Inhoud Artikel Milieu/natuur/water Ruimtelijke ordening Schadevergoeding Registers

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Inhoud Artikel Milieu/natuur/water Ruimtelijke ordening Schadevergoeding Registers"

Transcriptie

1 Inhoud Artikel Milieu/natuur/water Ruimtelijke ordening Schadevergoeding Registers

2 StAB Jurisprudentietijdschrift voor omgevingsrecht Inhoud Algemeen 7 Artikel 15 Milieu/natuur/water 37 Ruimtelijke ordening 83 Schadevergoeding 96 Registers StAB Jurisprudentietijdschrift op het gebied van ruimtelijke ordening, milieubeheer en water. Een uitgave van Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening. Zie voor wekelijkse nieuwsberichten en diverse zoekmogelijkheden binnen het tijdschrift: Citeertitel: StAB 2013, nr. In 2013 zal StAB verschijnen in de maanden maart, juni, september en december. Redactie Milieuwetgeving: Mr. H.P. Nijhoff (070) bc. M. Zuijderduijn Ruimtelijke ordening: Mr. G.A. Keus (070) Mr. R.H. van Marle (070) Schadevergoeding: Mr. ir. O.W.J.M. Scholte (070) bc. P.A.H.M. Willems (070) Annotaties: Mevr. prof. mr. A.B. Blomberg, mevr. mr. G.M. van den Broek, mevr. mr. drs. M.M. Kaajan, mr. T.E.P.A. Lam, mevr. mr. V.M.Y. van t Lam, prof. mr. A.G.A. Nijmeijer, mevr. mr. D.S.P. Roelands-Fransen Artikelen en annotaties zijn op persoonlijke titel geschreven. Uitgever Boom Juridische uitgevers Paleisstraat 9 Postbus 85576, 2508 CG Den Haag tel. (070) , fax (070) info@budh.nl, website Abonnementen StAB verschijnt vier keer per jaar. De abonnementsprijs bedraagt 228 (excl. btw, incl. verzendkosten). Dit is inclusief toegang tot de website Voor abonnementen neem contact op met Boom distributiecentrum via (0522) of budh@boomdistributiecentrum.nl. Open Access beleid Zes maanden na verschijning van het artikel staat het de auteur vrij om de definitieve pdf van zijn wetenschappelijke publicatie op het internet toegankelijk te maken. Voor meer informatie zie Boom Juridische uitgevers gaat ervan uit dat de auteur akkoord is met de daar te vinden licentievoorwaarden. ISSN X Aanwijzing voor auteurs Een auteur die een bijdrage voor dit tijdschrift aanlevert, geeft de uitgever tevens een niet-exclusief recht de bijdrage geheel of gedeeltelijk op te nemen in de door Boom Juridische uitgevers (al dan niet in samenwerking met derden) geëxploiteerde database(s).

3 2 Inhoud Milieu/natuur/water Rb. Roermond 21 december 2012, nr. AWB 11/1809 (Beesel) (LJN: BY8085) Schadevergoeding aan zowel eiser als exploitant wegens overschrijding redelijke procestermijn ABRvS 2 januari 2013, nr /1/A4 (Milieudienst IJmond) (LJN: BY7573) Het houden van twaalf paarden is een vergunningplichtige inrichting * ABRvS 16 januari 2013, nr /1/A4 (GS Utrecht) (LJN: BY8552) Vanwege de goede procesorde kunnen na afloop van de beroepstermijn geen nieuwe beroepsgronden of nadere stukken worden ingediend. Onderzoeksverplichting naar beperking mobiliteit is mogelijk maar in dit geval onvoldoende gemotiveerd ABRvS 23 januari 2013, nr /1/A4 (Reimerswaal) (LJN: BY9254) Woning is na het aanbrengen van verbindingen met de inrichting nog steeds niet als bedrijfswoning aan te merken ABRvS 6 februari 2013, nr /1/A4 (Waterschap Peel en Maasvallei) (LJN: BZ0699) Dat de illegale lozing waartegen is opgetreden geen gevaar voor mens en milieu oplevert, is geen criterium dat bij de beoordeling wordt betrokken ABRvS 13 februari 2013, nr /1/A4 (GS Zuid-Holland) (LJN: BZ1261) De curatoren zijn verantwoordelijk voor de naleving van de voor de inrichting geldende milieuvergunning, maar hoeven geen zorg te dragen voor uitvoering van een niet aan hen, maar aan de gefailleerde opgelegde last onder dwangsom Rb. Amsterdam 1 maart 2013, nr. AWB 09/2266 (Amsterdam) (LJN: BZ5716) De StAB is te beschouwen als een onafhankelijke deskundige en de procedure rond het deskundigenonderzoek voldoet aan de maatstaven die voortvloeien uit het Mantovanelli-arrest ABRvS 6 februari 2013, nr /1/A4 (GS Zuid-Holland) (LJN: BZ0764) Ook bij toepassing van het bubble-concept dient de totale emissie te voldoen aan het prestatieniveau dat bij BBT hoort

4 Inhoud 3 Ruimtelijke ordening * ABRvS 9 januari 2013, nr /1/R2 (Overbetuwe/bestemmingsplan Buitengebied, Noordhoeksestraat 5 ) (LJN: BY8000) Spuitzone bij boomgaarden * ABRvS 23 januari 2013, nr /1/T1/R4 (Zuid-Holland/inpassingsplan Extra Gouwekruising ) (LJN: BY9239) Ten onrechte is in casu niet de plaatsing en instandhouding van een geluidscherm geregeld * ABRvS 9 januari 2013, nr /1/R1 (Amsterdam/bestemmingsplan Zuidelijke binnenstad ) (LJN: BY7994) Ontvankelijkheid. Hoogtematen. Regeling verbod short stay in bestemmingsplan Rb. Zwolle 24 januari 2013, nr. Awb 12/409 (Harderberg, omgevingsvergunning varkensstal) (LJN: BY9384) Afwijkingsregeling in bestemmingsplan is onverbindend omdat met toepassing daarvan de bestemming van de gronden wordt gewijzigd ABRvS 16 januari 2013, nr /1/A1 (Utrecht/omgevingsvergunning) (LJN: BY8500) Studentenappartementen. Bor. Geen uitgebreide voorbereidingsprocedure Rb. s-gravenhage 16 januari 2013, nr. AWB 12/8129, 12/8137 en 12/8321 (Den Haag, omgevingsvergunning kinderspeelparadijs) (LJN: BZ0019) Aanwijzing van categorieën van gevallen waarvoor een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist ABRvS 23 januari 2013, nr /1/A1 (Terneuzen/omgevingsvergunning) (LJN: BY9189) Wabo. Afzonderlijke omgevingsvergunning. Twee of meer activiteiten Rb. Breda 30 januari 2013, nr. AWB 12/3582 (Werkendam, omgevingsvergunning uitbreiden hoofdgebouw) (LJN: BZ0877) Grondslag voor afwijking van het bestemmingsplan; toepassen reguliere voorbereidingsprocedure en vergunning van rechtswege ABRvS 6 februari 2013, nr /1/A1 (Leidschendam-Voorburg/ontheffing en bouwvergunning) (LJN: BZ0752) Toepassing Invoeringswet Wabo. Bouwaanvraag voor invoering Wabo. Omgevingsvergunning voor wijziging van ondergeschikt belang. Verleende ontheffing voor inwerkingtreding Wabo

5 4 Inhoud ABRvS 6 februari 2013, nr /1/R4 (Súdwest-Fryslân, bestemmingsplan Bestemmingsplan Voltastraat 5 ) (LJN: BZ0795) Procedureregeling in plan is in strijd met de Wabo. Begrip industrieterrein. Zonebeheersmodel ABRvS 13 maart 2013, nr /1/R3 (Noord-Brabant/weigering ontheffing van provinciale verordening) (LJN: BZ4013) Verbod op nieuwvestiging van intensieve veehouderij in landbouwontwikkelingsgebieden. Ontheffingsregeling in provinciale verordening ABRvS 13 februari 2013, nr /1/T1/R4 (Aa en Hunze) (LJN: BV7233) Afstand tussen kampeerterrein en paardenfokkerij. Uitleg begrip geurgevoelig object als bedoeld in Wgv. VNG-brochure. Uitvoerbaarheid. Ten onrechte niet bepaald dat bedrijfswoning pas mag worden gebouwd na realisatie kampeerterrein ABRvS 6 maart 2013, nr /1/A1 (Stichtse Vecht/omgevingsvergunning ) (LJN: BZ3375) Wabo. Bouwplan met verschillende onderdelen. Bijbehorend bouwwerk. Omgevingsvergunningvrije en omgevingsvergunningplichtige delen ABRvS 6 maart 2013, nr /1/A1 (Montfoort/bestuursdwang) (LJN: BZ3374) Artikelen 2 en 3 Bijlage II Bor. Meerekenen oppervlakte aanbouw. Geen onderscheid bestaande gedeelte en nieuwe aanbouw Rb. Arnhem 14 maart 2013, nr. 12/1962 (Rozendaal, omgevingsvergunning afscheidskamer) (LJN: BZ4722) Weigering omgevingsvergunning naar aanleiding van zienswijzen ABRvS 20 maart 2013, nr /1/R3 (Deurne/wijzigingsplan) (LJN: BZ4955) Toepassing provinciale verordening. Reconstructieplan. Mestverwerkingsbedrijf ABRvS 21 maart 2013, nr /2/R2 (Apeldoorn/niet tijdig vaststellen bestemmingsplan) Belanghebbende bij het niet tijdig vaststellen van een bestemmingsplan ABRvS 27 maart 2013, nr /1/A1 (Zuidplas/dwangsom) Bor. Bijgebouw een geheel. Geen splitsing in vergunningvrij en vergunningplichtig deel

6 Inhoud 5 Schadevergoeding ABRvS 27 maart 2013, nr /1/R2 (Arnhem/bestemmingsplan Landgoed Laag Erf ) Nieuw landgoed. Begrip wooneenheid in provinciale verordening. Voorwaardelijke verplichting. Specifieke gebruiksregel in relatie tot overgangsrecht ABRvS 27 februari 2013, nr (Planschadevergoeding Hardenberg) (LJN: BZ2515) Dubbelbestemming retentievoorziening leidt tot een planologisch nadeel wat betreft de bebouwingsmogelijkheden, omdat een redelijk denkende en handelende koper ook het in planologisch opzicht geringe risico op inundatie (eens per 100 jaar) tegen de extra kosten zal afwegen en dit in de waarde van die gronden zal verdisconteren * ABRvS 6 maart 2013, nr /1/A2 (Planschadevergoeding Arnhem) (LJN: BZ3341) Planvoorschriften, eisen van welstand, het Bouwbesluit, zonlichttoetreding of privaatrechtelijke belemmeringen geven in het onderhavige geval geen aanleiding voor het oordeel dat een woning met een hoogte van 6 m of meer met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid kan worden uitgesloten ABRvS 20 maart 2013, nr /1/A2 (Planschadevergoeding Borne) (LJN: BZ4945) Een bestemming kan op zichzelf geen beletsel vormen voor de uitvoering van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, welke daarmee niet in overeenstemming zijn

7 6 Inhoud ARRvS 27 maart 2013, nr /1/A2 (Nadeelcompensatie Groningen) (LJN: BZ7472) Het college heeft bij de schadeberekening over het jaar 2010 in redelijkheid de economische huurwaarde als uitgangspunt mogen nemen, en geen rekening behoeven te houden met de werkelijk door wederpartij genoten huurinkomsten

8 Artikel 7 Normaal maatschappelijk risico en de omstandigheden van het geval. Een analyse van de jurisprudentie 1. Inleiding In het artikel van StAB is ingegaan op de rol van het normaal maatschappelijk risico in het planschaderecht en op het feit dat in artikel 6.2 lid 1 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) thans is bepaald dat binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade voor rekening van de aanvrager blijft. 1 Daarbij is tevens ingegaan op oude (Kroon)jurisprudentie omtrent artikel 49 van de Wet op Ruimtelijke Ordening (WRO) aangezien deze van belang kan zijn voor de invulling van het criterium. In dit artikel zal, na een korte verhandeling over het onderscheid tussen schadevergoeding zonder wettelijke basis en planschade, een nadere analyse plaatsvinden van de jurisprudentie met betrekking tot het normaal maatschappelijk risico bij schadevergoeding op basis van wettelijke regelingen (niet zijnde planschade) en schadevergoeding zonder wettelijke basis (met name inzake besluiten betreffende verkeersmaatregelen en infrastructurele werken). Deze jurisprudentie kan immers bij planschadezaken eveneens van belang zijn voor de beoordeling of in een concreet geval sprake is van normaal maatschappelijk risico. Gegeven de enorme omvang van de jurisprudentie, wordt overigens niet beoogd een alomvattende analyse te geven. Vervolgens wordt naar aanleiding van de analyse een korte samenvatting gegeven van relevante omstandigheden. 2. Nadeelcompensatie en planschade Onder nadeelcompensatie wordt thans over het algemeen verstaan: vergoeding van schade die ontstaan is door rechtmatig overheidshandelen. 2 Dit is echter niet altijd het geval geweest. In oudere literatuur werd onder nadeelcompensatie wel verstaan: de niet op een specifieke bepaling van een wet in formele zin berustende schadevergoeding, ter zake van nadelen die ontstaan als gevolg van rechtmatig overheidshandelen. 3 Dit kan verklaard worden door de ontstaansgeschiedenis van de figuur van nadeelcompensatie. Het stelsel van nadeelcompensatie is in de bestuurspraktijk ontwikkeld, in den beginne nog bestuurscompensatie geheten. Het leerstuk van nadeelcompensatie heeft zich aldus ontwikkeld naast de al bestaande wettelijke regelingen. 4 Er werd dus duidelijk een onderscheid gemaakt tussen nadeelcompensatie en schadevergoedingen die berusten op specifieke bepalingen van een wet in formele zin (bijvoorbeeld artikel 49 WRO). In de jurisprudentie werd bepaald dat nadeelcompensatie en planschade twee verschillende regelingen waren met een eigen beoordelingskader. Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) van 17 augustus 2005, nrs /1 en /1. Dit verschil in beoordeling kwam onder meer tot uitdrukking in het feit dat de Afdeling in latere jurisprudentie omtrent artikel 49 WRO toepassing van het normaal maatschappelijk risico bij planschade niet accepteerde (zie onder meer ABRvS 19 april 2006, nr /1). De Afdeling zag voorts nog een onderscheid tussen nadeelcompensatie en planschade in de te hanteren vergelijkingsmaatstaf (zie ABRvS 9 april 2008, nr /1). Deze uitspraak kan weliswaar niet 1 R. Veenhof, Normaal maatschappelijk risico bij planschade: weerzien van een oude bekende? StAB , p Vgl. memorie van toelichting bij het wetsvoorstel nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten, Kamerstukken II 2010/11, , nr. 3, p B.P.M. van Ravels, Bestuursrechtelijke schadevergoeding (Deel IV Nadeelcompensatie), Euroforum 2006, p Van Wijk/Konijnenbelt & Van Male, Hoofdstukken van bestuursrecht (15de druk), Amsterdam: Reed Business 2011, p

9 8 Artikel als toonaangevend worden gezien, omdat hij veel ophef heeft veroorzaakt en kritisch is ontvangen. 5 De uitspraak van 9 april 2008 wordt echter aangehaald om te benadrukken dat de Afdeling aanleiding zag het onderscheid tussen nadeelcompensatie en planschade te handhaven. Het verschil tussen nadeelcompensatie en planschade wordt thans echter steeds kleiner. In dit verband kan verder nog worden gewezen op de Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten, 6 waarin een algemene regeling voor nadeelcompensatie wordt neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en waarmee wordt beoogd de bijzondere wettelijke bepalingen te laten vervallen Normaal maatschappelijk risico in de jurisprudentie Vooropgesteld dient te worden dat het normaal maatschappelijk risico een open norm is. Het is dan ook niet verwonderlijk dat in de jurisprudentie van onder meer de Hoge Raad 8 is opgemerkt dat de toepassing van het criterium van het normaal maatschappelijk risico in hoge mate bepaald wordt door de omstandigheden van het geval. De Hoge Raad stelt in dat kader dat bij de beoordeling van dit aspect onder meer van belang kunnen zijn: de aard van de overheidshandeling en het gewicht van het daarmee gediende belang; de voorzienbaarheid van de handeling en de gevolgen; en de aard en omvang van de toegebrachte schade. 9 Gegeven het feit dat het normaal maatschappelijk risico een open norm is, heeft de invulling van dit begrip aldus een casuïstisch karakter. Van geval tot geval zal bekeken moeten worden of een bepaalde ontwikkeling (en/of eventuele schade ten gevolge van deze ontwikkeling) al dan niet tot het normaal maatschappelijk risico behoort. Het recht ligt besloten in de feiten en omstandigheden van het geval ( ius in causa positum ). Dit zorgt ervoor dat jurisprudentie met betrekking tot het normaal maatschappelijk risico een fragmentarisch beeld oplevert. Er zijn echter wel enkele lijnen te ontdekken in de jurisprudentie. In de vorige aflevering van het tijdschrift is reeds ingegaan op de jurisprudentie over de toepassing van het criterium in planschadezaken. Op deze plaats wordt volstaan met een verwijzing naar hetgeen daarover in de vorige aflevering is geschreven. Hierna zal alleen worden ingegaan op de jurisprudentie over schadevergoeding op basis van andere wettelijke regelingen en schadevergoeding zonder wettelijke basis betreffende verkeersmaatregelen en infrastructurele werken. Voor wat betreft laatstgenoemde schadevergoeding zal tevens worden ingegaan op de procentuele methode Specifieke wettelijke regelingen De Afdeling heeft bij bepaalde specifieke wetgeving in enkele uitspraken invulling gegeven aan het normaal maatschappelijk risico. Zo behoort schade veroorzaakt door verzuring van het milieu als gevolg van het geheel van emissies van zwaveldioxide, stikstofoxide en ammoniak blijkens een Kroonberoep als behorend tot het normaal maatschappelijk risico ten laste van gelaedeerde te blijven. In deze casus werd door appellante een verzoek ingediend om vergoeding van schade op basis van artikel 64 (oud) Wet inzake de luchtverontreiniging. 10 De Afdeling heeft ook beslist dat schade als gevolg van de aanwezigheid van bomen in het algemeen tot het normaal maatschappelijk risico behoort. Slechts indien de geleden schade ten gevolge van de weigering van de kapvergunning het normaal maatschappelijk risico overstijgt, kan aanspraak bestaan op vergoeding op basis van artikel 17 Boswet. In dit concrete geval werd volgens de Afdeling het normaal maatschappelijk risico niet overschreden. Dit oordeel relateerde de Afdeling aan de omvang van de schade. 11 Schade ten 5 Zie bijvoorbeeld de annotatie van J.A.M.A. Sluysmans bij deze uitspraak, ABRvS 9 april 2008, TBR 2009,13. 6 Zie Kamerstukken II 2010/11, , nr. 6, p , waarin de wetgever de bepalingen van wetten in formele zin betitelt als nadeelcompensatieregelingen. 7 Kamerstukken II 2010/11, , nr. 6, p HR 17 september 2004, AB 2006, 41, m.nt. B.P.M. van Ravels; zie in gelijke zin voor planschade ABRvS 29 februari 2012, LJN BV7254 en ABRvS 5 september 2012, LJN BX6492. De vraag of schade als gevolg van een planologische ontwikkeling als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, van de Wro tot het normale maatschappelijke risico behoort, moet worden beantwoord met inachtneming van alle van belang zijnde omstandigheden van het geval. 9 Zie voor een concrete toepassing van de aard en omvang van het nadeel KB 13 september 1985, AB 1986, 478, m.nt. P.C.E. van Wijmen. 10 KB 19 maart 1987, AB 1987, 530, m.nt. B.J. van der Net. 11 Zie ABRvS 16 november 2005, AB 2006, 15 m.nt. A. van Hall.

10 Artikel 9 gevolge van peilaanpassingen die noodzakelijk zijn vanwege de daling van het maaiveld behoort volgens de Afdeling, onder verwijzing naar eerdere uitspraken, ook tot het normaal maatschappelijk risico. In deze casus had gelaedeerde zijn verzoek tot schadevergoeding gebaseerd op artikel 40 Wet op de waterhuishouding (WWH) Schadevergoeding zonder wettelijke basis: verkeersmaatregelen en infrastructurele werken In diverse uitspraken over verkeersmaatregelen en infrastructurele werken heeft de Afdeling zich uitgelaten over de wijze waarop aan dit begrip invulling moet worden gegeven. Het treffen van verkeersmaatregelen wordt als een normale maatschappelijke ontwikkeling beschouwd, waarmee een ieder geconfronteerd kan worden. De nadelige gevolgen van dergelijke besluiten behoren in beginsel voor rekening van de gelaedeerde(n) te blijven. Dit neemt echter niet weg dat er zich feiten en/of omstandigheden kunnen voordoen waardoor een individueel belang ten gevolge van een maatregel zodanig zwaar wordt getroffen dat uit de maatregel voortvloeiend nadeel niet ten laste van gelaedeerde(n) kan blijven. 12 Interessant is het om in dit verband te onderzoeken wanneer de rechter van mening is dat het normaal maatschappelijk risico wordt overschreden; in deze gevallen worden immers de contouren van deze open norm zichtbaar. Uit de uitspraken die tot op heden zijn verschenen kan het volgende worden opgemaakt. De Afdeling is van mening dat indien een tankstation volledig onbereikbaar wordt, dit niet tot het normaal maatschappelijk risico behoort, omdat zoiets zelden voorkomt. 13 Mijns inziens wordt dit oordeel van de Afdeling ook onderbouwd door het volgende. Het is immers een algemeen bekend feit dat de omzet van een benzineverkooppunt beïnvloed wordt door de bereikbaarheid van het bedrijf en het aantal gemotoriseerde passanten. 14 Gegeven de plaatsgebondenheid van een tankstation en de afhankelijkheid van gemotoriseerde passanten voor levensvatbaarheid van de onderneming ligt het niet voor de hand de onbereikbaarheid voor rekening van gelaedeerde te laten. Uit diverse uitspraken van de Afdeling valt voorts af te leiden dat duur, intensiteit en omvang van de hinder van dien aard kunnen zijn dat deze hinder het normaal maatschappelijk risico te boven gaat. Hierbij kan ook de situering een belangrijke rol spelen. 15 Een uitspraak van de Afdeling van 16 maart 2005 kan dienen als voorbeeld waarin de hinder het normaal maatschappelijk risico te boven gaat. De volgende omstandigheden werden van belang geacht. Er wordt achttien maanden gewerkt (dag en nacht), de bouwplaats is op slechts 56 meter van de woning, de aard van de hinder (trillingshinder, geluidsoverlast door boor- en heimachines en uitzichtschade) en het feit dat één en ander plaatsvindt in een voorheen rustige en landelijke omgeving De invulling van het normaal maatschappelijk risico aan de hand van de procentuele methode In de praktijk wordt vaak gebruikgemaakt van een drempel in de vorm van een percentage van de omzet dan wel korting op het schadebedrag of een combinatie van beide waarmee getracht wordt tot uitdrukking te brengen welk percentage van de schade als normaal maatschappelijk risico moet worden gezien. 12 Zie onder andere KB 26 oktober 1990, AB 1991, 437, m.nt. P.J. Stolk; KB 16 april 1991, AB 1992, 250, m.nt. P.C.E. van Wijmen; ABRvS 29 september 2004, AB 2005, 46, m.nt. K.J. de Graaf; ABRvS 14 juli 2004, AB 2005, 214, m.nt. C.M. Bitter; ABRvS 11 juni 2008, LJN BD3621; ABRvS 24 juni 2009, LJN BI9694; ABRvS 18 mei 2011, BR 2011, 118, m.nt. J.W. van Zundert; ABRvS 18 mei 2011, BR 2011, 117, m.nt. J.W. van Zundert; ABRvS 30 mei 2012, LJN BW6926; ABRvS 15 februari 2012, LJN BV Zie ABRvS 15 december 2005, AB 2005, 268, m.nt. N. Verheij. Verheij werpt vervolgens in zijn noot wel de vraag op hoe zelden iets moet voorkomen om buiten het normaal maatschappelijk risico te vallen. 14 Zie KB 16 april 1991, AB 1992, 250, m.nt. P.C.E. van Wijmen. 15 Zie voor een geval van omrijschade ABRvS 21 juni 2006, LJN AX9047. Zie voor een geval waarbij de situering van belang werd geacht KB 26 oktober 1990, AB 1991, 437, m.nt. P.J. Stolk (risico situering bedrijven nabij centrum). Vgl. ook de noot van Sluysmans & De Graaff bij ABRvS 16 november 2011, TBR 2012, 55. Volgens Sluysmans en De Graaff zijn bij het beoordelen van de vraag of overlast al dan niet onder het normaal maatschappelijk risico valt, de duur, de intensiteit en de omvang van de hinder van belang. 16 ABRvS 16 maart 2005, LJN AT0572.

11 10 Artikel Drempels en ondergrenzen Het beginpunt van bestendige jurisprudentie betreffende de toepassing van een drempel lijkt de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 9 juli 1999 te zijn. Op basis van een vaste gedragslijn van de gemeente Den Haag is de grens van het aanvaardbaar maatschappelijk risico bepaald op het nadeel dat wordt geleden als gevolg van een omzetdaling van 15% op jaarbasis, gerelateerd aan een aantal referentiejaren. Het gaat in casu dus om een drempel van 15%. De rechtbank achtte het in het algemeen niet onredelijk dat bij het beslissen op een verzoek om nadeelcompensatie door een bestuursorgaan een ondergrens wordt gehanteerd in de vorm van het maatschappelijk aanvaardbaar risico en dat die grens wordt bepaald aan de hand van de omzet. Van belang wordt geacht dat het gaat om een objectief criterium, waarbij de draagkracht van benadeelde geen rol speelt. Ten slotte wordt het door verweerder gehanteerde percentage van 15% door de rechtbank evenmin onredelijk geacht. 17 De Afdeling heeft in een uitspraak van 5 september 2001 deze gedragslijn van de gemeente Den Haag rechtens aanvaardbaar geacht. 18 De Afdeling spreekt in plaats van drempel ook wel eens van ondergrens. 19 Het is van belang om te benadrukken dat dit drempelpercentage wordt gerelateerd aan de omzet van de onderneming dan wel aan de waarde van de onroerende zaak. 20 Kortingen en kortingspercentages In de Paul Krugerbrug-uitspraak van 22 november 1983 lijkt door de Afdeling een kortingspercentage te worden gehanteerd van 20%. De Afdeling is van oordeel dat 80% van de totale kosten naar billijkheid aan appellanten behoort te worden vergoed. Dit kortingspercentage van 20% lijkt te zien op het normaal maatschappelijk risico. 21 Kortingspercentages worden dus, anders dan drempels, gerelateerd aan het schadebedrag. In een uitspraak van 15 mei 2002 heeft de Afdeling uitgesproken dat kortingspercentages op het schadebedrag tussen de 15% en 25% blijkens de jurisprudentie niet ongebruikelijk zijn. De beslissing op bezwaar vertoonde volgens de Afdeling een motiveringsgebrek, omdat niet voldoende gemotiveerd was waarom in dit geval een percentage van 25% was aangewezen. 22 Een ander voorbeeld waarin een korting van 20% onaanvaardbaar werd geacht betreft de uitspraak van de Afdeling van 8 september De Afdeling is van mening dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de korting vanwege het normaal maatschappelijk risico, gelet op de door appellanten gestelde feiten en omstandigheden, in dit geval toch is toegepast. Aan appellant was toegezegd dat hij in aanmerking kwam voor verplaatsing en dat hij in dat geval voor integrale schadevergoeding in aanmerking kwam; deze verplaatsing heeft echter nooit plaatsgevonden. Er zou voorts een viaduct worden aangelegd, waardoor de bereikbaarheid niet zou veranderen; deze voorziening is echter niet aangebracht. 23 In een uitspraak van 26 april 2006 heeft de Afdeling uitgesproken dat een korting van 40% wegens normaal ondernemersrisico niet onredelijk werd geacht. De Afdeling betrekt hierbij de aard van het besluit, en de periode waarbinnen gebruik is gemaakt van de vergunning en de duur van de werkzaamheden Rb. s-gravenhage 9 juli 1999, JB 1999, 234, m.nt. R.J.N.S. Zie ook Rb. s-gravenhage 30 augustus 2000, LJN AA ABRvS 5 september 2001, BR 2002, 173, m.nt. B.P.M. van Ravels. Naar deze uitspraak wordt verwezen in ABRvS 19 november 2003, LJN AN8347 en ABRvS 23 juli 2003, LJN AI Zie ABRvS 14 april 2004, LJN AO7483 (waarin een ondergrens van 15% aanvaardbaar wordt geacht). Naar deze uitspraak wordt verwezen in ABRvS 19 december 2007, TBR 2008, 76, m.nt. G.M. van den Broek, BR 2008, 43, m.nt. J.W. van Zundert. Zie voorts ABRvS 2 april 2008, LJN BC8472, waarin een ondergrens van het normaal maatschappelijk risico op 15% werd gesteld en dit voorts werd gerelateerd aan het bedrag van de gemiddelde transportkosten per jaar. De Afdeling is van mening dat op een dergelijke manier geen onredelijke invulling wordt gegeven aan het normaal ondernemersrisico. 20 Zie voor kritiek op de toepassing van een drempel van 15% E.H. Horlings, Een (on)billijke drempel bij het toekennen van nadeelcompensatie, O&A 2007, p ABRvS 22 november 1983, AB 1984, 154, m.nt. J.H.W. de Planque. 22 ABRvS 15 mei 2002, LJN AE ABRvS 8 september 2004, BR 2005, 38, m.nt. B.P.M. van Ravels. 24 ABRvS 26 april 2006, JB 2006, 171. Zie voor de (uitgebreide) motivering van de minister ter onderbouwing van het kortingspercentage van 40% r.o

12 Artikel 11 De Rechtbank Zutphen heeft in een uitspraak van 20 september 2007 een korting van 40% niet onredelijk geacht bij het treffen van verkeersmaatregelen. Het college van B&W heeft hieraan ten grondslag gelegd dat het bedrijf van eiseres is gelegen op een geografisch kwetsbare positie, aangezien het tankstation is gelegen tegen de bebouwde kom en aan een weg die dwars door het centrum leidt. 25 In een uitspraak van 11 juni 2008 heeft de Afdeling ook een korting van 40% in het specifieke geval niet onredelijk geacht. De Afdeling stelt voorop dat op grond van vaste jurisprudentie (ABRvS 14 juli 2004, nr /1) als uitgangspunt geldt dat het treffen van verkeersmaatregelen als een normale maatschappelijke ontwikkeling moet worden beschouwd, waarmee een ieder kan worden geconfronteerd en waarvan de nadelige gevolgen in beginsel voor rekening van de daardoor getroffenen mogen worden gelaten. Dat neemt niet weg dat zich feiten en omstandigheden kunnen voordoen, waardoor een individueel belang ten gevolge van een dergelijke maatregel zodanig zwaar wordt getroffen dat het uit die maatregel voortvloeiende nadeel redelijkerwijs niet ten laste van betrokkenen dient te blijven. De rechtbank heeft volgens de Afdeling bezien in dat licht op goede gronden geoordeeld dat het hanteren van een kortingspercentage van 40% van het totale schadebedrag wegens normaal maatschappelijk risico in dit geval niet onredelijk is. 26 In een uitspraak van 24 juni 2009 heeft de Afdeling een kortingspercentage van 20% van het totale schadebedrag als normaal ondernemersrisico bij het treffen van verkeersmaatregelen niet onredelijk geacht. De Afdeling onderbouwt dit met de omstandigheid dat een onderneming die is gevestigd in de historische binnenstad rekening moet houden met verkeersmaatregelen waardoor de bereikbaarheid van de onderneming en de parkeergelegenheid in de onmiddellijke nabijheid van de onderneming afneemt. 27 De Afdeling heeft op basis van dezelfde overweging ook een drempel van 15% aanvaardbaar geacht in ABRvS 18 mei In deze uitspraak voegde de Afdeling hier echter aan toe dat in uitzonderlijke gevallen kan worden afgezien van het hanteren die drempel als de toepassing daarvan tot een onredelijke of onbillijke situatie lijdt. In ABRvS 18 mei 2011 werd een korting van 15% aanvaardbaar geacht. 29 In ABRvS 31 oktober 2012 werd een aftrek van 25% wegens normaal maatschappelijk risico aanvaardbaar geacht. 30 Daaraan is ten grondslag gelegd dat een ondernemer in de binnenstad rekening moet houden met infrastructurele werken en verkeersmaatregelen die de bereikbaarheid van zijn winkel kunnen beperken. Van een normaal maatschappelijk risico inzake infrastructurele ontwikkelingen in een binnenstad is ook sprake indien geen zicht bestaat op de omvang en vorm waarin, de plaats waar en het moment waarop ontwikkelingen zich zullen concretiseren, en evenmin op de omvang van het nadeel dat daar mogelijkerwijs uit zal voortvloeien. 31 In een uitspraak van 28 januari 2009 heeft de Afdeling een korting van 20% op de vergoeding van de schade wegens normaal ondernemersrisico in verband met een visverbod redelijk geacht. De Afdeling betrekt bij de beoordeling de volgende omstandigheden: het is niet ongebruikelijk om kabels te leggen in de Westerschelde, voorts is in het Scheepvaartreglement Westerschelde opgenomen dat het binnen een afstand van 200 meter aan weerszijden van een kabel niet is toegestaan met enig tuig over de bodem te slepen. Op grond van het voorgaande moesten de vissers derhalve rekening houden met een visverbod ter plaatse Rb. Zutphen 20 september 2007, LJN BB ABRvS 11 juni 2008, LJN BD ABRvS 24 juni 2009, LJN BI ABRvS 18 mei 2011, BR 2011, 118, m.nt. J.W. van Zundert. 29 ABRvS 18 mei 2011, BR 2011, 117, m.nt. J.W. van Zundert. 30 ABRvS 31 oktober 2012, Gst. 2012, 112, m.nt. J.W. van Zundert. 31 Vgl. ABRvS 9 februari 2011, nr /1/H2 (de Afdeling achtte een korting van 25% aldus niet onredelijk). Zie in dezelfde zin ABRvS 6 februari 2013, LJN BZ ABRvS 28 januari 2009, nr /1, LJN BH1100.

13 12 Artikel In uitspraken van de Rechtbank Haarlem, is onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2011, LJN BQ4066, bepaald dat bewoners van huizen binnen de invloedssfeer van Schiphol rekening dienen te houden met een toename van de geluidsbelasting die samenhangt met de groei van de luchthaven, ook al bestaat geen zicht op de omvang van, vorm waarin, de plaats waar en het moment waarop deze ontwikkelingen zich zullen concretiseren en de omvang van het nadeel dat daar mogelijkerwijs uit zal voortvloeien. De rechtbank is van oordeel dat de Besliscommissie van het Schadeschap Schiphol onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling een korting van 50% op het schadebedrag wegens normaal maatschappelijk risico kon toepassen. 33 Een zeer belangrijke uitspraak inzake het hanteren van een drempel en de toepassing van het criterium normaal maatschappelijk risico is de uitspraak van 5 december 2012 (Wouwse Tol) van de Afdeling. 34 Vanwege het belang van deze uitspraak zullen enkele onderdelen worden geciteerd. Vooropgesteld wordt dat de vaststelling van de omvang van het normaal maatschappelijk risico of normaal ondernemersrisico in de eerste plaats aan het bestuursorgaan is. Deze komt daarbij beoordelingsvrijheid toe. Het bestuursorgaan zal zijn vaststelling naar behoren moeten onderbouwen. De bestuursrechter toetst de besluitvorming op rechtmatigheid en daarmee dus ook aan het égalitébeginsel. De Afdeling overweegt verder: In beginsel is het met het oog op uniformiteit en voorspelbaarheid van de eventuele vergoeding van schade aanvaardbaar dat het bestuursorgaan ten aanzien van het normaal maatschappelijk risico werkt met een vaste drempel of korting of met een vaste drempel in combinatie met een korting bovenop het schadebedrag. Dat komt de rechtszekerheid ten goede, nu de vraag of sprake is van onevenredigheid daarmee aanstonds eenvoudig kan worden beantwoord. Het is niet aan de bestuursrechter om in dit verband een percentage vast te stellen, maar om te toetsen op de wijze zoals hiervoor is overwogen. Het bestuursorgaan zal, als daartoe op grond van de daartoe op grond van de door de benadeelde verschafte gegevens aanleiding bestaat, moeten beoordelen of deze drempel of korting, dan wel drempel in combinatie met korting, ook onverkort toepassing kan vinden in de omstandigheden van het geval. Naarmate een bestuursorgaan een hoger percentage als normaal maatschappelijk ondernemersrisico als ondergrens hanteert dan wel op een tegemoetkoming in mindering brengt, geldt dat er zwaardere eisen aan de motivering worden gesteld (vgl. ABRvS 30 mei 2012, zaaknr /1/T1/A2). Na deze algemene overwegingen komt de Afdeling toe aan de beoordeling van de concrete casus. De Afdeling is van mening dat niet zonder meer, dat wil zeggen niet zonder nadere motivering, valt in te zien dat het hanteren van een vaste ondergrens (ook wel: drempel) van de omzet redelijk is in een geval zoals hier, waarin de weggebonden onderneming een horecabedrijf is. De Wouwse Tol heeft volgens de Afdeling met succes betoogd dat het hanteren van een ondergrens van 15% van de omzet op jaarbasis tot onvoldoende differentiatie tussen verschillende branches leidt en daarmee tot uiteenlopende gevolgen voor verschillende typen ondernemingen. Op dit punt zou volgens de Afdeling differentiatie op zijn plaats kunnen zijn, waarbij onder meer kostenstructuur en de verhouding tussen kosten en omzet aan de orde komt. Het is aan het bestuursorgaan om een gemotiveerd oordeel te geven over de vraag of differentiatie in een geval als dit gerechtvaardigd is en zo ja, wat deze differentiatie betekent voor de invulling van het normaal ondernemersrisico. Volgens de Afdeling is voorts van belang met welke frequentie onderhoud wordt gepleegd, zodat de ondernemer daarop kan anticiperen door bijvoorbeeld voorzieningen te treffen. Ten slotte hecht de Afdeling waarde aan de omstandigheid dat de Wouwse Tol gedurende een relatief lange periode volledig onbereikbaar is geweest. De Afdeling komt dan ook tot de conclusie dat de minister ten onrechte niet heeft toegelicht waarom in dit geval een ondergrens van 15% van de jaaromzet redelijk is. 33 Rb. Haarlem 29 juni 2012, LJN BX0781; Rb. Haarlem 29 juni 2012, LJN BX ABRvS 5 december 2012, nr /1.

14 Artikel Omstandigheden Het primaat bij het beoordelen van het normaal maatschappelijk risico ligt volgens de Afdeling bij het bestuursorgaan. Deze beoordelingsvrijheid van het bestuursorgaan doet er niet aan af dat het bestuursorgaan de keuze voor een bepaalde drempel of bepaald kortingspercentage wel naar behoren zal moeten motiveren. In de hiervoor aangehaalde uitspraken zijn diverse aspecten genoemd waar een bestuursorgaan bij de invulling van het begrip normaal maatschappelijk risico rekening mee dient te houden. Hieronder is een en ander nog eens kort samengevat. Bij het opsommen van de mogelijk relevante omstandigheden kan een onderscheid worden gemaakt tussen twee hoofdcategorieën gelaedeerden, namelijk burgers en ondernemers. Dit onderscheid borduurt voort op het onderscheid dat wordt gemaakt tussen normaal maatschappelijk risico en normaal ondernemersrisico. Dit onderscheid neemt overigens niet weg dat veel van de hieronder genoemde omstandigheden voor beide groepen gelaedeerden even relevant kunnen zijn. Daarnaast moet in het oog worden gehouden dat omstandigheden vaak niet los van elkaar kunnen worden gezien. Voor de overzichtelijkheid is allereerst een onderverdeling gemaakt in vier categorieën die voor zowel de burger als de ondernemer van belang zijn. De eerste categorie heeft betrekking op omstandigheden die met de locatie te maken hebben. Het gaat daarbij zowel om de locatie waar de gelaedeerde woont of is gevestigd als om de omgeving (en de locatie) waar de ontwikkeling plaatsvindt. Deze ontwikkeling kan betrekking hebben op de eigen gronden (directe schade) en/of op een ontwikkeling in de omgeving (indirecte schade). De invloed van de locatie op het al dan niet aanwezig zijn van normaal maatschappelijk risico wordt voorts bepaald door het feit dat de locatie van de particulier/onderneming en de locatie van de ontwikkeling onderdeel uitmaken van een groter gebied dat een bepaalde structuur, een bepaald type infrastructuur en een bepaalde dynamiek bezit. De combinatie van type gebied, de ligging ten opzichte van andere gebieden en een bepaald type infrastructuur bepaalt mede het antwoord op de vraag wat er in zo n gebied mogelijkerwijs kan plaats gaan vinden. Van belang is voorts de afstand van de woning/onderneming tot aan de gronden waar de ontwikkeling zal plaatsvinden. De tweede categorie omstandigheden ziet op de maatregel/ontwikkeling zelf. Zo is het relevant om vast te stellen of de maatregel/ontwikkeling ziet op al dan niet frequent voorkomend onderhoud en zo ja voor hoelang. Indien het geen onderhoud betreft, is er dan sprake van een groei van bepaalde bestaande activiteiten, of is er sprake is van een totaal nieuwe ontwikkeling? Verder is van belang in hoeverre de maatregel/ontwikkeling zich verhoudt tot het gevoerde beleid van een overheidsorgaan. Met andere woorden, is er sprake van ad-hocbeleid of een bestendig en consequent uitgevoerd beleid? De derde categorie betreft omstandigheden waaruit kan worden afgeleid in welke mate er een verandering ten opzichte van de voorafgaande situatie plaatsvindt qua bebouwing, gebruik (functie) en afstand. Hierbij dient derhalve ook gekeken te worden naar de bestaande gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden op de locatie en in de omgeving van de locatie. Voorts is relevant om na te gaan hoe lang de voorafgaande situatie ongewijzigd is gebleven dan wel wat de ouderdom van de planologische situatie voorafgaand aan de ontwikkeling is. De vierde categorie betreft de opgetreden hinder. Het gaat dan om het soort, de duur en de intensiteit van de hinder die door de wijzing wordt veroorzaakt. Hierbij is ook van belang of een bepaald type hinder in bepaalde gebieden vaker voorkomt of niet. De soort en de mate van hinder kunnen bovendien van grote invloed zijn op de waardedaling. In dat opzicht kunnen deze factoren een indicatie geven in hoeverre een bepaalde ontwikkeling voor de hand zou hebben gelegen. De vijfde categorie heeft betrekking op omstandigheden die alleen bij een ondernemer relevant kunnen zijn. Hierbij kan in eerst instantie gedacht worden aan de mate waarin de bedrijfsactiviteiten gebonden zijn aan een bepaalde, specifieke

15 14 Artikel locatie. Voorts is het type activiteit van belang. Te denken valt aan activiteiten die reeds zonder maatregel/ontwikkeling als kwetsbaar kunnen worden gekenmerkt. Daarnaast kan ook sprake zijn van ontwikkelingen in de wetgeving omtrent het product die kunnen duiden op een naderende belemmering. Ook de aard van de bedrijfsschade kan een indicator zijn. Ook kan de omvang van een bedrijf een rol spelen. Afhankelijk van de grootte van het bedrijf staan immers al dan niet meer mogelijkheden voor een bedrijf ter beschikking om te anticiperen, alternatieven te zoeken en ook de ontstane schade te dragen. Tot slot kan ook de kostenstructuur waar een bepaald type bedrijf mee te maken heeft een rol spelen bij de beoordeling van de vraag of sprake is van normaal maatschappelijk risico. Al met al een behoorlijke waslijst van zaken die van belang kunnen zijn bij de invulling van het begrip normaal maatschappelijk risico. Daar komt nog bij dat aan de omstandigheden die in een onderhavig geval aan de orde zijn ook nog een bepaald gewicht moet worden toegekend op basis waarvan een drempel en/of kortingspercentage kan worden vastgesteld. 5. Afsluiting Door de invoering van het criterium van normaal maatschappelijk risico in de Wro komt ook in planschadezaken de vraag aan de orde wat als normaal maatschappelijk risico moet worden gezien. Een analyse van de jurisprudentie in schadevergoedingszaken zonder wettelijke basis geeft handvatten voor de toepassing van dit criterium. Uit deze jurisprudentie blijkt ook dat veelvuldig gebruik wordt gemaakt van de procentuele methode om de invulling van het criterium vorm te geven. Het werken met percentages heeft als nadeel dat het in bepaalde gevallen onredelijk kan uitpakken en dat geen recht wordt gedaan aan de specifieke omstandigheden van het geval. In de uitspraak Wouwse Tol lijkt de Afdeling meer ruimte te laten om recht te doen aan het specifieke geval en lijkt zij ook een uitgebreidere motiveringsplicht van bestuursorganen te verlangen. Voor een bestuursorgaan komt het er dan op aan dat zij zich voldoende op de hoogte stelt van alle omstandigheden die in het concrete geval relevant kunnen zijn. 35 Ruud Veenhof Gijsbert Keus 35 R. Veenhof (stagiair) en G.A. Keus zijn werkzaam bij de StAB. Dit artikel is geschreven op persoonlijke titel.

16 Milieu/natuur/water Rb. Roermond 21 december 2012, nr. AWB 11/1809 (Beesel) (LJN: BY8085) Casus Afwijzing verzoek van eisers om handhavend op te treden tegen een horeca-inrichting wegens overtreding van de geluidsvoorschriften van het Activiteitenbesluit. Na vernietiging van dit besluit door ABRvS heeft verweerder bij een nieuw besluit het bezwaar van eisers alsnog gegrond verklaard en de exploitant van de horeca-inrichting mededeling gedaan van het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom. Eisers menen dat het besluit neerkomt op het (opnieuw) geven van een waarschuwing. Tevens verzoeken eisers de rechtbank om hen een schadevergoeding toe te kennen. van de procedure wordt hem dezelfde schadevergoeding toegekend. artikel 6 EVRM artikel 7:11 Awb artikel 8:72 Awb artikel 8:73 Awb Procesverloop Bij besluit van [datum 1] (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers van 25 maart 2009 tot handhavend optreden met betrekking tot de horecainrichting van derde-partij, café [naam] te Reuver, afgewezen. Bij uitspraak van 5 oktober 2011 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) het tegen dat besluit ingestelde beroep (wederom) gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van die uitspraak. Rechtsvragen Heeft verweerder een correcte uitvoering gegeven aan de uitspraak van ABRvS? Komt eisers een schadevergoeding toe? Uitspraak Door het uitvoeren van de last onder dwangsom te laten afhangen van het (opnieuw) constateren van een overtreding heeft verweerder geen correcte uitvoering gegeven aan de uitspraak van ABRvS en niet gehandeld conform zijn eigen handhavingsbeleid. Het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom komt in wezen neer op het geven van een (nieuwe) waarschuwing. Het besluit dient te worden vernietigd. Gelet op de constante resultaten van de gedurende een periode van enkele jaren herhaalde geluidcontrolemetingen is het aannemelijk dat de geluidnormen niet meer worden overtreden, zodat thans geen basis meer aanwezig is voor het nemen van een handhavingsbesluit. Daarom kunnen de rechtsgevolgen van het besluit in stand blijven. Aan eisers wordt een schadevergoeding toegekend vanwege het overschrijden van de redelijke procestermijn als bedoeld in artikel 6 EVRM. Nu is gebleken dat de exploitant van de horeca-inrichting dezelfde spanning en frustratie heeft ondergaan door de duur Bij besluit van [datum 2] (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten om het bezwaar van eisers alsnog gegrond te verklaren en het primaire besluit te herroepen. Tevens is daarbij mededeling gedaan van het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom aan derdepartij. ( ) Relevante overwegingen 1. Bij brief van 25 maart 2009 hebben eisers zich (wederom) tot verweerder gewend met het verzoek om met bestuursdwang op te treden tegen de door hen ervaren geluidsoverlast en geconstateerde overtredingen van geluidsvoorschriften door de horeca inrichting van derde-partij, die aanpandig aan hun woning is gelegen. Bij besluit van [datum 1] (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eisers tot handhavend optreden afgewezen. Bij besluit van 2 oktober 2009 heeft verweerder het bezwaar van eisers ongegrond verklaard. Bij uitspraak van de Afdeling is het beroep tegen dat besluit gegrond verklaard en is dat besluit vernietigd. Bij besluit van 20 september 2010 heeft verweerder het bezwaar van eisers opnieuw ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 5 oktober 2011 (LJN: BT6683) heeft de Afdeling het tegen dat besluit ingestelde beroep wederom gegrond verklaard,

17 16 Milieu/natuur/water dat besluit vernietigd en verweerder opgedragen opnieuw op het bezwaar te beslissen met inachtneming van die uitspraak. De Afdeling heeft daartoe overwogen dat in de nacht van 1 op 2 augustus 2008 de voor de inrichting geldende geluidgrenswaarden zijn overschreden door zowel het gebruik van de rolhanddoekautomaat op het toilet als het stemgeluid van personen op het verwarmd terras en dat in de nacht van 16 op 17 januari 2009 de voor de inrichting geldende geluidgrenswaarde voor de nachtperiode is overschreden door stemgeluid. De Afdeling heeft daaruit de conclusie getrokken dat derde partij heeft gehandeld in strijd met artikel 2.17 van het Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer (Barim), zodat verweerder bevoegd was handhavend op te treden. 2. Omtrent het door verweerder aan het besluit van [datum 1] ten grondslag liggende sanctiebeleid heeft de Afdeling in haar uitspraak het volgende overwogen. 3. De Afdeling heeft voorts in haar uitspraak van 5 oktober 2011 ten aanzien van de overtreding in de nacht van 1 op 2 augustus 2008 overwogen dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er bijzondere omstandigheden waren, die meebrachten dat van handhavend optreden in deze concrete situatie behoorde te worden afgezien. Wat betreft de in de nacht van 16 op 17 januari 2009 gepleegde overtreding heeft verweerder volgens de Afdeling niet deugdelijk gemotiveerd dat hij heeft volstaan met het geven van een waarschuwing. De Afdeling was namelijk van oordeel dat die overtreding de tweede overtreding is van hetzelfde wettelijk voorschrift binnen één jaar na de overtreding in de nacht van 1 op 2 augustus 2008, zodat verweerder op grond van het Handhavingsbeleid 2009 onmiddellijk tot de tweede stap van dat beleid had dienen over te gaan, te weten het kenbaar maken van het voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom. Ingevolge dit beleid hanteert het college bij een overtreding van artikel 2.17 van het Barim, zoals in deze procedure aan de orde, de sanctiestrategie Handelwijze overige overtredingen, die bestaat uit twee stappen. De eerste stap van de sanctiestrategie, voor zover hier van belang, houdt in dat, nadat een overtreding is vastgesteld, de drijver van de inrichting een brief ontvangt waarin wordt medegedeeld dat hij is gehouden tot het nemen van zodanige maatregelen dat de overtreding niet meer zal plaatsvinden. Indien de drijver van de inrichting een concrete maatregel dient te treffen ten behoeve van de beëindiging van de overtreding, wordt hieraan een termijn gekoppeld. In de overige gevallen wordt een dergelijke termijn niet opgenomen. Tegelijkertijd wordt de drijver van de inrichting in de brief gewaarschuwd voor de tweede stap van de sanctiestrategie. Indien bij hercontrole blijkt dat de overtreding voortduurt, wordt ingevolge de tweede stap van de sanctiestrategie aan de drijver van de inrichting een voornemen tot het nemen van een bestuursrechtelijke maatregel kenbaar gemaakt. Indien binnen één jaar hetzelfde wettelijk voorschrift wordt overtreden, wordt niettemin onmiddellijk overgegaan tot de tweede stap, ongeacht of de eerste stap is gezet. Indien bij de hercontrole wordt vastgesteld dat zich geen overtreding meer voordoet, wordt het handhavingstraject beëindigd. De Afdeling acht dit beleid redelijk, zodat het college zich er in beginsel aan dient te houden. 4. Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2011 heeft verweerder, zonder partijen opnieuw te horen, op [datum 2] een nieuw besluit op bezwaar genomen. Daarbij is overwogen dat uit de uitspraak van Afdeling volgt dat verweerder naar aanleiding van de overschrijding in de nacht van 16 op 17 januari 2009 een voornemen tot het opleggen van een last onder bestuursdwang of dwangsom had moeten kenbaar maken aan derde-partij. Daarom is het bezwaar van eisers gegrond verklaard en is het primaire besluit herroepen. Onder verwijzing naar de tweede stap van de sanctiestrategie van het handhavingsbeleid heeft verweerder tevens beslist het voornemen kenbaar te maken om een last onder dwangsom of bestuursdwang op te leggen. Verweerder heeft daartoe overwogen dat bij brief van 31 maart 2009 uitvoering is gegeven aan de eerste stap van de sanctiestrategie van het Handhavingsbeleid 2009 en dat daarna een vijftal onaangekondigde hercontroles is verricht, laatstelijk op 28 november Volgens verweerder zijn bij geen van die inpandige controles overschrijdingen van de geluidsnormen geconstateerd en zijn tussen de uitspraak van de Afdeling en het bestreden besluit, op 14 en 21 oktober 2011, opnieuw twee controles gehouden, waarbij noch wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau noch wat betreft het piekniveau overtredingen van artikel 2.17 van het Barim zijn geconstateerd. Bij die controles is in de woning van eisers geen muziekgeluid waargenomen, maar is wel geconstateerd dat in de woonkamer en in de slaapkamer continu zwak

18 Milieu/natuur/water 17 stemgeluid en ook geluiden als van het schuiven van stoelen hoorbaar zijn. Verweerder heeft daarin geen bijzondere omstandigheid gezien om van handhavend optreden af te zien, maar wel reden gezien om te volstaan met het kenbaar maken van het voornemen om een last onder te dwangsom op te leggen. 5. In een brief van eveneens [datum 2] is het in het bestreden besluit op bezwaar aangekondigde voornemen aldus aan derde-partij overgebracht: Indien u binnen een periode van twaalf weken na datum van verzending van dit voornemen artikel 2.17 van het Barim nogmaals overtreedt, zal de last onder dwangsom behelzen dat u een begunstigingstermijn krijgt om zodanige maatregelen te nemen dat de overtreding niet meer zal plaatsvinden ( ). Na het bestreden besluit zijn op 10 december 2011, 19 januari 2012 en 4 februari 2012 in opdracht van verweerder opnieuw inpandige controlemetingen verricht waarbij wederom geen overschrijdingen van de geluidsnormen zijn geconstateerd. Naar aanleiding daarvan is bij brief van 14 maart 2012 aan derde-partij meegedeeld dat het handhavingstraject wordt beëindigd omdat uit de controlemetingen die vanaf 14 oktober 2011 zijn verricht geen overtredingen zijn gebleken. Ter zitting van de rechtbank heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat hij de brief van 14 maart 2012 bij nader inzien beschouwt als aanvulling op het bestreden besluit, in die zin dat daarin wederom het verzoek van eisers om handhaving van 25 maart 2009 is afgewezen. 6. Alvorens aan beoordeling van de beroepsgronden van eisers te kunnen toekomen, dient de rechtbank allereerst in te gaan op het door verweerder opgeworpen verweer dat het beroep van eisers bij gebreke van procesbelang niet-ontvankelijk zou zijn omdat hun bezwaar bij het bestreden besluit gegrond is verklaard en voorts omdat eerst nadat het op het kenbaar gemaakte voornemen een besluit zal zijn genomen over handhaving beroep mogelijk zou zijn. De rechtbank verwerpt dat verweer. In de eerste plaats betekent het feit dat het bezwaar gegrond is verklaard en het bestreden besluit is herroepen dat er wel degelijk sprake is van een voor beroep vatbaar besluit. Dat het besluit op bezwaar niet compleet is, maakt dat niet anders. In de tweede plaats maakt het feit dat eisers in het bestreden besluit niet hebben gekregen wat zij met hun bezwaar wilden bereiken en met hun beroep nastreven, namelijk het handhavend optreden tegen overtreding van geluidsvoorschriften, dat eisers wel degelijk een procesbelang hebben. 7. Eisers hebben in beroep in allereerst de wijze van besluitvorming van verweerder na de uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2011 gelaakt. De rechtbank volgt eisers daarin. De rechtbank is in de eerste plaats van oordeel dat verweerder in strijd met artikel 7:11 van de Awb een onvolledig besluit op bezwaar heeft genomen. Uit bestendige rechtspraak van de Afdeling (bijvoorbeeld de uitspraak van 25 mei 2011, LJN: BQ5943) blijkt dat in geval na bezwaar tegen een weigering om te handhaven wordt geconcludeerd dat ten onrechte geen handhavingsbesluit is genomen, het herroepen van de weigering en de enkele aankondiging van een handhavingstraject in strijd is met artikel 7:11 van de Awb. De rechtbank kan de brief van verweerder van 14 maart 2012 aan derdepartij niet aanmerken als een completerend onderdeel van het besluit op bezwaar, reeds omdat deze brief niet aan eisers, zijnde degenen die bezwaar hebben gemaakt, gezonden is. Als die brief wel als onderdeel van het bestreden besluit zou kunnen worden aangemerkt, dan kan dat besluit ook om andere reden in rechte geen stand houden. De door de Afdeling aan verweerder gegeven opdracht komt er namelijk op neer dat verweerder alsnog uitvoering dient te geven aan stap 2 van de sanctiestrategie van het Handhavingsbeleid 2009, te beginnen met het kenbaar maken van een voornemen aan derde-partij. De sanctiestrategie zegt daarover dat de overtreder daartegen zijn zienswijze kan indienen en dat het college vervolgens een besluit neemt over het daadwerkelijk toepassen en uitvoeren van de voorgenomen maatregel. Deze in het Handhavingsbeleid 2009 voorgeschreven werkwijze betekent, overigens geheel conform de algemeen gebruikelijke bestuurlijke handhavingspraktijk, dat het al dan niet uitvoering geven aan het voornemen niet afhankelijk is van het opnieuw constateren van een overtreding. Het door verweerder aan derde-partij kenbaar gemaakte voornemen laat het opleggen van een last onder dwangsom en het stellen van een begunstigingstermijn juist wel van zodanige constatering afhangen. Aldus komt het voornemen, zoals eisers met juistheid hebben aangevoerd, in wezen neer op het geven van een (nieuwe) waarschuwing. Hetgeen verweerder in het verweerschrift hierover te berde heeft gebracht, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De door de gemachtigde van verweerder genoemde jurisprudentie betreft het voornemen om op te treden tegen duurovertredingen en is niet relevant voor

19 18 Milieu/natuur/water het voorliggende geval. De beroepsgrond van eisers slaagt derhalve. 8. Eisers hebben ook betoogd dat verweerders besluitvorming onrechtmatig is vanwege vooringenomenheid. De rechtbank volgt eisers daar niet in, reeds omdat hetgeen daartoe is aangevoerd onvoldoende objectieve gegevens bevat op om tot schending van artikel 2:4, eerste lid, van de Awb te concluderen. 9. Eisers hebben nog betoogd dat het handhavingstraject niet had mogen zijn gericht op een last onder dwangsom, maar gericht had moeten zijn op bestuursdwang. Dat betoogt slaagt niet. Verweerder heeft in beginsel de vrijheid een keus tussen beide vormen van herstelsancties te maken. Niet kan worden geoordeeld dat op voorhand duidelijk is dat een last onder dwangsom geen effectief middel zou zijn of dat er overigens omstandigheden zijn die deze keuze ongeoorloofd maken. 10. Eisers hebben kritiek naar voren gebracht op de bij controlemetingen toegepaste meetmethodiek, met name het feit dat gemeten is met gesloten binnendeuren. Zij verwijzen in dat verband naar de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai, die aangeeft dat met gesloten buitendeuren moet worden gemeten. Eisers leiden daaruit af dat binnendeuren open moeten zijn. Nu de Handleiding niets zegt over het al dan niet gesloten zijn van binnendeuren, is er geen grond om te concluderen dat om die reden geen juiste metingen zijn verricht. Ook uit hetgeen eisers verder aanvoeren over de wijze van meten kan die conclusie niet worden getrokken. 11. In de aanvullende gronden van het beroep hebben eisers voorts aangevoerd dat van adequate controle, met name op overlast door harde muziek, geen sprake is, nu de zogeheten consignatiedienst die verweerder ter beschikking heeft voor controles naar aanleiding van klachtenmeldingen een aanrijdtijd van 1 tot 1,5 uur heeft. Zij stellen dat die dienst bovendien opdracht heeft sinds begin 2010 om niet op hun klachten te reageren, zodat deze mogelijkheid om mogelijke overtreding van geluidsvoorschriften te melden hen niet meer ter beschikking staat. Onder verwijzing voorts naar de ervaringen met overlast die zij in een uitvoerige brief aan verweerder van 5 mei 2012 hebben opgesomd, betogen eisers dat verweerder zich niet op het standpunt mag stellen dat er sinds januari 2009 van nieuwe overtredingen geen sprake is geweest. De rechtbank kan eisers daarin niet volgen. Na een vijftal controles in 2009 hebben sinds 14 oktober 2011 opnieuw verschillende inpandige controlemetingen plaatsgevonden op tijdstippen waarvan verweerder heeft verklaard dat die niet tevoren aan derde-partij bekend zijn gemaakt en onder omstandigheden waarvan niet gesteld of gebleken is dat die niet representatief voor de bedrijfsvoering van derde-partij zijn. Daargelaten wat er is van verweerders standpunt dat aan incidentele klachtmeldingen van eisers geen gevolg wordt gegeven, moet worden vastgesteld dat, ook als dat wel zou worden gedaan, het onvermijdelijk is dat er enige tijd verstrijkt tussen die melding en een daarop volgende controlemeting zodat nooit met volledige zekerheid is vast te stellen of zich een incidentele overschrijding van het maximale piekniveau heeft voorgedaan. Dat betekent echter niet dat verweerder aan de metingen die wél zijn gehouden niet de conclusie heeft mogen verbinden dat na januari 2009 van overtredingen geen sprake meer is geweest. Het betoog van eisers slaagt niet. 12. Eisers beroepen zich verder ook op gegevens van de Wereldgezondheidsorganisatie waaruit zij afleiden dat bij de gemeten geluidswaarden sprake is van slaapverstoring en gezondheidsrisico s. In verband daarmee betogen eisers dat, zelfs als de geluidsvoorschriften van het Barim daardoor niet overtreden worden, daardoor niettemin de zorgplicht van artikel 1.1a van de Wet milieubeheer (Wm) en artikel 2.1 van het Barim wordt geschonden. De rechtbank overweegt daarover dat de zorgplicht van artikel 1.1.a Wm een vangnetbepaling is die ertoe dient dat ook kan worden opgetreden tegen milieuhinder als daar geen specifiek op toegesneden wettelijke bepaling voor is. In de uitspraak van 10 augustus 2011(LJN: BR463) heeft de Afdeling voorts geoordeeld -kort samengevat- dat handhaving van de zorgplicht op grond van het Barim alleen aan de orde is, indien en voor zover de bepalingen daarvan, zoals artikel 2.17 en volgende, niet-uitputtend zijn. Naar het oordeel van de rechtbank hebben genoemde bepalingen van het Barim een uitputtend karakter en kan reeds daarom niet met vrucht een beroep worden gedaan op de zorgplicht van art 1.1a van de Wm en artikel 1.1a van het Barim. De rechtbank merkt nog op dat de geluidsvoorschriften van het Barim voor aanpandige woningen er niet toe strekken dat in die woningen in het geheel geen geluid vanuit de desbetreffende inrichting waarneembaar is. Het betoog van eisers faalt derhalve.

20 Milieu/natuur/water Uit het voorgaande volgt dat alleen de in overweging 7 beoordeelde beroepsgrond doelt treft, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank dient daarom de vraag te beantwoorden op welke wijze daaraan vanuit het oogpunt van finale geschillenbeslechting een vervolg moet worden gegeven. Daarbij moet in de eerste plaats worden bezien of finale afdoening kan worden bereikt door de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten (artikel 8:72, derde lid, van de Awb) dan wel zelf in de zaak te voorzien (artikel 8:72, vierde lid, onder c, van de Awb). Die beoordeling vindt plaats aan de hand van de feiten en omstandigheden zoals die zich thans voordoen. In dat verband moet worden vastgesteld dat de overtredingen die aanleiding zouden kunnen geven tot een handhavingsbesluit hebben plaatsgevonden in augustus 2008 en januari Deze overtredingen betroffen enkel een beperkte overschrijding van de grenswaarden voor piekniveaus in de nachtperiode. In de daarop volgende periode van bijna vier jaar zijn bij een tiental, naar het uit onder 11 overwogene volgt, deugdelijk te achten, inpandige controlemetingen geen nieuwe overtredingen van artikel 2.17 van het Barim geconstateerd. Ook bij drie na het bestreden besluit, in december 2011, januari 2012 en februari 2012, verrichte metingen is niet van overtredingen gebleken. Gelet op de constante resultaten van de gedurende een periode van enkele jaren herhaalde controlemetingen acht de rechtbank thans geen basis meer aanwezig voor het nemen van een handhavingsbesluit. Uit het eerder overwogene volgt voorts dat verweerder op basis van de uitspraak van de Afdeling van 5 oktober 2011 zonder nader onderzoek, zij het met inachtneming van eventuele zienswijzen van derde-partij, tot het opleggen van een last onder dwangsom had kunnen overgaan. Daarmee is evenwel niet gezegd dat eisers worden benadeeld als desondanks van het opleggen van een last onder dwangsom wordt afgezien. Immers derdepartij had dan op grond van artikel 5:34 van de Awb na een jaar met succes om opheffing daarvan kunnen vragen als in die periode geen dwangsommen zouden zijn verbeurd, hetgeen hier kennelijk het geval is. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het aangewezen zelf in de zaak te voorzien door thans het bezwaar van eisers tegen het besluit van [datum 1] ongegrond te verklaren, hetgeen tevens betekent dat de afwijzing van het verzoek om handhaving van eisers van 25 maart 2009 herleeft. Deze wijze van afdoen van het bezwaar ligt in de lijn van de brief van 14 maart 2012 waarin verweerder heeft meegedeeld dat het handhavingstraject wordt beëindigd. 14. Eisers hebben de rechtbank verzocht om verweerder te veroordelen in de door hen als gevolg van de onrechtmatige besluitvorming van verweerder geleden schade wegens ondervinden van overlast en derving van woongenot. Gelet op artikel 8:73, eerste lid, van de Awb is de rechtbank daartoe bevoegd. Reeds omdat eisers geen begin van onderbouwing hebben gegeven van op geld waardeerbare schade als gevolg van de in 2008 en 2009 geconstateerde overtredingen van geluidsvoorschriften, zal de rechtbank in zoverre van die bevoegdheid geen gebruik maken 15. De rechtbank begrijpt evenwel dat het verzoek om schadevergoeding van eisers mede betrekking heeft op de tijdsduur van de totale procedure in bezwaar en beroep als gevolg van de onrechtmatige besluitvorming van verweerder. Aldus moeten zij geacht worden een beroep te hebben gedaan op schending van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: het EVRM). De rechtbank overweegt dienaangaande dat ingevolge artikel 6, eerste lid, van het EVRM eenieder bij het vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen recht heeft op behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij wet is ingesteld. Gelet op de jurisprudentie van de Afdeling ter zake (bijvoorbeeld de uitspraak van 7 april 2010, LJN: BM0231) is voor zaken zoals de onderhavige, in beginsel een totale lengte van de procedure van ten hoogste drie jaar redelijk, waarbij de behandeling van het bezwaar ten hoogste één jaar mag duren en de behandeling van het beroep ten hoogste twee jaar. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarvan in dit geval af te wijken en wijst er nog op dat tot de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in het onderhavige geval beroep in een instantie bij de Afdeling openstond. Sinds verweerder het bezwaarschrift van eisers van 5 juni 2009 heeft ontvangen, zijn ten tijde van deze uitspraak van de rechtbank ruim drieënhalf jaar verstreken. In de situatie waarin een vernietiging van een besluit op bezwaar leidt tot een hernieuwde behandeling van het bezwaar en hernieuwde behandeling door de bevoegde rechter, dient het tijdsverloop in beginsel volledig aan het bestuursorgaan te worden toegerekend. Van een te lange behandelingsduur in de inmiddels uit drie behandelingen bestaande rechterlijke fase is geen sprake geweest. Uit het vorenstaande volgt dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden met

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065 LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065 Print uitspraak Datum uitspraak: 22-10-2010 Datum publicatie: 29-10-2010 Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Voorlopige

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205 ECLI:NL:RBOBR:2017:3205 Instantie Datum uitspraak 12-06-2017 Datum publicatie 21-06-2017 Zaaknummer 17_175 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Oost-Brabant Omgevingsrecht Eerste

Nadere informatie

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151 Permanente link: http://deeplink.rechtspraa Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-12-2010 Datum publicatie 29-12-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345 ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345 Instantie Datum uitspraak 16-04-2004 Datum publicatie 26-04-2004 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank 's-hertogenbosch Awb 03 / 930 GEMWT

Nadere informatie

2. Beoordeling. 2.4 Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo)

2. Beoordeling. 2.4 Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) LJN: BP4832,Voorzieningenrechter Rechtbank Breda, 11/816 Print uitspraak Datum uitspraak: 16-02-2011 Datum publicatie: 16-02-2011 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Voorlopige voorziening

Nadere informatie

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207 LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207 Datum uitspraak: 16-02-2011 Datum publicatie: 25-02-2011 Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Voorlopige voorziening+bodemzaak

Nadere informatie

PLANSCHADE SPECIALS, AFLEVERING 4: NORMAAL MAATSCHAPPELIJK RISICO

PLANSCHADE SPECIALS, AFLEVERING 4: NORMAAL MAATSCHAPPELIJK RISICO PLANSCHADE SPECIALS, AFLEVERING 4: NORMAAL MAATSCHAPPELIJK RISICO In deze aflevering van de Nieuwsbrief de vierde episode van de serie planschadespecials. Als vaste planschadecommissie voor een groot aantal

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621

ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 ECLI:NL:RVS:2012:BX4621 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-08-2012 Datum publicatie 15-08-2012 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201205237/1/A4 en 201205237/2/A4

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2017:2366

ECLI:NL:RBAMS:2017:2366 ECLI:NL:RBAMS:2017:2366 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 01-02-2017 Datum publicatie 12-04-2017 Zaaknummer AMS 16/4084 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen ECLI:NL:RVS:2013:375 Instantie Raad van State Datum uitspraak 17-07-2013 Datum publicatie 17-07-2013 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201209590/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht. 2 september :00 uur - 17:00 uur Online

Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht. 2 september :00 uur - 17:00 uur Online Actualiteiten rechtspraak bestuursprocesrecht 2 september 2015 16:00 uur - 17:00 uur Online Wat gaan we doen: rechtspraak over.. 1. De 3 B s (bestuursorgaan-, belanghebbende- en besluitbegrip) 2. Schadevergoeding

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBGEL:2015:7684, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2017:313 Instantie Raad van State Datum uitspraak 08-02-2017 Datum publicatie 08-02-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600609/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Inhoud. Te behandelen onderwerpen: 1. Onlosmakelijke samenhang

Inhoud. Te behandelen onderwerpen: 1. Onlosmakelijke samenhang Inhoud Te behandelen onderwerpen: 1. Onlosmakelijke samenhang 2. Grondslag aanvraag omgevingsvergunning voor artikel 2.1 lid 1 onder e- activiteiten (milieu) 3. OBM en milieuneutrale verandering 4. Overig

Nadere informatie

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is Essentie uitspraak: Het bestemmingsplan maakt uitbreiding van een tankstation niet mogelijk. De milieuvergunning mag, vanwege het ruimtelijke feit, worden geweigerd. De gemeente is niet verplicht om het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580 Instantie Datum uitspraak 05-09-2006 Datum publicatie 06-10-2006 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 05/37675 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1997

ECLI:NL:RVS:2017:1997 ECLI:NL:RVS:2017:1997 Instantie Raad van State Datum uitspraak 26-07-2017 Datum publicatie 26-07-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604542/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Rb. Noord-Holland, , HAA 13/1804, ECLI:NL:RBNHO:2013:12968, BR Mr. J.M. Janse van Mantgem. Tijdelijke omgevingsvergunning

Rb. Noord-Holland, , HAA 13/1804, ECLI:NL:RBNHO:2013:12968, BR Mr. J.M. Janse van Mantgem. Tijdelijke omgevingsvergunning Rb. Noord-Holland, 31-12-2013, HAA 13/1804, ECLI:NL:RBNHO:2013:12968, BR Mr. J.M. Janse van Mantgem Tijdelijke omgevingsvergunning Tijdelijke omgevingsvergunning Omgevingsvergunning met instandhoudingstermijn

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099

ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 ECLI:NL:RBSHE:2011:BQ2099 Instantie Datum uitspraak 19-04-2011 Datum publicatie 21-04-2011 Rechtbank 's-hertogenbosch Zaaknummer AWB 10-1012 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840 ECLI:NL:RBNHO:2014:3840 Instantie Datum uitspraak 28-04-2014 Datum publicatie 13-05-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Holland AWB-14_1317 bz Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957

ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 ECLI:NL:RVS:2007:BB9957 Instantie Raad van State Datum uitspraak 12-12-2007 Datum publicatie 12-12-2007 Zaaknummer 200700759/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/73976

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=br1...

http://zoeken.rechtspraak.nl/resultpage.aspx?snelzoeken=true&searchtype=ljn&ljn=br1... pagina 1 van 5 LJN: BR1463, Raad van State, 201011448/1/H1 Datum 13-07-2011 uitspraak: Datum 13-07-2011 publicatie: Rechtsgebied: Bouwen Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Bij besluit van

Nadere informatie

JOM 2017/310 AR 2017/1305 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7543

JOM 2017/310 AR 2017/1305 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7543 ECLI:NL:RVS:2017:695 Instantie Raad van State Datum uitspraak 15-03-2017 Datum publicatie 15-03-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201602860/1/A1 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012

LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1. Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: 05-09-2012 LJN: BX6509, Raad van State, 201201225/1/A1 Datum uitspraak: 05-09-2012 Datum publicatie: Rechtsgebied: 05-09-2012 Bestuursrecht overig Soort procedure: Hoger beroep Inhoudsindicatie: Afwijzing handhavingsverzoek

Nadere informatie

LJN: BV6353,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 12/285 en 12/502

LJN: BV6353,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 12/285 en 12/502 LJN: BV6353,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 12/285 en 12/502 Datum uitspraak: 21-02-2012 Datum publicatie: 21-02-2012 Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Voorlopige

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273 Instantie Raad van State Datum uitspraak 13-02-2013 Datum publicatie 18-02-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206332/1/R3 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

de Rechtspraak Rechtbank Noord-Holland het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland Postbus 1000 1140 BA Monnickendam

de Rechtspraak Rechtbank Noord-Holland het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland Postbus 1000 1140 BA Monnickendam Gemeente Watertand 2 4 APR 2015 INGEKOMEN de Rechtspraak Rechtbank Noord-Holland Gemeente Waterland APR' ZO ( (4ESCAND datum onderdeel contactpersoon doorkiesnummer ons kenmerk uw kenmerk bijlage(n) faxnummer

Nadere informatie

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246 ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246 Instantie Rechtbank Breda Datum uitspraak 25-02-2011 Datum publicatie 18-03-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 10 / 938 Wmo Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst te Twello, verweerder.

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorst te Twello, verweerder. Uitspraak RECHTBANK GELDERLAND Zittingsplaats Arnhem Bestuursrecht zaaknummer: AWB 14/6677 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 9 MAART 2015 in de zaak tussen i enge, eiser (geina"ái.eme: mr.r mg",

Nadere informatie

14-09. ABRvS 24 december 2013, nr. 201304161/1/A4 (Nijmegen) (ECLI:NL:RVS:2013:2610) Milieu/natuur/water

14-09. ABRvS 24 december 2013, nr. 201304161/1/A4 (Nijmegen) (ECLI:NL:RVS:2013:2610) Milieu/natuur/water 47 zitting betoogd dat deze stukken aldus mede namens haar dochtermaatschappijen, meer in het bijzonder namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Cycleon Netherlands B.V. (hierna:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359

ECLI:NL:RBOVE:2013:3359 ECLI:NL:RBOVE:2013:3359 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 17-12-2013 Datum publicatie 19-12-2013 Zaaknummer Awb 13/843 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2017:1481

ECLI:NL:RVS:2017:1481 ECLI:NL:RVS:2017:1481 Instantie Raad van State Datum uitspraak 07-06-2017 Datum publicatie 07-06-2017 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201604831/1/A1 Eerste

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging ECLI:NL:RVS:2014:110 Instantie Raad van State Datum uitspraak 22-01-2014 Datum publicatie 22-01-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201300676/1/A2 Eerste

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis 070-4264578

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar. I.P». Feis 070-4264578 Raad vanstate Afdeling bestuursrechtspraak IN14.0053S llltillullllllilllill College van burgemeester en wethouders van Beuningen Postbus 14 6640 AA BEUNINGEN GLD GEMEENTE BEÜNt, ocn INGEKOMEN 0 3 FEB 2011

Nadere informatie

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB

LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB LJN: BH1764, Centrale Raad van Beroep, 07/2959 WWB + 07/2960 WWB + 08/6263 WWB + 08/6264 WWB + 08/6265 WWB Datum uitspraak: 20-01-2009 Datum publicatie: 04-02-2009 Rechtsgebied: Bijstandszaken Soort procedure:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186

ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 ECLI:NL:RBARN:2010:BN2186 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 06-07-2010 Datum publicatie 23-07-2010 Zaaknummer AWB 10/180, 10/181, 10/508, 10/513, 10/684 en 10/685 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977

ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977 ECLI:NL:RBALK:2012:BV7977 Instantie Rechtbank Alkmaar Datum uitspraak 26-01-2012 Datum publicatie 06-03-2012 Zaaknummer 11/1543 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten. Omgevingsvergunning Poststuknummer: DA00107087 Burgemeester en wethouders hebben op 17 juli 2018 een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen en in behandeling genomen voor het bouwen van 2 vrijstaande schuurwoningen

Nadere informatie

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2016 in de zaak tussen

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2016 in de zaak tussen uitspraak RECHTBANK NOORD-NEDERLAND Zittingsplaats Groningen Bestuursrecht zaaknummer: LEE 14/3905 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2016 in de zaak tussen [...], te [...], eisers, (gemachtigde:

Nadere informatie

Overheidsaansprakelijkheid een klein variété van wetgeving en rechtspraak. VMR 20 maart 2014

Overheidsaansprakelijkheid een klein variété van wetgeving en rechtspraak. VMR 20 maart 2014 Overheidsaansprakelijkheid een klein variété van wetgeving en rechtspraak VMR 20 maart 2014 Titel 8.4 Awb Wet nadeelcompensatie en schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten (Stb. 2013/50) 2 onderwerpen:

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:3368

ECLI:NL:RVS:2014:3368 ECLI:NL:RVS:2014:3368 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-09-2014 Datum publicatie 10-09-2014 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201311559/1/A4 Eerste

Nadere informatie

zaaknummer 200703432/1 datum van uitspraak woensdag 13 februari 2008 Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

zaaknummer 200703432/1 datum van uitspraak woensdag 13 februari 2008 Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding Essentie uitspraak: Artikel 15.20, schade komt in aanmerking voor vergoeding vanwege het niet langer op grond van een milieubeheer mogen uitoefenen van een activiteit. Casus en uitspraak Een exploitant

Nadere informatie

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694

ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 ECLI:NL:CRVB:2007:BB0694 Instantie Datum uitspraak 25-07-2007 Datum publicatie 02-08-2007 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Centrale Raad van Beroep 05-4212 WVG Bestuursrecht

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad van State 201200615/1/V4. Datum uitspraak: 13 november 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:707

ECLI:NL:RBMNE:2016:707 ECLI:NL:RBMNE:2016:707 Instantie Datum uitspraak 09-02-2016 Datum publicatie 16-02-2016 Zaaknummer 14/6285 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ7402 Instantie Datum uitspraak 07-03-2013 Datum publicatie 18-04-2013 Rechtbank Midden-Nederland Zaaknummer AWB 12/26575 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:1791

ECLI:NL:RVS:2015:1791 ECLI:NL:RVS:2015:1791 Instantie Raad van State Datum uitspraak 10-06-2015 Datum publicatie 10-06-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201408896/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 ECLI:NL:RVS:2001:AB2287 Instantie Raad van State Datum uitspraak 31-05-2001 Datum publicatie 13-11-2001 Zaaknummer 200003521/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Omgevingsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3050

ECLI:NL:RVS:2016:3050 ECLI:NL:RVS:2016:3050 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-11-2016 Datum publicatie 16-11-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201601834/1/R2 Bestuursrecht Eerste

Nadere informatie

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk , Raad vanstate Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1 AANTEKENEN Raad van de gemeente Montfoort Postbus 41 3417ZG MONTFOORT 04 nov 2016/1106 Datum 3 november 2016 Ons nummer 201607060/1/R2 Uw kenmerk

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558

ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 ECLI:NL:RBGEL:2016:2558 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 12-05-2016 Datum publicatie 19-05-2016 Zaaknummer AWB - 15 _ 7447 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt.

Artikel 3:40 Een besluit treedt niet in werking voordat het is bekendgemaakt. Wetgeving Algemene wet bestuursrecht Artikel 1:3 1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling. 2. Onder beschikking

Nadere informatie

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557 ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557 Instantie Datum uitspraak 03-07-2012 Datum publicatie 06-07-2012 Zaaknummer Awb 11/2189 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Zwolle-Lelystad Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413

ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413 ECLI:NL:RBARN:2012:BW7413 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 08-05-2012 Datum publicatie 04-06-2012 Zaaknummer 11/2280 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:2812

ECLI:NL:RVS:2014:2812 ECLI:NL:RVS:2014:2812 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-07-2014 Datum publicatie 23-07-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201404677/1/A1 en 201404677/2/A1 Bestuursrecht

Nadere informatie

VMR Actualiteitendag Handhaving - beginselplicht 19 maart 2015

VMR Actualiteitendag Handhaving - beginselplicht 19 maart 2015 VMR Actualiteitendag Handhaving - beginselplicht 19 maart 2015 mr. T.E.P.A. Lam advocaat Hekkelman Advocaten senior docent/onderzoeker Radboud Universiteit Nijmegen Thema s Handhavingsbeleid Concreet zicht

Nadere informatie

Beslissing op bezwaar

Beslissing op bezwaar Beslissing op bezwaar Kenmerk: 27534/2012010168 Betreft: Beslissing op bezwaar inzake de Stichting Publieke Media instelling Eijsden- Margraten tegen afwijzing van het handhavingsverzoek jegens Stichting

Nadere informatie

DEEL III. Het bestuursprocesrecht

DEEL III. Het bestuursprocesrecht DEEL III Het bestuursprocesrecht Inleiding op deel III In het voorgaande deel is het regelsysteem van art. 48 (oud) Rv besproken voor zover dit relevant was voor art. 8:69 lid 2 en 3 Awb. In dit deel

Nadere informatie

Ons kenmerk Uw kenmerk Aantal bijlagen Datum _ november 2016

Ons kenmerk Uw kenmerk Aantal bijlagen Datum _ november 2016 AANTEKENEN Handelsonderneming Bepo B.V. T.a.v. de directie Ceintuurbaan 124 3051 KD ROTTERDAM Parallelweg 1 Postbus 843 3100 AV Schiedam T 010-246 80 00 F 010-246 82 83 E info@dcmr.nl W www.dcmr.nl Ons

Nadere informatie

Besluit tot openbaarmaking

Besluit tot openbaarmaking Besluit als bedoeld in artikel 8 van de Wet openbaarheid van bestuur Zaak: OB/001 Kenmerk: 00.061.063 Openbaarmaking onder kenmerk: Besluit tot openbaarmaking Besluit tot openbaarmaking van de besluiten

Nadere informatie

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. OGR-Updates.nl JOM 2017/58 AR 2017/177 Omgevingsvergunning in de praktijk 2017/7492 ECLI:NL:RVS:2017:20 Instantie Raad van State Datum uitspraak 11-01-2017 Datum publicatie 11-01-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600568/1/A1 Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/77981

Nadere informatie

Afdeling bestunrsreclitspraak. Behandelend ambtenii;ir J. Jhauw 070-4264845

Afdeling bestunrsreclitspraak. Behandelend ambtenii;ir J. Jhauw 070-4264845 Raad vanstate Afdeling bestunrsreclitspraak It ' V GESCAND OP 11 SEP. 2014 Raad van de gemeente Oostzaan Postbus 1 5 1510 AA OOSTZAAN Gemeente Oostzaan D.itLim Ons mimnicr Uw kenmerk 1 o september 201

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2016:3387

ECLI:NL:RVS:2016:3387 ECLI:NL:RVS:2016:3387 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-12-2016 Datum publicatie 21-12-2016 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201507118/1/A1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2013:1522

ECLI:NL:RVS:2013:1522 ECLI:NL:RVS:2013:1522 Instantie Raad van State Datum uitspraak 16-10-2013 Datum publicatie 16-10-2013 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201206838/1/A3 Bestuursrecht Tussenuitspraak

Nadere informatie

Uitspraak 200904084/1/R2 gevonden via '' d eze uitsp raa k il de ze uitsp ra ak Page 1 of 4 Uitspraken ZAAKNUMMER 200904084/1/R2 DATUM VAN UITSPRAAK woensdag 24 maart 2010 TEGEN het college van gedeputeerde

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juli 2013 in zaak nr. 12/4468 in het geding tussen:

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juli 2013 in zaak nr. 12/4468 in het geding tussen: Uitspraak 201306462/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 25 juni 2014 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug Hoger beroep 201306462/1/A1.

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855

ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855 ECLI:NL:RBSGR:2007:BB2855 Instantie Datum uitspraak 02-03-2007 Datum publicatie 05-09-2007 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer AWB 06/30391, 06/30389 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:2989

ECLI:NL:RVS:2015:2989 ECLI:NL:RVS:2015:2989 Instantie Raad van State Datum uitspraak 23-09-2015 Datum publicatie 23-09-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201502358/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 ECLI:NL:RVS:2005:AU2988 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-09-2005 Datum publicatie 21-09-2005 Zaaknummer 200501988/1 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Bestuursrecht Hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550 Instantie Rechtbank Arnhem Datum uitspraak 15-06-2009 Datum publicatie 06-07-2009 Zaaknummer AWB 08/5874 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:2365

ECLI:NL:RVS:2015:2365 ECLI:NL:RVS:2015:2365 Instantie Raad van State Datum uitspraak 29-07-2015 Datum publicatie 29-07-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201408647/1/A1 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2014:1722

ECLI:NL:RVS:2014:1722 1 van 5 16-9-2014 16:37 ECLI:NL:RVS:2014:1722 Instantie Raad van State Datum uitspraak 14-05-2014 Datum publicatie 14-05-2014 Zaaknummer Rechtsgebieden 201306176/1/R2 Bestuursrecht Bijzondere kenmerken

Nadere informatie

Uit: Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1491 (AB 2014/400)

Uit: Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1491 (AB 2014/400) Uit: Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State, 23 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1491 (AB 2014/400) Mr. N.S.J. Koeman Wet ruimtelijk ordening: art. 3.1; Wet milieubescherming: art. 1.1; Wet algemene bepalingen

Nadere informatie

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen. Onderwerp Uitspraak RvS inzake wijzigingsbesluit Duinweg 56 Collegevoorstel Zaaknummer: OLOGMM27 Inleiding Op 30 november 2010 heeft uw college besloten het wijzigingsbesluit Duinweg 56, Drunen vast te

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 pagina 1 van 5 Uitspraak 201506029/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 14 september 2016 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Utrechtse Heuvelrug Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied:

Nadere informatie

Knowledge Portal. M en R 2015/102

Knowledge Portal. M en R 2015/102 Knowledge Portal M en R 2015/102 Aflevering M en R 2015, afl. 7 Publicatiedatum 23-07-2015 Rolnummer 201403254/1/A4 Instantie Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 14 januari 2015 (Scholten-Hinloopen,

Nadere informatie

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/A1 Uitspraak 201701470/1/A1 Datum van uitspraak: woensdag 7 maart 2018 Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Staphorst Proceduresoort: Hoger beroep Rechtsgebied: Algemene kamer - Hoger Beroep

Nadere informatie

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen

PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/73944

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstatc 201106725/1/V1. Datum uitspraak: 3 juli 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829

ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 ECLI:NL:RVS:2010:BO4829 Instantie Raad van State Datum uitspraak 24-11-2010 Datum publicatie 24-11-2010 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201003576/1/H3 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2016:7377

ECLI:NL:RBMNE:2016:7377 ECLI:NL:RBMNE:2016:7377 Instantie Datum uitspraak 29-12-2016 Datum publicatie 07-02-2017 Zaaknummer UTR 15/6440 Rechtsgebieden Rechtbank Midden-Nederland Bestuursrecht Bijzondere kenmerken Eerste aanleg

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK. Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van: Raad vanstate 201111794/1 A/2. Datum uitspraak: 12 oktober 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936 ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936 Instantie Raad van State Datum uitspraak 18-05-2011 Datum publicatie 18-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201008844/1/H1 Bestuursrecht Hoger

Nadere informatie

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351

ECLI:NL:RBMNE:2015:8351 ECLI:NL:RBMNE:2015:8351 Instantie Datum uitspraak 27-11-2015 Datum publicatie 23-12-2015 Zaaknummer UTR 15/612 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Midden-Nederland Belastingrecht

Nadere informatie

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding Essentie uitspraak: Beëindiging verkoop LPG. Het college had moeten beoordelen welke schade aan de juridische beëindiging van de activiteit was toe te schrijven. In het thans bestreden besluit heeft het

Nadere informatie

http://zoeken.rechtspraak.nl/default.aspx

http://zoeken.rechtspraak.nl/default.aspx pagina 1 van 5 LJN: BO4229, Raad van State, 200910277/1/R2 Datum 17-11-2010 uitspraak: Datum 17-11-2010 publicatie: Rechtsgebied: Bestuursrecht overig Soort procedure: Eerste aanleg - enkelvoudig Inhoudsindicatie:Bij

Nadere informatie

De aanvraag gaat over Schietbaanweg 8, kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie T, nummer 178 en is bij ons geregistreerd onder zaak

De aanvraag gaat over Schietbaanweg 8, kadastraal bekend gemeente Emmen, sectie T, nummer 178 en is bij ons geregistreerd onder zaak I (b "b.1yt.."d... Gemeente ~'1" ~ Emmen ~ OMGEVINGSVERGUNNING Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Emmen heeft op een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor het bouwen

Nadere informatie

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten.

Omgevingsvergunning. De omgevingsvergunning wordt verleend overeenkomstig de bij dit besluit behorende en als zodanig gewaarmerkte documenten. Omgevingsvergunning Poststuknummer: DA00110064 Burgemeester en wethouders hebben op 6 september 2018 een aanvraag omgevingsvergunning ontvangen en in behandeling genomen voor het bouwen van 207 woningen

Nadere informatie

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Raad vanstate 201112017/1/V2. Datum uitspraak: 4 januari 2013 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het

Nadere informatie

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286

ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286 ECLI:NL:RBSGR:2011:BT6286 Instantie Datum uitspraak 27-09-2011 Datum publicatie 30-09-2011 Rechtbank 's-gravenhage Zaaknummer 11/18267 & 11/18269 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Vreemdelingenrecht

Nadere informatie

Uitspraak /1/R2

Uitspraak /1/R2 pagina 1 van 5 Uitspraak 201404071/1/R2 Datum van uitspraak: woensdag 28 januari 2015 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: 201404071/1/R2. Datum uitspraak: 28 januari 2015 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Nadere informatie

ECLI:NL:RBOVE:2017:2182

ECLI:NL:RBOVE:2017:2182 ECLI:NL:RBOVE:2017:2182 Instantie Rechtbank Overijssel Datum uitspraak 24-05-2017 Datum publicatie 31-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie - Wetsverwijzingen Vindplaatsen

Nadere informatie

uitspraak RECHTBANK LIMBURG

uitspraak RECHTBANK LIMBURG uitspraak RECHTBANK LIMBURG Zittingsplaats: Roermond Bestuursrecht zaaknummers: AWB/ROE 141505 en AWB/ROE 14/506 uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 april 2014 op het beroep en het verzoek om voorlopige

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2011:BP3671

ECLI:NL:RVS:2011:BP3671 Uitspraak 201006127/1/H2 Datum van uitspraak: woensdag 9 februari 2011 Tegen: Proceduresoort: Rechtsgebied: het college van burgemeester en wethouders van Borne Hoger beroep Algemene kamer - Hoger Beroep

Nadere informatie

ECLI:NL:RVS:2015:3233

ECLI:NL:RVS:2015:3233 ECLI:NL:RVS:2015:3233 Instantie Raad van State Datum uitspraak 21-10-2015 Datum publicatie 21-10-2015 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201500429/1/A2 Eerste

Nadere informatie

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580

ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 ECLI:NL:RBAMS:2011:BQ3580 Instantie Rechtbank Amsterdam Datum uitspraak 22-02-2011 Datum publicatie 06-05-2011 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie AWB 10-504 AOW Bestuursrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675 ECLI:NL:RBNNE:2017:2675 Instantie Datum uitspraak 19-06-2017 Datum publicatie 19-07-2017 Zaaknummer LEE 17/863 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Rechtbank Noord-Nederland Socialezekerheidsrecht

Nadere informatie

ECLI:NL:RBROT:2017:2831

ECLI:NL:RBROT:2017:2831 ECLI:NL:RBROT:2017:2831 Instantie Rechtbank Rotterdam Datum uitspraak 19-04-2017 Datum publicatie 04-05-2017 Zaaknummer Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie ROT-17_1857-ROT-17_1856 Bestuursrecht

Nadere informatie

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet ECLI:NL:RVS:2016:934 Instantie Raad van State Datum uitspraak 06-04-2016 Datum publicatie 06-04-2016 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie 201600302/1/A2 Eerste

Nadere informatie