DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL ECKART BASISSCHOOL TWEELINGEN

Transcriptie

1 VVE-RAPPORT DEFINITIEF RAPPORT VAN HET ONDERZOEK IN HET KADER VAN DE VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE PEUTERSPEELZAAL ECKART BASISSCHOOL TWEELINGEN Locatie(s) : peuterspeelzaal Eckart : basisschool Tweelingen Brinnr. : 17PV Plaats : Eindhoven Onderzoeksnummer : Documentnummer : Datum onderzoek : 20 april 2011 Datum vaststelling rapport : 31 augustus 2011 VVE-rapport Onderzoeksdatum: Pagina 1 van 8

2 1. INLEIDING Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE). VVE is bedoeld voor jonge kinderen die onvoldoende zijn toegerust voor een soepele instroom in groep 3 van het basisonderwijs, waardoor ze grote kans lopen om achterop te raken. In dit rapport worden de volgende onderwerpen besproken: De voorwaarden van VVE De ouders De kwaliteit van de educatie Het VVE-programma, zoals dat wordt aangeboden Het pedagogisch klimaat Het educatief handelen De ontwikkeling, zorg en begeleiding De kwaliteitszorg De doorgaande lijn tussen de voor- en vroegschool De resultaten van VVE Elk van de VVE-kwaliteitsaspecten is uiteengelegd in indicatoren. Als een indicator beoordeeld wordt, gebeurt dat doorgaans met de volgende oordelen: 1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig Deze kwalificatie geeft aan dat er écht iets verbeterd dient te worden. 2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn wenselijk Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt. 3. Voldoende 4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat andere voor- en/of vroegscholen hiervan kunnen leren. Opbouw van het rapport Hoofdstuk 2 beschrijft het totaalbeeld van het onderzoek. De beoordeelde onderwerpen (indicatoren) staan in hoofdstuk 3, met eerst de oordelen en daarna een toelichting als dat nodig is. Als er op basis van dit onderzoek afspraken gemaakt zijn, staan die in hoofdstuk 4. Groepsinformatie peutergroepen Aantal peuters totaal : 42, waarvan 10 doelgroeppeuters Groepsinformatie kleutergroepen Aantal kleuters in groep 1-2a: 21, waarvan 7 doelgroepkleuters Aantal kleuters in groep 1-2b: 22, waarvan 11 doelgroepkleuters Aantal kleuters in groep 1-2c: 22, waarvan 9 doelgroepkleuters VVE-rapport Onderzoeksdatum: Pagina 2 van 8

3 2. HET TOTAALBEELD Basisschool Tweelingen en peuterspeelzaal Eckart zijn gevestigd in één gebouw. De school en peuterspeelzaal maken samen met kinderopvang Billies deel uit van een Spilcentrum. Het onderzoek heeft plaatsgevonden op de peuterspeelzaal en de basisschool. De kwaliteit van de uitvoering van VVE is bij de vroegschool op een enkel onderwerp na goed op orde. Hiermee weet de school een belangrijke basis te creëren waarop de kinderen voldoende toegerust kunnen starten met groep 3. De leerkrachten bieden bij het pedagogisch klimaat en educatief handelen een overwegend goede kwaliteit. Zo weten zij het spel van de kinderen gedurende de verschillende activiteiten bijzonder goed te verdiepen door echte materialen toe te voegen. Hun enthousiasme straalt zichtbaar af op de kinderen die geboeid luisteren en tevens met grote regelmaat de ruimte krijgen om hun eigen inbreng te kunnen doen. Daarbij is de activiteit de rode draad en gunnen de leerkrachten zich de ruimte om met regelmaat uitstapjes te maken op basis van wat de kinderen inbrengen. Door deze constante wisselwerking tussen de leerkrachten en de kinderen ontstaat een bruisend geheel dat kinderen aanzet tot spreken vanuit een uitermate betrokken houding. Bij de zorg en begeleiding is op de school nog enige winst te behalen en ook bij de kwaliteitszorg heeft de school nog een ontwikkeling door te maken. Bij het onderwerp ouders weten de voor- en vroegschool ouders van meer dan voldoende informatie te voorzien. De ouders zijn zeer betrokken bij de voor- en vroegschool en krijgen veel materialen mee naar huis. Deze oudercomponent is een heel belangrijk onderdeel van VVE. Het benadrukt de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de voor- en vroegschool en de ouders voor het stimuleren van de ontwikkeling van de kinderen die de voor- en vroegschool dan ook voldoende vorm weten te geven. Het ouderbeleid kan echter nog een impuls krijgen, evenals de frequentie waarmee ouders bij de peuterspeelzaal worden geïnformeerd over de ontwikkeling van hun kind. Voor de peuterspeelzaal is de balans tussen enerzijds het programmatisch werken en anderzijds de kindvolgende en ontwikkelingsgerichte benadering nog niet altijd optimaal. De leidsters ervaren het programma als sterk sturend en zijn nog zoekende hoe zij het programma optimaal voor alle kinderen kunnen inzetten. Daarbij ligt de oplossing mogelijk in het meer uitgaan van het feitelijke ontwikkelingsniveau van de kinderen, de voorkeuren van de kinderen en de voorkeurshouding van de kinderen. Daarbij verdient de aanpassing van de groepsactiviteiten voor de jongste peuters, bijvoorbeeld uitgaande van hun concentratievermogen, nog aandacht. Uitgaande van de ontwikkeling van de kinderen kan het pedagogisch en educatief handelen van de leidsters nog een impuls krijgen door meer gericht mee te spelen met de kinderen en de inbreng van de kinderen gedurende de activiteiten te vergroten. Met name tijdens het vrije spel moment kunnen dan kansen die zich voordoen om kinderen sociale vaardigheden aan te leren, het leren van elkaar in samenspel, het samen gesprekjes voeren en het bevorderen van het aanpakgedrag meer dan nu worden benut. Overige nog te ontwikkelen gebieden bij de peuterspeelzaal zijn het planmatig handelen bij de zorg en begeleiding en de dagplanning in het aanbod en de kwaliteitszorg. VVE-rapport Onderzoeksdatum: Pagina 3 van 8

4 3. DE OORDELEN MET EEN TOELICHTING ALS DAT NODIG IS A CONDITIES Eckart Tweelingen A0.1 Er is een recent GGD-rapport beschikbaar 2 - A0.2 In het rapport zijn de basisvoorwaarden voor voorschoolse educatie 2 - getoetst A1 Een integraal VVE-programma A1.1 Naam/namen van programma(s) Eckart: Puk en Ko Tweelingen: Ik en Ko A1.2 Wat is de kwaliteit van het programma? A2 De groepsgrootte voldoet aan de maximumeisen (voorschool) 3 - A3 Leidster - kind ratio ("dubbele bezetting") A4 Voldoende VVE-tijd A4.1 De peuters bezoeken de voorschool gedurende voldoende tijd (per 3 - week) A4.2 Wat is doorgaans de beginleeftijd voor Eckart: twee jaar en drie maanden VVE? A5 Kwaliteit beroepskrachten A5.2 Alle beroepskrachten zijn toereikend gekwalificeerd (opleiding) A5.3 Alle beroepskrachten spreken voldoende Nederlands A5.4 Alle beroepskrachten zijn toereikend geschoold (voor het VVEprogramma) 4 3 A5.5 Er is een jaarlijks VVE-opleidingsplan 2 3 Condities De inspectie heeft vastgesteld dat op de peuterspeelzaal geen recent GGD-rapport aanwezig is. De GGD-inspecties zijn de verantwoordelijkheid van de gemeente en liggen buiten de invloedssfeer van de peuterspeelzaal (A0.1 en A0.2). Bij de voorschool zijn alle beroepskrachten opgeleid en gecertificeerd voor het VVE-programma. De vaste leerkrachten van de groepen 1-2 zijn grotendeels gecertificeerd en een enkeling is bezig met de opleiding voor het programma (A5.4). De voorschool beschikt wel over een VVE opleidingsplan voor de gehele instelling Peuterplaza. Wat nog ontbreekt is een plan voor de locatie Eckart (A5.5). B OUDERS Eckart Tweelingen B1 Gericht ouderbeleid 2 2 B2 Ouders zijn vooraf adequaat geïnformeerd B3 Intake B4 Stimuleren om thuis ontwikkelingsstimulerende activiteiten te doen B5 Participatie in VVE-activiteiten in de voor/vroegschool B6 Informeren over de ontwikkeling van hun kind 2 3 B7 Rekening houden met de thuistaal Ouders De ouders van de voor- en vroegschool weten zich goed geïnformeerd over het programma, het dagritme en over de effecten die bereikt kunnen worden bij de kinderen als de ouders thuis met de kinderen aan de slag gaan. Tijdens de intake is hier voldoende aandacht voor en hebben de ouders goede ervaringen met de huisbezoeken die de peuterspeelzaal aflegt in kader van de kennismaking. Dit bezoek biedt veel informatie over de peuter en de gezinssituatie. Het legt tevens de basis voor een positieve en open relatie met de ouders. Nog maar recent is de peuterspeelzaal gestopt met het afleggen van de huisbezoeken, wat gezien de opbrengsten tot nu toe voor ouders en de leidsters spijtig is. De ouders met wie de inspectie heeft gesproken, uiten hun tevredenheid voor het laagdrempelige contact met de leerkrachten en leidsters. De ouders tonen zowel tijdens de inloop als gedurende de overige activiteiten betrokkenheid bij de voor- en vroegschool. Ouders krijgen veel materiaal mee naar huis in het kader van het thema. De leidsters van de peuterspeelzaal bieden momenteel twee gesprekken aan ouders over de ontwikkeling van VVE-rapport Onderzoeksdatum: Pagina 4 van 8

5 hun kind tijdens de peuterspeelzaalperiode. Nu de huisbezoeken geen doorgang meer hebben kan het inzetten van een derde gesprek, enkele maanden na binnenkomst een verbetering opleveren (B6). In het pedagogisch plan van het Spilcentrum is een omschrijving van het huidige voedingsgebied, waaronder een analyse van de ouderpopulatie opgenomen. Waar nog aan gewerkt kan worden is het (liefst gezamenlijk) formuleren van doelen ten aanzien van ouders op basis van de analyse en vervolgens de activiteiten in het kader van de ouderbetrokkenheid. De ouders krijgen, indien gewenst, een thuisgericht programma aangeboden: Opstapje en Opstap. Door het thuisgerichte onderdeel te verbinden op inhoud en thema-aanbod met het centrumgerichte onderdeel, kan het effect voor ouder (onderwijsondersteuning) en kind (herhalen van woorden) extra worden versterkt. C KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE Eckart Tweelingen C1 Kwaliteit van de educatie: het aangeboden programma C1.1 Een integraal VVE-programma C1.2 Werken met een doelgerichte planning 2 3 C1.3 Het aanbod gericht op de taalontwikkeling is voldoende dekkend C1.4 Het aanbod klimt op in moeilijkheidsgraad en er wordt gedifferentieerd 2 3 Het aangeboden programma De peuterspeelzaal en de school werken beiden met een integraal VVE programma. De basisschool heeft in de didactische groepsplannen de doelen binnen het aanbod voor de verschillende groepen uitgewerkt. Hiermee wordt de differentiatie die de school toepast inzichtelijk gemaakt. Op beide onderdelen is de planmatige aanpak op de voorschool nog worden in ontwikkeling (C1.2 en C1.4). C2 Kwaliteit van de educatie: het pedagogisch klimaat Eckart Tweelingen C2.1 Het pedagogisch handelen van de leidsters/leerkrachten is respectvol C2.2 De leidsters/leerkrachten hanteren duidelijke pedagogische gedragsgrenzen C2.3 De leidsters/leerkrachten stimuleren de sociale vaardigheden en de 2 3 persoonlijke competenties van de kinderen C2.4 De leidsters/leerkrachten tonen respect voor de autonomie van het 2 3 kind C2.5 De inrichting van de ruimte is aantrekkelijk, uitdagend en spel- en taal-uitlokkend Het pedagogisch klimaat Het pedagogisch klimaat is op de basisschool van voldoende kwaliteit. Voor de peuterspeelzaal geldt dat de basis van het pedagogisch klimaat op orde is maar dat er op onderdelen nog winst te behalen is. Zo kan nog meer aandacht uitgaan naar het actief bevorderen van het samenspel tussen de kinderen onderling en naar de geboden activiteiten in het samenspel met de leidster. Als kinderen conflicten hebben, is het samen oplossen van de conflicten een waardevol moment waarop kinderen leren woorden te geven aan hun gevoel. Ook leren zij met oplossingen te komen die hun zelfstandigheid en hun sociale vaardigheden vergroten (C2.3). De leidsters van de peuterspeelzaal bieden structuur aan de dag door het dagritme visueel te maken voor de kinderen. Het respecteren van de autonomie van de kinderen vraagt echter in de peuterspeelzaal nog een impuls. Door vanuit de leidsters meer uitleg te bieden over het waarom en hoe van een verandering of verwachting, krijgen de kinderen de mogelijkheid om zichzelf aan te passen. Hierdoor ervaren kinderen meer invloed op hun omgeving en weten zij beter waar zij aan toe zijn en zal ook hun gevoel van veiligheid toenemen. Door bijvoorbeeld uitleg te geven waarom een verandering van de opstelling van de kring nodig is en wat dit van de kinderen vraagt, geeft dit hen meer dan nu het geval is de kans om zelf met een oplossing te komen en vanuit zichzelf mee te werken (2.4). VVE-rapport Onderzoeksdatum: Pagina 5 van 8

6 C3 Kwaliteit van de educatie: het educatief handelen Eckart Tweelingen C3.1 Het educatief handelen van beide leidsters/leerkrachten is goed op 2 3 elkaar afgestemd C3.2 Er worden effectieve en gerichte activiteiten voor de taalontwikkeling uitgevoerd C3.3 De leidsters/leerkrachten bevorderen de interactie met en tussen 2 3 kinderen C3.4 De leidsters/leerkrachten stimuleren actieve betrokkenheid van de 2 4 kinderen en verrijken het spelen en werken C3.5 De leidsters/leerkrachten bevorderen de ontwikkeling van 2 2 aanpakgedrag (strategieën) bij de kinderen C3.6 Het gedrag van de leidsters/leerkrachten met de kinderen is responsief C3.7 De leidsters/leerkrachten stemmen de activiteiten af op verschillen in de ontwikkeling van de individuele kinderen 2 3 Het educatief handelen Ook de kwaliteit van het educatief handelen is op de basisschool voldoende tot goed op orde. Het stimuleren van de actieve betrokkenheid en het verrijken van het spelen en werken zijn bij de vroegschool als uitmuntend beoordeeld. De activiteiten worden creatief op basis van de voorkeuren en voorkennis van de kinderen aangeboden. Daarbij wordt veel ruimte aan de kinderen gelaten om met eigen voorbeelden te komen, worden materialen visueel toegevoegd en worden activiteiten uit het verleden teruggehaald die kinderen aanspreken en een duidelijke verbinding en verdieping geven aan de geboden activiteit. De constante positieve bevestiging vanuit de leerkrachten zorgt voor een zichtbare aanmoediging voor de kinderen om met veel plezier en aandacht te willen participeren (C3.4). Het stimuleren van het denken en handelen in strategieën kan nog een impuls krijgen bij zowel de voorschool als de vroegschool. Het maken van plannetjes en het stellen van onderzoeksvragen mag meer aandacht krijgen. Ook het bedenken hoe je tot je aanpak bent gekomen en wat je de volgende keer anders zou kunnen of willen doen, is nog te weinig teruggezien (C3.5). Het educatief handelen van de voorschool vraagt bij een aantal indicatoren nog verbetering. Tijdens het vrije spel kunnen door gericht mee te spelen met de kinderen, meer kansen worden benut om kinderen door open vragen uit te lokken tot taal en Ook kan tijdens dit spel meer dan nu de interactie tussen de kinderen onderling worden bevorderd. Het is nu niet geheel duidelijk wie zich waar mee bezighoudt. Tijdens het vrije spel lopen leidsters veel rond. Ook zijn zij met de kinderen bezig en voeren een aantal organisatorische werkzaamheden uit terwijl ze met de kinderen actief zijn. Op vragen van kinderen wordt altijd ingegaan en de leidsters beginnen ook spontaan een gesprekje. Daarbij is het nog niet altijd de gewoonte om op kindhoogte tot interactie met het kind over te gaan. Door het contact, waar het maar kan, op ooghoogte aan te gaan, kunnen kinderen vanuit een geborgen situatie de gesproken taal visueel volgen bij de leidster waardoor zij beter het vormen van klanken kunnen nadoen (C3.1 en C3.3). De actieve betrokkenheid van de kinderen is tijdens de kringactiviteit niet erg hoog. Hierdoor komt het nu voor dat kinderen niet altijd meedoen en de kinderen met enige regelmaat worden verzocht om stil te zijn of om op te letten. De geboden kringactiviteit is sterk leidstergestuurd, met veel oog voor het resultaat (de activiteit) en laat nog te weinig ruimte voor inbreng en actief meedoen vanuit de kinderen (C3.4). Voor de afstemming van activiteiten op basis van de ontwikkeling van de kinderen geldt dat de verwachting die leidsters hebben van wat kinderen aankunnen, niet in overeenstemming lijkt met de gemiddelde peuter. Zeker voor de zeer jonge peuters is een bijstelling in de geconstateerde schoolse benadering door de leidsters in de uitvoering van het programma noodzakelijk (C3.7). VVE-rapport Onderzoeksdatum: Pagina 6 van 8

7 D ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG Eckart Tweelingen D1 Ontwikkeling, begeleiding en zorg binnen de groep D1.1 Volgen van de brede ontwikkeling van alle kinderen 2 3 D1.2 De begeleiding is planmatig voor: de hele groep, de kleine 2 2 (tutor)groep en het individuele kind D1.3 De evaluatie van de aangeboden begeleiding en zorg 2 3 D1.4 Specifieke aandacht bij de begeleiding en zorg voor de 2 2 taalontwikkeling D2 Ontwikkeling, begeleiding en zorg in de bredere zorgketen D2.1 Leidsters/leerkrachten hebben een overzicht van de kinderen die zorg nodig hebben die de voor- resp. vroegschool niet kan leveren, en van de aard van die zorg D2.2 Leidsters/leerkrachten melden kinderen aan voor externe zorg wanneer de voor- resp. vroegschool de gewenste zorg niet kan leveren D2.3 De leidsters/leerkrachten blijven de ontwikkeling van kinderen met extra zorg bijhouden Ontwikkeling, begeleiding en zorg De leidsters van de peuterspeelzaal zijn in afwachting op de keuze van de school voor een observatiesysteem. De coördinerend leidster werkt nog niet zo lang met het programma Puk en Ko en zij werkt nog niet met de observatielijsten van Puk en Ko. De leerkrachten werken met een door hen aangepast observatiemodel van Ik en Ko, wat hen meer overzicht geeft van de gehele kindontwikkeling. Bovendien werken zij met de methode onafhankelijke toetsen van Cito voor taal en voor rekenen. De school beraadt zich nog op een nieuw in te voeren observatiesysteem, waar de peuterspeelzaal in zal volgen (D1.1). Over het geheel genomen is de zorg en begeleiding van de basisschool redelijk op orde, met nog een aandachtspunt voor de sociaal-emotionele ontwikkeling in de groeps- en individuele plannen. Ook de doelen zijn nog met enige regelmaat te ruim geformuleerd en vragen nog aandacht door meer tussendoelen op te nemen. Tegelijkertijd zijn er goede voorbeelden gezien. De inzet van de intern begeleider is nu gericht op het verkrijgen van een goede vergelijkbare kwaliteit bij alle handelingsplannen binnen de groepen 1 en 2. Bij de peuterspeelzaal verdient het planmatig handelen, met doelgerichte handelingsplannen, het vervolgens evalueren van de geboden zorg en begeleiding en de specifieke aandacht voor de taalontwikkeling nog aandacht. De leidsters schrijven veel op en maken op basis van de signalering vanuit een zelf ontwikkeld model aangeboden door Peuterplaza en observaties aan de hand van Puk en Ko, een handelingsplannetje. De coördinerend leidsters werkt nog niet met het Puk en Ko observatiesysteem. Wat opvalt is de (veelal te hoge) verwachting die leidsters hebben van de peuters gezien hun leeftijd. Daarbij valt op dat de leidsters de eigen ervaringen en bevindingen verwoorden en minder de feitelijke waarnemingen koppelen aan positieve kindkenmerken. Dit is overigens niet bij alle groepen van de peuterspeelzaal het geval (D1.2 en D1.3). De peuterspeelzaal en de basisschool werken met kernwoorden en woordspinnen. Door met enige regelmaat na te gaan en te registreren of de woorden ook bij de kinderen beklijven, kan meer gerichte aandacht worden geboden aan de taalontwikkeling en de woordenschat (D1.4) E KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- C.Q. VROEGSCHOOL Eckart Tweelingen E1 Er is VVE-coördinatie in de voor- c.q. vroegschool E2 De voor- c.q. vroegschool evalueert de kwaliteit van VVE regelmatig 2 2 E3 De voor- c.q. vroegschool evalueert de opbrengsten van alle kinderen 2 2 E4 De voor- c.q. vroegschool formuleert op basis van evaluaties 2 2 verbetermaatregelen en voert die aantoonbaar en planmatig uit E5 De voor- c.q. vroegschool borgt de kwaliteit van haar educatie 2 2 E6 In de kwaliteitszorg van de basisschool wordt ook specifiek naar VVE gekeken - 2 De kwaliteitszorg vraagt bij zowel de voor- als de vroegschool nog om ontwikkeling. De school voorziet in een trendanalyse met betrekking tot de opbrengsten van de kinderen en heeft voor het beleidsplan een onderdeel geschreven over de wijze waarop in de groepen 1 en 2 VVE-rapport Onderzoeksdatum: Pagina 7 van 8

8 wordt vormgegeven aan VVE. Van een cyclische model, waarbij op onderdelen van VVE de kwaliteit wordt geëvalueerd, regelmatig (met een kwaliteitswijzer) klassenbezoeken worden afgelegd en verbetermaatregelen op basis van de evaluaties worden geformuleerd, is echter bij zowel de voor- als de vroegschool nog geen sprake. De kwaliteit kan nog een extra impuls krijgen, als de organisaties meer concreet aangeven wat de resultaten van VVE moeten zijn en op welke wijze dit wordt gemeten (E2, E3, E4, E5, E6). F DOORGAANDE LIJN Eckart Tweelingen F1 Er is VVE-coördinatie tussen de voor- en vroegschool 3 F2 Voldoende kinderen stromen door naar een vroegschool 3 F3 De voor- en vroegschool zorgen voor een warme overdracht 3 F4 Het aanbod van de voor- en vroegschool is op elkaar afgestemd 3 F5 Het pedagogisch klimaat en het educatief handelen van de voor- en 3 vroegschool is op elkaar afgestemd F6 De manier om met ouders om te gaan op de voor- en de vroegschool is 3 op elkaar afgestemd F7 De interne begeleiding en zorg zijn op de voor- en vroegschool op elkaar afgestemd 2 Doorgaande lijn Over het geheel genomen is de kwaliteit van de doorgaande lijn meer dan voldoende. De voor- en vroegschool werken intensief met elkaar samen op alle niveaus en weten elkaar ook informeel goed te vinden. Alleen de afstemming van de interne begeleiding verdient nog aandacht, zowel in de keus voor een overeenkomstig observatiesysteem als het met enige regelmaat bespreken van de zorg buiten de nu bestaande incidentele kindbesprekingen (F7). G OPBRENGSTEN VAN VVE Eckart Tweelingen G1 De resultaten worden gemeten conform de afspraken - - G2 De resultaten zijn van voldoende niveau - - G3 Verlengde kleuterperiode - 3 De inspectie beoordeelt de resultaten niet omdat op gemeentelijk niveau nog geen afspraken zijn vastgelegd (G1 en G2). 4. VERVOLGAFSPRAKEN Het bezoek heeft geen aanleiding gegeven voor het maken van vervolgafspraken. De inspectie vertrouwt erop dat de school en de peuterspeelzaal de genoemde verbeterpunten in hun planning voor de komende jaren zullen opnemen. VVE-rapport Onderzoeksdatum: Pagina 8 van 8