Hoge Raad beoordeelde dat deze vergoeding verstrekt was in het economische verkeer. Het maakte voor de beoordeling van de Hoge Raad niet uit of er handelingen waren verricht door de belastingplichtige. Ook het argument van de belastingplichtige dat het voordeel niet beoogd was, was voor de Hoge Raad niet valide. Na dit arrest ontstond er veel onduidelijkheid of nu in alle omstandigheden een dienst belastbaar zou zijn als er voordeel mee behaald wordt. 14 In een later arrest, in het zogenaamde nasi- en bamirecepten-arrest 15, reageerde Hoge Raad hierop met een verdere concretisering van het criterium. De Hoge Raad bepaalde dat het samengestelde criterium van voordeel beogen en verwachten alleen nog gebruikt moet worden indien het de volgende situaties 16 betreft: daar waar het gaat om de begrenzing van activiteiten in de inkomstensfeer tegenover activiteiten die voorzienbaar blijvend verliesgevend zijn, bij de afgrenzing van louter speculatieve transacties ten opzichte van transacties in de vermogenssfeer, en in de gevallen waar de voordelen voortvloeien uit werkzaamheden die in het economische verkeer verricht zijn, maar toch in de persoonlijke sfeer behoren. In de eerste situatie heeft de Hoge Raad opbrengsten uit de zogenaamde hobby- of spelsfeer buiten de heffing willen laten. Omgekeerd zijn de kosten die in deze sferen gemaakt worden, niet aftrekbaar. In de tweede situatie zijn opbrengsten uit louter speculatieve transacties enkel en alleen belast als er 13 HR 3 oktober 1990, BNB 1990/ R.M. Freudenthal P.H.J Essers, Resultaat uit overige werkzaamheden exclusief terbeschikkingstellingregeling, 2002, p HR 14 april 1993, BNB 1993/ L.G.M. Stevens, Inkomstenbelasting, 2006, p

8 bewezen kan worden dat deze opbrengsten beoogd zijn en daarnaast ook redelijkerwijs te verwachten waren. De laatste situatie betreft gevallen waarbij de activiteiten vallen onder de persoonlijke sfeer, die tegelijkertijd afspelen in het economische verkeer Redelijkerwijs te verwachten voordeel Naast voordeel beogen moet het voordeel redelijkerwijs te verwachten zijn. In de inleiding van deze paragraaf hebben we al geconstateerd dat dit vereiste een objectief karakter heeft. De eis van een redelijkerwijs te verwachten voordeel moet naar maatschappelijke maatstaven beoordeeld worden. Volgens R.M. Freudenthal 17 onderscheiden belaste vermogenstransacties zich van onbelaste speculatiewinsten, omdat vermogenstransacties beïnvloedbaar zijn door de belastingplichtige en vermogenstransacties niet. Indien de belastingplichtige doormiddel van arbeid het voordeel heeft kunnen behalen dan is er sprake van resultaat uit overige werkzaamheden. In gevallen waarbij het voordeel niet beïnvloedbaar wordt deze buiten de heffing gelaten, dan spreken we over speculatie. Indien we de voordeelsverwachting toespitsen op het aankoop en verkoop van onroerend goed, is op te merken dat wanneer een belastingplichtige een vastgoedresultaat niet kan beïnvloeden, er geen sprake is van een box 1 resultaat. Alleen als er een causaal verband is tussen de verrichte arbeid en het behaalde resultaat, is er sprake van resultaat uit overige werkzaamheden. (hierna ROW) 18 Uit de jurisprudentie tot nu toe is een tweedeling onderscheiden: gunstige aankoop, gunstige verkoop; en 2. er is sprake van een waardecreatie door vermogensbeheer overstijgende activiteiten. In de eerste situatie zijn behaalde voordelen voornamelijk het gevolg van informatievoorsprong door ervaring, deskundigheid en/of relaties. Echter er moet wel een causaal verband te constateren zijn tussen de informatievoorsprong en het behaalde voordeel. Als sprake is van een algemene bekende omstandigheid, dus informatie die iedereen tot haar beschikking heeft, zal een dergelijk behaalde prestatie niet tot een box 1 heffing leiden. De tweede situatie gaat om gevallen waarbij de vraag moet worden gesteld of wel of geen sprake is van een behaald voordeel door vermogensbeheer overstijgende activiteiten, een voorbeeld daarvan is het uitponden van onroerende zaken. 17 R.M. Freudenthal, Resultaat uit overige werkzaamheden exclusief terbeschikkingstellingregeling,2002, p J.G. van Ingen, Onderscheid resultaat uit overige werkzaamheden en box 3 Fiscaal praktijkblad, 19 J.G. van Ingen, Onderscheid resultaat uit overige werkzaamheden en box 3 Fiscaal praktijkblad, 8

9 2.2.4 Buiten onderneming of dienstbetrekking Zoals in de inleiding van dit hoofdstuk al werd aangeven,worden werkzaamheden die winst uit onderneming of looninkomsten generen, belast in Box 1. Gelet op de toerekeningsregels van art 2.14, lid 1 en 2 en de rangorderegeling, gaan de inkomensbestanddelen uit winst uit onderneming en belastbaar loon voor op resultaat uit overige werkzaamheden. Enkel wanneer het behaalde resultaat niet valt onder de 2 categorieën van box 1 valt kan er gekeken worden of het resultaat onder de restcategorie resultaat uit overige werkzaamheden valt. 2.3 Meer dan normaal, actief vermogensbeheer Nu de vereisten uiteen zijn gezet, kan worden gekeken naar de werking van artikel 3.91 lid 1 sub c Wet IB Het begrip normaal vermogensbeheer is het kernwoord van dit artikel. Dit artikel bepaalt: Onder een werkzaamheid wordt mede het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat Normaal vermogensbeheer. Uit de jurisprudentie kan worden opgemaakt dat onder normaal vermogensbeheer moet worden verstaan, hetgeen een reguliere belegger zou doen ter verkrijging van een normaal rendement. 20 Als het rendabel maken van de vermogensbestanddelen normaal vermogensbeheer te boven gaat, hiermee wordt gedoeld op een meerwaarde die gecreëerd wordt doormiddel van actief beleggen, dan wordt het voordeel belast als resultaat uit overige werkzaamheden (box 1). In het arrest van het Hof Den Bosch 17 februari kocht de belanghebbende een boerderij op, waarbij de belanghebbende enkele reparaties verrichtte, de tuin opknapte, de ondergrondse tanks leeghaalde en vervolgens gaf hij een makelaar de opdracht om de boerderij te verkopen. Het hof kwam tot oordeel dat er sprake is van normaal vermogensbeheer Meer dan normaal (actief) vermogensbeheer. In het tweede gedeelte van de zinsnede van artikel 3.91 lid 1 sub c Wet IB 2001 worden er enkele voorbeelden gegeven van meer dan normaal (actief) vermogensbeheer: het uitponden van onroerende zaken, het in hoofdzakelijk zelf verrichten van groot onderhoud, of het aanwenden door de belastingplichtige van voorkennis of daarmee vergelijkbare vormen van kennis. De hierboven gegeven voorbeelden vloeien voort uit het amendement van Bos/Reitsma 22 Deze voorbeelden waren aanvankelijk bedoeld om eventuele twijfels weg te nemen die ontstaan zijn onder de oude wetgeving 20 J.E.A.M. van Dijck, 'Vermogensbeheer', WFR 1976/ Hof Den Bosch 17 februari 2003, nr. 00/02735, NTFR 2003/ Amendement Bos/Reitsma, kamerstukken II 1999/2000, 26727, nr 75. 9

10 van Wet IB Op de vragen uit de Eerste Kamer antwoordde staatssecretaris Bos 24 het volgende: Het stuk dient ertoe om duidelijk te maken dat het rendabel maken van vermogen op een wijze die normaal, actief vermogensbeheer te buiten gaat, altijd in box 1 in de heffing belast moet worden. In de wet zijn een 3 tal voorbeelden opgenomen ( ) Onder de Wet IB 1964 zouden deze activiteiten, gelet op de jurisprudentie, al behoren tot inkomen uit arbeid buiten dienstbetrekking. De gegeven voorbeelden zijn geen voorwarden die tot belastingheffing leiden. Zij geven de rechter wel aanknopingspunten voor de toekomstige rechtsontwikkeling, namelijk welke activiteiten absoluut niet in box 3 thuis behoren. Mijn inziens merken Mobach en Sillevis 25 terecht op dat art 3.91, lid 1, sub c Wet IB 2001 geen aanscherping is van het onder de Wet IB 1964 ontwikkelde leerstuk. In hun ogen voegt het niks toe, anders dan slechts het codificeren van het hetgeen zich al qua rechtspraak had ontwikkeld onder de Wet IB Uitponden In het arrest van HR 9 oktober 2009, nr geeft de Hoge Raad meer helderheid over de werking van het amendement. Al snel werd duidelijk dat de codificatie van de jurisprudentie in de wet tot verwarring leidt. Is het voldoende om te kunnen spreken over belastbaar inkomen als het gaat om het bijvoorbeeld uitponden van een onroerende zaak of zijn andere factoren doorslaggevend? In het arrest komt naar voren dat het uitponden van onroerende zaken niet zonder meer leidt tot belastbare arbeidsinkomsten. De belanghebbende in dit arrest koopt een woningcomplex in verhuurde staat, splits deze in appartementsrechten, verkoopt ze vervolgens in onverhuurde staat. De vraag was of er sprake is van meer dan normaal vermogensbeheer. De Hoge Raad oordeelt in deze zaak dat het uitponden leidt tot belastbare inkomsten indien de werkzaamheden onmiskenbaar gericht zijn op het behalen van voordelen die uitgaan boven het bij normaal vermogensbeheer te verwachten rendement Het aanwenden van voorkennis of daarmee vergelijkbare bijzondere vormen van kennis In het arrest van de Rechtbank Den Haag van 15 juni werd besloten dat het doorverkopen van een pand belast wordt als resultaat uit overige werkzaamheden vanwege de bijzondere deskundigheid en kennis van de vader van de belanghebbende. Vader (actief belegger in vastgoed) 23 Kamerstukken II 1999/2000, 26727, nr Kamerstukken I 1999/2000, en , nr. 202a, blz Mobach/Sillevis, Cursus belastingrecht, onderdeel inkomstenbelasting, 2000, B.b6. 26 Rechtbank Den Haag 15 juni 2010, nr.08/06702, NTFR 2010/

11 koopt in februari 2002 een pand voor ,45, enkele aantal maanden later verkoopt hij het pand aan zijn zoon voor 110,000, die vervolgens op dezelfde dag het pand doorverkoopt aan een derde voor ,27. De rechtbank achtte het aannemelijk dat voorkennis en deskundigheid van de vader een gewichtige factor hebben gevormd bij het behalen van het resultaat, zodat ter zake van het behaalde voordeel sprake is van een belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden. Andere mogelijkheden die erop kunnen duiden dat er sprake is van actief vermogensbeheer is dat er een actief huurbeëndigingsbeleid wordt gevoerd. 27 Dit kan bijvoorbeeld door huurders een vertrekpremie aan te bieden Het zelf verrichten van groot onderhoud Wanneer de verhuurder het groot onderhoud zelf verricht dan valt het resultaat onder Art lid 1 onderdeel c. Om een voorbeeld te geven: een belastingplichtige verhuurt een pand, doet zelf de schoonmaak en onderhoudt het pand ook. In het geval hij een onderneming drijft zal dit volgens de rangorderegeling 29 verplicht ondernemingsvermogen vormen. Valt het resultaat niet onder ondernemingsvermogen vallen zijn er twee mogelijkheden. Of het pand behoort tot het ROWvermogen of het pand valt onder box 3. Belangrijk bij hierbij is de grens tussen c-vastgoed en normaal vermogensbeheer. De lijn die getrokken wordt kan gebaseerd zijn op kwalitatieve of kwantitatieve arbeid, eerder uitgelegd in paragraaf Op het moment dat de belastingplichtige veel tijd aan werkzaamheden besteedt kan er op wijzen dat er sprake is van ROW-vermogen. Echter als de belastingplichtige weinig inspanning levert hoeft dit niet betekenen dat hij niet onder ROW valt. Zo kan het schrijven van een brief naar de gemeente, gaande om het verzoek om een bestemmingswijziging van een perceelgrond, leiden tot genoeg kwalitatieve arbeid om te voldoen aan art 3.91 lid 1 onderdeel c. Wanneer is er dan voldoende arbeid om te spreken over het zelf verrichten van groot onderhoud? Het arrest van Hof Amsterdam 12 maart is geeft enige indicatie. In dit arrest verhuurt en splits de belanghebbende panden. Het klein onderhoud werd overgelaten aan de huurders, maar voor het groot onderhoud werd een derde partij ingehuurd. Het Hof oordeelde dat de werkzaamheden ter zake van de verhuur evenals de splitsing niet leiden tot meer dan normaal vermogens beheer. Mocht de belanghebbende ervoor kiezen om het groot onderhoud zelf te verrichten dan zou er sprake zijn van meer dan normaal vermogensbeheer, belast als resultaat uit overige werkzaamheden. 27 J.G. van Ingen, Onderscheid resultaat uit overige werkzaamheden en box 3 Fiscaal praktijkblad, 28 MVA, 1999/ , nr. 202a, p Art 2.14 lid 1 Wet IB P.G.H. Albert & T.M Berkhout, Vastgoed Box 3, resultaat uit overige werkzaamheden en sfeerovergangen, wfr 2010/ Hof Amsterdam 12 maart 2004, nr. 02/06328, NTFR 2004/

12 Hoofdstuk Inleiding Inkomen uit sparen en beleggen Stelselwijziging De vermogensrendementsheffing geldt als boegbeeld van de in 2001 ingevoerde ingrijpende belastingherziening. 32 Deze heffingssystematiek verschilt drastisch met het oude stelsel van de Wet IB De werkelijke genoten inkomsten worden niet meer belast, maar er wordt uitgegaan van een forfaitaire rendement. Onder het oude stelsel Wet IB 1964 werden enkel de werkelijk genoten inkomsten in de heffing betrokken. De mogelijkheid bestond er om heffing te ontlopen door met vermogenswinsten te verschuiven. 33 De wetgever heeft getracht dit te voorkomen door een fictief rendement te stellen van 4%, ongeacht de werkelijke genoten inkomsten. In een evaluatie in 2005 over de stelselwijziging is door J.A.G. van Der Geld geconcludeerd dat box III aan alle bij de invoering gestelde doelstellingen voldoet en dat slechts enkele beperkte aanpassingen het overwegen waard zijn. 34 Van Dusarduijn en Gribnau sluiten niet aan bij deze mening. Als respons op de evaluatie betogen zij dat de vermogensrendementsheffing als robuuste heffingstechniek geslaagd te zijn, echter bij toetsing aan de belangrijkste gestelde doelstellingen scoort de vermogensrendementsheffing een onvoldoende. Zo voldoet de vermogensrendementsheffing volgens Van Dusarduijn en Gribnau niet aan het bevorderen van een evenwichtige en rechtvaardige belastingdruk; verbreding en versterking van de belastinggrondslag; bevordering van de eenvoud en bevordering van de fiscale neutraliteit Ontbreken van een bron van inkomen. In een bronnenstelsel, zoals dit onverkort gold onder het regime van de Wet IB 1964, kan alleen sprake van een te belasten voordeel zijn wanneer het voordeel voldoet aan de bronvereisten. Uit de jurisprudentie volgt dat een dergelijke bron van inkomen dient te voldoen aan een kwartet cumulatieve criteria eerder genoemd in hoofdstuk twee. Bij het in box 3 geldende systeem, is het contact volledig verloren gegaan. De vermogensrendementsheffing negeert de drie belangrijke pijlers van het inkomensbegrip. In de verwoording van art 5.3 is alleen de vereiste deelname aan het economische verkeer ongemoeid gebleven S.M.H. Dusarduijn, De vermogensrendementsheffing, 2010, p M.L.M. van Kempen e.a., Cursus belastingrecht IB 2001, 2012, p R.E.C.M. Niessen, De Wet inkomstenbelasting, 2011, p. 577 zie ook J.A.G. van der Geld, De evaluatie van de Wet IB 2001:box, WFR 2006/6662, p Dusarduijn, S. & Gribnau, J.L.M. (2006). VERMOGENSRENDEMENTSHEFFING, VIJF JAAR LATER: WETENSCHAPPELIJK EVALUATIE WET IB p De Bezittingen en Schulden dienen een waarde in het economische verkeer te hebben, Art. 5.3 lid 3 12

13 3.2 Rendementsgrondslag In artikel 5.2 Wet IB 2001 is bepaald dat het voordeel uit sparen en beleggen forfaitair op 4% wordt gesteld. Dat percentage moet worden genomen over de grondslag sparen en beleggen. Artikel 5.3, lid 2 Wet IB 2001 geeft aan welke bezittingen onder de vermogensrendementsheffing vallen, hieronder vinden we ook onroerende goederen onder sub a. Transacties van onroerende zaken met een speculatief karakter vallen onder box 3. In het vorige hoofdstuk werd er al geconstateerd dat een transactie speculatief is als het voordeel niet beïnvloedbaar of onvoorzienbaar is. Freudenthal heeft het over speculatie indien na het aanschaffen van een bepaald goed een stijging in waarde plaats vindt onder algemene bekende omstandigheden. 37 Daarnaast is uit de jurisprudentie op te merken dat wanneer de belastingplichtige een vastgoed in verhuurde staat aanschaft en onder onverhuurde staat verkoopt, zonder actief huurbeleid te voeren, er geen sprake is van ROW-vermogen. In dat geval is er sprake van speculatie en wordt dit in box 3 in de heffing betrokken. In het vorige hoofdstuk werd het begrip meer dan normaal vermogensbeheer al behandeld. Daar werd geconstateerd dat er een meerwaarde nodig was om te kwalificeren voor c-onroerend goed. In het geval dat er geen sprake is van een meerwaarde dan vindt de heffing in box 3 plaats. 3.3 Heffing In artikel 5.3 lid 2 vinden we een limitatieve opsomming, waaronder ook onroerende zaken zoals: vakantiewoningen, landgoederen, tweede woning, maar ook rechten die betrekking hebben op onroerende zaken zoals: recht van erfpacht, recht van opstal of recht van vruchtgebruik. Na het vaststellen van de rendementsgrondslag, de bezittingen goederen met waarde in het economische verkeer en schulden,wordt vervolgens hierover een forfaitair (fictief) rendement genomen. Over dit rendement dient er tenslotte 30% belasting te worden betaald. 38 Dit houdt in een effectieve belastingdruk van 1,2%. Het forfaitair rendement kan alleen berekend worden over een positief resultaat, verliesverrekening is niet aan de orde in box 3. De wetgever heeft doormiddel van het gesplitste boxenstelsel willen verkomen dat verliezen over de boxen heen verrekend worden. De belastingplichtige die investeert in onroerende zaken die een verlies maakt in box 3, zal dit verlies dit niet kunnen compenseren met box I of box R.M. Freudenthal P.H.J Essers, Resultaat uit overige werkzaamheden exclusief terbeschikkingstellingregeling, 2002, p Artikel 2.13 Wet IB

14 Hoofdstuk 4 Sfeerovergang van Box 1 naar Box 3 en omgekeerd. 4.1 Inleiding In de vorige twee hoofdstukken is besproken aan welke voorwaarden voldaan moet zijn om onroerend goed te kwalificeren als c-onroerend goed of als box 3-onroerend goed. Daarin werden ook de verschillen uiteen gezet tussen de heffing van beide boxen. Geconcludeerd mag worden is dat het veel uitmaakt of een onroerend goed behoort tot de grondslag van box 3 of box 1. Op de eerste plaats verschilt het tarief van beide boxen, in box 3 moet over het forfaitair rendement 30% betaalt worden tegenover het progressieve tarief in box 1oplopend tot 52%. Daarnaast wordt in box 3 al het inkomen dat genoten wordt dat boven het fictief rendement ligt van 4% niet in de heffing betrokken. Het kan voor de belastingplichtige gunstiger uitpakken om in box 1 belast te worden, immers verliezen kunnen niet in aanmerking worden genomen in box 3. Indien er een verlies is geleden dan kan het voordeliger zijn om in de grondslag van box 1 te vallen. In art 3.91 Wet IB is de terbeschikkingstellingregeling opgenomen om belastingarbitrage tegen te gaan. Deze regeling voorziet dat een niet ondernemende partner een vermogensbestanddeel tegen een vergoeding ter beschikking stelt aan de onderneming van zijn/haar partner belast. Zonder de terbeschikkingstellingregeling zou er een belastingvoordeel behaald kunnen worden. Het rendement wordt in box 3 belast en de rentekosten kan in box 1 afgetrokken worden door de ondernemende partner. Nu eenmaal de verschillen tussen box 1 en box 3 uit een zijn gezet, kan gekeken worden of het mogelijk is dat tijdens de bezitsperiode de fiscale status van een onroerend goed kan wijzigen van box 1-onroerend goed naar box-3-onroerend goed en andersom. De sfeerovergang van box 3 naar box 1 wordt aan de hand van HR 16 juni 1982, BNB 1983/29 besproken in paragraaf 4.2. Paragraaf 4.3 zal de omgekeerde weg bewandelen. Aan de hand van een recent arrest van HR 16 maart 2012 zal het moment van de overgang toegelicht worden in paragraaf 4.4. Voorts wordt in paragraaf 4.5 de sfeerovergang onder de Wet IB 1964 behandeld. De laatste paragraaf zal afsluiten met een conclusie. 14

15 4.2 Sfeerovergang van Box III naar Box I De mogelijkheid dat de fiscale status van een onroerend goed wijzigt tijdens de bezitsperiode van de belastingplichtige van box 3 naar box 1 wordt nu besproken aan de hand van het arrest HR 16 juni HR 16 juni In deze zaak kocht de belastingplichtige in 1963 een perceel grond van 1100m2 voor f 5500,-, Hiervan was algemeen bekend dat er een bestemmingswijziging zou plaatsvinden. In 1977 besluit de belanghebbende het perceel te splitsen in twee delen en te verkopen aan twee kopers, 420 vierkante meter voor gulden en 330m² voor gulden. Het hof van Arnhem oordeelde dat het perceel was aangekocht om hiermee in de toekomst winst te behalen. De inspecteur belaste het resultaat als opbrengst van niet in dienstbetrekking verrichte arbeid. De Hoge Raad besliste in deze zaak dat er geen sprake was van opbrengst uit andere arbeid. De stijging in de waarde van het pand tot 1977 moest volgens de Hoge Raad niet in de heffing betrokken worden. Echter de stijging in waarde na 1977 met bettrekking tot het perceel grond moest wel worden toegerekend als inkomsten uit andere arbeid. Uitspraak Hoge Raad: De verwachting dat het perceel na de koop ten gevolgen van algemeen bekende omstandigheden nog in waarde zal stijgen leidt tot onvoldoende aanleiding om de waardestijging welke in 1977 werd gerealiseerd tot de inkomsten uit arbeid in de zin van artikel 22 lid 1, onderdeel b Wet IB 1964 te rekenen. Gezien die op algemeen bekende omstandigheden gebaseerde verwachting in 1963 niet meer kon zijn dan louter speculatief uitzicht op waardestijging. De winst die in 1977 is behaald, bestaande uit het verschil van de waarde op het moment dat de activiteiten aanvingen en de behaalde verkoopwinst moet als inkomsten uit arbeid in meerbedoelde zin worden aangemerkt. Duidelijk is nu dat alleen de intentie om het perceel te verkopen onvoldoende is om de voordelen als resultaat uit overige werkzaamheden te belasten. In de bezitsperiode 1963 tot 1977 was er nog geen sprake van arbeid in meerbedoelde zin. Vanaf 1977 wordt de grens van normaal vermogensbeheer overschreden en derhalve vindt er een wijziging van de fiscale status plaats van het onroerend goed. Er ontstaat een sfeerovergang van box 1 naar box HR 16 juni 1982, BNB 1983/29 15

16 4.3 Sfeerovergang van Box I naar Box III Aan de hand van een recent arrest HR 24 februari 2012, BNB 2012/120 wordt de mogelijkheid van een sfeerovergang van box 1 naar box 3 besproken. HR 24 februari 2012, BNB 2012/ De belastingplichtige kocht in deze zaak in 2000 een stuk grond en bouwde vervolgens daar 2 panden op. Nadat ze gereed waren werden de panden in 2002 verhuurd. De belanghebbende heeft zich dusdanig met de bouw gemoeid zodat er sprake is van art c-onroerend goed. Het Hof oordeelde als volgt: Belanghebbende is voor eigen rekening en risico opgetreden als projectontwikkelaar met het doel op de door hem aangekochte grond te gaan bouwen en vervolgens te huur aan bieden aan derden. [ ] Geconcludeerd mag worden is dat de belanghebbende redelijkerwijs voordeel kon verwachten, gezien de kennis en ervaring die hij als architect en bouwkundige bezit. Het perceel dient vanaf de aankoop tegen de waarde in het economische verkeer op de balans van de werkzaamheid te worden gezet en verhuist op het moment van realisatie van de panden over naar box 3. De stijging in waarde die daarbij hoort dient gerekend te worden tot het resultaat uit overige werkzaamheden. Uit de uitspraak van het Hof Den Haag kunnen we concluderen dat een sfeerovergang van box 1 kan plaatsvinden naar box 3. Dit houdt in dat er eerst sprake is van meer dan normaal vermogens beheer en vervolgens een sfeerovergang kan plaatsvinden naar box 3 wanneer niet meer aan de bronvereisten wordt voldaan van hoofdstuk 2. Dat kan bijvoorbeeld omdat in eerste instantie de bedoeling van de belastingplichtige is om een onroerend goed aan te wenden voor bijvoorbeeld uitponden en daar vervolgens van wordt afgezien. 40 HR 24 februari 2012, BNB 2012/120 16

17 4.4 Moment van Sfeerovergang In een recent arrest van de Hoge Raad 16 maart 2012, BNB 2012/166 ging het over het moment wanneer de onroerende zaak de grens van box 1 passeert. De belastingplichtige kocht in oktober 2002 een winkelcentrum met het oogmerk een waardestijging tot stand te brengen door het afsluiten van een gunstig huurcontract. Het afsluiten van het contract lukte. Enkele jaren na het winkelcentrum te hebben verhuurt, verkoopt de belastingplichtige het winkelcentrum met een ruime winst. Belanghebbende wenste de werkzaamheden al in 2002 laten beëindigen waardoor de voordelen in gunstigere tarief van Box 3 belast zou worden, daarentegen wenste de inspecteur alle opbrengsten in box 1 te belasten. Freudenthal is het met de uitspraak van de Hoge raad eens, de Hoge Raad oordeelde in deze casus dat tussentijdse veranderingen in de wijze waarop activiteiten worden uitgevoerd niet van belang zijn. Voor zover de intentie van de belanghebbende niet wijzigt kan er geen sfeerovergang plaatsvinden. De Hoge Raad oordeelt dat zolang er voldaan wordt aan de vereisten van een werkzaamheid, het vermogensbestanddeel behoort tot de werkzaamheidsfeer. Volgens de Hoge Raad loopt de werkzaamheid door tot op het moment van een bijzondere omstandigheid, vervreemding ofwel een staking van de werkzaamheid. In dit geval ging het om een voorgenomen realisatie van de winst door verkoop. De Hoge Raad voegde hieraan toe dat dit anders is wanneer op het moment vóór dat tijdstip niet meer aan de vereisten van een werkzaamheid voldaan wordt. Zo kan de belastingplichtige de bestemming van zijn onroerend goed veranderen in duurzaam aanhouden ter belegging. Freundenthal 41 merkt in mijn ogen terecht op dat dit in praktijk nog enige discussies kan doen opwaaien. De subjectieve intentie van de belastingplichtige geeft de doorslag ten opzichte van de bestemming van het onroerend goed, dit is voor de inspecteur lastig te controleren. Zwemmer is het niet geheel eens met Freudenthal. 42 De ongelijkheid zit hem in de vraag wanneer de etikettering van vermogen als werkzaamheidsvermogen eindigt. Anders dan Freudenthal is Zwemmer van mening dat de werkzaamheid eindigt als niet meer aan de wettelijke omschrijving van een werkzaamheid is voldaan. Zwemmer: Indien een onroerend goed doormiddel van voorkennis tegen een te lage prijs is gekocht en daarna op normale condities aan een derde partij wordt verhuurd, is de werkzaamheid na aankoop beëindigd. Verhuren is in deze situatie geen werkzaamheid. Het pand gaat dan 41 R.M. Freudenthal, Handel in vastgoed: tot waar loopt de belaste sfeer door, of 42 J.W. Zwemmer, Inkomsten uit overige werkzaamheden met betrekking tot vermogen in Box 3, NTFR 2001/

18 verplicht over naar Box 3. Bij het beëindigen van ondernemingsactiviteiten gaat het niet anders Andere overgangsmogelijkheden. Uit voorafgaande paragrafen kan er opgemaakt worden dat onroerende goederen kunnen veranderen van fiscaal regime. De mogelijkheid bestaat echter ook dat er een verplaatsing naar een andere inkomenscategorie in box 1plaatsvindt. Dit kan bijvoorbeeld wanneer een onroerend goed wordt aangeschaft dat onder resultaat uit overige werkzaamheden valt en na enig moment de eigenaar besluit om het onroerend goed aan te wenden voor zelfbewoning. Het gevolg hiervan is dat er een staking ontstaat. Hierdoor valt het pand nog steeds onder box 1, maar verschuift het van inkomenscategorie. Het pand gaat over van resultaat uit overige werkzaamheden naar belastbare inkomsten uit eigenwoning. 44 Nu er een staking plaatsvindt dient men ook af te rekenen over het pand tegen de waarde in het economische verkeer. 4.6 Gevolgen en Oplossingen van sfeerovergang van Box 1 naar 3 en omgekeerd Gevolgen Uit voorafgaande paragrafen valt op te merken dat er een sfeerovergang kan plaatsvinden tussen de beide boxen. Deze paragraaf in op de gevolgen van een sfeerovergang. Op het moment dat er een sfeerovergang plaats vindt van box 1 naar box 3 zal er in beginsel afgerekend moeten worden over het resultaat. 45 Voor de waardebepaling dient aansluiting gezocht te worden met het goedkoopmansgebruik en de onroerende zaken moeten worden gewaardeerd voor de op dat moment geldende waarde in het economische verkeer. 46 Kosten met betrekking tot het onroerend goed dienen te worden uitgeschakeld. Uitschakeling vindt plaats door geen rekening te houden met de vergoeding in de koopprijs voor de verkoper te dragen kosten van overdracht. Evenmin wordt rekening gehouden met de kosten van overdracht welke boven de verkoopprijs voor rekening van de koper komen. 47 Liquiditeitsproblemen kunnen ontstaan op het moment dat de belastingplichtige niet daadwerkelijk het geld in handen krijgt. Er kan bijvoorbeeld een belastingclaim ontstaan wanneer een sfeerovergang plaats vindt van box 1 naar box 3. Het pand is nog steeds in bezit van de belastingplichtige maar er 43 J.W. Zwemmer, Inkomsten uit overige werkzaamheden met betrekking tot vermogen in Box 3, NTFR 2001/ Art. 3.95, lid 1 jo. Artikel 3.61 Wet IB Artikel 3.95, lid 1 jo. Artikel 3.61 Wet IB HR 17 oktober 1990, nr 26762, BNB 1990/ HR 7 juni 1978, nr 18858, BNB 1978/185 18

19 dient op grond van art lid 1 jo. Art Wet IB 2001 wel afgerekend te worden. Hierbij wordt geen inkomen gegenereerd maar er is wel sprake van een staking. Gezien er geen werkelijke inkomsten worden gerealiseerd is het mijn inziens onredelijk dat er wel belasting geheven wordt. In de volgende subparagrafen worden mogelijke oplossingen aangedragen voor dit probleem Conserverende aanslag De conserverende aanslag is een mogelijke oplossing, deze bepaling is terug te vinden in artikel 9.1 Wet IB Het betreft bijvoorbeeld situaties waarbij de belastingplichtige emigreert naar het buitenland, waardoor een fictieve vervreemding ontstaat. 48 De belastingplichtige verandert enkel zijn woonplaats naar het buitenland en vervreemd het pand niet. Het gevaar dreigt dat de fiscus haar claim verliest omdat belastingplichtige naar het buitenland verhuist. De fiscus wilt wel haar claim behouden en past in dergelijke gevallen artikel 9.1 Wet IB 2001 toe. Art. 25 lid 8 IW voorziet een mogelijk uitstel tot op het moment van de realisatie van het pand gedurende tien jaar. De Nederlandse fiscus heeft heffingsrecht indien het pand binnen 10 jaar vervreemd wordt, waarbij volgens art. 26 lid 5 sub a IW 1990 volledig rekening gehouden wordt met de gerealiseerde waardeverminderingen na de emigratie. In het geval de vervreemding buiten deze tien-jaarstermijn valt dan vervalt de Nederlandse belastingclaim. Evenals bij emigratie vindt bij een sfeerovergang van box 1 naar box 3 een fictieve vervreemding plaats. Alleen voor emigratie is er een tegemoetkoming in de vorm van een conserverende aanslag, 49 voor de sfeerovergang bestaat zon dergelijke bepaling niet. Naar mijn mening vormt de conserverende aanslag een geschikte oplossing voor het liquiditeitsprobleem, het uitstel geeft de belastingplichtige tijd om aan geld te komen. Het zorgt eveneens voor dat de belastingclaim behouden wordt zonder dat de belastingplichtige voor een onverwachte belastingaanslag staat over een fictief vervreemd pand. Het idee van P.G.H.A. Alberten en T.M. Berkhout 50 om voor het moment van betaling aan te sluiten bij de wetgeving van art. 25 lid 14 Wet IB 1990 lijkt mij passend. In dit artikel worden beperkingen gesteld aan het uitstel van betaling. Het uitstel geldt voor de duur van ten hoogste 10 jaar, mits daarbij voldoende zekerheid is gesteld door de belastingplichtige. Daarnaast stopt het uitstel wanneer de zaak vervreemd of geschonken wordt of bij het overlijden van de belastingplichtige. 48 Art.4.16 lid 1 sub h Wet IB Art. 9.1 Wet IB P.G.H.A. Alberten T.M. Berkhout Vastgoed: Box 3 Resultaat uit overige werkzaamheden en sfeerovergang, wfr 2010/

20 4.6.3 Compartimentering Een alternatieve oplossing is compartimentering. Hierbij gaat het om verdeling van vermogens en inkomensbestanddelen over tijdvakken met een verschillend regime. 51 In het besluit van 3 december 1999 had de Staatssecretaris van Financiën het over compartimentering bij de deelnemingsvrijstelling, daarin werd het volgende gezegd: 52 Indien de belastingplichtige aandelen bezit, waarop gedurende enig tijdvak de deelnemingsvrijstelling van toepassing is en gedurende een volgend tijdvak niet, of omgekeerd, keur ik goed dat de belastingplichtige bij het einde van het eerstbedoelde tijdvak de kostprijs van de aandelen handhaaft onder de voorwaarde dat de belastingplichtige schriftelijk verklaart wat de waarde in het economisch verkeer op dat moment is en tevens verklaart zich niet later op het standpunt te zullen stellen dat de kostprijs had moeten worden herzien bij het einde van het eerstbedoelde tijdvak en dat het resultaat uit diende hoofde eerder had moeten worden betrokken. Dit besluit maakt een uitstel van winstneming mogelijk met behoud van de oude kostprijs. Derhalve kan een gedwongen winstneming voorkomen worden. Hoewel dit besluit niet meer van kracht is, zou het wel een blauwdruk kunnen vormen de problematiek rondom de sfeerovergang van box I naar box III. Het besluit voorziet een mogelijkheid om de claim vooruit te schuiven zodat de oude kostprijs gehanteerd wordt. 51 A-G Van Ballegooijen onderdeel 6.2 bij HR 12 mei 2006, nr , BNB 2006/ Besluit van 3 december 1999, nr. DB 99/3318M, V-N 1999/

21 Hoofdstuk 5 Conclusie In deze scriptie staat centraal de probleemstelling: is het mogelijk dat er bij het investeren in onroerende zaken door natuurlijke personen sfeerovergangen van box I naar box III (of andersom) plaatsvinden en zo ja, wat zijn hier de gevolgen van? Het begrip resultaat uit overige werkzaamheden werd in hoofdstuk twee toegelicht. Om een onroerende zaak onder deze categorie te laten vallen moet er eerst getoetst worden aan de vijf bronvereisten. Er moet sprake zijn van het verrichten van arbeid in het economische verkeer waarbij het voordeel wordt beoogd, welk voordeel redelijkerwijs kan worden verwacht. Daarbij mag gelet op de rangorde regeling en de toerekeningregels het voordeel niet voortvloeien uit winst uit onderneming noch van belastbaar loon. In hetzelfde hoofdstuk is art c Wet IB 2001 behandeld, hier werd het begrip meer dan normaal vermogensbeheer behandeld. De wetgever heeft hiervan een aantal voorbeelden in de wet gecodificeerd: het uitponden van onroerende zaken, het handelen met voorkennis en het zelf verrichten van groot onderhoud Uit paragraaf 2. 3 kan opgemerkt worden de gegeven situaties slechts fungeren als voorbeeld, en derhalve moet men nog steeds toetsen aan de alom klassieke bronvereisten. Tot slot werd er afgesloten met de resultaatbepaling, hierbij moet er aansluiting gezocht te worden met het winstbegrip, belast tegen een progressief tarief. In het derde hoofdstuk is de mogelijkheid onroerende zaken te belasten in box 3 ter sprake gesteld. Als de werkzaamheden met betrekking tot onroerende zaken niet voldoen aan de bronvereisten van hoofdstuk twee, en er sprake is van normaal vermogensbeheer, wordt het onroerende goed opgenomen in box 3. Indien is vastgesteld dat er sprake is van box 3 vermogen moet de rendementsgrondslag worden berekend bestaande uit het saldo van bezittingen en schulden. Na het vaststellen van de rendementsgrondslag, wordt vervolgens hierover een forfaitair (fictief) rendement genomen. Over dit rendement dient er tenslotte 30% belasting te worden betaald. Dit houdt in een effectieve belastingdruk van 1,2%. Belangrijk is hierbij dat het forfaitair rendement alleen berekend kan worden over een positief resultaat, verliesverrekening is niet aan de orde in box 3. In hoofdstuk vier zijn de mogelijkheden tot een sfeerovergang tussen beide boxen onderzocht. Een aantal zaken kwamen hier naar voren. Zo leidt wijziging van de fiscale sfeer van box 1 naar box 3 tot vervreemding in de zin van art jo. Art 3.61 Wet IB 2001 en dient er afgerekend te worden. Indien de weg andersom bewandeld wordt leidt dit niet tot afrekening. De (fictieve) vervreemding houdt in dat de belastingplichtige geconfronteerd wordt met een afrekening. Hoewel hij werkelijk niet staakt moet er toch geld op tafel moet komen, daardoor kan de belastingplichtige in liquiditeitsproblemen 21

22 komen. Voor dit probleem zijn er een aantal oplossingen aangedragen in paragraaf 4.6 namelijk doormiddel van compartimentering of het hanteren van een conserverende aanslag. 6 Literatuurlijst- en jurisprudentielijst Essers e.a P.H.J. Essers & M.L.M. Van Kempen e.a. (red), Cursus Belastingrecht. Studenten editie , Deventer: Kluwer, 2011 Niessen 2011 R.E.C.M. Niessen, De Wet inkomstenbelasting 2001, Den Haag: Sdu uitgevers 2011 Stevens 2007 L.G.M. Stevens, Basisboek belastingen, Deventer: Kluwer 2007 Mobach/Sillevis 2000 H. Mobach & L.W. Sillevis, Cursus belastingrecht, Kluwer 2000 Stevens 2006 L.G.M. Stevens Fiscaal Commentaar Inkomstenbelasting 2001, Deventer: Kluwer 2006 Dusarduijn, S. & Gribnau, J.L.M. (2006). DURSARDUIJN, S. & GRIBNAU, VERMOGENSRENDEMENTSHEFFING, VIJF JAAR LATER Deventer, Kluwer 2006 Freudenthal 2011 R.M. Freudenthal, Sfeerovergang in de inkomstenbelasting, Deventer: Kluwer 2011 Freudenthal 2012 R.M. Freudenthal, Resultaat uit overige werkzaamheden, Deventer: Kluwer 2012 Artikelen: Boer/Van der Slik J.P. Boer en B. van der Slik, Toetsing aan de bronvoorwaarden, NDFR-commentaar bij Artikel 3.90 Wet IB 2001, Belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, Van Dijk J.E.A.M. van Dijck, Vermogensbeheer, WFR 1976/ Van Ingen 2012 J.G. van Ingen, Onderscheid resultaat uit overige werkzaamheden en box 3, Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht Albert/Berkhout 2010 P.G.H. Albert en T.M. Berkhout, Vastgoed: box 3, resultaat uit overige werkzaamheden en sfeerovergang, Weekblad Fiscaal Recht 2010/1363. Freudenthal 2001 R.M. Freudenthal, De onbestaanbaarheid van inkomsten uit overige werkzaamheden met betrekking tot vermogen in box 3, Nederlands Tijdschrift Fiscaal Recht 2001/1393. Freudenthal 2007 R.M. Freudenthal, Uitponden mag! VGFC 2007/05. 22

Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken

Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken Naam Jurgen Grein Studierichting Administratienummer Datum Examencommissie Begeleider Fiscale economie 925474 November 2012 Drs.

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken.

Bachelor Thesis. Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken. Bachelor Thesis Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken. Student: Marleen van Son Studierichting: Fiscale Economie ANR: 855069 Datum: november 2011 Examencommissie: prof.

Nadere informatie

Onroerende zaken; het laat u niet onberoerd!

Onroerende zaken; het laat u niet onberoerd! Bachelorscriptie 2012 Onroerende zaken; het laat u niet onberoerd! Sfeerovergang in de inkomstenbelasting bij investeren in onroerende zaken. Naam: Yvan Beckers ANR: 725114 Studierichting: Fiscale Economie

Nadere informatie

VASTGOED: BOX 3, RESULTAAT

VASTGOED: BOX 3, RESULTAAT Weekblad fiscaal recht. 6879. 28 oktober 2010 1363 VASTGOED: BOX 3, RESULTAAT UIT OVERIGE WERKZAAMHEDEN EN SFEEROVERGANG PROF. MR. DR. P.G.H. ALBERT EN PROF. DR. T.M.BERKHOUT MRE MRICS* 1 Inleiding Voor

Nadere informatie

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000.

A. Het in het belastbaar inkomen 1998 begrijpen van het voordeel uit het tegen inkoopsprijs aankopen vaneen auto, groot fl 15.000. C/& Z^o^jr Edelhoogachtbaar College, y> "2_ Op 17 februari j.l. is door mij namens C igllllllpljp te IHllIll^, hierna belanghebbende, beroep in cassatie aangetekend tegen de uitspraak van het Gerechtshof

Nadere informatie

Resultaat uit overige werkzaamheden (excl. tbs) Prof. dr. J.P. Boer

Resultaat uit overige werkzaamheden (excl. tbs) Prof. dr. J.P. Boer Resultaat uit overige werkzaamheden (excl. tbs) Prof. dr. J.P. Boer 1 Programma Achtergrond resultaat uit overige werkzaamheden Voorwaarden toepassing ROW: rangorderegeling bronvoorwaarden Toetsing aan

Nadere informatie

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt

1. Inleiding. 2. Uitgangspunt 1. Inleiding In het geval u overweegt een vakantiewoning aan te kopen gelegen in Parc Les Etoiles wilt u wellicht meer weten over de mogelijke gevolgen voor de belastingheffing met betrekking tot de aankoop

Nadere informatie

Evaluatie Wet IB 2001. Onderwerp: Genieten. Prof.mr. G.T.K. Meussen 1

Evaluatie Wet IB 2001. Onderwerp: Genieten. Prof.mr. G.T.K. Meussen 1 Evaluatie Wet IB 2001 Onderwerp: Genieten Prof.mr. G.T.K. Meussen 1 De grootste verandering rondom het begrip genieten in de Wet IB 2001 ten opzichte van de Wet IB 1964 is uiteraard de invoering van de

Nadere informatie

Meer dan normaal, actief vermogensbeheer in de inkomstenbelasting II

Meer dan normaal, actief vermogensbeheer in de inkomstenbelasting II Meer dan normaal, actief vermogensbeheer in de inkomstenbelasting II het bij normaal actief vermogensbeheer te verwachten rendement te boven gaan Naam: F.C.H. Verdaasdonk (Nicky) ANR: 860321 Studierichting:

Nadere informatie

Praktijknotitie BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-algemeen. 3. Leegstand vóór ingebruikneming Aftrek investerings-btw

Praktijknotitie BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-algemeen. 3. Leegstand vóór ingebruikneming Aftrek investerings-btw Van: NOAB Adviesgroeplid -INSTITUUT, dhr. Frank Resseler en drs. Daphne van den Heuvel Datum: April 2018 Onderwerp: Btw en leegstand 1. Inleiding Het gebeurt regelmatig dat onroerende zaken leeg staan

Nadere informatie

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Gooilanden Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Aftrek van voorbelasting 2.2.1 Geen privé gebruik recreatiewoning 2.2.2 Privé gebruik

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao. Second Home oktober Utrecht. Maurice De Clercq

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao. Second Home oktober Utrecht. Maurice De Clercq Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland, op Bonaire & op Curaçao Second Home oktober 2017 - Utrecht Maurice De Clercq Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland

Nadere informatie

Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal. Edelhoogachtbaar College,

Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH Den Haag. Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal. Edelhoogachtbaar College, Aan de Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH Den Haag Datum Betreft: Conclusie van de Advocaat-Generaal Ons kenmerk DGB 2016-568 Edelhoogachtbaar College, Uw brief (kenmerk) 14/05020 Naar aanleiding

Nadere informatie

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning Hieronder wordt ingegaan op de fiscale consequenties van de aankoop en het bezit van een recreatiewoning die zodanig met de (onder)grond is verbonden

Nadere informatie

Waar ligt de grens tussen belaste en onbelaste prestaties binnen de familiesfeer in relatie tot resultaat overige werkzaamheden volgens de Wet IB

Waar ligt de grens tussen belaste en onbelaste prestaties binnen de familiesfeer in relatie tot resultaat overige werkzaamheden volgens de Wet IB Waar ligt de grens tussen belaste en onbelaste prestaties binnen de familiesfeer in relatie tot resultaat overige werkzaamheden volgens de Wet IB 2001? Bachelor thesis Tilburg University Faculty of Economics

Nadere informatie

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Landal Volendam Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Zelfstandigheid en verhuurorganisatie 2.3 Aftrek van voorbelasting 2.3.1 Geen

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland April 2017 Mr. P. Homan Belastingadviseur E-mail: p.homan@edo.nl Internet: www.edo.nl Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland Bij de aankoop van een vakantiewoning in Nederland komt een aantal

Nadere informatie

De grens tussen deelname aan het economische verkeer en de privésfeer

De grens tussen deelname aan het economische verkeer en de privésfeer Bachelor Thesis De grens tussen deelname aan het economische verkeer en de privésfeer Naam : M.J. Meeuws Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : s268899 Datum : mei 2011 Examencommissie

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home september Utrecht. Robert van Beek

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home september Utrecht. Robert van Beek Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire Second Home september 2016 - Utrecht Robert van Beek Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap

Nadere informatie

De hoogtepunten in het. Belastingplan 2016. 7 oktober 2015. Frank Kerkhof Directielid en fiscalist bij Alfa Accountants en Adviseurs Bennekom

De hoogtepunten in het. Belastingplan 2016. 7 oktober 2015. Frank Kerkhof Directielid en fiscalist bij Alfa Accountants en Adviseurs Bennekom De hoogtepunten in het Belastingplan 2016 7 oktober 2015 Frank Kerkhof Directielid en fiscalist bij Alfa Accountants en Adviseurs Bennekom Wat is het Belastingplan 2016 niet? Het is niet de ingrijpende

Nadere informatie

Fiscaal memo (aangifte 2017)

Fiscaal memo (aangifte 2017) Fiscaal memo (aangifte 2017) 1. Inleiding AmsterdamGold heeft het genoegen u hierbij een memorandum te verstrekken waarin enkele fiscale aspecten worden behandeld, die bij aanschaf, bezit en verkoop van

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home maart Utrecht. Robert van Beek

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire. Second Home maart Utrecht. Robert van Beek Fiscale aspecten van uw tweede woning in Nederland en op Bonaire Second Home maart 2017 - Utrecht Robert van Beek Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap

Nadere informatie

HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1

HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1 Inkomstenbelasting NW 1 programma Inkomsten uit werk, anders dan winst Algemene bepalingen Loon Resultaat overige werkzaamheden Periodieke uitkeringen 1 Heffingsgrondslagen boxenstelsel 1 van 2 Artikel

Nadere informatie

2011 -- HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1

2011 -- HRo - Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1 Inkomstenbelasting NW 1 programma Inkomsten uit werk, anders dan winst Algemene bepalingen Loon Resultaat overige werkzaamheden Periodieke uitkeringen Heffingsgrondslagen boxenstelsel 1 van 2 Artikel 2.3

Nadere informatie

Onderneming en ondernemerschap

Onderneming en ondernemerschap FFEBLR0133 Syllabus HES Rotterdam School Financial Management Onderneming en ondernemerschap Bij het beoordelen van de vraag, of er sprake is van een (objectieve) onderneming kijkt de rechter o.a. naar:

Nadere informatie

Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning

Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning Nederland belastingparadijs voor uw 2 e en 1 e woning Second Home juni 2015 - Antwerpen Maurice De Clercq - Niek Op den Kamp - Harjit Singh ESJ Accountants & Belastingadviseurs Agenda 1. Een tweede woning

Nadere informatie

Voor wat betreft de rentebetalingen wordt verwezen naar onderdeel a hiervoor.

Voor wat betreft de rentebetalingen wordt verwezen naar onderdeel a hiervoor. Uitwerking tentamenopgave 1 (totaal 50 ptn) Opgave a; relevante fiscale aspecten voor 2007 (5 ptn) Voor 2007 zijn in principe alleen de beide leningen relevant. Voor wat betreft de betaalde optiepremie

Nadere informatie

Hoofdlijnen van het Nederlands belastingrecht

Hoofdlijnen van het Nederlands belastingrecht Hoofdlijnen van het Nederlands belastingrecht door Mr. P.M. van Schie Prof. dr. CA. de Kam Mr. J. Lamens Mr. drs. F.J.P.M. Haas Twaalfde herziene druk Kluwer Deventer - 2004 INHOUDSOPGAVE Voorwoord bij

Nadere informatie

2014 -- Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1

2014 -- Inkomstenbelasting - Niet-winst -- Deel 1 Inkomstenbelasting NW 1 programma Inkomsten uit werk, niet-winst Algemene bepalingen Loon Resultaat overige werkzaamheden Periodieke uitkeringen Heffingsgrondslagen boxenstelsel 1 van 2 Artikel 2.3 De

Nadere informatie

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015 Waarom een VBI of een FBI? De VBI en de FBI zijn faciliteiten die collectief belleggen faciliteren. Fiscaal bezien kan je ruwweg - (collectief) beleggen op twee manieren vormgeven. Een belastingplichtige

Nadere informatie

B.J.J. van Venrooij. Studentnummer: S Scriptiebegeleider: Prof. dr. A.C. Rijkers Examencommissie: Prof. dr. A.C. Rijkers Mw. mr. Y.J.M.

B.J.J. van Venrooij. Studentnummer: S Scriptiebegeleider: Prof. dr. A.C. Rijkers Examencommissie: Prof. dr. A.C. Rijkers Mw. mr. Y.J.M. Een theoretisch systematisch stakingsbegrip voor de terbeschikkingstellingregeling als onderdeel van de inkomenscategorie resultaat uit overige werkzaamheden Naam: B.J.J. van Venrooij Studie: Fiscaal Recht

Nadere informatie

Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen

Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen 8 hoofdstuk Box 3: belastbaar inkomen uit sparen en beleggen Oefenopgaven Opgave 8.1 a. Box 3: inkomsten uit sparen en beleggen. b. De rendementsgrondslag wordt vastgesteld naar de waarde van de bezittingen

Nadere informatie

Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang

Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang 7 hoofdstuk Box 2: belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang Opgave 7.1 Ja. Samen bezitten ze 5% van het geplaatste aandelenkapitaal. Beiden hebben een aanmerkelijk belang. Opgave 7.2 Nee. Na de echtscheiding

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2010 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur)

de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/Kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur) Uitspraak GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN Afdeling belastingrecht Locatie Leeuwarden nummer: 12/00201 uitspraakdatum: 15 oktober 2013 Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer op het hoger beroep

Nadere informatie

2014 -- Inkomstenbelasting - Winst -- Deel 5

2014 -- Inkomstenbelasting - Winst -- Deel 5 Inkomstenbelasting winst 5 programma Staken onderneming Stakingsaftrek Stakingswinst Doorschuiven Staking en de fiscale oudedagsreserve Oefeningen 1 Enkele begrippen 1 van 3 Staken Ondernemer stopt de

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten

Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten 1 Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2016:13238

ECLI:NL:RBDHA:2016:13238 ECLI:NL:RBDHA:2016:13238 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-10-2016 Datum publicatie 15-11-2016 Zaaknummer AWB - 16 _ 2197 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 54139 11 oktober 2018 Vennootschapsbelasting. Subjectieve vrijstelling voor stichtingen en verenigingen (artikel 6 van

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor

Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden 1 Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven

Nadere informatie

Fiscaal memo (aangifte 2015)

Fiscaal memo (aangifte 2015) Fiscaal memo (aangifte 2015) 1. Inleiding AmsterdamGold heeft het genoegen u hierbij een memorandum te verstrekken waarin enkele fiscale aspecten worden behandeld, die bij aanschaf, bezit en verkoop van

Nadere informatie

Inhoudsopgave: 1. Inleiding 1.1 Aanleiding van het onderzoek 3 1.2 Probleemstelling 3 1.3 Plan van aanpak 4

Inhoudsopgave: 1. Inleiding 1.1 Aanleiding van het onderzoek 3 1.2 Probleemstelling 3 1.3 Plan van aanpak 4 Bachelor Thesis Wanneer drijft een belastingplichtige met een (omvangrijke) onroerendgoedportefeuille of een onroerend-zaak-b.v. een materiële onderneming? Naam: Tim Keulemans Anr: 402897 Studierichting:

Nadere informatie

Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3

Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3 Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3 FFP Forum, 4 april 2019 Ferd Beukers Jan Vrusch Fiscaal Juridisch Adviesbureau Programma Fiscale aspecten onroerende zaken in box 3 Inleiding Particuliere verhuur

Nadere informatie

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009

Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Fiscaal memorandum voor participaties in Terra Vitalis met betrekking tot het belastingjaar 2009 Inleiding Participeren in het beleggingsobject Terra Vitalis kan gevolgen hebben voor uw belastingpositie

Nadere informatie

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING

Hypothese. Voorbeeld. 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Kijk op NLFiscaal voor online versie 2018/0042 De hoogte van de 30%-vergoeding onder de werkkostenregeling SAMENVATTING Met enige regelmaat krijgt Sebastian Spauwen te horen dat iemand een makkelijke vraag

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM. met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de vergadering van participanten van Sustainable Values Fund te houden op 18 juli 2014, om 11:00 uur Herengracht 537, 1017 BV Amsterdam 2 juli 2014 I

Nadere informatie

pagina 1 van 10 LJN: BN3467, Hoge Raad, 09/03137 Datum 24-02-2012 uitspraak: Datum 24-02-2012 publicatie: Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie:Inkomstenbelasting. Art. 3.90

Nadere informatie

Foederer. Advieswijzer Vakantiewoning & fiscus 2017

Foederer. Advieswijzer Vakantiewoning & fiscus 2017 Advieswijzer Vakantiewoning & fiscus 2017 Als u nadenkt over de aankoop van een vakantiewoning in Nederland, is het verstandig u eerst te laten informeren over de fiscale gevolgen die aan de aankoop en

Nadere informatie

De gevolgen als schenking van aanmerkelijkbelangaandelen als loon wordt beschouwd

De gevolgen als schenking van aanmerkelijkbelangaandelen als loon wordt beschouwd De gevolgen als schenking van aanmerkelijkbelangaandelen als loon wordt beschouwd Guus Visser Administratienummer: 789473 Begeleider: mr. S.A.M. de Wijkerslooth Examencommissie: dr. A.W. Hofman & mr. S.A.M.

Nadere informatie

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012

1 Rechtbank Breda, 13 juli 2012 BEDRIJFSOPVOLGINGSFACILITEIT SUCCESSIEWET OOK VOOR PRIVÉVERMOGEN? Op 13 juli 2012 heeft rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit uit de Successiewet 1956 (LJN:

Nadere informatie

HRo - Inkomstenbelasting - Aanmerkelijk belang -- Deel 2

HRo - Inkomstenbelasting - Aanmerkelijk belang -- Deel 2 Inkomstenbelasting AB 2 programma Verdieping aanmerkelijk belang Fictieve vervreemding, doorschuifregeling en fictief AB Bijzondere regelingen Vruchtgebruik Vervreemdingsprijs bij betaling in termijnen

Nadere informatie

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND Bij de aankoop van een vakantiewoning in Nederland komt een aantal fiscale aspecten kijken. Hierbij speelt uw persoonlijke situatie een belangrijke rol.

Nadere informatie

1.2. Investeringen handig splitsen

1.2. Investeringen handig splitsen 1.2. Investeringen handig splitsen 1.2.1. Wat wilt u doen? U onderneemt met behulp van een BV-structuur. Om de kosten van investeringen binnen uw BV te drukken maakt u graag gebruik van de kleinschalig

Nadere informatie

Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit. Besluit van 26 april 2013, nr. DGB 2013/201M

Directoraat-generaal Belastingdienst, Cluster Fiscaliteit. Besluit van 26 april 2013, nr. DGB 2013/201M Inkomstenbelasting. Keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaal - en terugnameregeling bij negatieve inkomsten uit eigen woning en belastingvermindering bij keuzerecht Directoraat-generaal

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1829 Vragen van het lid

Nadere informatie

Echtscheiding en eigen woning

Echtscheiding en eigen woning Echtscheiding en eigen woning 25 april 2013 Echtscheiding is aan de orde van de dag. Ruim 36 % van alle huwelijken eindigt door echtscheiding. Onder ondernemers ligt dat percentage nog wat hoger. Bij een

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije en het Caribisch gebied

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije en het Caribisch gebied Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije en het Caribisch gebied Second Home september 2016 - Utrecht ESJ Accountants & Belastingadviseurs Maurice De Clercq & Nurefsan Koç Agenda 1. Inwonerschap

Nadere informatie

Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; verdeling gemeenschap samenwoners

Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; verdeling gemeenschap samenwoners Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; verdeling gemeenschap samenwoners 1 Overdrachtsbelasting. Vrijstelling; verdeling gemeenschap samenwoners Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling,

Nadere informatie

Lening aan DGA: loon, resultaat overige werkzaamheden of dividend?

Lening aan DGA: loon, resultaat overige werkzaamheden of dividend? Lening aan DGA: loon, resultaat overige werkzaamheden of dividend? Naam: Yvette Timmermans Administratienummer: s891316 Studierichting: Fiscale economie Datum: mei 2011 Examencommissie: Mr. E. Alink Prof.dr.

Nadere informatie

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001

17-4-2014. Onderwerpen: Wet op de inkomstenbelasting 2001 Onderwerpen: Korte uitleg heffingssysteem inkomstenbelasting Korte uitleg heffingssysteem vennootschapsbelasting Vrijstellingen en heffingskortingen Aflossen eigenwoningschuld Familielening eigen woning

Nadere informatie

2014 -- Inkomstenbelasting - AB -- Deel 2

2014 -- Inkomstenbelasting - AB -- Deel 2 Inkomstenbelasting AB 2 programma Verdieping aanmerkelijk belang Fictieve vervreemding, doorschuifregeling en fictief AB Bijzondere regelingen Vruchtgebruik Vervreemdingsprijs bij betaling in termijnen

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 6 F E B 2013 Kenmerk: DGB 2013-384 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 13/00280) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 december 2012, nr. 11/00501, X inzake

Nadere informatie

Fiscaal memo 2014/2015

Fiscaal memo 2014/2015 Fiscaal memo 2014/2015 1. Inleiding The Silver Mountain heeft het genoegen u hierbij een memorandum te verstrekken waarin enkele fiscale aspecten worden behandeld, die bij aanschaf, bezit en verkoop van

Nadere informatie

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije

Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije Fiscale aspecten van uw tweede woning in Turkije Second Home maart 2017 - Utrecht ESJ Accountants & Belastingadviseurs Agenda 1. Inwonerschap & belastingplicht 2. Een tweede woning in Nederland 3. Niet-inwonerschap

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs De eigen bijdrage in de AWBZ: Vermogensbescherming zonder te schenken Maurice De Clercq & Harjit Singh Juni 2013 Programma Inleiding Belastingdruk bij eigen bijdrage

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Wanneer leidt de verhuur van onroerende zaken tot een onderneming?

Bachelor Thesis. Wanneer leidt de verhuur van onroerende zaken tot een onderneming? Bachelor Thesis Wanneer leidt de verhuur van onroerende zaken tot een onderneming? Naam: Marly van Kroonenburg Studierichting: Fiscale economie ANR: 679414 Datum: 23 april 2012 Examencommissie: Mr. Dr.

Nadere informatie

Brondatum:

Brondatum: Keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen; inhaal- en terugnameregeling bij negatieve inkomsten uit eigen woning en belastingvermindering bij keuzerecht Brondatum: 26-04-2013 De keuzeregeling

Nadere informatie

Domein De Waufsberg HENDRIKSEN ACCOUNTANTS EN ADVISEURS. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Domein De Waufsberg HENDRIKSEN ACCOUNTANTS EN ADVISEURS. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 17 HENDRIKSEN ACCOUNTANTS EN ADVISEURS IU Domein De Waufsberg Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Hendriksen Accountants en Adviseurs is een brede adviesorganisatie met vestigingen in

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690

ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 ECLI:NL:RBARN:2008:BF9690 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 26-09-2008 Datum publicatie 16-10-2008 Zaaknummer AWB 08/537 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Eerste

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden STAATSCOURANT Nr. Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. 13664 15 september 2009 Inkomstenbelasting. Aftrek van uitgaven voor monumentenpanden 7 september 2009 Nr. CPP2009/1290M

Nadere informatie

info &boon tips & boon

info &boon tips & boon tips & boon Uw positie als DGA Fiscale actualiteiten 2010 Ruim één op de vijf ondernemers is directeur-grootaandeelhouder (dga). Voor het kabinet aanleiding om, zeker in het huidige economische klimaat,

Nadere informatie

U krijgt te maken met: inkomstenbelasting onroerendezaakbelasting. En mogelijk ook met: overdrachtsbelasting omzetbelasting forensenbelasting

U krijgt te maken met: inkomstenbelasting onroerendezaakbelasting. En mogelijk ook met: overdrachtsbelasting omzetbelasting forensenbelasting Als u een vakantiewoning op het oog heeft in Nederland, is het verstandig u eerst en goed te laten informeren over de fiscale gevolgen die aan de aankoop en het gebruik van de vakantiewoning verbonden

Nadere informatie

Accountantskantoor de Bot B.V.

Accountantskantoor de Bot B.V. Gebruikelijk loon voor de DGA, hoe te bepalen? Door de jaren heen zijn er diverse uitspraken door rechters geweest inzake de gebruikelijkloonregeling. Mede door aanpassingen en besluiten van de wetgever

Nadere informatie

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende: ARTIKEL I De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het vijfde lid wordt een belang heeft vervangen door: direct of indirect

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Directie Algemene Fiscale Politiek Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus

Nadere informatie

Reactie op prejudiciële vraag 17/01256

Reactie op prejudiciële vraag 17/01256 Reactie op prejudiciële vraag 17/01256 Conserverende aanslag ter zake van pensioen- en lijfrechten: strijd met verdragstrouw? Berichtgegevens Tijdstip ontvangst : 12-05-2017 12:28 Afzender : J.J.T. Beerepoot

Nadere informatie

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken?

Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen. Herman M. Kappelle. 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Vijf jaar Wet IB 2001; Kapitaalverzekeringen Herman M. Kappelle 1. Wat wilde de wetgever bereiken? Terzake van de wijzigingen van het fiscale regime van de kapitaalverzekeringen in de Wet IB 2001, had

Nadere informatie

Bachelorthesis. Loon van derden. Niek Thijssen ANR: Studierichting: Fiscale Economie Datum: 21 november 2011

Bachelorthesis. Loon van derden. Niek Thijssen ANR: Studierichting: Fiscale Economie Datum: 21 november 2011 Bachelorthesis Loon van derden Naam: Niek Thijssen ANR: 320300 Studierichting: Fiscale Economie Datum: 21 november 2011 Begeleider: Mr. E. Alink Hoogleraar: Prof. dr. A.C. Rijkers Niek Thijssen Loon van

Nadere informatie

VRH in 2017 en volgende jaren

VRH in 2017 en volgende jaren 2 3 4 5 Box 3 binnen de Inkomstenbelasting 6 Wie ben ik? 7 Programma: Korte terugblik situatie voor 2001 Introductie boxenstelstel onder Wet IB 2001 Box 3 vanaf 1 januari 2017 Box 3 in de toekomst 8 Situatie

Nadere informatie

Een alternatief voor de bronafbakening tussen resultaat uit overige werkzaamheden en box 3?

Een alternatief voor de bronafbakening tussen resultaat uit overige werkzaamheden en box 3? Een alternatief voor de bronafbakening tussen resultaat uit overige werkzaamheden en box 3? Auteur: Administratienummer: Afstudeerrichting: Universiteit: Datum van afstuderen: Examinatoren: W.J.M. (Billy)

Nadere informatie

Inkomstenbelasting winst -- Deel 5

Inkomstenbelasting winst -- Deel 5 Inkomstenbelasting winst 5 programma Staken onderneming Stakingsaftrek Stakingswinst Doorschuiven Staking en de fiscale oudedagsreserve Oefeningen Enkele begrippen 1 van 3 Staken Ondernemer stopt de exploitatie

Nadere informatie

Naar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van üw brief van 20 november 2018 heb ik de eer het volgende op te merken. t. * * Den Haag, 2 G DÉC. 2018 ) Kenmerk: 2018-0000224190 Motivering van het beroepschrift In cassatie (rolnummer 18/04792) tegen de xz uitspraak van het Gerechtshof Den Haag (het Hof) van 5 oktober 2018,

Nadere informatie

Transparante Vennootschap

Transparante Vennootschap Transparante Vennootschap Er is een Transparante Vennootschap (hierna: TV) ingevoerd. Een TV is een naamloze vennootschap (hierna NV) of een besloten vennootschap (hierna: BV) die verzcht heeft om voor

Nadere informatie

Art. 22, lid 1, letter b, Wet IB Art. 3.91, lid 1, letter c, Wet IB Uitponden. Meer dan normaal actief vermogensbeheer?

Art. 22, lid 1, letter b, Wet IB Art. 3.91, lid 1, letter c, Wet IB Uitponden. Meer dan normaal actief vermogensbeheer? Parket bij de Hoge Raad, 09-10-2009, 43035 Inhoudsindicatie Art. 22, lid 1, letter b, Wet IB 1964. Art. 3.91, lid 1, letter c, Wet IB 2001. Uitponden. Meer dan normaal actief vermogensbeheer? Gegevens

Nadere informatie

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM

TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM TOELICHTEND INFORMATIEMEMORANDUM met betrekking tot de Gecombineerde Buitengewone Algemene Vergadering van Aandeelhouders (de"vergadering") van Insinger de Beaufort Umbrella Fund N.V. (de "Vennootschap")

Nadere informatie

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften

1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften 1 2 BIJLAGE Toelichting knelpunten: 1. Gevolgen uitspraak inzake overlijdenseis periodieke giften De uitspraak van rechtbank Zeeland-West Brabant ( 27 augustus 2015, nr AWB 15/424 (RBZWB:2015:5628) leidt

Nadere informatie

Workshop. Casus woningen en beperking btw druk. Bedrijfsonroerend goed; leegstand en btw aftrek. pagina 1

Workshop. Casus woningen en beperking btw druk. Bedrijfsonroerend goed; leegstand en btw aftrek. pagina 1 Workshop Casus woningen en beperking btw druk Bedrijfsonroerend goed; leegstand en btw aftrek pagina 1 Casus Ontwikkelende bouwer bouwt woningen en verkoopt die aan woningbelegger Grond 100 ovb 6 Bouwkosten

Nadere informatie

Het effect van de rendementsheffing bij particuliere verhuurders.

Het effect van de rendementsheffing bij particuliere verhuurders. Het effect van de rendementsheffing bij particuliere verhuurders. Door Dr. N. Nobel. 21 oktober 2011 1. De heffing van inkomstenbelasting sinds 1941 Sinds de invoering van het Besluit Inkomstenbelasting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

Nadere informatie

Regeling. pagina 1 van 8

Regeling. pagina 1 van 8 Regeling voor een doelmatige belastingheffing over inkomsten uit sparen en beleggen, welke verworven zijn door participanten in een fiscaal transparante GmbH & Co. KG. Heerlen, pagina 1 van 8 1.

Nadere informatie

Signalering. Stappenplan fiscale beoordeling werkruimte

Signalering. Stappenplan fiscale beoordeling werkruimte Signalering Stappenplan fiscale beoordeling Werkruimte algemeen De fiscale behandeling van de in een woning is afhankelijk van de feiten en omstandigheden en wordt mede om die reden vaak als ingewikkeld

Nadere informatie

Kluwer Online Research. Kwartaalbericht Estate Planning, Besluit toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956

Kluwer Online Research. Kwartaalbericht Estate Planning, Besluit toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956 Kwartaalbericht Estate Planning, Besluit toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956 Auteur: - Besluit toepassing van artikel 10 van de Successiewet 1956 Op 4 april is een nieuw besluit uitgevaardigd

Nadere informatie

Dubbele winst bij verliezen Rechtpraak Hoge Raad biedt nieuwe kansen over de grens

Dubbele winst bij verliezen Rechtpraak Hoge Raad biedt nieuwe kansen over de grens Dubbele winst bij verliezen Rechtpraak Hoge Raad biedt nieuwe kansen over de grens Op 1 maart van dit jaar heeft de Nederlandse Hoge Raad een belangrijke uitspraak gedaan in een Nederbelgische situatie.

Nadere informatie

Uitspraak RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht, belastingkamer. procedurenummer: AWB 12/159

Uitspraak RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht, belastingkamer. procedurenummer: AWB 12/159 Uitspraak RECHTBANK LEEUWARDEN Sector bestuursrecht, belastingkamer procedurenummer: AWB 12/159 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2012 als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet

Nadere informatie

Werkzaam bij de Vakgroep Belastingrecht van de Universiteit Maastricht.

Werkzaam bij de Vakgroep Belastingrecht van de Universiteit Maastricht. Ondernemerschap in de Wet IB 1964 Mw. mr A.H.H. Vandenboorn 1 1. Inleiding Wie is ondernemer in de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (Wet IB 1964)? In de loop der jaren zijn criteria ontwikkeld waaraan

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

Bachelor Thesis. Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling. Lennart van der Heijde Administratienummer:

Bachelor Thesis. Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling. Lennart van der Heijde Administratienummer: Bachelor Thesis Invloed van (echt)scheiding op de eigenwoningregeling Naam: Lennart van der Heijde Administratienummer: 344625 Studierichting: Fiscale Economie Datum: 19 november 2012 Examencommissie :

Nadere informatie