Wettelijke voorschriften volgens ECE-reglement 48

Transcriptie

1 Wettelijke voorschriften volgens ECE-reglement 48 Voor motorvoertuigen en trailers

2

3 2 3 Totaaloverzicht verlichtingsvoorschriften Om een voertuig optimaal uit te rusten resp. aan te passen, moet rekening worden gehouden met de wettelijke voorschriften. Op de volgende pagina s willen we u graag kennis laten maken met de wettelijke voorschriften volgens ECE-reglement 48 voor de montage van koplampen, zijlichten en achterlichten. Het overzicht is in twee gebieden opgedeeld: Voorschriften voor motorvoertuigklassen (personenauto, terreinvoertuig, camper, bus, vrachtwagen, gemeentelijke en speciale voertuigen) Voorschriften voor voertuigklassen (12 V aanhanger, caravan en 24 V aanhanger). Er wordt precies aangegeven welke lichten bij wet vereist zijn en welke zijn toegestaan. De montagevoorschriften voor de afzonderlijke lichten worden in detail toegelicht. HELLA stelt zich niet aansprakelijk voor mogelijke afwijkingen van de hier gedocumenteerde voorschriften voor de uitrustingsstukken. De ervaring leert dat wettelijke voorschriften met onregelmatige tussenpozen worden gewijzigd. Stand: eind 2013 (ECE-R48 serie 06 herziening 9, supplement 3) Motorvoertuigklassen: Voertuigklassen: M 1 Motorvoertuigen tot 3,5 t voor vervoer van max. 9 personen O 1 Aanhangers tot 0,75 t M 2 Motorvoertuigen tot 5 t voor vervoer van meer dan 9 personen O 2 Aanhangers vanaf 0,75 t tot 3,5 t M 3 Motorvoertuigen boven de 5 t voor vervoer van meer dan 9 personen O 3 Aanhangers vanaf 3,5 t tot 10 t N 1 Motorvoertuigen voor goederenvervoer tot 3,5 t O 4 Aanhangers boven de 10 t N 2 Motorvoertuigen voor goederenvervoer vanaf 3,5 t tot 12 t N 3 Motorvoertuigen voor goederenvervoer boven de 12 t N 3 G Terreinmotorvoertuigen Personenwagen Gemeentelijke en speciale voertuigen Terreinvoertuig 12 V aanhanger Camper Caravan Bus 24 V aanhanger Vrachtwagen Deze pictogrammen geven aan voor welke klassen de bepaling geldt.

4 Overzicht van de voertuigen Wettelijke voorschriften volgens ECE-reglement 48 Motorvoertuigklassen (personenauto, terreinvoertuig, camper, bus, vrachtwagen, gemeentelijke en speciale voertuigen) Achterverlichting Pagina s Voorverlichting Pagina s 6 11 Zijverlichting Pagina s Wettelijke voorschriften lampen en koplampen Vanwege de omvang van de wettelijke regelingen worden hier alleen de belangrijkste voorschriften toegelicht. In de volgende verordeningen vindt men echter alles wat relevant is voor waarschuwingslichten en koplampen; de eigenschappen en het gebruik ervan. Personenauto, terreinvoertuig, camper, bus, vrachtwagen, gemeentelijke en speciale voertuigen ECE-R3 Reflector ECE-R4 Kentekenverlichting ECE-R6 Richtingaanwijzers voor, achter en zijkant ECE-R7 Breedte-, achter-, remen markeringslichten ECE-R19 Mistvoorlichten ECE-R23 Achteruitrijlichten ECE-R38 Mistachterlichten ECE-R48 Voor montage en gebruik ECE-R77 Parkeerlichten voor en achter ECE-R87 Dagrijlichten ECE-R91 Zijmarkeringslichten ECE-R98 Xenonkoplampen ECE-R104 Contourmarkeringen ECE-R112 Halogeenkoplampen ECE-R119 Hoeklicht ECE-R123 Adaptieve koplampsystemen (AFS) Motorvoertuigklassen: M 1 M 2 M 3 N 1 N 2 N 3 N 3 G Motorvoertuigen tot 3,5 t voor vervoer van max. 9 personen Motorvoertuigen tot 5 t voor vervoer van meer dan 9 personen Motorvoertuigen boven de 5 t voor vervoer van meer dan 9 personen Motorvoertuigen voor goederenvervoer tot 3,5 t Motorvoertuigen voor goederenvervoer vanaf 3,5 t tot 12 t Motorvoertuigen voor goederenvervoer boven de 12 t Terreinmotorvoertuigen

5 4 5 Voertuigklassen 12 V aanhanger, caravan en 24 V aanhanger Achterverlichting Pagina s Voorverlichting Pagina s Zijverlichting Pagina s Wettelijke voorschriften lampen Vanwege de omvang van de wettelijke regelingen worden hier alleen de belangrijkste voorschriften toegelicht. In de volgende verordeningen vindt men echter alles wat relevant is voor signaallampen; hun eigenschappen en toepassingen. Aanhanger-/caravanklassen Voertuigklassen: ECE-R3 Reflector ECE-R4 Kentekenverlichting ECE-R6 Richtingaanwijzers achter en zijkant ECE-R7 Breedte-, achter-, rem- en markeringslichten ECE-R23 Achteruitrijlichten ECE-R38 Mistachterlichten ECE-R48 Voor montage en toepassing ECE-R77 Parkeerlichten voor en achter ECE-R91 Zijmarkeringslichten ECE-R104 Contourmarkeringen O 1 O 2 O 3 O 4 Aanhangers tot 0,75 t Aanhangers vanaf 0,75 t tot 3,5 t Aanhangers vanaf 3,5 t tot 10 t Aanhangers boven de 10 t

6 Voorverlichting motorvoertuig

7 6 7 Dimlichtkoplamp ECE-R48 6.2, ECE-R98 en ECE-R112 (ECE-R123 bevat nog meer specifieke bepalingen) ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigklassen. ECE-R stuks Wit Max. 400 mm Min. 600 mm ECE-R Max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. Min. 600 mm tussen beide dimlichtkoplampen. Min. 400 mm, wanneer de totale voertuigbreedte < mm is (geldt niet voor M 1 - en N 1 -voertuigen). Min. 500 mm Max mm ECE-R ECE-R Min. 500 mm, max mm, max mm bij N 3 G-voertuigen. Horizontaal 10 naar binnen en 45 naar buiten. Verticaal 15 naar boven en 10 naar beneden. ECE-R Bij het inschakelen van het grootlicht mag het dimlicht aan blijven. ECE-R Toegestaan ECE-R Bij LED-koplampen moet een automatische niveauregeling voor de koplampen zijn ingebouwd. Wanneer de koplampen zijn uitgerust met lichtbronnen > lumen (doorgaans xenon), moeten een automatische niveauregeling en een reinigingsinstallatie voor koplampen zijn ingebouwd. 2 extra bochtlichten zijn toegestaan. Grootlichtkoplampen ECE-R48 6.1, ECE-R98 en ECE-R112 (ECE-R123 bevat nog meer specifieke bepalingen) ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigklassen. 2 of 4 stuks, bij N 3 -voertuigen max. 6 stuks Wit Geen speciale voorschriften, maar zodanig gemonteerd dat de bestuurder geen hinder heeft van weerkaatsingen. Geen speciale voorschriften. 5 in alle richtingen. De grootlichtkoplampen mogen alleen maar gelijktijdig of per paar in te schakelen zijn. Indien er twee extra grootlichtkoplampen zijn aangebracht, mogen niet meer dan 2 paren tegelijkertijd branden. Bij de omschakeling van dimlicht naar grootlicht moet min. 1 paar voor grootlicht worden ingeschakeld. Bij het dimmen moeten alle grootlichtkoplampen tegelijkertijd uitgaan. Voorgeschreven De lichtsterkte van alle inschakelbare grootlichtkoplampen mag niet meer dan cd zijn. De som van de referentiegetallen mag niet groter dan 100 zijn.

8 Voorverlichting motorvoertuig Mistvoorlichten ECE-R en ECE-R19 ECE-R Toegestaan voor alle motorvoertuigklassen. ECE-R stuks Wit of lichtgeel ECE-R Max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. Max. 400 mm Min. 250 mm Max. 800 mm ECE-R ECE-R Niet hoger dan de dimlichtkoplampen. Min. 250 mm boven de grond. Bij M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen max. 800 mm boven de grond. Bij alle andere motorvoertuigklassen max mm, alleen bij N 3 G max mm toegestaan. Horizontaal 10 naar binnen en 45 naar buiten. Verticaal ± 5. ECE-R Deze moeten onafhankelijk van groot- en dimlicht kunnen worden geschakeld. ECE-R Voorgeschreven. Een onafhankelijk niet-knipperend waarschuwingslicht. ECE-R Speciaal reglement in verband met koplampen: R123 (AFS) Voorste richtingaanwijzers (knipperlicht) ECE-R en ECE-R6 ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigklassen. Categorie 1, 1a of 1b. ECE-R stuks Geel Max. 400 mm Min. 600 mm ECE-R ECE-R Max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. Min. 600 mm tussen beide knipperlichten, maar min. 400 mm bij voertuigbreedten < mm. Min. 350 mm, max mm (uitz.: mm)*. Min. 350 mm Max mm ECE-R Horizontaal 45 naar binnen tot 80 naar buiten, verticaal ±15, maar bij montagehoogte < 750 mm ook 5 naar beneden (en 20 naar binnen bij M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen) ECE-R De lichten moeten onafhankelijk van andere lichten branden (behalve andere knipperlichten). Alle knipperlichten moeten aan dezelfde kant van het voertuig via dezelfde bedieningsinrichting tot branden en uitschakelen worden gebracht. Ze moeten synchroon knipperen. ECE-R Voorgeschreven ECE-R Een storing van de richtingaanwijzers moet in het voertuig worden aangegeven. * Een uitzondering is alleen mogelijk wanneer de geometrie van het voertuig een reguliere montage niet toelaat. ECE-R6 6.1 Categorie 1 = afstand tot dimlicht /mistkoplamp > 40 mm, lichtsterkte min. 175 cd, enkele lamp max cd, type D -lamp max. 500 cd Categorie 1a = afstand tot dimlicht /mistkoplamp > 20 mm, 40 mm, lichtsterkte min. 250 cd, enkele lamp max cd, type D -lamp max. 600 cd Categorie 1b = afstand tot dimlicht /mistkoplamp 20 mm, lichtsterkte min. 400 cd, enkele lamp max cd, type D -lamp max. 600 cd

9 8 9 Breedtelicht ECE-R en ECE-R7 ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigklassen. ECE-R stuks Wit Max. 400 mm Min. 600 mm ECE-R Max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. De afstand tussen de breedtelichten bij M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen is niet vastgelegd. Bij alle andere motorvoertuigklassen min. 600 mm tussen beide breedtelichten, maar min. 400 mm bij voertuigbreedten < mm. Min. 250 mm Max mm ECE-R Min. 250 mm, max mm (uitz.: mm)*. ECE-R Horizontaal 45 naar binnen tot 80 naar buiten, verticaal ± 15, maar bij montagehoogte < 750 mm ook 5 naar beneden. Beperking bij M 1 - en N 1 -voertuigen mogelijk (zie ECE-R ). ECE-R Moet zo zijn ontworpen dat de breedte-, achter- en zijmarkeringslichten en de kentekenverlichting alleen maar tegelijkertijd kunnen worden inen uitgeschakeld. Kan in sommige gevallen ook worden uitgeschakeld wanneer het knipperlicht aan staat. ECE-R Voorgeschreven. De verklikker mag niet knipperen. Niet vereist wanneer de verlichting van het dashboard uitsluitend gelijktijdig met de breedtelichten kan worden ingeschakeld. * Een uitzondering is alleen mogelijk wanneer de geometrie van het voertuig een reguliere montage niet toelaat. Parkeerlichten vóór ECE-R en ECE-R7 ECE-R Toegestaan voor motorvoertuigen 6 m lengte en 2 m breedte. Voor alle andere motorvoertuigen verboden. ECE-R lichten vóór en 2 lichten achter of 1 licht aan elke zijkant. Wit Max. 400 mm Min. 350 mm Max mm ECE-R ECE-R ECE-R Max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. Wanneer er slechts 2 lichten op het hele voertuig zijn, moeten ze aan de zijkanten van het voertuig zijn gemonteerd. Bij M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen geen speciale voorschriften. Bij alle andere motorvoertuigklassen: min. 350 mm, max mm (uitz.: mm)*. Horizontaal ± 45, verticaal ± 15, maar bij montagehoogte < 750 mm ook 5 naar beneden. ECE-R De parkeerlichten moeten onafhankelijk van alle andere functies kunnen worden ingeschakeld. ECE-R Toegestaan. Wanneer er één aanwezig is, mag deze niet met de verklikker voor de breedte- en achterlichten kunnen worden verwisseld. ECE-R Doorgaans wordt de functie van de parkeerlichten vervuld door de achter- en breedtelichten. * Een uitzondering is alleen mogelijk wanneer de geometrie van het voertuig een reguliere montage niet toelaat.

10 Voorverlichting motorvoertuig Zo ver mogelijk naar buiten Voormarkeringslicht ECE-R en ECE-R7 Max. 400 mm ECE-R Voorgeschreven voor motorvoertuigen > 2,1 m breedte. Toegestaan voor motorvoertuigen > 1,8 m tot 2,1 m breedte. Categorie A of AM. ECE-R stuks, optioneel 2 extra mogelijk Zo hoog mogelijk Wit ECE-R Zo ver mogelijk naar buiten, max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. ECE-R Boven het doorzichtige gedeelte van de voorruit. ECE-R Horizontaal 80 naar buiten. Verticaal 5 boven en 20 onder het horizontale vlak. ECE-R Moet zo zijn uitgevoerd dat de breedte-, achter-, markerings- en zijmarkeringslichten, en de kentekenverlichting alleen maar tegelijkertijd kunnen worden in- en uitgeschakeld. ECE-R Toegestaan. Wanneer er een verklikker aanwezig is, moet de functie ervan worden vervuld door de voor de breedte- en achterlichten voorgeschreven verklikker. ECE-R Het witte voormarkeringslicht en het rode achtermarkeringslicht mogen binnen één lamp zijn samengevoegd, indien de montagevoorschriften en de velden van de zichtbaarheidshoek worden aangehouden. Afstand tot het breedtelicht min. 200 mm. Voorreflector ECE-R en ECE-R3 ECE-R Voorgeschreven voor motorvoertuigen met intrekbare koplampen/ lichten. Toegestaan op alle andere motorvoertuigen. ECE-R Min. 2 stuks Wit/kleurloos Vorm ECE-R Niet driehoekig Max. 400 mm Min. 250 mm Min. 600 mm Max. 900 mm ECE-R ECE-R Max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. De afstand tussen de reflectoren bij M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen is niet vastgelegd. Bij alle andere motorvoertuigklassen min. 600 mm tussen beide reflectoren, maar min. 400 mm bij voertuigbreedten < mm. Min. 250 mm, max. 900 mm (uitz.: mm)*. ECE-R Horizontaal ± 30. Verticaal ± 10, maar bij montagehoogte < 750 mm 5 naar beneden. * Een uitzondering is alleen mogelijk wanneer de geometrie van het voertuig een reguliere montage niet toelaat.

11 10 11 Dagrijlichten ECE-R en ECE-R87 ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigklassen. ECE-R stuks Wit ECE-R Min. 600 mm tussen beide dagrijlichten, maar min. 400 mm bij voertuigbreedten < mm. ECE-R Min. 250 mm, max mm. Min. 250 mm Min. 600 mm Max mm ECE-R ECE-R Horizontaal ± 20. Verticaal ±10. Automatische inschakeling bij het starten van de motor. De dagrijlichten moeten automatisch worden uitgeschakeld wanneer de koplampen of mistvoorlichten worden ingeschakeld. ECE-R Toegestaan Hoeklicht ECE-R en ECE-R119 ECE-R Toegestaan voor alle motorvoertuigklassen. ECE-R stuks Wit ECE-R Min. 250 mm, max. 900 mm, maar niet hoger dan het dimlicht. In de lengte ECE-R Max mm verwijderd van het voorste punt van het voertuig. Min. 250 mm Max. 900 mm ECE-R ECE-R Verticaal ±10. Horizontaal 30 tot 60 naar buiten. Inschakeling zodanig, dat deze alleen kunnen worden ingeschakeld wanneer het groot- of dimlicht is ingeschakeld. Inschakeling alleen wanneer de richtingaanwijzers aan dezelfde kant van het voertuig zijn ingeschakeld en/of wanneer de stuuruitslag vanuit de rechtuit-stand verandert. Automatische uitschakeling bij het uitgaan van de richtingaanwijzers en/of wanneer de stuurinrichting terugkeert naar de rechtuit-stand. Met het inschakelen van het achteruitrijlicht kan ook het hoeklicht worden ingeschakeld. Met het uitschakelen van het achteruitrijlicht moet dan ook het hoeklicht worden uitgeschakeld. ECE-R Geen ECE-R De hoeklichten mogen bij snelheden van > 40 km/h niet worden ingeschakeld.

12 Zijverlichting motorvoertuig

13 12 13 Max mm Max mm Min. 350 / 500 mm Richtingaanwijzers aan de zijkant (knipperlicht) ECE-R en ECE-R6 ECE-R ECE-R ECE-R Montage in de lengte ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R Categorie 5: voorgeschreven voor M 1 voertuigen en N 1 -, M 2 -, M 3 -voertuigen 6 m lengte. Categorie 6: voorgeschreven voor N 2 -, N 3 -voertuigen en N 1 -, M 2 -, M 3 -voertuigen > 6 m lengte. 1 per voertuigzijde Geel Min. 350 mm bij M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen. Min. 500 mm bij alle andere voertuigklassen. Max mm (uitz.: mm)*. Max mm vanaf de voorkant, gemeten vanaf het uiterste punt mm voor alle M 1 - und N 1 -voertuigen en altijd wanneer de geometrie van het voertuig geen montage < mm toelaat. Horizontaal min. 5 tot 60 achter. Bij categorie 5 verticaal ±15, maar bij montagehoogten < 750 mm ook 5 naar beneden. Bij categorie 6 echter 30 boven en 5 onder het horizontale vlak. Voorgeschreven. De lichten moeten samen met de richtingaanwijzers aan dezelfde kant van het voertuig en onafhankelijk van andere lichten branden. Deze moeten aan dezelfde kant van het voertuig via dezelfde bedieningsinrichting tot branden en uitschakelen worden gebracht. Ze moeten synchroon knipperen. Geen Richtingaanwijzers aan de zijkant uit categorie 5 mogen te allen tijde door categorie 6 worden vervangen. Voor M 2 -, M 3 -, N 2 - en N 3 -voertuigen > 9 m lengte = max. 3 extra van categorie 5 of 1 extra van categorie 6 mogelijk. * Een uitzondering is alleen mogelijk wanneer de geometrie van het voertuig een reguliere montage niet toelaat. ECE-R6 6.1 Categorie 5 = lichtsterkte min. 0,6 cd, enkele lamp max. 280 cd, type D -lamp max. 140 cd Categorie 6 = lichtsterkte min. 50 cd, enkele lamp max. 280 cd, type D -lamp max. 140 cd

14 Zijverlichting motorvoertuig Max mm Max mm Max mm Max. 900 mm Min. 250 mm Zijreflector ECE-R en ECE-R3 ECE-R ECE-R Vorm ECE-R ECE-R Montage in de lengte ECE-R ECE-R ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigen > 6 m. Toegestaan voor alle motorvoertuigen 6 m. Zie montage in de lengte Voor geel, achter geel (in combinatie met het achterlicht ook rood mogelijk). Niet driehoekig Min. 250 mm, max. 900 mm (uitz.: mm)*. Max mm, wanneer deze met een andere lichtfunctie is samengebouwd. De reflector meest vooraan moet max. 3 m van het voorste voertuigpunt vandaan zitten. Max. 3 m tussen de afzonderlijke reflectoren. Dit geldt niet voor M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen (uitz.: 4 m). Max. afstand van achteren 1 m. Min. 1 reflector in het middelste derde deel. Bij een voertuiglengte < 6 m is één in het eerste derde deel en/of één in het laatste derde deel voldoende. Voertuigen M 1 > 6 m maar < 7 m één reflector binnen 3 m vanaf de voorkant en één in het laatste derde deel van de voertuiglengte. Horizontaal ± 45. Verticaal ± 10, maar bij montagehoogte < 750 mm 5 naar beneden. Het oplichtende vlak van de reflector mag in het achterlicht geïntegreerd zijn. * Een uitzondering is alleen mogelijk wanneer de geometrie van het voertuig een reguliere montage niet toelaat.

15 14 15 Max mm Min. 350 mm Parkeerlichten aan de zijkant ECE-R en ECE-R77 of ECE-R7 ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R Toegestaan voor motorvoertuigen 6 m lengte en 2 m breedte. Voor alle andere voertuigen verboden. 1 licht aan elke zijkant (of 2 lichten vóór en 2 lichten achter; zie parkeerlichten vóór /ac hter) Geel Bij M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen geen speciale voorschriften. Bij alle andere motorvoertuigklassen: min. 350 mm, max mm (uitz.: mm)*. Horizontaal 45 naar voren en achteren. Verticaal ± 15, bij montagehoogte < 750 mm 5 naar beneden. De parkeerlichten moeten onafhankelijk van alle andere functies kunnen worden ingeschakeld. Een automatische uitschakeling na tijd x is verboden. Toegestaan. Wanneer er één aanwezig is, mag deze niet met de verklikker voor de breedte- en achterlichten worden verwisseld. Doorgaans wordt de functie van de parkeerlichten vervuld door de achter- en breedtelichten. * Een uitzondering is alleen mogelijk wanneer de geometrie van het voertuig een reguliere montage niet toelaat.

16 Zijverlichting motorvoertuig Max mm Max mm Max mm Max mm Min. 250 mm Zijmarkeringslicht ECE-R en ECE-R91 ECE-R ECE-R ECE-R Montage in de lengte ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigen > 6 m behalve bij chassis met cabine. Toegestaan voor alle andere motorvoertuigklassen. Voorgeschreven voor M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen met voertuiglengten 6 m, wanneer de geometrische zichtbaarheid van breedte- en achterlichten moet worden aangevuld. Zie montage in de lengte Geel (in combinatie met het achterlicht ook rood mogelijk) Min. 250 mm, max mm (uitz.: mm)*. Voorste max. 3 m vanaf de voorkant, achterste max. 1 m vanaf de achterkant, max. 3 m tussen de afzonderlijke zijmarkeringslichten (uitz.: 4 m). Min. één in het voorste en/of in het achterste derde deel. Bij voertuiglengten 6 m als alternatief min. één in het middelste derde deel. Voertuigen M 1 > 6 m maar < 7 m één zijmarkeringslicht binnen 3 m vanaf de voorkant en één in het laatste derde deel van de voertuiglengte. Horizontaal ± 45. Bij voertuigen waarbij de montage optioneel is, echter ± 30. Verticaal ± 10, bij montagehoogte < 750 mm 5 naar beneden. Bij M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen die < 6 m lang zijn, mogen zijmarkeringslichten ook knipperend licht uitstralen. Ze moeten met dezelfde frequentie als de richtingaanwijzers aan dezelfde kant knipperen. Toegestaan. Indien aanwezig, moet de functie ervan worden vervuld door de voor de breedte- en achterlichten voorgeschreven verklikker. Het lichtende vlak van de reflector mag in het zijmarkeringslicht geïntegreerd zijn. Hierbij moet de max. montagehoogte van de reflector in acht worden genomen. Het achterste zijmarkeringslicht moet geel zijn, wanneer dit samen met de achterste richtingaanwijzer knippert. * Een uitzondering is alleen mogelijk wanneer de geometrie van het voertuig een reguliere montage niet toelaat. ECE-R Categorie SM1 (gebruikt bij alle voertuigklassen) = lichtsterkte min. 4 cd, max. 25 cd Categorie SM2 (alleen gebruikt bij alle M 1-klasse) = lichtsterkte min. 0,6 cd, max. 25 cd

17 16 17 Zo ver mogelijk naar buiten Min. 60 mm Max. 600 mm Max. 600 mm Max. 400 mm Max. 600 mm Min. 60 mm Max. 600 mm Zo hoog mogelijk Max mm Min. 250 mm Opvallende markeringen ECE-R en ECE-R104 ECE-R Montageschema ECE-R Montage in de lengte ECE-R ECE-R Geom. zichtbaarheid ECE-R Oriëntatie aan de zijkant ECE-R ECE-R Gedeeltelijke contourmarkering op voertuigen van de onderstaande klassen met een lengte > mm voorgeschreven: N 2 > 7,5 t en N 3 (uitz.: chassis met cabine, onvolledige voertuigen en trekkereenheden voor opleggers). Wanneer het echter niet mogelijk is de voorgeschreven contourmarkeringen te monteren, mag een lijnmarkering zijn aangebracht. Toegestaan op voertuigen van alle andere klassen, behalve M 1 -voertuigen. Er mag een volledige contourmarkering in plaats van een gedeeltelijke contourmarkering worden gebruikt. Een gedeeltelijke of volledige contourmarkering in plaats van een lijnmarkering is toegestaan. Horizontaal en verticaal zoals met vorm, opbouw en constructie verenigbaar is. Wit of oranje Doorlopend tot zo dicht mogelijk bij de beide buitenste randen, max. 600 mm ervandaan. Bij motorvoertuigen aan elk uiteinde van het voertuig. Bij trekkereenheden voor opleggers aan elk uiteinde van de cabine. De totale lengte van de horizontale markeringen moet min. 70% van de waarde van de volgende afmetingen bedragen: Bij motorvoertuigen: lengte van het voertuig (zonder cabine). Bij trekkereenheden voor opleggers: lengte van de cabine. Indien technisch niet anders realiseerbaar, kan de waarde tot 60% / 40% worden verminderd. Onderste markering: zo laag mogelijk, maar min. 250 mm boven de grond, max mm boven de grond (uitz.: tot mm). Bovenste markering: zo hoog mogelijk, max. 400 mm vanaf de bovenrand van het voertuig. Min. 70% van de markering moet voor een waarnemer zichtbaar zijn. Zo veel mogelijk evenwijdig aan de middenlangsvlak van het voertuig. 1. Opvallende markeringen worden als doorlopend beschouwd als de afstand tussen de opeenvolgende elementen zo klein mogelijk is en niet meer dan 50% van de lengte van het kortste naastgelegen element bedraagt. (Als dit niet mogelijk is, is een waarde > 50 % maar < 1 m toegestaan.) 2. Bij een gedeeltelijke contourmarkering moet elke bovenhoek worden beschreven door twee lijnen op 90 ten opzichte van elkaar en elk ten minste 250 mm lang. 3. De plaatsen voor het aanbrengen van opvallende markeringen op het voertuig moeten zodanig worden gekozen dat markeringen van ten minste 60 mm breed kunnen worden aangebracht. Opmerking: vanwege het grote aantal beperkingen en wijzigingen voor opvallende markeringen in het ECE-R48 adviseren wij u dringend altijd de onverkorte originele versie bij uw ontwerpen aan te houden.

18 Achterverlichting motorvoertuig

19 18 19 Achterrichtingaanwijzers (knipperlicht) ECE-R en ECE-R6 Max. 400 mm Min. 350 mm Min. 600 mm * Βoven de voorgeschreven knipperlichten Min. 600 mm* Max mm ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigklassen. Categorie 2a of 2b. 2 stuks, 2 extra optioneel mogelijk voor M 2 -, M 3 -, N 2 - en N 3 -voertuigen. Geel Max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. Dit geldt niet voor de extra knipperlichten. Min. 600 mm tussen beide knipperlichten, maar min. 400 mm bij voertuigbreedten < mm. Min. 350 mm, max mm (uitz.: mm alleen maar wanneer de geometrie van het voertuig een montage onder mm niet toelaat en wanneer er geen extra knipperlichten zijn gemonteerd). van de extra knipperlichten: min. 600 mm boven de voorgeschreven knipperlichten. Horizontaal 45 naar binnen tot 80 naar buiten. 45 naar buiten bij M 1 - en N 1 -voertuigen, wanneer het zijmarkeringslicht ook knippert. Verticaal ± 15, maar bij montagehoogte < 750 mm ook 5 naar beneden. Optionele knipperlichten met een montagehoogte van mm ook 5 naar boven. De lichten moeten onafhankelijk van andere lichten branden (behalve andere knipperlichten). Alle knipperlichten moeten aan dezelfde kant van het voertuig via dezelfde bedieningsinrichting tot branden en uitschakelen worden gebracht. Ze moeten synchroon knipperen. Voorgeschreven Het aanbrengen van 2 extra knipperlichten is toegestaan voor alle voertuigen van de klasse M 2, M 3, N 2 en N 3. ECE-R6 6.1 Categorie 2a (gelijkblijvend) = lichtsterkte min. 50 cd, enkele lamp max. 500 cd, type D -lamp max. 250 cd Categorie 2b (variabel) = lichtsterkte min. 50 cd, enkele lamp max cd, type D -lamp max. 500 cd

20 Achterverlichting motorvoertuig Max. 400 mm Min. 350 mm Min. 600 mm * Βoven de voorgeschreven knipperlichten Min. 600 mm* Max mm Achterlicht ECE-R en ECE-R7 ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigklassen. Categorieën R, R1 of R2. 2 stuks, 2 extra optioneel mogelijk voor M 2 -, M 3 -, N 2 - en N 3 -voertuigen (niet wanneer markeringslichten zijn gemonteerd) Rood Max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. Dit geldt niet voor de extra achterlichten. De afstand tussen de achterlichten bij M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen is niet vastgelegd. Bij alle andere motorvoertuigklassen min. 600 mm tussen beide achterlichten, maar min. 400 mm bij voertuigbreedten < mm. Min. 350 mm, max mm (uitz.: mm alleen wanneer de geometrie van het voertuig een montage onder mm niet toelaat en wanneer er geen extra achterlichten zijn gemonteerd). van de extra achterlichten: min. 600 mm boven de voorgeschreven achterlichten. Horizontaal 45 naar binnen tot 80 naar buiten. 45 bij M 1 - en N 1 -voertuigen, wanneer er een zijmarkeringslicht is aangebracht. Verticaal ± 15, maar bij montagehoogte < 750 mm ook 5 naar beneden. Bij extra achterlichten met montagehoogte mm ook 5 naar boven. Moet zo zijn ontworpen dat de breedte-, achter- en zijmarkeringslichten en de kentekenverlichting alleen tegelijkertijd kunnen worden in- en uitgeschakeld. Voorgeschreven. Deze moet met de verklikker voor de voorste breedtelichten zijn gecombineerd. ECE-R7 6.1 Categorie R, R1 (gelijkblijvend) = lichtsterkte min. 4 cd, enkele lamp max. 17 cd, type D -lamp max. 8,5 cd Categorie R2 (variabel) = lichtsterkte min. 4 cd, enkele lamp max. 42 cd, type D -lamp max. 21 cd

21 20 21 Remlicht ECE-R en ECE-R7 ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigklassen. Categorie S1 of S2. ECE-R stuks Behalve wanneer er remlichten van de categorie S3 of S4 (hoog geplaatste remlichten) zijn aangebracht, kunnen twee extra remlichten van decategorie S1 of S2 bij de motorvoertuigklassen M 2, M 3, N 2 en N 3 zijn aangebracht. Max. 400 mm Min. 350 mm Min. 600 mm Max mm ECE-R ECE-R Rood Bij M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. Geen voorschrift met betrekking tot de afstand tussen de remlichten. Bij alle andere motorvoertuigklassen min. 600 mm tussen beide remlichten, maar min. 400 mm bij voertuigbreedten < 1300 mm. Min. 350 mm, max mm (uitz.: mm alleen wanneer de geometrie van het voertuig een montage onder mm niet toelaat en wanneer er geen 2 extra remlichten zijn gemonteerd). van de extra remlichten: min. 600 mm boven de voorgeschreven remlichten. ECE-R Horizontaal ± 45. Verticaal ± 15, bij montagehoogte < 750 mm ook 5 naar beneden. De verticale hoek boven de horizontale kan tot 5 zijn verkleind, wanneer de montagehoogte van de extra remlichten groter dan mm is. ECE-R Moet branden wanneer de rem wordt bediend. ECE-R Toegestaan. Indien aanwezig, alleen als verklikker voor de werking in de vorm van een niet-knipperende waarschuwingslamp die bij storingen gaat branden. ECE-R De afstand van het remlicht tot het mistachterlicht moet 100 mm zijn. ECE-R7 6.1 Categorie S1 (gelijkblijvend) = lichtsterkte min. 60 cd, enkele lamp max. 260 cd, type D -lamp max. 130 cd Categorie S2 (variabel) = lichtsterkte min. 60 cd, enkele lamp max. 730 cd, type D -lamp max. 365 cd

22 Achterverlichting motorvoertuig Min. 850 mm Hoog gemonteerd remlicht ECE-R en ECE-R7 ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R Categorie S3 of S4. Voorgeschreven voor motorvoertuigklassen M 1 -Fz. en N 1 -Fz. Uitgezonderd chassis met cabine en N 1 -voertuigen met open laadruimte. Voor andere motorvoertuigklassen toegestaan. 1 stuk Wanneer het middenlangsvlak van het voertuig zich niet op een vaste carrosseriepaneel bevindt, maar bijv. door deuren is gescheiden en er geen plaats is voor een S3- of -S4-remlicht, mogen twee S3- of S4-remlichten van het type D -remlichten of één S3- of -S4-remlicht links of rechts van het middenlangsvlak zijn aangebracht. Rood Het centrale referentiepunt moet in het middenlangsvlak van het voertuig liggen. Indien er twee S3- of S4-remlichten zijn gemonteerd, moet elk daarvan zo dicht mogelijk bij het middenlangsvlak worden gemonteerd. Wanneer er slechts één S3- of S4-remlicht naast het middenlangsvlak is gemonteerd, mag de afstand niet groter dan 150 mm zijn. Ofwel max. 150 mm onder de achterruit of min. 850 mm boven de grond. Boven de S1- en S2-remlichten. Horizontaal ±10. Verticaal 10 boven en 5 onder het horizontale vlak. Moet branden, wanneer het remsysteem een overeenkomstig signaal geeft. Toegestaan. Indien aanwezig, alleen als verklikker voor de werking in de vorm van een niet-knipperende waarschuwingslamp die bij storingen gaat branden. Het of S3- of S4-remlicht kan aan de buiten- of binnenkant van het voertuig zijn aangebracht. Indien het aan de binnenkant is aangebracht, mag het de bestuurder niet verblinden. Een S3- of S4-remlicht mag niet met een andere lamp zijn samengebouwd. ECE-R7 6.1 Categorie S3 (gelijkblijvend) = lichtsterkte min. 25 cd, enkele lamp max. 110 cd, type D -lamp max. 55 cd Categorie S4 (variabel) = lichtsterkte min. 25 cd, enkele lamp max. 160 cd, type D -lamp max. 80 cd

23 22 23 Achteruitrijlichten ECE-R en ECE-R23 ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigklassen. Min. 250 mm Max mm ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R stuk voorgeschreven en een 2e toegestaan op M 1 -voertuigen en alle andere voertuigen met lengten < 6 m. 2 stuks voorgeschreven en 2 extra toegestaan* op alle voertuigen met lengten > 6 m behalve M 1 -voertuigen. Wit Geen voorschrift Min. 250 mm, max mm. 1 lamp: horizontaal ± lampen: horizontaal 30 binnen 45 buiten. Verticaal 15 boven, 5 naar beneden. Inschakeling alleen bij geactiveerde achteruitversnelling en rijklaar voertuig. Voor de optionele achteruitrijlichten gelden in speciale voorwaarden. Toegestaan * Montage van twee optionele achteruitrijlichten ook aan de zijkant van het voertuig toegestaan. Mistachterlicht ECE-R en ECE-R38 ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigklassen. Categorie F, F1 of F2. ECE-R of 2 stuks Rood ECE-R Geen voorschrift ECE-R Min. 250 mm, max mm. Bij N 3 G of indien samengebouwd met een ander achterlicht: max mm. Min. 250 mm Max mm Montage algemeen ECE-R Bij 1 mistachterlicht: links van het midden = rechtsrijdend verkeer, rechts van het midden = linksrijdend verkeer. Montage in het midden toegestaan. ECE-R Horizontaal ± 25. Verticaal ± 5. ECE-R Inschakeling alleen wanneer dimlicht, grootlicht of mistvoorlichten zijn ingeschakeld. ECE-R Voorgeschreven. Een onafhankelijke, niet-knipperende verklikker. ECE-R De afstand tot het remlicht moet > 100 mm zijn. Het mistachterlicht van het trekkende voertuig kan automatisch worden uitgeschakeld, wanneer er een aanhanger wordt aangekoppeld en daardoor het mistachterlicht van de aanhanger wordt ingeschakeld. ECE-R Categorie F, F1 (gelijkblijvend) = lichtsterkte min. 150 cd, max. 300 cd Categorie F2 (variabel) = lichtsterkte min. 150 cd, max. 840 cd

24 Achterverlichting motorvoertuig Kentekenverlichting ECE-R en ECE-R4 ECE-R ECE-R Montage van de kentekenplaat ECE-R ECE-R ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigklassen. 1 of meer Wit Zodanig dat het kenteken wordt verlicht. Moet zo zijn ontworpen dat de breedtelichten, kentekenverlichting, achter- en zijmarkeringslichten alleen maar tegelijkertijd kunnen worden in- en uitgeschakeld. Toegestaan. Wanneer er een verklikker aanwezig is, moet de functie ervan worden vervuld door de voor de breedte- en achterlichten voorgeschreven verklikker. Parkeerlichten achter ECE-R en ECE-R77 of ECE-R7 ECE-R Toegestaan voor motorvoertuigen 6 m lengte en 2 m breedte. Voor alle andere motorvoertuigen verboden. ECE-R lichten vóór en 2 lichten achter of 1 licht aan elke zijkant. Rood ECE-R Max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. Indien er slechts 2 lampen zijn aangebracht, dan aan de voertuigzijden monteren. Max. 400 mm ECE-R Bij M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen geen speciale voorschriften. Bij alle andere motorvoertuigklassen: min. 350 mm, max mm (uitz.: mm)*. Min. 350 mm Max mm ECE-R Horizontaal 45. Verticaal ± 15, maar bij montagehoogte < 750 mm volstaat 5 naar beneden. ECE-R De parkeerlichten moeten onafhankelijk van alle andere functies kunnen worden in- en uitgeschakeld. ECE-R Toegestaan. Wanneer er één aanwezig is, mag deze niet met de verklikker voor de breedte- en achterlichten kunnen worden verwisseld. * Een uitzondering is alleen mogelijk wanneer de geometrie van het voertuig een reguliere montage niet toelaat.

25 24 25 Zo hoog mogelijk Max. 400 mm Achtermarkeringslicht ECE-R en ECE-R7 ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R Voorgeschreven voor motorvoertuigen > 2,1 m breedte. Toegestaan voor motorvoertuigen > 1,8 m tot 2,1 m breedte. Toegestaan op chassis met cabine. Categorie R, R1, R2, RM1 of RM2. 2 stuks, optioneel 2 extra Rood Max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. Zo hoog mogelijk. Optionele en voorgeschreven lichten met zo groot mogelijke afstand. Horizontaal 80 naar buiten, verticaal 5 boven en 20 onder het horizontale vlak. Moet zo zijn ontworpen dat de breedte-, achter- en zijmarkeringslichten en de kentekenverlichting alleen tegelijkertijd kunnen worden in- en uitgeschakeld. Toegestaan. Wanneer er een verklikker aanwezig is, moet de functie ervan worden vervuld door de voor de breedte- en achterlichten voorgeschreven verklikker. Het witte voormarkeringslicht en het rode achtermarkeringslicht mogen binnen één lamp zijn samengevoegd, indien de montagevoorschriften en de velden van de zichtbaarheidshoek worden aangehouden. Afstand van het markeringslicht tot het achterlicht min. 200 mm. ECE-R7 6.1 Categorie R, R1, RM1 (gelijkblijvend) = lichtsterkte min. 4 cd, enkele lamp max. 17 cd, type D -lamp max. 8,5 cd Categorie R2, RM2 (variabel) = lichtsterkte min. 4 cd, enkele lamp max. 42 cd, type D -lamp max. 21 cd

26 Achterverlichting motorvoertuig Achterreflector ECE-R en ECE-R3 ECE-R Voorgeschreven voor alle motorvoertuigklassen. ECE-R stuks, extra zijn toegestaan Rood Max. 400 mm Min. 600 mm Vorm ECE-R ECE-R Niet driehoekig Max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. De afstand tussen de reflectoren bij M 1 -voertuigen en N 1 -voertuigen is niet vastgelegd. Bij alle andere motorvoertuigklassen min. 600 mm tussen beide reflectoren, maar min. 400 mm bij voertuigbreedten < mm. Min. 250 mm Max. 900 mm ECE-R Min. 250 mm, max. 900 mm. Max mm wanneer deze met een andere lichtfunctie is samengebouwd (uitz.: mm). ECE-R Horizontaal ± 30. Verticaal ± 10, bij montagehoogte < 750 mm 5 naar beneden. ECE-R Het oplichtende vlak van de reflector mag met elke andere functie zijn samengebouwd. De max. montagehoogte van de reflector moet in acht worden genomen!

27 26 27 Min. 60 mm Min. 60 mm Max mm Zo ver mogelijk naar buiten Max. 400 mm Zo hoog mogelijk Min. 250 mm Opvallende markeringen ECE-R en ECE-R104 ECE-R Montageschema ECE-R ECE-R ECE-R Geom. zichtbaarheid ECE-R Oriëntatie naar achteren ECE-R ECE-R Volledige contourmarkeringen op voertuigen van de onderstaande klassen met een breedte > 2100 mm voorgeschreven: N 2 > 7,5 t en N 3 (uitz.: chassis met cabine, onvolledige voertuigen en trekkereenheden voor opleggers). Indien het vanwege de vorm, opbouw, constructie of bedrijfsomstandigheden niet mogelijk is de voorgeschreven contourmarkering te monteren, mag een lijnmarkering worden gemonteerd. Toegestaan op voertuigen van alle andere klassen, behalve M 1 -voertuigen. Er mag een volledige contourmarkering in plaats van een gedeeltelijke contourmarkering worden gebruikt. Een gedeeltelijke of volledige contourmarkering in plaats van een lijnmarkering is toegestaan. Horizontaal en verticaal zoals met vorm, opbouw en constructie verenigbaar is. Rood of geel Landspecifiek kan wit toegestaan zijn. Zo ver mogelijk naar buiten. De effectieve totale breedte van de horizontale markering moet min. 80% van de voertuigbreedte uitmaken. Indien technisch niet realiseerbaar, kan de waarde worden verminderd tot 60% / 40%. Onderste markering: zo laag mogelijk, maar min. 250 mm boven de grond, max mm boven de grond (uitz.: tot mm). Bovenste markering: zo hoog mogelijk, max. 400 mm vanaf de bovenrand van het voertuig. Min. 80% van de markering moet voor een waarnemer zichtbaar zijn. Zoveel mogelijk evenwijdig aan het dwarsvlak van het voertuig. 1. Opvallende markeringen worden als doorlopend beschouwd als de afstand tussen de opeenvolgende elementen zo klein mogelijk is en niet meer dan 50% van de lengte van het kortste naastgelegen element bedraagt. (Als dit niet mogelijk is, is een waarde > 50 % maar < 1 m toegestaan.) 2. De afstand tussen de aan de achterkant van het voertuig aangebrachte opvallende markering en elk voorgeschreven remlicht moet groter dan 200 mm zijn. 3. Indien er aan de achterkant kentekenplaten van het reglement ECE-R70 zijn gemonteerd, kunnen deze bij de berekening van de opvallende markering en de afstand ervan tot aan de zijkant van het voertuig naar keuze van de fabrikant als onderdeel van de achterste opvallende markering gelden. 4. De plaatsen voor het aanbrengen van opvallende markeringen op het voertuig moeten zodanig worden gekozen dat markeringen van ten minste 60 mm breed kunnen worden aangebracht. Opmerking: vanwege het grote aantal beperkingen en wijzigingen voor opvallende markeringen in het ECE-R48 adviseren wij u dringend altijd de onverkorte originele versie bij uw ontwerpen aan te houden.

28 Voorverlichting aanhanger

29 28 29 Zo hoog mogelijk Zo ver mogelijk naar buiten Max. 400 mm Voormarkeringslicht ECE-R en ECE-R7 ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R Voorgeschreven voor aanhangers > 2,1 m breedte. Toegestaan voor aanhangers > 1,8 m tot 2,1 m breedte. Categorie A of AM. 2 stuks, 2 extra zijn toegestaan Wit Max. 400 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. Zo hoog mogelijk. Horizontaal 80 naar buiten, verticaal 5 boven en 20 onder het horizontale vlak. Moet zo zijn ontworpen dat de breedte-, achter- en zijmarkeringslichten en de kentekenverlichting alleen tegelijkertijd kunnen worden in- en uitgeschakeld. Toegestaan. Wanneer er een verklikker aanwezig is, moet de functie ervan worden vervuld door de voor de breedte- en achterlichten voorgeschreven verklikker. Het witte voormarkeringslicht en het rode achtermarkeringslicht mogen binnen één lamp zijn samengevoegd, indien de montagevoorschriften en de velden van de zichtbaarheidshoek worden aangehouden. Afstand van het markeringslicht tot het breedtelicht > 200 mm. ECE-R Categorie A, AM = lichtsterkte min. 4 cd, enkele lamp max. 140 cd, type D -lamp max. 70 cd

30 Voorverlichting aanhanger Voormarkeringslicht ECE-R en ECE-R7 ECE-R Voorgeschreven voor aanhangers > 1,6 m breedte. Toegestaan voor aanhangers 1,6 m breedte. Max. 150 mm Min. 600 mm ECE-R stuks Wit Min. 250 mm Max mm ECE-R Max. 150 mm vanaf het uiterste punt van de voertuigbreedte. Min. 600 mm tussen beide breedtelichten, maar min. 400 mm bij voertuigbreedten < mm. ECE-R Min. 250 mm, max mm (uitz.: mm alleen bij aanhangers van de klasse O 1 en O 2 of wanneer bij andere aanhangers max mm niet mogelijk is). ECE-R Horizontaal 5 naar binnen en 80 naar buiten. Verticaal ± 15, bij montagehoogte < 750 mm ook 5 naar beneden. ECE-R Moet zodanig zijn uitgevoerd, dat de breedte-, achter- en zijmarkeringslichten en de kentekenverlichting alleen tegelijkertijd kunnen worden in- en uitgeschakeld. Kan tijdens het knipperen uitgeschakeld zijn. ECE-R Voorgeschreven. De verklikker mag niet knipperen. Niet vereist wanneer de verlichting van het dashboard uitsluitend gelijktijdig met de breedtelichten kan worden ingeschakeld. Voorreflector ECE-R en ECE-R3 ECE-R Voorgeschreven voor alle aanhangers. ECE-R Min. 2 stuks, optioneel 2 extra Max. 150 mm Min. 600 mm Wit/kleurloos Min. 250 mm Max. 900 mm Vorm ECE-R ECE-R Niet driehoekig Max. 150 mm, min. 600 mm tussen beide reflectoren, maar min. 400 mm bij voertuigbreedten < mm. ECE-R Min. 250 mm, max. 900 mm (uitz.: mm). ECE-R Horizontaal 10 naar binnen en 30 naar buiten. Extra reflectors kunnen helpen bij de horizontale waarden. Verticaal ± 10, maar bij montagehoogte < 750 mm 5 naar beneden. ECE-R Het oplichtende vlak van de reflector mag in elk ander voorlicht geïntegreerd zijn.

31 30 31

32 Zijverlichting aanhanger

33 32 33 Max mm Max mm Max mm Max. 900 mm Min. 250 mm Zijreflector ECE-R en ECE-R3 ECE-R ECE-R Vorm ECE-R ECE-R Montage in de lengte ECE-R ECE-R ECE-R Voorgeschreven voor alle aanhangers. Zie montage in de lengte Geel Niet driehoekig Min. 250 mm, max. 900 mm, max mm indien in een andere lamp geïntegreerd (uitz.: mm). De reflector meest vooraan mag max. 3 m van het voorste voertuigpunt vandaan zitten. Max. 3 m tussen de afzonderlijke reflectoren (uitz.: 4 m). Max. afstand van achteren 1 m. Min. 1 reflector in het middelste derde deel. Horizontaal ± 45. Verticaal ± 10, bij montagehoogte < 750 mm 5 naar beneden. Het oplichtende vlak van de reflector mag in elk ander zijlicht geïntegreerd zijn.

34 Zijverlichting aanhanger Max mm Max mm Max mm Max mm Min. 250 mm Zijmarkeringslicht (SM1) ECE-R en ECE-R91 ECE-R ECE-R ECE-R Montage in de lengte ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R Voorgeschreven voor aanhangers > 6 m lengte. Toegestaan voor aanhangers < 6 m lengte. Zie montage in de lengte Geel voor, geel achter (in combinatie met het achterlicht ook rood mogelijk). Min. 250 mm, max mm (uitz.: mm)*. Voorste zijmarkeringslicht max. 3 m vanaf de voorkant, achterste zijmarkeringslicht max. 1 m vanaf de achterkant, max. 3 m tussen de afzonderlijke zijmarkeringslichten (uitz.: 4 m). Min. 1 in het voorste en/of in het achterste derde deel. Bij voertuiglengten 6 m als alternatief min. 1 in het middelste derde deel. Horizontaal ± 45, bij optionele zijmarkeringslichten ± 30. Verticaal ± 10, bij montagehoogte < 750 mm 5 naar beneden. Geen voorschrift Toegestaan. Indien aanwezig, moet de functie ervan worden vervuld door de voor de breedte- en achterlichten voorgeschreven verklikker. Het lichtende vlak van de reflector mag in het zijmarkeringslicht geïntegreerd zijn. Hierbij moet de max. montagehoogte van de reflector in acht worden genomen. Het achterste zijmarkeringslicht moet geel zijn, wanneer dit samen met de achterste richtingaanwijzer knippert. * Een uitzondering is alleen mogelijk wanneer de geometrie van het voertuig een reguliere montage niet toelaat. ECE-R91 (7.1) Categorie SM1 (gebruikt bij alle voertuigklassen) = lichtsterkte min. 4 cd, max. 25 cd

35 34 35 Extra richtingaanwijzers aan de zijkant (knipperlicht) ECE-R en ECE-R6 ECE-R ECE-R ECE-R Montage in de lengte ECE-R ECE-R ECE-R ECE-R Toegestaan voor O 2 -, O 3 - en O 4 -voertuigen > 9 m lengte. Max. 3 lichten categorie 5 of 1 licht categorie 6 per voertuigzijde Geel > 500 mm tot max mm (in uitzonderingsgevallen tot mm)*. Categorie 5 = gelijkmatig over de lengte van de aanhanger verdeeld. Categorie 6 = tussen het eerste en het laatste kwart van de aanhanger. Horizontaal min. 5 tot 60 achter. Bij categorie 5 verticaal ±15, maar bij montagehoogten < 750 mm ook 5 naar beneden. Bij categorie 6 bovendien echter 30 boven en 5 onder het horizontale vlak. De lichten moeten onafhankelijk van andere lampen branden. Deze moeten aan dezelfde kant van het voertuig via dezelfde bedieningsinrichting tot branden en uitschakelen worden gebracht. Niet voorgeschreven * Een uitzondering is alleen mogelijk wanneer de geometrie van het voertuig een reguliere montage niet toelaat.

36 Zijverlichting aanhanger Zo ver mogelijk naar buiten Min. 60 mm Max. 400 mm Max. 600 mm Max. 600 mm Max. 600 mm Min. 60 mm Max. 600 mm Zo hoog mogelijk Max mm Min. 250 mm Opvallende markeringen ECE-R en ECE-R104 ECE-R Montageschema ECE-R Montage in de lengte ECE-R ECE-R Geom. zichtbaarheid ECE-R Oriëntatie aan de zijkant ECE-R ECE-R Gedeeltelijke contourmarkering op O 3 - en O 4 -voertuigen met een lengte > mm voorgeschreven (uitzondering onvolledige voertuigen). Wanneer het echter niet mogelijk is de voorgeschreven contourmarkering aan te brengen, mag een lijnmarkering zijn aangebracht. Toegestaan op voertuigen van alle andere klassen, behalve O 1 -voertuigen. Er mag een volledige contourmarkering in plaats van een gedeeltelijke contourmarkering worden gebruikt. Een gedeeltelijke of volledige contourmarkering in plaats van een lijnmarkering is toegestaan. Horizontaal en verticaal zoals met vorm, opbouw en constructie verenigbaar is. Wit of oranje Doorlopend tot zo dicht mogelijk bij de beide buitenste randen, max. 600 mm ervandaan. Bij aanhangers aan elk uiteinde van het voertuig (zonder dissel). De totale lengte van de horizontale markeringen moet min. 70% van de waarde van de volgende afmetingen bedragen. Bij aanhangers: lengte van het voertuig (zonder dissel). Indien technisch niet anders realiseerbaar, kan de waarde tot 60% / 40% worden verminderd. Onderste markering: zo laag mogelijk, maar min. 250 mm boven de grond, max mm boven de grond (uitz.: tot mm). Bovenste markering: zo hoog mogelijk, max. 400 mm vanaf de bovenrand van het voertuig. Min. 70% van de markering moet voor een waarnemer zichtbaar zijn. Zo veel mogelijk evenwijdig aan de middenlangsvlak van het voertuig. 1. Opvallende markeringen worden als doorlopend beschouwd als de afstand tussen de opeenvolgende elementen zo klein mogelijk is en niet meer dan 50% van de lengte van het kortste naastgelegen element bedraagt. (Als dit niet mogelijk is, is een waarde > 50 % maar < 1 m toegestaan.) 2. Bij een gedeeltelijke contourmarkering moet elke bovenhoek worden beschreven door twee lijnen op 90 ten opzichte van elkaar en elk ten minste 250 mm lang. 3. De plaatsen voor het aanbrengen van opvallende markeringen op het voertuig moeten zodanig worden gekozen dat markeringen van ten minste 60 mm breed kunnen worden aangebracht. Opmerking: vanwege het grote aantal beperkingen en wijzigingen voor opvallende markeringen in het ECE-R48 adviseren wij u dringend altijd de onverkorte originele versie bij uw ontwerpen aan te houden.