INFORMELE WOORDEN IN HET WOORDENBOEK

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "INFORMELE WOORDEN IN HET WOORDENBOEK"

Transcriptie

1 INFORMELE WOORDEN IN HET WOORDENBOEK Op de grens tussen standaardtaal en substandaard Zoë Steijaert Promotor: prof. dr. Johan De Caluwe Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het behalen van de graad van Master Nederlands Academiejaar

2

3 INFORMELE WOORDEN IN HET WOORDENBOEK Op de grens tussen standaardtaal en substandaard Zoë Steijaert Promotor: prof. dr. Johan De Caluwe Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het behalen van de graad van Master Nederlands Academiejaar

4 Dankwoord Iedereen die ooit al eens een masterscriptie geschreven heeft, zal kunnen bevestigen dat dit niet zonder slag of stoot gaat. Ook bij mij was dat niet anders. Toen ik in 2011 na zes jaar vol ups en downs aan de universiteit, een bachelordiploma en een half voltooide master besloot om met mijn studie te stoppen, was ik ervan overtuigd dat ik een jaar later nog altijd gewoon aan het werk zou zijn. Zoals zo vaak in het leven bleek het in werkelijkheid echter anders uit te draaien: ik werd ziek, waardoor ik mijn werk verloor. In januari 2012 besloot ik om mijn studie weer op te nemen en werkte ik tijdens het tweede semester mijn twee laatste vakken af. Vorig academiejaar was ik dan eindelijk klaar om aan mijn masterscriptie te kunnen beginnen. Nu deze scriptie een feit is, wil ik graag enkele mensen bedanken die me hier bewust of onbewust bij geholpen hebben. Mijn voornaamste dank gaat uit naar mijn promotor, die me dit originele onderwerp voorstelde en me het hele jaar door met veel enthousiasme heeft begeleid. Aangezien een onderzoek zoals dat wat in deze scriptie aan bod komt nog niet eerder heeft plaatsgevonden, was het niet altijd even makkelijk voor mij om te weten hoe ik verder moest. Ik ben hem dan ook erg dankbaar dat hij altijd trouw op mijn mails antwoordde en bij elk bezoek klaarstond met ideeën voor de volgende stap die ik kon ondernemen. De wetenschap dat dit onderwerp ook hem al langere tijd interesseerde, heeft mij in de loop van het onderzoek erg weten te motiveren. Hopelijk kan mijn onderzoek in elk geval deels op zijn vragen antwoorden en mag het motiveren tot verder onderzoek in deze richting. Dat wat ik zelf als mijn vieze woordenlijst omschrijf, is in ieder geval beschikbaar voor al wie daar nood aan zou hebben. Andere mensen die mij actief bij het schrijven van deze thesis geholpen hebben zijn mijn onvermoeibare nalezers Lobke en Kris. Jullie zijn schatten en hebben mij enorm geholpen door jullie mening te geven. Kris en ik hebben dit jaar heel wat meegemaakt en zijn toewijding aan mijn onderwerp ging zelfs zo ver dat op een bepaald moment bleek dat hij letterlijk een pleurislijer geworden was. Lobke wil ik samen met haar man Will nog eens extra bedanken voor hun gastvrijheid de afgelopen maanden. Hopelijk kunnen jullie ook snel van jullie nieuwe huisje genieten. Ook Steven is voor mij een grote hulp geweest door altijd op mijn vragen te beantwoorden en dingen op de universiteit op te zoeken wanneer ik daar zelf niet geraakte. Ik heb er het volste vertrouwen in dat jij het nog ver gaat schoppen daar. Mijn vriend Bjorn verdient een alinea voor zichzelf in dit dankwoord. Hij was voor mij het afgelopen jaar meer dan hij zelf ooit zou kunnen beseffen: mijn motivatie wanneer het goed ging, mijn steun op mindere momenten, mijn afleiding wanneer ik daar nood aan had en mijn hulp op de momenten dat het fysiek te zwaar werd. Ondanks de problemen met ons huis waardoor we op een gegeven moment letterlijk geen dak meer boven ons hoofd hadden, zijn we er toch samen geraakt. Ik had dit nooit zonder hem kunnen doen en zal hem daar altijd dankbaar voor blijven. Hopelijk kunnen we binnenkort samen genieten van een afgewerkt huis mét douche. We mogen van geluk spreken dat onze kat met haar buitensporige interesse in computers er niet in geslaagd is om mijn thesis van onze harde schijf te wissen. Verder wil ik veel dank uiten aan mijn vrienden en familie die me hebben gesteund. Een aantal onder jullie wil ik hier graag nog eens expliciet bedanken. Mijn ouders, bedankt om mij op deze wereld te i

5 zetten en om er altijd voor mij te zijn als ik jullie nodig heb. Lien, ontzettend bedankt om je appartement aan ons uit te lenen terwijl wij met onze verbouwing zaten. Op het einde van dit jaar zullen we elkaar de volle 22 jaar kennen en ik vind het fantastisch dat we nog altijd zo veel aan elkaar hebben. Ook Sofie en Karel verdienen een speciale vermelding, en mijn eeuwige dank om zo goed voor onze lieve Lou te zorgen. Met haar nieuwsgierige aard zou ze anders zeker pal onder een stuk dak, douche of wc gelopen zijn. Jullie toekomstige katten zullen ongetwijfeld de gelukkigste van Deinze en omstreken worden. Sarah, bedankt om mijn klankbord te zijn wanneer er problemen waren of ik gewoon eens moest zeuren. Hopelijk krijgen jullie ook snel een grote portie goed nieuws en de rust die jullie verdienen. Ten slotte wil ik iedereen die van plan is om deze scriptie te lezen alvast bedanken voor hun interesse. Ik hoop dat mijn onderzoek hen zal kunnen boeien. Ikzelf zal er in ieder geval toch een paar mooie nieuwe aanwinsten voor mijn woordenschat aan overhouden. ii

6 Inhoudsopgave Dankwoord...i Inhoudsopgave... iii 1. Inleiding Opzet en methodologie Het Prisma Handwoordenboek, onze lijst en de corpora Werkwijze Theoretische introductie Algemene lexicografische inleiding Wat is een woordenboek? De oorsprong van woordenboeken Mogelijke typologieën Het gebruik van labels Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands in de Prisma Willy Martin over BN en NN Het RBBN en het Prisma Handwoordenboek Verschillen tussen BN en NN Bedenkingen voor de toekomst Standaardtaal versus dialect in Nederland en België De vijf types relaties tussen standaardtaal en dialect Toegepast op België en Nederland De situatie in Nederland De situatie in België Huidige situatie en toekomst Bestaande visies op standaardtaal Inclusieve versus exclusieve visies Volgens de Nederlandse Taalunie Volgens de Algemene Nederlandse Spraakkunst Volgens de Van Dale Conclusie Algemene resultaten Totaalcijfers Geografische indeling: BN versus NN iii

7 4.2.1 Spreektaal Informeel Schertsend Scheldwoord Plat Slang Volkstaal Restgroep Bevindingen Semantische indeling: register Spreektaal Informeel Schertsend Scheldwoord Plat Slang Volkstaal Restgroep Bevindingen Het corpusonderzoek Algemeen Spreektaal Belgisch-Nederlands Met synoniem Zonder synoniem Nederlands-Nederlands Het Vlaamse nieuws Met synoniem Zonder synoniem Het Nederlandse nieuws Met synoniem Zonder synoniem Zonder taallabel Met synoniem iv

8 Zonder synoniem Bevindingen Informeel Met synoniem Zonder synoniem Bevindingen Schertsend Met synoniem Belgisch Nederlands Nederlands-Nederlands Zonder taallabel Zonder synoniem Met taallabel Zonder taallabel Bevindingen Scheldwoord Nederlands-Nederlands Zonder taallabel Bevindingen Plat Belgisch-Nederlands Nederlands-Nederlands Zonder taallabel Bevindingen Slang Met synoniem Zonder synoniem Bevindingen Volkstaal Met synoniem Zonder synoniem Bevindingen Restgroep Met synoniem v

9 Nederlands-Nederlands Zonder taallabel Zonder synoniem Belgisch-Nederlands Nederlands-Nederlands Geen taallabel Bevindingen Samenvatting Conclusie Bibliografie Bijlage woorden vi

10 1. Inleiding De tijd dat verklarende woordenboeken enkel dienden om een verklaring te geven van de woorden die erin opgenomen staan, is voorbij. In onze moderne woordenboeken valt veel meer informatie te vinden. Zo krijgen we bijvoorbeeld etymologische informatie over de oorsprong van woorden die niet uit het Nederlands afkomstig zijn. Ook vinden we grammaticale informatie over de woordsoort, de vervoegings- of verbuigingsmogelijkheden en het bijbehorende lidwoord. Een derde vorm van informatie die het woordenboek ons geeft, is informatie over de stijl van een woord of constructie en de contexten waarin het kan voorkomen. Ten slotte vinden we vaak ook geografische informatie, die ons vertelt in welke delen van het taalgebied een woord of uitdrukking voorkomt. Die laatste twee categorieën, die van de stilistische en de geografische informatie, zullen in deze masterscriptie een grote rol spelen. Verreweg de meeste moderne woordenboeken maken gebruik van labels om de stilistische en de geografische informatie weer te geven. Deze labels zijn meestal onderstreepte termen (vaak afkortingen) die vlak voor de definitie van het woord staan. Een voorbeeld met zowel stilistische als geografische labels uit het Prisma Handwoordenboek Nederlands (2010: 384): epistel [eepis-] (<Lat<Gr) de (m) & het [-s] meestal spottend brief, briefje hij heeft me in dit ~ voor oplichter uitgemaakt BN, spreektaal bestraffende uiteenzetting Dit is het lemma epistel, gevolgd door informatie over de uitspraak, de etymologie en de grammaticale eigenschappen van het woord en vervolgens de twee betekenissen. Ook zien we hier twee stilistische labels, namelijk meestal spottend en spreektaal. Bij de tweede betekenis van het woord zien we bovendien een geografisch label, namelijk BN, dat staat voor Belgisch-Nederlands. In deze scriptie concentreren we ons op de stilistische labels die zich tussen de standaardtaal en de substandaard bevinden. We willen namelijk onderzoeken in hoeverre de modellen die gebruikt worden om standaardtaal te definiëren adequaat zijn wat de informele woorden in het Nederlands betreft. Ook willen we een antwoord geven op de vraag of in een woordenboek enkel standaardtaal voorkomt. We beginnen ons onderzoek met een theoretische introductie, waarin ook een drietal definities van standaardtaal aan bod komen. Deze definities zullen we door middel van corpusonderzoek aan de werkelijkheid toetsen. Bij de toelichting van dit onderzoek vestigen we de aandacht ook op een aantal lexicografische aspecten ervan en besteden we ook aandacht aan de geografische labels NN (Nederlands-Nederlands) en BN (Belgisch-Nederlands). We willen nagaan of de woorden met deze taallabels ook echt specifiek Nederlands of Belgisch zijn. In hoofdstuk 2 bespreken we eerst de opzet en de methodologie van het onderzoek en lichten we onze belangrijkste bronnen en corpora toe. Hoofdstuk 3 dient als theoretische basis voor ons onderzoek: hierin introduceren we enkele lexicografische begrippen, gaan we dieper in op de verschillen tussen het Nederlands-Nederlands en het Belgisch-Nederlands en geven we drie definities van standaardtaal. In hoofdstuk 4 delen we de woorden uit onze woordenlijst op in acht categorieën waarvoor we telkens een geografische en een semantische indeling maken. Hoofdstuk 5 bevat het eigenlijke corpusonderzoek. We doen steekproeven in Belgische en Nederlandse kranten om na te gaan of de door de redactie van de Prisma toegekende labels uit onze woordenlijst met de werkelijkheid overeenkomen. Ten slotte volgen onze conclusies in hoofdstuk 6. 1

11 2. Opzet en methodologie 2.1 Het Prisma Handwoordenboek, onze lijst en de corpora Voor ons onderzoek naar het taalgebruik in de periferie van de standaardtaal wilden we werken met een woordenboek, omdat we zo alle woorden die informele labels krijgen op een rijtje konden zetten. We hebben uiteindelijk gekozen voor de nieuwste editie van het Prisma Handwoordenboek Nederlands (vanaf hier Prisma) uit Dit woordenboek heeft twee grote voordelen tegenover de andere opties: het formaat van de Prisma is ideaal voor dit onderzoek en bovendien wordt enkel in dit woordenboek een onderscheid gemaakt tussen Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands. Dit woordenboek is compact genoeg om makkelijk hanteerbaar te blijven, maar bevat toch genoeg trefwoorden voor een onderzoek van deze grootte. Aangezien dit woordenboek het enige is dat aangeeft welke woorden Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands zijn, is het ook het enige woordenboek dat ons toelaat om deze factor in ons onderzoek te betrekken. Aan de hand van het Prisma Handwoordenboek hebben we in Excel een lijst opgesteld met daarin alle woorden en uitdrukkingen die een label krijgen dat te maken heeft met informaliteit. Om deze woorden te onderzoeken hebben we gebruik gemaakt van twee verschillende corpora: een met Vlaamse en een met Nederlandse krantenartikelen. Het Vlaamse corpus dat we gebruikt hebben is dat op de website van Mediargus. De zoekfunctie op deze website geeft de mogelijkheid om woorden te zoeken in artikelen uit acht Vlaamse kranten, acht Vlaamse en Waalse tijdschriften en een zestiental verschillende websites. De vroegste teksten op deze website komen uit 1990 en het merendeel van de gebruikte bronnen wordt nog steeds dagelijks bijgewerkt. Het Nederlandse corpus dat we voor ons onderzoek gebruikt hebben is het Twente Nieuws Corpus, dat bestaat uit artikelen uit dertien kranten enerzijds en ondertiteling via teletekst, teksten van autocues en transcripties van nieuwsuitzendingen op de Nederlandse televisie anderzijds. Dit corpus is een stuk minder recent dan dat op Mediargus, de teksten die we hierin vinden stammen uit de jaren Aangezien het Twente Nieuws Corpus niet online staat, hebben we gebruik gemaakt van het programma WConcord om de artikelen in dit corpus te doorzoeken. 2.2 Werkwijze Voordat we aan de introductie van onze lijst en aan het eigenlijke corpusonderzoek beginnen, geven we in hoofdstuk 3 eerst een uitgebreide theoretische inleiding tot ons onderwerp. In dit hoofdstuk bespreken we eerst enkele algemene lexicografische begrippen, waarna we ons op de verschillen tussen het Belgisch-Nederlands en het Nederlands-Nederlands en de totstandkoming van hun labelling in de Prisma concentreren. Vervolgens gaan we dieper in op de verhouding tussen standaardtaal en dialect in de beide delen van het Nederlandse taalgebied en kijken we in hoeverre die in België en in Nederland van elkaar verschillen. We sluiten af met drie definities van de Nederlandse standaardtaal: die van de Nederlandse Taalunie, die van de Algemene Nederlandse Spraakkunst en die van de 14 e editie van het Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal. In de conclusie zullen we uitgebreid terugkomen op de vraag of het corpusonderzoek dat we in deze scriptie uitvoeren de visies die in deze inleiding besproken worden bevestigt of tegenspreekt. 2

12 Zoals vermeld is in paragraaf 2.1 hebben we aan de hand van het Prisma Handwoordenboek een lijst opgesteld van woorden met informele labels. De vijftien labels die we voor deze lijst gebruikt hebben zijn spreektaal, informeel, schertsend, scheldwoord, scheldnaam, bastaardvloek, plat, slang, volkstaal, denigrerend, geringschattend, minachtend, neerbuigend, smalend en spottend. In totaal komen we aan woorden met een informeel label. Deze woorden hebben we in een Excelbestand gezet, met in de kolommen daarnaast informatie over de gebruikswijze, de stijllabels, de synoniemen en de taallabels die de woorden krijgen en ten slotte de pagina waarop ze terug te vinden zijn. Door de filterfunctie te gebruiken konden we zo enkel de woorden van een bepaalde categorie (zoals bijvoorbeeld enkel de woorden die als BN of als informeel gelabeld worden) weergeven en verder onderzoeken. We hebben voor dit onderzoek enkel de onderstreepte woorden in het woordenboek als labels opgevat. Als dus bijvoorbeeld ergens in de lopende tekst bij een trefwoord het woord scheldwoord stond zonder onderstreping, hebben we dit niet bij onze resultaten meegerekend. Wanneer bij een lemma meerdere labels stonden, hebben we die allemaal als aparte woorden meegeteld in onze grafieken. Hierdoor is het totaalresultaat van alle labels (2.023) groter dan het totaalcijfer van alle onderzochte lemma s (1.822). Bijkomende nuances zoals licht minachtend, vooral schertsend en enigszins spottend hebben we in dit onderzoek genegeerd. De woorden met deze labels worden meegerekend bij de categorie waar ze onder vallen. Ook bij de taallabels hebben we op dezelfde manier geredeneerd: zo zijn alle woorden die als vooral BN geclassificeerd waren bij BN gevoegd en vooral NN bij NN. Op basis van onze lijst zijn we eerst nagegaan hoe vaak de verschillende labels in het woordenboek voorkomen. Omdat sommige labels erg aan elkaar verwant zijn, hebben we besloten om die als één groep te behandelen om de vlotheid van het onderzoek te bevorderen. Zo bevat de groep die we scheldwoord hebben genoemd niet alleen de lemma s met als label scheldwoord, maar ook die met scheldnaam en bastaardvloek als label. De restgroep bevat de labels denigrerend, geringschattend, minachtend, neerbuigend, smalend en spottend omdat deze categorieën qua betekenis erg op elkaar lijken. Voor elk van de acht groepen die we overhielden hebben we vervolgens nog een aantal gegevens in grafieken gepresenteerd. De resultaten van dit deel van het onderzoek vinden we terug in hoofdstuk 4. Eerst bespreken we het al dan niet voorkomen van taallabels bij de verschillende categorieën. Voor elk van deze groepen zijn we nagegaan in hoeveel gevallen er sprake is van een bijkomend taallabel BN of NN. Ook kijken we in deze paragraaf of we de verschillen in het voorkomen van deze labels in onze acht categorieën kunnen verklaren. In het volgende deel van dit hoofdstuk hebben we geprobeerd om standaardtalige synoniemen van de opgenomen woorden te vinden. Deze synoniemen willen we later vergelijken met de informele woorden om meer over het verschil in register te weten te komen: komen deze synoniemen vaker en in andere contexten voor dan de informele woorden? Hiervoor hebben we de synoniemen gebruikt die in het Prisma Handwoordenboek worden gebruikt bij de definities van de lemma s. Bepalen of een woord wel of niet een synoniem heeft bleek vrij lastig, aangezien het moeilijk is om de grens te trekken tussen een synoniem en een omschrijving. Uiteindelijk was de beslissende factor om deze twee te onderscheiden de vraag of de omschrijving al dan niet in een lopende tekst gebruikt kan worden. Duidelijke voorbeelden van woorden waarbij dit niet het geval is, zijn epibreren, niet nader aan te duiden werkzaamheden verrichten en afschuifsysteem, handelwijze waarbij vervelende werkzaamheden naar anderen worden doorgeschoven. Natuurlijk blijft het in veel gevallen wel 3

13 moeilijk om het onderscheid te maken en zijn er dus veel twijfelgevallen. Daarom hebben we ervoor gekozen om bij de verwerking van deze gegevens niet met exacte getallen te werken, maar zoveel mogelijk met procenten. In hoofdstuk 5 bespreken we ons corpusonderzoek. Voor elk van de categorieën die we hebben onderscheiden gaan we na of de woorden ondanks hun informaliteit toch in het nieuws voorkomen. Dit doen we door onze categorieën op te delen in woorden met en zonder synoniem enerzijds en woorden met en zonder taallabel anderzijds. Vervolgens onderzoeken we voor elk van deze onderverdelingen een representatief aantal trefwoorden met behulp van twee verschillende corpora. De voornaamste rol is hierbij weggelegd voor het Vlaamse corpus op de website van Mediargus, waarop we al deze trefwoorden zullen invoeren. We doorzoeken voor dit deel van ons onderzoek alle Vlaamse kranten met een publicatiedatum tussen en Daarnaast willen we voor alle woorden met een Nederlands-Nederlands taallabel nagaan of deze in het Nederlandse nieuws andere resultaten opleveren. Het corpus dat we hiervoor gebruiken is het Twente Nieuws Corpus, dat we raadplegen aan de hand van het programma WConcord. Ook hier hebben we een tijdspanne van 2 jaar genomen, namelijk alle teksten van tot en met In de conclusie komen we ten slotte terug op onze onderzoeksvragen en formuleren we zo duidelijk mogelijk een antwoord op deze vragen. We maken hierbij gebruik van de resultaten van ons corpusonderzoek. In dit hoofdstuk grijpen we terug op de drie definities van standaardtaal uit hoofdstuk 3 en bespreken we in hoeverre deze met de werkelijkheid overeenkomen. Op basis van onze resultaten willen we nagaan of het mogelijk is om zelf een nieuw model voor de definitie van standaardtaal op te stellen. Hiernaast willen we een antwoord formuleren op de vraag of een woordenboek enkel de standaardtaal beschrijft. Ook zetten we hier de problemen die dit soort onderzoek met zich meebrengt op een rijtje en vervolgens sluiten we af met enkele suggesties voor verder onderzoek. 4

14 3. Theoretische introductie 3.1 Algemene lexicografische inleiding In deze paragraaf introduceren we enkele lexicografische begrippen die belangrijk zijn voor ons onderzoek. We beginnen met een definitie van het concept woordenboek en gaan vervolgens kijken waar de moderne woordenboeken nu eigenlijk hun oorsprong vinden. Daarna gaan we na in welke verschillende categorieën we woordenboeken kunnen opdelen en tot welke van deze categorieën het Prisma Handwoordenboek behoort. Ten slotte gaan we dieper in op de labels die we in hedendaagse woordenboeken kunnen vinden: we gaan na waarvoor deze labels dienen en hoe we ze kunnen categoriseren Wat is een woordenboek? Het is niet eenvoudig om een eenduidige definitie te geven van wat een woordenboek nu eigenlijk is. In het beginhoofdstuk van zijn boek A Practical Guide to Lexicography (2003) probeert Piet van Sterkenburg dit te doen aan de hand van enkele criteria die hij bespreekt. De uiteindelijke definitie die hij formuleert, gaat als volgt: The prototypical dictionary has the form of a static (book) or dynamic product (e-dictionary) with an interstructure that establishes links between the various components (e-dictionary) and is usually still alphabetically structured (book). It is a reference work and aims to record the lexicon of a language, in order to provide the user with an instrument with which he can quickly find the information he needs to produce and understand his native language. It also serves as a guardian of the purity of the language, of language standards and of moral and ideological values because it makes choices, for instance in the words that are to be described. With regard to content it mainly provides information on spelling, form, meaning, usage of words and fixed collocations. Uit deze definitie wordt duidelijk dat een woordenboek niet alleen dient om een verklaring te geven van de woorden die erin staan, maar ook een normerende functie heeft: door de keuze van de woorden die erin worden opgenomen en de eventuele labels die aan die woorden worden toegekend, neemt het woordenboek automatisch een standpunt in over de status van deze woorden in een taal De oorsprong van woordenboeken Er is enige discussie over de vraag of de allereerste woordenboeken vertalende of verklarende woordenboeken waren. Lang werd gedacht dat de vertalende woordenboeken (ook wel meertalige woordenboeken genoemd) er eerder waren dan de verklarende (of eentalige) woordenboeken, aangezien er al kleitabletten te vinden zijn uit voor Christus waarop thematische lijsten met woordverklaringen staan vanuit het Akkadiaans en het Assyrisch naar het Sumerisch (Van Sterkenburg 2003). Volgens Boisson et al. (1991) waren het in veel streken, zoals Mesopotamië en het oude Egypte, echter niet de vertalende maar de verklarende woordenboeken die het eerst voorkwamen. Zijn onderzoek wees namelijk uit dat deze oude beschavingen erg op zichzelf gericht waren en over het algemeen weinig interesse in andere culturen hadden. Behalve in Europa, waar veel aandacht was voor teksten in andere talen dan de eigen dialecten. 5

15 De grootste motivatie voor het ontstaan van vertalende woordenboeken was op veel plaatsen ongetwijfeld de godsdienst: de studie van religieuze teksten in andere talen dan de volkstaal maakte een bepaalde vorm van vertalende woordenlijsten noodzakelijk. Zo zijn ook de glossen ontstaan: geestelijken die tijdens de Middeleeuwen Griekse en Latijnse teksten bestudeerden, maakten in de kantlijnen van deze teksten aantekeningen in de volkstaal. Deze glossen konden worden samengebracht in glossaria, grote verzamelingen glossen. Vanaf het begin van de 13 e eeuw kwamen er ook kleine vertalende woordenboeken in de volkstaal, gebaseerd op de Latijnse verklarende woordenboeken. Tijdens de Renaissance zou ook de aandacht voor de eigen taal weer toenemen, wat ervoor zorgde dat ook verklarende woordenboeken in die tijd een opmars kenden. Door de jaren heen werden steeds grotere aantallen woorden in de woordenboeken opgenomen, waardoor hun omvang gestadig toenam Mogelijke typologieën Er bestaan verschillende soorten woordenboeken. In de vorige paragraaf maakten we al een onderscheid tussen vertalende of meertalige woordenboeken en verklarende of eentalige woordenboeken. In deze paragraaf zullen we deze categorieën nog verder opdelen. We gebruiken hiervoor de indeling die Ladislav Zgusta opstelt in zijn Manual of Lexicography. Deze indeling is te zien in figuur 1 hieronder. (Lexical) Reference works Linguistic dictionaries Encyclopaedias Monolingual Multilingual Diachronic Synchronic Etymological Historical General Limited General Limited Comprehensive Standard FIGUUR 1: DE TYPOLOGIE VAN ZGUSTA Als eerste stap onderscheidt hij taalkundige woordenboeken van encyclopedieën. De grootste motivatie hiervoor ligt enerzijds in het verschil tussen de lemma s die in beide types werken behandeld worden en anderzijds het verschil in de aard van informatie die deze werken verstrekken. Vervolgens maakt hij een onderscheid tussen eentalige en meertalige woordenboeken. De eentalige woordenboeken deelt hij naargelang van het tijdsframe dat in deze werken behandeld wordt verder op in diachrone en synchrone werken. De diachrone werken kunnen een etymologisch of een historisch perspectief hebben. De etymologische woordenboeken worden verder opgedeeld volgens bereik: willen ze een algemeen beeld van de taal door de jaren heen geven, of gaat het slechts om een periode die onderzocht wordt? Bij de synchrone werken wordt opnieuw een onderscheid volgens bereik gemaakt: boeken die een algemeen beeld van de taal op één moment in de tijd willen 6

16 weergeven enerzijds en boeken die slechts op een aspect van de taalkunde ingaan anderzijds. De boeken met het algemene bereik deelt Zgusta ten slotte nog op in werken die een uitgebreid beeld willen geven (inclusief taalgebruik aan de rand van de standaardtaal) en werken die dat niet willen doen. Volgens deze typologie valt het Prisma Handwoordenboek dat wij in deze scriptie zullen gebruiken voor onze analyse in de categorie van de standard synchronic dictionaries. Het is namelijk een eentalig taalkundig woordenboek. Bovendien is het synchroon, aangezien het niet de verschillende fases van woorden in de ontwikkeling van het Nederlands behandelt, maar enkel een beschrijving wil geven van de woorden in de taal op dit moment. Verder heeft dit woordenboek de opzet om de hele Nederlandse standaardtaal te behandelen ( general ), in plaats van slechts een beperkt of specifiek onderdeel daarvan ( limited ). Ten slotte gaat het hier om een handwoordenboek in één deel en niet om een uitgebreid werk dat alle aspecten van de Nederlandse grammatica behandelt. Hierdoor valt het woordenboek onder de noemer standard en niet comprehensive Het gebruik van labels Een woordenboek doet meer dan alleen verklaren of vertalen. Naast de definitie of de vertaling van het lemma, vinden we vaak ook etymologische, grammaticale, stilistische en geografische informatie over de besproken woorden terug. Hoeveel van deze informatie weergegeven wordt en op welke manier dat gebeurt, hangt af van het type woordenboek (cfr. hierboven). Grammaticale labels waarin de spelling, uitspraak en morfologische informatie over de lemma s besproken worden, zijn vrij algemeen. Er zijn echter ook bepaalde pragmatische labels die in sommige woordenboeken aan de woorden toegekend worden. Burkhanov (2003) noemt dit usage labels : Usage labels, as opposed to grammatical labels, are intended to specify the limitations on the use of lexical items according to time, place and/or circumstances of communicative interaction. De meest voorkomende van deze gebruiks- of pragmatische informatielabels, zijn volgens Landau (1989): 1. currency or temporality: archaic, obsolete; 2. frequency of use: rare; 3. geographic variation: AmE, BrE, etc.; 4. specialised terminology (field labels): chemistry, astronomy, etc.; 5. restricted or taboo usage: vulgar, obscene; 6. insult: offensive; 7. slang: slang; 8. style, functional variety, or register: informal, colloquial, literary, poetic, humorous; 9. status label: non-standard, substandard, illiterate; De labels uit deze lijst die in deze scriptie een belangrijke rol zullen gaan spelen, zijn nummer 3 ( Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands ), nummer 5 ( plat ), nummer 6 ( scheldwoord, scheldnaam, bastaardvloek ), nummer 7 ( slang, schertsend, spottend, etc.), nummer 8 ( informeel, spreektaal ) en nummer 9 ( volkstaal ). Verkuyl, Janssen en Jansen (2003) omschrijven usage labels als labels on the m-side of a formmeaning pair. Hiermee bedoelen ze dat deze labels ons geen informatie geven over de vorm van een woord (the form en dus de f-side), maar over de betekenis ervan (the meaning en dus de m-side). Gebruikslabels zijn als het ware metalinguïstische hulpmiddelen die bij een definitie geplaatst worden om ons te vertellen in welke contexten die bruikbaar is en in welke niet. Verkuyl, Janssen en Jansen wijzen er in hun artikel op dat de term label niet enkel op de afkortingen slaat die vaak in 7

17 woordenboeken in boekvorm voorkomen, maar ook op de uitgeschreven informatie die in elektronische woordenboeken voorkomt. Het voorbeeld dat ze gebruiken om dit te illustreren is het lemma <buck, an informal way of saying dollar>. Dit lemma bevat wel degelijk een gebruikslabel, aangezien het specifieert dat het om een informele gebruikswijze van het woord dollar gaat. Verder leggen ze de nadruk op het feit dat een gebruikerslabel zoals bijvoorbeeld informeel weinig nut heeft als er geen formeel (of beter gezegd: niet gemarkeerd) alternatief voor dat woord beschikbaar is. In het praktische stuk van onze scriptie zullen we verder onderzoeken of deze ongemarkeerde alternatieven van door middel van labels gemarkeerde woorden inderdaad altijd in een woordenboek aanwezig zijn. Ook Verkuyl, Janssen en Jansen maken een onderscheid tussen verschillende soorten labels. Zij onderscheiden eerst en vooral group labels van register labels. De eerste categorie geeft aan dat een woord beperkt is in zijn gebruik. Deze categorie wordt verder onderverdeeld in geographical, temporal, frequency en field labels. De geographical labels zijn vergelijkbaar met de geographic variation in het model van Landau hierboven. Deze labels geven aan dat een woord slechts bruikbaar is in een bepaalde regio van het taalgebied. De zogeheten temporal labels vallen min of meer samen met de currency or temporality in het model van Landau en geven aan dat een woord beperkt is tot een bepaalde periode. Ze waarschuwen ons voor zogenaamd archaïsch taalgebruik en laten ons weten dat een woord gebruikt wordt in historische contexten. De frequency labels vertellen ons welk van twee woorden met een vergelijkbare betekenis het vaakst voorkomt. Zij zijn verwant aan de frequency of use van Landau. Deze labels komen in de meeste hedendaagse woordenboeken niet voor. Field labels geven aan dat woorden tot een bepaald professioneel of sociaal domein beperkt zijn. Ook Landau noemt deze labels in zijn model field labels. De tweede grote categorie, die van de register labels, heeft te maken met welk soort taalgebruik in verschillende sociale settingen aanvaardbaar is en welk soort niet. Deze komen overeen met de overige vijf labels uit het model van Landau behalve offensive, wat een aparte vermelding krijgt in het artikel van Verkuyl, Janssen en Jansen als offensive use of words. Ook ziet hij het figuurlijk gebruik van bepaalde woorden als een apart geval met eigen labels. 3.2 Nederlands-Nederlands en Belgisch-Nederlands in de Prisma Aangezien de inleiding van de Prisma ons weinig bijbrengt over de intentie van de redactie wat hun opnamepolitiek betreft, zullen we in dit deel een aantal artikelen van redactielid Willy Martin bespreken waaruit zijn visie duidelijk blijkt. We beginnen met een uiteenzetting van zijn standpunt aangaande de behandeling van het Belgisch-Nederlands en het Nederlands-Nederlands in woordenboeken. Vervolgens gaan we na hoe hij deze visie concreet heeft uitgewerkt en wat de gevolgen hiervan zijn geweest voor het Prisma Handwoordenboek Nederlands. Daarna overlopen we de opvallende verschillen tussen het Belgisch-Nederlands en het Nederlands-Nederlands die voor ons onderzoek belangrijk zijn. Ten slotte bekijken we enkele suggesties van Martin voor een verdere verbetering van de gelijkwaardigheid van het Belgisch-Nederlands en het Nederlands-Nederlands in de Nederlandstalige woordenboeken. 8

18 3.2.1 Willy Martin over BN en NN Wanneer we een aantal artikelen van Willy Martin ter hand nemen, wordt al snel duidelijk dat hij een groot voorstander is van de gelijke behandeling van Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands in de lexicografie. De redenering die hij hierbij volgt is deze: ( ) als steeds meer Vlamingen hun verzorgde taalgebruik als een variant beschouwen die op gelijke voet staat met de variant uit Nederland en als die variant ook door een officiële instantie als de Nederlandse Taalunie als een gelijkwaardige variant wordt beschouwd, dan dient hiermee rekening gehouden te worden bij de lexicale descriptie van het Nederlands. (Martin 2010a: 32) Hij is van mening dat die gelijkheid tot nu toe niet voldoende weerspiegeld werd in de toonaangevende lexicale werken. In het tweede deel van de twintigste eeuw heerste de opvatting dat het Nederlands een monocentrische taal is met enkel Nederland als oriëntatiepunt. Sinds het begin van de jaren 90 maakt die opvatting echter steeds meer plaats voor een bicentrische visie, waar zowel België als Nederland een volwaardige rol krijgen als taalcentrum. Ook op andere vlakken worden de grenzen tussen de twee landen steeds duidelijker: Het dialectale continuüm (d.i. de geleidelijke overgang - zonder breuklijnen - in het dialectlandschap) tussen bijvoorbeeld Brasschaat en Breda of Maaseik en Maastricht maakt geleidelijk plaats voor twee differente omgangstaalvormen die door de staatsgrens gescheiden worden. (Cajot 2000: 6) Er zijn dus twee varianten van het Nederlands: het Nederlands zoals gebruikelijk in Nederland en het Nederlands zoals gebruikelijk in België. Tussen deze twee varianten is er een grote mate van overlapping, maar ze hebben hun eigen vormen op het vlak van uitspraak, morfologie, syntaxis, pragmatiek, fraseologie en lexicon. Deze varianten worden door Martin natiolectische varianten of natiolectismen genoemd (onder andere in Martin 2001) Het RBBN en het Prisma Handwoordenboek 2009 Het probleem is nu dat de woordenboeken die zeggen een beschrijving te geven van de (volledige) Nederlandse standaardtaal, vooral focussen op de standaardtaal zoals die in Nederland gebruikelijk is. Woorden die alleen in het Belgisch-Nederlands voorkomen, worden expliciet gemarkeerd, terwijl woorden die alleen in het Nederlands-Nederlands voorkomen die markering niet krijgen. Het Nederlands-Nederlands wordt dus als algemener gezien dan het Belgisch-Nederlands. Om hier verandering in te brengen startte Martin in 1997 het Referentiebestand Belgisch-Nederlands (RBBN) op. Hij beoefende in die tijd de functie van voorzitter van de Commissie Lexicografische Vertaalvoorzieningen uit. Het bestand, dat uiteindelijk in 1999 voltooid zou worden, bestaat uit Belgisch-Nederlandse woorden en uitdrukkingen en baseert zich op corpusonderzoek en informantenbevragingen. In het RBBN wordt naast de opsomming van deze Belgisch-Nederlandse items ook aandacht besteed aan de grote mate van intralinguale variatie in het Belgisch Nederlands. De commissie maakt hierbij een onderscheid tussen verschillende types Belgicismen. In figuur 2 zien we een overzicht van deze verschillende categorieën. 9

19 Belgisch-Nederlandse woorden/uitdrukkingen Woorden/uitdrukkingen voor cultuurgebonden fenomenen arrondissementscommissaris Woorden/uitdrukkingen voor niet-cultuurgebonden fenomenen Interlinguale varianten Intralinguale varianten Belgische varianten met enkel een niet (volledig) gelexicaliseerde expressie als variant vluchtmisdrijf Unieke Belgische varianten croque-monsieur vs. tosti Vrije alternanten militaire dienst (ook: legerdienst) Belgische alternanten met restricties op het vlak van tijd/stijl/sociale groep/ inhoud unief vs. universiteit Varianten uit vnl. omgangstaal autostrade vs. auto(snel)weg Substandaardvormen gazet vs. krant FIGUUR 2: OVERZICHT VAN DE VERSCHILLENDE SOORTEN BELGISCH-NEDERLANDSE WOORDEN/UITDRUKKINGEN (NAAR MARTIN 1997 EN 2001) Na een grondige herziening in werd het RBBN openbaar ter beschikking gesteld voor lexicografische en andere doeleinden. Een van de eerste woordenboeken die van het RBBN gebruik maakte bij zijn beschrijving van het Belgisch-Nederlands was het Prisma Handwoordenboek uit In dit woordenboek werden ongeveer items uit het RBBN opgenomen, met een bijkomend label BN. In datzelfde jaar werden ook de eerste stappen gezet voor de labeling van de typisch Nederlands-Nederlandse woorden en uitdrukkingen. Om vast te stellen welke woorden dit label moesten krijgen, hebben Smedts en Martin enerzijds gekeken naar de Nederlands-Nederlandse tegenhangers van de woorden in het RBBN en zijn ze anderzijds afgegaan op hun eigen ervaringen. Vervolgens hebben ze hun hypothesen en vermoedens getoetst aan de werkelijkheid met behulp van Google. Uiteindelijk kwam in 2009 de eerste versie van het Prisma Handwoordenboek uit waarin ook het label NN werd opgenomen. 10

20 In deze versie uit 2009 blijken uiteindelijk zelfs meer woorden met het Nederlands-Nederlandse label voor te komen dan met het Belgisch-Nederlandse. Volgens Martin (2010a, 2010b) heeft dit te maken met het onderscheid tussen standaard en substandaard: dit werd wel voor de Belgisch-Nederlandse woorden gemaakt, maar niet voor de Nederlands-Nederlandse. De Belgisch-Nederlandse woorden uit het RBBN die tot de substandaard behoren werden in de regel niet in de Prisma opgenomen. Er zullen dus waarschijnlijk meer woorden uit de Nederlands-Nederlandse substandaardtaal in het woordenboek terechtgekomen zijn dan uit de Belgisch-Nederlandse substandaard. Ook is het aantal woorden dat als vooral NN gelabeld wordt vele malen groter dan het aantal woorden dat vooral BN als label meekrijgt. Dit heeft volgens Martin (2010b) te maken met het feit dat in België soms woorden uit Nederland geïmporteerd worden, maar dat het tegengestelde niet of nauwelijks voorkomt. Een derde verschil dat opvalt is dat tussen het aantal spreektalige varianten: dat zijn er in het Belgisch-Nederlands bijna drie keer zoveel als in het Nederlands-Nederlands. Dat ligt waarschijnlijk aan het feit dat de afstand tussen spreektaal en schrijftaal in België veel groter is dan in Nederland Verschillen tussen BN en NN Ongeveer één derde van het RBBN bestaat uit woorden die voor vrijwel iedereen in Vlaanderen acceptabel zijn. Dit zijn woorden voor unieke items waar variatie met het Nederlands-Nederlands onmogelijk is (zoals arrondissementscommissaris) of waarvan de Nederlands-Nederlandse variant onbekend is (zoals vluchtmisdrijf). De overige woorden in het RBBN hebben een meer variabele status. Deze zijn het meest kenmerkend voor het Nederlands in België met zijn zogenoemde pluriformiteit. Deze term wordt door Martin (2005) gebruikt om aan te geven dat in het Belgisch- Nederlands vaak verschillende vormen/varianten voorkomen die refereren aan hetzelfde concept. Voorbeelden hiervan zijn mooi versus schoon, slager versus beenhouwer en oom versus nonkel. Deze pluriformiteit is een gevolg van het feit dat niet alle sprekers zich op dezelfde manier gedragen (Martin 2005: 375). Het Belgisch-Nederlandse lexicon is namelijk niet voor alle sprekers even groot: de ene Vlaming zal meer Belgicismen gebruiken dan een andere. Bovendien kan een zelfde spreker ook variëren in de woorden die hij gebruikt. Deze pluriformiteit is typisch voor het Belgisch- Nederlands. Wanneer Martin in zijn artikel van 2001 het onderscheid tussen het Belgisch-Nederlandse en het Nederlands-Nederlandse natiolect bespreekt, merkt hij op dat het substandaardlexicon in Vlaanderen groter is dan in Nederland. Volgens Martin (2001: 713) komt dit doordat het Belgisch- Nederlands een rafelige ondergrens [heeft] met de Vlaamse dialecten of de Vlaamse substandaard: zo zal wat voor de ene standaard is, voor de andere substandaard, dialect of Verkavelingsvlaams zijn, en wat dat laatste betreft: voor sommigen behoort het tot het BNS, voor anderen juist niet. (Martin 2001: 713) Ook in een van zijn artikels uit 2005 naar aanleiding van de herziening van het RBBN komt Martin op dit verschil in informaliteit terug. Hij stelt hier dat meer dan een derde van de belgicismen in het RBBN tot het informele register behoort (Martin 2005b: 375). Veel van deze informele belgicismen maken deel uit van de typische pluriformiteit van het Belgisch-Nederlands: het zijn substandaardtalige vormen voor concepten waar ook een ander woord voor bestaat. De voorbeelden die hij hierbij geeft zijn frigo versus koelkast en camion versus vrachtwagen. De pluriformiteit van het Belgisch-Nederlands heeft dus te maken met een verschil in woordgebruik 11

21 tussen een meer verzorgde spreektaal (waarbij er geen onderscheid is met het NN en de BNschrijftaal) en een meer informele variant ervan (Martin 2005b: 376). Naast deze zogenaamde rafelige ondergrens heeft het Belgisch-Nederlands volgens Martin eveneens een rafelige bovengrens met het Nederlands-Nederlands. Er dringen makkelijk Nederlands-Nederlandse woorden in het Belgisch-Nederlands binnen, terwijl dat in omgekeerde richting heel weinig voorkomt. Ook deze Nederlands-Nederlandse vormen maken deel uit van de pluriformiteit van het Nederlands in Vlaanderen: ze worden namelijk vaak als synoniemen van informele Belgisch-Nederlandse vormen met dezelfde betekenis gebruikt. Voorbeelden hiervan zijn rotonde versus rond punt en spa rood versus spa bruis of spuitwater. Deze afwisseling wijst op een zekere onzekerheid bij de Vlaming wat zijn taalgebruik betreft. Na verloop van tijd zal een van de twee varianten waarschijnlijk verdwijnen, zoals eerder de Nederlands-Nederlandse vorm slager de Belgisch-Nederlandse vorm beenhouwer teruggedrongen heeft en omgekeerd het NN koopjes verdrongen lijkt te worden door het BN solden. Het Belgisch-Nederlands als natiolect is duidelijk nog in volle ontwikkeling Bedenkingen voor de toekomst Met het oog op de toekomst wijst Martin nog op een tweetal punten. Het eerste is dat er aandacht besteed moet worden aan de precieze inhoud van de labels spreektaal en informeel. De term spreektaal dekt niet volledig dezelfde lading in Nederland als in België. Bovendien overlapt de inhoud van dit label deels met de inhoud van het label informeel, wat voor de nodige verwarring zorgt (Martin 2010b). Het tweede punt waar Martin de aandacht op vestigt is het feit dat de Belgisch- Nederlandse items in de Nederlandstalige woordenboeken nog altijd gedefinieerd worden aan de hand van Nederlands-Nederlandse items. Zo geeft hij het voorbeeld microgolfoven dat in de Grote Van Dale en het Prisma Handwoordenboek als magnetron gedefinieerd wordt. Bij het lemma magnetron krijgen we vervolgens een omschrijvende definitie van het woord. Dit vindt hij een erg asymmetrische situatie, die omslachtig en duperend is voor de Nederlandstalige Belg (Martin 2010a). Hij is voorstander van gelijkwaardige behandeling van beide synoniemen, waarbij verwezen wordt naar de tegenhanger in het andere natiolect: magnetron (NN): oven voor het verhitten van voedsel d.m.v. microgolven die door wrijvingsenergie hitte veroorzaken (BN: microgolfoven) microgolfoven (BN): oven voor het verhitten van voedsel d.m.v. microgolven die door wrijvingsenergie hitte veroorzaken (NN: magnetron) Martin is van mening dat deze aanpak voor beide natiolecten een grote verrijking kan zijn. Helaas is deze aanpak, ook in de versie van de Prisma uit 2010 die wij gebruiken, nog niet doorgevoerd. We kunnen dus nog geen uitspraken doen over de effecten hiervan. Volgens De Caluwe (2008) zal de opname van Nederlands-Nederlands als aparte variëteit in woordenboeken uiteindelijk voor iedereen voordelig zijn: zowel voor de Nederlanders en de Vlamingen als voor de anderstaligen die Nederlands willen leren. Nederlanders zouden meer rekening kunnen houden met het geografische bereik van hun woorden en ook Vlamingen kunnen zo beter hun taalgebruik aan de context aanpassen. Anderstaligen kunnen tot nu toe enkel te weten komen of bepaalde items Belgisch-Nederlands zijn, niet of ze Nederlands-Nederlands zijn. Voor hen zou het een grote hulp kunnen zijn om te weten welke woorden en uitdrukkingen algemeen gangbaar zijn en welke niet. Ook Martin zelf legt in zijn artikel Komt wie er het noorden bij verliest, 12

22 in de bonen terecht? (en omgekeerd) (2010a) vooral de nadruk op het communicatief-functionele aspect van het probleem. Hij wijst op de voordelen bij de handel over de landsgrenzen heen en het belang van adequate vertalingen in vertaalwoordenboeken. Hiernaast haalt hij ook een descriptieftaalkundig motief aan: het is leerzaam om zo exact mogelijk in kaart te kunnen brengen welke items waar in het taalgebied gebruikt worden. Ten slotte haalt hij ook een taalpolitieke reden aan, namelijk het feit dat een taal met twee gelijkwaardige polen ook woordenboeken moet hebben die voor de hele taalgemeenschap functioneel zijn. 3.3 Standaardtaal versus dialect in Nederland en België Hoewel de sociolinguïstische situatie van vandaag in verschillende Europese landen erg lijkt te verschillen, gaat Auer (2005) ervan uit dat de verhouding tussen standaardtaal en dialecten in Europa volgens vergelijkbare trajecten tot stand is gekomen. Hij onderscheidt ruwweg vijf verschillende types van verhoudingen tussen standaardtaal en dialecten, die elkaar in de tijd opvolgen. Hij concentreert zich hierbij puur op de verhouding tussen standaardtaal en dialect in eentalige landen en laat landen waarin meerdere standaardtalen gesproken worden buiten beschouwing. Met de term dialect refereert hij aan alle regionale variëteiten van een taal die naast de standaardtaal bestaan. Onder standaardtaal verstaat hij die variëteit van een taal die door sprekers van verschillende dialecten gebruikt wordt om met elkaar te communiceren, die geschikt is voor schriftelijke communicatie en die aan een zekere codificatie en uitbreiding onderhevig is (Auer 2005: 8). We zullen eerst de 5 verschillende types van verhoudingen volgens Auer bespreken en vervolgens nagaan of en hoe deze modellen toepasbaar zijn op het Nederlandse taalgebied De vijf types relaties tussen standaardtaal en dialect 1. Type zero repertoires (no endoglossic standard: exoglossic diglossia) Het eerste type dat Auer onderscheidt zijn de type zero repertoires. Hier is een niet-inheemse taal de standaardtaal. Aangezien de standaardtaal in dit geval een niet-inheemse taalvariëteit is, is hier geen sprake van wat Auer (2005: 10) levelling through standardisation noemt: het gradueel wegwerken van de niet-standaardtalige kenmerken van de volkstaal. Wel is er sprake van taalcontact en is er dus wel beïnvloeding van de standaardtaal op de volkstaal. EXOGLOSSIC STANDARD VERNACULAR VARIETIES (SPOKEN/WRITTEN) FIGUUR 3: TYPE ZERO REPERTOIRE (AUER 2005: 9) 13

23 2. Type A repertoires (medial diglossia with an endoglossic standard) Bij de type A repertoires is de standaardtaal wel een inheemse variant, die naast de dialecten bestaat en daar genetisch aan verwant is. Bij dit type is er sprake van diglossie: de standaardvariëteit is de hogere variant die wordt gebruikt voor de geschreven communicatie, de dialecten worden aangevoeld als de lagere taalvariant en zijn gebruikelijk voor de gesproken communicatie. ENDOGLOSSIC STANDARD (MAINLY WRITTEN) DIALECTS (MAINLY SPOKEN) 3. Type B repertoires (spoken diglossia) FIGUUR 4: TYPE A REPERTOIRE (AUER 2005: 10) Het grootste deel van de type A repertoires evolueerde in de loop van de tijd naar een type B repertoire. Bij dit type wordt de standaardtaal ook gebruikt als spreektaal voor formele interacties. Het verschil tussen standaardtaal en dialect ligt dus niet langer bij het medium (gesproken versus geschreven taalgebruik), maar is nog altijd duidelijk afgebakend. In talen van dit type is situational code-switching, het gebruik van verschillende taalvariëteiten voor verschillende sociale situaties, gebruikelijk. STANDARD (WRITTEN) STANDARD (SPOKEN) DIALECTS (ONLY SPOKEN) 4. Type C areas (diaglossia) FIGUUR 5: TYPE B REPERTOIRE (AUER 2005: 17) De volgens Auer meest voorkomende verhouding tussen dialect en standaardtaal in Europa vandaag de dag is die van het type C. Deze taalsituatie kenmerkt zich door het bestaan van overgangsvormen tussen de standaardtaal en de dialecten. Deze regionale varianten zijn geen aparte afgebakende gehelen, maar vormen een continuüm tussen de standaardtaal en de dialecten. Het levelling dat we bij type zero besproken hebben, komt bij dit type veelvuldig voor bij de basisdialecten. Ook hier is sprake van code-switching tussen standaardtaal en dialect, al gebeurt dat bij dit type geleidelijker aan dan bij het vorige. 14

24 STANDARD (SPOKEN/WRITTEN) REGIONAL STANDARDS REGIOLECTS BASE DIALECTS 5. Type D areas (dialect loss) FIGUUR 6: TYPE C REPERTOIRE (AUER 2005: 27) Het laatste type wat Auer onderscheidt is type D, waar als gevolg van de diaglossie of diglossie van de voorgaande types, uiteindelijk de dialecten verdwijnen. Bij diaglossie geraken de dialecten steeds meer beïnvloed door de standaardtaal (cfr. levelling) tot ze wegvallen, bij diglossie blijft het dialect onveranderd verder bestaan tot het uiteindelijk buiten gebruik raakt. Het model van de diaglossie (type C) verliest dus het onderste niveau van de basisdialecten, waarvoor een nieuw basisniveau in de plaats komt, dat van de basisregiolecten. Dit nieuwe basisniveau zal later opnieuw wegvallen, zodat er uiteindelijk enkel een standaardtaal en een regionale standaard (waar nog regionale sporen van de vroegere dialecten in te horen zijn) overblijven. STANDARD BASILECTAL REGIONAL STANDARD BASILECTAL REGIOLECTS BASILECTAL DIALECTS FIGUUR 7: FROM TYPE C (DIAGLOSSIA) TO TYPE D/1 (DIALECT LOSS) REPERTOIRES (AUER 2005: 35, 36) Als dialectverlies zich voordoet hij diglossie (type B), wordt het dialect niet meer doorgegeven aan de volgende generatie. De onderlaag van de dialecten, die enkel in de spreektaal worden gebruikt, valt weg. In dit geval blijft enkel de standaardtaal met enige interne variatie over. 15

25 STANDARD (WRITTEN & SPOKEN) DIALECTS (SPOKEN) FIGUUR 8: FROM TYPE B (DIGLOSSIA) TO TYPE D/2 (DIALECT LOSS) REPERTOIRES (AUER 2005: 38) Toegepast op België en Nederland Grondelaers en Van Hout gebruiken in hun artikel van 2011 de theorie van Auer om de controversiële taalsituatie in België en Nederland te omschrijven. Zij stellen dat er grote verschillen zijn tussen de standaardiseringsprocessen van België en Nederland: While the history of Netherlandic Dutch is characterized by a spontaneous domestic standardization, Belgian Dutch imported Netherlandic Dutch as his standard because language planners of the 19th century believed that the best way to beat the dominance of French - the actual prestige variety in the Belgian territories at the time - would be to adopt the prestige variety of Dutch already available in the North. (Grondelaers & Van Hout 2011: 200) Deze integrationistische visie impliceert dat het standaardiseringsproces van het Belgisch-Nederlands pas compleet zal zijn wanneer de Nederlandse norm volledig overgenomen is. Wat de schrijftaal betreft, is dit het geval: dezelfde norm voor schriftelijk taalgebruik geldt in het hele taalgebied. De standaardisering van de spreektaal gaat in België echter een hele andere richting uit dan in Nederland. De situatie in België na de eerste standaardiseringsgolf rond 1960 komt overeen met het type zero repertoire van Auer: basisdialecten in de volkstaal naast een niet-inheemse standaardtaal. De Nederlandse situatie in diezelfde periode komt overeen met het type B repertoire: eveneens basisdialecten in de volkstaal naast een uit die dialecten geëvolueerde standaardtaal die zowel een geschreven als een gesproken register kent. Beide modellen kenmerken zich door diglossie, er is dus in essentie geen contact tussen de basisdialecten en de standaardtaal. Volgens Auer (2005: 22) evolueert het Nederlands zowel in Nederland als in België naar diaglossie, met als gevolg dat er een continuüm tussen de standaardtaal en de dialecten ontstaat. Hij rekent het grootste deel van het Nederlandse taalgebied tot een type C repertoire, waar de dialecten nog steeds deel van het continuüm uitmaken. De Randstadregio en het gebied rondom Brussel en Antwerpen ziet hij echter als type D omdat zij hun dialecten verloren hebben. Hoewel Grondelaers en Van Hout instemmen met deze visie, hebben ze toch enkele opmerkingen bij de theorie van Auer. Ten eerste is de gemeenschappelijke schriftelijke norm van Nederland en België niet zichtbaar in het model van Auer. Ten tweede legt dit model niet voldoende de nadruk op de grote verschillen tussen de standaardiseringsprocessen in Nederland en België. 16

26 3.3.3 De situatie in Nederland Nederland heeft zowel in de schrijftaal als in de spreektaal een duidelijke standaard. Deze gemeenschappelijke norm heeft zich vanaf het interbellum ontwikkeld en is gebaseerd op de uitspraaknormen van de Randstadregio. Momenteel is er echter sprake van een zekere destandaardisatie van deze gemeenschappelijke norm. Regionale accenten die vroeger zeer beperkt bleven, duiken de laatste jaren steeds meer in de gesproken standaardtaal op, waardoor regionale varianten op de standaardtaal ontstaan. De algemene tolerantie van sprekers van het Nederlands tegenover deze accentvariatie is groot, al blijft men het accent van de Randstad als netter' aanvoelen. Naast deze regionale variatie valt ook de opkomst van een nieuwe uitspraaknorm op, het zogenaamde Poldernederlands. Deze variant, die voornamelijk door Jan Stroop (1997, 1998, 2010) is onderzocht, wordt vooral bij hoogopgeleide vrouwen uit de middenklasse aangetroffen. De derde en volgens Grondelaers en Van Hout de meest drastische verandering in de Nederlandse standaardtaal is er een op het morfosyntactische vlak. Het gaat hier om het gebruik van hun in plaats van zij/ze als persoonlijk voornaamwoord van de 3 e persoon in subjectspositie: Als je zo speelt, krijgen hun natuurlijk altijd kansen (Van Hout 2003: 277). In tegenstelling tot de twee voorgaande veranderingen, stuit deze laatste wel op het nodige protest bij leraren en taalpuristen. Volgens Grondelaers en Van Hout (2011) zijn er meer argumenten die wijzen op dialectverlies dan op diaglossie in Nederland. Al sinds het eind van de jaren 90 is er een grote mate van dialectverlies merkbaar in Nederland, met Limburg als lichte uitzondering op deze trend. Dit dialectverlies zorgt volgens Willemyns (2007: ) voor de noodzaak aan een nieuwe informele variëteit om de regionale identiteit mee te kunnen uiten. Aan deze nood wordt voldaan met de hierboven beschreven accentvariatie. Deze nieuwe informele vorm ligt echter dichter bij de standaard dan de dialecten, wat ervoor zorgt dat sprekers deze vorm sneller ook in formele contexten gaan gebruiken. Volgens Auer (2011: 500) gaat het bij deze nieuwe informele variëteit om een aanpassing van de standaardtaal. De gesproken standaardtaal breidt zich uit naar een variant die ook door lager opgeleide sprekers voor de dagdagelijkse communicatie gebruikt kan worden: many speakers no longer have a dialectal way of speaking at their disposal. Therefore, the standard has to be able to provide the full range of expressive resources the speakers need. (Auer 2011: 500) Grondelaers en Van Hout volgen Auer hierin: door het verdwijnen van de dialecten heeft de standaardtaal zijn norm verlaagd, waardoor die nu in een grotere verscheidenheid aan sociale situaties bruikbaar is (2011: 217). Er is dus sprake van een neerwaartse verzachting van de norm De situatie in België De schrijftaal in België heeft zoals gezegd dezelfde standaard als in Nederland. De spreektaal heeft als standaardvariëteit het zogenaamde VRT-Nederlands, een naar de gesproken standaardtaal in Nederland gemodelleerde variant die sinds de oprichting van de Vlaamse openbare omroep in 1930 gepromoot wordt. Deze variëteit heeft een heel strikte norm, die bij de aanwerving van nieuwe presentatoren nageleefd wordt door middel van strenge uitspraaktesten waar regionalismen geweerd worden. Dit resulteerde in een gesproken standaardtaal die formeler, maar ook meer uniform is dan de Nederlandse gesproken standaardtaal (Beheydt 2003: 160). In de praktijk blijkt deze variant slechts door een beperkt aantal Vlamingen in een beperkt aantal contexten gebruikt te 17

27 worden. Naast deze ietwat kunstmatige variant van de gesproken standaardtaal bestaat een natuurlijkere vorm van de gesproken standaardtaal, die we voornamelijk in het taalgebruik van leraren aantreffen (Grondelaers & Van Hout 2011: 219). Het gaat hier niet om een uniforme variant en regionale accenten en kenmerken uit de substandaard kunnen voorkomen. Uit onderzoek naar dit zogenaamde Teacher Dutch blijkt dat in Vlaanderen geen overeenstemming geldt over wat de netste variant van de standaardtaal is. Het is veeleer van de afkomst van de luisteraar afhankelijk welk accent deze als meest prestigieuze variant aanvoelt. Het Teacher Dutch en andere varianten van de standaardtaal in België verliezen steeds meer terrein aan een variëteit van het Nederlands die Tussentaal genoemd wordt. Deze variëteit heeft niet de uniformiteit van het VRT-Nederlands en kenmerkt zich door bepaalde dialectale elementen die voornamelijk afkomstig zijn uit centraal Brabant en Antwerpen. Volgens Cajot (1999: 375) is hier sprake van een autonome informele Vlaamse standaardisering. Grondelaers en Van Hout noemen het ontstaan van Tussentaal een endoglossic bottom-up standardization, which is turning it from a Type Zero into a Type C or Type D repertoire (2011: 227). Het wegvallen van de Vlaamse dialecten zorgde voor een leemte die vervolgens door het ontstaan van de Tussentaal werd opgevuld. Deze nieuwe variëteit krijgt steeds meer prestige en komt meer en meer voor in contexten waar men de standaardtaal zou verwachten. Toen na 1968 een algemene destandaardisatie op gang kwam in Europa (Deumert & Vandenbussche 2003), werd die in Vlaanderen nog versterkt door het feit dat de standaardtaal een niet-inheemse en dus vreemde variëteit was. De intrede van de commerciële televisie in Vlaanderen in de jaren 80 was een grote stimulans voor de Vlaamse zelfbewustheid, waardoor de vraag naar een eigen Vlaamse standaard toenam Huidige situatie en toekomst In figuur 9 en 10 is de schematische weergave van de situatie in Nederland en België op dit moment volgens Grondelaers en Van Hout (2011: 234) afgebeeld. Aangezien de dialecten in beide landen zo goed als volledig verdwenen zijn, hebben ze voor de dialectbasis een cirkel met een stippellijn gebruikt. De gedeelde geschreven standaard van België en Nederland wordt weergegeven met de dichte zwarte stippen bovenaan. De evolutie van het Nederlands in Nederland in de 20 e eeuw begon met een endoglossic bottom-up standardisation (type B) with a diglossic relation between the standard and the dialects (Grondelaers & Van Hout 2011: 233). In de tweede helft van de 20 e eeuw zorgde het verlies van de dialecten voor een meer gelaagde standaardtaal waarmee nu ook regionale en sociale identiteit uitgedrukt kunnen worden. De norm van de standaardtaal is dus als het ware verlaagd. Deze destandaardisatie wordt in afbeelding 9 aangegeven met een naar beneden gerichte pijl tussen de geschreven en de gesproken standaardtaal. 18

28 WRITTEN STANDARD SPOKEN STANDARD, REGIONALLY AND SOCIALLY STRATIFIED. FIGUUR 9: HUIDIGE SITUATIE IN NEDERLAND (GRONDELAERS & VAN HOUT 2011: 234) Het Nederlands in België begon als een type zero repertoire, met een dialectbasis in de eigen taal en een niet-inheemse standaardtaal. De geschreven standaardtaal is hier opnieuw weergegeven met een zwarte stip. De stippellijn daarrond, die deels met deze geschreven standaardtaal overlapt, symboliseert het VRT-Nederlands. Het wegvallen van de dialecten zorgt in Vlaanderen voor het ontstaan van een intermediaire variëteit tussen de dialecten en de standaardtaal, waarmee regionale identiteit uitgedrukt kan worden. Deze Tussentaal begon zich vervolgens te standaardiseren en zorgde zo voor een opwaartse beweging van de inheemse dialecten naar de standaard. In figuur 10 is deze beweging weergegeven door een naar boven gerichte pijl tussen de regiolecten en de standaard. De ontwikkeling van deze Tussentaal zorgt ervoor dat de afstand tussen de volkstalige variëteiten en de standaardtaal geleidelijk aan gedicht wordt. De gestippelde cirkel met het vraagteken geeft aan dat hier volgens Grondelaers en Van Hout (2011: 235) mogelijk nog een leemte in het continuüm zit. WRITTEN STANDARD (VIRTUAL) SPOKEN VRT-STANDARD TEACHER DUTCH? HIGHER TUSSENTAAL LOWER TUSSENTAAL REGIOLECTS FIGUUR 10: HUIDIGE SITUATIE IN BELGIË (GRONDELAERS & VAN HOUT 2011: 234) In Nederland blijft de tendens bestaan om bepaalde vormen van het gesproken Nederlands als mooier dan andere te beschouwen. De meeste mensen verkiezen nog steeds het accent van de Randstad, al is vooral bij jonge mensen ook het Poldernederlands erg populair. Er is echter een grote tolerantie tegenover andere accenten en variëteiten van het Nederlands, wat er volgens Grondelaers en Van Hout (2011: 237) op wijst dat de normverlaging van het Nederlands in Nederland veeleer een verrijking dan een verarming van de taal is. In Vlaanderen is het niet zo dat één bepaalde variëteit of accent als mooier of beter dan de andere wordt aangevoeld. Wat de toekomst van het Nederlands in België betreft, zijn er volgens Grondelaers en Van Hout twee mogelijkheden: de inheemse Tussentaal kan zich verder gaan standaardiseren en zo het VRT-Nederlands onnodig maken, of er ontstaat een 19

29 nieuwe vorm van diglossie met de Tussentaal als moderne, gesproken standaard en het VRT- Nederlands als conservatieve, neutrale standaard. 3.4 Bestaande visies op standaardtaal Als uitgangspunt voor ons onderzoek is het belangrijk dat we eerst duidelijk maken wat in de hedendaagse taalkunde onder de Nederlandse standaardtaal wordt verstaan en hoe de regionale en stilistische variatie die in deze masterscriptie zo n belangrijke rol speelt, in de definitie van de standaardtaal past. Aangezien we hierover in de inleiding van het Prisma Handwoordenboek geen informatie vinden, zullen we ons in dit hoofdstuk op andere bronnen beroepen. We bekijken de definities van standaardtaal van drie verschillende belangrijke instanties in de Nederlandse taalkunde: de Nederlandse Taalunie, de 2 e editie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst en de 14e editie van het Van Dale Groot woordenboek van de Nederlandse taal (vanaf hier Van Dale genoemd). Op basis daarvan willen we nagaan hoe in de bestaande definities van standaardtaal het onderscheid gemaakt wordt tussen Belgisch-Nederlands en Nederlands-Nederlands, formeel en informeel en spreektaal en schrijftaal. In de conclusie van deze masterscriptie zullen we hierop terugkomen en willen we een antwoord geven op de vraag of deze visies overeenkomen met wat we in onze nieuwsberichten aantreffen Inclusieve versus exclusieve visies Voordat we verdergaan moeten we eerst een onderscheid maken tussen een inclusieve en een exclusieve visie op het Standaardnederlands. Een inclusieve visie op de standaardtaal houdt in dat ook varianten die ( ) niet zomaar in alle contexten algemeen bruikbaar zijn, toch de status van standaardtaal kunnen hebben (Caluwé & Verreycken 2012: 172). Dit geldt zowel op stilistisch als op geografisch vlak: enerzijds gaat het hier om woorden die de labels spreektaal, schrijftaal, formeel of informeel krijgen, anderzijds om de lexicale variatie tussen het noorden en het zuiden van het taalgebied. De inclusieve visie gaat er vanuit dat woorden en uitdrukkingen ondanks deze markeringen toch tot het Standaardnederlands kunnen behoren. Volgens een exclusieve visie daarentegen behoren woorden met dit soort stilistische of geografische markeringen niet tot de standaardtaal. Zowel de Van Dale als de ANS hebben een exclusieve visie op de Nederlandse Standaardtaal, in tegenstelling tot de Nederlandse Taalunie die een inclusieve versie hanteert. In de praktijk blijkt ook die laatste echter toch nog altijd een vrij exclusieve aanpak te volgen wat de stilistische variatie betreft. Uit de inleiding tot de Prisma en de artikels van Martin die we eerder in dit hoofdstuk besproken hebben, kunnen we afleiden dat de redactie van de Prisma tegenover de tegenstelling tussen het noordelijke en het zuidelijke Nederlands een inclusieve visie hanteert. De Belgisch-Nederlandse en Nederlands-Nederlandse varianten krijgen in dit woordenboek de status van standaardtaal in een bepaald deel van het taalgebied. Deze inclusieve benadering krijgt het laatste decennium steeds meer bijval in de Nederlandse lexicografie. Het Prisma Handwoordenboek was met zijn 3 e druk uit 2009 het eerste dat deze visie in de praktijk omzette en bovendien naast het Belgisch-Nederlands ook het Nederlands-Nederlands ging labelen. Het is echter moeilijk om uit diezelfde inleiding op te maken welke visie de redactie er op nahoudt ten overstaan van de stilistische labels en wat de precieze motivatie voor het toekennen van deze labels is geweest. We weten dus niet of de 20

30 stilistische labels in de Prisma bedoeld zijn als een beperking binnen de standaardtaal of als een aanduiding dat het woord in kwestie niet tot de standaardtaal behoort Volgens de Nederlandse Taalunie De eerste bron die we geraadpleegd hebben, is de website van de Nederlandse Taalunie. Zij definieert in haar theoretische pagina s de Nederlandse standaardtaal als het Nederlands dat algemeen bruikbaar is in het publieke domein, dat wil zeggen in alle belangrijke sectoren van het openbare leven, zoals het bestuur, de administratie, de rechtspraak, het onderwijs en de media. Anders uitgedrukt: de Nederlandse standaardtaal is het Nederlands dat algemeen bruikbaar is in contacten met mensen buiten de eigen vertrouwde omgeving (in zogenaamde secundaire relaties). Een belangrijke nuance die op de site echter wordt gemaakt, is dat de standaardtaal geen vaststaande vorm heeft: Wat tot de standaardtaal gerekend wordt, verandert door de tijd en er is op elk moment ook binnen de standaardtaal nog eens variatie. ( ) De concrete realiseringen van zulke variabele verschijnselen dus de verschillende woorden, constructies, uitspraakvormen noemt men varianten. De variatie in de standaardtaal is vaak geografisch of stilistisch bepaald. Er is in de standaardtaal dus zowel op geografisch als op stilistisch vlak sprake van variatie. Dit zullen we in de komende alinea s nader toelichten voor we overgaan tot de andere bronnen. Geografische variatie is bij de Nederlandse standaardtaal het duidelijkst merkbaar in de verschillen tussen België en Nederland. Deze verschillen bevinden zich vooral op het gebied van uitspraak, maar ook op het vlak van woordenschat en grammatica. Hoewel de standaardtaal in Nederland en België voor het overgrote deel gelijk is, zijn er een aantal varianten die enkel in België of enkel in Nederland standaardtaal zijn: Het gaat dan om varianten die ofwel algemeen bruikbaar zijn in het publieke domein in Nederland, maar niet in België, en omgekeerd om varianten die algemeen bruikbaar zijn in het publieke domein in België, maar niet in Nederland. (website Nederlandse Taalunie) Figuur 1 dient ter verduidelijking hiervan. De standaardtaal wordt hier geografisch voorgesteld door middel van twee cirkels, waarvan een voor Nederland en een voor het Nederlandstalige deel van België staat. Deze cirkels overlappen elkaar voor het grootste deel, wat symbool staat voor het grote gemeenschappelijke deel van de standaardtaal. De twee randen waar de cirkels elkaar niet overlappen stellen de varianten voor die typisch zijn voor België enerzijds (op de figuur links weergegeven) en voor Nederland anderzijds (rechts op de figuur). 21

31 FIGUUR 11: BN VERSUS NN (WEBSITE NEDERLANDSE TAALUNIE) Op de website van de Nederlandse Taalunie wordt de structuur van het Nederlands vergeleken met die van een ui: als een kern met daaromheen een aantal verschillende lagen. De kern bestaat uit de pure standaardtaal. Deze bevat zowel de spreektaal als de schrijftaal, evenals de woorden die enkel in een deel van het taalgebied standaardtaal zijn. Rondom de kern zit een tweede laag, namelijk die van de grensgevallen. Bij deze taaluitingen is het niet duidelijk of ze nu tot de standaardtaal behoren of niet: sommige sprekers keuren ze goed en anderen keuren ze af. Deze varianten kunnen dichter of verder van de kern af staan, afhankelijk van hun frequentie in de standaardtaal. Het gaat hier zowel om woordenschat, uitspraak als grammatica. Voorbeelden op de website van de Nederlandse Taalunie zijn in België frigobox en in Nederland de uitspraak van het Poldernederlands [blaajf baaj maaj]. De derde en buitenste laag bevat het taalgebruik dat niet onder de noemer standaardtaal valt, omdat het stilistisch of geografisch te gemarkeerd is. Aangezien taal constant aan variatie onderhevig is, zitten de verschillende taaluitingen niet vast in hun laag in de ui. Constant verschuiven woorden, constructies en uitspraakmogelijkheden van de rand naar het centrum en andersom. Er komen nieuwe taaluitingen bij die hun plaats moeten zoeken in het geheel en weer andere verdwijnen. Het hier voorgestelde model is dus niet statisch. Naast deze variatie is er bovendien ook nog sprake van een zekere sprekergebonden variatie: er kunnen onderlinge verschillen zijn bij sprekers wat de plaats van een taalverschijnsel in de structuur betreft. Een voorbeeld op de website van de Taalunie van een constructie die nog niet door iedereen aanvaard is, is het in Nederland voorkomende hun hebben goed gespeeld waar de datiefvorm hun de plaats van de nominatief inneemt. Sommige sprekers zien deze constructie als standaardtaal, terwijl anderen twijfelen en weer anderen ze volledig afkeuren. Figuur 2 geeft een overzicht van het uimodel. 22

32 FIGUUR 12: DE TAAL ALS EEN UI (WEBSITE NEDERLANDSE TAALUNIE) Volgens de Algemene Nederlandse Spraakkunst Als tweede bron hebben we de elektronische versie van de tweede editie van de Algemene Nederlandse Spraakkunst (vanaf hier ANS) genomen. In de inleiding ( Informatie over de ANS ) wordt een hoofdstuk aan de Nederlandse standaardtaal gewijd. De definitie hier gaat als volgt: de taal waarin geen elementen of structuren voorkomen die duidelijk opvallen als niet-algemeen. Om deze definitie verder toe te lichten draagt de redactie vervolgens verschillende redenen aan om een taalverschijnsel niet-algemeen te noemen. De eerste en meest onbetwistbare van deze redenen is dat een verschijnsel ongrammaticaal kan zijn en in die zin dus niet tot de standaardtaal behoort. De andere zullen we in de volgende alinea s bespreken. Een tweede mogelijke reden is dat het gaat om een stijl- of streekgebonden variant: Dergelijke varianten kunnen behalve buiten ook binnen de standaardtaal voorkomen. Elke standaardtaal kent interne variatie, ook de Nederlandse. Het gaat dan om varianten waarvan onderzoekers weten (of bijzonder taalgevoelige leken aanvoelen) dat ze in een bepaalde variëteit meer voorkomen dan in een andere, maar die voor de meerderheid van de taalgebruikers niet kenmerkend zijn voor die variëteit. (website ANS) Terwijl op de website van de Taalunie de termen door elkaar gebruikt worden, maakt de ANS bij de stijlgebonden varianten nog een onderscheid tussen spreektaal en schrijftaal enerzijds en formeel en informeel taalgebruik anderzijds. Zowel geschreven als gesproken taalgebruik wordt door de ANS tot de standaardtaal gerekend. Formeel en informeel taalgebruik worden daarentegen wel als afwijkend van de standaardtaal behandeld: 23

33 Met 'formeel' wordt die stijlsoort aangeduid waartoe de taalverschijnselen behoren die in gewone gesproken taal (dus bijvoorbeeld niet in voorgelezen teksten) als vreemd, afwijkend of stilistisch ongewoon ervaren worden. ( ) Met 'informeel' wordt die stijlsoort aangeduid waartoe de taalverschijnselen behoren die in geschreven taal meestal (maar bijvoorbeeld niet in bewust spreektalig geschreven romandialogen) als ongebruikelijk opvallen. (website ANS) Ook bij de streekgebonden variatie wordt een onderscheid gemaakt tussen varianten die wel tot de standaardtaal behoren (door de ANS geografisch genoemd) en varianten waarbij dit niet het geval is ( regionaal ). Naast de hierboven besproken redenen om een taalverschijnsel als niet-algemeen te bestempelen, zijn er natuurlijk nog tal van andere mogelijkheden. Deze worden door de ANS onder de noemer andere variatie kort samen besproken. Eén mogelijkheid is dat stijlgebonden en streekgebonden variatie gecombineerd kunnen voorkomen, zodat een woord of constructie bijvoorbeeld alleen in een deel van het taalgebied én in een bepaald stijlgebied niet tot de standaardtaal behoort. Ook onderscheidt de ANS naast stijl- en streekgebonden variatie ook groepsgebonden variatie: hiertoe behoren varianten die tot een bepaalde vak- of groepstaal behoren. Deze varianten worden hier niet tot de Nederlandse standaardtaal gerekend. Ook in de inleiding van de ANS vinden we een schematische weergave van de standaardtaal terug. Deze is hiernaast te zien in figuur 3. De figuur bestaat uit drie cirkels, twee met een volle lijn en een met een stippellijn. De tweede van de drie cirkels bevat de standaardtaal. De cirkel met een stippellijn die daar binnenin staat illustreert het onderscheid tussen de standaardtaal zonder variatie en met variatie: het gedeelte in de gestippelde cirkel stelt de standaardtaal zonder variatie voor en het deel tussen de kleinste en de middelste cirkel staat voor de standaardtaal met variatie. De buitenste cirkel bevat ten slotte het Nederlands dat niet tot de standaardtaal behoort, maar wel in de ANS besproken wordt. Buiten de cirkel staan de taalvariëteiten die niet in de ANS behandeld worden. FIGUUR 13: STANDAARDTAAL EN TAALVARIATIE (WEBSITE ANS) 24

Lexicografie en lexicologie

Lexicografie en lexicologie Lexicografie en lexicologie Basisliteratuur: Piet van Sterkenburg (ed.) (2003), A Practical Guide to Lexicography. John Benjamins Publishing Company, Amsterdam/Philadelphia. + aanvullende literatuur op

Nadere informatie

Belgisch-Nederlands en de taalnorm in woordenboeken en taaladvisering 1

Belgisch-Nederlands en de taalnorm in woordenboeken en taaladvisering 1 Ronde 5 Peter Debrabandere Katholieke Hogeschool Brugge-Oostende Neerlandia/Nederlands van Nu Contact: peter.debrabandere@khbo.be 8 Belgisch-Nederlands en de taalnorm in woordenboeken en taaladvisering

Nadere informatie

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen.

Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen. 1 Op het einde van de negentiende eeuw werd het Nederlands een van de officiële talen in België. Maar welk Nederlands? Er waren twee kampen. De particularisten pleitten voor een eigen Nederlands pleitten,

Nadere informatie

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst? Ronde 8 Peter Debrabandere Katholieke Hogeschool VIVES Contact: peter.debrabandere@vives.be Een kritische terugblik op honderd jaar taalzorg en taaladvisering in Vlaanderen. En wat brengt de toekomst?

Nadere informatie

AN, BN, NN en een snuifje SN. Regionale variatie in het Nederlands

AN, BN, NN en een snuifje SN. Regionale variatie in het Nederlands . Taalbeschouwing Van Ginneken, J. (2000). Verborgen verleiders. Hoe de media je sturen. Amsterdam: Uitgeverij Boom. Willy Smedts K.U. Leuven Contact: willy.smedts@arts.kuleuven.be Ronde 6 AN, BN, NN en

Nadere informatie

Lexicografie. Inhoudsopgave. Tom Ruette. 1 Inleiding 2. 2 Opnamecriteria 3 2.1 Van Dale Groot Woordenboek... 3 2.2 Redactie... 5

Lexicografie. Inhoudsopgave. Tom Ruette. 1 Inleiding 2. 2 Opnamecriteria 3 2.1 Van Dale Groot Woordenboek... 3 2.2 Redactie... 5 Lexicografie Tom Ruette 2007 Inhoudsopgave 1 Inleiding 2 2 Opnamecriteria 3 2.1 Van Dale Groot Woordenboek.................. 3 2.2 Redactie.............................. 5 3 Descriptieve aanpak 6 4 Case-study:

Nadere informatie

Taalvariatie. Dr. Janneke Diepeveen m.m.v. Johanna Ridderbeekx, Agnes Dilliën, Rita Van Elsen en Gabri van Sleeuwen

Taalvariatie. Dr. Janneke Diepeveen m.m.v. Johanna Ridderbeekx, Agnes Dilliën, Rita Van Elsen en Gabri van Sleeuwen Taalvariatie Dr. Janneke Diepeveen m.m.v. Johanna Ridderbeekx, Agnes Dilliën, Rita Van Elsen en Gabri van Sleeuwen Projectinformatie Gemeenschappelijk project: Examples and new models for learning and

Nadere informatie

Verkenning van semasiologische variatie in verkeerstermen in het Nederlands

Verkenning van semasiologische variatie in verkeerstermen in het Nederlands Verkenning van semasiologische variatie in verkeerstermen in het Nederlands Jocelyne Daems KU Leuven OG Quantitative Lexicology and Variational Linguistics Overzicht Achtergrond Data Methodologie Resultaten

Nadere informatie

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) die willen functioneren in een uitdagende kennis- of communicatiegerichte functie: in het hoger onderwijs, als docent

Nadere informatie

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2

Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Zakelijk Professioneel (PROF) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleiden die hun taalvaardigheid in het Nederlands zullen moeten bewijzen op de werkvloer in Vlaanderen, Nederland of in een buitenlands bedrijf

Nadere informatie

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens

Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens Transparency in Language: A Typological Study S.C. Leufkens Transparency in language. A typological study Sterre Leufkens Een taal kun je zien als een verzameling vormen (woorden, zinnen, klanken, regels),

Nadere informatie

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Tussendoelen Nederlands onderbouw vo havo/vwo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 h/v de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 h/v de betekenis

Nadere informatie

Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp

Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp Semantic Versus Lexical Gender M. Kraaikamp Samenvatting Semantisch versus lexicaal geslacht: synchrone en diachrone variatie in Germaanse geslachtscongruentie De meeste Germaanse talen, waaronder het

Nadere informatie

Educatief Professioneel (EDUP) - C1

Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Educatief Professioneel (EDUP) - C1 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) die willen functioneren in een uitdagende kennis- of communicatiegerichte functie: in het hoger onderwijs, als docent

Nadere informatie

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2

Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Educatief Startbekwaam (STRT) - B2 Voor wie? Voor hogeropgeleide volwassenen (18+) of jongeren (16+) aan het einde van het secundair of voortgezet onderwijs in het buitenland die starten met een studie

Nadere informatie

Profielen van mediageletterdheid. Een exploratie van de digitale vaardigheden van burgers SEIZOEN in Vlaanderen. Steve Paulussen IBBT-MICT, UGent

Profielen van mediageletterdheid. Een exploratie van de digitale vaardigheden van burgers SEIZOEN in Vlaanderen. Steve Paulussen IBBT-MICT, UGent Profielen van mediageletterdheid. Een exploratie van de digitale vaardigheden van burgers SEIZOEN in Vlaanderen 2011-2012 Steve Paulussen IBBT-MICT, UGent Doel van de studie 3 hoofdvragen: 1. Hoe staat

Nadere informatie

Maken van een woordenboek:4 hoofdfasen

Maken van een woordenboek:4 hoofdfasen Maken van een woordenboek:4 hoofdfasen 1. het maken van een concept + het testen van het concept door middel van proefartikelen hoe moet je woordenboek er inhoudelijk uitzien? 2. opbouw van een materiaalverzameling

Nadere informatie

Deel 5 Introductie. Handleiding scripties

Deel 5 Introductie. Handleiding scripties Deel 5 Introductie De Introductie is het deel van de scriptie dat vóór de Inleiding komt (althans, zo noem ik dat deel). Deze introductie wordt veelal opgesteld als de scriptie (bijna) klaar is (al zijn

Nadere informatie

onvoldoende voldoende goed uitstekend 1 2 3 4 Er is een onderzoeksplan, maar de deelvragen kunnen niet leiden tot een goed antwoord op de hoofdvraag.

onvoldoende voldoende goed uitstekend 1 2 3 4 Er is een onderzoeksplan, maar de deelvragen kunnen niet leiden tot een goed antwoord op de hoofdvraag. Onderzoek Naam leerling:. Onderzoeksplan Er is een onderzoeksplan, maar de hoofdvraag is onduidelijk. Er is een onderzoeksplan, maar de deelvragen kunnen niet leiden tot een goed antwoord op de hoofdvraag.

Nadere informatie

Inhoud. Introductie tot de cursus

Inhoud. Introductie tot de cursus Inhoud Introductie tot de cursus 1 Inleiding 7 2 Voorkennis 7 3 Het cursusmateriaal 7 4 Structuur, symbolen en taalgebruik 8 5 De cursus bestuderen 9 6 Studiebegeleiding 10 7 Huiswerkopgaven 10 8 Het tentamen

Nadere informatie

Leidraad bij het sjabloon onderzoeksvoorstel Masterscriptie Deel I

Leidraad bij het sjabloon onderzoeksvoorstel Masterscriptie Deel I Leidraad bij het sjabloon onderzoeksvoorstel Masterscriptie Deel I Deze leidraad heeft tot doel om studenten uitleg te geven bij het opmaken van hun onderzoeksvoorstel voor de masterscriptie. Er wordt

Nadere informatie

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma.

Citation for published version (APA): Verbakel, N. J. (2007). Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. University of Groningen Het Chronische Vermoeidheidssyndroom, Fibromyalgie & Reuma. Verbakel, N. J. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Doelstelling: Bijsturing van de opvattingen van de leerlingen met betrekking tot magnetische eigenschappen

Doelstelling: Bijsturing van de opvattingen van de leerlingen met betrekking tot magnetische eigenschappen 6-8 jaar Wetenschappelijk inhoud: Natuurkunde Beoogde concepten: Magnetische eigenschappen van verschillende voorwerpen, intensiteit van een magnetisch vel. Beoogde leeftijdsgroep: Leerlingen van 8 jaar

Nadere informatie

Populaties beschrijven met kansmodellen

Populaties beschrijven met kansmodellen Populaties beschrijven met kansmodellen Prof. dr. Herman Callaert Deze tekst probeert, met voorbeelden, inzicht te geven in de manier waarop je in de statistiek populaties bestudeert. Dat doe je met kansmodellen.

Nadere informatie

Hoe te leren voor de UNIT toetsen

Hoe te leren voor de UNIT toetsen Hoe te leren voor de UNIT toetsen Hoe moet je nu beginnen met leren? We merken dat vooral leerlingen die net op school zitten moeite hebben met hoe ze nu een toets over New Inspiration (de units) moeten

Nadere informatie

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement

Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties. Grace Ghafoer. Memory strategies, learning styles and memory achievement Geheugenstrategieën, Leerstrategieën en Geheugenprestaties Grace Ghafoer Memory strategies, learning styles and memory achievement Eerste begeleider: dr. W. Waterink Tweede begeleider: dr. S. van Hooren

Nadere informatie

Beoordelingsmodellen PAT Profiel Academische Taalvaardigheid Voorbeeldexamen 2

Beoordelingsmodellen PAT Profiel Academische Taalvaardigheid Voorbeeldexamen 2 Beoordelingsmodellen PAT Profiel Academische Taalvaardigheid Voorbeeldexamen 2 PROFIEL ACADEMISCHE TAALVAARDIGHEID Beoordelingsmodellen Voorbeeldexamen 2 Deel A Taak TV en geweld PRECONDITIE De kandidaat

Nadere informatie

Goed geschreven. Zakelijk schrijven binnen opleiding en beroep. Verwijsmodel. Wilma van der Westen. Herziene en uitgebreide versie, oktober 2009

Goed geschreven. Zakelijk schrijven binnen opleiding en beroep. Verwijsmodel. Wilma van der Westen. Herziene en uitgebreide versie, oktober 2009 Goed geschreven Zakelijk schrijven binnen opleiding en beroep Verwijsmodel Herziene en uitgebreide versie, oktober 2009 Wilma van der Westen bussum 2009 Naslagwerken en verwijsmodel Wanneer je aan je eigen

Nadere informatie

informatie architectuur lesweek 4 IAM V

informatie architectuur lesweek 4 IAM V informatie architectuur lesweek 4 IAM V1. 2009-2010 vandaag tags metadata controlled vocabulary search IAM informatie architectuur Herkennen, structureren en vindbaar maken van informatie. containerbegrip

Nadere informatie

Syntheseproef kerst 2013 Theoretische richtingen

Syntheseproef kerst 2013 Theoretische richtingen Syntheseproef kerst 2013 Theoretische richtingen Vooraf De syntheseproef bestaat uit een aantal onderdelen. 1. Schriftelijke taalvaardigheid Het verslag dat je maakte van de aidsgetuigenis van Kristof

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Schooljaar 2015 2016 Nederlands havo vwo 1 Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling H 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende

Nadere informatie

De richtprijs voor een lezing is 400,- excl. reiskosten. Voor een workshop zijn de kosten afhankelijk van de invulling van de workshop.

De richtprijs voor een lezing is 400,- excl. reiskosten. Voor een workshop zijn de kosten afhankelijk van de invulling van de workshop. Lezingen Een lezing duurt 45 minuten tot een uur, gevolgd door de mogelijkheid om vragen te stellen en te discussiëren. De lezingen worden op locatie gegeven. Workshops Meer dan tijdens een lezing zijn

Nadere informatie

Inhoud. Voorwoord 6. Inleiding 7

Inhoud. Voorwoord 6. Inleiding 7 Inhoud Voorwoord 6 Inleiding 7 Hoofdstuk 1 Adequaatheid / begrijpelijkheid 10 1.1 OKE 11 1.2 Het schrijven van een zin of enkele zinnen 11 1.3 Het schrijven van een korte tekst 22 1.4 Het schrijven van

Nadere informatie

Workshop discoursanalyse. Sarah Scheepers Genderdag 26 januari 2016

Workshop discoursanalyse. Sarah Scheepers Genderdag 26 januari 2016 Workshop discoursanalyse Sarah Scheepers Genderdag 26 januari 2016 (Heel korte) Inleiding tot discoursanalyse Uitgangspunt: De relatie TAAL WERKELIJKHEID - Geen strikt onderscheid - Taal is niet (enkel)

Nadere informatie

BEGRIJPEN EPISTEMISCH SIGNIFICANT?

BEGRIJPEN EPISTEMISCH SIGNIFICANT? BEGRIJPEN EPISTEMISCH SIGNIFICANT? CASUS BEHAVIORISME Kai Eigner Faculteit Wijsbegeerte, Vrije Universiteit Amsterdam NVWF Najaarssymposium SPUI25, Amsterdam, 17 december 2012 Opzet Understanding Scientific

Nadere informatie

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt

A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali. geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt Summary 352 12. Samenvatting A Grammar of Tadaksahak, a Northern Songhay Language of Mali geeft een beschrijving van de taal Tadaksahak, die gesproken wordt door de Idaksahak, een groep van ongeveer 30.000

Nadere informatie

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw

Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Latijn en Grieks in de 21ste eeuw Kiezen voor Latijn en/of Grieks? Als leerling in het laatste jaar van de basisschool sta jij voor een belangrijke keuze. Welke studierichting moet je gaan volgen in het

Nadere informatie

Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs. Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring

Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs. Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring Bevlogenheid in de Context van het Voortgezet Onderwijs Impact van Vermoeidheid, Leeftijd en Werkervaring Engagement in the Context of Secondary Education Impact of Fatigue, Age and Experience Wiel Frins

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20358 holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/20358 holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/20358 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Witsenburg, Tijn Title: Hybrid similarities : a method to insert relational information

Nadere informatie

Deel ; Conclusie. Handleiding scripties

Deel ; Conclusie. Handleiding scripties Deel ; Conclusie Als je klaar bent met het analyseren van de onderzoeksresultaten, kun je beginnen met het opstellen van de conclusie(s), de eventuele discussie en het eventuele advies. In dit deel ga

Nadere informatie

"Allee, wat was het weer?"

Allee, wat was het weer? "Allee, wat was het weer?" Het tussenwerpsel allee in spontaan gesproken Standaardnederlands Hanne Kloots In 1970 publiceerde Gaston Durnez Mijn leven onder de Belgen, een bundeling van humoristische stukjes

Nadere informatie

TS > MMXII # 32. Afb. 1: vensterstructuur MAXqda VENSTERSTRUCTUUR

TS > MMXII # 32. Afb. 1: vensterstructuur MAXqda VENSTERSTRUCTUUR Publisher: Igitur, Utrecht Publishing & Archiving Services. Website: www.tijdschriftstudies.nl Content is licensed under a Creative Commons Attribution 3.0 License URN:NBN:NL:UI:10-1-113684. TS > # 32,

Nadere informatie

Een nieuwe bank. Lesvoorbereiding Crisis graad 2. Verwondering

Een nieuwe bank. Lesvoorbereiding Crisis graad 2. Verwondering Een nieuwe bank Lesvoorbereiding Crisis graad 2 Voorzie speelgoed - geld, echte kleine muntstukken of print het blad met de centen. Op elk blad staan 100 centen in rijen van 10. Zo kan je gemakkelijk het

Nadere informatie

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011

Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011 Onderwijs- en examenregeling geldig vanaf 1 september 2011 Opleidingsspecifiek deel Masteropleiding: Vergelijkende Indo- Europese taalwetenschap Deze Onderwijs- en examenregeling is opgesteld overeenkomstig

Nadere informatie

Een model voor personeelsbesturing van Donk, Dirk

Een model voor personeelsbesturing van Donk, Dirk Een model voor personeelsbesturing van Donk, Dirk IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below.

Nadere informatie

Inleiding tot het wetenschappelijk werk

Inleiding tot het wetenschappelijk werk 3de bach FBE Inleiding tot het wetenschappelijk werk WEW / notities Q www.quickprinter.be uickprinter Koningstraat 13 2000 Antwerpen 178 3,20 1 2 Samenvatting Wetenschappelijk economisch werk (WEW) Research

Nadere informatie

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. kiezen. De leerling kan referentiële verwijzingen expliciteren.

Vaksubkernen Inhouden vwo kerndoelen onderbouw. kiezen. De leerling kan referentiële verwijzingen expliciteren. Tussendoelen Latijn ( vwo ) Latijn havo/vwo onderbouw K = gericht op voorbereiding op deze vakken in bovenbouw (Turquoise) KGV= gericht op algemene gymnasiale vorming (Zilver) = K = Kgv Taalbeschouwing

Nadere informatie

PeMeTRaS. Author: L.K.J. Roos. Personal Medical Tracking and recording software.

PeMeTRaS. Author: L.K.J. Roos. Personal Medical Tracking and recording software. PeMeTRaS Personal Medical Tracking and recording software. Author: L.K.J. Roos Opmerking [W1]: Raamwerk voor Word 2007: U kunt de opmerkingentekst (on)zichtbaar maken onder Controleren optie Markeringen

Nadere informatie

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij

10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij 10 Masteropleiding Filosofie & Maatschappij 10.1 Inleiding Dit hoofdstuk bevat gedetailleerde informatie over de doelstellingen, eindkwalificaties en opbouw van de Masteropleiding Filosofie & Maatschappij.

Nadere informatie

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën 1 Bijlage 3. Eindtermen moderne vreemde talen: Frans of Engels van de tweede graad bso (eerste en tweede leerjaar) Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën LUISTEREN met

Nadere informatie

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek

Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek Basisbegrippen van de taalwetenschap: Variatielinguïstiek Marc van Oostendorp M.van.Oostendorp@umail.LeidenUniv.NL 29 november 2004 Variatielinguïstiek Wat is variatielinguïstiek? De studie van taalvariatie

Nadere informatie

Hoofdstuk 12: Spelling en grammatica

Hoofdstuk 12: Spelling en grammatica Hoofdstuk 12: Spelling en grammatica 12.0 Inleiding Het is meestal belangrijk dat elk document dat je maakt vrij is van spellingfouten. Bovendien als je de juiste grammaticaregels toepast, verbetert niet

Nadere informatie

Nederlands havo 2019-II

Nederlands havo 2019-II Tekst 3 De onderstaande tekst is een column op Neerlandistiek, een online tijdschrift voor taal- en letterkundig onderzoek. WhatsAppachtig taalgebruik (1) Onlangs kreeg ik een mailtje doorgestuurd waarin

Nadere informatie

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo

CONCEPT. Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten. Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo Tussendoelen Nederlands onderbouw vo, vmbo Domein A 1: Lezen van zakelijke teksten Subdomein A 1.1: Woordenschat 1.1 vmbo de betekenis van onbekende woorden afleiden uit de context; 1.2 vmbo de betekenis

Nadere informatie

Samenvatting De belangrijkste onderzoeksvraag waarop het werk in dit proefschrift een antwoord probeert te vinden, is welke typen taalkundige informatie het nuttigst zijn voor de lexicale desambiguatie

Nadere informatie

Examen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl)

Examen VWO. Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl) Wiskunde A1,2 (nieuwe stijl) Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni 13.3 16.3 uur 2 3 Voor dit examen zijn maximaal zijn 88 punten te behalen; het examen bestaat

Nadere informatie

De kunst van wetenschappelijk schrijven

De kunst van wetenschappelijk schrijven De kunst van wetenschappelijk schrijven In de wetenschap gaat de erkenning naar diegene die de wereld heeft overtuigd, niet naar degene die als eerste op t idee kwam. (Darwin) Overzicht De schrijfopdracht

Nadere informatie

TERMINOLOGICAL VARIATION IN

TERMINOLOGICAL VARIATION IN FACULTEIT Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Toegepaste Taalkunde TERMINOLOGICAL VARIATION IN MULTILINGUAL EUROPE. THE CASE OF ENGLISH ENVIRONMENTAL TERMINOLOGY TRANSLATED INTO DUTCH AND FRENCH Proefschrift

Nadere informatie

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting

Een brede kijk op onderwijskwaliteit Samenvatting Een brede kijk op onderwijskwaliteit E e n o n d e r z o e k n a a r p e r c e p t i e s o p o n d e r w i j s k w a l i t e i t b i n n e n S t i c h t i n g U N 1 E K Samenvatting Hester Hill-Veen, Erasmus

Nadere informatie

TERUGBLIK CENTRAAL EXAMEN BIOLOGIE VWO EERSTE TIJDVAK 2016

TERUGBLIK CENTRAAL EXAMEN BIOLOGIE VWO EERSTE TIJDVAK 2016 TERUGBLIK CENTRAAL EXAMEN BIOLOGIE VWO EERSTE TIJDVAK 2016 Inleiding Quickscan Via WOLF (Windows Optisch Leesbaar Formulier) geven examinatoren per vraag de scores van hun kandidaten voor het centraal

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) Schooljaar 2015 2016 Nederlands havo vwo 1 Lesperiode: 1 week 36 t/m week 38 Hoofdstuk: Spelling H 2 t/m 6 De stam van het werkwoord Splitsbare werkwoorden Persoonsvorm tegenwoordige tijd en de bijbehorende

Nadere informatie

Mensen met een verstandelijke handicap en sexueel misbruik Kooij, D.G.

Mensen met een verstandelijke handicap en sexueel misbruik Kooij, D.G. Mensen met een verstandelijke handicap en sexueel misbruik Kooij, D.G. IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the

Nadere informatie

Schrijven tekstkenmerken productief A1 A2 B1 B2 C1 C2. Bereik van de woordenschat

Schrijven tekstkenmerken productief A1 A2 B1 B2 C1 C2. Bereik van de woordenschat Schrijven tekstkenmerken productief A1 A2 B1 B2 C1 C2 Bereik van de Heeft een zeer die bestaat uit geïsoleerde woorden en uitdrukkingen met betrekking tot persoonlijke gegevens en bepaalde concrete situaties

Nadere informatie

Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010

Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010 Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Bedrijfseconomische Statistieken Statistische analyse Den Haag Postbus 24500 2490 HA Den Haag Ontwikkeling R&D-uitgaven industrie 2009 en 2010 Gert Buiten, Andries

Nadere informatie

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT)

Programma van Inhoud en Toetsing (PIT) 2016-2017 Vak: Nederlands Klas: vmbo-tl 2 Onderdeel: Spelling 1 & 2 Digitale methode 1F Spelling: verdubbeling en verenkeling. 1F Spelling: vorming van het bijvoeglijk naamwoord. 1F Werkwoordspelling waarvan

Nadere informatie

Informatie voor profielwerkstukken (laatst bijgewerkt op 13 november 2018)

Informatie voor profielwerkstukken (laatst bijgewerkt op 13 november 2018) (laatst bijgewerkt op 13 november 2018) NIEUWE WOORDEN Onze samenleving verandert voortdurend en daarom komen er nieuwe woorden bij en vallen er oude woorden af. Jaarlijks worden er zo n 2500 nieuwe woorden

Nadere informatie

Wat moet ik doen voor mijn Schoolexamens en Eindexamen Engels?

Wat moet ik doen voor mijn Schoolexamens en Eindexamen Engels? Agora 2018-2019: PTA vwo Engels Wat moet ik doen voor mijn Schoolexamens en Eindexamen Engels? Eén periode: T 01 Leesvaardigheid Toets / schriftelijk / tijdsduur 60 minuten / weging: 10 - Het lezen van

Nadere informatie

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde

MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde MODERNE VREEMDE TALEN - ASO DUITS Het voorliggende pakket eindtermen beantwoordt aan de decretale situatie waarbij in de basisvorming in de derde graad ASO, Duits als tweede moderne vreemde taal kan worden

Nadere informatie

JAARGANG 8 / NUMMER 3 NOVEMBER 2013. Mede mogelijk dankzij:

JAARGANG 8 / NUMMER 3 NOVEMBER 2013. Mede mogelijk dankzij: JAARGANG 8 / NUMMER 3 NOVEMBER 2013 Partners: Mede mogelijk dankzij: VRAAG 1 Verwarrende werkwoorden Schrijfster Joke van Leeuwen heeft met haar boek Feest van het begin de AKO Literatuurprijs gewonnen.

Nadere informatie

T LEZEN 410-Tekstorganisatie en leesstrategie Rubriek: Voorbeeld omschrijving en definitie Bron: docent

T LEZEN 410-Tekstorganisatie en leesstrategie Rubriek: Voorbeeld omschrijving en definitie Bron: docent 3F/B2 Definities herkennen pagina 1 TAALSTEUN : HOE HERKEN JE DEFINITIES? In een studieboek wordt veel uitgelegd wat de betekenis is van sommige moeilijke woorden. Je hebt dan te maken met een definitie

Nadere informatie

Samenvatting. Bijlage B

Samenvatting. Bijlage B Bijlage B In dit proefschrift stellen we ons het doel de besluitvorming van agenten en de communicatie tussen deze agenten te beschrijven en te formaliseren opdat de agenten rechtvaardigbare opvattingen

Nadere informatie

Februari Kübra Ozisik. Frans Oldersma.

Februari Kübra Ozisik. Frans Oldersma. Kübra Ozisik Februari 2018 Frans Oldersma www.os-groningen.nl BASIS VOOR BELEID Inhoud Inhoud... 1 1. Inleiding... 2 2. Resultaten... 3 2.1 Respons... 3 2.2 Definitie kindermishandeling... 3 2.3 Campagne

Nadere informatie

SECTORWERKSTUK 2013-2014

SECTORWERKSTUK 2013-2014 SECTORWERKSTUK 2013-2014 1 HET SECTORWERKSTUK Het sectorwerkstuk is een verplicht onderdeel voor alle leerlingen uit het Mavo. Het maken van een sectorwerkstuk is een manier waarop je, als eindexamenkandidaat,

Nadere informatie

BEOORDELINGSFORMULIER

BEOORDELINGSFORMULIER Faculteit Geesteswetenschappen Versie maart 2015 BEOORDELINGSFORMULIER MASTER SCRIPTIES Eerste en tweede beoordelaar vullen het beoordelingsformulier onafhankelijk van elkaar in. Het eindcijfer wordt in

Nadere informatie

VAN HET VAGEVUUR IN DE HEL PDF

VAN HET VAGEVUUR IN DE HEL PDF VAN HET VAGEVUUR IN DE HEL PDF ==> Download: VAN HET VAGEVUUR IN DE HEL PDF VAN HET VAGEVUUR IN DE HEL PDF - Are you searching for Van Het Vagevuur In De Hel Books? Now, you will be happy that at this

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/29022 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Lin, Chin-hui Title: Utterance-final particles in Taiwan Mandarin: contact, context

Nadere informatie

De beste prijs-kwaliteit verhouding?

De beste prijs-kwaliteit verhouding? De beste prijs-kwaliteit verhouding? Prof. dr. Jan Telgen, Universiteit Twente Inkopers hebben nogal eens de neiging zich een Calimero rol aan te meten: zij zijn groot en ik ben klein. Dat gebeurt dan

Nadere informatie

Steeds betere benadering voor het getal π

Steeds betere benadering voor het getal π Wiskunde & Onderwijs 38ste jaargang (2012 Steeds betere benadering voor het getal π Koen De Naeghel Samenvatting. We bespreken een oplossing voor de (veralgemeende opgave Noot 4 uit Wiskunde & Onderwijs

Nadere informatie

GRIEKSE EPIGRAFIE OP LOCATIE (MA/PhD)

GRIEKSE EPIGRAFIE OP LOCATIE (MA/PhD) N e d e r l a n d s I n s t i t u u t A t h e n e Ολλανδικό Ινστιτούτο Αθηνών Netherlands Institute at Athens NIA INTERUNIVERSITAIRE CURSUS GRIEKSE EPIGRAFIE OP LOCATIE (MA/PhD) Nederlands Instituut in

Nadere informatie

Lesontwerp 8. Hoe was het mogelijk dat de wereld in 1962 op de rand van een derde wereldoorlog stond?

Lesontwerp 8. Hoe was het mogelijk dat de wereld in 1962 op de rand van een derde wereldoorlog stond? Lesontwerp 8. Hoe was het mogelijk dat de wereld in 1962 op de rand van een derde wereldoorlog stond? Docent School Klas Mirella Middelkoop Helen Parkhurst, Almere 3 havo Doel Met deze lessen wil ik met

Nadere informatie

Checklist duidelijk geschreven taal

Checklist duidelijk geschreven taal Checklist duidelijk geschreven taal Woorden Korte woorden gebruikt of samengestelde woorden gesplitst? o OK Enkel alledaagse en internationale woorden gebruikt? o OK Gewone en geen moeilijke woorden gebruikt?

Nadere informatie

Beoordeling van het PWS

Beoordeling van het PWS Weging tussen de drie fasen: 25% projectvoorstel, 50% eindverslag, 25% presentatie (indien de presentatie het belangrijkste onderdeel is (toneelstuk, balletuitvoering, muziekuitvoering), dan telt de presentatie

Nadere informatie

TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019

TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019 TOELICHTING OP HET NIEUWE EXAMEN MAATSCHAPPIJWETENSCHAPPEN HAVO 2019 pagina 3 van 12 Inhoud 1 Inleiding 5 2 Opbouw van de syllabus 6 3 Het examen 8 4 De vraagstelling 9 5 Toepassing van het correctievoorschrift

Nadere informatie

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën

Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën 1 Bijlage 10. Eindtermen moderne vreemde talen: Frans of Engels van de derde graad bso (derde leerjaar) Taaltaken, verwerkingsniveaus, tekstsoorten, tekstkenmerken en strategieën LUISTEREN vrij concreet

Nadere informatie

Take Home Examen. Het stijlbegrip volgens Nelson Goodman. i Postvak 54 6 juni 2008 Blok BA CW 1 E Vraag II

Take Home Examen. Het stijlbegrip volgens Nelson Goodman. i Postvak 54 6 juni 2008 Blok BA CW 1 E Vraag II Take Home Examen Het stijlbegrip volgens Nelson Goodman i444049 Postvak 54 6 juni 2008 Blok BA CW 1 E Vraag II De Amerikaanse filosoof Nelson Goodman heeft een boek geschreven, genaamd Ways of Worldmaking.

Nadere informatie

Dit document maakt gebruik van bladwijzers. Consultatiedocument Gewijzigde Standaard 3000 en Stramien 4 juni 2015

Dit document maakt gebruik van bladwijzers. Consultatiedocument Gewijzigde Standaard 3000 en Stramien 4 juni 2015 Dit document maakt gebruik van bladwijzers. Consultatiedocument 4 juni 2015 Consultatieperiode loopt tot 1 september 2015 Consultatiedocument gewijzigde Standaard 3000 en Stramien Inhoudsopgave 1 Inleiding

Nadere informatie

VOLLEDIGE INSTRUCTIES LEESVAARDIGHEID

VOLLEDIGE INSTRUCTIES LEESVAARDIGHEID VOLLEDIGE INSTRUCTIES LEESVAARDIGHEID Maak een mindmap of schema van een tekst ga je dan doen? Naar aanleiding van een titel, ondertitel, plaatjes en of de bron van de tekst ga je eerst individueel (en

Nadere informatie

3. De CNaVT-profielen

3. De CNaVT-profielen 3. De CNaVT-profielen 3.1. Welke profielen zijn er? In een eerste fase werd bij studenten Nederlands als Vreemde Taal en hun docenten via een schriftelijke vragenlijst gepeild naar de behoeften en motieven

Nadere informatie

EEN SEXTANT VOOR EEN TAALSPECIALIST

EEN SEXTANT VOOR EEN TAALSPECIALIST EEN SEXTANT VOOR EEN TAALSPECIALIST Bijdragen tot Joost Buysschaert in profiel Onder redactie van Sonia Vandepitte Bart Defrancq Lieve Jooken 37 JOOST WAS HET GEWOON OM DERGELIJKE ZINNEN TE ANALYSEREN.

Nadere informatie

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive

Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive. Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive 1 Geslacht, Emotionele Ontrouw en Seksdrive Gender, Emotional Infidelity and Sex Drive Femke Boom Open Universiteit Naam student: Femke Boom Studentnummer: 850762029 Cursusnaam: Empirisch afstudeeronderzoek:

Nadere informatie

Kan ik het wel of kan ik het niet?

Kan ik het wel of kan ik het niet? 1 Kan ik het wel of kan ik het niet? Hieronder staan een aantal zogenaamde kan ik het wel, kan ik het niet-schalen. Deze hebben betrekking op uw taalvaardigheid in zowel het Nederlands als het Engels.

Nadere informatie

Spoor je leerlingen dus aan om een verzorgde taal te hanteren tijdens en buiten de lessen. Je maakt hen enkel sterker!

Spoor je leerlingen dus aan om een verzorgde taal te hanteren tijdens en buiten de lessen. Je maakt hen enkel sterker! Jongeren en chattaal geen probleem, standaardtaal is ook een must in ons systeem! September Aandacht voor Standaardnederlands Taal verbindt en maakt van een groep mensen een samenleving. Een rijke taal

Nadere informatie

Stappenplan: een spreekbeurt maken

Stappenplan: een spreekbeurt maken Stappenplan: een spreekbeurt maken 1. Dit weet ik al! Dit wil ik nog te weten komen! Maak op een kladblad een woordspin over het onderwerp. Ik noteer sleutelwoorden Schrijf onder je woordspin vragen die

Nadere informatie

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen

1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen 1. Soorten wetenschappelijke informatiebronnen Wanneer je als student in het hoger onderwijs de opdracht krijgt om te zoeken naar wetenschappelijke informatie heb je de keuze uit verschillende informatiebronnen.

Nadere informatie

University of Groningen. Eerste Hulp vaker ter plaatse Verhage, Vera

University of Groningen. Eerste Hulp vaker ter plaatse Verhage, Vera University of Groningen Eerste Hulp vaker ter plaatse Verhage, Vera IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document

Nadere informatie

Huiswerk, het huis uit!

Huiswerk, het huis uit! Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting

Nadere informatie

Advies voor het plaatsen van nieuwe versies van de standaarden SETU en Semantisch Model e-factuur op de pas toe of leg uit -lijst

Advies voor het plaatsen van nieuwe versies van de standaarden SETU en Semantisch Model e-factuur op de pas toe of leg uit -lijst FS150225.2B FORUM STANDAARDISATIE 25 februari 2015 Agendapunt 2. Open standaarden, lijsten Stuknummer 2B. Concept Notitie SETU en SMeF Betreft: Advies voor het plaatsen van nieuwe versies van de standaarden

Nadere informatie

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing:

Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Algemene informatie: Wat moet je kennen: Wat moet je kunnen: Toetsing: - NEX Klas: IG2 HV Onderdeel: Vakvaardigheden EBR Nieuwsbegrip: Leesvaardigheid en woordenschat Lesperiode: 2 1 Nieuwsbegrip en Nieuwsbegrip XL Materiaal: Leerlingschrift A4 Snelhechter Markeerstift Al

Nadere informatie