Compartimentering in inboundsituaties

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Compartimentering in inboundsituaties"

Transcriptie

1 ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Europese Fiscale Studies Compartimentering in inboundsituaties Door: H. Riemens MSc Post-Master Internationaal & Europees Belastingrecht September 2014

2 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 Lijst van gebruikte afkortingen Inleiding Compartimentering Inleiding Regelcompartimentering Wettelijke regelcompartimentering Jurisprudentie inzake regelcompartimentering Feitencompartimentering Wettelijke feitencompartimentering Jurisprudentie inzake feitencompartimentering Deelconclusie Compartimentering in de nationale wet in inboundsituaties Inleiding Regelcompartimentering bij artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB 1969 en de artikel 4, lid 2 Wet DB Feitencompartimentering in artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet op de vennootschapsbelasting Feitencompartimentering bij de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting Deelconclusie Compartimentering bij dividenduitkeringen onder de Moeder-dochterrichtlijn Inleiding Regelcompartimentering in de Moeder-dochterrichtlijn Feitencompartimentering in de Moeder-dochterrichtlijn Deelconclusie Compartimentering in inboundsituaties onder Verdragen Inleiding Regelcompartimentering bij Verdragen Feitencompartimentering in het dividendartikel van Verdragen Feitencompartimentering in het vermogenswinstartikel van Verdragen Deelconclusie Conclusie Literatuurlijst

3 Lijst van gebruikte afkortingen A-G Advocaat-generaal AWR Algemene wet inzake rijksbelastingen BB Betriebsberater BNB Beslissingen Nederlandse Belastingzaken BRK Belastingregeling voor het Koninkrijk BV Besloten vennootschap CPB Centraal Plan Bureau dga Directeur-grootaandeelhouder EG Europese Gemeenschap EU Europese Unie FED FED Fiscaal Weekblad FM Fiscale monografieën G20 Een groep van 19 industriële landen en de Europese Unie GmbH Gesellschaft mit beschränkter Haftung HR Hoge Raad HvJ EU Hof van Justitie van de Europese Unie IBFD International Bureau of Fiscal Documentation IStR Internationales Steuerrecht NTFR Nederlands Tijdschrift voor Fiscaal Recht OECD Organization for Economic Cooperation and Development OJ Official Journal of the European Union SAS Société par actions simplifiée TFO Tijdschrift Fiscaal Ondernemingsrecht V-N Vakstudie Nieuws Verdrag(en) Verdrag(en) ter voorkoming van dubbele belasting Wet DB 1965 Wet op de dividendbelasting 1965 Wet IB 1964 Wet op de inkomstenbelasting 1964 Wet IB 2001 Wet inkomstenbelasting 2001 Wet VPB 1969 Wet op de vennootschapsbelasting 1969 WEV Waarde in het economische verkeer WEVAB Waarde economische verkeer in agrarische bestemming WFR Weekblad Fiscaal Recht 2

4 1. Inleiding Mede als gevolg van een jarenlang gevoerde politiek om het vestigingsklimaat van Nederland te verbeteren, maken buitenlandse multinationals bij grensoverschrijdende investeringen vaak gebruik van Nederland. Hierbij gaat het niet alleen om investeringen in Nederland, maar ook om investeringen via Nederland. Volgens een policy brief van het CPB uit 2013, loopt ongeveer 15% van de wereldwijde directe buitenlandse investeringen via Nederland 1. De voordelige positie om via Nederland te investeren wordt mede veroorzaakt door een aantal fiscale factoren. Naast de voordelige nationale fiscale regelingen zoals de deelnemingsvrijstelling, spelen de vele afgesloten verdragen ter voorkoming van dubbele belasting hierbij een rol. De afgelopen jaren is de maatschappelijke kritiek op schadelijke belastingplanning flink toegenomen. In het oog springende voorbeelden daarvan zijn de acties in Verenigd Koninkrijk tegen multinationals als Vodafone en Starbucks. Naar aanleiding van de maatschappelijke kritiek op belastingplanning is inmiddels een aantal initiatieven genomen door onder andere de OECD, de G20 en de Europese Commissie om schadelijke belastingconcurrentie te voorkomen. In het algemeen heeft Nederland aangegeven mee te willen werken aan dergelijke plannen, maar alleen als deze collectief worden ingevoerd. Als gevolg van bovenstaande ontwikkelingen is de verwachting dat wijzigingen zullen worden aangebracht in de nationale wetgeving, Verdragen en Europese richtlijnen om belastingontwijking tegen te gaan. Ook is een verandering gaande in het fiscale beleid van multinationals. Immers door toedoen van de maatschappelijke kritiek, zullen multinationals de druk voelen om de wijze van investeren minder door fiscale overwegingen te laten leiden. Deze wijziging van regels of feiten kan ertoe leiden dat buitenlandse multinationals onder een ander fiscaal regime belast kunnen worden in Nederland. In deze verhandeling zal ik ingaan op de vraag of in dergelijke situaties compartimentering dient plaats te vinden. Door toepassing van compartimentering wordt de winst bij realisatie opgedeeld in verschillende compartimenten, die ieder belast worden onder het fiscale regime dat van toepassing was op het moment van ontstaan van de winst. In de afgelopen jaren is al veel duidelijk geworden over de rol van compartimentering voor Nederlandse belastingplichtigen, voornamelijk met betrekking tot de toepassing van de deelnemingsvrijstelling. Een minder uitgelicht onderdeel is de toepassing van compartimentering bij investeringen van buitenlandse multinationals in of via Nederland. In deze verhandeling zal de vraag centraal staan in hoeverre compartimentering toegepast dient te worden in dergelijke inboundsituaties. De analyse die ik zal maken, zal voornamelijk gebaseerd zijn op (inter)nationale rechtspraak. Gezien de belangrijke rol van het compartimenteringsleerstuk in deze verhandeling zal ik dit allereerst behandelen. Daarna zal ik toepassing van compartimentering behandelen in de nationale wetgeving waar buitenlandse multinationals mee geconfronteerd zullen worden bij investeringen in of via Nederland. Voor wat betreft de vennootschapsbelasting zal ik mij specifiek richten op het belastbare inkomen van een buitenlandse rechtspersoon behaald met een aanmerkelijk belang in een Nederland gevestigde vennootschap, zoals opgenomen in artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB Daarna bespreek ik de rol van compartimentering met betrekking tot de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting in grensoverschrijdende situaties. Wanneer in het vervolg van deze verhandeling wordt gesproken over de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting, doel ik enkel op artikel 4, lid 2 Wet DB 1965 tenzij anders aangegeven wordt. Vervolgens zal ik ingaan op de rol van compartimentering bij grensoverschrijdende regelingen. Daarbij zal eerst de rol van compartimentering in artikel 5 Moeder-dochterrichtlijn behandeld worden, aangezien dit ook gevolgen kan hebben voor de inhoudingsvrijstelling in de Wet DB Lejour, A.M. en Riet, van t, M, Bilaterale Belastingverdragen en Buitenlandse Investeringen, CPB Policy Brief 2013/07, 2013 Den Haag 3

5 Aangezien Nederland een aanzienlijk aantal verdragen ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, zal een buitenlandse multinational in inboundsituaties regelmatig met een Verdrag geconfronteerd worden. Derhalve zal ik ook de toepassing van compartimentering in Verdragen analyseren bestuderen. Als uitgangspunt geldt daarbij het OECD-Modelverdrag. Hierbij zal ik in gaan op de voor mijn verhandeling relevante bepalingen van het OECD-Modelverdrag, zijnde het dividendartikel (artikel 10) en het vermogenswinstartikel (artikel 13). Voor dividenden ga ik enkel in op artikel 10, lid 2 OECD-Modelverdrag. Met betrekking tot het vermogenswinstartikel, zal ik het vijfde lid van het OECD-Modelverdrag behandelen. Indien ik verwijs naar beide artikelen, bedoel ik daar in deze verhandeling dan ook uitsluitend artikel 10, lid 2 en artikel 13, lid 5 OECD-Modelverdrag mee tenzij anders wordt aangegeven. Uiteindelijk zal ik deze verhandeling afsluiten met een conclusie. 4

6 2. Compartimentering 2.1. Inleiding In de literatuur wordt compartimentering verschillend gedefinieerd 2. De rode lijn in deze omschrijvingen is dat gaat om het belasten van voordelen op het realisatiemoment volgens de regels die in een eerdere periode van toepassing waren, aangezien de voordelen aan die periode zijn toe te rekenen. Dit toerekenen aan verschillende periodes wordt gedaan door de voordelen op te delen in compartimenten. Logischerwijs komt compartimentering voor indien een belastingplichtige in een andere belastingpositie terecht komt bijvoorbeeld doordat de feiten veranderen, de zogenoemde feitencompartimentering. Echter compartimentering kan ook toegepast worden indien sprake is van een wijziging van de regels, ook wel regelcompartimentering genoemd. Een derde mogelijkheid die Van Strien 3 aanhaalt is de situatie als Hoge Raad omgaat, waarbij de Hoge Raad zelf voorziet in een overgangsregeling. Dergelijke sfeerovergangen worden in deze verhandeling buiten beschouwing gelaten. Compartimentering kan in bepaalde gevallen wettelijk voorgeschreven worden. Voorbeelden hiervan zijn talrijk, vaak opgenomen in overgangsregelingen. Daarnaast heeft de Hoge Raad ook zelf een compartimenteringsleer ontwikkeld. Naar mijn weten werd het idee achter compartimentering voor het eerst toegepast door de Hoge Raad in 1955 inzake de toepassing van de landbouwvrijstelling 4. Vanaf dat arrest is de compartimenteringsleer regelmatig toegepast door de Hoge Raad. Echter de term compartimenteringsleer is pas voor het eerst door de Hoge Raad gebruikt in In dit onderdeel zal ik, naast de relevante wettelijke compartimentering, aandacht geven aan de ontwikkelde compartimenteringsleer door de Hoge Raad. Hierbij zal ik ingaan op zowel regelcompartimentering als feitencompartimentering en mezelf zoveel mogelijk beperken tot voor deze verhandeling relevante zaken Regelcompartimentering Wettelijke regelcompartimentering In veel gevallen heeft de wetgever bij aanpassing of invoering van een wet compartimentering expliciet voorgeschreven. Een voorbeeld hiervan heeft de wetgever gegeven bij de verlaging van de bezitseis voor de aanwezigheid van een aanmerkelijk belang in de inkomstenbelasting van 33% naar 5%. Op het moment van de aanpassing van de bezitseis in 1997, had een aantal aandeelhouders plotseling een aanmerkelijk belang en was zodoende sprake van een sfeerovergang. Voor deze gevallen introduceerde de wetgever een step-up in artikel 70c, lid 1, onderdeel c Wet IB Deze opstapregeling regelde dat belastingplichtigen die door de wetswijziging plotseling een aanmerkelijk belang bezitten, de verkrijgingsprijs werd gesteld op de waarde in het economisch verkeer op 1 januari 1997 in plaats van de gebruikelijke historische kostprijs. Overigens is de wetgever van mening dat compartimentering met het oog op het wijzigen van tarief niet passend is. Dit heeft de wetgever ook duidelijk gemaakt bij de verandering van het aanmerkelijk belangregime, waarbij het tarief werd verhoogd van 20% naar 25%. De staatssecretaris wilde hier geen compartimentering toepassen aangezien hij van mening is dat tariefwijzigingen met onmiddellijke ingang in werking treden. Omdat alleen het belastbare moment van belang is, wordt geen onderscheid gemaakt naar de oorsprong van het belastbare inkomen 6. 2 Voor een overzicht van verschillende definities verwijs ik naar Schuver-Bravenboer, M., Fiscaal overgangsbeleid: Een raamwerk voor het vormgeven en beoordelen van het overgangsbeleid van de fiscale wetgever (FM nr. 131), Deventer: Kluwer 2009, p Strien, J. van, Compartimentering; dat komt vaker voor dan u denkt, TFO 2014/ HR 23 november 1955, nr , BNB 1956/39 5 HR 18 maart 1992, nr , BNB 1992/195 6 Kamerstukken II, , , nr. 7, p.13 5

7 Deze conclusie geldt voor elke tariefswijziging en moet daardoor ook doorgetrokken worden naar tariefswijzigingen in de dividendbelasting, zoals de verlaging van het tarief per 2007 van 25% naar 15%. Winsten die zijn aangegroeid voor 2007 maar uitgekeerd na 2007, zullen tegen 15% belast worden. Compartimentering is niet op zijn plaats. Een relatief nieuwe bepaling inzake de wettelijke regelcompartimentering staat weergegeven in het wetsvoorstel Wet compartimenteringsreserve. In dit wetsvoorstel worden sfeerovergangen van belast naar onbelast (en andersom) door de toepasselijkheid van de deelnemingsvrijstelling geregeld. De regeling vindt toepassing bij zowel een sfeerovergang door een wijziging van de feiten als door de regels. Deze regeling die is ingevoerd naar aanleiding van het arrest van 14 juni , wordt door de wetgever wenselijk geacht uit het oogpunt van evenwichtige belastingheffing. Immers, zonder toepassing van compartimentering zou een belastingplichtige een keuze hebben tussen de toepassing van een belaste of onbelaste sfeer aldus de staatssecretaris Jurisprudentie inzake regelcompartimentering De jurisprudentie over compartimentering in het kader van een wetswijziging is niet omvangrijk. Ik zal hieronder twee zaken behandelen waarbij de Hoge Raad zich heeft moeten uitspreken over regelcompartimentering. Het eerste geval doet zich voor bij de landbouwvrijstelling van artikel 3.12 Wet IB In de landbouwvrijstelling is een wijziging aangebracht bij de Wet van 14 december 2000 met terugwerkende kracht tot en met 27 juni Door deze wijziging valt met ingang van 27 juni 2000 bij onttrekking of verkoop van de woning, het verschil tussen WEV en de WEVAB van de grond niet langer onder de landbouwvrijstelling. De wetgever heeft bij deze reparatie uitdrukkelijk vermeld dat een overgangsregeling niet gewenst is voor het verschil tussen WEV en WEVAB tot en met 26 juni 2000, aangezien sprake was van reparatie van oneigenlijk gebruik van de landbouwvrijstelling. In HR 19 november heeft de Hoge Raad bevestigd dat compartimentering geen toepassing vindt in dit geval. Het verschil tussen WEV en WEVAB van de ondergrond van de woning dat is ontstaan tot en met 26 juni 2000 valt niet onder de landbouwvrijstelling. Als reden voor het weigeren van toepassing van de compartimenteringsleer, geeft de Hoge Raad het doel van de wetswijziging. Volgens de Hoge Raad zou toepassing van de compartimenteringsleer afbreuk doen aan het doel van de wetgever van de inwerkingtreding van de wijziging 10. Daarnaast heeft de Hoge Raad in het al eerder genoemde arrest HR 14 juni 2013 uitgelaten over de regelcompartimentering in de deelnemingsvrijstelling 11. De deelnemingsvrijstelling is in de loop der jaren ingrijpend veranderd, voornamelijk in 2007 en Voor belastingplichtigen kon dit leiden tot een sfeerovergang. Volgens de staatssecretaris moest hierbij verplicht gecompartimenteerd worden en heeft daarbij expliciet vermeld in de parlementaire behandeling dat voor deze compartimentering geen overgangsrecht nodig is 12. Met andere woorden, bij voordelen uit hoofde van een deelneming moet worden gekeken of op het moment van ontstaan van de voordelen de deelnemingsvrijstelling van toepassing was. 7 HR 14 juni 2013, nr. 11/04538, BNB 2013/177 8 Kamerstukken II, , , nr. 3, p. 3 9 HR 19 november 2004, nr , NTFR 2004/ Rechtsoverweging HR 14 juni 2013, nr. 11/04538, BNB 2013/ Kamerstukken II, , , nr. 3, p. 16 6

8 De Hoge Raad was het echter niet met de staatssecretaris eens en oordeelde dat een regelwijziging in beginsel onmiddellijke werking heeft, tenzij overgangsrecht anders bepaalt: De Hoge Raad stelt voorop dat indien de wetgever bij wijziging van een wetsbepaling in de wijzigingswet geen overgangsbepaling opneemt, moet worden uitgegaan van de hoofdregel van onmiddellijke werking van de gewijzigde bepaling. ( ) Bij afwezigheid van overgangsmaatregelen die afwijken van de hoofdregel van onmiddellijke werking is het niet aan de rechter om in afwijking van de nieuw geldende wettekst de vóór die wijziging geldende wetsbepaling te blijven toepassen voor zover voordelen toerekenbaar zijn aan tijdvakken van voor die wetswijziging( ) 13 De Hoge Raad geeft in dit arrest duidelijkheid over de toepassing van regelcompartimentering in de gehele Nederlandse belastingwet. Immers de Hoge Raad laat zich in bovenstaande rechtsoverweging niet enkel uit over de deelnemingsvrijstelling, maar is van mening dat regelcompartimentering niet plaats dient te vinden bij wijziging van een wetsbepaling. Derhalve kan worden geconcludeerd dat regelcompartimentering niet lijkt te bestaan in de Nederlandse belastingwet zonder een adequate wettelijke regeling, aangezien een wijziging van een belastingwet onmiddellijke werking heeft. Deze gedachte is ook in lijn met HR 19 november 2004 inzake de landbouwvrijstelling. De Hoge Raad heeft op 28 maart nog eens bevestigd dat regelcompartimentering geen toepassing kan vinden zonder overgangsrecht Feitencompartimentering Wettelijke feitencompartimentering De wetgever heeft op verschillende manieren compartimentering bij een wijziging van feiten ingepast in de Nederlandse belastingwet. Een passend voorbeeld hiervan in het kader van deze verhandeling is de toepassing van feitencompartimentering bij een sfeerovergang in het aanmerkelijk belangregime. Op basis van artikelen 4.16, lid 1, onderdeel g Wet IB en 4.23 Wet IB , wordt een aandelenpakket immers tussentijds geherwaardeerd terwijl geen sprake is van realisatie. Met een dergelijke step-up of step-down regelt de wetgever dat de waardeontwikkeling in de periode dat sprake is van een aanmerkelijk belang ook daadwerkelijk belast wordt in het aanmerkelijk belangregime. Een voorbeeld voor de wettelijk opgenomen compartimentering in de dividendbelasting is te vinden in artikel 1, lid 5 en lid 7 Wet DB In het vijfde lid wordt bepaald dat de subjectieve vrijstelling voor vrijgestelde beleggingsinstellingen niet geldt voor de zuivere winst die is ontstaan voor het moment dat de vrijgestelde beleggingsinstellingstatus behaald was. In het zevende lid is ook een voor zoverbepaling ingevoerd om te bepalen wanneer een coöperatie subjectief belastingplichtig is. Dit is het geval voor zover een aangekochte Nederlandse dochter van een coöperatie een bestaande dividendbelastingclaim heeft. Het toepassen van wettelijke compartimentering wordt de wetgever gemotiveerd met de reden dat op een dergelijke manier de fiscale claim belast kan worden onder het juiste fiscale regime Jurisprudentie inzake feitencompartimentering Feitencompartimentering is voornamelijk bij de Hoge Raad aan bod gekomen in verband met de toepassing van de deelnemingsvrijstelling en de landbouwvrijstelling. Aangezien in deze jurisprudentie de gedachte achter de compartimenteringsleer goed naar voren komt, behandel ik hiervan de hoogtepunten. 13 In rechtsoverweging HR 28 maart 2014, nr. 13/02818, BNB 2014/ Artikel 4.16, lid 1, onderdeel g Wet IB 2001 regelt dat het niet langer aanwezig zijn van een aanmerkelijk belang als een fictieve vervreemding wordt gekwalificeerd 16 Artikel 4.23 Wet IB 2001 regelt de verkrijgingsprijs bij het ontstaan van een aanmerkelijk belang na verkrijging van aandelen 17 Zie hierover: Kamerstukken II, , , nr. 3, p. 211 en 212, Kamerstukken II, , , nr. 3, p. 14, Kamerstukken I, , , G, p. 2 7

9 In het eerste compartimenteringsarrest in het kader van de deelnemingsvrijstelling past de Hoge Raad feitencompartimentering toe bij sfeerovergang op grond van een redelijke wetstoepassing 18. In latere jurisprudentie betrekt de Hoge Raad meer expliciet de strekking van de deelnemingsvrijstelling. De Hoge Raad heeft deze gedachte een aantal malen bevestigd 19. In het kader van de landbouwvrijstelling werd in het al eerder aangehaalde arrest van 23 november 1955 beslist dat feitencompartimentering plaats dient te vinden. De Hoge Raad was van mening dat de waardeaangroei in de periode dat de landbouwvrijstelling van toepassing was, vrijgesteld moet zijn ondanks dat realisatie plaatsvindt op een moment dat de vrijstelling niet van toepassing was. Een andersluidende conclusie zou in strijd zijn met de gedachte van de landbouwvrijstelling aldus de Hoge Raad. Ook in de aanmerkelijk belangsfeer heeft de Hoge Raad feitencompartimentering toegepast. Het eerste belangwekkende arrest is het zogenoemde Surinamearrest van 23 augustus Hierin erfde een in Nederland wonende dochter een aanmerkelijk belang in een Surinaamse vennootschap van haar in Suriname wonende vader. Bij vervreemding van het aanmerkelijk belang door de dochter, was in geschil wat de verkrijgingsprijs van de aandelen was. De inspecteur stelde dat dit de oorspronkelijke verkrijgingsprijs van de vader moest zijn, aangezien dit de letterlijke uitwerking is van artikel 39, lid 9, eerste volzin Wet IB De Hoge Raad was echter niet eens met de inspecteur en stelde de verkrijgingsprijs van de aandelen op de waarde in het economische verkeer op het moment dat deze in het bezit kwamen van de dochter. Dit was de waarde op het moment van overlijden van de vader. Als reden voor het toestaan van deze compartimentering noemt de Hoge Raad de ratio achter artikel 39, lid 9 eerste volzin Wet IB De strekking van deze regeling was het voorkomen dat een aanmerkelijk belangclaim verloren gaat bij vererving. Het mag duidelijk zijn dat Nederland geen aanmerkelijk belangclaim had op het moment dat het aandelenpakket in bezit was van de vader. Derhalve is, aldus de Hoge Raad, het niet in lijn met de strekking van de wet om bij realisatie van een dergelijke claim alsnog te heffen over het gedeelte dat in het buitenland is aangegroeid. Met andere woorden, de Nederlandse fiscus had geen aanmerkelijk belangclaim voor het deel dat bij de erflater is aangegroeid en deze is zodoende ook niet verloren is gegaan. Vergelijkbaar met het Surinamearrest is het Engelandarrest dat gewezen is op 11 november , ook voor de toepassing van het oude aanmerkelijk belangregime. Hierbij ging het om aandelen in een Nederlandse BV, verkregen door in Nederland wonende erfgenamen van een in Engeland wonende erflater. In dit arrest oordeelde de Hoge Raad in lijn met het Surinamearrest dat de verkrijgingsprijs van de erfgenamen moest worden gesteld op de waarde in het economische verkeer op het moment van overlijden. Verschil met het Surinamearrest is dat op grond van de nationale wetgeving, de Nederlandse fiscus in dit geval wel een aanmerkelijk belangclaim had bij het aanmerkelijk belangbezit bij de erflater. Echter, op grond van het destijds geldende Verdrag Verenigd Koninkrijk-Nederland, was het heffingsrecht in dit geval toegewezen aan het Verenigd Koninkrijk. Derhalve lag het niet in de ratio van artikel 39, lid 9 Wet IB 1964 om te heffen over de winsten die zijn aangegroeid in de periode dat de in Engeland wonende erfgenaam aanmerkelijk belanghouder was. Compartimentering was hier op zijn plaats, aldus de Hoge Raad. Interessant is nog te noemen een arrest waarbij feitencompartimentering niet werd toegestaan. Dit was bijvoorbeeld het geval bij de toepassing van de herinvesteringsreserve in HR 12 mei Belastingplichtige had in deze zaak een pand vervreemd dat een bepaalde periode als bedrijfsmiddel in het bedrijf was gebruikt maar op het moment van vervreemding als voorraad werd aangemerkt. Bij vervreemding wilde belastingplichtige de stille reserve doteren aan de herinvesteringsreserve, voor zover deze was aangegroeid in de periode dat het pand als bedrijfsmiddel diende. 18 HR 2 juli 1986, nr , BNB 1986/ Zie onder andere: HR 19 juni 1991, nr , BNB 1991/268, HR 4 december 1996, , BNB 1997/256, HR 22 januari 1997, nr , BNB 1997/101 en HR 18 juni 1997, nr , BNB 1997/ HR 23 augustus 1989, nr , BNB 1990/2 21 Artikel 39, lid 9, eerste volzin Wet IB 1964 luidde: Ten aanzien van krachtens erfrecht of huwelijksvermogensrecht opgekomen aandelen of winstbewijzen geldt als verkrijgingsprijs die welke geldt voor de erflater, onderscheidenlijk degene van wiens zijde zij in de gemeenschap zijn gevallen. 22 HR 11 november 1998, nr , BNB 1999/52 23 HR 12 mei 2006, nr , BNB 2006/269 8

10 De Hoge Raad ziet echter geen ruimte voor toepassing van de feitencompartimenteringsleer gezien de doelstelling van de herinvesteringsreserve. Deze doelstelling is immers het bevorderen dat boekwinsten beschikbaar blijven voor vervanging van het bedrijfsmiddel binnen de onderneming om zo continuïteit te waarborgen. Indien op het moment van vervreemding geen sprake is van een bedrijfsmiddel, lijkt de continuïteit van de onderneming niet in gevaar en is toepassing van de herinvesteringsreserve niet op zijn plaats Deelconclusie Regelcompartimentering vindt geen toepassing binnen de Nederlandse belastingwet, tenzij dit uitdrukkelijk is geregeld. Dit is duidelijk geworden aan de hand van jurisprudentie van de Hoge Raad. Bij een verandering in de toepasselijke feiten, kan de compartimenteringsleer zoals die ontwikkeld is door de Hoge Raad wel toepassing vinden zonder dat compartimentering wettelijk is voorgeschreven. In het algemeen kan hierbij de conclusie getrokken worden dat de Hoge Raad kijkt naar de strekking van een regeling voor de toepassing van de feitencompartimenteringsleer. Indien een de strekking van een regeling of een redelijke wetstoepassing pleit voor feitencompartimentering, zal de Hoge Raad het niet nalaten deze toe te passen. 9

11 3. Compartimentering in de nationale wet in inboundsituaties 3.1. Inleiding In dit onderdeel zal de toepassing van compartimentering in de nationale wet voor buitenlandse multinationals die investeren in of via Nederland behandeld worden. Meer in het bijzonder zal ik daarbij ingaan op artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB 1969 en artikel 4, lid 2 Wet DB Voor de volledigheid zal ik eerst de toepassing van regelcompartimentering binnen beide bepalingen bespreken. Daarna zal ik ingaan op de rol van feitencompartimentering in beide regelingen Regelcompartimentering bij artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB 1969 en de artikel 4, lid 2 Wet DB 1965 Ondanks dat vaak rust beoogd wordt door de staatssecretaris op het gebied van fiscale wetgeving, zijn wetswijzigingen onoverkomelijk. Relevant in het kader van deze verhandeling is bijvoorbeeld de wijziging van artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB 1969 per 1 januari Hoewel volgens de staatssecretaris geen wijzigingen zijn beoogd 25, is een voorwaarde waaraan voldaan moet worden om belastbaar inkomen uit het aanmerkelijk belang te genieten toegevoegd. Zonder een verandering in de feiten zou een buitenlands belastingplichtige in theorie voor 2012 belastbaar inkomen kunnen genieten uit aanmerkelijk belang, terwijl dat vanaf 2012 niet meer het geval is omdat het aanmerkelijk belang niet gehouden wordt om de heffing van inkomstenbelasting of dividendbelasting te ontgaan. Ook de inhoudingsvrijstelling in de Wet DB 1965 is een aantal keer aangepast, bijvoorbeeld met betrekking tot het bezitsvereiste. Vanaf 2007 is een percentage van 5% in het nominaal gestort kapitaal van een vennootschap het bezitsvereiste voor de inhoudingsvrijstelling in de Wet DB 1965, maar dit lag in de jaren daarvoor hoger. Hierdoor is het mogelijk dat een vennootschap door de verandering in de regelgeving een inhoudingsvrijstelling geniet, terwijl dat het jaar daarvoor niet het geval was. In dergelijke situaties speelt ook de vraag op of gekeken moet worden naar de jaren waarin het dividend is aangegroeid of dat het tijdstip van uitkering het enige belang is. Uit het vorige onderdeel van deze verhandeling blijkt dat wetswijzigingen onmiddellijke werking hebben. Immers de Hoge Raad heeft geoordeeld dat geen plaats voor regelcompartimentering in de Nederlandse belastingwet, tenzij dit expliciet geregeld is. Wetswijzigingen in artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB 1969 en de artikel 4, lid 2 Wet DB 1965 leiden dus in beginsel niet tot regelcompartimentering. Ik kan mij vinden in deze uitwerking. Het komt de rechtszekerheid ten goede en dwingt de wetgever tot het op maat maken van overgangsrecht, indien gewenst Feitencompartimentering in artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet op de vennootschapsbelasting 1969 Een sfeerovergang in de aanmerkelijk belangbepaling voor buitenlandse belastingplichtigen door een verandering in de feiten kan op allerlei verschillende manieren plaats te vinden. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt door het feit dat aan vier cumulatieve voorwaarden moet worden voldaan om Nederlands inkomen onder artikel 17, lid 3 onderdeel b Wet VPB te scharen: 1. Er moet sprake zijn van een aanmerkelijk belang in de zin van hoofdstuk 4 van de Wet IB 2001 in een in Nederland gevestigde vennootschap (niet zijnde een vrijgestelde beleggingsinstelling); 2. De belastingplichtige moet het aanmerkelijk belang houden met als voornaamste doel of een van de voornaamste doelen om de heffing van inkomstenbelasting of dividendbelasting bij een ander te ontgaan; 3. Het aanmerkelijk belang mag niet behoren tot het vermogen van een onderneming; 24 Per deze datum geniet een buitenlands belastingplichtige enkel Nederlands inkomen uit een aanmerkelijk belang indien de buitenlands belastingplichtige het aanmerkelijk belang houdt met als voornaamste doel of een van de voornaamste doelen om de heffing van inkomstenbelasting of dividendbelasting bij een ander te ontgaan. 25 Kamerstukken II, , , nr. 3, p.16 10

12 4. De aandeelhouder moet in het buitenland gevestigd zijn. Bij een wijziging in één van bovenstaande punten bij een belastingplichtige, kan sprake zijn van een sfeerovergang. Bij een sfeerovergang als gevolg van een verandering van de aanwezigheid van een aanmerkelijk belang in een Nederlands gevestigde vennootschap, de eerste voorwaarde, lijkt compartimentering wettelijk geregeld. Dit volgt uit de systematiek van hoofdstuk 4 van de Wet IB Immers wordt bij het niet langer aanwezig zijn van een aanmerkelijk belang in een Nederlandse vennootschap op grond van artikel 4.16 Wet IB 2001 een vervreemding gefingeerd. Anderzijds wordt bij het ontstaan van een aanmerkelijk belang de verkrijgingsprijs gesteld op de waarde in de het economisch verkeer op dat tijdstip op grond van artikel 4.23 Wet IB Bij een feitenwijziging ten opzichte van de tweede voorwaarde, lijkt op grond van de wettekst compartimentering niet aan de orde. Bij de beoordeling of een aanmerkelijk belang gehouden wordt met het voornaamste doel heffing van inkomstenbelasting of dividendbelasting bij een ander te ontgaan, moet naar mijn mening ook de factor tijd meegenomen worden. Indien een aanmerkelijk belang zowel een periode gehouden wordt om belastingheffing te ontgaan als een periode om andere redenen, moet worden geoordeeld wat het voornaamste doel van de buitenlands belastingplichtige is geweest gedurende de gehele periode van het bezit van aandelen. De aangegroeide winst onderverdelen in verschillende periodes op basis van het doel van het houden van het aanmerkelijk belang, ligt niet in lijn met die gedachte. De wettekst van de derde voorwaarde is minder duidelijk over de toepassing van feitencompartimentering. Een voorbeeld dat genoemd kan worden voor een dergelijke sfeerovergang is de situatie dat de aandeelhouder zijn onderneming verkoopt of juist een onderneming aankoopt waartoe het aanmerkelijk belang kan worden toegerekend. Zoals uiteengezet in deel twee van deze verhandeling, heeft de Hoge Raad de feitencompartimenteringsleer toegepast indien dit recht doet aan de strekking van een fiscale regeling. Hoewel het niet volkomen duidelijk is waarom de wetgever gewild heeft dat buitenlandse belastingplicht voor de vennootschapsbelasting in verband met het houden van een aanmerkelijk belang zou ontstaan 26, is het helder dat de regeling een anti-misbruikkarakter heeft. Deze strekking is nogmaals onderstreept door de toevoeging per 1 januari 2012 waarin duidelijk wordt gemaakt dat kunstmatige constructies die als voornaamste doel of een van de voornaamste doelen heffing van inkomstenbelasting of dividendbelasting bij een ander te ontgaan worden bestreden met de regeling. Volgens de wetgever was dit ook al het geval voor de toevoeging per 2012, aangezien geen wijzigingen waren beoogd met de wetswijziging 27. Derhalve kan geconcludeerd worden dat artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB 1969 als doel heeft het voorkomen van misbruik door kunstmatige constructies waarbij belastingheffing wordt ontgaan. Indien niet gecompartimenteerd zou worden, wordt enkel gekeken naar het moment van realisatie. Dit zou tot onredelijke situaties kunnen leiden en bovendien in strijd met de strekking van artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB 1969 kunnen zijn. Dit kan het best worden geïllustreerd door onderstaand voorbeeld, waarbij aan bovenstaande voorwaarden 1, 2 en 4 is voldaan maar het aanmerkelijk belang aan de onderneming van de buitenlands belastingplichtige kan worden toegerekend. Daardoor is geen sprake van Nederlands inkomen als bedoeld in artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB Op het moment dat de buitenlands belastingplichtige zijn onderneming verkoopt, wordt voldaan aan alle vier de voorwaarden voor toepassing van artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB Indien vervolgens het aanmerkelijk belang vervreemd wordt, zou zonder compartimentering de gehele vervreemdingswinst tot het Nederlands inkomen van de buitenlands belastingplichtige gerekend worden. 26 Fortuin, P en Graaf, de A.C.G.A.C., Buitenlands lichaam: heffing van vennootschapsbelasting over dividend, rente en vervreemdingswinst bij een aanmerkelijk belang, WFR 1995/ Zie noot 25 11

13 In mijn ogen is dit in strijd met de strekking van artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB 1969 aangezien er vennootschapsbelasting wordt geheven, terwijl geen sprake was van misbruik gedurende vrijwel de gehele periode van het houden van het aanmerkelijk belang omdat het aanmerkelijk belang aan de onderneming van de buitenlands belastingplichtige wordt gehouden. Derhalve is compartimentering hier op zijn plaats. Niet compartimenteren in het toerekenvereiste zou bovendien misbruik in de hand kunnen werken, door enkel op het moment van realisatie een situatie te structureren waarbij het aanmerkelijk belang tot het ondernemingsvermogen kan worden gerekend. Het is evident dat dit onwenselijk is, aangezien het grootste gedeelte van het houden van het aanmerkelijk belang sprake is geweest van misbruik. Feitencompartimentering dient naar mijn mening ook toegepast te worden indien sprake is van emigratie van de aanmerkelijk belanghouder vanuit Nederland en daardoor buitenlands belastingplichtig wordt, de vierde voorwaarde. Als binnenlands belastingplichtige, waren de voordelen uit het aanmerkelijk belang vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling maar bij emigratie wordt de aandeelhouder in beginsel op grond van artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB 1969 in de heffing betrokken indien aan de voorwaarden 1 tot en met 3 is voldaan. Wettelijk is niets geregeld over het opnieuw vaststellen van de verkrijgingsprijs van het aanmerkelijk belang in dergelijke situaties 28. Gezien de strekking van artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB 1969, moet dit naar mijn mening de waarde in het economische verkeer zijn op het moment van de emigratie 29. Bovenstaande analyse dat compartimentering op zijn plaats bij voorwaarde 3 en 4 van artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB 1969 is ook in lijn met het in onderdeel 2 genoemde Suriname en Engeland-arrest. Immers in die zaken was het volgens de Hoge Raad niet toegestaan om te heffen over een winst die aangegroeid was in een periode dat Nederland niet kon heffen Feitencompartimentering bij de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting In artikel 4, lid 2 Wet DB 1965 is de inhoudingsvrijstelling van Nederlandse dividendbelasting in internationale situaties geregeld. De inhoudingsvrijstelling in internationale situaties wordt verleend indien aan de volgende twee cumulatieve voorwaarden wordt voldaan: 1. De opbrengstgerechtigde is in de EU of een aangewezen staat van de Europese Economische Ruimte gevestigd (vestigingsplaatseis); 2. De opbrengstgerechtigde heeft een belang in de inhoudingsplichtige waarop de deelnemingsvrijstelling of deelnemingsverrekening van toepassing zou zijn geweest indien de opbrengstgerechtigde in Nederland zou zijn gevestigd (bezitseis). Aan deze twee voorwaarden kan nog worden toegevoegd dat de inhoudingsplichtige in Nederland moet zijn gevestigd op grond van artikel 1, lid 1 Wet DB Hoewel ik dit vereiste als een gegeven beschouw in mijn verhandeling, wil wel benadrukken dat bij een eventuele emigratie van een inhoudingsplichtige geen exitheffing bestaat in de dividendbelasting. Anderzijds verleent Nederland ook geen step-up bij immigratie van een vennootschap met winstreserves. Compartimentering vindt hier dus geen toepassing. Bij een wijziging van feiten waardoor niet of juist wel aan bovenstaande voorwaarden is voldaan, kan sprake zijn van een sfeerovergang. Zoals duidelijk is geworden in onderdeel 2 van deze verhandeling, dient de compartimenteringsleer van de Hoge Raad plaats te vinden indien dit in lijn is met de strekking van de regeling. Op basis van de strekking van de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting, zou de compartimenteringsleer van de Hoge Raad in mijn ogen op zijn plaats zijn. De strekking van de inhoudingsvrijstelling is het voorkomen van economische dubbele belasting in concernverband. 28 Artikel 4.23 Wet IB 2001 is immers niet van toepassing doordat al sprake was van een aanmerkelijk belang voor de emigratie 29 Zie ook: Bobeldijk, A.C.P. en Hofman, A.W., Buitenlandse belastingplicht voor vennootschappen met een aanmerkelijk belang in een Nederlandse vennootschap, WFR 2004/87 12

14 Hierbij heeft de Nederlandse wetgever er (uiteindelijk) voor gekozen om een concern aanwezig te achten vanaf een 5% bezit in het nominaal gestort kapitaal, in lijn met de deelnemingsvrijstelling en deelnemingsverrekening. Het zou in lijn zijn met de strekking van de inhoudingsvrijstelling om te kijken naar de periode waarop de uitgekeerde winst is aangegroeid voor het toepassen van de inhoudingsvrijstelling. Hierbij kan een parallel getrokken worden met de jurisprudentie over feitencompartimentering in de dividendbelasting. Indien in een periode sprake is van een concern, moet bronbelasting op de uitkering voorkomen worden aangezien anders sprake is van dubbele belasting binnen een concern. Met andere woorden, er dient gecompartimenteerd te worden om de strekking van de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting recht aan te doen. Hoewel compartimentering in lijn zou zijn met de strekking van de inhoudingsvrijstelling, acht de wetgever dit niet wenselijk. De wettekst van de bezitseis van artikel 4, lid 2, ten tweede Wet DB 1965 lijkt immers geen ruimte te bieden aan compartimentering. In de wettekst wordt expliciet vermeld dat sprake moet zijn van een kwalificerend belang op het tijdstip waarop de opbrengst ter beschikking wordt gesteld. De periode waarin de opbrengst is aangegroeid lijkt er niet toe te doen en daardoor is wettelijk geregeld dat geen compartimentering plaatsvindt op grond van de bezitseis. Opvallend genoeg sluit de wettekst met betrekking tot de vestigingsplaatseis van de opbrengstgerechtigde niet expliciet aan bij het moment van ter beschikking stellen van een opbrengst. Dit biedt theoretisch een mogelijkheid om de compartimenteringsleer toe te passen. Het is naar mijn mening echter onwenselijk om voor het toetsingsmoment voor de vestigingsplaatseis af te wijken van het toetsingsmoment voor de bezitseis. Om onduidelijkheid te verhelpen, is het raadzaam om wettelijk te regelen dat de compartimentering niet van toepassing is bij de vestigingsplaatseis van de inhoudingsvrijstelling van de dividendbelasting. Dit kan op dezelfde manier worden geregeld zoals in artikel 4, lid 2 ten tweede Wet DB 1965, door expliciet aan te sluiten bij het moment van het ter beschikking stellen van de opbrengst. De staatssecretaris heeft expliciet gesteld dat naar zijn mening geen plaats is voor de compartimenteringsleer van de Hoge Raad in de dividendbelasting: Wat betreft de dividendbelasting is in de parlementaire geschiedenis (Handelingen II 1991/92, blz.4393) al tot uitdrukking gebracht dat compartimentering niet van toepassing is. Gelet op de systematiek van de dividendbelasting is de door de Hoge Raad voor de toepassing van de deelnemingsvrijstelling uit de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 ontwikkelde zogenoemde compartimenteringsgedachte, niet van toepassing. 30 Met de systematiek van de dividendbelasting doelt de staatssecretaris waarschijnlijk op het feit dat de dividendbelasting een tijdstipbelasting is in tegenstelling tot bijvoorbeeld de vennootschapsbelasting. De dividendbelastingschuld ontstaat immers op het tijdstip waarop de opbrengst ter beschikking is gesteld, zo volgt uit artikel 7, lid 3 Wet DB Dat is ook in lijn met systematiek geschetst eerder in dit onderdeel in het kader van de migratie van een inhoudingsplichtige, waarbij niet gekeken wordt naar de opbouw van de winstreserves. De in deze verhandeling centraal staande dividendbelasting in grensoverschrijdende situaties, is veelal een eindheffing en zodoende ook materieel gezien inderdaad een tijdstipbelasting. Maar in nationale situaties is de dividendbelasting een voorheffing is van de inkomstenbelasting 31 of de vennootschapsbelasting 32. Derhalve kan de dividendbelasting in nationale situaties materieel beschouwd worden als een tijdvakbelasting. Gezien de toepassing van de compartimenteringsleer bij de deelnemingsvrijstelling in de vennootschapsbelasting 33, lijkt het niet compartimenteren in de dividendbelasting omdat het een tijdstipbelasting betreft niet sterk. 30 Kamerstukken II, , , nr. 6, p Op grnod van artikel 9.2 Wet IB Op grond van artikel 25 Wet VPB Zie hierover meer in detail onderdeel 2 13

15 3.5. Deelconclusie Aanpassingen in artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB 1969 en artikel 4, lid 2 Wet DB 1965 dienen niet te leiden tot compartimentering. Deze directe toepassing van wetswijzigingen leidt tot duidelijkheid bij belastingplichtige. Een wijziging van de relevante feiten kan in bepaalde gevallen leiden tot compartimentering voor de toepassing van artikel 17, lid 3, onderdeel b Wet VPB De wettekst en de compartimenteringsleer zoals die is ontwikkeld door de Hoge Raad biedt hier in specifieke gevallen ruimte toe. De compartimenteringsleer kan hier toepassing vinden aangezien het recht doet aan de strekking van de wet. Hoewel de strekking van de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting ruimte biedt voor toepassing van feitencompartimentering, maakt de wettekst dat niet mogelijk. Wel raad ik aan om dit te verduidelijken in de vestigingsplaatseis van artikel 4, lid 2 ten tweede Wet DB 1965 door expliciet te verwijzen naar het moment van ter beschikking stellen van de opbrengst. 14

16 4. Compartimentering bij dividenduitkeringen onder de Moederdochterrichtlijn 4.1. Inleiding Lang is gedacht dat de compartimenteringsleer zoals deze is ontwikkeld door de Hoge Raad een typisch Nederlands leerstuk was 34. Toch vindt het leerstuk ook navolging in andere landen, zo wordt het onder andere in de Oostenrijkse literatuur beschreven. Bovendien heeft de Zwitserse belastingdienst in een besluit de toepassing van compartimentering bevestigd 35. Dit geeft aan dat compartimentering niet enkel in Nederland zal plaatsvinden. In dit en het volgende onderdeel zal ik de toepassing van compartimentering in internationale situaties verder behandelen. De Moeder-dochterrichtlijn heeft als doel dubbele belastingheffing te voorkomen bij winstuitkeringen tussen vennootschappen binnen de EU. Indien de uitkerende en ontvangende vennootschap beide kwalificeren voor toepassing van de Moeder-dochterrichtlijn, moet op grond van artikel 5 de dochteronderneming afzien van de heffing van bronbelasting op de uitgekeerde winst. Bovendien moet de moedervennootschap op grond van artikel 4 Moeder-dochterrichtlijn een vrijstelling of verrekening geven voor de uitgekeerde winst. Over deze winst is immers al belasting geheven in het land van de dochter. Gezien het onderwerp van deze verhandeling zal ik mij alleen richten op vrijstelling van bronbelasting op het niveau van de dochter zoals geregeld in artikel 5 Moederdochterrichtlijn. De toepassing van compartimentering in artikel 5 Moeder-dochterrichtlijn zal gevolgen hebben voor de Wet DB Immers, op grond van artikel 8 Moeder-dochterrichtlijn moet de richtlijn geïmplementeerd zijn in de nationale wet. Indien de toepassing van compartimentering in Wet DB 1965 anders is dan in de Moeder-dochterrichtlijn, is mogelijk sprake van strijdigheid met het secundaire EU-recht Regelcompartimentering in de Moeder-dochterrichtlijn De afgelopen jaren is de EU gestaag uitgebreid. Door deze uitbreiding, groeit ook het toepassingsgebied van de Moeder-dochterrichtlijn. Immers, bij toetreding zullen delen A en B uit bijlage I van de Moeder-dochterrichtlijn uitgebreid worden met de kwalificerende rechtsvormen en de relevante belastingen. Dit is een wijziging van de regels, waarbij moet worden nagegaan of compartimentering op z n plaats is. Compartimentering bij de toepassing van een Europese richtlijn is aan de orde gekomen in de zaak Elektrownia Patnów van het Hof van Justitie 36. In die zaak ging het om de toepassing van de Richtlijn van de Raad van 17 juli 1969 betreffende de indirecte belastingen op het bijeenbrengen van kapitaal (69/335/EEG). Polen wilde kapitaalsbelasting heffen bij de omzetting van leningen in kapitaal in Eerder, in 2002 en 2003, was al Poolse belasting geheven bij de verstrekking van dezelfde leningen. Op basis van artikel 5, derde lid, ten tweede Richtlijn 69/335/EEG is heffing van kapitaalsbelasting bij een omzetting verboden wanneer die belasting bij de verstrekking van de leningen al is geheven. Echter, op het moment van de heffing van belasting bij de verstrekking van de leningen was Polen nog niet toegetreden tot de EU. Het Hof van Justitie oordeelde dat Polen de omzetting niet mocht belasten gezien de eerdere heffing. Dit oordeel is gebaseerd op het beginsel dat een nieuwe regeling onmiddellijk van toepassing is op bestaande situaties: Voorts is het vaste rechtspraak dat een nieuwe regeling onmiddellijk van toepassing is op de toekomstige gevolgen van een onder de oude regeling ontstane situatie (zie met name arrest van 10 juli 1986, Licata/CES, 270/84, Jurispr. blz. 2305, punt 31) Van der Geld, J.A.G., De E-G moeder-dochterrichtlijn, TFO 1992/89 35 Zie Smit, D.S., EU Freedoms, Non-EU Countries and Company Taxation, Kluwer Law International: Alphen aan den Rijn 2012, p. 707 en HvJ EU 12 november 2009, C-441/08 (Elektrownia Patnów), V-N 2009/ Rechtsoverweging 32 15

17 Uit bovenstaande rechtsoverweging van het Hof van Justitie leid ik af dat ook de Moederdochterrichtlijn onmiddellijke werking heeft, aangezien de generieke term een nieuwe regeling wordt gebruikt door het Hof van Justitie. Dit is alleen anders indien er specifieke toetredingsvoorwaarden zijn gemaakt. Bij toetreding van landen tot de EU, worden toetredingsverdragen afgesloten om de toetreding op een adequate manier te regelen. Daarbij wordt vaak ook een hoofdstuk gewijd aan belastingzaken. Opvallend is dat in dergelijke hoofdstukken van de toetredingsverdragen niet standaard het overgangsrecht is geregeld met betrekking tot de toepassing van de verschillende Europese richtlijnen zoals de Moeder-dochterrichtlijn. Naar mijn weten is voor de toepassing van de Moederdochterrichtlijn alleen bij de toetreding van Estland tot de EU in 2004 expliciet overgangsrecht opgenomen 38. Hieruit kan worden afgeleid dat in beginsel geen plaats is voor compartimentering bij toepassing van de Moeder-dochterrichtlijn bij toetreding van lidstaten tenzij dit specifiek geregeld is in de toetredingsakte. Naar mijn mening geldt bovenstaande niet alleen voor toetreders tot de EU, maar ook bij regelwijzigingen in de Moeder-dochterrichtlijn. Bij regelwijzigingen in de Moeder-dochterrichtlijn wordt immers expliciet aangegeven wanneer aanpassingen geïmplementeerd moeten zijn, zoals bij de stapsgewijze verlaging van de bezitseis van 25% naar 10%. De aangepaste of nieuwe regelingen zijn ook onmiddellijk van toepassing, tenzij dit anders geregeld is. Winstuitkeringen dienen dus behandeld te worden volgens de op dat moment geldende bepalingen van de Moeder-dochterrichtlijn. Wat bovendien niet voor het compartimenteren pleit, is de statische interpretatie van de Moederdochterrichtlijn die het Hof van Justitie toepast. Dit kan onder meer worden afgeleid uit de zaak Gaz de France 39 uit 2009, waar het Hof van Justitie de Moeder-dochterrichtlijn niet van toepassing achtte omdat niet voldaan was aan het rechtsvormvereiste. De ontvanger in die casus was immers een SAS die op het moment van de dividenduitkering (1999) nog niet op de lijst van genoemde rechtsvormen van bijlage I, deel A bij de Moeder-dochterrichtlijn stond. Dat deze rechtsvorm vanaf 2003 wel in de bijlage is opgenomen doet daar niet aan af aldus het Hof van Justitie. Bij wijzigingen wordt zodoende strikt aangesloten bij de implementatiedatum Feitencompartimentering in de Moeder-dochterrichtlijn Voor toepassing van de Moeder-dochterrichtlijn zijn enkele voorwaarden gesteld, zoals de 10%- bezitseis, de rechtsvorm en de vestigingsplaats van beide vennootschappen. Door een wijziging in de feiten zal een dochtermaatschappij te maken kunnen krijgen met het toepassen van een inhoudingsvrijstelling of juist heffing van bronbelasting. Indien compartimentering plaats dient te vinden bij dergelijke sfeerovergangen, dan zal de oorsprong van de winstuitkeringen gevolgd moeten worden. De staatssecretaris is van mening dat in de dividendbelasting geen compartimentering mogelijk is en dat de Moeder-dochterrichtlijn daar ook niet toe dwingt 40. Deze stelling kan worden ondersteund door de tekst van de Moeder-dochterrichtlijn. In beginsel sluit artikel 5 Moeder-dochterrichtlijn aan bij heffing van de uitgekeerde winst. Hierbij lijkt de periode van opbouw van de uitgekeerde winst niet van belang. Ook artikel 1 Moeder-dochterrichtlijn 41 lijkt geen opening te bieden dat rekening gehouden dient te worden met opgebouwde winst. Tevens is in de Moeder-dochterrichtlijn geen overgangsregeling opgenomen die rekening houdt met sfeerovergangen, bijvoorbeeld bij veranderingen van het aandelenbezit. Derhalve biedt de tekst van de Moeder-dochterrichtlijn weinig aanknopingspunten om compartimentering toe te passen. Het Hof van Justitie heeft de mogelijkheid van compartimentering onder de Moeder-dochterrichtlijn nog niet behandeld, maar toch kan uit uitspraken van het Hof van Justitie de conclusie worden getrokken dat feitencompartimentering geen toepassing dient te vinden. 38 Lijst bedoeld in artikel 24 van de Toetredingsakte 2003: Estland, bijlage VI, hoofdstuk 7 (Belastingen), paragraaf 2, p. 2597, OJ 2003 L HvJ EU 1 oktober 2009, C-247/08 (Gaz de France - Berliner Investissement SA), FED 2009/97 40 Kamerstukken II, , , nr. 6, p Artikel 1 Moeder-dochterrichtlijn bepaalt de reikwijdte van de richtlijn 16

18 Deze mening is ook A-G Wattel toegedaan in zijn conclusie bij het regelcompartimenteringsarrest in de deelnemingsvrijstelling uit 2013: Ik meen dat de Richtlijn uitgaat van een kasstelsel en niet van temporele compartimentering van deelnemingsdividenden. De art. 1, 4 en 5 van de Richtlijn bieden mijns inziens geen aanknopingspunt voor heffing naar een ander moment dan het uitkeringsmoment. 42 A-G Wattel verwijst in zijn conclusie naar verschillende zaken van het Hof van Justitie. In de gevoegde zaken Denkavit, Vitic en Voormeer 43 behandelde het Hof van Justitie de toepassing van de minimumhoudsterperiode van artikel 3, lid 2 Moeder-dochterrichtlijn. In de Denkavit-casus ging het om een belang van 20% dat Denkavit BV had in haar Duitse dochteronderneming (Denkavit Futtermittel GmbH) sinds Vlak voor een geplande winstuitkering in 1992, werd het belang van BV in de GmbH vergroot tot 99,4%. Door deze uitbreiding was de destijds geldende bezitseis van 25% ruimschoots gehaald, waardoor op basis van de Moeder-dochterrichtlijn de winstuitkering zonder Duitse bronheffing diende plaats te vinden. Aangezien het verlangde belang maar een paar maanden in bezit was op het moment van de winstuitkering, was echter nog niet voldaan aan de minimumhoudsterperiode. Toch oordeelde het Hof van Justitie dat de vrijstelling van toepassing zou kunnen zijn, aangezien voor de minimumhoudsterperiode van twee jaar ook de periode na de winstuitkering mee moet worden genomen. Het Hof van Justitie plaatste in deze zaak geen vraagtekens over het feit dat het dividend was aangegroeid in een periode dat niet aan de bezitseis was voldaan. Gezien het bovenstaande zie ik geen ruimte voor feitencompartimentering in de Moederdochterrichtlijn. Op het moment van uitkeren dient voldaan te zijn aan de voorwaarden van de Moeder-dochterrichtlijn om een beroep te doen op de vrijstelling van bronbelasting Deelconclusie In de Moeder-dochterrichtlijn is een nieuwe of aangepaste regeling direct van toepassing, tenzij dit expliciet anders geregeld is in bijvoorbeeld toetredingsverdragen. Derhalve vindt regelcompartimentering in beginsel geen toepassing. Hoewel het Hof van Justitie zich nog niet expliciet heeft uitgesproken dat feitencompartimentering ook geen toepassing vindt in de Moederdochterrichtlijn, kan dit wel geconcludeerd worden aan de hand van aanpalende zaken die zijn behandeld door het Hof van Justitie. Deze conclusie onder de Moeder-dochterrichtlijn is in lijn met de analyse voor de rol van compartimentering bij de toepassing van de inhoudingsvrijstelling in de dividendbelasting uit het vorige onderdeel. Zodoende lijkt op dit gebied geen sprake te zijn van strijdigheid met het secundaire EG-recht. 42 Conclusie A-G Wattel 12 oktober 2012, nr. 11/04538, V-N 2012/58.12, onderdeel HvJ EU 17 oktober 1996, nr. C-283/94 (Denkavit), FED 1996/995 17

19 5 Compartimentering in inboundsituaties onder Verdragen 5.1. Inleiding Zoals eerder besproken is het omvangrijke verdragennetwerk één van de voordelen voor buitenlandse multinationals van het investeren in of via Nederland. De door Nederland gesloten Verdragen zijn grotendeels gebaseerd op het OECD-modelverdrag en daarom onderzoek ik in dit onderdeel de rol van compartimentering bij Verdragen door het OECD-Modelverdrag te analyseren. De vraag of compartimentering plaats dient te vinden in Verdragen, speelt bij sfeerovergangen in het kader van de toedeling van het heffingsrecht. Indien door een wijziging van het Verdrag of van de feiten de verdeling van het heffingsrecht wijzigt, moet worden bepaald of gecompartimenteerd dient te worden. In het OECD-Modelverdrag maakt de verdragstekst op een aantal punten duidelijk dat ruimte is voor compartimentering. Voorbeelden hiervan zijn artikel 7 (winst uit onderneming) en artikel 15 (zelfstandige arbeid). Immers in artikel 7, lid 1 OECD-Modelverdrag wordt gesteld dat de bronstaat alleen mag heffen over het inkomen toerekenbaar ( attributable ) tot de vaste inrichting. In artikel 15, lid 1 OECD-Modelverdrag staat dat woonstaat heffingsbevoegd is voor het inkomen ter zake ( in respect of ) van een aldaar verkregen vergoeding. Indien de dienstbetrekking in de andere staat wordt uitgeoefend, mag die staat heffen over de ter zake daarvan ( derived therefrom ) verkregen beloning. Uit beide artikelen volgt dat voor de toewijzing van het heffingsrecht gecompartimenteerd dient te worden. Dit is later ook door de Hoge Raad bevestigd 44. De tekst van het dividendartikel en vermogenswinstartikel in het OECD-Modelverdrag bieden niet direct duidelijkheid of compartimentering plaats dient te vinden. In dit onderdeel zal ik onderzoeken of feitencompartimentering in artikel 10, lid 2 en 13, lid 5 OECD-Modelverdrag plaats dient te vinden. Zoals ook in vorige onderdelen, zal gestart worden met de mogelijkheid tot regelcompartimentering Regelcompartimentering bij Verdragen Om te onderzoeken of regelcompartimentering plaats dient te vinden binnen Verdragen, is de interpretatie van een Verdrag van belang. Het leerstuk voor de uitleg van een belastingverdrag is het Verdrag van Wenen. Het Verdrag van Wenen is afgesloten in 1969 en bevat internationale afspraken over verdragsuitleg. Uit het Verdrag van Wenen volgt dat verdragen zo uitgelegd moeten worden dat geen sprake is van terugwerkende kracht. In artikel 28 Verdrag van Wenen staat immers weergegeven dat bepalingen van een verdrag een partij niet kunnen binden met betrekking tot een gebeurtenis 45 die plaatsvindt voorafgaand aan de datum van inwerktreding. In de tegenovergestelde situatie bij de beëindiging van verdragen, zien we een zelfde soort systematiek. Artikel 59, lid 1, onderdeel b Verdrag van Wenen gebiedt dat de beëindiging van een verdrag geen enkel recht, verplichting of rechtspositie aantast die ontstaan is voor de beëindiging van het verdrag. Hieruit volgt dat het relevante verdrag geëerbiedigd moet worden, ook al is deze beëindigd, voor zover het gebeurtenissen betreft die betrekking hebben op de verdragsperiode. Uit bovenstaande volgt dat compartimentering voor toepassing van het dividendartikel en het vermogenswinstartikel niet plaats dient te vinden. Voor de interpretatie van het Verdrag van Wenen is het namelijk van belang wat de relevante gebeurtenis is waarop de Verdragsbepaling van toepassing is. Naar mijn mening wordt met de gebeurtenis in het dividendartikel bedoeld het moment van betaling van het dividend. Voor het vermogenswinstartikel is de relevante gebeurtenis het moment van realisatie. Bij beide artikelen is dus niet het tijdvak van waardeaangroei relevant. 44 HR 25 februari 1976, , BNB 1976/110 (nagekomen Indonesische nationaliseringsvergoeding), HR 27 maart 1991, , BNB 1991/204 (Turkse nagekomen bate) en HR 11 juni 2004, , BNB 2004/ any act or fact 18

20 Volgens het Verdrag van Wenen moet het Verdrag van toepassing zijn op het moment dat de relevante gebeurtenis plaatsvindt. Indien dat niet het geval is, zal het Verdrag geen toepassing moeten vinden ook al is de waarde aangegroeid in een periode waar het Verdrag wel van toepassing was 46. Bovenstaande analyse wordt bevestigd door de onlangs vernieuwde versie van het Commentaar op het OECD-Modelverdrag op artikel 13: Also, where the Article allows a Contracting State to tax a capital gain, this right applies to the entire gain and not only to the part thereof that has accrued after the entry into force of a treaty (subject to contrary provisions that could be agreed to during bilateral negotiations), even in the case of a new treaty that replaces a previous one that did not allow such taxation. 47 Dit onderdeel van het Commentaar onderstreept de conclusie dat voor regelcompartimentering in het vermogenswinstartikel geen plaats is in het geval van in werking treden van een nieuw Verdrag of bij vervanging van een bestaand Verdrag. Overigens hebben zowel Oostenrijk als Duitsland een voorbehoud gemaakt in hun reactie op het Commentaar. Zij zijn immers van mening dat bij in werking treden van een nieuw Verdrag, het land waar de vermogenswinst is aangegroeid daarover ook mag heffen. Een nieuw Verdrag mag het land van aangroei van de winst niet beroven van heffingsrecht. De Hoge Raad heeft in het kader regelcompartimentering bij een wijziging van een Verdrag uitspraak gedaan op 12 juli In dit arrest was in Nederland gelegen vastgoed aangekocht in 1970 door een in het Verenigd Koninkrijk gevestigde vennootschap. Het vastgoed werd verkocht in 1994 en daarbij werd een vermogenswinst behaald die was aangegroeid in de periode 1970 tot met Op basis van het Verdrag Verenigd Koninkrijk-Nederland 1980 dat van toepassing was op het moment van de vervreemding, was het heffingsrecht toegewezen aan het bronland (in casu Nederland). Als gevolg stelde de fiscus dat de volledige vervreemdingswinst die was aangegroeid vanaf 1970 belast diende te worden in Nederland. Belastingplichtige stelde echter dat Nederland geen heffingsrecht had over het gedeelte van de aangegroeide winst in de periode tussen 1970 en 6 april 1981, de datum van inwerkingtreding van het nieuwe Verdrag. Immers in het Verdrag Verenigd Koninkrijk-Nederland 1967 werd het heffingsrecht bij vervreemding van onroerende zaken toegewezen aan de woonstaat (in casu Verenigd Koninkrijk). In tegenstelling tot Hof Amsterdam 49 oordeelde de Hoge Raad dat bij een sfeerovergang door de wijziging van het Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland compartimentering is vereist. Hierbij werd de vergelijking gemaakt tussen bedrijfsmiddelen die overgaan van hoofdhuis naar vaste inrichting. In dergelijke situaties moeten de bedrijfsmiddelen op de waarde in het economische verkeer op het moment van de overdracht opgenomen worden op de balans van de vaste inrichting 50. Dit moet op dezelfde manier gebeuren bij aanvang van (volledige) onderworpenheid aan Nederlandse belastingheffing, aldus de Hoge Raad. Derhalve dient volgens de Hoge Raad compartimentering plaats te vinden indien sprake is van een sfeerovergang door de vervanging van een bestaand Verdrag door een nieuw Verdrag. Per 1 januari 2011 is een nieuw Verdrag tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland in werking getreden. In het nieuwe Verdrag bepaalt artikel 13, lid 4 dat heffingsrecht over vermogenswinsten die behaald worden met de verkoop van aandelen in onroerend-goedlichamen onder voorwaarden wordt toegewezen aan het bronland. In het voorgaande Verdrag was dit niet mogelijk, dus is het de vraag of compartimentering toepassing dient te vinden in dit geval. 46 Zie hierover in meer detail Pijl, H. Compartimentering bij verdragen, WFR 2003/ Paragraaf 3.1. van de 2014 Update to the OECD Model Tax Convention 48 HR 12 juli 2002, nr , BNB 2002/ En eerder al Hof s-gravenhage in de vergelijkbare zaak van 11 mei 1994, nr. 91/1788, V-N 1994, p Rechtsoverweging

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

Nadere informatie

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt.

Het voorstel van rijkswet wordt als volgt gewijzigd: a. In onderdeel b, aanhef, wordt de komma aan het slot vervangen door een dubbele punt. 33 955 Regeling voor Nederland en Curaçao tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het ontgaan van belasting met betrekking tot belastingen naar het inkomen en een woonplaatsfictie

Nadere informatie

138 De Pensioenwereld in 2014

138 De Pensioenwereld in 2014 17 138 De Pensioenwereld in 2014 Beleggingen 139 EU-claims: geen grijs gedraaide plaat Auteurs: Susan Groot Koerkamp en Erwin Nijkeuter In de meeste Europese landen worden of werden buitenlandse pensioenfondsen

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 788 Wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met de introductie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende:

2. Onder vernummering van het zevende tot en met negende lid tot achtste tot en met tiende lid wordt na het zesde lid een lid ingevoegd, luidende: ARTIKEL I De Wet inkomstenbelasting 2001 wordt als volgt gewijzigd: A. Artikel 4.17a wordt als volgt gewijzigd: 1. In de aanhef van het vijfde lid wordt een belang heeft vervangen door: direct of indirect

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 505 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2011) Nr. 7 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 26 oktober

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve) TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING Het voorstel van wet

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38029 30 december 2014 Vennootschapsbelasting. Fiscale eenheid. Wijziging van het besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/4620M,

Nadere informatie

Inhoudsopgave

Inhoudsopgave Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding...3 Hoofdstuk 2 De deelnemingsvrijstelling van artikel 13 Wet VPB 1969...4 2.1 Wat is een deelneming?...4 2.2 Wanneer wordt de deelnemingsvrijstelling toegepast?...5

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 034 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met de implementatie van Richtlijn 2003/49/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni

Nadere informatie

!i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs

!i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs !i2ji ]]] ]]] de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen mr. drs. S.A.W.J. Strik voorzitter Commissie Wetsvoorstellen De Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Wetsvoorstel compartimenteringsreserve

Wetsvoorstel compartimenteringsreserve Wetsvoorstel compartimenteringsreserve Frederik van der Does 5602939 mei 2015 Rozengracht 8c 1016 NB Amsterdam 06 10687430 fjavanderdoes@gmail.com dhr. mr. drs. A. (Angelo) Spadaro dhr. prof. dr. mr. E.J.W.

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 26c 24 583 (R 1564) Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk in verband met maatregelen met het oog op het tegengaan van misbruik

Nadere informatie

ESJ Accountants & Belastingadviseurs

ESJ Accountants & Belastingadviseurs ESJ Accountants & Belastingadviseurs Het realiseren van vermogen vanuit een vennootschap Juni 2013 Maurice de Clercq Programma Realiseren van vermogen 1. Inleiding 2. Emigratie België 3. Luxemburg/ Curaçao

Nadere informatie

Wet op de dividendbelasting 1965

Wet op de dividendbelasting 1965 Wet op de dividendbelasting 1965 Wet van 23 december 1965, houdende vervanging van het Besluit op de Dividendbelasting 1941 door een nieuwe wettelijke regeling, laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2009, 611

Nadere informatie

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats

Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats Fiscale aspecten van aandelenvennootschappen met een dubbele vestigingsplaats door Dr. M. van Dun 1997 KLUWER - DEVENTER Inhoudsopgave LUST VAN GEBRUIKTE AFKORTINGEN XVI 1 INLEIDING 1 2 DE ONTSTAANSGESCHIEDENIS

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2014 2015 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve)

Nadere informatie

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015

Hoorcollege Directe Belastingen DB II Collegejaar 2014/2015 Waarom een VBI of een FBI? De VBI en de FBI zijn faciliteiten die collectief belleggen faciliteren. Fiscaal bezien kan je ruwweg - (collectief) beleggen op twee manieren vormgeven. Een belastingplichtige

Nadere informatie

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID

Memorandum RECENTE BELASTINGONTWIKKELINGEN MET BETREKKING TOT DE FISCALE EENHEID Memorandum REENTE ELASTINGONTWIKKELINGEN MET ETREKKING TOT DE FISALE EENHEID Op 6 juni 2018 heeft de Staatssecretaris van Financiën het wetsvoorstel Wet spoedreparatie fiscale eenheid gepubliceerd. In

Nadere informatie

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding

I. ALGEMEEN. Memorie van toelichting. 1. Inleiding Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een tussenregeling voor valutaresultaten op deelnemingen (Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen) Memorie

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1996 1997 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

Nadere informatie

2. Compartimentering bij sfeerovergang voor de toepassing van de deelnemingsvrijstelling

2. Compartimentering bij sfeerovergang voor de toepassing van de deelnemingsvrijstelling 33 713 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 in verband met de invoering van een compartimenteringsreserve (Wet compartimenteringsreserve) Nota naar aanleiding van het verslag 1. Inleiding

Nadere informatie

Transparante Vennootschap

Transparante Vennootschap Transparante Vennootschap Er is een Transparante Vennootschap (hierna: TV) ingevoerd. Een TV is een naamloze vennootschap (hierna NV) of een besloten vennootschap (hierna: BV) die verzcht heeft om voor

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 54139 11 oktober 2018 Vennootschapsbelasting. Subjectieve vrijstelling voor stichtingen en verenigingen (artikel 6 van

Nadere informatie

Interne rente bij de vaste inrichting

Interne rente bij de vaste inrichting 3 Internationaal Belastingrecht en Dividendbelasting Master Internationaal en Europees Belastingrecht Universiteit van Amsterdam Interne rente bij de vaste inrichting Het in aanmerking nemen van interne

Nadere informatie

Naar een EU-bestendige vennootschapsbelasting. Frank Engelen PricewaterhouseCoopers Universiteit Leiden International Tax Center Leiden

Naar een EU-bestendige vennootschapsbelasting. Frank Engelen PricewaterhouseCoopers Universiteit Leiden International Tax Center Leiden Naar een EU-bestendige vennootschapsbelasting Frank Engelen PricewaterhouseCoopers Universiteit Leiden International Tax Center Leiden Grondslagen van de interne markt De interne markt omvat een ruimte

Nadere informatie

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011

No.W /III 's-gravenhage, 1 juni 2011 ... No.W06.11.0119/III 's-gravenhage, 1 juni 2011 Bij Kabinetsmissive van 12 april 2011, no.11.000950, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Afdeling advisering

Nadere informatie

Buitenlandse belastingplicht en het Wetsvoorstel inhoudingsplicht houdstercoöperatie

Buitenlandse belastingplicht en het Wetsvoorstel inhoudingsplicht houdstercoöperatie Buitenlandse belastingplicht en het Wetsvoorstel inhoudingsplicht houdstercoöperatie Verslaglegger: mw. M. (Megan) Ruigrok LLM en mw. L.M.A. (Lynn) van den Berg LLM Spreker: H.O.A. (Harald) van Dobbenburgh

Nadere informatie

Belangrijk advies A-G bij Europees Hof over dividendbelasting op dividend aan moedervennootschap gevestigd op Curaçao

Belangrijk advies A-G bij Europees Hof over dividendbelasting op dividend aan moedervennootschap gevestigd op Curaçao Belangrijk advies A-G bij Europees Hof over dividendbelasting op dividend aan moedervennootschap gevestigd op Curaçao Recent heeft de advocaat-generaal bij het Europese Hof van Justitie in Luxemburg (HvJ)

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 1996 1997 Nr. 26b 24 583 (R 1564) Wijziging van de Belastingregeling voor het Koninkrijk in verband met maatregelen met het oog op het tegengaan van misbruik

Nadere informatie

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze

Nadere informatie

Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten

Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van de 7 mei 2004 arresten 1 Inkomstenbelasting. Landbouwvrijstelling; heretikettering per 27 juni 2000; gevolgen van

Nadere informatie

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010)

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging

Nadere informatie

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling

De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Inkomstenbelasting DGA Master Nederlands Belastingrecht UVA De koopoptie in de aanmerkelijkbelangregeling Optie op nieuw uit te geven aandelen nader toegelicht Paul Ooms BSc Studentnummer: 5910277 Datum:

Nadere informatie

Dividendbelasting. Verzamelbesluit

Dividendbelasting. Verzamelbesluit Dividendbelasting. Verzamelbesluit 1 Dividendbelasting. Verzamelbesluit Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Aspectgebied internationaal belastingrecht Besluit van 16 maart 2007,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1995 1996 24 761 Wijziging van enige belastingwetten (herziening regime ter zake van winst uit aanmerkelijk belang, consumptieve rente en vermogensbelasting)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2005 2006 30 533 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de introductie van een regeling voor

Nadere informatie

BACHELOR THESIS. Wetsvoorstel compartimenteringsreserve. : Fiscale Economie. : Nick Alberts. Administratienummer : Datum : april 2014

BACHELOR THESIS. Wetsvoorstel compartimenteringsreserve. : Fiscale Economie. : Nick Alberts. Administratienummer : Datum : april 2014 BACHELOR THESIS Fiscale Economie Wetsvoorstel compartimenteringsreserve Naam: : Nick Alberts Studierichting : Fiscale Economie Administratienummer : 911562 Datum : april 2014 Examencommissie : Mr. G.C.

Nadere informatie

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar 2009 2010. A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

1/2. Staten-Generaal. Vergaderjaar 2009 2010. A/ Nr. 1 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN Staten-Generaal 1/2 Vergaderjaar 2009 2010 32 491 Protocol tot wijziging van het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en Barbados tot het vermijden van dubbele belasting en het voorkomen van het

Nadere informatie

Erasmus School of Economics Masterthesis. Compartimentering onder belastingverdragen

Erasmus School of Economics Masterthesis. Compartimentering onder belastingverdragen ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Erasmus School of Economics Masterthesis Nadruk verboden Compartimentering onder belastingverdragen Naam student: S. Saboor Studentnummer: 324871 Scriptiebegeleider: Prof.

Nadere informatie

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland

Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Besluit van PM datum tot wijziging van de Belastingregeling voor het land Nederland Op de voordracht van de Staatssecretaris van Financiën van PM; Gelet op artikel 37 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen

Nadere informatie

Universiteit van Amsterdam. Masterscriptie Fiscale Economie

Universiteit van Amsterdam. Masterscriptie Fiscale Economie Universiteit van Amsterdam Masterscriptie Fiscale Economie Wettelijke regeling verplichte compartimenteren bij sfeerovergang in deelnemingssituaties. Naam: Sjaak Vogt Studentnummer: 10557903 Datum: Januari

Nadere informatie

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen

Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Besluit van PM DATUM [CONCEPT] tot wijziging van enige wetten en uitvoeringsbesluiten op het gebied van de belastingen Artikel XII Het Besluit voorkoming dubbele belasting 2001 wordt als volgt gewijzigd:

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2002 396 Wet van 13 juli 2002 tot wijziging van belastingwetten in verband met dividendstripping en het verlenen van optierechten aan werknemers Wij

Nadere informatie

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013

Kort Nieuws. Met name uit Nederland. Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 Kort Nieuws Met name uit Nederland Grensoverschrijdende inbreng in een BV: Eeuwigdurend geconserveerd bedrag mag Hoge Raad, 13 december 2013 De Nederlandse belastingwetgeving geeft de mogelijkheid om een

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving?

Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? Wijziging van artikel 15ad Wet Vpb Einde aan de excessen of onnodig complexe wetgeving? (verkorte versie ten behoeve van de internetconsultatie Enkele wijzigingen van specifieke renteaftrekbeperkingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2018 2019 35 241 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband

Nadere informatie

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010)

32401 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2010) Overzicht van stemmingen in de Tweede Kamer afdeling Inhoudelijke Ondersteuning aan De leden van de vaste commissie voor Financiën datum 19 november 2010 Betreffende wetsvoorstel: 32401 Wijziging van enkele

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 709 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en van enige andere belastingwetten in verband met de fiscale begeleiding van de

Nadere informatie

Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd.

Zowel de moedervennootschap als de dochtervennootschap(pen) moet(en) feitelijk in Nederland zijn gevestigd. Onderneemt u vanuit meerdere bv s, dan kan het fiscaal aantrekkelijk zijn om de bv s een fiscale eenheid te laten vormen. Zowel in de vennootschapsbelasting als in de omzetbelasting is een fiscale eenheid

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2007 269 Wet van 21 juli 2007, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enkele andere belastingwetten in verband met de

Nadere informatie

Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland

Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland Is de ingehouden dividendbelasting verrekenbaar? Inwoner van Nederland SynVest is als fiscale beleggingsinstelling verplicht om 15% dividendbelasting in te houden op uitgekeerd dividend en dit af te dragen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 38087 7 juli 2017 Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon 3 april 2017 nr. 2017/116 Belastingdienst/Directie

Nadere informatie

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving

Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting, willekeurige afschrijving Geldend op 24-07-2009 - Besluit van 27 maart 2001; CPP 2001/366M De directeur-generaal Belastingdienst heeft namens de staatssecretaris

Nadere informatie

Inhoud. Afkortingen 17 I INLEIDEND DEEL 19

Inhoud. Afkortingen 17 I INLEIDEND DEEL 19 Inhoud Afkortingen 17 I INLEIDEND DEEL 19 1 Positie van de DGA binnen het fiscale spectrum 21 1.1 Inleiding 21 1.2 De DGA fiscaal vergeleken met de IB-ondernemer 22 1.3 Vergelijking box 2 en box 3 Wet

Nadere informatie

Checklist Deelnemingsvrijstelling

Checklist Deelnemingsvrijstelling Checklist Deelnemingsvrijstelling Wie een (persoonlijke) holding bezit met daarin aandelen in een werkmaatschappij, zal al snel achter het belang van de deelnemingsvrijstelling komen. De deelnemingsvrijstelling

Nadere informatie

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd:

De Wet op de vennootschapsbelasting 1969 wordt als volgt gewijzigd: Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van aanpassingen in de Moeder-dochterrichtlijn (Wet implementatie wijzigingen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 245 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2012) Nr. 8 NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 8 juni 2012 Het

Nadere informatie

De fiscale eenheid na het arrest SCA Group Holding e.a.

De fiscale eenheid na het arrest SCA Group Holding e.a. ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM Nadruk verboden Erasmus School of Economics Masterscriptie De fiscale eenheid na het arrest SCA Group Holding e.a. Een inventarisatie naar de mogelijkheden voor een fiscale

Nadere informatie

Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon. Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon. Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen 1 Vennootschapsbelasting. Artikel 28a; omzetting rechtspersoon Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 3 april 2017, nr. 2017/116, De staatssecretaris van Financiën heeft het volgende

Nadere informatie

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken.

Naar aanleiding van uw brief van 21 januari 2013 heb ik de eer het volgende op te merken. Den Haag, 2 6 F E B 2013 Kenmerk: DGB 2013-384 Motivering van het beroepschrift in cassatie (rolnummer 13/00280) tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 4 december 2012, nr. 11/00501, X inzake

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's Gravenhage

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA 's Gravenhage > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 's Gravenhage Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd: 34 323 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen inzake de fiscale eenheid (Wet aanpassing fiscale eenheid) NOTA VAN WIJZIGING Het

Nadere informatie

* * Opgaaf Dividendbelasting Vrijgestelde uitkeringen aan buitenlandse gerechtigden in deelnemingssituaties.

* * Opgaaf Dividendbelasting Vrijgestelde uitkeringen aan buitenlandse gerechtigden in deelnemingssituaties. Belastingdienst Opgaaf Dividendbelasting Vrijgestelde uitkeringen aan buitenlandse gerechtigden in deelnemingssituaties Waarom dit formulier? Met deze opgaaf meldt u ons dat u een inhoudingsvrijstelling

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 262 Wijziging van de Invorderingswet 1990 (Wet uitstel van betaling exitheffingen) Nr. 3 Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van

Nadere informatie

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht.

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht. Besluit van [datum] houdende bepalingen ter uitvoering van artikel 5:81, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht (Vrijstellingsbesluit overnamebiedingen Wft) Op voordracht van Onze Minister van

Nadere informatie

Tax Alert Maart 2013. In deze editie:

Tax Alert Maart 2013. In deze editie: Tax Alert Maart 2013 RSM Nederland Lucas Janssen Kantoor Maastricht +31 (0)43 363 90 50 ljanssen@rsm-wmv.nl Koen Dekker Kantoor Eindhoven +31 (0)40 295 00 15 kdekker@rsm-wmv.nl RSM België Gert van den

Nadere informatie

Bachelorthesis [COMPARTIMENTERING BINNEN DE DEELNEMINGSVRIJSTELLING] Bram Driessen ANR: Datum: Studierichting: Fiscale economie

Bachelorthesis [COMPARTIMENTERING BINNEN DE DEELNEMINGSVRIJSTELLING] Bram Driessen ANR: Datum: Studierichting: Fiscale economie Bachelorthesis Naam: Bram Driessen ANR: 513710 Datum: 22-04-2014 Studierichting: Fiscale economie Examencommissie: Prof. dr. J.A.G. van der Geld Drs. J.J.H. Gortzak MR. W.C.M. Martens [COMPARTIMENTERING

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2016 479 Wet van 30 november 2016, houdende wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten in verband met enkele aanpassingen

Nadere informatie

Inhoudsopgave Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen

Inhoudsopgave Introductie De bronnen van het IBR en de samenhang daartussen Inhoudsopgave 1 Introductie 13 1.1 Wat is internationaal belastingrecht? 13 1.2 De samenstellende onderdelen van het IBR 14 1.3 Nederlands IBR 14 1.4 Opbouw boek 15 Kennisvragen hoofdstuk 1 16 2 De bronnen

Nadere informatie

1. Belanghebbende is een in Finland gevestigd ' open-end '-beleggingsfonds.

1. Belanghebbende is een in Finland gevestigd ' open-end '-beleggingsfonds. IZ /o(8 Den Haag, 8 APR 2012 Kenmerk: DGB 2012-1691 P dividendbelasting voor het jaar 2008. Van deze uitspraak is op 9 maart 2012 een afschrift aan de Belastingdienst/1 toegezonden. AAN DE HOGE RAAD DËR

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 34 306 Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Wet op de dividendbelasting 1965 in verband met de implementatie van aanpassingen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 163 12 januari 2018 Vennootschapsbelasting. Dividendbelasting. Subjectieve vrijstelling pensioenlichamen (artikel 5 Wet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 381 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde

Nadere informatie

Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBZWB:2017:1464

Prejudiciële beslissing op vraag van: ECLI:NL:RBZWB:2017:1464 ECLI:NL:HR:2017:1324 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 14-07-2017 Datum publicatie 14-07-2017 Zaaknummer 17/01256 Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Conclusie: ECLI:NL:PHR:2017:417

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1993-1994 23722 Wijziging van de Wet op de dividendbelasting 1965 (uitbreiding van de gevallen waarin inhouding van belasting achterwege blijft) Nr. 3 Herdruk

Nadere informatie

Edelachtbaar college,

Edelachtbaar college, Edelachtbaar college, X% Namens cliënten, a «a ^ ^ ^ ^ ^ M l e n tel^^^^ tekenen wij beroep in cassatie aan tegen de uitspraak van Gerechtshof Amsterdam van 22 september 2011 op het beroepschrift van 10

Nadere informatie

Datum 15 december 2017 Betreft Brief naar aanleiding van plenaire behandeling pakket Belastingplan 2018

Datum 15 december 2017 Betreft Brief naar aanleiding van plenaire behandeling pakket Belastingplan 2018 > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Postbus 20017 2500 EA 's Gravenhage Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking

Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Jasper van Nes Advocaat Belastingadviseur Regime fiscale eenheid geraakt door uitspraak Hof van Justitie EU in zaak renteaftrekbeperking Belastingrecht 23 maart 2018 Rente op een geldlening voor de financiering

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 686 Wijziging van enkele belastingwetten in verband met een herziening van de behandeling van de omzetting en kwijtschelding van afgewaardeerde

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2017 2018 34 785 Wijziging van enkele Belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2018) 34 786 Wijziging van enkele Belastingwetten en enige andere

Nadere informatie

Prinsjesdag 2015 - fiscale actualiteiten

Prinsjesdag 2015 - fiscale actualiteiten 21 september 2015 Prinsjesdag 2015 - fiscale actualiteiten Op Prinsjesdag 2015 is het Belastingplan 2016 gepresenteerd. Dit plan bevat helaas niet de eerder door velen gehoopte radicale aanpassing van

Nadere informatie

De flexibilisering van het B.V. recht

De flexibilisering van het B.V. recht Seminar De flexibilisering van het B.V. recht 6 juni 2012 Dagvoorzitter: Kees Goeman Sprekers: Dirk School Lisan Vermeer Govert Vorstenbosch Sirik Goeman 1 www.bgadvocaten.nl Bogaerts & Groenen advocaten

Nadere informatie

De compartimentering van valutaresultaten

De compartimentering van valutaresultaten De compartimentering van valutaresultaten Over de samenloop van de Tussenregeling valutaresultaten op deelnemingen en de Wet compartimenteringsreserve Auteur: Toby van der Maden Masterscriptie ANR: 548955

Nadere informatie

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen

de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Commissie Wetsvoorstellen De Vaste Commissie voor Financiën van de Tweede Kamer der Staten-Generaal T.a.v. de heer S. Weeber Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG Amsterdam,

Nadere informatie

Bachelor thesis. Artikel 15c Wet op de Vennootschapsbelasting in verhouding met het EG-recht. Jasper Slootmans. Administratienummer:

Bachelor thesis. Artikel 15c Wet op de Vennootschapsbelasting in verhouding met het EG-recht. Jasper Slootmans. Administratienummer: Bachelor thesis Artikel 15c Wet op de Vennootschapsbelasting in verhouding met het EG-recht Naam: Studierichting: Jasper Slootmans Fiscale economie Administratienummer: 443550 Maand en jaar van afsluiten:

Nadere informatie

Spoedreparatie in de Fiscale Eenheid Vennootschapsbelasting

Spoedreparatie in de Fiscale Eenheid Vennootschapsbelasting Spoedreparatie in de Fiscale Eenheid Vennootschapsbelasting moeder dochter(s) WHITE PAPER 1 belastingplichtige Bol Adviseurs 29 November 2017 Inhoudsopgave Samenvatting... 3 Spoedreparatie in de Fiscale

Nadere informatie

Accountantskantoor de Bot B.V.

Accountantskantoor de Bot B.V. Gebruikelijk loon voor de DGA, hoe te bepalen? Door de jaren heen zijn er diverse uitspraken door rechters geweest inzake de gebruikelijkloonregeling. Mede door aanpassingen en besluiten van de wetgever

Nadere informatie

A. In artikel 2.5, tweede lid, wordt 4.17, 4.18 vervangen door: 4.17, 4.17a, 4.17b, 4.17c, 4.18.

A. In artikel 2.5, tweede lid, wordt 4.17, 4.18 vervangen door: 4.17, 4.17a, 4.17b, 4.17c, 4.18. Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2010) VOORSTEL VAN WET Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 33 003 Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2012) Nr. 11 DERDE NOTA VAN WIJZIGING Ontvangen 25 oktober 2011

Nadere informatie

Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting

Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting Fiscale aspecten bij opzetten van een vastgoedfonds Zorginstellingen en vennootschapsbelasting Maarten Jan Brouwer Jan Pieter van Eck Disclaimer vooraf: sinds het opstellen van deze presentatie, is het

Nadere informatie

HRo - Inkomstenbelasting - Aanmerkelijk belang -- Deel 2

HRo - Inkomstenbelasting - Aanmerkelijk belang -- Deel 2 Inkomstenbelasting AB 2 programma Verdieping aanmerkelijk belang Fictieve vervreemding, doorschuifregeling en fictief AB Bijzondere regelingen Vruchtgebruik Vervreemdingsprijs bij betaling in termijnen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 065 Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van titel 7.13 (vennootschap) van het Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.13 Burgerlijk

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2003 535 Besluit van 15 december 2003, houdende aanpassing van enige uitvoeringsbesluiten Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,

Nadere informatie