De gemiste kansen van de verval- en verjaringstermijn in de Nederlandse vakantiewetgeving van 2012

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De gemiste kansen van de verval- en verjaringstermijn in de Nederlandse vakantiewetgeving van 2012"

Transcriptie

1 Masterscriptie Arbeidsrecht De gemiste kansen van de verval- en verjaringstermijn in de Nederlandse vakantiewetgeving van 2012 Annelyn Aldenkamp ( ) Masterscriptie Arbeidsrecht 17 augustus 2012 Universiteit van Amsterdam Scriptiebegeleider: dr. S.S.M. (Saskia) Peters

2 INHOUDSOPGAVE Inleiding pag. 3 Hoofdstuk 1: De aanleiding voor de nieuwe vakantiewetgeving pag De Nederlandse vakantiewetgeving tot 2012 pag Het Europees juridisch kader pag De Nederlandse vakantiewetgeving is in strijd met het Europese recht pag. 8 Hoofdstuk 2: De nieuwe vakantiewetgeving pag De belangrijkste wijzigingen in de nieuwe vakantiewetgeving pag Is de wetgeving nu wel conform het Europese recht? pag. 12 Hoofdstuk 3: Het KHS/Schulte arrest en de nieuwe vakantiewetgeving pag Het KHS/Schulte arrest pag Verschil KHS/Schulte t.o.v. Schultz-Hoff arrest pag Welke consequenties heeft het KHS/Schulte arrest op de Nederlandse vakantiewetgeving? pag. 18 Hoofdstuk 4: Conclusie pag. 24 Bronnenlijst pag. 27 2

3 INLEIDING Vanaf 1 januari 2012 is de nieuwe vakantiewetgeving in werking getreden naar aanleiding van de arresten van het Europese Hof van Justitie (HvJ) 1, de gevoegde zaken Schultz-Hoff/Stringer en Pereda. 2 Deze arresten gaan over de uitleg van artikel 7 van richtlijn 2003/88/EG (Arbeidstijdenrichtlijn) 3, hierna de richtlijn genoemd. Dit artikel bepaalt dat lidstaten de nodige maatregelen dienen te treffen opdat aan alle werknemers jaarlijks een vakantie, met behoud van loon, van ten minste vier weken wordt toegekend. In het arrest Schultz-Hoff 4 is bepaald dat het recht op het minimum aantal vakantiedagen niet afhankelijk mag worden gesteld van voorwaarden. 5 Het recht moet aan iedere werknemer toekomen ongeacht arbeid daadwerkelijk wordt verricht. 6 De Nederlandse vakantiewetgeving bepaalde echter anders. In het Burgerlijk Wetboek (BW) was in artikel 7:635 lid 4 (oud) BW bepaald, afwijkend van de hoofdregel in artikel 7:634 BW, dat vakantiedagen tijdens arbeidsongeschiktheid alleen over de laatste zes maanden van de periode van arbeidsongeschiktheid worden opgebouwd. Hierdoor hadden langdurig (d.w.z. langer dan zes maanden 7 ) arbeidsongeschikte werknemers geen recht op het minimum aantal vakantiedagen zoals bepaald in artikel 7 lid 1 van de richtlijn. Naar aanleiding van deze jurisprudentie van het HvJ, heeft de regering in 2010 een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend om de vakantiewetgeving in overeenstemming te brengen met de richtlijn. 8 Na goedkeuring van dit wetsvoorstel door de Staten-Generaal is het wetsvoorstel in juni 2011 gepubliceerd in het Staatsblad en daarmee wet geworden. 9 In deze wet, welke 1 januari 2012 in werking is getreden, is onder meer artikel 7:635 lid 4 (oud) BW geschrapt. 10 Hierdoor vallen ook arbeidsongeschikte werknemers onder artikel 7:634 BW en verwerven zij het minimum aantal vakantiedagen zoals is bepaald in artikel 7 lid 1 van de richtlijn. Naast deze aanpassing is tevens een vervaltermijn opgenomen omdat de Nederlandse wetgever het jaarlijks opnemen van vakantie meer wil stimuleren. 11 Daarom is in artikel 7:640a BW een vervaltermijn opgenomen van zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven. 3 In het Schultz-Hoff arrest overwoog het HvJ dat de richtlijn in beginsel een nationale bepaling toestaat die een verlies kent van het recht op jaarlijkse vakantie. Daaraan verbindt het HvJ echter wel de voorwaarde dat de werknemer daadwerkelijk de mogelijkheid moet hebben gehad om van het recht op vakantie gebruik te maken. 12 De vervaltermijn van zes maanden in de nieuwe vakantiewetgeving geldt dan ook voor alle werknemers, tenzij een werknemer redelijkerwijs niet in staat is geweest om zijn vakantiedagen op te nemen. Arbeidsongeschiktheid wordt door de Nederlandse wetgever beschouwd als redelijkerwijs niet in staat om vakantie op te nemen. 13 Hierdoor geldt voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers de oude verjaringstermijn van vijf jaar (artikel 7:642 BW). 14 Dat zorgt alsnog voor een opeenstapeling van 1 Sinds 1 december 2009 is het Europese Hof van Justitie van de Europese Gemeenschap (HvJ EG) van naam gewijzigd in het Europese Hof van de Justitie van de Europese Unie (HvJ EU). Beide benamingen zullen worden afgekort met HvJ. In de betreffende voetnoot is terug te vinden of dit volgt uit een arrest van het HvJ EG of uit een arrest van het HVJ EU. 2 Dop 2012, p Richtlijn 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd (PbEU 2003, L 299/9). 4 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06 (Schultz-Hoff e.a.). 5 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 28 (Schultz-Hoff e.a.). 6 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 41 (Schultz-Hoff e.a.). 7 Burger 2009, p Kamerstukken II 2009/10, , nr. 2, p Stb. 2011, Stb. 2011, 318, p Kamerstukken II , , nr 3, p. 6 (MvT). 12 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 43 (Schultz-Hoff e.a.). 13 Kamerstukken II , , nr 3, p. 7-8 (MvT). 14 Kamerstukken II , , nr 3, p. 8 (MvT).

4 vakantiedagen hetgeen de Nederlandse wetgever juist zoveel mogelijk wilde voorkomen met de nieuwe vakantiewetgeving. 15 Samenvattend worden de stuwmeren van vakantiedagen voor niet arbeidsongeschikte werknemers met deze nieuwe wetgeving beperkt door de invoering van de vervaltermijn van zes maanden. Echter kunnen arbeidsongeschikte werknemers nog steeds stuwmeren van vakantiedagen opbouwen. In deze nieuwe wetgeving hebben arbeidsongeschikte werknemers namelijk ook recht op de volledige minimumopbouw van vakantiedagen terwijl de vervaltermijn van zes maanden niet op hen van toepassing is. De vraag die hier gesteld kan worden is of deze situatie wenselijk is en bovenal of deze situatie nodig is. Deze laatste vraag rijst met name naar aanleiding van het arrest KHS/Schulte 16, welk arrest is gewezen na vaststelling van de nieuwe vakantiewetgeving. Anders dan in het Schultz-Hoff arrest, bepaalde het HvJ in het KHS/Schulte arrest dat de richtlijn niet vereist dat de opbouw van vakantiedagen continueert wanneer de werknemer gedurende meerdere referteperiodes zijn vakantiedagen niet kan opnemen. 17 Daarvan is onder meer sprake wanneer een werknemer langdurig arbeidsongeschikt is. 18 Het onbeperkt cumuleren van vakantiedagen wordt zelfs als ongewenst beschouwd. 19 Zolang er een overdrachtsperiode 20 wordt gesteld, die de referteperiode 21 wezenlijk overschrijdt, wordt dat als voldoende beschouwd. 22 Uit het arrest KHS/Schulte volgt dat een overdrachtsperiode van vijftien maanden voldoende lang is. 23 De vraag die hier gesteld kan worden is of Nederland kansen heeft gemist. Nederland wilde tenslotte met de nieuwe vakantiewetgeving het opnemen van vakantiedagen stimuleren en aan de minimale vervaltermijnen voldoen maar lijkt daar nu voor arbeidsongeschikte werknemers ver boven te zitten. Daarnaast is de vraag of de vervaltermijn/ overdrachtsperiode van zes maanden na het KHS/Schulte arrest conform Europees recht is. 24 Naar aanleiding van de jurisprudentie van het HvJ betreffende de Arbeidstijdenrichtlijn rijzen er verschillende vragen ten aanzien van de verval- en verjaringstermijn in de nieuwe Nederlandse vakantiewetgeving. Daarom zal de volgende vraag in deze scriptie centraal staan: 4 Hoe verhouden de verval- en verjaringstermijn in de Nederlandse vakantiewetgeving zich tot het beoogde doel van deze regeling en de Europese Arbeidstijdenrichtlijn? De scriptie is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk één wordt het onderzoek ingeleid met een beschrijving van de Nederlandse vakantiewetgeving tot Vervolgens wordt het Europees juridisch kader weergegeven, waarin zowel de richtlijn als het Schultz-Hoff arrest worden beschreven. Het hoofdstuk wordt afgesloten met de vraag welke gevolgen deze jurisprudentie heeft voor de Nederlandse vakantiewetgeving. De nieuwe, thans ingevoerde en geldende, Nederlandse vakantiewetgeving wordt in hoofdstuk twee toegelicht. Zowel de belangrijkste wijzigingen als het daarmee beoogde doel zullen worden beschreven. Ook wordt antwoord gegeven op de vraag of de nieuwe vakantiewetgeving nu wel conform Europees recht is. In het derde hoofdstuk zal antwoord worden gegeven op de kernvraag van deze scriptie. Als eerste zal 15 Kamerstukken II , , nr 3, p. 6-7 (MvT). 16 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10 (KHS/Schulte). 17 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o (KHS/Schulte). 18HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 29 (KHS/Schulte). 19 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 30 (KHS/Schulte). 20 Het tijdvak na de referentieperiode (kalenderjaar) waarin de werknemer de gelegenheid krijgt om zijn opgebouwde vakantierechten alsnog op te nemen. In Nederland een half jaar, 7:640a BW. HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 25, 27 (KHS/Schulte).Zie ook: Dekker & Ledesma Marin 2012, p Het (kalender)jaar waarin de werknemer zijn vakantiedagen opbouwt. HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 29 (KHS/Schulte); Zie ook: Dekker & Ledesma Marin 2012, p Dop 2012, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 43 (KHS/Schulte). 24 Dop 2012, p

5 hiervoor het KHS/Schulte arrest worden toegelicht aangezien dit arrest is gewezen nadat de nieuwe Nederlandse vakantiewetgeving al was vastgesteld. Wat is hierin bepaald door het HvJ en heeft dit gevolgen voor de recent ingevoerde vakantiewetgeving? Vervolgens zal worden beoordeeld hoe de verval- en verjaringstermijn, in de huidige Nederlandse vakantiewetgeving, zich verhouden ten opzichte van de doelstellingen van deze regeling en de speelruimte die de Europese richtlijn hierin toelaat. 5

6 1. DE AANLEIDING VOOR DE NIEUWE VAKANTIEWETGEVING De Nederlandse wetgeving dient in overeenstemming te zijn met het Europese recht. Uit een arrest van het HvJ bleek dat de oude Nederlandse vakantiewetgeving niet in overeenstemming was met de toepasselijke Europese richtlijn, de Arbeidstijdenrichtlijn. In dit arrest, Schultz-Hoff, is een nadere invulling gegeven aan artikel 7 lid 1 van deze richtlijn waarin is bepaald dat alle werknemers jaarlijks minimaal recht hebben op vier weken vakantie. In dit hoofdstuk wordt de Nederlandse vakantiewetgeving tot 2012 en de toepasselijke Europese richtlijn beschreven. Vervolgens zal het Schultz-Hoff arrest worden toegelicht en zal blijken dat de oude Nederlandse vakantiewetgeving niet conform Europees recht was De Nederlandse vakantiewetgeving tot 2012 De vakantiewetgeving is opgenomen in de artikelen 7:634 BW tot en met 7:645 BW. In deze paragraaf zullen alleen, de voor deze scriptie relevante, hoofdlijnen van de Nederlandse vakantiewetgeving tot 2012 worden toegelicht. De hoofdregel met betrekking tot het aantal vakantiedagen is geregeld in artikel 7:634 BW. Artikel 7:634 BW regelt de opbouw van vakantiedagen en het aantal dagen dat de vakantieaanspraak minimaal moet bedragen. Volgens het eerste lid verwerft de werknemer, over ieder jaar waarin hij gedurende de volledige overeengekomen arbeidsduur recht op loon heeft gehad, aanspraak op vakantie van ten minste viermaal de overeengekomen tijd. Uit het woord ten minste in artikel 7:634 lid 1 BW volgt dat de wet geen afwijkingen ten nadele van de werknemer toe laat. 25 Deze minimum vakantiedagen worden daarom ook wel de wettelijke vakantiedagen genoemd. 26 Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen dat een werknemer aanspraak heeft op meer vakantiedagen dan het wettelijk minimum aantal vakantiedagen uit artikel 7:634 BW. Het aantal vakantiedagen die de wettelijke vakantiedagen te boven gaan worden de bovenwettelijke vakantiedagen genoemd Uit artikel 7:634 lid 1 BW volgt dat een werknemer vakantieaanspraken verwerft over ieder jaar dat de werknemer recht op loon heeft gehad. Op deze hoofdregel, dat voor de opbouw van vakantiedagen de aanspraak op loon beslissend is, bevat artikel 7:635 lid 4 (oud) BW een uitzondering. 28 Dit lid regelt de opbouw van vakantie tijdens arbeidsongeschiktheid en luidt als volgt: 'De werknemer die de bedongen arbeid niet verricht wegens ziekte, verwerft ongeacht hij aanspraak maakt op loon, aanspraak op vakantie over de laatste zes maanden waarin de arbeid niet werd verricht [...].' In de tweede volzin van artikel 7:635 lid 4 (oud) BW wordt tevens bepaald dat de gedeeltelijk zieke werknemer slechts een aanspraak op vakantie verwerft over de daadwerkelijk gewerkte uren. 29 De opbouw van vakantieaanspraak is in dit lid beperkt ten opzichte van het bepaalde in artikel 7:634 lid 1 BW. Een werknemer die bijvoorbeeld één jaar volledig arbeidsongeschikt is, bouwt bij een fulltime diensverband slecht tien in plaats van twintig wettelijke vakantiedagen op. 30 De achtergrond van artikel 7:635 lid 4 (oud) BW is het voorkomen van stuwmeren van vakantiedagen en het beheersen van de kosten van arbeidsongeschiktheid. 31 Op grond van artikel 7:638 lid 1 BW is de werkgever verplicht de werknemer ieder jaar in de gelegenheid te stellen zijn wettelijke vakantiedagen op te nemen. Vaststelling van de vakantie geschiedt in beginsel door de werknemer, tenzij de werkgever door gewichtige redenen een zwaarder belang heeft, artikel 7:638 BW. Tijdens arbeidsongeschiktheid kan in beginsel geen vakantie worden genoten, tenzij dit onderling is 25 Drongelen & Eerden 2008, p Drongelen & Eerden 2008, p Ponds 2009, p Funke 2011, p Berkhout 2009, p Vas Nunes 2010, p Heima 2009, p. 24.

7 overeengekomen voor wat betreft de bovenwettelijke vakantiedagen, artikel 7:637 BW. 32 Na verloop van vijf jaren na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is ontstaan verjaren vakantieaanspraken. Dit volgt uit artikel 7:642 BW Het Europees juridisch kader Het recht op jaarlijkse vakantie is naast Boek 7 BW ook terug te vinden in de Europese wetgeving. In het Europese recht is de vakantieaanspraak geregeld in de richtlijn betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidstijd, richtlijn 2003/88/EG (hierna: de richtlijn). Hierin worden minimumvoorschriften vastgelegd inzake veiligheid en gezondheid op het gebied van de organisatie van de arbeidstijd. Deze minimumvoorschriften hebben onder meer betrekking op het recht op jaarlijkse vakantie, artikel 7 van de richtlijn. In artikel 7 lid 1 wordt het volgende bepaald: 'De lidstaten treffen de nodige maatregelen opdat aan alle werknemers jaarlijks een vakantie met behoud van loon van ten minste vier weken wordt toegekend, overeenkomstig de in de nationale wetten en/of gebruiken geldende voorwaarden voor het recht op en de toekenning van een dergelijke vakantie.' In lid 2 van artikel 7 staat: 'De minimumperiode van de jaarlijkse vakantie met behoud van loon kan niet door een financiële vergoeding worden vervangen, behalve in geval van beëindiging van het dienstverband.' Op grond van artikel 17 van de richtlijn kunnen de lidstaten van bepaalde voorschriften van de richtlijn afwijken. Ten aanzien van artikel 7 van deze richtlijn is de afwijking niet toegestaan. Het is de verantwoordelijkheid van de lidstaten om te zorgen dat alle werknemers jaarlijks een vakantie met behoud van loon van ten minste vier weken wordt toegekend. De richtlijn bevat, anders dan het BW, geen uitwerking van de verhouding tussen ziekteverlof en vakantierechten. 33 Ziekteverlof behoort namelijk tot de regelingsbevoegdheid van de lidstaten. Dat neemt echter niet weg dat ook het Europese recht, in dit geval het Europese vakantierecht, soms te maken krijgt met ziekteverlof. 34 Het samenvallen van ziekteverlof en vakantieverlof heeft geleid tot het Schultz-Hoff arrest waarin het HvJ een oordeel heeft gegeven over het recht van zieke werknemers op een jaarlijks betaalde vakantie, zoals dat in artikel 7 van de richtlijn is vastgelegd. 35 In dit arrest geeft het HvJ antwoord op de vraag of zieke werknemers ook recht hebben op jaarlijkse vakantie en tevens of de mogelijkheden tot het opnemen van vakantie kunnen worden beperkt Allereerst heeft het HvJ geoordeeld dat nationale wetgeving die bepaalt dat werknemers met ziekteverlof geen recht hebben op jaarlijkse vakantie met behoud van loon in strijd is met artikel 7 van de richtlijn. 37 Het HvJ beschouwt het recht op jaarlijkse vakantie als een belangrijk beginsel van sociaal recht waarvan niet mag worden afgeweken. 38 Iedere werknemer moet, in het belang van de bescherming van zijn veiligheid en gezondheid, een jaarlijkse vakantie kunnen genieten. 39 De lidstaten moeten het, in de richtlijn gewaarborgde, recht op vakantie dus ook voor zieke werknemers waarborgen. 40 Dit betekent volgens het HvJ niet alleen dat in het nationale recht geen voorwaarden mogen worden gesteld die maken dat vakantie alleen wordt toegekend als er daadwerkelijk is gewerkt maar ook dat zieke werknemers in het nationale recht een gelijke 32 Heima 2009, p Berkhout 2009 p Berkhout 2009, p Berkhout 2009, p Ook geeft het HvJ EG een oordeel over het recht op compensatie van de vakantieaanspraken die niet konden worden opgenomen. Op de laatste vraag zal echter niet worden ingegaan aangezien de bespreking hiervan niet bijdraagt aan de beantwoording van dit onderzoek. 37 Burger 2009, p HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 22 (Schultz-Hoff e.a.). 39 Heima 2009, p Burger 2009, p. 87.

8 aanspraak op vakantie moeten hebben. 41 Iedere werknemer, ziek of niet ziek, moet dus recht hebben op de minimale jaarlijkse vakantieaanspraak van artikel 7 lid 1 van de richtlijn. 42 De voorwaarden voor de uitoefening van het recht op vakantie tijdens ziekteverlof mogen de lidstaten zelf vastleggen. 43 Zo mag nationaal recht volgens het HvJ bepalen dat een werknemer geen recht heeft om zijn jaarlijkse vakantie met behoud van loon op te nemen tijdens een periode van ziekteverlof. 44 Dit mag echter alleen als de werknemer wel de gelegenheid krijgt om zijn recht op vakantie in een andere periode op te nemen. 45 Het HvJ staat namelijk niet toe dat vakantiedagen aan het einde van een referentieperiode vervallen als een werknemer tijdens de referentieperiode met ziekteverlof is geweest en de ziekte tot het einde van de dienstbetrekking heeft voortgeduurd. 46 Dit betekent dat wanneer een werknemer door langdurige arbeidsongeschiktheid geen vakantiedagen kan opnemen, hij in beginsel onbeperkt vakantiedagen opbouwt De Nederlandse vakantiewetgeving is in strijd met het Europese recht Naar aanleiding van het Schultz-Hoff arrest is duidelijk dat artikel 7:635 lid 4 (oud) BW in strijd is met de richtlijn. In deze paragraaf zal worden aangegeven waarom dit artikel in strijd is met de richtlijn en wat de gevolgen hiervan zijn. Op grond van artikel 7:635 lid 4 (oud) BW bouwen arbeidsongeschikte werknemers minder vakantiedagen op dan wettelijk verplicht op grond van artikel 7 van de richtlijn. Het HvJ heeft in het Schultz-Hoff arrest echter bepaald dat alle werknemers ziek of niet recht moeten hebben op de minimum vakantieaanspraak van artikel 7 lid 1 van de richtlijn. 48 Artikel 7:635 lid 4 (oud) BW stelt daarnaast de opbouw van vakantieaanspraken voor gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers afhankelijk van de voorwaarde dat daadwerkelijk is gewerkt. Dit terwijl het HvJ heeft geoordeeld dat er geen voorwaarden mogen worden gesteld aan de opbouw van de minimale vakantieaanspraken. 49 Voor werknemers die kortdurend ziek waren, leverde de regelgeving geen problemen op omdat zij op gelijke wijze verlof konden opbouwen en vijf jaar de tijd hadden om hun vakantiedagen op te nemen. 50 Voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers was er echter geen gelijke opbouw van vakantiedagen gewaarborgd, hetgeen in strijd is met de richtlijn Door deze strijdigheid van 7:635 lid 4 (oud) BW rees de vraag welke mogelijkheden werknemers hadden om hun vakantierecht op grond van artikel 7 van de richtlijn te verkrijgen. 52 Aangezien de richtlijn is gericht tot de Nederlandse Staat kunnen werknemers zich bij de nationale rechter niet rechtstreeks beroepen op hun rechten uit de richtlijn. 53 Vanwege het ontbreken van de horizontale werking van deze richtlijn voor werknemers kunnen zij alleen rechten ontlenen aan de Nederlandse implementatiewetgeving. 54 Deze wetgeving moet de nationale rechter zoveel mogelijk uitleggen in het licht van de richtlijn. 55 Deze plicht gaat 41 Burger 2009, p Klinckhamers & Schmeitz 2011, p Burger 2009, p HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o (Schultz-Hoff e.a.). 45 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 31 (Schultz-Hoff e.a.). 46 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 52 (Schultz-Hoff e.a.). 47 Dop 2012, p HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 41 (Schultz-Hoff e.a.). 49 Heima 2009, p Burger 2009, p Burger 2009, p Heima 2009, p HvJ EG 19 november 1991, nr. C-6/90 en C-9/90 (Francovich). De Francovich-leer, op grond waarvan de Nederlandse staat aansprakelijk kan worden gesteld wegens het niet correct implementeren van de richtlijn valt buiten het bereik van deze scriptie. Toegekende Francovich vorderingen zijn o.a.: Ktr. s-gravenhage 6 februari 2012, LJN BV7318, BV7201, BV Berkhout 2009, p Berkhout 2009, p. 111.

9 dusdanig ver dat alleen een interpretatie contra legem niet is toegestaan. 56 Van een interpretatie contra legem is sprake als de rechter voor een richtlijnconforme uitleg lijnrecht tegen een bepaling ingaat. 57 Na het Schultz-Hoff arrest hebben enkele nationale rechters zich gebogen over de vraag of richtlijnconforme interpretatie hier mogelijk was. Het Hof van Amsterdam heeft, anders dan de Kantonrechter in Utrecht 58, geoordeeld dat de Nederlandse vakantiewetgeving niet richtlijnconform kan worden uitgelegd. 59 Aangezien artikel 7:635 lid 4 (oud) BW de minimale vakantieaanspraak expliciet beperkt zou een richtlijnconforme uitleg resulteren in een uitleg contra legem. Daarbij geeft het Hof van Amsterdam aan dat de Nederlandse vakantiewetgeving moet worden aangepast om te voldoen aan de richtlijn 60, hetgeen de bevoegdheid is van de wetgever en niet van de rechter. Door de strijdigheid van artikel 7:635 lid 4 (oud) BW met de richtlijn moest dit artikel worden aangepast. Hierdoor werd gevreesd voor grote verlofstuwmeren. De Nederlandse vakantiewetgeving tot 2012 bood namelijk maar beperkte mogelijkheden om opgebouwde vakantiedagen te kunnen afschrijven. 61 Artikel 7:637 BW verhinderde de mogelijkheid om tijdens ziekte de wettelijke vakantiedagen op te nemen en op grond van artikel 7:636 BW mochten werkgevers tijdens een periode van arbeidsongeschiktheid alleen vakantiedagen afschrijven als de werknemer daarmee had ingestemd en dit de bovenwettelijke vakantiedagen betrof. 62 Terwijl arbeidsongeschikte werknemers op basis van het arrest geen beperkte vakantieaanspraak meer hebben. Arbeidsongeschikte werknemers hebben dus recht op meer vakantiedagen dan voorheen, maar mogelijkheden om ze op te nemen zijn nog altijd zeer beperkt. Door de beperkte mogelijkheden om vakantiedagen op te nemen zouden veel vakantieaanspraken ontstaan die of na een periode van arbeidsongeschiktheid moeten kunnen worden opgenomen of als de periode van arbeidsongeschiktheid leidt tot een einde dienstverband tot een financiële vergoeding leiden. 63 Om deze gevolgen te beperken heeft de Nederlandse wetgever een vervaltermijn opgenomen in de nieuwe vakantiewetgeving, hetgeen in het volgende hoofdstuk zal worden toegelicht Berkhout 2009, p HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, m.nt. M.S.A. Vegter (Schultz-Hoff e.a.). 58 Ktr. Utrecht 14 oktober 2009, LJN BK Hof Amsterdam 10 november 2009, LJN BK Hof Amsterdam 10 november 2009, LJN BK4648 r.o Berkhout 2009, p Burger 2009, p Burger 2009, p. 93.

10 2. DE NIEUWE VAKANTIEWETGEVING Om te voldoen aan het Europese recht moet de bepaling die de opbouw van wettelijke vakantiedagen bij ziekte beperkt, worden gewijzigd. Dit heeft de Nederlandse wetgever gedaan in de nieuwe vakantiewetgeving welke op 1 januari 2012 in werking is getreden. Artikel 7:635 lid 4 (oud) BW is in deze nieuwe vakantiewetgeving geschrapt. Daarnaast is ter stimulering van het tijdig opnemen van de vakantiedagen een vervaltermijn geïntroduceerd. 64 De belangrijkste wijzigingen in de nieuwe vakantiewetgeving zullen als eerste worden besproken. Vervolgens zal antwoord worden gegeven op de vraag of de Nederlandse vakantiewetgeving na deze wijziging wel conform Europees recht is De belangrijkste wijzigingen in de vakantiewetgeving De eerste belangrijke wijziging in de vakantiewetgeving betreft het schrappen van artikel 7:635 lid 4 (oud) BW als gevolg van het Schultz-Hoff arrest. 65 Uit de uitleg die het HvJ in het Schultz-Hoff arrest geeft volgt dat de opbouw van vakantiedagen bij ziekte, zoals was geregeld in artikel 7:635 lid 4 (oud) BW, in strijd is met de richtlijn. 66 Door het schrappen van artikel 7:635 lid 4 (oud) BW wordt geen onderscheid meer gemaakt in de opbouw van wettelijke vakantiedagen tussen gezonde en arbeidsongeschikte werknemers. 67 Voor het verwerven van vakantiedagen vallen arbeidsongeschikte werknemers nu ook onder artikel 7:634 BW. Het verwerven van vakantierechten is op grond van dit artikel afhankelijk van het recht op loon. 68 De tweede belangrijke wijziging in de nieuwe vakantiewetgeving is het introduceren van een vervaltermijn voor de wettelijke vakantiedagen. 69 Deze vervaltermijn is opgenomen in artikel 7:640a BW en luidt als volgt: 'De aanspraak op het minimum, bedoeld in artikel 634http://maxius.nl/burgerlijk-wetboek-boek- 7/artikel634/, vervalt zes maanden na de laatste dag van het kalenderjaar waarin de aanspraak is verworven, tenzij de werknemer tot aan dat tijdstip redelijkerwijs niet in staat is geweest vakantie op te nemen. Bij schriftelijke overeenkomst kan ten gunste van de werknemer worden afgeweken van de termijn van zes maanden, bedoeld in de eerste zin. 70 Dit betekent dat alle werknemers hun vakantiedagen moeten opnemen binnen een half jaar na het jaar waarin de vakantieaanspraken zijn opgebouwd De Nederlandse wetgever heeft deze vervaltermijn om twee redenen opgenomen in de vakantiewetgeving. De vervaltermijn moet er voor zorgen dat werknemers in het belang van hun veiligheid en gezondheid daadwerkelijk tijdig gebruik maken van hun vakantiedagen. Wanneer vakantie pas jaren later wordt opgenomen komt de recuperatiefunctie van vakantie in het geding. Om deze reden wil de Nederlandse wetgever de minimale vervaltermijn voor zoveel mogelijk werknemers, zoals mogelijk binnen de kaders van het Europees recht, toepassen. 72 Anders dan de verlenging van de verjaringstermijn in de vakantiewetgeving in 2001 wil de wetgever nu als uitgangspunt in de wetgeving dat vakantie er echt is om rust te nemen. 73 Eventuele flexibiliteit hierin wordt geboden door de bovenwettelijke vakantiedagen. 74 Daarover wordt door de wetgever niets bepaald en deze kunnen dan ook voor doelstellingen die de werknemer zelf belangrijk vindt worden aangewend. 75 De tweede reden betreft het feit dat de volledige opbouw van vakantiedagen voor arbeidsongeschikte werknemers grote verlofstuwmeren met zich mee brengt. 76 Door de vervaltermijn kan deze groei van 64 Kamerstukken II , , nr 3, p. 1 (MvT). 65 Stb. 2011, Kamerstukken II , , nr 3, p. 3 (MvT). 67 Kamerstukken II , , nr 3, p. 4 (MvT). 68 Kamerstukken II , , nr 3, p. 3 (MvT); Zie paragraaf Kamerstukken II , , nr 3, p. 6 (MvT). 70 Stb. 2011, Vink 2010, p Kamerstukken II , , nr 3, p. 6 (MvT). 73 Kamerstukken II , , nr 3, p. 7 (MvT). 74 Ponds 2009, p Aanhangsel Handelingen I 2010/11, 32465, nr 27, p Vink 2010, p. 3.

11 verlofdagen worden voorkomen. De recuperatiefunctie komt het meest tot zijn recht indien de vakantiedagen tijdig, het liefst in hetzelfde jaar als dat zij worden opgebouwd, worden opgenomen. 77 Het opsparen van vakantiedagen, en daarmee het vollopen van verlofstuwmeren, hoort daar niet in thuis en kan nu worden beperkt door de introductie van de vervaltermijn. 78 Wanneer werknemers zijn verhinderd om hun vakantiedagen in het opbouwjaar op te nemen hebben zij nog een half jaar speling om alsnog hun vakantiedagen op te nemen. 79 Op grond van artikel 7:638 lid 1 BW moet de werkgever elke werknemer in de gelegenheid stellen om zijn wettelijke vakantiedagen op te nemen. Daardoor kan iedere werknemer zijn vakantiedagen in beginsel opnemen voor het einde van de vervaltermijn. 80 Na het verstrijken van de vervaltermijn komen de wettelijke vakantiedagen te vervallen, hetgeen een strenge stimulans biedt voor het tijdig opnemen van de vakantiedagen. 81 De plicht om de vakantiewetgeving aan te passen wordt door de introductie van de vervaltermijn gebruikt om een evenwicht te brengen tussen de volledige opbouw van de wettelijke vakantiedagen voor alle werknemers en voor het stimuleren van de opname van deze vakantiedagen. 82 De Nederlandse wetgever heeft echter één uitzondering gemaakt op het vervallen van de vakantiedagen na de vervaltermijn. Ondanks dat de vakantiedagen voor de gezondheid en veiligheid van alle werknemers tijdig moet worden opgenomen heeft de werkgever een uitzondering gemaakt voor bepaalde situaties. 83 De reden hiervoor is dat de Nederlandse wetgever zich hier toe genoodzaakt voelde op grond van hetgeen is bepaald in het Schultz-Hoff arrest. Daarin heeft het HvJ namelijk bepaald dat vakantiedagen alleen mogen vervallen als een werknemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gehad om zijn vakantiedagen op te nemen. 84 De Nederlandse wetgever heeft invulling gegeven aan hetgeen het HvJ heeft bepaald door te stellen dat de vakantiedagen van arbeidsongeschikte werknemers, die de gehele opnameperiode niet in staat zijn geweest vakantiedagen op te nemen, niet mogen vervallen, artikel 7:640a BW. Onder deze mits bepaling vallen bijvoorbeeld langdurig arbeidsongeschikte werknemers die de gehele periode geheel zijn vrijgesteld van de verplichtingen tot arbeid en/of re-integratie. 85 Voor deze werknemers is re-integratie en daarmee ook recuperatie, uitrusten van de verplichtingen van arbeid, niet aan de orde. 86 Voor deze werknemers geldt de verjaringstermijn van vijf jaar, 7:642 BW. 87 Na twee jaar arbeidsongeschiktheid zal de arbeidsovereenkomst echter in principe uitzonderingen daargelaten kunnen worden opgezegd door de werkgever vanwege het einde van het opzegverbod. De niet opgenomen vakantiedagen zullen dan worden uitbetaald op grond van artikel 7:641 BW. Doordat de arbeidsovereenkomst dan na twee jaar arbeidsongeschiktheid kan worden opgezegd zal de verjaringstermijn uit artikel 7:642 BW in de praktijk zelden van toepassing zijn. 88 Hier wordt verder op ingegaan in paragraaf Voor de meeste werknemers die langdurig arbeidsongeschikt zijn geldt dat zij of re-integratieverplichtingen hebben of gehouden zijn tot het verrichten van (passende) arbeid. 89 Voor deze werknemers heeft vakantie als doel recuperatie van arbeid, ook al betreft dit vaak andere verplichtingen dan de eigen arbeid. Als deze arbeidsongeschikte werknemer tijdelijk vrijgesteld wil worden van zijn verplichtingen tot re-integratie of passende arbeid dient hij daarvoor vakantie op te nemen, net als de arbeidsgeschikte werknemer die tijdelijk 77 Ponds 2009, p Vink 2010, p Kamerstukken II , , nr 3, p. 7 (MvT). 80 Kamerstukken II , , nr 3, p. 7 (MvT). 81 Kamerstukken II , , nr 3, p. 7 (MvT). 82 Kamerstukken II , , nr 3, p. 1 (MvT). 83 Kamerstukken II , , nr 3, p. 6-7 (MvT). 84 Kamerstukken II , , nr 3, p. 7 (MvT). 85 Kamerstukken II , , nr 3, p. 7 (MvT). 86 Kamerstukken II , , nr 3, p. 7 (MvT). 87 Kamerstukken II , , nr 3, p. 8 (MvT). 88 Heima 2009, p Kamerstukken II , , nr 3, p. 8 (MvT).

12 wil worden vrijgesteld van zijn arbeidsverplichtingen. 90 Het enkele gegeven dat een werknemer een tijd ziek was is dus onvoldoende om aan te nemen dat geen vakantiedagen konden worden opgenomen. 91 De vervaltermijn heeft als gevolg dat een arbeidsongeschikte werknemer met re-integratieverplichtingen vakantiedagen zal opnemen zodat zijn vakantiedagen niet komen te vervallen Is de wetgeving nu wel conform het Europese recht? Naast het schrappen van artikel 7:635 lid 4 (oud) BW, een aanpassing om aan de richtlijn te voldoen, is de vervaltermijn van artikel 7:640a BW op eigen initiatief ingevoerd, zij het dat dit wel verband houdt met de eerste wijziging. De vraag is of deze tweede wijziging, het introduceren van de vervaltermijn, niet te ver gaat gezien de kaders die het HvJ heeft neergezet in het Schultz-Hoff arrest. Tevens zal worden toegelicht of het stellen van een voorwaarde voor de opbouw van vakantiedagen, het recht op loon, wel conform de richtlijn is. Door het schrappen van artikel 7:635 lid 4 (oud) BW voldoet de nieuwe vakantiewetgeving aan de eisen die het Schultz-Hoff arrest heeft gesteld: bij de opbouw van vakantiedagen wordt geen onderscheid meer gemaakt tussen gezonde en arbeidsongeschikte werknemers. 93 Het gevolg hiervan is dat arbeidsongeschikte werknemers nu, net als gezonde werknemers, vakantiedagen opbouwen op grond van artikel 7:634 BW. Zolang een werknemer ziek of niet loon ontvangt heeft hij recht op de opbouw van zijn vakantieaanspraken. Zoals eerder aangegeven heeft een arbeidsongeschikte werknemer ook recht op loon, op grond van artikel 7:629 BW. 94 Dit recht op loon tijdens arbeidsongeschiktheid is echter niet onbegrensd. De werkgever heeft de plicht tot loondoorbetaling tijdens arbeidsongeschiktheid voor de duur van twee jaar. 95 Hierdoor zal een werknemer in sommige gevallen geen vakantiedagen meer opbouwen, wat in strijd is met de richtlijn. Wanneer de werknemer na twee jaar nog steeds arbeidsongeschikt is kunnen zich drie situaties voordoen. 12 De eerste situatie is dat de arbeidsovereenkomst na twee jaar arbeidsongeschiktheid door de werkgever wordt opgezegd. In beginsel geldt er tijdens ziekte een opzegverbod op grond van artikel 7:670 lid 1 BW. Echter na twee jaar arbeidsongeschiktheid geldt dit opzegverbod niet meer op grond van 7:670 lid 1 onder a BW. Wanneer het verzoek tot opzegging van de arbeidsovereenkomst door het UWV of de ontbindingsrechter wordt toegewezen, is de arbeidsovereenkomst tussen de arbeidsongeschikte werknemer en werkgever rechtsgeldig beëindigd. De opbouw van vakantiedagen wordt in deze situatie niet afhankelijk gesteld van een voorwaarde aangezien de opbouw stopt door het einde van het dienstverband en niet door het stoppen van het recht op loon. Hierdoor is er geen strijd met de richtlijn. Vakantiedagen zullen niet vervallen, hetgeen strijdig zou zijn met de richtlijn. 96 De verjaringstermijn van vijf jaar heeft hier namelijk geen functie, aangezien het dienstverband na twee jaar beëindigd. 97 Na twee jaar zullen de niet opgenomen vakantiedagen dan financieel worden gecompenseerd. 98 In de tweede situatie wordt het verzoek van de werkgever aan het UWV om de arbeidsovereenkomst met de arbeidsongeschikte werknemer op te zeggen geweigerd. Deze toestemming kan worden geweigerd op grond van artikel 5:2 Ontslagbesluit. De duur van twee jaar loondoorbetaling kan ook op grond van artikel 7:629 lid 11 BW in sommige gevallen worden verlengd. Deze sanctie houdt in dat het UWV het tijdvak 90 Kamerstukken II , , nr 3, p. 5 (MvT). 91 Funke 2011, p Funke 2011, p Klinckhamers & Schmeitz 2011, p Kamerstukken II , , nr 3, p. 4 (MvT). 95 Artikel 7:629 lid 1 BW. 96 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 52 (Schultz-Hoff e.a.). 97 Funke 2011, p HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 62 (Schultz-Hoff e.a.).

13 gedurende welke de werknemer recht heeft op loondoorbetaling kan verlengen, met maximaal 52 weken. 99 Een werknemer blijft dan recht hebben op loon en dus ook op de daaraan gekoppelde vakantiedagen. Na deze verlenging van de loondoorbetalingsverplichting kan de werkgever alsnog de arbeidsovereenkomst met deze werknemer opzeggen, waardoor de arbeidsovereenkomst na (maximaal) drie jaar arbeidsongeschiktheid zal worden beëindigd. Ook hier zal een werknemer dus niet worden geconfronteerd met de verjaringstermijn van vijf jaar, waardoor vakantiedagen niet zullen vervallen. Daarom is ook in deze situatie niet in strijd met de richtlijn. 100 De opbouw van vakantiedagen wordt in deze situatie ook niet afhankelijk gesteld van de voorwaarde dat er recht op loon moet zijn, aangezien de opbouw van vakantiedagen stopt vanwege het einde van het dienstverband en niet vanwege het stoppen van het recht op loon. 101 De niet opgenomen vakantiedagen zullen dan, net als in de eerste situatie, na einde dienstverband financieel worden gecompenseerd. 102 In de derde situatie wordt de arbeidsovereenkomst na twee jaar arbeidsongeschiktheid niet opgezegd door de werkgever. Ondanks het feit dat het opzegverbod na twee jaar arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 7:670 lid 1 onder a BW niet meer geldt, heeft de werkgever geen toestemming aan het UWV gevraagd om de arbeidsovereenkomst op te zeggen. Er is dan nog steeds een arbeidsovereenkomst tussen de arbeidsongeschikte werknemer en de werkgever. In beginsel heeft de werknemer hier echter geen recht meer op loon. De loondoorbetalingverplichting bij arbeidsongeschiktheid is namelijk twee jaar, artikel 7:629 lid 1 BW. Ook hier kan echter een verlenging van de loondoorbetalingsverplichting worden gegeven op grond van artikel 7:629 lid 11 BW. Deze loondoorbetalingverplichting kan maximaal met 52 weken worden verlengd op grond van artikel 25 lid 14 Wet WIA. Na het verstrijken van de twee jaar loondoorbetalingsverplichting - of na een eventuele verlenging hiervan - kan op grond van artikel 7:629 BW geen recht op loon meer worden verkregen. Het recht op vakantiedagen is op grond van artikel 7:634 BW voor iedere werknemer gekoppeld aan het recht op loon. Door de opbouw van vakantiedagen afhankelijk te stellen van het recht op loon, bouwen werknemers in deze situatie niet het verplichte minimum aantal vakantiedagen op. Het HvJ heeft dit in strijd met de richtlijn geacht. 103 Lidstaten hebben de bevoegdheid om de omstandigheden te bepalen waaronder werknemers gebruik kunnen maken van het recht op vakantie. Maar die voorwaarden mogen het ontstaan van het vakantierecht zelf niet aantasten, aldus het HvJ Door het schrappen van artikel 7:635 lid 4 (oud) BW werd er gevreesd voor de toename van verlofstuwmeren. Om dat te voorkomen heeft de Nederlandse wetgever een vervaltermijn voor de vakantiedagen geïntroduceerd, artikel 7:640a BW. 105 De vraag die hier kan worden gesteld is of deze, niet noodzakelijke, wijziging past binnen de strekking van het Schultz-Hoff arrest. En of een vervaltermijn van zes maanden zich wel verdraagt met de doelstellingen van de richtlijn. Deze vervaltermijn geldt - buiten de mits -bepaling - voor iedere werknemer. Vakantiedagen zijn er om te recupereren van de inspanningen uit arbeid. En zoals het HvJ heeft aangegeven komt deze functie het meest tot zijn recht wanneer vakantiedagen tijdig worden opgenomen. 106 Zo heeft het HvJ aangegeven dat artikel 7 van de richtlijn zo moet worden uitgelegd dat vakantiedagen in beginsel in hetzelfde jaar moet worden opgenomen als het jaar waarin de vakantiedagen worden opgebouwd. 107 Overdracht van de 99 Artikel 25 lid 14 Wet WIA 100 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 55 (Schultz-Hoff e.a.). 101 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 28 (Schultz-Hoff e.a.). 102 Artikel 7:641 BW 103 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 28 (Schultz-Hoff e.a.). 104 Vink 2010, p Klinckhamers & Schmeitz 2011, p Kamerstukken II , , nr 3, p. 6 (MvT). 107 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 30 (Schultz-Hoff e.a.).

14 wettelijke vakantiedagen naar een volgende periode moet dus een uitzonderlijke situatie zijn. 108 Het introduceren van een vervaltermijn strookt dan ook met het Europees recht. Een vervaltermijn biedt namelijk een goede waarborg voor het tijdig opnemen van de wettelijke vakantiedagen. 109 Het introduceren van een vervaltermijn is in beginsel dus niet strijdig met de richtlijn. Dit is echter alleen zo wanneer deze vervaltermijn tevens voldoet aan de mits bepaling die het HvJ heeft gesteld aan het vervallen van vakantiedagen. 110 Deze mitsbepaling is dat wettelijke vakantiedagen alleen mogen vervallen als werknemers daadwerkelijk de mogelijkheid hebben gehad om hun vakantiedagen op te nemen. 111 De vervaltermijn is in de Nederlandse wetgeving niet van toepassing wanneer werknemers in redelijkheid niet in staat zijn geweest om vakantie op te nemen. 112 In de Nederlandse vakantiewetgeving wordt dus gesproken over het in redelijkheid niet in staat zijn geweest. Dit ten opzichte van het daadwerkelijk niet in staat zijn geweest waarover het HvJ spreekt. 113 Redelijkerwijs is echter in vergelijking met daadwerkelijk een ruimer begrip. Hierdoor zal de vervaltermijn voor meer werknemers, dan de Europese kaders toelaten, gelden. 114 De minister heeft hierover aangegeven hetzelfde te bedoelen als het HvJ aangeeft maar dat de term beter aansluit bij de juridische termen in het BW. 115 De vraag is echter of het HvJ daar genoegen mee neemt. Daarnaast is tevens de vraag of zes maanden als vervaltermijn van vakantiedagen als voldoende wordt beschouwd. Of gaat deze termijn verder dan de strekking van de richtlijn? Hoe het HvJ hierover denkt is inmiddels bekend. Over de grenzen van een vervaltermijn heeft het HvJ namelijk geoordeeld in het KHS/Schulte arrest. 116 Dit arrest is gewezen nadat de Nederlandse vakantiewetgeving al als wet was vastgesteld. In het volgende hoofdstuk zal worden bezien of in dit arrest anders is bepaald dan in het Schultz-Hoff arrest. Vervolgens zal de vraag worden beantwoord of dit arrest gevolgen heeft voor de nieuwe Nederlandse vakantiewetgeving Ponds 2009, p Kamerstukken II , , nr 3, p. 7 (MvT). 110 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 29 (Schultz-Hoff e.a.). 111 Kamerstukken II , , nr 3, p. 2 (MvT). 112 Kamerstukken II , , nr 3, p. 7 (MvT). 113 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 43 (Schultz-Hoff e.a.). 114 Aanhangsel Handelingen I 2010/11, 27, p Aanhangsel Handelingen I 2010/11, 27, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10 (KHS/Schulte)

15 3. HET KHS/SCHULTE ARREST EN DE NIEUWE VAKANTIEWETGEVING Na vaststelling - en voor de inwerkingtreding - van de nieuwe vakantiewetgeving is opnieuw een arrest gewezen met betrekking tot artikel 7 van de richtlijn. In dit arrest, het KHS/Schulte arrest, laat het HvJ zich uit over de grenzen die aan de duur van de vervaltermijn gesteld mogen worden. De vraag die het HvJ hier beantwoordt is of vakantiedagen mogen of moeten vervallen en hoe lang een dergelijk vervaltermijn dan dient te zijn. Het KHS/Schulte arrest zal als eerste worden toegelicht. Vervolgens zal worden nagegaan of dit arrest gevolgen heeft voor de recent ingevoerde vakantiewetgeving. Is de vervaltermijn gezien deze nieuwe uitspraak wel conform Europees recht? En voldoet de nieuwe vakantiewetgeving aan de beoogde doelen die de Nederlandse wetgever met deze regeling wilde bereiken? 3.1. Het KHS/Schulte arrest In het KHS/Schulte arrest ging het om een Duitse werknemer die volledig arbeidsongeschikt werd. Nadat de arbeidsovereenkomst na enkele jaren van arbeidsongeschiktheid werd beëindigd, was het de vraag of de niet opgenomen vakantiedagen van de jaren voor einde dienstverband moesten worden vergoed. 117 De werknemer was tijdens zijn arbeidsongeschiktheid niet in staat geweest om zijn vakantiedagen op te nemen aangezien in de Duitse wetgeving was bepaald dat tijdens ziekte geen vakantiedagen mochten worden opgenomen. Terwijl op grond van de toepasselijke CAO de vakantiedagen van arbeidsongeschikte werknemers na vijftien maanden vervielen. 118 De vraag is of de vakantiedagen in deze situatie wel mogen vervallen gezien artikel 7 van de richtlijn. De Duitse rechter vroeg zich met andere woorden af of het HvJ in het Schultz-Hoff arrest wel heeft bedoeld dat langdurig arbeidsongeschikte werknemers onbeperkt vakantiedagen kunnen opbouwen. 119 De Duitse rechter heeft hierover twee prejudiciële vragen aan het HvJ gesteld. 120 De eerste prejudiciële vraag is of wettelijke vakantiedagen ook mogen vervallen na het einde van een referentieperiode en/of overdrachtsperiode wanneer een werknemer de gehele periode arbeidsongeschikt is geweest. 121 Indien dit in strijd is met de richtlijn zou een arbeidsongeschikte werknemer, gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid, een ongelimiteerd aantal vakantiedagen kunnen opbouwen Volgens vaste rechtspraak moet het recht op wettelijke vakantiedagen worden beschouwd als een bijzonder belangrijk beginsel van sociaal recht waarvan niet mag worden afgeweken. De lidstaten mogen dit recht slechts uitvoeren binnen de kaders van de richtlijn. 123 In het Schultz-Hoff arrest heeft het HvJ al bepaald dat het verval van vakantiedagen in beginsel niet in strijd is met artikel 7 van de richtlijn. 124 Het opnemen van een vervaltermijn valt daarom binnen de bevoegdheid van de lidstaten. 125 In het Schultz-Hoff arrest heeft het HvJ aan het verval van vakantiedagen echter de voorwaarde verbonden dat wettelijke vakantiedagen alleen mogen vervallen wanneer een werknemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gehad om deze dagen op te nemen. 126 In het Schultz-Hoff arrest is tevens bepaald dat werknemers die de gehele periode tot aan de vervaltermijn arbeidsongeschikt zijn geweest deze mogelijkheid niet hebben gehad. 127 Op grond hiervan zou de werknemer uit het KHS/Schulte arrest ondanks de vervaltermijn nog steeds recht hebben op de wettelijke vakantiedagen. Deze werknemer kan dan gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid een ongelimiteerd aantal vakantiedagen opbouwen. 117 Roozendaal 2011, p Dekker & Ledesma Marin 2012, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10 (concl. A.G. V. Trstenjak, r.o. 33). 120 Dekker & Ledesma Marin 2012, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 22 (KHS/Schulte). 122 Dekker & Ledesma Marin 2012, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 23 (KHS/Schulte). 124 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 29 (Schultz-Hoff e.a.). 125 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 25 (KHS/Schulte). 126 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 43 (Schultz-Hoff e.a.). 127 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 48 (Schultz-Hoff e.a.).

16 Het HvJ heeft in het KHS/Schulte arrest het ongelimiteerd opbouwen van vakantiedagen voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers als ongewenst beschouwd. 128 Een ongelimiteerde vakantieopbouw kan namelijk niet meer het doel van het recht op jaarlijkse vakantie realiseren. 129 Het doel van vakantie is volgens het HvJ tweedelig: enerzijds moet het de werknemer in staat stellen uit te rusten van zijn verplichtingen uit arbeid en anderzijds is het een periode waarin een werknemer beschikt over vrije tijd. 130 Dat doel wordt alleen bereikt wanneer er tussen de verrichte arbeid en het opnemen van de vakantiedagen een zekere (temporele) nabijheid bestaat. 131 Wanneer vakantiedagen pas veel later dan de referentieperiode worden opgenomen, kunnen vakantiedagen niet meer zorgen dat werknemers herstellen van de arbeid van het jaar waarvoor de vakantiedagen zijn bedoeld. 132 Ook in het Schultz-Hoff arrest werd geoordeeld dat vakantiedagen het meeste effect hebben wanneer zij in hetzelfde jaar worden opgenomen. Echter werd in het Schultz-Hoff arrest tevens geoordeeld dat vakantiedagen nog wel steeds voorzien in het doel van vakantie wanneer zij later worden opgenomen. 133 Het HvJ oordeelt over dit laatste echter anders dan in het KHS-Schulte arrest. In dit arrest wordt geoordeeld dat als vakantiedagen pas in een veel latere periode worden opgenomen het geen positief effect meer heeft op de recuperatiefunctie van vakantie. 134 Het doel van vakantie is tenslotte uitrusten van de inspanningen van het jaar waarin de arbeid is verricht en het geven van ontspanning en vrije tijd om weer bij te komen. 135 Tegen deze achtergrond valt niet in te zien hoe de vakantie haar functie kan vervullen wanneer zij pas wordt opgenomen na een lange afwezigheid van de werknemer. 136 Hetgeen betekent dat de heer Schulte, die jaren arbeidsongeschikt is en zijn vakantiedagen niet kan opnemen, zijn vakantierecht niet onbeperkt kan cumuleren. 137 De werkgever wordt op deze manier tevens beschermd tegen grote verlofstuwmeren. 138 De vraag is echter na welke periode de functie van vakantie niet meer wordt gewaarborgd. Daarover buigt het HvJ zich in de tweede prejudiciële vraag. De tweede prejudiciële vraag heeft betrekking op de grenzen van een vervaltermijn voor vakantiedagen. De Duitse rechter stelde het HvJ de vraag of een overdrachtsperiode van vijftien maanden lang genoeg is Over de vervaltermijn oordeelt het HvJ dat lidstaten in beginsel vrij zijn in het bepalen van de grenzen van de cumulatie van vakantiedagen, mits dit niet het recht op vakantiedagen zelf aantast en zolang dit de doelstellingen van de richtlijn niet beperkt. 140 Verder geeft het HvJ aan dat bij een vervaltermijn rekening gehouden moet worden met specifieke omstandigheden waarin een werknemer, die meerdere referentieperioden arbeidsongeschikt is, zich bevindt. 141 Een vervaltermijn moet waarborgen dat een werknemer kan beschikken over rustperioden die over een langere termijn kunnen worden ingepland en beschikbaar zijn. 142 Daarom oordeelt het HvJ dat elke overdrachtsperiode de duur van de referentieperiode wezenlijk moet overschrijden. 143 Dat baseert het HvJ ondermeer op hetgeen is bepaald in verdrag 132 van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO). 144 Ook daarin wordt een termijn gegeven voor het behoud van 128 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 29 (KHS/Schulte). 129 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 30 (KHS/Schulte). 130 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 31 (KHS/Schulte). 131 Dekker & Ledesma Marin 2012, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 33 (KHS/Schulte). 133 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 30 (Schultz-Hoff e.a.). 134 Dekker & Ledesma Marin 2012, p Dekker & Ledesma Marin 2012, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10 (concl. A.G. V. Trstenjak, r.o. 57). 137 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 34 (KHS/Schulte). 138 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 39 (KHS/Schulte). 139 Dekker & Ledesma Marin 2012, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 26 (KHS/Schulte). 141 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 28 (KHS/Schulte). 142 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 38 (KHS/Schulte). 143 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 38 (KHS/Schulte). 144 Roozendaal 2011, p.1-2.

17 vakantiedagen. Volgens de considerans van de richtlijn dient er rekening te worden gehouden met de beginselen van de IAO. 145 Daarin staat dat bij de vaststelling van de duur van een overdrachtsperiode rekening moet worden gehouden met het doel van de vakantiedagen. 146 In plaats van dat wordt gezegd dat een vervaltermijn niet in strijd is met de richtlijn (Schultz-Hoff) wordt een vervaltermijn in het KHS/Schulte arrest juist als gewenst beschouwd vanwege het doel van de vakantiedagen. 147 Het HvJ laat het echter niet bij deze grenzen. In het KHS/Schulte arrest wordt tevens bepaald dat een overdrachtsperiode van vijftien maanden waarvan in het arrest sprake was voldoet aan het doel van de richtlijn. 148 Hiermee heeft een werknemer nog vijftien maanden, na het einde van het kalenderjaar waarin de vakantiedagen zijn opgebouwd, om zijn vakantiedagen op te nemen. 149 Deze termijn is dus voldoende om een werknemer ook daadwerkelijk de mogelijkheid te geven om zijn wettelijke vakantiedagen op te nemen. Daarmee is voldaan aan de voorwaarde uit het Schultz-Hoff arrest: vakantiedagen mogen vervallen mits een werknemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gehad om zijn vakantiedagen op te nemen. 150 Hierdoor heeft de werkgever de zekerheid dat er geen sprake zal zijn van een onbeperkte opbouw van vakantiedagen. 151 Na het verstrijken van een overdrachtsperiode van vijftien maanden mogen vakantiedagen vervallen aangezien het doel van vakantie dan niet meer volledig kan worden verwezenlijkt. 152 De lidstaten hebben binnen de grenzen van de richtlijn de mogelijkheid een andere overdrachtsperiode dan vijftien maanden vast te stellen. De Advocaat-generaal (A-G) geeft aan dat een overdrachtsperiode van zes maanden, waarvan in het Schultz-Hoff arrest sprake was, te kort is om aan de doelstellingen van de richtlijn te voldoen. 153 De vraag is echter of dat een algemene opmerking is of dat het moet worden gezien in het licht van het arrest, en dus alleen betrekking heeft op de situatie van een arbeidsongeschikte werknemer. 154 In het KHS/Schulte arrest wordt hier niet op ingegaan, aangezien daar de specifieke vraag werd gesteld of een overdrachtsperiode van vijftien maanden als voldoende kan worden beschouwd Verschil KHS/Schulte t.o.v. Schultz-Hoff arrest Zoals in de vorige paragraaf al naar voren is gekomen heeft het HvJ in het KHS/Schulte arrest op meerdere vlakken anders geoordeeld dan in het Schultz-Hoff arrest. Aangezien deze verschillen grote gevolgen kunnen hebben voor Nederland zullen deze in onderstaande tekst kort worden toegelicht. De nieuwe vakantiewetgeving is namelijk vastgesteld op grond van het Schultz-Hoff arrest en daarna is het KHS/Schulte arrest pas gewezen. De vraag die dan na deze subparagraaf kan worden beantwoord is hoe de recent ingevoerde Nederlandse vakantiewetgeving zich, gezien de huidige stand van zaken, verhoudt ten opzichte van de beoogde doelen van deze vakantiewetgeving en de Europese richtlijn. Het HvJ heeft in het Schultz-Hoff arrest alleen geoordeeld of een vervaltermijn in lijn was met de richtlijn. 155 Daarbij heeft het HvJ een onderscheid gemaakt tussen twee situaties voor wat betreft een vervaltermijn: een situatie waarin een werknemer wel en een situatie waarin een werknemer niet in staat is geweest om zijn vakantiedagen op te nemen. 156 In het Schultz-Hoff arrest heeft het HvJ een vervaltermijn in de eerste situatie conform de richtlijn en in de tweede situatie in strijd met de richtlijn geoordeeld Dekker & Ledesma Marin 2012, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 42 (KHS/Schulte). 147 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 30 (KHS/Schulte). 148 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 43 (KHS/Schulte). 149 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10 (concl. A.G. V. Trstenjak, r.o. 78). 150 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 43 (Schultz-Hoff e.a.). 151 Dekker & Ledesma Marin 2012, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10 (concl. A.G. V. Trstenjak, r.o. 78). 153 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10 (concl. A.G. V. Trstenjak, r.o. 92). 154 Roozendaal 2011, p Dekker & Ledesma Marin 2012, p Dekker & Ledesma Marin 2012, p Dekker & Ledesma Marin 2012, p. 7.

18 De eerste situatie betreft de werknemer die in staat is geweest om zijn vakantiedagen op te nemen. Hierover zijn beide arresten in overeenstemming. 158 De vakantiedagen van deze werknemer mag vervallen. Over de grenzen van een vervaltermijn wordt in het Schultz-Hoff arrest gezegd dat vakantiedagen mogen vervallen na een overdrachtsperiode maar ook na een referentieperiode, dus gelijk na afloop van het jaar waarin deze vakantiedagen zijn opgebouwd. 159 In het KHS/Schulte arrest is alleen een kader gegeven voor een vervaltermijn voor wat betreft de tweede situatie. 160 De tweede situatie betreft de werknemer die niet in staat is geweest om zijn vakantiedagen op te nemen als gevolg van arbeidsongeschiktheid. Het HvJ oordeelde in het Schultz-Hoff arrest dat in een dergelijk geval vakantiedagen niet mogen vervallen. Het HvJ zet hier in het KHS/Schulte arrest een streep door. 161 Sterker nog, in het KHS/Schulte arrest wordt dit juist gezien als noodzaak om de recuperatiefunctie van vakantiedagen te waarborgen. Het wordt als onwenselijk beschouwd indien vakantiedagen in een dergelijke situatie niet zouden vervallen. 162 Op grond van het KHS/Schulte arrest mogen vakantiedagen in de tweede situatie wel vervallen indien een werknemer niet daadwerkelijk in staat is geweest om zijn vakantiedagen op te nemen. Een vervaltermijn mag in deze situatie echter alleen worden ingevoerd wanneer er een overdrachtsperiode wordt gesteld die de referentieperiode wezenlijk overschrijdt. 163 Een overdrachtsperiode van vijftien maanden wordt in ieder geval als voldoende beschouwd, aldus het HvJ in het KHS/Schulte arrest. 164 Over de grenzen van een vervaltermijn is in het Schultz-Hoff arrest, ten aanzien van de tweede situatie, alleen geoordeeld dat een periode van zes maanden te kort wordt geacht Welke consequenties heeft het KHS/Schulte arrest voor de Nederlandse vakantiewetgeving? De vraag die na het KHS/Schulte arrest rijst, is welke consequenties dit arrest heeft voor de recent ingevoerde Nederlandse vakantiewetgeving. De Nederlandse wetgever heeft in de nieuwe vakantiewetgeving een termijn geïntroduceerd waarna vakantiedagen vervallen maar heeft zich naar aanleiding van het Schultz- Hoff arrest genoodzaakt gevoeld de verjaringstermijn voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers van toepassing te laten. De vraag is of deze laatste maatregel wel nodig was gezien hetgeen is bepaald in het KHS/Schulte arrest. Daarnaast is het de vraag of deze twee termijnen, verval- en verjaringstermijn, na het KHS/Schulte arrest wel conform het Europese recht zijn. Beide vragen zullen in de onderstaande paragraaf worden beantwoord. 18 De Nederlandse wetgever heeft naar aanleiding van het Schultz-Hoff arrest de vakantiewetgeving gewijzigd. 166 Artikel 7:635 lid 4 (oud) BW is geschrapt uit de wetgeving aangezien bleek dat dit artikel in strijd was met de richtlijn. 167 Daarnaast is in dit Schultz-Hoff arrest bepaald dat vakantiedagen mogen vervallen, mits een werknemer daadwerkelijk de mogelijkheid heeft gehad om zijn vakantiedagen op te nemen. 168 Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de Nederlandse wetgever een vervaltermijn van zes maanden geïmplementeerd in de nieuwe vakantiewetgeving, artikel 7:640a BW. 169 Voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers is, op grond van hetgeen het HvJ heeft bepaald, de verjaringstermijn van 158 Dekker & Ledesma Marin 2012, p HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 43 (Schultz-Hoff e.a.). 160 Dekker & Ledesma Marin 2012, p Dekker & Ledesma Marin 2012, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 30 (KHS/Schulte). 163 Dekker & Ledesma Marin 2012, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 43 (KHS/Schulte). 165 Dekker & Ledesma Marin 2012, p Kamerstukken II , , nr 3, p. 1 (MvT). 167 Kamerstukken II , , nr 3, p. 4 (MvT). 168 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 31 (Schultz-Hoff e.a.). 169 Kamerstukken II , , nr 3, p. 6 (MvT).

19 vijf jaar behouden gebleven. 170 Aangezien zij volgens het HvJ niet in staat zijn om daadwerkelijk hun vakantiedagen op te nemen. 171 Zoals al uit paragraaf 2.2 blijkt, is de nieuwe Nederlandse vakantiewetgeving niet conform het Schultz-Hoff arrest. In de nieuwe vakantiewetgeving wordt het recht op loon als voorwaarde gesteld voor het opbouwen van vakantiedagen, hetgeen het HvJ uitdrukkelijk in strijd heeft geacht met de richtlijn. Terwijl de Nederlandse vakantiewetgeving juist is aangepast naar aanleiding van het Schultz-Hoff arrest. 172 Het is alleen de vraag wat het belang hiervan nog is. Na vaststelling van de nieuwe Nederlandse vakantiewetgeving is namelijk het KHS/Schulte arrest gewezen welke tevens ingaat op de uitleg van artikel 7 van de richtlijn. In dit arrest heeft het HvJ over het vervallen van vakantiedagen anders geoordeeld dan in het Schultz-Hoff arrest. Dus ook al was de nieuwe vakantiewetgeving niet geheel conform het Schultz-Hoff arrest, de vraag die nu speelt is of de nieuwe Nederlandse vakantiewetgeving na het KHS/Schulte arrest wel - of nog steeds niet - conform de richtlijn is. Anders dan in het Schultz-Hoff arrest heeft het HvJ in het KHS/Schulte arrest bepaald dat vakantiedagen van langdurig arbeidsongeschikte werknemers mogen vervallen. Zolang er een overdrachtsperiode is die de referentieperiode wezenlijk overschrijdt, mogen ook de vakantiedagen van langdurig arbeidsongeschikte werknemers vervallen. 173 Een overdrachtsperiode van vijftien maanden wordt door het HvJ als voldoende lang beschouwd. 174 Dat heeft het HvJ geoordeeld omdat een overdrachtsperiode van vijftien maanden het doel van de vakantiedagen nog kan verwezenlijken. Wanneer er een langere overdrachtsperiode wordt gesteld aan het verval van vakantiedagen, is het de vraag of het doel van deze vakantiedagen nog kan worden bewerkstelligd. 175 In het verdrag 132 van de IAO en in de conclusie van de A-G wordt een vergelijkbare overdrachtsperiode genoemd. 176 In artikel 9 van verdrag 132 van de IAO is bepaald dat een overdrachtsperiode van achttien maanden de grens is voor het verwezenlijken van het doel van vakantie. Na deze periode kunnen vakantiedagen niet meer zorgen dat een werknemer herstelt van de arbeid van het jaar waarover de vakantiedagen zijn toegekend. 177 Op grond van de considerans van de richtlijn moet er rekening worden gehouden met de bepalingen van dit verdrag. 178 Volgens het HvJ moeten lidstaten vrij worden geacht in het bepalen van grenzen aan de cumulatie van vakantierechten, mits de gekozen voorwaarden niet de doeltreffendheid van het recht op jaarlijkse vakantie met behoud van loon zodanig raken, dat de verwezenlijking van de doelstellingen van de richtlijn in gevaar wordt gebracht. 179 Deze grens is ook volgens de A-G nog niet bereikt bij een vervaltermijn van achttien maanden. De A-G benadrukt echter dat de periode van 18 maanden een richtwaarde is, die voor de lidstaten bij de omzetting in het nationale recht zo veel mogelijk als uitgangspunt moet dienen Daarnaast geeft de A-G aan dat een vervaltermijn van zes maanden te kort is. 181 Of zij deze vervaltermijn voor alle werknemers te kort vindt, of dat zij deze alleen te kort vindt voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers, blijkt niet duidelijk uit haar conclusie. Enerzijds verwijst de A-G bij deze stelling naar het 170 Kamerstukken II , , nr 3, p. 7 (MvT). 171 HvJ EG 20 januari 2009, nr. C-350/06, r.o. 52 (Schultz-Hoff e.a.). 172 Kamerstukken II , , nr 3, p. 1 (MvT). 173 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 44 (KHS/Schulte). 174 Dop 2012, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 35 (KHS/Schulte). 176 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 41 (KHS/Schulte); HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10 (concl. A.G. V. Trstenjak, r.o. 78). 177 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 41 (KHS/Schulte). 178 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 42 (KHS/Schulte). 179 Roozendaal 2011, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10 (concl. A.G. V. Trstenjak, r.o. 88). 181 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10 (concl. A.G. V. Trstenjak, r.o. 92).

20 Schultz-Hoff arrest, hetgeen erop wijst dat zij een overdrachtsperiode van slechts zes maanden een te korte periode vindt voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers. Anderzijds spreekt de A-G met betrekking tot deze stelling ook in algemene bewoordingen, hetgeen erop wijst dat zij deze overdrachtsperiode voor iedere werknemer te kort acht. 182 Wanneer de A-G deze vervaltermijn van zes maanden inderdaad voor iedere werknemer te kort acht, dient er rekening gehouden te worden met de mogelijkheid dat het HvJ bij een volgende prejudiciële vraag die wel betrekking heeft op de minimale vervaltermijn het advies van A-G kan opvolgen en een langere minimum vervaltermijn aanbeveelt dan zes maanden. 183 Met andere woorden wanneer het HvJ dit mogelijke standpunt van de A-G over zou nemen, zou de overdrachtsperiode die recentelijk in de Nederlandse vakantiewetgeving is opgenomen niet voldoen aan het Europese recht. Terwijl de Nederlandse vakantiewetgeving juist is gewijzigd met het doel om de Nederlandse vakantiewetgeving weer in overeenstemming te brengen met het Europese recht. De Nederlandse wetgever loopt het risico om weer terug te worden gestuurd naar start bij een mogelijk volgend arrest. Dan is de Nederlandse vakantiewetgeving opnieuw in strijd met het Europese recht en moet het om dezelfde reden nogmaals worden aangepast. In het Schultz-Hoff arrest is beoordeeld dat een vervaltermijn van zes maanden voor langdurig arbeidsongeschikte werknemers te kort is. Het HvJ heeft in het KHS/Schulte arrest geen uitspraak gedaan over een vervaltermijn voor arbeidsgeschikte werknemers. De prejudiciële vraag had namelijk alleen betrekking op het vervallen van vakantiedagen voor arbeidsongeschikte werknemers. 184 Momenteel kan er dus niet worden gezegd dat deze vervaltermijn van zes maanden in strijd is met de richtlijn. In een volgend arrest kan hier - op grond van het mogelijke standpunt van de A-G - wellicht verandering in komen. 185 Ook het in tact houden van de verjaringstermijn van vijf jaar hangt aan een zijden draadje. 20 De overwegingen van de A-G maken duidelijk dat bepalingen betreffende het verval van vakantiedagen kunnen worden getoetst aan de vraag of deze termijn niet te zeer de doeltreffendheid van het recht op jaarlijkse vakantie raakt. 186 Ook het HvJ geeft in het KHS/Schulte arrest aan dat bij een overdrachtsperiode van vijftien maanden het doel van vakantie nog kan worden verwezenlijkt. 187 De minimumgrens welke tevens in het KHS/Schulte arrest wordt gegeven is dat een overdrachtsperiode de referentieperiode wezenlijk moet overschrijden. 188 De uitvoering van deze toets heeft primair betrekking op de vakantierechten van langdurig arbeidsongeschikte werknemers. Voor die vakantierechten is een vervaltermijn van zes maanden volgens het A-G en het HvJ te kort. Deze werknemers moeten langer in de gelegenheid worden gesteld om hun vakantie op te nemen. Hier is de nieuwe vakantiewetgeving niet mee in strijd. Volgens artikel 7:640a jo 7:642 BW hebben arbeidsongeschikte werknemers immers veel langer de gelegenheid om vakantie op te nemen, voor zover ze redelijkerwijs niet in staat waren om vakantie op te nemen. 189 Voor hen geldt namelijk de verjaringstermijn van vijf jaar, waardoor ruimschoots wordt voldaan aan de genoemde wezenlijke overschrijding van de referentieperiode, welke in het KHS/Schulte arrest als voorwaarde wordt benoemd. 190 Het is daarbij echter wel de vraag of de Nederlandse wetgever met deze verjaringstermijn geen kansen heeft gemist gezien de doelen die de Nederlandse wetgever met deze nieuwe vakantiewetgeving wilde nastreven. 182 Roozendaal 2011, p Roozendaal 2011, p Dop 2012, p Roozendaal 2011, p Roozendaal 2011, p HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 43 (KHS/Schulte). 188 HvJ EU 22 november 2011, nr. C-214/10, r.o. 38 (KHS/Schulte). 189 Roozendaal 2011, p Dop 2012, p. 153.

De nieuwe vakantiewetgeving per 1 januari 2012.

De nieuwe vakantiewetgeving per 1 januari 2012. De nieuwe vakantiewetgeving per 1 januari 2012. 1 Waarom een nieuwe vakantiewetgeving? Europese richtlijn 2003/88/EG Europese jurisprudentie (20-01-2009) Schultz-Hoff Stringer 2 Artikel 7 van de Europese

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 465 Het afschaffen van de beperkte opbouw van minimum vakantierechten tijdens ziekte, de invoering van een vervaltermijn voor de minimum vakantiedagen

Nadere informatie

Actualiteiten arbeidsrecht. 14 november 2011 Stephanie Profijt Astrid Riemslag

Actualiteiten arbeidsrecht. 14 november 2011 Stephanie Profijt Astrid Riemslag Actualiteiten arbeidsrecht 14 november 2011 Stephanie Profijt Astrid Riemslag Wet Arbeid en Zorg: Ouderschapsverlof Dwingend recht Absoluut recht Voorwaarden: 1. er moet sprake zijn van een werknemer die

Nadere informatie

Vakantiewetgeving m.i.v. 1 januari 2012

Vakantiewetgeving m.i.v. 1 januari 2012 Vakantiewetgeving m.i.v. 1 januari 2012 Wet houdende het afschaffen van de beperkte opbouw van minimum vakantierechten tijdens ziekte, de invoering van een vervaltermijn voor de minimum vakantiedagen en

Nadere informatie

Het wetsvoorstel wijziging vakantiewetgeving

Het wetsvoorstel wijziging vakantiewetgeving Het wetsvoorstel wijziging vakantiewetgeving Masterscriptie Door: Stephanie Loth Studentnummer: 6159400 Begeleider: Dr. S.S.M. Peters 4 juli 2011 Inhoudsopgave: 1. Inleiding 4 2. De vakantiewetgeving 6

Nadere informatie

2. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid.

2. Het vierde lid vervalt onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot vierde en vijfde lid. Voorstel van wet houdende het afschaffen van de beperkte opbouw van minimum vakantierechten tijdens ziekte, de invoering van een vervaltermijn voor de minimum vakantiedagen en de aanpassing van enige andere

Nadere informatie

Notitie. Nieuwe vakantiewetgeving per 1 januari 2012

Notitie. Nieuwe vakantiewetgeving per 1 januari 2012 Aan Bestuurders Van Marian Mons, Adviseur Juridische Zaken, Adviesgroep Adviesgroep T 0900 9690 (lokaal tarief) F 030 66 30 000 www.fnvbondgenoten.nl Datum Doorkiesnummer 1 juni 2011 0302738730 Onderwerp

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 286 Besluit van 6 juli 2016, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie in verband met de aanspraak op vakantieverlof,

Nadere informatie

MEDEDELING AAN DE LEDEN

MEDEDELING AAN DE LEDEN EUROPEES PARLEMENT 2014-2019 Commissie verzoekschriften 28.2.2015 MEDEDELING AAN DE LEDEN Betreft: Verzoekschrift nr. 0921/2012, ingediend door Sorin Stelian Torop (Roemeense nationaliteit), namens de

Nadere informatie

Wijziging vakantiewetgeving ingaande 1-1-2012

Wijziging vakantiewetgeving ingaande 1-1-2012 Wijziging vakantiewetgeving ingaande 1-1-2012 Algemeen Door het Europese Hof van Justitie is enige tijd geleden een uitspraak gedaan, waardoor de Nederlandse wetgeving ten aanzien van het opbouwen van

Nadere informatie

De Nederlandse vakantiewetgeving

De Nederlandse vakantiewetgeving De Nederlandse vakantiewetgeving Over strijdigheid met de Arbeidstijdenrichtlijn Naam : T.A. Landa Studentnummer : 132520 Afstudeerdatum : 18 mei 2011 Departement : Sociaal recht Scriptiebegeleider : dhr.

Nadere informatie

Vakantie aan het stuwmeer: over het recht van de zieke werknemer op jaarlijkse betaalde vakantie

Vakantie aan het stuwmeer: over het recht van de zieke werknemer op jaarlijkse betaalde vakantie Vakantie aan het stuwmeer: over het recht van de zieke werknemer op jaarlijkse betaalde vakantie Hof van Justitie EG 20 januari 2009, C-350/06 en C-520/06, JAR 2009/58 Het Hof van Justitie van de EG heeft

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Circulaire opbouw vakantie bij langdurige ziekte

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Circulaire opbouw vakantie bij langdurige ziekte STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 3454 8 maart 2010 Circulaire opbouw vakantie bij langdurige ziekte Aan: de ministers Juridische grondslag: artikelen 22

Nadere informatie

Wetsvoorstel vakan-eregeling bij ziekte Een nieuwe balans?

Wetsvoorstel vakan-eregeling bij ziekte Een nieuwe balans? Wetsvoorstel vakan-eregeling bij ziekte Een nieuwe balans? Hanneke Klinckhamers Vereniging voor Arbeidsrecht 18 november 2010 Agenda Doel hoofdlijnen & opzet wetsvoorstel Wijzigingen Commentaar Tips Vragen?

Nadere informatie

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof

De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof De wetteksten huidig en nieuw Afdeling 3 Boek 7 Burgerlijk Wetboek: Vakantie en Verlof Leeswijzer: De officiële wettekst is nog niet beschikbaar. Onderstaande wettekst is op basis van de kamerstukken samengesteld.

Nadere informatie

Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2011

Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2011 Actualiteitenseminar Loonheffingen & Arbeidsrecht 2011 Actualiteiten Arbeidsrecht Inhoudsopgave Loonsanctie UWV bij onvoldoende re-integratie Wetsvoorstel aanpassing vakantiewetgeving Aanscherping Wet

Nadere informatie

Opbouw vakantierechten tijdens ziekte en zwangerschap

Opbouw vakantierechten tijdens ziekte en zwangerschap Opbouw vakantierechten tijdens ziekte en zwangerschap Opbouw vakantierechten tijdens ziekte en zwangerschap Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland Colofon Uitgave Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland

Nadere informatie

Europeesrechtelijke achtergronden bij de zieke Nederlandse vakantiewetgeving

Europeesrechtelijke achtergronden bij de zieke Nederlandse vakantiewetgeving Europeesrechtelijke achtergronden bij de zieke Nederlandse vakantiewetgeving Schultz-Hoff and beyond Saskia Peters VvA 18-11-2010 OUTLINE Probleem: Nederlandse vakantieregeling versus Richtlijn 2003/88/EG

Nadere informatie

Vakantieadministratie en stuwmeren vanaf 1 januari 2012: Leuker kunnen we het niet maken, wel (onnodig) ingewikkeld

Vakantieadministratie en stuwmeren vanaf 1 januari 2012: Leuker kunnen we het niet maken, wel (onnodig) ingewikkeld Mevr. mr. M. Koster en mevr. mr. C.J. Herman de Groot 1 Vakantieadministratie en stuwmeren vanaf 1 januari 2012: Leuker kunnen we het niet maken, wel (onnodig) ingewikkeld 55 De wijzigingen in de vakantiewetgeving

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2015:4216

ECLI:NL:CRVB:2015:4216 ECLI:NL:CRVB:2015:4216 Instantie Datum uitspraak 26-11-2015 Datum publicatie 03-12-2015 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 14/1211 AW Ambtenarenrecht

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Verlofstuwmeren in aantocht

Verlofstuwmeren in aantocht Verlofstuwmeren in aantocht Over de vakantierechten van zieke werknemers en ambtenaren Naam: Maaike Theunis Studentnummer: 636324 Afstudeerdatum: 23 november 2011 Scriptiebegeleider: Mevr. B.B.B. Lanting

Nadere informatie

Opbouw van vakantierechten en het recht op ADV tijdens arbeidsongeschiktheid bij toepassing van de CAO voor het Metaalbewerkingsbedrijf

Opbouw van vakantierechten en het recht op ADV tijdens arbeidsongeschiktheid bij toepassing van de CAO voor het Metaalbewerkingsbedrijf Opbouw van vakantierechten en het recht op ADV tijdens arbeidsongeschiktheid bij toepassing van de CAO voor het Metaalbewerkingsbedrijf Versie vóó óór en na 1 januari 2012 INHOUDSOPGAVE Inleiding 3 1.

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Vertaling C-569/16-1 Zaak C-569/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 10 november 2016 Verwijzende rechter: Bundesarbeitsgericht (Duitsland)

Nadere informatie

Vakantieverlof en het Persoonlijk Levensfase Budget in de CAO VVT

Vakantieverlof en het Persoonlijk Levensfase Budget in de CAO VVT Vakantieverlof en het Persoonlijk Levensfase Budget in de CAO VVT Programma 1. Welke wijzigingen in de vakantieregelingen staan er op stapel? 2. Wat zijn de wijzigingen in het BW? 3. Hoe ziet de (vakantie)verlof

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016

Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 Datum van inontvangstneming : 19/12/2016 VERZOEK OM EEN PREJUDICIËLE BESLISSING VAN 18. 10. 2016 ZAAK C-570/16 [OMISSIS] Wuppertal, verzoekster, verweerster in hoger beroep en verzoekster in Revision,

Nadere informatie

II Het dienstverband

II Het dienstverband II Het dienstverband Voorwaarden De onderwerpen in dit boek hebben betrekking op de situaties waarbij er sprake is van een - tijdelijk of vast - dienstverband. Er is sprake van een dienstverband als er

Nadere informatie

Werkgeverszaken Vakantie

Werkgeverszaken Vakantie Werkgeverszaken Vakantie Vakantie Inhoudsopgave 1 Inleiding 3 2 Opbouw van vakantie-uren 5 2.1 Inleiding 5 2.2 Recht op vakantie 5 2.2.1 Hoofdregel Burgerlijk Wetboek 5 2.2.2 CAO Gehandicaptenzorg 5 2.3

Nadere informatie

Ontslag en arbeidsongeschiktheid; vakantie en arbeidsongeschiktheid

Ontslag en arbeidsongeschiktheid; vakantie en arbeidsongeschiktheid Ontslag en arbeidsongeschiktheid; vakantie en arbeidsongeschiktheid mr. A.M. (Sanne) Wuisman advocaat Kantoor Mr. van Zijl B.V. Korvelseweg 142, 5025 JL Tilburg Postbus 1095, 5004 BB Tilburg tel. (013)

Nadere informatie

Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD versie 2 december Aanpassing in het kader van de CAO

Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD versie 2 december Aanpassing in het kader van de CAO Bijlage bij B&W-flap d.d. 16 december 2014 BD2014-013269 versie 2 december 2014 Aanpassing in het kader van de CAO 2013-2015 Huidige tekst NRGA Nieuwe tekst NRGA Toelichting bij wijziging Wijzigingen Vakantie

Nadere informatie

c. Werknemers die werkelijk in drieploegendienst werkzaam zijn hebben recht op een verlofdag extra.

c. Werknemers die werkelijk in drieploegendienst werkzaam zijn hebben recht op een verlofdag extra. Artikel 15 Vakantie 1. Het vakantiejaar loopt gelijk met het kalenderjaar. 2. De werknemer heeft per vakantiejaar recht op 25 verlofdagen / diensten met behoud van salaris. 3. Jeugdigen tot en met 18 jaar

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 2513 AA S GRAVENHAGE

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 2513 AA S GRAVENHAGE Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 T 070 333 44

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017

Datum van inontvangstneming : 06/02/2017 Datum van inontvangstneming : 06/02/2017 Vertaling C-684/16-1 Zaak C-684/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 27 december 2016 Verwijzende rechter: Bundesarbeitsgericht (Duitsland)

Nadere informatie

Hof van Justitie van de Europese Unie 06-04-2006, BJN 101962, (FNV/Staat)

Hof van Justitie van de Europese Unie 06-04-2006, BJN 101962, (FNV/Staat) UJA-Nummer Instantie UJA_101962 Hof van Justitie van de Europese Unie datum 06-04-2006 wetsartikelen art. 7 Richtlijn 93/104/EG; Art. 7:634 BW; art. 7:640 BW Hof van Justitie van de Europese Unie 06-04-2006,

Nadere informatie

De compensatieregeling van de transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid

De compensatieregeling van de transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid Laura Gringhuis Juridisch Medewerker De compensatieregeling van de transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid Arbeidsrecht & Medezeggenschap 06 februari 2018 Na de invoering

Nadere informatie

Werkgeverszaken Vakantie

Werkgeverszaken Vakantie Werkgeverszaken Vakantie Inhoudsopgave 1 Inleiding en leeswijzer 3 1.1 Inleiding 3 1.2 Leeswijzer 3 1.3 Wetgeving in verandering 3 2 Opbouw van vakantie-uren 5 2.1 Inleiding 5 2.2 Recht op vakantie 5 2.2.1

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 39286 27 juli 2016 Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur houdende wijziging

Nadere informatie

Vakantieverlof en het Persoonlijk Levensfase Budget in de CAO VVT. Presentatie voor medewerkers van Faveo CNV Publieke Zaak en Abvakabo FNV mei 2012

Vakantieverlof en het Persoonlijk Levensfase Budget in de CAO VVT. Presentatie voor medewerkers van Faveo CNV Publieke Zaak en Abvakabo FNV mei 2012 Vakantieverlof en het Persoonlijk Levensfase Budget in de CAO VVT Presentatie voor medewerkers van Faveo CNV Publieke Zaak en Abvakabo FNV mei 2012 Programma 1. Welke wijzingen in de vakantieregelingen

Nadere informatie

Vakantie en ziekte: de nieuwe wettelijke regeling

Vakantie en ziekte: de nieuwe wettelijke regeling Jan M athies Vakantie en ziekte: de nieuwe wettelijke regeling De combinatie vakantie en ziekte levert in de praktijk voor werkgevers vaak problemen op. Het berekenen van de opbouw van vakantierechten

Nadere informatie

ARREST VAN ZAAK C-124/05. ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 6 april 2006 *

ARREST VAN ZAAK C-124/05. ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 6 april 2006 * ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 6 april 2006 * In zaak C-124/05, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te s-gravenhage (Nederland)

Nadere informatie

ECWGO/U201401851 Lbr. 14/069 CvA/LOGA 14/04

ECWGO/U201401851 Lbr. 14/069 CvA/LOGA 14/04 Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad informatiecentrum tel. (070) 373 8393 betreft cao 2013-2015 (2) car-uwo teksten uw kenmerk ons kenmerk ECWGO/U201401851 Lbr. 14/069 CvA/LOGA 14/04 bijlage(n)

Nadere informatie

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2012/123

PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2012/123 PROVINCIAAL BLAD VAN LIMBURG 2012/123 Officiële naam regeling: Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies Citeertitel: CAP Naam ingetrokken regeling: nvt Besloten door: College van Gedeputeerde

Nadere informatie

Whitepaper. Het afschaffen van de beperkte opbouw van de minimum wettelijke vakantiedagen tijdens ziekte (ingangsdatum 1 januari 2012) versie 1.

Whitepaper. Het afschaffen van de beperkte opbouw van de minimum wettelijke vakantiedagen tijdens ziekte (ingangsdatum 1 januari 2012) versie 1. Whitepaper Het afschaffen van de beperkte opbouw van de minimum wettelijke vakantiedagen tijdens ziekte (ingangsdatum 1 januari 2012) versie 1.0 Samenvatting De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Een eerlijke kans op overheidsopdrachten voor kleinere ondernemers

Een eerlijke kans op overheidsopdrachten voor kleinere ondernemers Aanbestedingsrecht Een eerlijke kans op overheidsopdrachten voor kleinere ondernemers In de zomer van 2010 heeft de ministerraad ingestemd met een wetsvoorstel van de minister van economische zaken over

Nadere informatie

1 Arbeidsovereenkomst

1 Arbeidsovereenkomst 1 Arbeidsovereenkomst Arbeidsovereenkomst Artikel 7.610 en 7.750 BW Voorwaarden arbeidsovereenkomst Geen duidelijke afspraken Er is een arbeidsovereenkomst als een werknemer met een werkgever overeenkomt

Nadere informatie

Verordening van 6 november 2012 tot wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling

Verordening van 6 november 2012 tot wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Uitgegeven: 22 november 2012 2012, nr. 49 PROVINCIAAL BLAD VAN FRYSLÂN Verordening van 6 november 2012 tot wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies. Gedeputeerde Staten van Fryslân,

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 673e, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Gelet op artikel 673e, vijfde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 10547 26 februari 2019 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 februari 2019, nr. 2019-0000023811,

Nadere informatie

Vakantie en ziekte. Hof van Justitie EU 24 januari 2012, zaak C-282/10 (Dominguez) Prof.mr. W.H.A.C.M. Bouwens. arsaequi.nl/maandblad AA

Vakantie en ziekte. Hof van Justitie EU 24 januari 2012, zaak C-282/10 (Dominguez) Prof.mr. W.H.A.C.M. Bouwens. arsaequi.nl/maandblad AA annotatie Ars Aequi mei 2012 385 Annotatie Vakantie en ziekte Prof.mr. W.H.A.C.M. Bouwens Hof van Justitie EU 24 januari 2012, zaak C-282/10 (Dominguez) Over de gebreken in de Nederlandse vakantiewetgeving

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 27 826 Wijziging van de artikelen 7:629 en 7:670 van het urgerlijk Wetboek, artikel 214 van de Overgangswet nieuw urgerlijk Wetboek en van een

Nadere informatie

Hoge Raad 18-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2723, (De Staat der Nederlanden/werkneemster)

Hoge Raad 18-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2723, (De Staat der Nederlanden/werkneemster) commentaar op Hoge Raad 18-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2723, (De Staat der Nederlanden/werkneemster) datum 03-11-2015 auteur W.L. Roozendaal Hoge Raad 18-09-2015, ECLI:NL:HR:2015:2723, (De Staat der Nederlanden/werkneemster)

Nadere informatie

Mediation in arbeidsverhoudingen. mw mr. B.M.M. Tijink. VGM Congres Provinciehuis Arnhem 12 april 2013

Mediation in arbeidsverhoudingen. mw mr. B.M.M. Tijink. VGM Congres Provinciehuis Arnhem 12 april 2013 Mediation in arbeidsverhoudingen mw mr. B.M.M. Tijink VGM Congres Provinciehuis Arnhem 12 april 2013 Waar gaat het vandaag over? Onderzoek Situatieve Arbeidsongeschiktheid Verplichtingen werkgever werknemer

Nadere informatie

Overeenkomst voor het verrichten van dienstverlening aan huis

Overeenkomst voor het verrichten van dienstverlening aan huis Ondergetekenden, Overeenkomst voor het verrichten van dienstverlening aan huis De hulpvrager hierna te noemen, de werkgever (graag alle gegevens hieronder volledig invullen) Voorletters en achternaam :

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 24/05/2016

Datum van inontvangstneming : 24/05/2016 Datum van inontvangstneming : 24/05/2016 Vertaling C-214/16-1 Datum van indiening: Zaak C-214/16 Verzoek om een prejudiciële beslissing 18 april 2016 Verwijzende rechter: Court of Appeal of England and

Nadere informatie

An all-european holiday?

An all-european holiday? ARTIKEL De vakantieregeling in de Arbeidstijdenrichtlijn en het Burgerlijk Wetboek 1 Inleiding 1.1 Achtergrond Het recht op vakantie is inmiddels niet meer weg te denken uit het arbeidsrecht. In de huidige

Nadere informatie

Nieuwsbrief Wet Werk en Zekerheid

Nieuwsbrief Wet Werk en Zekerheid Nieuwsbrief Wet Werk en Zekerheid Beste Klant, Per 1 januari en 1 juli 2015 zullen er diverse wijzigingen plaatsvinden op het gebied van arbeidsrecht. Hiervan willen wij u graag op de hoogte brengen. De

Nadere informatie

1. Inleiding Achtergrond

1. Inleiding Achtergrond 1. Inleiding 1.1. Achtergrond Het recht op vakantie is inmiddels niet meer weg te denken uit het arbeidsrecht. In de huidige tijd is het algemeen aanvaard dat niet alleen het leveren van goede prestaties

Nadere informatie

Vakantie zonder zorgen

Vakantie zonder zorgen Vakantie zonder zorgen Grenzen en gevolgen van collectieve afspraken Karin Hopman Studentnummer: 0599913 Scriptiebegeleider: mevrouw mr. dr. E.J.A. Franssen Masterscriptie arbeidsrecht Universiteit van

Nadere informatie

Opbouw vakantie bij langdurige ziekte. artikelen 22 en 23 ARAR, 35 en 36 ARSG en 41 en 41a RDBZ

Opbouw vakantie bij langdurige ziekte. artikelen 22 en 23 ARAR, 35 en 36 ARSG en 41 en 41a RDBZ Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Aan de ministers circulaire Onderwerp Juridische grondslag Opbouw vakantie bij langdurige ziekte artikelen 22 en 23 ARAR, 35 en 36 ARSG en 41 en

Nadere informatie

Toetsing van de nieuwe vakantiewetgeving aan Richtlijn 2003/88 EG

Toetsing van de nieuwe vakantiewetgeving aan Richtlijn 2003/88 EG Toetsing van de nieuwe vakantiewetgeving aan Richtlijn 2003/88 EG Selvi Beşli, 6367593 Masterscriptie - Master Arbeidsrecht Universiteit van Amsterdam Begeleider Mevrouw mr.r.d de Boer Inhoudsopgave Inhoudsopgave

Nadere informatie

Nieuwsbrief juli 2013

Nieuwsbrief juli 2013 Nieuwsbrief juli 2013 Inhoud: Concurrentiebeding: geldigheid en uitleg Finale kwijting en fraude: valt het er wel of niet onder? Loonbetaling: wijzigen en stopzetten Oproepkrachten Wijziging Wet op de

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 11/06/2015

Datum van inontvangstneming : 11/06/2015 Datum van inontvangstneming : 11/06/2015 12/1489 AW-P, 12/2841 A W-P ~fçr~o C-20.9As-1~ ;:wm GRÊFFE Luxernbourq o ti MAl 2015 Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer Verzoek aan het Hof van Justitie

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 545 Wet van 30 november 2000 tot wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof

Nadere informatie

Water in wijn: de wijziging van passende arbeid in bedongen arbeid

Water in wijn: de wijziging van passende arbeid in bedongen arbeid Water in wijn: de wijziging van passende arbeid in bedongen arbeid Het komt regelmatig voor dat een werknemer na afloop van de wachttijd voor de WIA (104 tot 156 weken) niet in staat is zijn eigen werkzaamheden

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 14/02/2017

Datum van inontvangstneming : 14/02/2017 Datum van inontvangstneming : 14/02/2017 SAMENVATTING VAN HET VERZOEK OM EEN PREJUDICIELE BESLISSING - ZAAK C-12/17 Voorwerp en grondslag van de prejudiciële verwijzing Verzoek krachtens artikel 267 VWEU

Nadere informatie

nummer 38 van 2012 Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (wijziging Regeling vakantieverlof en invoering Geschillenregeling)

nummer 38 van 2012 Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (wijziging Regeling vakantieverlof en invoering Geschillenregeling) nummer 38 van 2012 Wijziging Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling Provincies (wijziging Regeling vakantieverlof en invoering Geschillenregeling) Besluit van gedeputeerde staten van Drenthe van 27 november

Nadere informatie

Uitwerkingen proeftijd en concurrentiebeding

Uitwerkingen proeftijd en concurrentiebeding proeftijd en concurrentiebeding Antwoord 1 In casu is een arbeidsovereenkomst tussen Gert en Plas tot stand gekomen met een proeftijd van twee maanden. Indien een proeftijd is bedongen conform artikel

Nadere informatie

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Besluit:

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Besluit: Ontwerpregeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van, 2018-0000085164, houdende regels met betrekking tot de compensatie van de transitievergoeding bij een einde van de arbeidsovereenkomst

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414

ECLI:NL:RBNHO:2014:8414 ECLI:NL:RBNHO:2014:8414 Instantie Datum uitspraak 16-06-2014 Datum publicatie 13-11-2014 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 2896454 CV EXPL 14-830 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Civiel

Nadere informatie

Vakantie. 1.1 Inleiding

Vakantie. 1.1 Inleiding 1 Vakantie 1.1 Inleiding De vakantiewetgeving is geregeld in de art. 7:634-7:642 en art. 7:645 BW als onderdeel van de wettelijke regeling van de arbeidsovereenkomst. Deze wettelijke regeling van de vakantie

Nadere informatie

Provinciaal blad van Noord-Brabant

Provinciaal blad van Noord-Brabant Provinciaal blad van Noord-Brabant ISSN: 0920-1408 Onderwerp Derde wijzigingsregeling Collectieve Arbeidsvoorwaarden provincies 2012 Bijlage(n) Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant Gelet op artikel 125,

Nadere informatie

Nieuwsbrief juli 2014 Wet Werk en Zekerheid

Nieuwsbrief juli 2014 Wet Werk en Zekerheid Nieuwsbrief juli 2014 Wet Werk en Zekerheid De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel met veranderingen in het arbeidsrecht aangenomen. Aanvankelijk zou een deel van de wijzigingen ingaan op 1 juli 2014,

Nadere informatie

Werken na het bereiken. gerechtigde leeftijd. het bereiken. leeftijd. Deze brochure is een samenwerkingsproduct van:

Werken na het bereiken. gerechtigde leeftijd. het bereiken. leeftijd. Deze brochure is een samenwerkingsproduct van: Werken na Werken na het bereiken het bereiken van de van de pensioenpensioengerechtigde gerechtigde leeftijd leeftijd Deze brochure is een samenwerkingsproduct van: Inleiding Werken na het bereiken van

Nadere informatie

BIJLAGE 3. RELEVANTE WETTELIJKE BEPALINGEN Aan deze bijlage kunnen geen rechten worden ontleend. 3-A Burgerlijk Wetboek 7 Titel 10

BIJLAGE 3. RELEVANTE WETTELIJKE BEPALINGEN Aan deze bijlage kunnen geen rechten worden ontleend. 3-A Burgerlijk Wetboek 7 Titel 10 43 BIJLAGE 3 RELEVANTE WETTELIJKE BEPALINGEN Aan deze bijlage kunnen geen rechten worden ontleend. 3-A Burgerlijk Wetboek 7 Titel 10 Goed werkgever en goed werknemer - Artikel 7: 611 BW (geldt voor alle

Nadere informatie

Inleiding in het ontslagrecht

Inleiding in het ontslagrecht I Inleiding in het ontslagrecht Het Nederlandse ontslagrecht kent vier wijzen waarop een arbeidsovereenkomst kan eindigen. De eerste en meest voorkomende wijze van beëindiging is de beëindiging met wederzijds

Nadere informatie

Tools Vakantiedagen

Tools Vakantiedagen Tools 3.14.01.08 Art. 634 1. De werknemer verwerft over ieder jaar waarin hij gedurende de volledige overeengekomen arbeidsduur recht op loon heeft gehad, aanspraak op vakantie van ten minste vier maal

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2015 530 Besluit van 14 december 2015, houdende wijzigingen van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, het Ambtenarenreglement Staten-Generaal, het

Nadere informatie

Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als volgt te luiden:

Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als volgt te luiden: Bijlage 1 bij U201401851 CAR-wijzigingen A Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als volgt te luiden: Stageplaats Artikel 1:2a 1. Het college kan een student

Nadere informatie

Themasessie transitievergoeding

Themasessie transitievergoeding Themasessie transitievergoeding de Ins en Outs Dinsdag 14 juni 2016 Mr. W.M. Limberger Advocaat Stein Advocaten Zwolle Eekwal 4 8011 LD ZWOLLE Tel : 038-4215221 Fax: 038-4218190 E-mail: limberger@steinadvocatenzwolle.nl

Nadere informatie

Technische wijzigingen Cao SW 2019

Technische wijzigingen Cao SW 2019 Technische wijzigingen Cao SW 2019 Cao-partijen, de VNG, de FNV en het CNV zijn onderstaande technische wijzigingen van de Cao SW overeengekomen: 1. Aanpassing in de definitie van werknemer, artikel 1.1

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1998 1999 Nr. 244 26 079 Wijziging van titel 7.10 (arbeidsovereenkomst) van het urgerlijk Wetboek met betrekking tot vakantie en ouderschapsverlof GEWIJZIGD

Nadere informatie

Cash of costa: aanpak van vakantiestuwmeren

Cash of costa: aanpak van vakantiestuwmeren Cash of costa: aanpak van vakantiestuwmeren MR. DRS. J.R. VOS In de praktijk zijn vakantiestuwmeren voor werkgevers een groot probleem. De invoering van de wettelijke vervaltermijn van art. 7:640a BW heeft

Nadere informatie

Whitepaper Regeling Compensatie transitievergoeding

Whitepaper Regeling Compensatie transitievergoeding Whitepaper Regeling Compensatie transitievergoeding VeReFi Whitepaper 31 Wet compensatie transitievergoeding - 1 - Inleiding Als een werknemer meer dan 2 jaar ziek is en er geen uitzicht is op herstel

Nadere informatie

Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als volgt te luiden:

Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als volgt te luiden: Bijlage 2 bij U201401851 CAR-UWO wijzigingen A Met ingang van 1 januari 2015 worden de artikelen 1:2a en 1:2b toegevoegd. Deze komen als Stageplaats Artikel 1:2a 1. Het college kan een student in het kader

Nadere informatie

Het pensioenontslag. ECLI:NL:RBUTR:2011:BU3431; Ktr. Delft, 23 april 2009, JAR 2009/116.

Het pensioenontslag. ECLI:NL:RBUTR:2011:BU3431; Ktr. Delft, 23 april 2009, JAR 2009/116. 1 Het pensioenontslag Inleiding Het maken van onderscheid op grond van leeftijd bij arbeid is verboden. De hierop betrekking hebbende EG-Richtlijn 1 is in Nederland geïmplementeerd door de Wet gelijke

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 465 Het afschaffen van de beperkte opbouw van minimum vakantierechten tijdens ziekte, de invoering van een vervaltermijn voor de minimum vakantiedagen

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 23 januari 2017

No.W /III 's-gravenhage, 23 januari 2017 ... No.W12.16.0389/III 's-gravenhage, 23 januari 2017 Bij Kabinetsmissive van 17 november 2016, no.2016001977, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, mede

Nadere informatie

Wijzigingen Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) i.v.m. wijziging ketenbepaling en anti- draaideurbepaling Versie 18 mei 2015

Wijzigingen Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) i.v.m. wijziging ketenbepaling en anti- draaideurbepaling Versie 18 mei 2015 Bijlage bij B&W-flap d.d. 9 juni 2015, BD2015-007302 Wijzigingen Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) i.v.m. wijziging ketenbepaling en anti- draaideurbepaling Versie 18 mei 2015 De tekst

Nadere informatie

Bijlage 1 Jurisprudentieonderzoek in het kader van de evaluatie Wet arbeid en zorg

Bijlage 1 Jurisprudentieonderzoek in het kader van de evaluatie Wet arbeid en zorg Bijlage 1 Jurisprudentieonderzoek in het kader van de evaluatie Wet arbeid en zorg 1. Inleiding In deze notitie wordt de jurisprudentie over de Wet arbeid en zorg besproken. In deze per 1 december 2001

Nadere informatie

Het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA)

Het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA) 2 Het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen (BBA) De UWV-ontslagprocedure komt alleen in beeld als er een verplichting is om een arbeidsovereenkomst op te zeggen. Als die er niet is, hoeft er ook geen

Nadere informatie

JJuridische aspecten arbeidsongeschiktheid / arbeidsconflict

JJuridische aspecten arbeidsongeschiktheid / arbeidsconflict JJuridische aspecten arbeidsongeschiktheid / arbeidsconflict. Ziekmelding na een arbeidsconflict En dan? ARBODIENST STECR WERKWIJZER ARBEIDSCONFLICTEN Deze werkwijzer wordt gebruikt voor de beoordeling

Nadere informatie

Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 7 januari 2013, nr /123962, tot bekendmaking van hun besluit tot wijziging van de

Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 7 januari 2013, nr /123962, tot bekendmaking van hun besluit tot wijziging van de Besluit van Gedeputeerde Staten van Noord-Holland van 7 januari 2013, nr. 123511/123962, tot bekendmaking van hun besluit tot wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling provincies (CAP) in

Nadere informatie

Ziekte en re-integratie

Ziekte en re-integratie Landelijke vereniging Artsen in Dienstverban Ziekte en re-integratie Als u ziek bent, wilt u waarschijnlijk maar een ding: zo snel mogelijk herstellen en gewoon weer aan het werk. De meeste mensen zijn

Nadere informatie

VERGOEDINGEN EN SANCTIES PROF. MR. WILLEM BOUWENS

VERGOEDINGEN EN SANCTIES PROF. MR. WILLEM BOUWENS VERGOEDINGEN EN SANCTIES PROF. MR. WILLEM BOUWENS STELLING 1 Het nieuwe stelsel van ontslagvergoedingen is niet uit te leggen! 2 SOORTEN VERGOEDING 1. Vergoeding in verband met het voortijdig eindigen

Nadere informatie

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken

Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken Cao Openbare Bibliotheken 2015-2019 Centraal Overleg Arbeidsvoorwaarden Openbare Bibliotheken Gewijzigde artikelen met terugwerkende kracht per 1 januari 2018 Hoofdstuk II Salariëring en vergoedingen Artikel

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2013 2014 33 818 Wijziging van verschillende wetten in verband met de hervorming van het ontslagrecht, wijziging van de rechtspositie van flexwerkers en

Nadere informatie

Whitepaper. 6 praktijkvragen over vakantiedagen en ziekte

Whitepaper. 6 praktijkvragen over vakantiedagen en ziekte 6 praktijkvragen over vakantiedagen en ziekte Introductie Volgens de wet heeft een werknemer met een dienstverband jaarlijks minimaal recht op vier maal de wekelijkse arbeidsduur aan vakantie, de wettelijke

Nadere informatie

Veelgestelde vragen over de AOW-gerechtigde werknemer. Arbeidsgerechtelijke gevolgen van doorwerken

Veelgestelde vragen over de AOW-gerechtigde werknemer. Arbeidsgerechtelijke gevolgen van doorwerken Veelgestelde vragen over de Arbeidsgerechtelijke gevolgen van doorwerken Doorwerken Een werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt kan besluiten om te stoppen met werken, maar u mag hem ook in dienst

Nadere informatie

Wet Werk en Zekerheid. Nathalie van Goor

Wet Werk en Zekerheid. Nathalie van Goor Wet Werk en Zekerheid Nathalie van Goor Stand van zaken Wijzigingen per 1 januari 2015: - Concurrentiebeding - Proeftijd - Bepaalde tijd contracten deel 1 - Oproepcontracten deel 1 Wijzigingen per 1 juli

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 26779 21 december 2012 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 december 2012, nr. IVV 51458,

Nadere informatie