Algemene anatomie van skelet en spieren. Drs. Ed Hendriks, Hans Helsper, Jan Vink

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Algemene anatomie van skelet en spieren. Drs. Ed Hendriks, Hans Helsper, Jan Vink"

Transcriptie

1 Algemene anatomie van skelet en spieren Drs. Ed Hendriks, Hans Helsper, Jan Vink

2 Algemene anatomie van skelet en spieren* Drs. Ed Hendriks, Hans Helsper, Jan Vink Anatomie is de leer van de beenderen en de gewrichten. De anatomie moet voor de sportmasseur een hulpmiddel zijn bij zijn praktisch handelen en zijn bestudering van theoretische achtergronden. Het bewegingsapparaat is passief voorzover het om beenderen en kraakbeen gaat, die samen het geraamte van ons lichaam vormen en door gewrichten met elkaar in verbinding staan. Het is actief als het gaat om de spieren die door hun contracties het geraamte in zijn gewrichten laten bewegen. Bloed en lymfe voeden het bewegingsapparaat. De coördinatie berust bij het zenuwstelsel. Bouw en functie van het skelet Functie van het skelet De functie van het skelet (fig. 1) is vierledig: - instandhouding van de gestalte (columna vertebralis); - mogelijkheid tot aanhechting van de spieren en daarmee tot voortbeweging; - bescherming van de organen; - bloedvorming. Weefsels van het skelet Ons geraamte is opgebouwd uit twee soorten steunweefsels, namelijk uit: 1. kraakbeenweefsel; 2. botweefsel. * Dit artikel is overgenomen en bewerkt uit: Leerboek Sportmassage, Bohn Stafleu Van Loghum, 2002.

3 Figuur 1 Het beenderstelsel van de mens DRS. ED HENDRIKS, HANS HELSPER, JAN VINK

4 ALGEMENE ANATOMIE VAN SKELET EN SPIEREN Deze weefsels hebben totaal verschillende eigenschappen en vullen elkaar daardoor aan. Zo is bot stevig en stug; kraakbeen daarentegen is minder sterk, maar soepel, elastisch en glad. Kraakbeen Kraakbeen bevindt zich op plaatsen waar het nuttig is, bijvoorbeeld aan de costae zodat we gemakkelijk kunnen ademen, maar ook in de rug tussen de wervels om deze soepel te kunnen bewegen, in de neuspunt, in de oorschelpen en in alle gewrichten (op de gewrichtsvlakken). Bot Het geraamte bestaat uit meer dan tweehonderd botten, of beenderen, die het lichaam stevigheid geven. Deze beenderen zijn aan elkaar bevestigd op een van de twee volgende manieren: - beweeglijk door middel van gewrichten (articulationes), zoals bij elleboog en heup, of beweeglijk verbonden door kraakbeen (bijvoorbeeld bij de costae aan het sternum); - onbeweeglijk door middel van naden, zodat we er goed op kunnen steunen (zoals bij het bekken); ook de schedelbeenderen zijn met naden aan elkaar vergroeid. Indeling naar soorten beenderen Men kan drie hoofdsoorten beenderen (fig. 2) onderscheiden. - Platte beenderen (ossa plana) hebben een grote oppervlakte en een geringe dikte. Zij bestaan uit een laag sponsachtig weefsel tussen twee lagen dicht botweefsel. Op bepaalde plaatsen ontbreekt het sponsachtig weefsel zodat de twee buitenste lagen dicht botweefsel elkaar raken (schouderblad). De platte beenderen omringen de holten van de schedel, het bekken en de thorax. - Pijpbeenderen (ossa longa) zijn lang en dun. Ze hebben een epifyse (met spongiosa) aan de uiteinden en een diafyse in het midden. Voorbeelden zijn het scheenbeen, het dijbeen en de vingerkootjes. - Korte beenderen (ossa brevia) hebben in alle richtingen bijna dezelfde afmetingen. Zij hebben geen mergholte, maar bestaan centraal uit sponsachtig beenweefsel (spongiosa) en perifeer uit een compacte schorslaag (corticalis). De kleine holten van het

5 Figuur 2 Soorten beenderen DRS. ED HENDRIKS, HANS HELSPER, JAN VINK

6 ALGEMENE ANATOMIE VAN SKELET EN SPIEREN sponsachtig beenweefsel zijn met merg opgevuld. Korte beenderen vinden we op plaatsen waar tegelijk weerstand en beweeglijkheid nodig zijn, zoals aan de tarsus (voetwortel), de carpus (handwortel) en de wervels. Bijzondere beensoorten zijn verder nog: - onregelmatige beenderen, zoals de wervels; - luchtbevattende beenderen, zoals de bovenkaak; - sesambeenderen, die in diverse pezen zijn ingebouwd, zoals de knieschijf. Artrologie (gewrichtsleer) Onder een gewricht verstaan we een verbinding tussen twee kraakbeenstukken, tussen een kraakbeenstuk en een botstuk of tussen twee botstukken. De verbinding tussen twee skeletdelen kunnen we in enkele klassen en subklassen onderbrengen. Die indeling gaat uit van de embryonale aanleg en ontwikkeling van de gewrichten. De gewrichten worden al vanaf ongeveer de zesde week van de embryonale ontwikkeling aangelegd in de mesenchymcondensaties voor het toekomstige skelet, op die plaatsen waar twee skeletdelen aan elkaar zullen grenzen. Het mesenchym is dan het weefsel waaruit het steun- en bindweefsel ontstaat alsmede het vaatstelsel, dat wil zeggen het binnenste blad van het kiemvlies van de vrucht in het moederlichaam. Het mesenchym kan een ontwikkeling in vele richtingen doormaken. Synartrosen Synartrosen zijn continue beenverbindingen of onbeweeglijke gewrichten. We onderscheiden drie soorten synartrosen: 1. Fibreuze gewrichten (syndesmosen). Vanuit een vliezig voorstadium (bindweefsel) ontstaat een fibreus gewricht (articulatio of iunctura fibrosa). Dit gewricht is een verbinding van skeletdelen door middel van een soort stug bindweefsel. We onderscheiden daarin twee soorten: - naden (suturen), komen voor bij schedelbotten (fig. 3); - syndesmosen (met een grote hoeveelheid fibreus bindweefsel tussen de botstukken); we vinden onder andere membrana interossea tussen radius en ulna en tussen tibia en fibula.

7 DRS. ED HENDRIKS, HANS HELSPER, JAN VINK Figuur 3 Bindweefselverbinding, articulatio fibrosa, als voorbeeld de schedelnaden 2. Kraakbenige gewrichten (synchondrosen). Ook hier kunnen we twee typen onderscheiden: - een tijdelijke vorm die uit hyalien kraakbeen bestaat, de zogenaamde epifysairschijf; bij het einde van de groei moet deze schijf vergroeid zijn (verbeend); - een tweede type, waarbij de botdelen bij elkaar gehouden worden door een weefsel dat zowel fibreuze als kraakbenige componenten heeft, bijvoorbeeld de verbinding tussen de beide ossa pubis (schaambeenderen), die bekendstaat als de symfyse (fig. 4). 3. Benige gewrichten (synostosen). De botstukken worden bij elkaar gehouden door een benige verbinding (volledige vergroeiing). Bijvoorbeeld: - os coxae (heupbeen), dat is ontstaan door vergroeiing van darm-, zit- en schaambeen; - os sacrum (heiligbeen), dat uit vijf versmolten wervels bestaat (fig. 5).

8 ALGEMENE ANATOMIE VAN SKELET EN SPIEREN Figuur 4 Kraakbenige verbinding, articulatio cartilaginea, als voorbeeld de symfyse Figuur 5 Volledige verbening, articulatio ossea, als voorbeeld het heiligbeen

9 DRS. ED HENDRIKS, HANS HELSPER, JAN VINK Diartrosen Diartrosen zijn discontinue (beweeglijke) beenverbindingen. De meest gecompliceerde beweeglijke verbinding is het zogenaamde synoviale gewricht (articulatio of iunctura synovialis). Deze gewrichten worden zo genoemd omdat zich in de gewrichtsholte een vloeistof bevindt, de synovia (gewrichtsvloeistof). Alle synoviale gewrichten hebben een aantal overeenkomstige kenmerken, hoewel de botstructuren in het gewricht kunnen verschillen. De gemeenschappelijke kenmerken (fig. 6 en 7) zijn: - de gewrichtsholte, die zich bevindt tussen de botstructuren die het gewricht vormen; deze wordt begrensd door het gewrichtskapsel; - het gewrichtskapsel, bestaande uit twee lagen: de membrana synovialis (binnenlaag) en de membrana fibrosa (buitenlaag); - het gewrichtskraakbeen, dat zeer specifiek kraakbeen blijkt te zijn; het is opgebouwd uit verschillende lagen en met uitzondering van de uiterste perifere rand heeft het geen bloedvoorziening. Gewrichtskraakbeen is poreus. Wrijven we het oppervlak van een gewricht droog, dan merken we dat dit fluwelig van aard is en dat het allerminst glad en vlak is. Pas na korte tijd wordt het helemaal glad door de synovia, de vloeistof die uit het gewrichtsvlak treedt; Figuur 6 Schematische tekening van een synoviaal gewricht

10 ALGEMENE ANATOMIE VAN SKELET EN SPIEREN de gewrichtsvloeistof ofwel synovia, die wordt geproduceerd door de membrana synovialis; deze heeft enerzijds een smeerfunctie en zorgt anderzijds voor de voeding van het kraakbeen. Figuur 7 Doorsnede door het grondgewricht van de grote teen. (1) peesschede; (2) pees van de lange buiger; (3) peesaanhechting van de korte buiger aan het bot; (4) gewrichtsholte; (5) fibreuze laag van het kapsel (membrana fibrosa); (6) synoviaal vlies van het kapsel (membrana synovialis); (7) plaats waar de pees van de grote buiger zich in tweeën splitst; (8) mergholte; (9) beenbalkjes; (10) hyalien kraakbeen van de gewrichtskop; (11) gewrichtsspleet.

11 DRS. ED HENDRIKS, HANS HELSPER, JAN VINK Functie van het gewrichtskapsel Het kapsel scheidt het gewrichtsvocht (de synovia) af en resorbeert het ook weer, zodat een continue circulatie van het vocht plaatsvindt. De membrana synovialis laat het gewrichtskraakbeen geheel vrij en bedekt het dus niet. Functie van de membrana synovialis De membrana synovialis zorgt voor: - de productie van synovia en de resorptie hiervan; - de resorptie uit de gewrichtsholte van afval dat gevormd wordt door afgestoten celmateriaal of in extreme gevallen door vreemde stoffen zoals bloedpigmenten. In veel gewrichten vinden we uitstulpingen vanuit de membrana synovialis: plooien en vetlichamen. Over de functie hiervan wordt verschillend gedacht. De meest waarschijnlijke functies zijn: - sterke secretiefunctie (de villi); - richting geven aan de synoviastroming (de vetlichaampjes). Functie van de membrana fibrosa en de ligamenten Bij synoviale gewrichten zien we vaak een versterking van het kapsel door ligamenten. Deze ligamenten zijn opgebouwd uit bundels collagene vezels die vrijwel zonder uitzondering een spiraliserend verloop hebben. Ze kunnen worden opgerekt tot ongeveer 20% van hun lengte en nog in hun oorspronkelijke staat terugkeren. We kunnen een gewricht als een lager beschouwen dat een leven lang mee moet gaan. We moeten er dus op letten dat in het hele mechanisme geen beschadiging optreedt. Naar de lokalisatie van de ligamenten ten opzichte van de membrana fibrosa onderscheiden we de volgende typen: - het intracapsulaire ligament, dat in de gewrichtsholte ligt; - het capsulaire ligament, een versterking van de membrana fibrosa; - het extracapsulaire ligament, dat buiten het gewrichtskapsel ligt. In sommige gevallen bevinden zich in gewrichten kraakbeenschijven (disci of menisci). De ligamenten zorgen door hun relatie met het spierweefsel voor een goede geleiding van bepaalde bewegingen, en in bepaalde gevallen remmen ze bewegingen als de spierfunctie tekortschiet.

12 ALGEMENE ANATOMIE VAN SKELET EN SPIEREN Functie van het gewrichtskraakbeen Onder invloed van bewegingen in het gewricht neemt kraakbeen dat niet belast wordt synovia op. Het zwelt en staat onder belasting weer synovia af. Zo onderhoudt het op een ingenieuze manier haar eigen voeding (smering). Het kraakbeen vormt met de synovia een hydrostatisch systeem dat hogedrukspanningen kan opvangen en in sterke mate energie absorbeert. Indeling van diartrosen Diartrosen kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld. Zo is er om te beginnen de indeling naar botstukken: - articulatio simplex, waarbij sprake is van twee botstukken in een gewrichtsholte; - articulatio composita, dat wil zeggen een samengesteld gewricht, waarbij meerdere botstukken in de gewrichtsholte bij elkaar komen (elleboog); - articulatio complexa, een gewricht waarin ook nog andere hulpstructuren, bijvoorbeeld een discus of een meniscus te vinden zijn. Vervolgens kennen we een indeling naar functie (fig. 8). - Eenassige gewrichten kunnen draaien rond de transversale as of rond de longitudinale as. Draaiing rond de transversale (of frontale) as vinden we bijvoorbeeld in de vorm van een scharniergewricht in de enkel (art. talocruralis, bovenste spronggewricht). Draaiing rond de longitudinale as vinden we onder andere in de vorm van een rolgewricht bij het gewricht tussen de radius en de ulna (art. radio-ulnaris proximalis en distalis). - Tweeassige gewrichten zijn bijvoorbeeld het zadelgewricht (art. sellaris) van de duim en het eigewricht (art. ellipsoidea) bij de pols. - Drieassige gewrichten vinden we in de vorm van een kogelgewricht (art. spheroidea), zoals het schoudergewricht (art. humeri), of in de vorm van een nootgewricht, zoals het heupgewricht (art. coxae). - Amfiartrosen (schijngewrichten) of straffe gewrichten zijn bijvoorbeeld de ossa tarsi en ossa carpi, die zeer sterke bandverbindingen hebben. We spreken van een vlak gewricht. Ook het gewricht tussen os coxae en os sacrum, het sacro-iliacaal gewricht (SI-gewricht), is een amfiartrose.

13 DRS. ED HENDRIKS, HANS HELSPER, JAN VINK Figuur 8 Schematische tekeningen van een aantal gewrichtstypen Een andere indeling is die naar bewegingsmogelijkheden. Als we het aantal assen kennen, kunnen we ons gemakkelijker voorstellen welke bewegingen de beenstukken maken ten opzichte van elkaar. We kunnen nu bepalen: - om welke as de beweging wordt uitgevoerd; - in welk vlak de beweging wordt uitgevoerd. Soms is de beweging afhankelijk van de stand van een gewricht. Het kniegewricht kan in een gestrekte stand niet om een longitudinale as draaien (endo- en exorotatie). Bij flexie in het kniegewricht (art. genus) kunnen er wel rotaties plaatsvinden.

14 ALGEMENE ANATOMIE VAN SKELET EN SPIEREN Om de omvang van de beweging vast te stellen, is het noodzakelijk de excursiehoek (bewegingsuitslag) tussen de beenstukken te bepalen. Ten slotte, remming van bewegingen in een gewricht komt tot stand door: - de vorm van kop en kom, zoals bij de benige remming in het bovenste spronggewricht; - ligamenteuze remming, zoals dat gebeurt door de collaterale (naastgelegen) ligamenten van het kniegewricht; - weke-delenremming; alle structuren rondom het gewricht (huid, kapsel, vet en spieren) geven bijvoorbeeld al een geleidelijke remming. Vooral in bepaalde houdingen, zoals met gestrekte benen voorovergebogen, kunnen bepaalde bewegingsuitslagen geremd worden doordat de spieren de beweging niet meer toelaten (verkorte spieren). Wanneer het spieren betreft die over meer dan één gewricht lopen (polyarticulaire spieren) heet dit verschijnsel passieve insufficiëntie. Hulpstructuren in een gewricht De botstukken die een gewricht vormen, worden bij elkaar gehouden door: - kapsel en banden; - spierdruk; - luchtdruk. In veel gewrichten zijn kop en kom mooi op elkaar afgestemd, maar in enkele gevallen zijn de gewrichtsvlakken niet congruent en zijn aanpassingen nodig, bijvoorbeeld in de vorm van de meniscus en discus. Dit zijn kraakbeenschijfjes, bijvoorbeeld in het kniegewricht, die ervoor dienen om de kop en de kom bij elkaar te laten passen. Menisci en disci De menisci en de disci zorgen voor: - schokdemping en energieabsorptie (samen met het gewrichtskraakbeen);

15 DRS. ED HENDRIKS, HANS HELSPER, JAN VINK - aanpassing van de gewrichtsvlakken, daar waar de gewrichtsvlakken niet congruent zijn; - de mogelijkheid complexe bewegingen te maken, omdat de schijven een gewricht functioneel in tweeën delen; - de bescherming van de gewrichtsrand bij excentrische belastingen, door uitschuiven over de rand; - tegelijkertijd het remmen van de beweging in deze uiterste stand, omdat het gewricht nu vastloopt op de meniscus- of discusrand. Labrum Als de kop te groot is voor de gewrichtsholte, is de pan (kom) vaak vergroot met de randen van het kraakbeen (labrum articulare), zoals onder andere bij het schoudergewricht het geval is. Bursa Een bursa is een met slijm gevulde holte die als een polster of als een glijlaag tussen de weefsels (bijvoorbeeld bot en spier) in kan liggen. Een bursa kan ook een onderdeel van de gewrichtsholte zijn, maar wordt dan meestal ganglion of cyste genoemd. Bouw en functie van spieren Spieren kunnen we beschouwen als motoren die uit cellen zijn opgebouwd en die ieder deel van het lichaam in beweging kunnen zetten. Spreken, ademhalen, eten, met de ogen knipperen, kortom elke beweging is onmogelijk zonder het gebruik van de spieren. Om een beweging tot stand te brengen, werken alle spieren op dezelfde manier: ze worden korter. Doordat de spieren korter worden, ontstaat er een trekkracht op de pezen of aanhechtingen, die er op hun beurt voor zorgen dat de botten bewegen. Als bijvoorbeeld de biceps samentrekt, de tweehoofdige armspier aan de voorzijde van de bovenarm, wordt de onderarm naar het lichaam toe getrokken. Sommige spieren kunnen wel vijftig procent korter worden. Het lichaam telt meer dan 425 willekeurig werkende spieren, dat wil zeggen spieren waarvan de werking onder invloed van de wil staat. Een voorbeeld daarvan is de al genoemde biceps, een dwarsgestreepte spier of skeletspier. De hartspier is ook zo n dwarsgestreepte spier, maar de werking daarvan wordt niet bewust gere-

16 ALGEMENE ANATOMIE VAN SKELET EN SPIEREN geld, maar reflectorisch (door het autonome zenuwstelsel, en is dus niet te beïnvloeden door onze wil). Glad spierweefsel, zoals dat voorkomt in de wand van onder andere de bloedvaten, het spijsverteringskanaal en de urinewegen, staat ook niet onder invloed van de wil. Het gladde spierweefsel zorgt bijvoorbeeld voor het samentrekken van de bloedvatwanden en voor de darmperistaltiek. Bij de meeste sportieve prestaties zijn de ogen de eerste schakel in het systeem. Ze sturen de visuele informatie via de zenuwbanen naar de hersenen, waar de prikkels worden verwerkt. De hersenen bepalen vervolgens welke spieren moeten samentrekken en hoe snel en hoe sterk de samentrekking moet zijn. Via een ander netwerk wordt de boodschap van de hersenen weer naar de spieren gestuurd. De tijd die nodig is om de informatie te verwerken, noemen we de reactievariabele. Iedere spier die samentrekt heeft een tegengesteld werkende spier, de antagonist, die zich tegelijkertijd ontspant. De hersenen coördineren de spierbewegingen en het hele proces neemt slechts een fractie van een seconde in beslag. Bij het wegslaan van een tennisbal of het schoppen tegen een voetbal krijgen op die manier alle 425 dwarsgestreepte spieren instructies vanuit de hersenen. Daarom heeft men een leven lang nodig om dit soort hersengolven steeds maar te verbeteren. In sportief jargon heet dit spiercoördinatie. Algemene spierleer De samenstelling en de richting van de vezels bepalen de sterkte en het uiterlijk van de spieren. Zo zijn de buigspieren van de vingers opgebouwd uit vezels die aanhechten op een tussenpees die parallel loopt aan de lengte van de spier en eindigt in een platte pees. Dit zijn zogenaamde gevederde spiervezels, die de vedervormige spieren vormen. De kleine spieren in handen en voeten zijn voorbeelden hiervan. Andere spieren bestaan uit parallel lopende vezels zodat ze een zogenaamde meerdelige spier vormen. Een voorbeeld van dit type is de deltaspier (m. deltoideus) van de schouder. Door de vorm van de spier is er minder verkorting mogelijk, maar dit soort spieren is veel sterker. De omvang van de spier is afhankelijk van de breedte van de spier-

17 DRS. ED HENDRIKS, HANS HELSPER, JAN VINK vezels. Als de spier wordt geoefend, vooral bij belasting, zal de dikte van de vezels toenemen. Dit verschijnsel heet hypertrofie. Testosteron, het mannelijk geslachtshormoon, speelt ook een rol bij de omvang van de spieren. Hoe hoger het gehalte aan testosteron, hoe omvangrijker de spieren zullen zijn. In het algemeen hebben vrouwen een lagere testosteronbloedspiegel en kleinere spieren dan mannen. Het bloed voorziet de spieren van voeding en zuurstof, evenals de rest van het lichaam. Via de slagaders wordt het bloed door het hart naar de spieren gepompt. Het bloed circuleert dan door de spierhaarvaten (capillairen) en verlaat de spieren via de aders. Als de spier in actie komt, moet de bloedtoevoer toenemen. Als hij zich samentrekt, wordt de toevoer minder en als hij ontspant wordt die groter. De afwisseling van spanning en ontspanning zorgt zodoende voor een pompfunctie die de bloedvoorziening van de spier ten goede komt. Indeling naar spiervormen Al naargelang de manier waarop spiervezels gerangschikt zijn, onderscheiden we verschillende spiertypen (fig. 9): - parallelvezelige en spoelvormige spieren; deze kunnen een-, twee- (biceps), drie- (triceps) en vierhoofdig (quadriceps) zijn; - enkel- en dubbelgevederde spieren: de spiervezels zijn wel parallel gerangschikt, maar hebben een schuin verloop (oorsprong); Figuur 9 Rangschikking van spiervezels in dwarsgestreepte spieren; (A) parallelvezelige spier; (B) spoelvormige of fusiforme spier; (C) waaiervormige spier; (D) kringspier; (E) enkelvoudig gevederde of unipennate spier; (F) dubbelgevederde of bipennate spier; (G) meervoudig gevederde of multipennate spier

18 ALGEMENE ANATOMIE VAN SKELET EN SPIEREN - enkel- en meerhoofdige spieren; - meerbuikige spieren; - getande spieren. Naast de verschillende spiertypen onderscheiden we verder monoen polyarticulaire spieren. - Mono-articulaire spieren zijn spieren die slechts één gewricht overbruggen. Zij zijn het meest bestand tegen blessures en oefenen de meeste kracht uit bij bewegingen. - Poly-articulaire spieren lopen over meer dan een gewricht, maar zij ontplooien in de meeste gevallen hun activiteiten (heffen of remmen) in de distale gewrichten. Desondanks zijn origo (punctum fixum) en insertie (punctum mobile) op ieder moment omkeerbaar (reversibel). Om de voorwaarden voor het blijven presteren optimaal te houden, wordt de spier bij het steeds korter worden (bij contractie) proximaal verlengd. Bijvoorbeeld: als de hamstrings de knie met veel kracht buigen, dan wordt ook het heupgewricht geflecteerd (gebogen). Wil men echter de spier in het distale gewricht optimaal laten functioneren met betrekking tot kracht en beweeglijkheid, dan wordt proximaal de strekking minder. Als we de functie van de spier in het proximale gewricht goed willen benutten, dan moet hij distaal gerekt worden (een voorspanning krijgen). Functie van de spieren Naar hun functie kunnen spieren worden onderverdeeld in: - buigers (flexoren); - strekkers (extensoren); - afvoerders (abductoren); - aanvoerders (adductoren); - binnenwaartsdraaiers (endorotatoren - pronatoren); - buitenwaartsdraaiers (exorotatoren - supinatoren). Een agonist is een spier of een groep spieren die bij een bewegingspatroon optimaal functioneert. In deze samenhang beschouwen we spieren die voor het op dat moment geplande bewegingspatroon in dezelfde richting werken als synergisten. Zij geven gedeeltelijk steun aan de agonisten, respectievelijk de antagonisten. Antagonisten werken de agonisten en hun synergisten tegen. Ze

19 DRS. ED HENDRIKS, HANS HELSPER, JAN VINK remmen een beweging. Omdat het lichaam niet in afzonderlijke spieractiviteiten werkt, maar in bewegingen, is hiervoor een goede afstemming tussen de agonisten en antagonisten vereist. Alleen dan is een goed gecoördineerd bewegingspatroon mogelijk. Dat wil zeggen dat dit slechts mogelijk is door een inhibitie door de antagonisten. Spierwerking: de contractiecyclus De contractiecyclus is de tijd die ligt tussen de reactie van de spier op de impuls tot contractie en het weer tot ontspanning komen. Aan de contractie gaat dan een prikkeling door een motorische zenuw via een motorische eindplaat vooraf. Een actiepotentiaal breidt zich over het celoppervlak via het sarcolemma uit (depolarisatie) en via het T-systeem komt de prikkel in het binnenste van de cel, waar deze dan overdragen wordt aan het L-systeem (excitatiefase). Nu wordt de permeabiliteit van de membraan veranderd. Door een stijging van de Ca ++ -concentratie wordt energie vrijgemaakt voor de spiercontractie (het vormen van flexibele bruggetjes of crossbridges tussen actine en myosine = het actine-myosinecomplex). De actinefilamenten glijden dieper tussen de myosinefilamenten. Als de myosinefilamenten de Z-membranen bereiken, is de contractiefase beëindigd. De lengte van de actine- en myosinefilamenten zelf verandert niet bij de contractiecyclus. Een spiervezel kan zich echter tot ongeveer vijftig procent van zijn lengte verkorten. De ontspanning (relaxatiefase) begint wanneer door de actieve calciumpomp de Ca ++ -ionen weer teruggepompt worden naar het L-systeem. De myosinefilamenten glijden dan door passieve rekking weer uit elkaar. De spiercel is ontspannen, de Z- membranen gaan weer uit elkaar. In detail speelt de contractie zich af door een interactie tussen de verschillende onoplosbare eiwitten actine en myosine. De dunne filamenten bestaan uit actine, dat is opgebouwd uit troponine en tropomyosine. De uiteinden van de dunne actinefilamenten zijn aan de Z-membranen bevestigd. De dikke filamenten worden gevormd door het eiwit myosine. De bouw is zodanig dat de kopjes naar buiten gedraaid zijn. Deze kop-

20 ALGEMENE ANATOMIE VAN SKELET EN SPIEREN jes zijn beweegbaar. Een complexe reactie zorgt ervoor dat de myosinekopjes het actine verder het sarcomeer in trekken. Hierbij wordt de aan het myosinekopje gebonden energierijke fosfaatverbinding ATP gesplitst. Bij deze splitsing komt energie vrij, die de contractie mogelijk maakt. Spierwerking: de spierprikkeling Het samentrekken van de spier gebeurt volgens de alles of niets - wet. Indien een prikkel sterk genoeg is en lang genoeg duurt, wordt de prikkeldrempel overschreden en ontstaat er een actiepotentiaal (excitatiefase). Voordat een nieuwe actiepotentiaal opgebouwd kan worden, is de spier gedurende een korte tijd niet prikkelbaar (circa 0,5-2 milliseconden). Dit is de absolute refractaire tijd (ook wel: latentietijd). Als twee prikkels elkaar snel opvolgen, dat wil zeggen als de tweede komt op het moment dat de eerste nog niet afgelopen is, dan leiden deze prikkels tot een tetanus. Dit wordt ook wel een gladde tetanus genoemd. In een spier worden over het algemeen niet alle spiervezels gelijktijdig geprikkeld. Zij volgen elkaar als bij een estafette op. Uitwendig lijkt het echter alsof de contractie homogeen is. Innervatie De spier wordt door het motorische deel van een perifere zenuw geprikkeld (geïnnerveerd; fig. 10). Het commando tot contraheren (samentrekken) komt daarbij tot stand door overdracht van de prikkel van zenuw naar spier. In tegenstelling tot glad spierweefsel en hartspierweefsel kan een skeletspier niet uit zichzelf tot contractie komen. De skeletspier is grotendeels onderhevig aan onze wil. De motorische zenuwen hebben hun oorsprong in de voorhoorn van het ruggenmerg en krijgen de impulsen voor de spiercontractie van het centrale zenuwstelsel. De prikkelgeleidingssnelheid van een motorische zenuw is zeer hoog. Dit houdt in dat de spier zeer snel tot contractie kan komen. De spier kan de contractie volhouden zolang de prikkeling vanuit het centrale zenuwstelsel voortduurt.

21 DRS. ED HENDRIKS, HANS HELSPER, JAN VINK Figuur 10 Schema van de innervatie van spieren vanuit een of drie segmenten van het ruggenmerg Motorische eindplaat De prikkeloverdracht vindt plaats in een motorische eindplaat. Eerst wordt de prikkel over de snelle zenuwvezels geleid, vervolgens bewerkstelligt deze prikkel in een motorische eindplaat een chemische reactie. Deze snelle zenuwvezels zijn van een mergschede voorzien, maar bij de motorische eindplaat verliezen ze deze schede. Ze vertakken zich daar en vormen de zogenaamde eindknopjes, die ieder weer een aantal spiervezels voorzien. In deze eindknopjes bevinden zich talrijke blaasjes, waarin acetylcholine opgeslagen ligt. De perifere synapsspleet ligt tussen de presynaptische membraan, die nog tot de zenuwvezel behoort, en het sarcolemma. De postsynaptische membraan wordt gevormd door gespecialiseerd sarcolemma (fig. 11). Bij een prikkeloverdracht komt acetylcholine uit de blaasjes vrij. Dit verhoogt de permeabiliteit van de postsynaptische membraan voor ionen, met als gevolg depolarisatie. Deze depolarisatie breidt zich vervolgens als een golf uit over de spiervezel. De vrijgekomen acetylcholine wordt snel weer afgebroken en de afbraakproducten worden door het zenuwuiteinde opgenomen en weer voor de opbouw van acetylcholine gebruikt. Ca ++ -ionen kunnen synaptische vermoeidheid tegengaan.

22 ALGEMENE ANATOMIE VAN SKELET EN SPIEREN Figuur 11 Schematische tekening van een synaps; (1) synapskloof; (2) presynaptische membraan; (3) postsynaptische membraan; (4) mitochondrium; (5) synapsblaasje Motorische eenheid (motor-unit) Een motorische zenuwvezel, de motorische eindplaat en de door deze motorische eindplaat geïnnerveerde spiervezels noemen we samen een motorische eenheid. Wordt een motorische zenuw geprikkeld, dan contraheren alle spiervezels die door deze zenuw geïnnerveerd worden. Het aantal spiervezels per motorische eenheid varieert. Hoe fijngevoeliger de bewegingen (zoals bij de oogspieren), des te kleiner zijn de motorische eenheden. Als we echter snelle, krachtige bewegingen moeten maken, dan zijn grote motorische eenheden actief, zoals bij spieren van de extremiteiten. Meerdere honderdtallen spiervezels kunnen dan geprikkeld worden door één motorische eenheid. Om bewegingen soepel te kunnen laten verlopen, moeten meerdere motorische eenheden asynchroon geprikkeld worden. Onderzoek heeft uitgewezen dat bij bepaalde krachtsinspanningen steeds dezelfde motorische eenheden aangesproken worden. Als echter op een bepaald moment meer kracht nodig is, dan worden er meerdere motorische eenheden aangekoppeld. Het zijn steeds dezelfde motorische eenheden die bij lichte spierarbeid geactiveerd worden, die bij toenemende inspanning gerekruteerd worden en

23 DRS. ED HENDRIKS, HANS HELSPER, JAN VINK die bij maximale krachtsinspanning worden aangekoppeld. Als we de hele spier willen trainen, dan moeten we deze maximaal belasten, omdat anders het estafetteachtige overschakelen op andere spiervezels achterwege blijft en de spier snel vermoeid raakt. Spierarbeid kan verhoogd worden door verhoging van de frequentie van de actiepotentialen, wat leidt tot een volkomen (gladde) tetanus, en door verhoging van het aantal gelijktijdig geprikkelde motorische eenheden. Spiervezeltypen Sinds mensenheugenis is bekend dat we bleke (witte) en rode spieren kunnen onderscheiden. Dit verschil in kleur wordt bepaald door het gehalte aan myoglobine, de stof die net als de kleurstof in het bloed (hemoglobine) tot taak heeft zuurstof op te slaan en te transporteren in de spiervezel. Er bestaat een verband tussen de aanwezigheid van het myoglobine en een aantal andere bestanddelen van de spier. Zo hebben de witte spiervezels een hoge myofibrillaire ATP-ase-activiteit en rekenen we ze daardoor tot de vezels van type II. Bij een lage activiteit rekenen we spiervezels tot type I. Omdat gebleken is dat vezels type I een lager contractiepatroon hebben dan vezels type II, worden ook de termen slow-twitch fibers (ST) en fast-twitch fibers (FT) gehanteerd. De ST-vezels krijgen hun energie hoofdzakelijk met behulp van zuurstof (aëroob) en zijn op uithoudingsvermogen gericht (langzaam oxidatief). De FT-vezels worden van energie voorzien door het in de spier opgeslagen spierglycogeen (glycolyse). Dit gebeurt zonder zuurstof (anaëroob), en er ontstaat als restproduct melkzuur. Het aantal vezeltypen verschilt per individu. Normaal gaan we ervan uit dat beide typen voor vijftig procent in het lichaam aanwezig zijn. Er bestaan evenwel zeer sterke onderlinge verschillen en ook per spier kan dit percentage sterk uiteenlopen. Men is verder ook tot de ontdekking gekomen dat de vezels type II kunnen worden onderverdeeld in twee groepen, namelijk type IIA en type IIB. De vezels type IIA kunnen hun karakter door training zo veranderen dat ze min of meer de eigenschappen van de vezels type I krijgen (dus aëroob en op uithoudingsvermogen gericht, ofwel snel oxidatief-glycolytisch). De vezels type IIB bezitten eigenschappen als grote kracht en snelheid (snel-glycolytisch). Kennis

frontaal vlak sagittale as transversale as sagittaal vlak mediosagittaal (mediaan) vlak

frontaal vlak sagittale as transversale as sagittaal vlak mediosagittaal (mediaan) vlak j1 Anatomie van de heup As Vlak Beweging De Latijnse naam voor het heupgewricht is art. coxae; en het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In het gewricht kan om drie assen bewogen worden. transversaal

Nadere informatie

Anatomie van de heup. j 1.1

Anatomie van de heup. j 1.1 j1 Anatomie van de heup De Latijnse naam voor het heupgewricht is art. coxae, het is een kogelgewricht (art. spheroidea). In het gewricht kan om drie assen bewogen worden. As Vlak Beweging Transver- Sagittaal

Nadere informatie

Inhoud. Inleiding 1. 4 Anatomie van de schouder 41 4.1 Anteflexie 42 4.2 Retroflexie 42 4.3 Abductie 44 4.4 Adductie 46

Inhoud. Inleiding 1. 4 Anatomie van de schouder 41 4.1 Anteflexie 42 4.2 Retroflexie 42 4.3 Abductie 44 4.4 Adductie 46 Inhoud Inleiding 1 1 Anatomie van de heup 3 1.1 Anteflexie 4 1.2 Retroflexie 6 1.3 Abductie 7 1.4 Adductie 8 1.5 Exorotatie 9 1.6 Endorotatie 12 1.7 Ligamenten van de heup 12 1.8 Schema 14 2 Anatomie van

Nadere informatie

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006.

Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. Theorie-examen Anatomie 13 januari 2006. 1. Wat is de diafyse van een pijpbeen? A. Het uiteinde van een pijpbeen. B. Het middenstuk van een pijpbeen. C. De groeischijf. 2. Waar bevindt zich de pink, ten

Nadere informatie

Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008

Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008 Theorie - herexamen Anatomie 23 mei 2008 1. Wat gebeurt er bij een excentrische contractie van een spier? A. De spier wordt korter. B. De spier wordt langer. C. De spierlengte blijft gelijk. 2. In welk

Nadere informatie

Theorie-examen anatomie 25 januari 2008

Theorie-examen anatomie 25 januari 2008 Theorie-examen anatomie 25 januari 2008 1. Welke van de volgende spieren is eenkoppig? A. De m. biceps brachii. B. De m. coracobrachialis. C. De m. gastrocnemius. 2. Welke van de volgende spieren geeft

Nadere informatie

Theorie-examen anatomie 12 januari 2007

Theorie-examen anatomie 12 januari 2007 Theorie-examen anatomie 12 januari 2007 1. Welke uitspraak met betrekking tot spiercontracties is altijd juist? A. Bij concentrische contracties wordt de spanning in de spier kleiner. B. Bij excentrische

Nadere informatie

6. Van welk deel van de wervelkolom is de vertebra prominens een onderdeel? 7. Hoe wordt de binnenste laag van het gewrichtskapsel genoemd?

6. Van welk deel van de wervelkolom is de vertebra prominens een onderdeel? 7. Hoe wordt de binnenste laag van het gewrichtskapsel genoemd? Examen anatomie januari 2009 1. Wat kan gesteld worden van slow twitch spiervezels? A. Ze hebben een groot agonistisch vermogen. B. Ze hebben een groot anaeroob vermogen. C. Ze hebben een groot aeroob

Nadere informatie

Anatomie. Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn drie antwoorden gegeven. Slechts één van deze antwoorden is het goede.

Anatomie. Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn drie antwoorden gegeven. Slechts één van deze antwoorden is het goede. Examenstichting Perimedische Opleidingen Diploma: sportmassage, massage, wellness massage 22 januari 2010, Beschikbare tijd: 60 minuten Anatomie Aanwijzing: Hier volgen 50 opgaven. Bij elke opgave zijn

Nadere informatie

2. Bevestiging spieren. 3. Stevigheid (samen met spieren) 4. Beweeglijkheid (samen met spieren) 5. Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg

2. Bevestiging spieren. 3. Stevigheid (samen met spieren) 4. Beweeglijkheid (samen met spieren) 5. Aanmaak rode bloedcellen in beenmerg Anatomy is destiny Sigmund Freud Belangrijkste botten Nomenclatuur Reina Welling WM/SM-theorieles 1 Osteologie bekken en onderste extremiteit Myologie spieren bovenbeen Met dank aan Jolanda Zijlstra en

Nadere informatie

1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: van 5-7de rib naar schaambeen. C. Indeling en functie van de spier:

1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: van 5-7de rib naar schaambeen. C. Indeling en functie van de spier: 1. m. Rectus Abdominis (rechte buikspier) A. Origo en insertie: B. Overspanning van: C. Indeling en functie van de spier: D. Bijzonderheden: E. Voorbeelden van oefeningen: van 5-7de rib naar schaambeen

Nadere informatie

1. BEKKENGORDEL EN HEUP

1. BEKKENGORDEL EN HEUP Inleiding tot het orthopedisch onderzoek 1 DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT Het bekken is een beenderige ring bestaande uit vier verschillende botten die onderling verbonden zijn met stevige ligamenten: Sacrum

Nadere informatie

Bouw van een skeletspier

Bouw van een skeletspier Reina Welling WM/SM-theorieles 5 Met dank aan Jolanda Zijlstra en Bart van der Meer Bouw van een skeletspier faculty.etsu.edu Welke eigenschappen horen bij type I en welke bij type II spiervezels? Vooral

Nadere informatie

23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren

23-Oct-14. 6) Waardoor wordt hyperextensie van het kniegewricht vooral beperkt? A) Banden B) Bot C) Menisci D) Spieren Vlak As Beweging Gym Frontaal Sagitale Ab-adductie Radslag Latero flexie Ulnair-radiaal deviatie Elevatie-depressie Sagitaal Frontale Flexie-extensie Salto Transversale Ante-retro flexie Dorsaal flexie

Nadere informatie

7.Aa,b Heupspieren (heupgewrichtsspieren), oorsprong op os coxae. a lateraal aanzicht. b mediaal aanzicht. Afb. 7.Aa,b

7.Aa,b Heupspieren (heupgewrichtsspieren), oorsprong op os coxae. a lateraal aanzicht. b mediaal aanzicht. Afb. 7.Aa,b Heupgewrichtsspieren 1 7.Aa,b Heupspieren (heupgewrichtsspieren), oorsprong op os coxae. 0 M. gluteus medius buitenvlak van het darmbeen tussen linea glutea anterior en linea glutea posterior, labium externum

Nadere informatie

OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15

OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15 OPEN LESSEN HERFSTVAKANTIE 2016 FUNCTIONELE ANATOMIE Prof. dr. Ingrid Kerckaert 13u-14u15 WERKING KNIEGEWRICHT (beschouwingen uit de literatuur) PATELLA: - beschermt kniegewricht - is katrol voor pees

Nadere informatie

Oefenvragen les 7. 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht

Oefenvragen les 7. 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht 1) Wat voor soort gewricht is het art radiocarpea? A) Eigewricht B) Kogelgewricht C) Lengtescharnier D) Zadelgewricht Oefenvragen les 7 2) Hoe is een ware rib (costavera) met de wervelkolom verbonden?

Nadere informatie

* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus.

* short head: eind van coracoid van scapula * long head: supraglenoid deel scapula. * Ulna. * halverwege voorkant humerus. BOVENSTE EXTREMITEITEN Spiergroep Spiernaam Aanhechtingsplaats proximaal Aanhechtingsplaats distaal Innervatie Functie Extensoren bovenarm * m. biceps brachii * short head: eind van coracoid van scapula

Nadere informatie

Les Spierenondersteextremiteit. O: proximaal I : distaal

Les Spierenondersteextremiteit. O: proximaal I : distaal Les 10+11 Spierenondersteextremiteit O: proximaal I : distaal Oefenvragen les 10. Einde les 11 eindtoets anatomie in de les maken 1) Als een pees in het lichaam over een harde structuur schuift zal de

Nadere informatie

Spiergroep Spier (onderdeel) Origo Insertie Innervatie Functie Ventrale spieren van de bovenarm (flexoren onderarm)

Spiergroep Spier (onderdeel) Origo Insertie Innervatie Functie Ventrale spieren van de bovenarm (flexoren onderarm) Spiergroep Spier (onderdeel) Origo Insertie Innervatie Functie bovenarm ) m. biceps brachii - caput breve Supraglenoid deel scapula Top processus coracoideus lateralis tot m. coracobrachialis Radius en

Nadere informatie

De beenderen in het hoofd vormen samen de schedel. De schedel word gedragen door de wervelkolom die in de romp naar beneden loopt.

De beenderen in het hoofd vormen samen de schedel. De schedel word gedragen door de wervelkolom die in de romp naar beneden loopt. THEMA 8 Paragraaf 1 het skelet De mens heeft ( net als alle andere gewervelden) een inwendig skelet of geraamte. Dit skelet bestaat uit vele beenderen (botten). De beenderen in het hoofd vormen samen de

Nadere informatie

Het bewegingsstelsel. 1 Inleiding

Het bewegingsstelsel. 1 Inleiding DC 14 Het bewegingsstelsel 1 Inleiding Wij bewegen voortdurend. Om dat mogelijk te maken, hebben we een heel systeem. Dat systeem bestaat voornamelijk uit beenderen, gewrichten en spieren. De spieren worden

Nadere informatie

MIND & MOVEMENT COACH. Bewegen

MIND & MOVEMENT COACH. Bewegen Bewegen Om te kunnen bewegen hebben we spieren nodig, maar ook een skelet dat ons lichaam vorm geeft en de beweging mogelijk maakt. Onze gewrichten zorgen er voor dat dit mogelijk is binnen ons lichaam.

Nadere informatie

Anatomie van de Spieren

Anatomie van de Spieren Schoudergordel en hals Schoudergordel M. Coracobrachialis M. Deltoideus M. Infraspinatus M. Latissimus dorsi M. Levator scapulae M. Pectoralis major Bron:afbeeldingen en omschrijving: SWSportmassage.nl

Nadere informatie

Cursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius

Cursus Ontspanningsmassage. Bijlage spieren. Trapezius Cursus Ontspanningsmassage Bijlage spieren. Trapezius De trapezius (monnikskapspier) is een ruitvormige spier boven aan de achterkant van het lichaam. De trapezius loopt van de schedelbasis tot aan het

Nadere informatie

De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART. Opdracht 1. A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris

De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART. Opdracht 1. A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris De antwoorden op de opdrachten E-Learning VAN WIT EN ZWART Opdracht 1 A = M. tensor fasciae lata B = lig. capitis femoris C = caput femoris D = trochanter major E = collum femoris F = M. obturatorius internus

Nadere informatie

1) Tot de flexorenvan de knie behoort o.a. A) M Soleus B) M Glutaeus maximus C) M Gastrocnemius D) M Vastus medialis. Vragen les 1 fysiologie

1) Tot de flexorenvan de knie behoort o.a. A) M Soleus B) M Glutaeus maximus C) M Gastrocnemius D) M Vastus medialis. Vragen les 1 fysiologie 1) Tot de flexorenvan de knie behoort o.a. A) M Soleus B) M Glutaeus maximus C) M Gastrocnemius D) M Vastus medialis Vragen les 1 fysiologie 2) Aan de spina iliaca anterior superior (sias) hechten vast:

Nadere informatie

voetverzorging uit Bakens & Zadkine Informatie mbtstof Anatomie Voetverzorging eindtermen

voetverzorging uit Bakens & Zadkine Informatie mbtstof Anatomie Voetverzorging eindtermen Voetverzorging Informatie mbtstof Anatomie voetverzorging uit Bakens & Zadkine eindtermen Beenderen onderste extremiteiten Focus bekken Oefening locatie beenderen in menselijk lichaam http://www.memorizer.net/nl/menselijk_lichaam/skelet/0

Nadere informatie

1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea

1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea Tussentijdse toets Anatomie maart 2005 Prof. M. Van Leemputte Rnr7 Vraag 1 tot 10: vul uw antwoord in op dit blad. 1. Welke structuur verbindt trochanter minor met de linea aspera? Linea pectinea 2. Welke

Nadere informatie

Spierstelsel onderbeen en voet

Spierstelsel onderbeen en voet Spierstelsel onderbeen en voet Jan van Ede - Semester 2 Cursusjaar 2013 - studentnummer 931951 Spierstelsel onderbeen en voet 1 december 2013 Inhoudsopgave Voorwoord 3 1 Onderbeenmusculatuur (exentrieke

Nadere informatie

Belangrijkste spiergroepen

Belangrijkste spiergroepen Welkom 2. Anatomie 2.6.7. Belangrijkste spiergroepen Als coach: belangrijk om belangrijkste spieren van het lichaam te kennen + ligging en functie van de spieren Ligging: beschreven a.d.h.v. oorsprong

Nadere informatie

Een fotoatlas van de. anatomie in vivo 2. Onderste extremiteit. Serge Tixa. Bohn Stafleu Van Loghum

Een fotoatlas van de. anatomie in vivo 2. Onderste extremiteit. Serge Tixa. Bohn Stafleu Van Loghum Een fotoatlas van de anatomie in vivo 2 Onderste extremiteit Serge Tixa Bohn Stafleu Van Loghum Een fotoatlas van de anatomie in vivo 2 Onderste extremiteit EEN FOTOATLAS VAN DE ANATOMIE IN VIVO 2 ONDERSTE

Nadere informatie

De spieren (structuur)

De spieren (structuur) Skelet achter 1. Cranium 2. Processus mastoideus 3. Maxilla 4. Mandibularium 5. Arcus Vertebrae C5 6. Processus Transversalis C5 7. Costa 1 8. Costa 2 9. Clavicula 10. Acromion 11. Caput humerus 12. Sulcus

Nadere informatie

Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit

Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit Tabel van de perifere zenuwen [terminale takken]: bovenste extremiteit n. radialis n. axillaris C5-Th1 C5,C6 ALLE dorsale boven- en onderarmspieren Extensoren van de schouder, elleboog, pols, Abductie,

Nadere informatie

Spieractivatiepatronen tijdens fitness oefeningen op de Carving Pro. Maastricht University: Pieter Oomen (MSc) Hans Savelberg (PhD)

Spieractivatiepatronen tijdens fitness oefeningen op de Carving Pro. Maastricht University: Pieter Oomen (MSc) Hans Savelberg (PhD) Spieractivatiepatronen tijdens fitness oefeningen op de Carving Pro Maastricht University: Pieter Oomen (MSc) Hans Savelberg (PhD) December, 2010 Inleiding De Carving Pro is een fitnessapparaat waarmee

Nadere informatie

A. Schedel B. Romp C. Bovenste extremiteit (Arm) D. Bekken (Pelvis) E. Onderste extremiteit (Been)

A. Schedel B. Romp C. Bovenste extremiteit (Arm) D. Bekken (Pelvis) E. Onderste extremiteit (Been) A. Schedel B. Romp C. Bovenste extremiteit (Arm) D. Bekken (Pelvis) E. Onderste extremiteit (Been) A B C D E pagina 1 Invuloefening vul bij de letters de juiste teksten in controleer op pagina 1. A. B.

Nadere informatie

MASSAGETHERAPEUT

MASSAGETHERAPEUT MASSAGETHERAPEUT WWW.I-LEARNING.BE BESPREKING VAN DE SKELETSPIEREN Tijdens de bespreking van de skeletspieren zal voor de spiernaam telkens de term musculus (spier) worden geplaatst. Vanaf nu vervangen

Nadere informatie

5 Bot tussenstof bestaat behalve uit calciumzouten eveneens uit: a) Fibreuze vezels b) Elastische vezels c) Reticulaire vezels d) Collagene vezels 6

5 Bot tussenstof bestaat behalve uit calciumzouten eveneens uit: a) Fibreuze vezels b) Elastische vezels c) Reticulaire vezels d) Collagene vezels 6 Oefenvragen 1 De diafyse van een pijpbeen; a) Is het middenstuk van een pijpbeen b) Is onderdeel van de gewrichten c) Bevind zich aan de uiteinden van een pijpbeen d) Bevind zich vlak onder het periost

Nadere informatie

Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) van uur

Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) van uur Tentamen Structuur en functie van cel en weefsel (Vakcode 8W210) 17-01-2011 van 09.00-12.00 uur Opmerkingen bij dit tentamen: Zorg ervoor dat op elk formulier dat je inlevert, je identiteitsnummer en naam

Nadere informatie

5 In welk deel van de wervelkolom treffen we de meeste wervels aan? A het cervicale deel B het lumbale deel C het sacrale deel D het thoracale deel

5 In welk deel van de wervelkolom treffen we de meeste wervels aan? A het cervicale deel B het lumbale deel C het sacrale deel D het thoracale deel 1 Uit welk soort kraakbeen bestaat een discus intervertebralis? A elastisch kraakbeen B glasachtig kraakbeen C hyalien kraakbeen D vezelig kraakbeen 2 Waar vindt diktegroei van een botstuk plaats? A vanuit

Nadere informatie

Inleiding. Anatomie. Humerus

Inleiding. Anatomie. Humerus Inleiding Koos van Nugteren De elleboog verbindt de bovenarm met de onderarm. Buiging van de arm zorgt ervoor dat we de hand in de richting van het hoofd en de schouder kunnen bewegen. Activiteiten als

Nadere informatie

DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg)

DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg) Inleiding tot het orthopedisch onderzoek 1 DEEL II: HET ONDERSTE LIDMAAT (vervolg) 3. ENKEL EN VOET 3.1. Inspectie in staande houding m. gastrocnemius Calcaneum Valgushoek achillespees met hiel Malleolus

Nadere informatie

Samenvattingen. Samenvatting Thema 8: Stevigheid en beweging. Basisstof 1. Stevigheid bij dieren door:

Samenvattingen. Samenvatting Thema 8: Stevigheid en beweging. Basisstof 1. Stevigheid bij dieren door: Samenvatting Thema 8: Stevigheid en beweging Basisstof 1 Stevigheid bij dieren door: - uitwendig skelet (pantser bij bv. insecten aan de buitenkant) - inwendig skelet (botten aan de binnenkant) Alle botten

Nadere informatie

Opleidingsprogramma. Percutaneous Needle Electrolysis (PNE)

Opleidingsprogramma. Percutaneous Needle Electrolysis (PNE) Opleidingsprogramma Percutaneous Needle Electrolysis (PNE) Bent u als fysiotherapeut op zoek naar innovatie in uw praktijk? Creëer toegevoegde waarde voor uw patiënt met Percutaneous Needle Electrolysis

Nadere informatie

Henny Leentvaar (Sport)massage Pagina 1 van 7 spieren studie hulp

Henny Leentvaar (Sport)massage Pagina 1 van 7 spieren studie hulp Erector Trunci rug Crista Iliaca, sacrum Processie Spinosi en transversi, anguli costae, os occipitale Rugstrekken (extensie), zijwaarts buigen (lareroflexie), deflexie Quadratus Lumborum Sternocleidomastoid

Nadere informatie

Opdrachten Pathologie Hoofdstuk 3 / Bouw van het skelet

Opdrachten Pathologie Hoofdstuk 3 / Bouw van het skelet Opdrachten Pathologie Hoofdstuk 3 / Bouw van het skelet Het Skelet: Schedel Romp, bestaat uit: o Borstkas: 12 paar ribben/cotae: 7 paar ware ribben; 3 paar valse ribben; 2 paar zwevende ribben. o Borstbeen/Sternum:

Nadere informatie

Anatomie / fysiologie Circulatie. Spierweefsel. Spierweefsel indeling. Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet

Anatomie / fysiologie Circulatie. Spierweefsel. Spierweefsel indeling. Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet Anatomie / fysiologie Circulatie Cxx53 13 en 14 Spieren Skelet FHV2009 / Cxx53 13+14 / Anatomie & Fysiologie - Circulatie 1 Spierweefsel Spiercellen gekenmerkt door aanwezigheid van in serie geschakelde

Nadere informatie

Anatomie en karate-bewegen

Anatomie en karate-bewegen Assistent Lerarenopleiding Karate-do Bond Nederland najaar 2014 Anatomie en karate-bewegen de onderste extremiteit Joost Franken en Peter Damen Anatomie en karate-bewegen Veilig en verantwoord lesgeven

Nadere informatie

Samenvatting Fysieke Ergonomie

Samenvatting Fysieke Ergonomie Samenvatting Fysieke Ergonomie Gezocht, geschreven, gekopieerd, geplakt, gemaakt, etc. door Jurriën Dijkstra. Met dank aan Benne Draijer en Liesbeth Stam voor het controleren van de gegevens. Samenvatting

Nadere informatie

Inspectie, anatomische structuren en palpatie liggend

Inspectie, anatomische structuren en palpatie liggend Inleiding tot het orthopedisch onderzoek 1 2.3. ENKEL EN VOET 2.3.1. Inspectie in staande houding m. gastrocnemius Calcaneum Valgushoek achillespees met hiel Malleolus medialis en lateralis Lengtegewelf

Nadere informatie

MASSAGETHERAPEUT

MASSAGETHERAPEUT MASSAGETHERAPEUT WWW.I-LEARNING.BE INHOUD INLEIDING P.8 INLEIDING TOT DE ANATOMIE P.9 Cytologie p.9 Anatomie van de cel p.9 Het celmembraan p.10 Het cellichaam p.10 Celvocht (cytoplasma) p.10 DNA Structuur

Nadere informatie

Knieblessure Anatomie van de knie meniscus kruisbanden

Knieblessure Anatomie van de knie meniscus kruisbanden ! Knieblessure De knie is het gewricht tussen het bovenbeen (het femur) en het scheenbeen (de tibia). Het kuitbeen (de fibula) begint onder het kniegewricht en ligt aan de buitenkant van het onderbeen.

Nadere informatie

SPORTMASSAGE les 1 woensdag 190907. Hoofdstuk 1. Anatomie of ontleedkunde: Kennis van de bouw van het menselijk lichaam

SPORTMASSAGE les 1 woensdag 190907. Hoofdstuk 1. Anatomie of ontleedkunde: Kennis van de bouw van het menselijk lichaam SPORTMASSAGE les 1 woensdag 190907 Hoofdstuk 1 Anatomie of ontleedkunde: Kennis van de bouw van het menselijk lichaam 1.1 plaatsbepalende uitdrukkingen anatomische stand ( de stand die gebruikt wordt voor

Nadere informatie

Spiertabellen1.2. Bij 'Blok Locomotorisch Stelsel & Huid', 2 de kandidatuur geneeskunde

Spiertabellen1.2. Bij 'Blok Locomotorisch Stelsel & Huid', 2 de kandidatuur geneeskunde Spiertabellen1.2 Bij 'Blok Locomotorisch Stelsel & Huid', 2 de kandidatuur geneeskunde Auteurs: Matthias De Moerloose Bronnen: Syllabus Prof. Roels, D Herde en Kerckaert Femke Delporte Hosford Muscle Tables

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 1: stevigheid

Samenvatting Biologie Thema 1: stevigheid Samenvatting Biologie Thema 1: stevigheid Samenvatting door Aukje 1811 woorden 29 oktober 2016 10 3 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie thema 1: Stevigheid en beweging Basisstof 1: Het skelet van de

Nadere informatie

M. supraspinatus. Origo: Insertio: Innervatie: Functie: Fossa supraspinata. Tuberculum maius. N. suprascapularis. Abductie arm

M. supraspinatus. Origo: Insertio: Innervatie: Functie: Fossa supraspinata. Tuberculum maius. N. suprascapularis. Abductie arm M. supraspinatus Fossa supraspinata Tuberculum maius N. suprascapularis Abductie arm M. infraspinatus Fossa infraspinata Tuberculum maius N. suprascapularis Exorotatie arm M. teres maior Dorsale zijde

Nadere informatie

Spierenbovensteextremiteit

Spierenbovensteextremiteit Spierenbovensteextremiteit O: Proximaal I : Distaal 1) Tussen welke botten vormt het onderste spronggewricht een verbinding? A) Calcaneus, naviculare, cuboideum B) Calcaneus, naviculare, talus C) Cuneiforma,

Nadere informatie

Massage: het lichaam. Het gespierde lichaam. Psychowerk

Massage: het lichaam. Het gespierde lichaam. Psychowerk Massage Het gespierde lichaam Geschreven door Wil Boonstra Het menselijke lichaam wordt bijeengehouden door huid aan de buitenkant en aan de binnenkant door vezels en banden die we spieren en pezen noemen.

Nadere informatie

Sportmassage Theorie: samenvatting

Sportmassage Theorie: samenvatting Hoofdstuk 1 Anatomie of ontleedkunde: Kennis van de bouw van het menselijk lichaam 1.1 Plaatsbepalende uitdrukkingen Anatomische stand (de stand die gebruikt wordt voor de inspectie van personen): Rechtop,

Nadere informatie

Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet.

Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet. Tekst over skelet, gewrichten en spieren pag. 1/5 Hoe zit je skelet in elkaar? In je lichaam zitten 206 botten. Samen vormen ze je skelet. De botten in je hoofd vormen je schedel. Je schedel wordt gedragen

Nadere informatie

Lichamelijk onderzoek

Lichamelijk onderzoek Hoofdstuk 3 Lichamelijk onderzoek Het lichamelijk onderzoek omvat de volgende onderdelen: -- inspectie in rust -- passief en actief uitgevoerd onderzoek naar de beweeglijkheid van de cervicale wervelkolom,

Nadere informatie

De plaatsbepalende uitdrukkingen (mediaal, lateraal etc.) worden altijd gebruikt ten opzichte van een ander lichaamsdeel.

De plaatsbepalende uitdrukkingen (mediaal, lateraal etc.) worden altijd gebruikt ten opzichte van een ander lichaamsdeel. Deel 1 Anatomie H1 Algemeen Anatomie (=ontleedkunde): kennis van de bouw van het menselijk lichaam. Bij inspectie van het lichaam van de cliënt wordt uitgegaan van de anatomische stand: voeten een stukje

Nadere informatie

Spierenbovensteextremiteit

Spierenbovensteextremiteit Spierenbovensteextremiteit O: Proximaal I : Distaal 1) Tussen welke botten vormt het onderste spronggewricht een verbinding? A) Calcaneus, naviculare, cuboideum B) Calcaneus, naviculare, talus C) Cuneiforma,

Nadere informatie

https://www.visiblebody.com/anatomy-and-physiology-apps/human-anatomy-atlas

https://www.visiblebody.com/anatomy-and-physiology-apps/human-anatomy-atlas Amstelveen, 29 april 2017 Beste collega s In juni gaan we met het schoudernetwerk weer naar de snijzaal. Om deze sessie goed voor te bereiden een kleine opfrissing van de anatomie middels deze mailronde.

Nadere informatie

Leerdoelen. Opbouw van het lichaam kennen. Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel. Leren kijken naar je leerlingen

Leerdoelen. Opbouw van het lichaam kennen. Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel. Leren kijken naar je leerlingen Leerdoelen Opbouw van het lichaam kennen Botten, spieren, zenuwen, organen en centraal zenuwstelsel Leren kijken naar je leerlingen Begrijpen waarom er een beperking optreed in een asana Beter kunnen adjusten

Nadere informatie

Gesloten vragen Functionele Anatomie II

Gesloten vragen Functionele Anatomie II Gesloten vragen Functionele Anatomie II 2013-2014 1. Ab- en adductie vindt plaats om een longitudinale as 2. In de anatomische houding is, in het sagittale vlak van de wervelkolom, lumbaal een lordose

Nadere informatie

KSE. KSE Krachttraining. Klas. Naam. Docent:

KSE. KSE Krachttraining. Klas. Naam. Docent: KSE KSE Krachttraining Klas Naam Docent: Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 2 Opdracht Krachttraining... 3 Voorwoord... 4 Spieren... 5 Driekoppige elleboogstrekker (musculus triceps brachii)... 5 Vierkoppige

Nadere informatie

3,7. Antwoorden door een scholier 706 woorden 15 april keer beoordeeld

3,7. Antwoorden door een scholier 706 woorden 15 april keer beoordeeld Antwoorden door een scholier 706 woorden 5 april 0,7 keer beoordeeld Vak Biologie Vita: In beweging schedelbeenderen spaakbeen bovenkaak 5 ellepijp onderkaak 6 opperarmbeen halswervels 7 borstbeen 5 sleutelbeen

Nadere informatie

VGN immobilisatieprotocollen

VGN immobilisatieprotocollen VGN immobilisatieprotocollen VGN immobilisatieprotocollen INLEIDING De VGN immobilisatieprotocollen bevatten de richtlijnen die bepalen waar een correct aangelegd gipsverband aan hoort te voldoen. De immobilisatieprotocollen

Nadere informatie

TRAININGSPLAN STRETCHEN

TRAININGSPLAN STRETCHEN TRAININGSPLAN STRETCHEN Stretchen is een noodzaak! Door te trainen veroorzaak je minuscuul kleine blessures in je spiervezels. Des te slechter je conditie, des te groter de blessures kunnen zijn. De blessures

Nadere informatie

BODY & POWER. Handboek Anatomie voor Fitness

BODY & POWER. Handboek Anatomie voor Fitness BODY & POWER Handboek Anatomie voor Fitness Body & Power Handboek Anatomie voor Fitness www.bodyenpower.nl Inhoudsopgave HOOFDSTUK 1. FUNCTIONELE ANATOMIE 4 DE ANATOMISCHE HOUDING: 4 DE ASSEN IN DE ANATOMISCHE

Nadere informatie

Anatomische terminologie

Anatomische terminologie 1 Skelet Anatomische terminologie links / rechts proximaal / distaal lateraal / mediaan / mediaal centraal / perifeer ventraal / dorsaal intern / extern craniaal / caudaal magnus (major / maximus) / parvus

Nadere informatie

Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie

Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie Fysiologie les 2 BIO-ENERGETICA Celstofwisseling = cel metabolisme Basis metabolisme: stofwisseling in rust Anabolisme: anabole processen: opbouwstofwisseling Energie wordt toegevoegd: assimilatie Katabolisme:

Nadere informatie

Krachttraining. Naam: Klas: Docent:

Krachttraining. Naam: Klas: Docent: Krachttraining Naam: Klas: Docent: Inhoudsopgave Voorwoord Blz. 1 Inleiding Blz. 2-3 Trainingsprincipes Blz. 4 Romp Blz. 5-9 Benen Blz. 10-14 Armen Blz. 15-17 Nawoord Blz. 18 Bronvermelding Blz. 19 Voorwoord

Nadere informatie

Leerdoelen 2 workshops

Leerdoelen 2 workshops Leerdoelen 2 workshops Opbouw van het lichaam kennen Globale kennis botten, spieren, zenuwen en centraal zenuwstelsel Leren kijken naar je leerlingen Begrijpen waarom er een beperking optreed in een asana

Nadere informatie

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel acetylcholine Vaak voorkomende neurotransmitter, bindt aan receptoren en verandert de permeabiliteit van het postsynaptische membraan voor specifieke ionen. animatie synaps

Nadere informatie

KWALIFICATIEDOSSIER. Dierverzorging MODULE NIVEAU 3/4. Anatomie en fysiologie HOOFDSTUK 2. Het bewegingsstelsel

KWALIFICATIEDOSSIER. Dierverzorging MODULE NIVEAU 3/4. Anatomie en fysiologie HOOFDSTUK 2. Het bewegingsstelsel KWALIFICATIEDOSSIER D OF S MODULE Anatomie en fysiologie HOOFDSTUK 2 Het bewegingsstelsel HO TUK PRO EF Dierverzorging NIVEAU 3/4 2.1 Oriëntatie Het bewegingsstelsel Om te kunnen bewegen hebben dieren

Nadere informatie

core stability training

core stability training core stability training Inleiding: Het strekken van de heup en de onderrug Het strekken van de heup veroorzaakt bij dansers vaak overbelasting van de onderrug. De verkorte stijve heupbuigers zorgen er

Nadere informatie

Krachttraining. Een krachttrainingsschema voor Bewegen, sport en maatschappij. Naam Klas Docent

Krachttraining. Een krachttrainingsschema voor Bewegen, sport en maatschappij. Naam Klas Docent Krachttraining Een krachttrainingsschema voor Bewegen, sport en maatschappij Naam Klas Docent Inhoudsopgave Inleiding... 3 Musculus biceps brachii... 4 Informatie... 4 Oefening... 4 Musculus pectoralis

Nadere informatie

Dutch summary (Nederlandse samenvatting)

Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) 127 Mechanische relevantie van verbindingen tussen skeletspieren Om je door de wereld te kunnen verplaatsen moeten de botten in je lichaam in beweging gebracht

Nadere informatie

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling?

3. Wat gebeurt er met het kernmembraan in de eerste fase van de celdeling? 1. Welke stof beweegt zich het makkelijkst door het celmembraan? A) Eiwit. B) Vet. C) Water. 2. Waarbij zijn de centraallichaampjes van belang? A) Bij de celdeling. B) Bij de celgroei. C) Bij de celstofwisseling.

Nadere informatie

Skillslab handleiding

Skillslab handleiding Skillslab handleiding Faculteit Geneeskunde & Gezondheidswetenschappen Inleiding tot het orthopedisch onderzoek Academiejaar 2012-2013 Dr. Francis Hugelier - Dr. Jan Reniers Dr. Hans Van den Abbeele Met

Nadere informatie

Opleiding Physical Trainer - Initiatie van de trainingsleer

Opleiding Physical Trainer - Initiatie van de trainingsleer Welkom Opleiding Physical Trainer - Initiatie van de trainingsleer WIE BEN JIJ? - Naam - Opleidingen en ervaringen - Hobbies - Trainingservaring - Wat wil je leren? Ledenzone 1. Klik op «Login» rechtsboven

Nadere informatie

1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan.

1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan. 1. Waarvan is DNA een belangrijke bouwstof? A) Van de celmembraan. B) Van de chromosomen. C) Van de kernmembraan. 2. Wat zijn vegetatieve verrichtingen van de cel? A) Beweging en prikkelbaarheid. B) Prikkelbaarheid

Nadere informatie

DE INTRINSIEKE MUSCULATUUR VAN DE HAND: ANATOMIE EN FUNCTIE

DE INTRINSIEKE MUSCULATUUR VAN DE HAND: ANATOMIE EN FUNCTIE DE INTRINSIEKE MUSCULATUUR VAN DE HAND: ANATOMIE EN FUNCTIE Prof.dr. P.M.N. Werker, plastisch chirurg, Universitair Medisch Centrum Groningen 1. Inleiding Intrinsieke musculatuur van de hand betreft die

Nadere informatie

Samenvatting Biologie H2

Samenvatting Biologie H2 Samenvatting Biologie H2 Samenvatting door Fenna 1050 woorden 7 januari 2018 5,4 5 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie pww toets 2.1 Botten Borstkas = ribben + borstwervels + borstbeen Bekken = heupbeenderen

Nadere informatie

VUmc_CAT_BB_B15_ _inzage Friday, January 12, :42

VUmc_CAT_BB_B15_ _inzage Friday, January 12, :42 pagina 1 van 26 VUmc_CAT_BB_B15_2018-02-01_inzage Friday, January 12, 2018 16:42 Block 1, 54 question(s), maximum score 54 CAT BB B15 [01-02-2018] INZAGE 1 of 54 [Netter, Atlas of Human Anatomy, 2nd ed.1997]

Nadere informatie

KNGF-richtlijn Beroerte Verantwoording en Toelichting Map K

KNGF-richtlijn Beroerte Verantwoording en Toelichting Map K KNGF-richtlijn Beroerte Verantwoording en Toelichting Map K K.3.5 Brunnstrom Fugl-Meyer assessment (Aanbevolen generiek meetinstrument) Het Brunnstrom Fugl-Meyer assessment (BFM) is een test, waarmee de

Nadere informatie

Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit

Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit Bewegingsleer Deel II De onderste extremiteit I.A. Kapandji Bohn Stafleu van Loghum Houten 2009 Ó 2009 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Uitgeverij

Nadere informatie

DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN. Wietske Wind Thom van der Sloot

DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN. Wietske Wind Thom van der Sloot DE SCHOUDER van BINNEN naar BUITEN Wietske Wind Thom van der Sloot WIE ZIJN WIJ WIETSKE WIND DOCENTE CIOS HEERENVEEN OPLEIDER SPORTMASSAGE/VERZORGING 1997 SPORTMASSEUR SINDS 1995 THOM vd SLOOT Ex DOCENT

Nadere informatie

Project kreupelheid bij vleesvarkens

Project kreupelheid bij vleesvarkens Dierengezondheidszorg Vlaanderen Project kreupelheid bij vleesvarkens Copyright 2018 DGZ Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar

Nadere informatie