Antwoorden bij het katern GEZICHTSMASSAGE

Transcriptie

1 Antwoorden bij het katern GEZICHTSMASSAGE Behorend bij deelkwalificatie 3.13 Gelaatsbehandeling KOC Nederland Gezichtsmassage - 1 -

2 Hoofdstuk 1 Het beenderstelsel Opdracht 1 Wat wordt bedoeld met de uitspraak het skelet beweegt passief? - Het skelet is belangrijk voor het bewegen van het lichaam, maar kan zelf geen bewegingen tot stand brengen. Dat gebeurt in samenwerking met de spieren. Opdracht 2 Zoek in een biologie-/anatomieboek op, welke beenderen in het gehele lichaam behoren tot: a. de platte beenderen - ribben, borstbeen, schouderbladen, heupbeenderen, e.d. b. de onregelmatige beenderen - handwortelbeentjes, voetwortelbeentjes, wervels, sesambeenderen (bijvoorbeeld de knieschijf), e.d. Opdracht 3 Geef van de volgende botdelen de ligging ten opzichte van de andere botdelen aan: - Het voorhoofdsbeen grenst aan: wandbeen, wiggebeen. - Het wandbeen grenst aan: slaapbeen, wiggebeen, achterhoofdsbeen, voorhoofdsbeen. - Het achterhoofdsbeen grenst aan: wandbeen, slaapbeen. - Het slaapbeen grenst aan: wandbeen, wiggebeen, voorhoofdsbeen, achterhoofdsbeen, - jukbeen. - Het wiggebeen grenst aan: voorhoofdsbeen, slaapbeen, wandbeen. Opdracht 4 Een breuk in de schedel noemen we een schedelbasisfractuur. Wat kunnen de gevolgen zijn van een schedelbasisfractuur? - Door een schedelbasisfractuur kunnen de hersenen en de hersenzenuwen beschadigd worden. Opdracht 5 Kleur op onderstaande tekening de jukboog rood. - Het slaapuitsteeksel van het jukbeen vormt samen met het jukbeenuitsteeksel van het slaapbeen de jukboog. Opdracht 6 a. Uit welke beenderen bestaat het kaakgewricht? - De gewrichtsuitsteeksels of gewrichtskopjes van de onderkaak vormen samen met het slaapbeen het kaakgewricht. b. Uit welke beenderen bestaat het atlasgewricht? - De gewrichtsuitsteeksels van het achterhoofdsbeen die aan weerszijden van het achterhoofdsgat liggen passen in de gewrichtskommen van de bovenste halswervel (de atlas) en vormen het atlasgewricht. Opdracht 7 Het gezicht van een kleuter is qua vorm anders dan het gezicht van een kind van ongeveer 12 jaar. De belangrijkste gezichtsverandering wordt veroorzaakt door de kaak. Kun je dit verklaren? - De kaak wordt groter, het melkgebit wordt vervangen door blijvende tanden en kiezen Gezichtsmassage KOC Nederland

3 Hoofdstuk 2 Het spierstelsel Opdracht 1 a. Waar in het lichaam wordt glad spierweefsel aangetroffen? - In de meeste organen, met uitzondering van het hart. b. Waar in het lichaam worden dwarsgestreepte spieren aangetroffen? - De mimische spieren en de skeletspieren. Opdracht 2 Geef een voorbeeld van een elektrische prikkel op een spier. - Reanimeren met behulp van een speciaal hiervoor bestemd apparaat. Er worden grote stoomstoten gegeven om het hart te prikkelen om zich samen te trekken. Opdracht 3 Spierpijn kan verdwijnen of verminderen door massage of warmte. Verklaar hoe dit komt. - Spierpijn ontstaat als er te weinig zuurstof aanwezig is voor het vrijmaken van energie ten behoeve van spierarbeid vindt er een anaërobe verbranding plaats, waarbij melkzuur ontstaat dat zich ophoopt in de spieren. Door middel van massage of warmte kun je de doorbloeding verbeteren, waardoor er meer zuurstof naar de spieren wordt gevoerd en het melkzuur wordt afgevoerd. Opdracht 4 a. Waarom ontstaan myogelosen vooral op plaatsen waar de spier slecht doorbloed is? - Op die plaatsen worden afvalstoffen minder goed afgevoerd en ontstaan er eerder ophopingen van afvalstoffen. b. Hoe herken je een ontsteking? - De huid is geïrriteerd. c. Waarom mag je wel masseren bij myogelosen en niet bij een ontsteking? - Voor het losmaken van myogelosen kun je activerende grepen toepassen. Vervolgens kun je afvoerende grepen toepassen om de vrij gekomen afvalstoffen af te voeren. Bij een ontsteking mag je de huid niet masseren, omdat de huid dan extra geïrriteerd wordt. Opdracht 5 a. Uit wat voor een soort spierweefsel zijn de mimische spieren opgebouwd? - Uit dwarsgestreept spierweefsel. b. Uit wat voor een soort spierweefsel zijn de skeletspieren in het gelaat opgebouwd? - Uit dwarsgestreept spierweefsel. Opdracht 6 Welke spieren veroorzaken: a. Verticale voorhoofdrimpels? b. Horizontale voorhoofdrimpels? - Mimische rimpels ontstaan altijd loodrecht op het verloop van de spier. De voorhoofdsspier veroorzaakt de horizontale voorhoofdsrimpels, de wenkbrauwrimpelaar veroorzaakt de verticale voorhoofdsrimpels, de oogkringspier veroorzaakt de fijne rimpeltjes rondom de ogen, de bovenlipheffer verdiept de neus- lippenplooi, de mondkringspier veroorzaakt de verticale rimpeltjes rondom de mond, de brede halsspier veroorzaakt de horizontale rimpels in de hals. KOC Nederland Gezichtsmassage - 3 -

4 Opdracht 7 Waarom wordt de huid van het gezicht eerder rimpelig dan de huid van het lichaam? - Mimische spieren zijn dunner dan de skeletspieren en hebben in tegenstelling tot de skeletspieren hun aanhechting en/of oorsprong in het bindweefsel van de huid. Daardoor zijn ze kwetsbaarder en verslappen ze eerder. Het verslappen van spieren is voor een deel de oorzaak van rimpels. Opdracht 8 Ga voor de spiegel staan en probeer je voorhoofdspier van de aanhechting naar de oorsprong te laten gaan. - - Opdracht 9 Neem de schema s op de volgende pagina over en vul per spier de oorsprong en de aanhechting in. Mimische spieren: a. Voorhoofdspier (musculus frontalis) Oorsprong: aan het schedelpeesblad. Aanhechting: aan de huid bij de wenkbrauwen en de neuswortel. b. Achterhoofdspier (musculus occipitalis) Oorsprong: aan het achterhoofdsbeen Aanhechting: aan het schedelpeesblad c. Wenkbrauwrimpelaar (musculus corrugator supercilii) Oorsprong: aan het neusdeel van het voorhoofdsbeen. Aanhechting: aan de huid midden boven de wenkbrauwen. d. Slanke neusspier (musculus procerus) Oorsprong: aan het neusbeentje. Aanhechting: aan de huid tussen en boven de wenkbrauwen. e. Oogkringspier (musculus orbicularis oculi) Oorsprong: aan het bot van de binnenooghoek en aan het bindweefsel van de binnenooghoek. Aanhechting: aan de zijkant aan de huid van de buitenooghoek, aan de bovenkant aan de huid onder de wenkbrauwen en aan de onderkant aan de huid van de wangen. f. Neusspier (musculus nasalis) Oorsprong: aan de bovenkaak boven de hoek- en snijtanden. Aanhechting: aan de huid en het kraakbeen van de neusrug en aan de huid van de neusvleugels. g. Bovenlip- en neusvleugelheffer (musculus levator labii superioris alaeque nasi) Oorsprong: aan de neus-ooghoek. Aanhechting: aan de huid van de neusvleugels en het buitenste deel van de bovenlip. h. Bovenlipheffer (musculus levator labii superioris) Oorsprong: aan de oogkasrand, onder de oogkringspier. Aanhechting: aan de huid van het buitenste deel van de bovenlip. i. Kleine jukbeenspier (musculus zygomaticus minor) Oorsprong: aan het jukbeen, onder de oogkringspier. Aanhechting: aan de huid van het buitenste deel van de bovenlip Gezichtsmassage KOC Nederland

5 (vervolg opdracht 9) j. Grote jukbeenspier (musculus zygomaticus major) Oorsprong: aan het jukbeen, onder de oogkringspier. Aanhechting: aan de huid van de mondhoek. k. Mondhoekheffer (musculus levator anguli oris) Oorsprong: aan het naar boven stekende deel van de bovenkaak, onder de oogholte. Aanhechting: aan de huid van de mondhoek. l. Lachspier (musculus risorius) Oorsprong: aan de bindweefselvliezen van de oorspeekselklier die in het wanggedeelte van de mondholte liggen en aan de wangkauwspier. Aanhechting: aan de mondhoek. m. Mondhoekomlaagtrekker (musculus depressor anguli oris) Oorsprong: aan het middengedeelte van de onderkaakrand. De mondhoekomlaagtrekker is gedeeltelijk een voortzetting van de brede halsspier. Aanhechting: aan de mondhoek en aan het buitenste deel van de bovenlip. n. Onderlipomlaagtrekker (musculus depressor labii inferioris) Oorsprong: aan de rand van de onderkaak onder de mondhoekomlaagtrekker. Aanhechting: aan de huid van de onderlip en de mondhoek. o. Kinspier (musculus mentalis) Oorsprong: aan het kingedeelte van de onderkaak, onder de snijtanden. Aanhechting: aan de huid van de kin. p. Trompetspier (musculus buccinator) Oorsprong: aan de bovenkaak en aan de onderkaak bij de kiezen. Aanhechting: aan de mondkringspier, daar waar de twee spierbundels van de bovenkaak en de onderkaak elkaar bij de mondhoek kruisen. q. Mondkringspier (musculus orbicularis oris) Oorsprong: aan de mondhoek. Aanhechting: aan de huid rondom de mond. r. Brede halsspier (platysma) Oorsprong: aan het huidgebied tussen het sleutelbeen en de tweede rib, doorlopend tot de schoudertop. Aanhechting: aan de huid van de kaakrand en de onderkant van de wangen. Skeletspieren van het gelaat: (vervolg opdracht 9) a. Wangkauwspier (musculus masseter) Oorsprong: aan de jukboog. Aanhechting: aan de buitenzijde van de onderkaak, bij de kaakhoek. b. Slaapkauwspier (musculus temporalis) Oorsprong: een waaiervormige oorsprong aan het zijvlak van het slaapbeen. Aanhechting: gaat onder de jukboog door naar het voorste uitsteeksel van de opstijgende tak van de onderkaak. KOC Nederland Gezichtsmassage - 5 -

6 c. Tweebuikige onderkaakspier (musculus digastricus) Oorsprong: de voorste spierbuik ontspringt aan het kingedeelte van de onderkaak, de achterste spierbuik aan het tepelvormig uitsteeksel van het slaapbeen. Aanhechting: aan het tongbeen op de plaats waar pezen de twee spierbuiken met het tongbeen verbinden. d. Borstbeen-sleutelbeen-tepelspier (musculus sternocleidomastroideus) Oorsprong: aan het borstbeen en aan het sleutelbeen Aanhechting: aan het tepelvormig uitsteeksel van het slaapbeen. Opdracht 10 a. Teken op onderstaande tekeningen de gezichtsspieren die ontspringen en aanhechten aan het bindweefsel van de huid. Schrijf aan de kant van de oorsprong de letter o en aan de kant van de aanhechting de letter a. - Dit zijn de oogkringspier (zie figuur 2.11, pagina 33 lesboek) en de mondkringspier (zie figuur 2.23, pagina 39). b. Teken op onderstaande tekeningen de lachspier, de trompetspier en de kleine jukbeenspier. Schrijf bij de oorsprongplaats een o en bij de aanhechtingsplaats een a. - Zie pagina 35, 37 en 39 van het lesboek. Opdracht 11 a. Welke spieren van het gezicht zijn synergisten? - de slaapkauwspier en de wangkauwspier (heffen de onderkaak); - de bovenlip- en neusvleugelheffer en de bovenlipheffer (trekken bovenlip omhoog); - de grote jukbeenspier en de mondhoekheffer (trekken de mondhoeken omhoog); - de mondhoekomlaagtrekker, de onderlipomlaagtrekker en de brede halsspier (trekken de mondhoek omlaag). b. Welke spieren van het gezicht zijn antagonisten? - de achterhoofdsspier (trekt voorhoofdhuid omhoog) en de voorhoofdsspier (trekt - voorhoofdshuid naar beneden); - de tweebuikige onderkaakspier (opent de mond) en de slaapkauwspier (heft de onderkaak) en de wangkauwspier (heft de onderkaak). Opdracht 12 Noem de a. Eenhoofdige spieren: de bovenlipheffer. b. Meerhoofdige spieren: de trompetspier, de borstbeen-sleutelbeen-tepelspier c. Eenpezige spieren: de grote jukbeenspier. d. Meerpezige spieren: de trompetspier, de mondhoekheffer, de mondhoekomlaagtrekker, de bovenlip- en neusvleugelheffer, de neusspier. e. Eenbuikige spieren: bijna alle spieren in het gelaat, met uitzondering van de tweebuikige kaakspier. f. Meerbuikige spieren: onderkaakspier. g. Waaiervormige spieren: de slaapkauwspier. h. Platte spieren: de voorhoofdsspier, de achterhoofdsspier. Opdracht 13 Welke spieren in het gelaat zijn kringspieren? - De oogkringspier en de mondkringspier. Opdracht 14 Welke spieren kunnen kuiltjes in het gezicht veroorzaken? - Wanneer de lachspier met de wangenhuid is vergroeid ontstaat het kuiltje in de wangen. Wanneer de linker- en rechter kinspier zijn vergroeid met de vezels in de huid ontstaat het kuiltje in de kin Gezichtsmassage KOC Nederland

7 Opdracht 15 a. Kijk in de spiegel naar je eigen gezicht. Schrijf op waar je rimpels ziet en door verslapping van welke spieren ze ontstaan zijn. b. Gezichtsgymnastiek is een methode om huidveroudering tegen te gaan. Waar denk je dat deze methode op gebaseerd is? - Door spierverslapping kunnen mimische rimpels ontstaan. Train je deze spieren, bijvoorbeeld door middel van gezichtsgymnastiek, dan ga je spierverslapping tegen en ontstaan er minder snel rimpels. c. Kijk naar de rimpels van iemand die ongeveer 30 jaar oud is, iemand die ongeveer 40 jaar oud is en iemand die ongeveer 50 jaar oud is. Schrijf op welke rimpels je ziet en door verslapping van welke spieren ze ontstaan zijn. - Deze opdracht kan eventueel met behulp van foto s uitgevoerd worden. d. Kun je nu uitleggen waarom rimpels en plooien in het gelaat niet voorkomen kunnen worden door het gebruik van cosmetica. - Mimische rimpels ontstaan voor een deel door verslapping van de mimische spieren. Geen enkel cosmetisch product kan de spieren verstevigen. Opdracht 16 Leg uit hoe het komt dat door uitval van de aangezichtszenuw aangezichtsverlamming ontstaat. - Bij uitval van de aangezichtszenuw worden er geen zenuwprikkels doorgegeven aan de mimische spieren, waardoor deze zich niet meer samen kunnen trekken. Hoofdstuk 3 De invloeden van een gezichtsmassage Opdracht 1 Probeer de volgende verschijnselen, die op kunnen treden tijdens een gezichtsmassage, te verklaren: - loslatende huidschilfers: mechanische invloed door wrijving; - egale rode huid: biochemische invloed, namelijk vrijkomen acetylcholine; - rode vlekken in de hals: biochemische invloed, namelijk vrijkomen histamine; - warme huid: mechanische invloed door wrijving, maar ook reflectorisch invloed, namelijk bloedvatverwijding en biochemische invloed, namelijk het vrijkomen van weefselhormonen die de doorbloeding stimuleren; - de cliënt valt in slaap: psychische invloed, kalmerend effect van de massage. Opdracht 2 a. Kies je bij een bleke huid voor een kalmerende massage of voor een activerende massage? Leg uit waarom. - Voor een activerende massage, omdat je de doorbloeding wilt activeren. b. Ga je bij een rode huid veel of weinig druk uitoefenen tijdens de massage? Leg uit waarom. - Je oefent dan weinig druk uit omdat de massage een afvoerende en kalmerende werking moet hebben. c. Bedenk een aantal manieren waarop je een gespannen cliënt rustiger zou kunnen maken. - Een warm voetenbadje voorafgaand aan de massage, een praatje maken, rustige muziek laten horen. KOC Nederland Gezichtsmassage - 7 -

8 d. Leg uit waarom een water-in-olie emulsie beter is als tussenstof voor een massage, dan een olie-in-water emulsie. - De tussenstof moet op de huid blijven zodat de massage soepel uitgevoerd kan worden. Een water-in-olie emulsie is daarvoor het meest geschikt omdat deze meer vet dan water bevat. Een olie-in-wateremulsie bevat meer water dan olie. Water verdampt op de huid, waardoor de tussenstof te snel verdwijnt. Opdracht 3 Zou je iemand met de huidziekte psoriasis of ichthyosis wel of geen gezichtsmassage geven? Licht je mening toe. - In principe vormen de meeste huidziektes een contra-indicatie voor de massage. Toch kan een gezichtsmassage heel goed uitgevoerd worden bij deze huidaandoeningen. De huid van deze patiënten is droog en schilferig en kan door de massage enorm verbeteren. Opdracht 4 Waarom mag je iemand met koorts geen massage geven? - Je stimuleert de ontsteking, waardoor deze verergerd wordt. Hoofdstuk 4 De grepen van de massage Opdracht 2 Verklaar de mechanische, reflectorische, biochemische en psychische effecten van: a. lengtestrijkingen - Een lengtestrijking werkt afvoerend en is hartwaarts gericht. Een rustige lengtestrijking bevordert de afvoer van bloed en lymfe (dehydratie). Een zacht uitgevoerde lengtestrijking werkt kalmerend en vermindert pijn. b. dwarsstrijkingen - De dwarsstrijkingen voer je loodrecht op het verloop van de bloed- en lymfevaten en de spieren uit. Deze greep werkt stimulerend en tonusverhogend. Opdracht 3 Beschrijf de effecten van lengte- en dwarskneding. - Een soepele, in rustig tempo uitgevoerde lengtekneding werkt kalmerend en ontspannend. Een krachtige, in rustig tempo uitgevoerde lengtekneding werkt vochtafvoerend. - Krachtige dwarsknedingen verhogen de doorbloeding en verbeteren de spanning van de spieren. Hoofdstuk 5 Opbouw van de gezichtsmassage Opdracht 1 Waarom is het juist tijdens de massage zo belangrijk dat de cliënt prettig ligt en jij goed zit. - De cliënt moet goed liggen omdat voor een optimaal effect van de massage een volledige ontspanning van de cliënt noodzakelijk is. De schoonheidsspecialist moet een goede lichaamshouding hebben zodat de massage optimaal uitgevoerd kan worden en lichamelijke klachten voorkomen worden Gezichtsmassage KOC Nederland

9 Opdracht 2 Waarom denk je dat een massage meestal tegen het einde van de gezichtsbehandeling plaatsvindt en er daarna vaak een masker of een pakking gegeven wordt. - Een massage moet altijd op een gereinigd gelaat plaatsvinden en wordt meestal uitgevoerd nadat de pijnlijke onderdelen zoals harsen en epileren zijn uitgevoerd. De massage vormt dan een prettige afsluiting van de behandeling. Daarna kan nog een pakking of een masker gegeven worden. Na een massage is de huid goed doorbloed en kunnen de werkstoffen uit het masker of de pakking beter opgenomen worden. Opdracht 3 a. Waarom moet je een massagecrème voorverwarmen in je handen? - Daardoor wordt de crème vloeibaarder, waardoor deze makkelijker aan te brengen is. Bovendien is een verwarmde crème prettiger voor de cliënt. b. Een massagecrème breng je licht masserend aan. Wat is daar het doel van? - Daardoor wordt de massagecrème gelijkmatig over het gelaat verdeeld. Opdracht 4 Wat is de functie van een warm kompres na de massage? - Met een warm kompres kun je de restjes van de massagecrème van het gelaat verwijderen. Opdracht 5 a. Beschrijf wat de huidreactie van de cliënt zou kunnen zijn bij een ondeskundig uitgevoerde effleurage. Bijvoorbeeld wanneer deze te snel en te druk zou worden uitgevoerd. - Een te sterk doorbloede en vlekkerige huid. b. Beschrijf wat de reactie van de cliënt zou kunnen zijn bij een ondeskundig uitgevoerde lopende vibratie. Bijvoorbeeld wanneer deze te schokkend en te druk wordt uitgevoerd. - De cliënt kan zich gespannen gaan voelen c. Beschrijf wat er met de verslapte huid van de cliënt gebeurt wanneer je op deze huid effleurages en rotaties gaat uitvoeren. - Daardoor veroorzaak je huidverschuivingen en stimuleer je de rimpel- en plooivorming. Opdracht 6 Beschrijf de handelingen van een gezichtsmassage stap voor stap. Je kunt hiervoor het voorbeeld uit paragraaf 4.2 gebruiken. - Deze opdracht kan aangewend worden om de massage te beschrijven zoals die binnen de opleiding aangeleerd wordt. KOC Nederland Gezichtsmassage - 9 -

10 Kennistoets Hoofdstuk 1 Het beenderstelsel 1. a. De hersenschedel en de aangezichtsschedel zijn grotendeels uit platte beenderen en voor een klein deel uit onregelmatige beenderen opgebouwd. b. De beenderen van de hersenschedel zijn met elkaar verbonden door middel van beenvergroeiingen en bindweefselverbindingen. 2. Het achterhoofdsgat heeft een functie als uittredingsplaats voor bloedvaten en zenuwen. 3. De jukboog wordt gevormd door het slaapbeenuitsteeksel en het jukbeenuitsteeksel. 4. De hypofyse ligt in het Turkse zadel van het wiggebeen. Hoofdstuk 2 Het spierstelsel 1. Het begin van de spier wordt oorsprong of origo genoemd. Het einde van de spier wordt aanhechting of insertio genoemd. 2. Verschillende spiervormen: - één- en meerhoofdige spieren - één- en meerbuikige spieren - één- en meerpezige spieren - waaiervormige spieren - platte spieren - kringspieren 3. Synergisten zijn spieren die elkaars werking ondersteunen. Antagonisten zijn spieren met een tegengestelde werking. 4. Spierinnervatie is een prikkel van een zenuw naar een spier, waardoor de spier kan samentrekken. 5. De mimische spieren worden geïnnerveerd door de aangezichtszenuw (nervus facialis). De kauwspieren worden geïnnerveerd door het motorische deel van de onderste tak van de drielingzenuw (nervus trigemenus). 6. Aangezichtverlamming ontstaat door uitval of beschadiging van de aangezichtszenuw. 7. Aangezichtspijn kan veroorzaakt worden door een aandoening van de drielingzenuw. 8. De meeste mimische spieren ontspringen aan een botstuk. 9. De meeste mimische spieren zijn aangehecht aan het bindweefsel van de huid. 10. De oogkringspier verloopt bijna volledig in de huid. De mondkringspier en de brede halsspier hebben zowel hun oorsprong als aanhechting in het bindweefsel van de huid Gezichtsmassage KOC Nederland

11 11. De grote jukbeenspier, de mondhoekheffer, de lachspier, de mondhoekomlaagtrekker, de onderlipomlaagtrekker en de trompetspier zijn geheel of gedeeltelijk aangehecht in de mondhoek. 12. De bundels van de trompetspier kruisen elkaar bij de mondhoek. 13. De kleine jukbeenspier, de grote jukbeenspier en de wangkauwspier ontspringen geheel of gedeeltelijk aan het jukbeen. 14. Zie ook antwoord op vraag 9 van hoofdstuk De slaapkauwspier is aangehecht aan het voorste uitsteeksel van de opstijgende tak van de onderkaak. 16. De borstbeen-sleutelbeen-tepelspier is aangehecht aan het tepelvormig uitsteeksel van het slaapbeen. Hoofdstuk 3 De effecten van een massage 1. - het loslaten van dode huidcellen: primair effect, mechanische invloed; - het vrijkomen van histamine: secundair effect, biochemische invloed; - ontspannen van verkrampte spieren: secundair effect, reflectorische invloed; - toniseren van verslapte spieren: secundair effect, reflectorische invloed; - ontspannen gevoel: secundair effect, psychische invloed. 2 a. Histamine veroorzaakt een vlekkerige roodheid. b. Acetylcholine veroorzaakt een egale roodheid. 3. Een massagegreep die de afvoer van bloed en lymfe bevordert moet in de richting van de lymfeknopen uitgevoerd worden. 4. Duurt de massage te lang dan kan de huid overprikkeld worden en gaat de cliënt zich onrustig voelen. Een te korte massage heeft geen effect. 5. Een tussenstof mag niet te snel door de huid worden opgenomen, geen huidirritaties veroorzaken en de poriën niet afsluiten. Hoofdstuk 4 De grepen van de massage 1 a. Een effleurage is een langzaam en ritmisch uitgevoerde strijkende beweging. b. Lengtestrijking: strijking in het verloop van de bloed- en lymfevaten en de spieren. Dwarsstrijking: strijking die wordt uitgevoerd loodrecht op het verloop van de bloed- en lymfevaten en de spieren. Rotatie: ronddraaiende strijkende beweging. KOC Nederland Gezichtsmassage

12 2 a. Een petrissage is een ritmische kneding van spier- en vetweefsel. b. Een dwarskneding heeft biochemische en reflectorische invloeden. Biochemische invloed: de aanmaak van weefselhormonen. Reflectorische invloed: verhoging van de huiddoorbloeding en tonisering van spierweefsel. c. Een lengtekneding heeft mechanische en psychische invloeden. Mechanische invloed: de afvoer van vocht in de weefsels. Psychische invloed: geestelijke ontspanning. 3 a. Tapotements zijn luchtig uitgevoerde tokkelbewegingen. b. Tapotements hebben reflectorische en biochemische invloeden. Reflectorische invloed: verhoging van de huiddoorbloeding en tonisering van spieren. Biochemische invloed: de aanmaak van weefselhormonen. 4 a. Statische vibratie: trilling met de vingertoppen of handen waarbij de handen zich niet verplaatsen. Lopende vibratie: trilling met de vingertoppen of handen waarbij de handen zich verplaatsen. b. Vibraties hebben mechanische en reflectorische invloeden. Mechanische invloed: prikkeling van de zenuwuiteinden en afvoer aderlijk bloed. Reflectorische invloed: verhoging van de spiertonus. 5 a. Een frictie wordt uitgevoerd met de vingertoppen. Daarbij wordt een spiraalvormige beweging gemaakt die steeds verder de diepte ingaat. b. Fricties hebben mechanische en biochemische invloeden. Mechanische invloed: afvoeren vocht. Biochemische invloed: de aanmaak van weefselhormonen. 6. De drukzuigbeweging heeft een mechanische invloed, namelijk de afvoer van vocht en aderlijk bloed. Hoofdstuk 5 De opbouw van een gezichtsmassage 1. Voordat je een gezichtsmassage gaat uitvoeren installeer je de cliënt, reinig je het gelaat, de hals en het decolleté, verwarm je de huid voor en breng je een massagecrème op. 2. Een klassieke gezichtsmassage bestaat uit de volgende grepen: effleurages, rotaties, petrissages, tapotements en vibraties. 3. De nabehandeling van een gezichtsmassage bestaat uit het verwijderen van het massagemiddel met tissues, een warm kompres en het aanbrengen van lotion met behulp van vochtige wattenschijfjes. Wordt de behandeling afgesloten dan kan een beschermende crème aangebracht worden Gezichtsmassage KOC Nederland