J a a r v e r s l a g. Stichting Pensioenfonds PostNL

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "J a a r v e r s l a g. Stichting Pensioenfonds PostNL"

Transcriptie

1 J a a r v e r s l a g 2013 Stichting Pensioenfonds PostNL 1

2 Inhoudsopgave Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen 4 Bestuursverslag 6 1. Woord van de voorzitter 7 2. Algemene informatie Juridische structuur Missie, visie en doelstellingen Financiële positie en beleid in Financiële positie Beleid Financieringsbeleid Toeslagbeleid Beleggingsbeleid Integraal risicomanagement Beleggingen Marktontwikkelingen Resultaten beleggingsportefeuille Aandelen Vastrentende waarden Afdekking renterisico Vastgoed Overige beleggingen Grondstoffen Hedgefondsen Individueel Pensioensparen (IPS) en Beschikbare- Premieregeling (BPR) Verantwoord beleggen Pensioencommunicatie en -administratie Inleiding Pensioencommunicatie Visie op pensioencommunicatie Onderzoek naar communicatie Pensioenadministratie Pensioenregeling Pensioenregeling in Wijzigingen pensioenregeling per 1 januari Nieuwe wetgeving Actuariële analyse Besturing en naleving wetgeving Algemeen Bestuursaangelegenheden Personalia Goed Pensioenfondsbestuur Visitatiecommissie Verslag van het verantwoordingsorgaan Reactie bestuur op oordeel verantwoordingsorgaan Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM Beleidsregel geschiktheid 2012 en integriteitstoets Gedragscodes 69 2

3 Geschillencommissie 69 Organisatie en uitvoering 69 Uitvoeringskosten 70 Statutenwijziging Verwachte gang van zaken 73 Jaarrekening Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening 79 Overige gegevens Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Bijzondere statutaire zeggenschapsrechten Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 115 Bijlagen 117 Bijlage 1 Deelnemersbestand 118 Bijlage 2 Begrippenlijst 119 3

4 Meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen Bedragen x 1,0 miljoen Aantal verzekerden Deelnemers, actief en voortgezet Gewezen deelnemers Ingegane pensioenen Totaal aantal verzekerden Pensioenen Kostendekkende premie Gedempte kostendekkende premie Feitelijke premie jaarpremie aanvullende vermogensdotatie n.v.t.* Uitvoeringskosten Uitkeringen Reguliere toeslagverlening PostNL N.V./TNT Express N.V.(voorheen TNT N.V.) Actieve deelnemers 0,00% 0,00% 0,00% 0,14% 0,00% Gewezen deelnemers en uitkeringsgerechtigden - Regeling op of na 1 januari ,00% 0,00% 0,00% 0,14% 0,00% - Niet toegekende toeslagen (cum.) 4,96% 3,41% 1,51% 0,42% 0,00% - Regeling voor 1 januari ,00% 0,00% 0,00% 0,17% 0,00% - Niet toegekende toeslagen (cum.) 6,23% 4,28% 1,90% 0,53% 0,00% Reguliere toeslagverlening Postkantoren Actieve deelnemers 0,00% 0,00% 0,00% 0,21% 0,00% Gewezen deelnemers en uitkeringsgerechtigden - Regeling op of na 1 januari ,00% 0,00% 0,00% 0,21% 0,00% - Niet toegekende toeslagen (cum.) 5,64% 4,09% 2,45% 1,48% 0,80% - Regeling voor 1 januari ,00% 0,00% 0,00% 0,27% 0,00% - Niet toegekende toeslagen (cum.) 7,08% 5,12% 3,06% 1,84% 1,00% Vermogen en solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Voorziening pensioenverplichtingen ** Dekkingsgraad in % 111,7% 102,5% 99,7% 107,4% 108,3% 4

5 Bedragen x 1,0 miljoen Gemiddelde duration (in jaren) Actieve deelnemers 18,8 19,4 19,8 19,4 18,4 Gewezen deelnemers 21,0 22,2 23,2 22,6 21,5 Pensioengerechtigden 9,7 10,1 9,8 9,3 8,5 Totaal gemiddelde duration 15,3 16,3 16,9 16,5 15,6 Gemiddelde rekenrente 2,7% 2,4% 2,8% 3,5% 3,9% Beleggingen Balanswaarde *** Beleggingsopbrengsten Beleggingsportefeuille Vastgoed 7,6% 8,8% 11,3% 12,1% 9,6% Aandelen 12,3% 11,7% 10,6% 12,5% 47,1% Vastrentende waarden 63,6% 63,8% 61,8% 58,1% 35,9% Derivaten 12,1% 9,7% 9,8% 9,6% 1,8% Overige beleggingen 4,4% 6,0% 6,5% 7,7% 5,6% Gemiddeld rendement per jaar **** Jaarrendement in % 0,9% 10,9% 6,6% 12,7% 16,8% Afgelopen 5 jaar in % 9,6% 6,5% 4,9% 5,2% 5,2% Afgelopen 10 jaar in % 6,6% 7,4% 5,4% 4,2% 2,8% Vanaf oprichting in % 7,3% 7,6% 7,4% 7,5% 7,2% Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode * De aanvullende vermogensdotatie maakt in 2009 deel uit van het vastgestelde DFS-percentage en is daarmee onderdeel van de jaarpremie. ** Met ingang van 31 december 2010 maakt de overige technische voorziening (ingegane ziektegevallen) deel uit van de technische voorzieningen. *** De balanswaarde van de beleggingen bestaat uit de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers minus de negatieve derivaten die zijn gepresenteerd onder de schulden op de balans. **** Betreft een rekenkundig gemiddelde. 5

6 Bestuursverslag 6

7 1. Woord van de voorzitter Het bestuur wil u graag informeren over de ontwikkelingen binnen Stichting Pensioenfonds PostNL en verantwoording afleggen over het gevoerde beleid in Financiële positie Het pensioenfonds stelt zich ten doel om ervoor te zorgen dat de financiële positie van het pensioenfonds zich in de toekomst verder kan verbeteren, waarbij de kans op tekorten zo veel als mogelijk wordt voorkomen. Het bestuur heeft daarom een beleid gevoerd, dat erop is gericht de dekkingsgraad te verbeteren tegen aanvaardbare risico s. De dekkingsgraad steeg in 2013 per saldo met 9,2%-punt. Naast lagere verplichtingen als gevolg van een hogere rente is dit veroorzaakt door een aanpassing in de levensverwachtingen en een vordering op PostNL N.V. per 31 december 2013 van 150,0 miljoen als onderdeel van de nieuwe financieringsafspraken. Kort voor vaststelling van dit jaarverslag was de dekkingsgraad per 31 maart ,4%. Risicomanagement Het risicomanagementbeleid dempt extreme rentedalingen en koersdalingen op aandelen, zonder daarmee de kans op het verder stijgen van de dekkingsgraad en daarmee de mogelijkheid van toekomstige toeslagverlening te verspelen. Vooral in het geval van een toekomstig hoog-inflatie scenario is toeslagverlening van belang. Doordat het afdekken van het nominale renterisico conflicteert met het afdekken van inflatierisico is voor de renteafdekking onder andere gebruik gemaakt van opties. De opties zorgen voor afdekking bij een lage rente en opwaarts potentieel bij een stijging van de rente en de inflatie. Het rendement van de beleggingsportefeuille van 0,9% (2012: 10,9%) is een uitkomst van de actuele waarderingen van de beleggingen gegeven het gevoerde beleid. Onderdeel van het gevoerde beleid is de renteafdekking. De swaps en swaptions leverden in 2013 een negatieve bijdrage aan het rendement op van 3,0% (2012: positief 1,3%), door de stijging van de rente. De bijdrage aan het rendement van de portefeuille zonder renteafdekking bedroeg derhalve 3,9% (2012: 9,6%). Zonder deze renteafdekking is het fonds niet beschermd tegen neerwaartse rentebewegingen. Het bestuur evalueert minimaal één maal per kwartaal het renterisico. Toeslagverlening Het bestuur streeft er naar om de pensioenrechten en de pensioenaanspraken aan te passen aan de algehele Consumenten Prijs Index (CPI) voor de deelnemers van PostNL N.V. en TNT Express N.V. Vanaf 1 januari 2013 is de toeslagverlening van de deelnemers van Postkantoren ook gekoppeld aan de CPI. Het bestuur heeft vanwege de financiële positie moeten besluiten om geen toeslag te verlenen per 1 januari Ondanks dat eind 2013 de positie verbeterd was ten opzichte van eind 2012 heeft het bestuur op basis van het beleid, waarbij uitgegaan is van de gemiddelde maandelijkse dekkingsgraad van april tot en met september van 2013, moeten besluiten om ook per 1 januari 2014 geen toeslag te verlenen. Dit besluit is het gevolg van een weloverwogen proces op basis van de geldende uitgangspunten, waarbij het bestuur zorgvuldig de belangen van alle deelnemersgroepen heeft afgewogen. Herstelplan Door het bestuur is de voorgeschreven jaarlijkse evaluatie van het geldende herstelplan uitgevoerd. Deze evaluatie heeft niet geleid tot bijstelling van de uitgangspunten van het geldende herstelplan. Op grond van de huidige situatie voorziet dit herstelplan in herstel binnen de daarvoor geldende termijnen. In 2014 ontvangen we een reactie van De Nederlandsche Bank (DNB) op de uitgevoerde evaluatie van het herstelplan. 7

8 Communicatie Het verzorgen van een goede communicatie met alle belanghebbenden is, juist in deze turbulente tijden, een belangrijke taak van het bestuur. Het eind 2012 in gang gezette nieuwe beleid om meer op doelgroep-niveau te communiceren en in toenemende mate digitaal te communiceren heeft geleid tot een betere waardering bij het in oktober 2013 uitgevoerde onderzoek onder actieve deelnemers. Iedere maand wordt op de website ( de actuele dekkingsgraad gepubliceerd. Ieder kwartaal is er uitgebreide informatie over de financiële situatie van het pensioenfonds te vinden. Verantwoordingsorgaan Er wordt een goede en actieve dialoog onderhouden met het verantwoordingsorgaan. Per kwartaal is er een bijeenkomst om het verantwoordingsorgaan te informeren over het reilen en zeilen van het pensioenfonds. Deze bijeenkomsten zijn door het bestuur als zeer nuttig ervaren en zullen ook in 2014 worden voorgezet. In augustus 2013 zijn de heren Visser en Van den Heuvel afgetreden en zijn de heren Dorrestijn en Verweij toegetreden. We zijn de afgetreden leden grote dank verschuldigd en wensen de nieuwe leden veel succes en wijsheid bij de uitoefening van hun taken. Het verantwoordingsorgaan heeft over 2013 het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur beoordeeld en heeft hierover een positief oordeel afgegeven. Bestuursmutaties In 2013 heeft er één mutatie in het bestuur plaatsgevonden, begin 2013 is de heer Van de Kieft als werkgeversvertegenwoordiger toegetreden op de eind 2012 ontstane vacante positie. Begin 2013 zijn de heren Spigt en Vollenbroek door verkiezingen onder de gepensioneerden als vertegenwoordigers gekozen. Tot het moment van voordracht aan en instemming door DNB zijn ze als toehoorder bij de bestuursvergaderingen aanwezig geweest. In het tweede kwartaal van 2014 zijn de heren Spigt en Vollenbroek ter toetsing bij DNB voorgedragen. Eind 2013 heeft het bestuur met leedwezen kennisgenomen van het overlijden van ons oud-bestuurslid, de heer Schalk. Het bestuur zal hem blijvend herinneren als een zeer gewaardeerd bestuurder. Nieuwe pensioenregeling & financiering per 1 januari 2014 Naar aanleiding van de voorstellen eind 2012 van de sociale partners betrokken bij het arbeidsvoorwaardenoverleg van PostNL N.V. tot aanpassing van de pensioenovereenkomst en de daarbij horende financiering en de bijstortverplichting, heeft het bestuur zich vanuit haar verantwoordelijkheid beraden op de financierbaarheid, uitvoerbaarheid en communiceerbaarheid van deze voorstellen. Tijdens diverse bijeenkomsten waarin ook de sociale partners zitting namen, is intensief overleg gevoerd. In die overleggen zijn de belangen van de drie partijen, waaronder het pensioenfonds (lees alle (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden), voortdurend door het bestuur afgewogen en is er overeenstemming bereikt met PostNL N.V. over de voorwaarden waaronder het pensioenfonds de nieuwe pensioenregeling kan uitvoeren voor PostNL N.V. Qua financiering is deze afwijkend van de bestaande pensioenregeling die mede wordt uitgevoerd voor TNT Express. In goed overleg met PostNL N.V. en TNT Express N.V. is besloten dat er een splitsing zal plaatsvinden, waarbij de TNT Express pensioenverzekerden worden afgesplitst en in een afzonderlijk pensioenfonds worden ondergebracht. Dit zal in het tweede kwartaal van 2014 geëffectueerd worden. De pensioenregeling voor de pensioenverzekerden van TNT Express is per 1 januari 2014 aangepast aan de wettelijke vereisten. 8

9 Toekomstverwachting Naast de hierboven vermelde afsplitsing van TNT Express zal 2014 naar aanleiding van diverse externe ontwikkelingen waaronder de wet Versterking bestuur pensioenfondsen, fiscale kaders (Witteveen) en het nieuwe FTK, bestuurlijk gezien met name in het teken staan van anticiperen op deze ontwikkelingen. Voor een nadere uiteenzetting van deze onderwerpen wordt verwezen naar paragraaf 5.5 en hoofdstuk 8. Ook in 2014 zal het bestuur zich maximaal inspannen om ervoor te zorgen een zo goed mogelijk pensioen te bieden, met beheersing van de risico s. Graag nodig ik u namens het bestuur uit tot het lezen van dit jaarverslag. Groningen, 22 april 2014 P. van Gameren RA 9

10 2. Algemene informatie 2.1 Juridische structuur Stichting Pensioenfonds PostNL, statutair gevestigd te Groningen, is opgericht op 1 januari Het pensioenfonds is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer Stichting Pensioenfonds PostNL is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregeling uit voor het personeel van PostNL N.V. en TNT Express N.V. en door het bestuur toegelaten, aan deze vennootschappen gelieerde, ondernemingen. Het pensioenfonds kent een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling. De premie voor deze regeling wordt ingebracht door de werkgevers. Onderdeel van deze premie is een werknemersdeel, dat ingehouden wordt door de werkgever en tot stand komt aan de cao-tafel. Deelnemers aan de pensioenregeling zijn alle werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao s van de werkgevers PostNL N.V. en TNT Express N.V., met uitzondering van werknemers die vallen onder de cao-zaterdagbestellers of de caopostbezorgers. Daarnaast is er voor deelnemers met wie een persoonlijke arbeidsovereenkomst (PAO) is gesloten en die in dienst getreden zijn op of na 1 januari 2007, een andere pensioenregeling van toepassing. Voor het gedeelte van het salaris tot het niveau van schaal 13 van de cao (de beschikbare-premieregelingsgrens) geldt voor deze deelnemers de pensioenregeling voor cao-personeel. Voor zover het gedeelte van het salaris uitstijgt boven de beschikbare-premieregelingsgrens geldt een beschikbarepremieregeling op basis van een leeftijdsafhankelijke premiestaffel. Ultimo boekjaar had het pensioenfonds 101 duizend (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden met een belegd vermogen van circa miljoen. 2.2 Missie, visie en doelstellingen In de missie is beschreven waarvoor het fonds staat, wat de bestaansgrond is en welke waarden en identiteit het fonds kenmerken. De missie van het pensioenfonds is als volgt geformuleerd: Het pensioenfonds draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen voor deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. Het fonds streeft hierbij een ambitieniveau en verwachtingsniveau van deelnemers na die in lijn ligt met een realistische inschatting van de financiële mogelijkheden en in overeenstemming is met de uit te voeren pensioenovereenkomst. Hierbij let het fonds op een evenwichtige belangenbehartiging en een toekomstbestendige pensioenovereenkomst. Daarnaast streeft het fonds naar kostenefficiëntie in de uitvoering in zoverre dat dit ten goede komt aan een goede uitvoering van de in de pensioenovereenkomst gedefinieerde pensioenregelingen. In de visie wordt beschreven waarvoor het fonds gaat, welke zienswijze, welk toekomstbeeld ten grondslag ligt aan het handelen van het fonds. De visie van het pensioenfonds is als volgt geformuleerd: Het fonds speelt actief in op de veranderingen die zich afspelen in de pensioensector ten aanzien van financiering, onzekerheid omtrent het pensioenresultaat en de intergenerationele verschuivingen, om aan de verwachtingen van de stakeholders te voldoen. Volgens het fonds is daarom een vergroting van de betrokkenheid van de stakeholders een noodzakelijke voorwaarde voor het goed beheersen van de verwachting van de stakeholders. 10

11 Het fonds hanteert daarvoor een degelijk en solide financieel- en uitvoeringsbeleid om daarmee nu en in de toekomst binnen haar beschikbare middelen de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken in lijn met de afgesproken toeslagambitie uit de pensioenovereenkomst te laten ontwikkelen en tijdig uit te keren. Het streven naar het nakomen van het halen van de afgesproken toeslagambitie staat hierbij voorop. Op basis van de missie en de visie heeft het bestuur van het pensioenfonds de strategische doelstellingen bepaald. Deze strategische doelstellingen zijn als volgt verwoord: de doelstelling van Stichting Pensioenfonds PostNL is om binnen de grenzen van haar middelen op korte- en lange termijn nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten te verstrekken. Hierbij wordt er naar gestreefd om de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken te laten ontwikkelen conform de afgesproken toeslagambitie zoals opgenomen in de pensioenovereenkomst. Daarnaast draagt het pensioenfonds zorg voor een duidelijke en klantgerichte communicatie met alle belanghebbenden. 11

12 3. Financiële positie en beleid in Financiële positie Algemeen Een maatstaf om de financiële positie van een pensioenfonds te bepalen is de dekkingsgraad. De dekkingsgraad is de procentuele verhouding tussen de bezittingen, verlaagd met overige schulden en de voorziening pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. Ontwikkeling dekkingsgraad De dekkingsgraad kan wijzigen door diverse factoren, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar wordt hieronder weergegeven. Daarbij is per factor het procentuele effect op de dekkingsgraad bepaald. (in %) Dekkingsgraad 1 januari 102,5% 99,7% Premie 2,8% 2,5% Uitkering 0,1% 0,0% Toeslagverlening 0,0% 0,0% Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) 4,4% 5,5% Renteafdekking -/- 4,0% 3,5% Wijzigingen in de rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen 3,0% -/- 9,5% Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen 0,0% 2,5% Aanpassing levensverwachting 2,4% -/- 1,1% Overige oorzaken 0,5% -/- 0,6% Dekkingsgraad 31 december 111,7% 102,5% In 2013 zijn de volgende effecten op de dekkingsgraad te onderscheiden: Premie De sociale partners van PostNL N.V. zijn per 1 januari 2014 een gewijzigd systeem voor aanvullende dotaties overeengekomen. Per 31 december 2013 is PostNL N.V. een onvoorwaardelijke verplichting van 150,0 miljoen aan het pensioenfonds verschuldigd. Deze verplichting is alleen bestemd voor de populatie van PostNL N.V. In de feitelijke premie is de verplichting van 150,0 miljoen opgenomen. Dit heeft een positieve impact op de dekkingsgraad van 2,4%-punt. De toezegging is eenmalig en heeft tot doel de financiële positie van het pensioenfonds te verbeteren, maar mag vooralsnog niet worden gebruikt voor het verlenen van toeslagen. De reguliere premiebetalingen in 2013 voor pensioenopbouw vallen 32,4 miljoen hoger uit dan de premie die nodig is voor pensioenopbouw. Dit is inclusief 17,3 miljoen premie als gevolg van de afslag van 0,5%-punt op de RTS. Deze premie is bestemd voor herstel van een dekkings- en/of reservetekort, of kan worden aangewend voor toeslagverlening bij voldoende solvabiliteit. 12

13 Uitkering De dekkingsgraad schommelde gedurende het jaar rond de 100,0%. Aan het begin van het jaar lag de dekkingsgraad licht boven de 100,0%. Bij elke euro uitkering valt in een dergelijke situatie een bijdrage uit het eigen vermogen vrij, hetgeen een klein positief resultaat sorteert op de dekkingsgraad. Zodra de dekkingsgraad onder de 100,0% ligt, geldt de omgekeerde redenering. Toeslagverlening Het bestuur heeft vanwege de financiële positie gedurende april 2013 tot en met september 2013 moeten besluiten om in 2014 geen toeslagen te verlenen. Gedurende april 2012 tot en met september 2012 was de financiële positie niet toereikend, zodat ook in 2013 geen toeslagen verleend zijn. In subparagraaf wordt hier nader op ingegaan. Beleggingsrendementen (exclusief renteafdekking) Het rendement op de beleggingen, exclusief de renteafdekking draagt in 2013 positief bij aan de dekkingsgraad. In hoofdstuk 4 Beleggingen wordt dit nader toegelicht. Renteafdekking Door een stijging van de marktrentes in 2013 heeft de renteafdekking geresulteerd in een negatieve bijdrage aan de dekkingsgraad. In hoofdstuk 4 (Beleggingen) wordt hier nader op ingegaan. Wijzigingen in de rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen De RTS ultimo 2013 ligt over de hele linie boven de RTS ultimo Wanneer beide curves worden uitgedrukt in één gemiddeld rentepercentage is de rente in 2013 met circa 0,3% gestegen wat leidt tot een aanzienlijke daling van de voorziening en dus tot een positief resultaat. Aanpassing levensverwachting In 2013 heeft een sterfteonderzoek plaatsgevonden. In het door Aon Hewitt uitgevoerde onderzoek is rekening gehouden met sociaal economische status van de deelnemers aan het pensioenfonds. De uitkomsten van het onderzoek zijn door het bestuur beoordeeld en geaccepteerd. Gevolg is dat de levensverwachting van deelnemers aan het pensioenfonds in 2013 naar beneden is bijgesteld. De dekkingsgraad is hierdoor met 2,4%-punt toegenomen. Overige oorzaken Dit zijn overige actuariële resultaten die ontstaan doordat de feitelijke uitkomsten afwijken van datgeen actuarieel verondersteld is. Deze resultaten zijn niet toe te wijzen aan één van de eerder genoemde categorieën. Ontwikkelingen herstelplan In oktober 2008 is de dekkingsgraad gedaald tot onder dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. Als gevolg hiervan heeft het bestuur op 31 maart 2009 bij DNB een korte- en langetermijnherstelplan ingediend. DNB heeft medio juli 2009 ingestemd met het ingediende herstelplan. Eind maart 2010 was de dekkingsgraad van het pensioenfonds voor het derde opeenvolgende kwartaal gestegen tot boven de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen. Hiermee was het pensioenfonds uit een situatie van onderdekking.eind mei 2010 daalde de dekkingsgraad opnieuw tot onder de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist vermogen. In combinatie met de gewijzigde premiesystematiek en beleggingsbeleid leidde dit tot de verplichting om een aangepast herstelplan in te dienen. Het geldende herstelplan is op 17 januari 2011 goedgekeurd door DNB. 13

14 De belangrijkste kenmerken van het geldende herstelplan zijn: de premie wordt vastgesteld op basis van de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur minus 0,5%-punt; er is sprake van een aanvullende vermogensdotatie; zolang de dekkingsgraad zich niet boven de 105% bevindt, worden geen toeslagen toegekend. Indien de dekkingsgraad zich bevindt tussen 105% en het vereist eigen vermogen, kan er na een bestuursbesluit lineair een toeslag worden toegekend uitgaande van 0% bij een dekkingsgraad van 105% en overeenkomstig het ambitieniveau van 80% (100% voor pensioengerechtigden en gewezen deelnemers die inactief geworden zijn voor 1 januari 2006) bij het vereist eigen vermogen; het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode is zodanig dat geen toename van het fondsrisico plaatsvindt. De ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van verwachte dekkingsgraad zoals opgenomen in de evaluatie van het herstelplan, die begin 2013 is uitgevoerd, wordt hieronder weergegeven. (in %) Verwacht 2013 Werkelijk 2013 Dekkingsgraad per 1 januari 102,5% 102,5% Premie 0,9% 2,8% Sturingsmiddelen Toeslagverlening 0,0% 0,0% Korting 0,0% 0,0% Beleggingen 5,5% 0,4% Rentetermijnstructuur 0,0% 3,0% Langleven 0,0% 2,4% Overige 0,4% 0,6% Dekkingsgraad per 31 december 109,3% 111,7% Vereiste dekkingsgraad 112,8% 115,2% Financiële positie De werkelijke dekkingsgraad van 111,7% is lager dan de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen van 115,2%. Daarmee is er ultimo 2013 sprake van een reservetekort. De werkelijke dekkingsgraad is ultimo 2013 hoger dan de in het herstelplan verwachte dekkingsgraad voor ultimo 2013 van 109,3%. De jaarlijkse evaluatie van het geldende herstelplan heeft niet geleid tot bijstelling van de uitgangspunten van het geldende herstelplan. 14

15 3.2 Beleid Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van beleggingen, financiering en toeslagen om de risico s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden evenwichtig afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling zoals die overeengekomen is door de cao-partijen. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur. In de volgende subparagrafen wordt nader ingegaan op het financieringsbeleid, het toeslagbeleid, het beleggingsbeleid, integraal risicomanagement en de onderlinge samenhang Financieringsbeleid Financieringsbeleid in 2013 Voor het premie- en toeslagbeleid is een aantal vermogensposities van belang. De volgende grenzen (nominale dekkingsgraden) worden onderscheiden: Minimaal vereist eigen vermogen: het minimaal vereist eigen vermogen is de ondergrens van het vereist eigen vermogen. Indien het pensioenfonds niet over het minimaal vereist vermogen beschikt, is sprake van een dekkingstekort. In 2013 is de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen 104,1% van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (2012: 104,1%). Vereist eigen vermogen: het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat binnen een jaar het eigen vermogen na één jaar negatief wordt. Indien het pensioenfonds niet over het vereist 15

16 eigen vermogen beschikt, is sprake van een reservetekort. Ultimo 2013 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 115,2% (2012: 112,8%). Gewenst eigen vermogen: het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie op de lange termijn na te kunnen komen. Ultimo 2013 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het gewenst eigen vermogen 141,5% (2012: 149,0%). Als het eigen vermogen beneden het minimaal vereist eigen vermogen komt, zijn de werkgevers PostNL N.V. en TNT Express N.V. gehouden tot het storten van een aanvullende vermogensdotatie. Dit is overeengekomen in de Uitvoeringsovereenkomsten tussen het pensioenfonds en de werkgevers. Het pensioenfonds kan in deze situatie geen toeslagen verlenen. Een tekort waarbij het eigen vermogen ligt tussen het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen leidt tot een gedeeltelijke toeslagverlening (afhankelijk van een bestuursbesluit). Als het eigen vermogen boven het gewenst eigen vermogen komt, kan dit leiden tot premiekorting en een restitutie aan de werkgevers PostNL N.V. en TNT Express N.V, nadat eventuele niet verleende toeslagen uit eerdere jaren alsnog zijn toegekend. Volgens de Uitvoeringsovereenkomst zal het pensioenfonds in het geval van een dekkingstekort, conform de bepalingen uit de ABTN een aanvullende vermogensdotatie vaststellen. In geval van een dekkingstekort zijn de werkgevers per kwartaal een aanvullende vermogensdotatie verschuldigd waarmee in een periode van maximaal 12 kwartalen het dekkingstekort is opgeheven, een en ander met inachtneming van het bepaalde in de ABTN. Kostendekkende premie Volgens het financieel toetsingskader (FTK) moet de kostendekkende premie uit een aantal onderdelen bestaan. De actuariële premie bestaat uit de volgende onderdelen: actuariële premie pensioenopbouw inclusief risicopremies; solvabiliteitsopslag; opslag voor uitvoeringskosten; opslag voor toeslagverlening en reservetekort. Over de actuariële premie wordt, ter dekking van toekomstige administratiekosten en excassokosten, een opslag van 2% respectievelijk 1% opgenomen. De opslag voor toeslagverlening en een eventueel reservetekort ligt in de 0,5%-punt verlaging van de rentetermijnstructuur waarmee de actuariële premie wordt berekend. Grensbedragen In 2013 gelden de volgende inkomensgrenzen waarover geen pensioen wordt opgebouwd (franchise): PostNL N.V. en TNT Express N.V.: voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950: franchise van (2012: ); voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950: franchise van (2012: ). Postkantoren: voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950: franchise van (2012: ); voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950: franchise van (2012: ). 16

17 Wijzigingen financieringsbeleid per 1 januari 2014 Financiering door PostNL N.V. De sociale partners van PostNL N.V. zijn per 1 januari 2014 een gewijzigd systeem voor aanvullende dotaties overeengekomen. Per 31 december 2013 is PostNL N.V. een onvoorwaardelijke verplichting van 150,0 miljoen aan het pensioenfonds verschuldigd. Deze verplichting is alleen bestemd voor de populatie van PostNL N.V. De betaling vangt aan op het moment dat de PostNL N.V. dividenduitkeringen hervat, maar in ieder geval op 31 december 2023 en vindt plaats in een periode van 5 jaar in jaarlijkse gelijke termijnen. PostNL N.V. is rente verschuldigd over de onvoorwaardelijke aanvullende dotatie. Daarnaast is PostNL N.V. ter voorkoming van korting in de periode van 2014 tot en met 2018 een voorwaardelijke extra bijdrage van maximaal 300,0 miljoen verschuldigd. De totale en maximale extra bijdrage van de werkgevers per kalenderjaar is gelijk aan het laagste van de volgende twee bedragen: het bedrag dat nodig is om de dekkingsgraad van het pensioenfonds te verhogen tot de op dat moment geldende kritische dekkingsgraad (de kritische dekkingsgraad is de dekkingsgraad waarbij naar verwachting zonder aanvullende dotaties door de werkgevers of het korten van rechten binnen de resterende looptijd voor het kortetermijnherstelplan nog herstel optreedt tot de (minimaal) vereiste dekkingsgraad); een bedrag ter grootte van 1,25% van de voorziening pensioenverplichtingen van het pensioenfonds per het betrokken kalenderjaareinde. Vanaf 1 januari 2014 geldt verder dat de gedempte kostendekkende premie wordt gebaseerd op het 60 maands voortschrijdend gemiddelde van de door DNB gepubliceerde RTS met ultimate forward rate (UFR). Deze premie wordt op individuele basis berekend. Afhankelijk van de dekkingsgraad van het pensioenfonds per het einde van het voorafgaande kalenderjaar is PostNL N.V. gedurende het kalenderjaar en uitsluitend gedurende de looptijd van de uitvoeringsovereenkomst maandelijks een aanvullende premie verschuldigd aan het pensioenfonds. De hoogte van de aanvullende premie in euro s is een percentage van de verschuldigde gedempte kostendekkende premie in enige maand (inclusief solvabiliteitstoeslag) volgens onderstaande tabel: Dekkingsgraad Aanvullende premie als percentage van de gedempte premie < 120,0% 10,0% > 120,0% < 130,0% 5,0% > 130,0% 0,0% Financiering door TNT Express N.V. De financiering door TNT Express N.V. wijzigt in 2014 niet Toeslagbeleid De hoogte van de toeslagen van de aanspraken voor actieve-, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van worden jaarlijks op 1 januari aangepast met het percentage waarmee het ConsumentenPrijsIndex (CPI) voor alle huishoudens (afgeleid) over de maand november van het jaar en van de maand november van het daaraan voorafgaande jaar is gewijzigd. Dit aanpassingspercentage wordt door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd. De jaarlijkse toeslagverlening is gemaximeerd op 4%. 17

18 Voor de ambitieniveaus geldt het volgende: - actieven en inactieven die vanaf inactief zijn geworden: 80% ambitie; - inactieven die vóór inactief zijn geworden: 100% ambitie. Voor de gehanteerde maatstaf geldt dat de CPI wordt nagestreefd. In de volgende tabellen zijn de volledige toeslagverlening, de toegekende toeslagverlening, het verschil en de totale toeslagverleningsachterstanden weergegeven: PostNL N.V. en TNT Express N.V: Actieven en pensioengerechtigden/gewezen deelnemers die inactief geworden zijn op en na 1 januari 2006 (toeslagambitieniveau van 80%) Jaar Volledige toeslagverlening Toegekende toeslagen Verschil Cumulatief verschil ,56% 0,14% 0,42% 0,42% 2011* 1,09% 0,00% 1,09% 1,51% ,87% 0,00% 1,87% 3,41% ,50% 0,00% 1,50% 4,96% ,67% 0,00% 0,67% 5,65% Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers die inactief geworden zijn voor 1 januari 2006 (toeslagambitieniveau van 100%) Jaar Volledige toeslagverlening Toegekende toeslagen Verschil Cumulatief verschil ,70% 0,17% 0,53% 0,53% 2011* 1,36% 0,00% 1,36% 1,90% ,33% 0,00% 2,33% 4,28% ,87% 0,00% 1,87% 6,23% ,83% 0,00% 0,83% 7,11% * Met ingang van 1 januari 2011 is de toeslag gebaseerd op de CPI. Postkantoren: Actieven en pensioengerechtigden/gewezen deelnemers die inactief geworden zijn op en na 1 januari 2006 (toeslagambitieniveau van 80%) Jaar Volledige toeslagverlening Toegekende toeslagen Verschil Cumulatief verschil 2009** 0,80% 0,00% 0,80% 0,80% ,88% 0,21% 0,67% 1,48% ,96% 0,00% 0,96% 2,45% 2012** 1,60% 0,00% 1,60% 4,09% 2013*** 1,50% 0,00% 1,50% 5,64% ,67% 0,00% 0,67% 6,35% Pensioengerechtigden en gewezen deelnemers die inactief geworden zijn voor 1 januari 2006 (toeslagambitieniveau van 100%) Jaar Volledige toeslagverlening Toegekende toeslagen Verschil Cumulatief verschil 2009** 1,00% 0,00% 1,00% 1,00% ,10% 0,27% 0,83% 1,84% ,20% 0,00% 1,20% 3,06% 2012** 2,00% 0,00% 2,00% 5,12% 2013*** 1,87% 0,00% 1,87% 7,08% ,83% 0,00% 0,83% 7,98% ** De algemene salarisaanpassingen vanuit de cao van Postkantoren hebben in 2009 en 2012 een ingangsdatum van 1 april in plaats van 1 januari. *** Met ingang van 1 januari 2013 is de toeslag gebaseerd op de CPI. 18

19 Of toeslagen worden toegekend, is afhankelijk van de financiële positie van het pensioenfonds gedurende april tot en met september van voorgaand jaar, de CPI en het bestuursbesluit. Dit besluit is het gevolg van een weloverwogen proces op basis van de geldende uitgangspunten, waarbij het bestuur zorgvuldig de belangen van alle deelnemersgroepen heeft afgewogen. Als de middelen van het fonds naar het oordeel van het bestuur het toelaten, kan worden overgegaan tot het verlenen van toeslagen. Het betreft voorwaardelijke toeslagen. Dit betekent dat er geen recht op toeslagen is en het ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagen verleend zullen worden. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagen. Het toeslagbeleid is met ingang van 1 januari 2014 voor de populatie van PostNL N.V. gewijzigd. In de paragraaf Pensioenregeling is dit verder toegelicht Beleggingsbeleid Strategisch beleggingsbeleid Het bestuur bepaalt het beleggingsbeleid van het pensioenfonds op basis van de doelstellingen van het pensioenfonds. Om de doelstelling van het fonds te bereiken wordt op zo n manier belegd dat een optimaal rendement wordt behaald tegen aanvaardbare risico s. Het strategisch beleggingsbeleid geldt in principe voor langere tijd, maar het bestuur evalueert jaarlijks het beleid met behulp van de inzichten uit de jaarlijkse ALMstudie. Deze studie gaat in op het beheer van verplichtingen en beleggingen en integreert de drie belangrijkste beleidsterreinen van het pensioenfonds: het toeslag-, premie- en beleggingsbeleid. De ALM-studie is een belangrijk hulpmiddel bij het vaststellen van het strategisch beleggingsbeleid, omdat het inzicht geeft in de rendements- en risicokarakteristieken van beleidskeuzes. In 2013 is besloten om in verband met de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2014 en de splitsing van het pensioenfonds in een deel voor PostNL en een deel voor TNT Express, de ALM studie en de besluitvorming over het strategisch beleggingsbeleid door te schuiven naar het tweede kwartaal van De volgende tabel geeft de strategische beleggingsportefeuille weer, waarbij de strategische portefeuille voor 2013 is weergegeven. In de tweede kolom staan de werkelijke gewichten per beleggingscategorie weergegeven. De werkelijke gewichten wijken gedurende het jaar af van de strategische gewichten door koersontwikkelingen. Strategische gewichten beleggingsportefeuille (%) Beleggingscategorie Strategisch gewicht 2013 Werkelijk exposure per eind 2013 Aandelen 11,0% 12,4% Vastrentende waarden 62,0%-A-S 53,2% Inflatie gerelateerde obligaties 12,0% 9,7% Vastgoed 10,0% 7,6% Alternatieve beleggingen 5,0% 3,8% Aandelenopties (aangeduid als A)* A 9,3% Renteswaptions (aangeduid als S)* S 3,7% Liquide middelen 0,0% 0,3% Totaal 100,0% 100,0% * De gewichten A en S zijn variabel. De gewichten zoals opgenomen in deze tabel zijn de exposures inclusief de futures, asset swaps en eventuele kasgelden die voor de betreffende beleggingscategorie van toepassing zijn. Deze futures, asset swaps en kasgelden worden in de jaarrekening niet bij de afzonderlijke beleggingscategorieën opgenomen. Dit komt overeen met de grondslagen van de jaarrekening. 19

20 Beleggingsaanpak Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is een mengvorm van passief en actief beheer. In eerste instantie kiest het pensioenfonds hierbij voor een kostenefficiënte passieve strategie. Het pensioenfonds voert alleen een actieve strategie voor beleggingscategorieën waarvoor de verwachting bestaat dat, rekening houdend met de extra kosten en risico s van een actieve strategie, een extra rendement ten opzichte van de benchmark kan worden behaald. Het beheer van de fysieke beleggingen vindt plaats volgens het multi-manager principe. Dit houdt dit in dat verschillende managers geselecteerd worden per beleggingscategorie, ieder met hun eigen beleggingsstijl. Dit leidt tot een grotere kans op een consistent hoger rendement dan de benchmark. Er is sprake van een intensief selectieproces. Op het moment dat een vermogensbeheerder niet meer aan vooraf gestelde criteria voldoet, kan dit leiden tot ontslag. Voor de passief beheerde portefeuilles, waarbij de benchmark wordt gevolgd, wordt vanwege kostenoverwegingen in principe gebruik gemaakt van één manager. 3.3 Integraal risicomanagement Integraal risicomanagement (IRM) is het proces waarmee richting wordt gegeven aan de risicobeheersing en dit geldt als basis voor het besluitvormingsproces van het fondsbestuur. Voor het geheel van de risico s waar een pensioenfonds mee te maken krijgt (financieel en niet-financieel), wordt continu een cyclus doorlopen bestaande uit het opstellen van de risicostrategie, het identificeren van de risico s, de risicobeheersing en de monitoring en terugkoppeling met betrekking tot de beheersing van deze risico s. FOCUS! FOCUS! is de door DNB gehanteerde toezichtaanpak bij het prudentieel toezicht op financiële instellingen. Onderdeel hiervan is de risicoanalyse methode Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode (FIRM). Het risicoprofiel van de instellingen wordt op gestructureerde wijze in kaart gebracht en vastgelegd. Hierdoor wordt een zinvolle 20

21 onderlinge vergelijking mogelijk, die weer de basis vormt voor de planning van werkzaamheden met betrekking tot het toezicht van DNB en voor mogelijke interventie bij instellingen. IRM pensioenfonds Bij het integraal risicomanagement maakt het pensioenfonds gebruik van de FIRM methodiek. Hierbij worden alle risico s geïdentificeerd. Tevens worden de mogelijke beheersmaatregelen in kaart gebracht. Met behulp van deze analyse wordt het risicoprofiel van het pensioenfonds op een gestructureerde wijze in kaart gebracht en vastgesteld. De FIRM-analyse wordt periodiek door het bestuur opnieuw uitgevoerd en geëvalueerd. De risico identificatie en beheersmaatregelen worden opgenomen in een Handboek Integraal risicomanagement. Risicocategorieën Binnen FIRM worden de volgende risicocategorieën en beheersingscategorieën onderscheiden: Financiële risico s Risicocategorieën Niet-financiële risico s Beheersingscategorieën Matching- / renterisico Omgevingsrisico Risicospecifieke beheersing Marktrisico Operationeel risico Organisatie Kredietrisico Uitbestedingsrisico Management Verzekeringstechnisch risico IT-risico Solvabiliteitsbeheer Integriteitsrisico Juridisch risico Liquiditeitsbeheer Risicoanalyse Op basis van de risicoanalyse heeft het bestuur geconstateerd dat vooral de financiële risico s (te weten het matching-/renterisico, marktrisico en het verzekeringstechnisch risico) na het inzetten van beheersmaatregelen relatief hoge overblijvende netto-risico s hebben. De matching/rente- en marktrisico s worden dagelijks gemonitord en minimaal maandelijks aan het bestuur gerapporteerd. Het bestuur bespreekt en evalueert deze risico s minimaal per kwartaal en vaker als daar op basis van de dagelijkse monitoring aanleiding voor is. Vanwege de lage renteniveaus heeft het fonds ten behoeve van het afdekken van het renterisico swaptions als rente-instrument ingezet. Om het marktrisico op aandelen te beperken worden call opties ingezet. Voor zowel de call opties als de swaptions heeft het bestuur een doorrolbeleid vastgesteld in het kader van de te nemen beheersmaatregelen. Het verzekeringstechnisch risico betreft voornamelijk het langlevenrisico en de wijziging van de populatie. Het bestuur heeft in 2013 besloten de Prognosetafel AG te hanteren en de ervaringscurve te actualiseren. Het pensioenfonds heeft in het kader van de afsplitsing van TNT N.V. in PostNL N.V. en TNT Express N.V. door middel van het opstellen van een vaststellingsovereenkomst tussen het fonds en beide werkgevers bedongen dat er sprake is van een kruislingse garantstelling. Hiermee heeft het bestuur beheersmaatregelen genomen om het omgevingsrisico en het juridisch risico van het pensioenfonds te verkleinen. 21

22 Risicobeheer Het bestuur heeft zijn financiële risicobeleid verwoord in de Actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de financiële en niet-financiële risico s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico s. Financiële risico s Matching-/renterisico Het renterisico is het risico dat de waarde van de beleggingen en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. Dit is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. De renteafdekking vindt plaats via een combinatie van de portefeuille vastrentende waarden en renteswaps en via opties op renteswaps (swaptions). De renteafdekking op basis van de onderliggende waarde van de swaptions is vastgesteld op 80%. Hiermee is de dekkingsgraad in belangrijke mate beschermd tegen een grote rentedaling, terwijl de dekkingsgraad kan profiteren van een rentestijging. Het gebruik van swaptions maakt de effectieve renteafdekking onder andere afhankelijk van de (toekomstige) renteniveaus. Bij een rentedaling neemt de renteafdekking toe, bij een rentestijging neemt deze af. De effectieve mate van renteafdekking staat hierdoor niet op voorhand vast. In het hoofdstuk Beleggingen wordt nader ingegaan op het (afdekken van het) renterisico. Marktrisico Het marktrisico bestaat onder andere uit het inflatierisico, het valutarisico, het prijs(koers)risico, het concentratierisico en het liquiditeitsrisico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van deze risico s is geïntegreerd in het beleggingsproces. Inflatierisico Om de gevolgen van een stijgende inflatie op de beleggingen van het pensioenfonds te beperken, belegt het pensioenfonds een deel van de portefeuille vastrentende waarden in inflatiegerelateerde obligaties. Ook bij de keuze van instrumenten voor het afdekken van het renterisico wordt rekening gehouden met het inflatierisico. Met het gebruik van opties op renteswaps neemt de renteafdekking af als de rente stijgt als gevolg van bijvoorbeeld de stijging van de (verwachte) inflatie. Valutarisico Door wisselkoersveranderingen loopt het pensioenfonds het risico dat beleggingen minder waard worden. Om dit risico te beperken dekt het pensioenfonds gedeeltelijk de valuta s af. - De beleggingen in vastrentende waarden luiden hoofdzakelijk in euro (of dat de valutarisico s voor het grootste gedeelte worden afgedekt). Voor emerging market debt kan maximaal 20% belegd worden in lokale valuta. De inflatie gerelateerde obligaties zijn in euro s belegd. - Binnen de categorie aandelen wordt het valutarisico op basis van de benchmarkgewichten van de Amerikaanse dollar, het Britse pond en Japanse yen met valutatermijncontracten afgedekt naar euro. - Bij onroerend goed worden de beleggingen die niet de euro als rapportagevaluta hebben afgedekt naar euro - Bij grondstoffen worden de valutarisico s afgedekt. - Er is geen sprake van valutarisico bij de aandelenopties omdat de valuta s van de onderliggende aandelenportefeuille wordt afgedekt ( quanto opties). 22

23 Prijs(koers)risico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen waardeveranderingen plaatsvinden. Dit wordt veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op actuele waarde waarbij waardeveranderingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Daarnaast wordt het risico van dalende aandelenkoersen beperkt door een aandelenoptiestrategie. Het aandelenrisico van de ontwikkelde markten wordt gedeeltelijk afgedekt door middel van aandelen call spread opties in combinatie met een portefeuille euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid. Met deze optiestrategie is de dekkingsgraad beschermd tegen extreme marktomstandigheden. Er wordt wel gedeeltelijk geprofiteerd van koersstijgingen, maar het risico van koersdalingen is beperkt. De call spread optie strategie bestaat uit gekochte callopties en geschreven callopties. Door het gebruik van callopties is de effectieve aandelenexposure afhankelijk van de aandelenontwikkeling. De effectieve exposure neemt toe als de aandelenkoersen stijgen en de exposure neemt af als de aandelenkoersen dalen. Daarnaast worden door de call spread op een hoger marktniveau callopties verkocht, waardoor de mogelijke winst op aandelen (-opties) is gemaximeerd in de toekomst. Het verlies op de callopties is maximaal de omvang van de optiepremie. In hoofdstuk 4 Beleggingen wordt nader ingegaan op het (afdekken van het) aandelenrisico. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Dit risico wordt beheerst door in het beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor liquiditeitsposities, rekening houdend met directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Kredietrisico Kredietrisico is het risico op financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan (premie)vorderingen op de werkgever, partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito s worden geplaatst en marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico s is het settlementrisico. Dit houdt het risico in dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan, niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen kan lijden. Beheersing van het kredietrisico vindt plaats door het stellen van kredietwaardigheidseisen aan de tegenpartijen waarmee transacties kunnen worden gedaan. Daarnaast worden limieten gesteld aan tegenpartijen en het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij renteswaps en het uitlenen van effecten ( securities lending ). Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds alleen gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten, zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. 23

24 Verzekeringstechnische risico s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico s zijn de risico s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen mogelijk niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van AG-prognosetafel met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk eerder dan verwacht een nabestaandenpensioen moet toekennen, waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds meer voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen dan was verwacht. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Niet-financiële risico s Naast financiële risico s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico s kunnen uiteindelijk ook een financiële invloed hebben. De belangrijkste niet-financiële risico s zijn het operationeel risico en het uitbestedingsrisico. Operationeel risico en uitbestedingsrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering aan het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein. Dit heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het operationeel- en uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd en geborgd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitbestedingsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitbestede werkzaamheden vindt door de SLA commissie plaats op basis van de periodieke rapportages van TKP en TKPI over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van TKP en TKPI ISAE 3402 type II-rapportages. Deze zogenoemde assurance-rapportages, die het pensioenfonds jaarlijks van TKP en TKPI ontvangt, zijn een kwaliteitsstempel van de interne beheersing en de dienstverlening. Deze assurance-rapportages geven zekerheid over de opzet, het bestaan en de werking van de optimaal beheerste administratieve 24

25 organisaties. Het rapport dekt de processen voor de uitvoering van pensioenregelingen op gedetailleerde wijze. De SLA commissie zorgt voor beoordeling van de rapportages. PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. (PwC) certificeert de ISAE 3402-rapportages. Door PwC is verklaard dat in de periode vanaf 1 januari 2013 tot en met 31 december 2013 de beheersmaatregelen voldoende effectief hebben gefunctioneerd. Het bestuur is zich bewust van de risico s die het pensioenfonds loopt en besteedt veel aandacht aan risicobeleid en -beheersing. Zo zijn de in de SLA van 2013 opgenomen processen en activiteiten vergeleken met de in de ISAE 3402-rapportages over 2012 opgenomen processen en activiteiten. De verschillen zijn uitgebreid geanalyseerd. Zonodig is een activiteit of proces in de scope gebracht van de ISAE 3402-rapportages of is de SLA uitgebreid met afspraken over verbeteringen. Deze verschillenanalyse zal ook in 2014, waarbij de ISAE 3402-rapportages over 2013 worden vergeleken met de SLA s van 2014, door de SLA commissie worden uitgevoerd. Voor een nadere toelichting op de risico s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf van de jaarrekening (paragraaf ). 25

26 4. Beleggingen 4.1 Marktontwikkelingen Het beleid van centrale banken bepaalde in het verslagjaar voor een groot deel de stemming op de financiële markten. De Europese Centrale Bank (ECB) hield de rente laag en maakte het mogelijk dat banken goedkoop geld konden lenen. Hiermee hoopte de ECB dat de economische groei weer op gang kwam. Daarnaast sprak de ECB uit dat zij ongelimiteerd schuldpapier zou opkopen van Zuidelijke eurolanden indien zij om steun zouden vragen. Deze strategie leek dit jaar goed te werken. De risicopremies op staatsobligaties van de Zuidelijke eurolanden daalden aanzienlijk. Ook de Amerikaanse centrale bank, de Fed, beïnvloedde het gedrag van beleggers. De Fed had de liquiditeit enorm vergroot door maandelijks grote bedragen te beleggen in Amerikaanse staatsobligaties en hypotheekleningen. Vanaf het tweede kwartaal werd verwacht dat de Fed zou starten met de afbouw ( tapering ) van deze monetaire verruiming. Ondanks het positieve signaal dat hiervan uit zou moeten gaan, reageerden beleggers negatief. Het bleef voor een groot deel van het jaar onduidelijk in hoeverre de Fed daadwerkelijk over zou gaan tot het matigen van de monetaire stimulering. In december besloot de Fed om in januari 2014 te beginnen met de afbouw van het steunbeleid. Economische cijfers verbeterden gedurende het jaar en duidden op het aantrekken van de groei in grote delen van de wereld. Wel waren onderlinge verschillen groot. Zo bleef Europa achter ten opzichte van de Verenigde Staten, vooral door de negatieve effecten van bezuinigingen op de economische groei. Vanaf de tweede helft van het jaar verbeterden ook in Europa de economische vooruitzichten. Door het verbeterde macro economische nieuws is de Nederlandse en Duitse lange rente gestegen. Zo steeg de Duitse 30- jaars rente van 2,1% per eind 2012 naar 2,7% per eind Voor bedrijfsobligaties was 2013, net als 2012, een zeer goed jaar. Bedrijfsobligaties rendeerden dit jaar ruim 3,4% beter dan een vergelijkbare portefeuille met Duitse staatsobligaties. Vooral door het lage rendement (bijna nihil) op kortere staatsobligaties van Nederland en Duitsland, bleven beleggers zoeken naar hogere rendementen. 26 3,0% 2,8% 2,6% 2,4% 2,2% 2,0% 30 jaars marktrente 1,8% dec-12 mrt-13 jun-13 sep-13 dec-13 Met uitzondering van het tweede kwartaal deden aandelen het goed in De 130 MSCI AC Wereld aankondiging van de Fed onderbrak de stijging van de aandelenkoersen, maar MSCI AC Wereld; USD, GBP en JPY afgedekt MSCI Emerging Markets deze herstelden snel nadat bekend werd 115 dat de Fed nog niet zou beginnen met de 110 afbouw van de steunmaatregelen. In totaal 105 bedroeg het aandelenrendement wereldwijd 100 (MSCI AC Index, met Amerikaanse dollar, 95 Britse pond, Japanse yen afgedekt) 22,2%. 90 Vooral aandelen uit de defensievere 85 sectoren, zoals de consumenten dec-12 feb-13 apr-13 jun-13 aug-13 okt-13 dec-13 gerelateerde en gezondheidssector, behaalden goede rendementen. Onderverdeeld naar regio s behaalden Japanse aandelen

27 dit jaar de meest positieve resultaten, mede door de aankondiging van de Japanse centrale bank van ingrijpende steunoperaties. Dit ging echter wel gepaard met een verzwakking van de Japanse yen ten opzichte van de euro. Aandelen van opkomende markten bleven achter bij die van ontwikkelde markten. De oplopende Amerikaanse rente zorgde vooral in deze markten voor dalende aandelenkoersen. Daarnaast werd getwijfeld aan de fundamentele situatie van enkele grotere opkomende landen. Grondstoffen sloten het jaar met een verlies af. De edelmetalen (goud en zilver) waren de grote verliezers in Edelmetalen waren in de afgelopen jaren zeer populair bij beleggers vanwege het ruime monetaire beleid van de centrale banken. In 2013 kwam aan deze populariteit een abrupt einde. De energiesector presteerde het best in De geopolitieke onrust in met name Syrië zorgde voor een sterke stijging van de olieprijs rond het voorjaar en de zomer. Met uitzondering van de woningmarkt, staat de verhuur van Europees vastgoed nog steeds onder druk door een dalende werkgelegenheid en een laag consumentenvertrouwen. 4.2 Resultaten beleggingsportefeuille Het bestuur stelt het strategisch beleggingsbeleid vast voor de lange termijn. Immers de verplichtingen van het pensioenfonds hebben een lange looptijd. Strategische beslissingen worden mede op basis van de ALM-studie genomen. Factoren zoals rendement, risico, premie, toeslagverlening en het toezichtskader spelen een rol. Strategische beslissingen betreffen onder meer het afdekken van het renterisico, de regioallocatie binnen de beleggingscategorie aandelen, de allocatie naar de overige beleggingen en vastgoed en het valutabeleid. In de ALM-studie wordt uitgegaan van rendementsverwachtingen voor de verschillende beleggingscategorieën. Deze rendementen zijn afhankelijk van de ontwikkeling van de economie. De verwachtingen voor de economie voor de lange termijn zijn gebaseerd op economische relaties. Zo zijn het verwachte politieke, economische en monetaire beleid van invloed op de verwachte economische groei en de inflatie. Deze zijn op hun beurt bepalend voor de andere economische grootheden als rente en de daaruit afgeleide rendementen. De diverse variabelen zijn op deze manier op een onderling consistente manier afgeleid. Voor de verwachte risicopremies per beleggingscategorie (rendement boven staatsobligaties) wordt uitgegaan van zowel langjarige historische reeksen als ook wetenschappelijk onderzoek over de mogelijke toekomstige ontwikkeling. Bij de ALMstudie worden naast het basis economisch scenario ook andere economische scenario s geanalyseerd, om te zien hoe robuust het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is in een andere economische omgeving. De volgende grafiek geeft ten opzichte van deze langere termijn verwachting het verloop weer van het gerealiseerde cumulatieve beleggingsrendement ten opzichte van de verwachting vanaf Over deze langjarige periode is het behaalde rendement hoger dan het verwachte rendement. Deze analyse geeft aan dat bij het maken van beleid sprake is geweest van realistische verwachtingen voor het beleggingsrendement. 27

28 Cumulatief geïndexeerd rendement 31 december december 2013 (1988=100) feitelijk beleggingsrendement verwachting Onderstaande grafiek geeft het waardeverloop (op marktwaarde) weer van de beleggingen en de verplichtingen. Deze grafiek laat zien dat de marktwaarde van de beleggingen is gestegen, met name door het positieve behaalde rendement. De waarde van de verplichtingen is het laatste jaar, na de forse stijging van de afgelopen jaren gedaald mede veroorzaakt door de gestegen rente. Beleggingen (marktwaarde) en verplichtingen (op basis van DNB curve) in miljoenen euro s verplichtingen beleggingen dec-08 jun-09 dec-09 jun-10 dec-10 jun-11 dec-11 jun-12 dec-12 jun-13 dec-13 28

29 Scenario s dekkingsgraad voor rente- en aandelenrisico per eind 2013 De volgende grafiek geeft de gevoeligheid van de dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad weer voor het rente- en aandelenrisico waarbij beide risico s zich gecombineerd voordoen. Gevoeligheid dekkingsgraad (op basis van marktrente) voor het rente- en aandelenrisico Toelichting grafiek: In de grafiek wordt weergeven wat de dekkingsgraad en de vereiste dekkingsgraad zouden zijn als de aandelenkoersen variëren tussen -30% en +30% en de rente russen -1,5% en +1,5%. Hierbij wordt verondersteld dat de andere beleggingen onveranderd blijven. Uit de grafiek blijkt de scheve verdeling van de verwachte (vereiste) dekkingsgraden als gevolg van de aandelen- en rente afdekkingsstrategie. Als de aandelenkoersen 30% dalen en de rente 1,5%, is de daling van de dekkingsgraad veel beperkter (-19,5%) dan de stijging van de dekkingsgraad als de aandelenkoersen 30% stijgen en de rente 1,5% (+30,3%). Met andere woorden: de daling naar de worstcase dekkingsgraad (linksonder) is veel beperkter dan de stijging naar de best case dekkingsgraad (rechtsboven). Overigens is de dekkingsgraad in de grafiek gebaseerd op de marktrente (per eind 2013 bedraagt de dekkingsgraad gewaardeerd op basis van de marktrente 110,4%). Omdat de verplichtingen worden gewaardeerd op basis van een drie maands gemiddelde UFR rentetermijnstructuur, zal de waarde van de verplichtingen vertraagd reageren op rentebewegingen, waardoor de dekkingsgraad zal afwijken van de weergegeven dekkingsgraden. Evaluatie strategische beslissingen Naast de evaluatie via de ALM-studie worden de strategische beslissingen jaarlijks geëvalueerd om inzicht te krijgen in de effectiviteit van de strategische beslissingen op basis van risico en rendement. Dit wordt gedaan omdat deze beslissingen niet tot uitdrukking komen in het rendement van de portefeuille ten opzichte van de benchmark. Strategische beslissingen worden namelijk direct verwerkt in de samenstelling van de benchmark. Het rendement van het pensioenfonds wordt echter hoofdzakelijk bepaald door keuzes in de strategische beleggingsmix waarbij keuzes binnen de beleggingsmix 29

30 (het actieve beleggen) in mindere mate bijdragen aan het rendement. De jaarlijkse evaluatie vindt plaats vanaf het moment van implementatie van een bepaalde keuze. In totaal zijn in het vierde kwartaal 2013 tien strategische beslissingen geëvalueerd. Uit deze evaluatie kwam naar voren dat de strategische beslissingen positief hebben gewerkt, aangezien het rendement risico profiel van de beleggingsportefeuille is verbeterd. Daarnaast heeft het merendeel van de beslissingen geleid tot een positief effect op het rendement vanaf het moment van opname. In onderstaande tabel zijn de resultaten met een toelichting samengevat. Hierbij geeft een + weer dat de beslissing een positief effect had op het rendement of een verlagend effect op het risico, waarbij ++ een zeer groot effect weergeeft. De = geeft weer dat er geen extra effect op het rendement of risico was, terwijl een weergeeft dat de beslissing een negatief effect had op het rendement of geen verlagend effect op het risico. De effecten zijn weergegeven vanaf het moment van opname van de beslissing tot en met het derde kwartaal van Beslissingen Sinds Extra rendement Risicoprofiel Toelichting Regio-allocatie aandelen 2008 = + Doel: risicospreiding en inspelen op extra rendementskansen. De home bias naar Europa is begin 2008 afgebouwd ten gunste van wereldwijd aandelen en Emerging Markets. Vanaf 2010 was 75% belegd via aandelenopties. Vanaf 2008 opkomende markten bepalend voor rendement, waarbij 2008 en 2011 en 2013 minder goed waren voor opkomende landen voor zowel ontwikkelde als opkomende markten positief. Op basis van rendement is geen sprake van toegevoegde waarde. Opname grondstoffen Doel: Verbetering van het risico rendementsprofiel. Tot 2008 hadden grondstoffen een lage correlatie met andere beleggingscategorieën, waardoor deze beslissing zeer goed uitpakte. Tijdens de financiële crisis werd deze correlatie echter hoog. Vanaf 2009 stegen aandelenkoersen, waarbij de rendementen op grondstoffen achterbleven. Wel risicospreiding, maar geen positief effect op het rendement. Allocatie binnen vastrentende waarden Opname inflatie gerelateerde obligaties Allocatie binnen staatsobligaties = Doel: risico zo breed mogelijk spreiden en inspelen op extra rendement via beleggen in bedrijfsobligaties en staatsobligaties opkomende landen. De obligaties met een hogere rente kenden een hogere volatiliteit en zorgden in 2008 voor een forse koersdaling, maar vanaf 2009 weer sterk herstel Doel: afdekken van het inflatierisico en verbetering van het risico en rendementsprofiel. Geen positief effect wat betreft rendement. In de jaren dat de inflatieverwachtingen stijgen, hadden deze beleggingen toegevoegde waarde, zoals in Het afgelopen jaar namen de inflatieverwachtingen echter af Doel: risicospreiding (verlaging concentratierisico): wijziging verhouding staatsobligaties EMU (meer in meest kredietwaardige landen). Positief effect op zowel rendement als risico. Doel allocatie asset swaps: risicospreiding. Het rendement van de asset swap portefeuille was vanaf opname stabiel en relatief hoog. 30

31 Opname onroerend goed beleggingen Allocatie binnen onroerend goed beleggingen Afdekking valutarisico aandelen 1998 = + Doel: diversificatie binnen de portefeuille. Het rendement was in het eerste decennium positief, in het tweede decennium bleef het rendement achter ten opzichte van aandelen. Lage correlatie met aandelen; verlaging van portefeuillerisico = - Doel: opname Aziatisch onroerend goed en beursgenoteerd onroerend goed vanwege risicospreiding en inspelen op extra rendementskansen. Zowel beursgenoteerd als niet beursgenoteerd Aziatisch onroerend goed hebben niet bijgedragen aan een lagere volatiliteit ten opzichte van niet beursgenoteerd Europees onroerend goed. Vergelijkbaar rendement Doel: risicoverlaging; de ALM aanname is dat het rendement op lange termijn nul zou zijn. Uit oogpunt van kosten is gekozen om voornamelijk de grote valuta s af te dekken (USD, GBP, JPY). Zowel de rendements- als risicodoelstelling is behaald. Afdekking renterisico Bij de toepassing van het FTK in 2006 (1 jaar eerder dan verplicht) is stapsgewijs de renteafdekking ingevoerd. Dit leverde over de gehele periode vanwege de rentedaling een rendementsbijdrage op van 16,6% voor de renteswaps en 1,3% voor de swaptions. Afdekking aandelenrisico Het afdekken van het aandelenrisico heeft toegevoegde waarde voor het rendement als de aandelenkoersen dalen. Hoewel de beslissing om het aandelenrisico gedeeltelijk af te dekken positief is voor het risicoprofiel, had het zoals verwacht, bij stijgende aandelenkoersen geen bijdrage. Rendement beleggingen De volgende tabel geeft het rendement van de beleggingsportefeuille weer. Resultaten totale beleggingsportefeuille in % Gewicht Rendement Bijdrage aan rendement Aandelen 21,7 29,5 5,1 - Aandelen (fondsen) 12,3 4,6 0,6 - Bijdrage aandelenopties 9,3 4,6 - Futures 0,1 0,0 Vastrentende waarden* 62,9-1,6-1,0 - Vastrentende waarden 62,7-1,6-1,0 - Futures 0,2 0,0 Onroerend goed 7,6 1,8 0,1 Alternatieve beleggingen 3,8-6,8-0,3 Kas/ tegenwaarde futures 0,3 0,0 Bijdrage renterisico afdekking 3,8-3,0 -Swaps 0,1 0,1 -Swaptions 3,7-3,1 Beheervergoeding externe managers Transactiekosten 0,0 Totaal (incl. overlays) 100,0 0,9 0,9 * Inclusief de inflatie gerelateerde beleggingen. -0,2 31

32 Toelichting tabel: Kosten De bovenstaande tabel geeft het totaalrendement op de beleggingen van het pensioenfonds weer. Met het beleggen zijn kosten gemoeid. De kosten van het vermogensbeheer bestaan uit: 1) Kosten die gepaard gaan met de beleggingen en die onderdeel zijn van het gerapporteerde rendement van het pensioenfonds (weergegeven in bovenstaande tabel): a. Beheervergoeding van externe managers Beheervergoeding externe managers: Dit is een (basis) vergoeding per tijdsperiode die onafhankelijk is van de prestatie. Performance fee externe managers: Dit is een prestatieafhankelijke vergoeding voor het verslaan van de benchmark door de manager. Overige kosten: Dit betreft onder andere de vergoeding van de bewaarbank, administratiekosten, accountantskosten en juridische kosten. b. transactiekosten Deze kosten betreffen de toe- en uittredingsvergoedingen van de beleggingsfondsen, de transactiekosten van discretionaire portefeuilles en de derivatentransacties. Deze kosten zijn in het gerapporteerde rendement verwerkt. Transactiekosten in beleggingsfondsen en transactiekosten bij illiquide beleggingen zijn wel onderdeel van het rendement, maar worden niet apart gespecificeerd. De Pensioenfederatie zal hiernaar eerst nader onderzoek doen. 2) Kosten met betrekking tot advies en beheer die niet worden betaald uit de beleggingsportefeuille (niet weergegeven in bovenstaande tabel). Het totaal van de kosten die gepaard gaan met het vermogensbeheer wordt in paragraaf 7.10 nader toegelicht. In de weergegeven rendementen per beleggingsfonds in dit hoofdstuk zijn de kosten die gepaard gaan met het beheer van de beleggingsfondsen door verschillende externe managers en de transactiekosten meegenomen. Het totale rendement van de beleggingsportefeuille bedroeg in ,9%. De beleggingscategorieën aandelen en onroerend goed droegen in 2013 positief bij aan het rendement. Het aandelenrisico wordt beperkt via een combinatie van aandelenopties en beleggingen in vastrentende waarden. In 2013 stegen de aandelenkoersen van ontwikkelde landen waardoor de aandelenopties bijdroegen aan het rendement. In 2013 steeg de marktrente. Hierdoor leverden zowel de beleggingen in vastrentende waarden als de rentederivaten die ingezet worden voor de renteafdekking een negatieve bijdrage aan het rendement. Het beleggingsrendement van de alternatieve beleggingen was negatief. Rendementen ten opzichte van de benchmark Onderstaande tabel geeft de rendementen ten opzichte van de benchmark van de verschillende beleggingen apart weer, zowel de beleggingen die actief als die passief worden beheerd. Hierin worden de beleggingen in swaptions, aandelenopties en futures niet meegenomen. Daardoor is het totale gewicht van deze portefeuille 86,3% in plaats van 100%. De rendementen zijn exclusief de beheervergoeding van de externe managers en transactiekosten weergegeven. Hierdoor is duidelijk weer te geven wat de werkelijke toegevoegde waarde is van de beleggingen ten opzichte van de benchmark. Ten opzichte van de benchmark was het rendement van de totale fysieke portefeuille 0,2%-punt hoger. De actief beheerde portefeuille behaalde een rendement van 0,7%, 32

33 0,4% beter dan de benchmark. Dit kwam voornamelijk door de beleggingscategorie aandelen. Relatief rendement beleggingsportefeuille in % Gewicht Rendement Benchmark Relatief Bijdrage aan absoluut rendement Bijdrage aan relatief rendement Actief beheerde beleggingen 31,7 0,7 0,2 0,4 0,2 0,2 Aandelen 11,8 4,1 3,1 0,9 0,5 0,1 Vastrentende waarden 13,4 0,3 0,0 0,2 0,0 0,0 Onroerend goed 4,8-1,5-1,5 0,0-0,1 0,0 Alternatieve beleggingen 1,8-11,7-11,7 0,1-0,2 0,0 Passief beheerde beleggingen 54,6-1,3-1,4 0,1-0,7 0,0 Aandelen 0,5 20,9 20,6 0,2 0,1 0,0 Vastrentende waarden 49,3-2,0-2,0 0,0-1,0 0,0 Onroerend goed 2,8 8,3 7,3 1,0 0,2 0,0 Alternatieve beleggingen 2,0-1,9-1,8-0,1 0,0 0,0 Totaal fysieke beleggingen 86,3-0,6-0,8 0,2-0,5 0,2 Aandelenopties 9,3 4,6 Renterisico afdekking 3,8-3,0 Kas / kosten* / futures 0,6-0,2 Totaal beleggingen 100,0 0,9 0,9 * toelichting koten zie toelichting tabel rendement beleggingen. De achterliggende oorzaken voor het rendement ten opzichte van de benchmark per beleggingscategorie en de toelichting op de rente afdekking en de afdekking van het aandelenrisico in paragrafen 4.3 tot en met 4.8. In de jaarrekening wordt daarnaast nader ingegaan op de specificaties van de renteafdekking en de afdekking van het aandelenrisico, zie hiervoor paragraaf Aandelen Samenstelling Het pensioenfonds belegt wereldwijd in aandelen. De categorie aandelen is verdeeld in fysieke aandelenbeleggingen via fiscaal transparante beleggingsfondsen en een afdekkingsportefeuille die bestaat uit aandelenopties (call spread). De afdekkingsportefeuille is gericht op het beperken van het risico van dalende aandelenkoersen op het beleggingsresultaat. De regioverdeling van de totale aandelenbeleggingen bestaat voor 79% uit een wereldaandelenportefeuille en extra gewichten naar Europa (14%) en opkomende markten (7%). Fysieke aandelenbeleggingen: Deze beleggingen vinden plaats via TKPI beleggingsfondsen met daarin geselecteerde externe managers. Het benchmarkgewicht van de beleggingen in de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen wordt afgedekt naar de euro. De strategische regioverdeling van deze beleggingen is als volgt: 32% wereldwijd, 4% Europa en 64% opkomende markten. De Europese beleggingen worden passief beheerd. De wereldwijde aandelenbeleggingen en de beleggingen in opkomende markten kennen een actief beleggingsbeleid. Dit houdt in dat ze het doel hebben om binnen vastgestelde risicokaders een hoger rendement dan de relevante benchmark te behalen. Voor opkomende landen is hiervoor gekozen omdat voor deze categorie de verwachting bestaat dat, rekening houdend met de extra kosten en risico van een actieve strategie, een extra rendement ten opzichte van de benchmark kan worden behaald. Daarnaast zijn er geen opties beschikbaar voor deze categorie om in te beleggen. 33

34 De volgende tabel geeft de regioverdeling van de fysieke aandelenbeleggingen weer per eind 2013 Regioverdeling aandelen in *1.000 Afrika Azië Europa Noord-Amerika Oceanië Zuid-Amerika Overig De beleggingen in Nederland bedragen 4,5 miljoen. Aandelenopties: Deze zijn afgesloten op een portefeuille van goed verhandelbare (liquide) aandelenindices, waarbij het valutarisico volledig wordt afgedekt. Deze beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid, zodat de benchmark gelijk gesteld is aan het rendement van de opties. Rendement De bijdrage aan het rendement van de aandelenbeleggingen gecombineerd met de callopties op aandelen bedroeg 5,1% door de koersstijging van aandelen wereldwijd. Het rendement op de fysieke aandelenbeleggingen was 4,6% in 2013 met een bijdrage van 0,6% aan het rendement van het pensioenfonds. De bijdrage van de aandelenopties was 4,6%. Het rendement op de actief beheerde wereldwijde aandelenbeleggingen bedroeg 24,3% en was hiermee 1,7% hoger dan het rendement van de benchmark. Dit positieve rendement ten opzichte van de benchmark werd redelijk breed gedragen. Vooral de actief beheerde Europese en Japanse beleggingen voegden veel waarde toe. Het rendement van de beleggingen in opkomende landen bleven, zowel absoluut als relatief, achter. De passief beheerde aandelenbeleggingen betreffen beleggen in Europa. Deze beleggingen behaalden met een rendement van 20,8% een licht hoger rendement dan de benchmark. Afwijkingen ten opzichte van het rendement van de benchmark kunnen ontstaan door bijvoorbeeld terug ontvangen dividendbelastingen of valuta- en kaseffecten. Aandelenbeleggingen in opkomende landen behaalden een negatief rendement van - 7,0% en dit was 0,2% minder dan de benchmark. Vooral de portefeuilles met een wereldwijd mandaat bleven achter bij de index terwijl alle portefeuilles met een regionaal mandaat het beter deden dan de index. De focus van het fonds ligt op goed geleide bedrijven met relatief lage schuldenposities. De verwachting is dat dergelijke bedrijven ook beter in staat zijn om te gaan met macro-economische of politieke problemen. Het afdekken van het valutarisico van de beleggingen in de Amerikaanse dollar, het Britse pond en de Japanse yen droeg 4,7% bij in Dit kwam vooral door de daling van de Japanse yen ten opzichte van de euro. De Amerikaanse dollar en het Britse pond daalden beperkt. Afdekking aandelenrisico Het pensioenfonds belegt in euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid in combinatie met call spread opties op aandelen (met een onderliggende aandelenwaarde van 3 keer de fysieke aandelenbeleggingen). 34

35 Het aandelenrisico wordt voor 75% afgedekt door middel van aankoop van call-spread opties (op basis van onderliggende waarde) in combinatie met een portefeuille vastrentende waarden (euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid). De aandelenopties dekken alleen het aandelenrisico van aandelen ontwikkelde markten af. De resterende 25% van het aandelenrisico wordt ingenomen door middel van fysieke aandelenbeleggingen en wordt niet afgedekt door middel van aandelenopties. Door de belegging in staatsobligaties wordt een groot deel van de waarde van de belegging beschermd. Daarnaast kan van stijgende aandelenkoersen worden geprofiteerd via de callopties. Om de premie die met het beleggen in opties gepaard gaan, te beperken, worden callopties gekocht, maar ook callopties geschreven met een hogere uitoefenprijs. Hiervoor wordt een premie ontvangen die een deel van de te betalen premie voor de bescherming door middel van het kopen van callopties compenseert. Dit wordt een call spread genoemd. Effectiviteit van de aandelenexposure bij verschillende aandelenstanden Door het gebruik van callopties is de effectiviteit van de aandelenstrategie afhankelijk van de aandelenontwikkeling. De effectiviteit is afhankelijk van de delta van de aandelenopties. De delta geeft de verandering van de optiepremie weer ten opzichte van een koersverandering van de onderliggende aandelen. Bij een stijging van de aandelenkoersen neemt de effectiviteit van de aandelenopties af. Dit komt omdat de delta van de aandelenopties afneemt bij een stijging van de aandelenkoersen. Daarmee kan de beleggingsportefeuille minder profiteren van verdere koersstijgingen. Bij een daling van de aandelenkoersen neemt de effectiviteit van de aandelenopties toe. Per eind december 2013 bedraagt de delta van de aandelenopties circa 44%. Toelichting grafiek Bij een zeer kleine aandelenschok bedraagt de bijdrage van de callopties en de fysieke aandelen circa 56% van de waardeverandering van de fysieke aandelen en de aan de opties onderliggende aandelen. De circa 56% is opgebouwd uit een bijdrage van circa 34% van de callopties en een bijdrage van circa 23% van de fysieke aandelen. 35

36 4.4 Gedurende een aandelenkoersdaling van 30% neemt de effectiviteit van de aandelenopties iets toe. De effectiviteit van de aandelenstrategie bedraagt dan circa 60%. Gedurende een aandelenkoersstijging van 30% daalt de effectiviteit van de aandelenopties. Daarmee kan de beleggingsportefeuille minder profiteren van verdere koersstijgingen. De effectiviteit van de aandelenstrategie bedraagt dan circa 48%. Er is geen rekening gehouden met het verstrijken van de tijd en ontwikkelingen van de volatiliteit, rente en dividend. Deze factoren kunnen invloed hebben op de effectiviteit van de callopties. Vastrentende waarden Samenstelling Naast een relatief stabiel couponrendement hebben de vastrentende beleggingen tot doel een deel van de rentegevoeligheid van de verplichtingen van het pensioenfonds af te dekken. Binnen de vastrentende waarden portefeuille wordt een zo breed mogelijke spreiding nagestreefd. Daarnaast wordt er geprobeerd om in te spelen op extra rendementskansen. De vastrentende beleggingen zijn gespreid over verschillende soorten obligaties en verdeeld over verschillende portefeuilles via TKPI beleggingsfondsen en voor het pensioenfonds specifieke portefeuilles. De portefeuille behorend bij de aandelenoptiestrategie wordt volledig belegd in staatsobligaties uitgegeven door Eurolanden met de hoogste kredietwaardigheid. Daarnaast wordt er belegd in asset swaps, bedrijfsobligaties, high yield en obligaties uitgegeven door opkomende markten. De beleggingen in bedrijfsobligaties, obligaties uitgegeven door opkomende landen en high yield obligaties hebben een actief beleggingsbeleid en streven naar een hoger rendement dan de relevante benchmarks. De overige beleggingen hebben een passief beleggingsbeleid en volgen daarmee de relevante benchmark. Inflatie gerelateerde obligaties 12% van de beleggingsportefeuille is belegd in inflatie gerelateerde obligaties die mede tot doel hebben om het inflatierisico te verminderen. Deze beleggingen bestaan gedeeltelijk uit Duitse inflatie gerelateerde obligaties en daarnaast uit beleggingen via het TKPI inflatie gerelateerde beleggingsfonds dat bestaat uit obligaties uitgegeven door Italië, Frankrijk en Duitsland. Rendement Door de stijging van de rente behaalden de beleggingen vastrentende waarden een negatief rendement van -1,6%. Wel waren de verschillen tussen de obligatiecategorieën groot. EMU staatsobligaties De beleggingen in langlopende EMU staatsobligaties behaalden door de stijging van de rente een negatief rendement van -5,1% en de via een mandaat belegde staatsobligaties Duitsland en Nederland -1,8%. Omdat deze beleggingen passief worden beheerd, was dit rendement nagenoeg gelijk aan het rendement van de benchmark. De minimum kredietwaardigheidseisen van deze beleggingen zijn begin 2012 verlaagd van AAA naar AA, vanwege de kans op verlaging van de rating van alle EMU landen. Tot het derde kwartaal waren alleen de ratings van Oostenrijk en Frankrijk verlaagd. In het vierde kwartaal verlaagde S&P eveneens de rating van Nederland naar AA+. 36

37 Asset swaps Op basis van de markt voor Credit Default Swaps behoren de obligatiemarkten in het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten tot de sterkere landen in termen van kredietwaardigheid. Het pensioenfonds heeft in beide landen een positie ingenomen als alternatief voor grote posities in Duitse en Nederlandse obligaties. Door de asset swap constructie zijn valuta- en renterisico zoveel mogelijk beperkt. De afgesloten asset swaps in deze landen behaalden gemiddeld een rendement van -1,1% in 2013 en deden het hiermee beter dan vergelijkbare posities in Nederland en Duitsland. Inflatie gerelateerde beleggingen Inflatie gerelateerde obligaties doen het goed als de inflatieverwachtingen stijgen. De inflatie en de inflatievooruitzichten stegen echter niet in Hierdoor was het rendement in 2013 negatief. Inflatie gerelateerde obligaties worden door een beperkt aantal landen uitgegeven: Italië, Frankrijk en Duitsland. Veranderende risico-opslagen voor de diverse landen speelden ook dit jaar een belangrijke rol in het rendement van inflatie gerelateerde obligaties. Dit is terug te zien in het rendementsverschil tussen de beleggingen in deze obligaties uit de drie landen en de beleggingen in alleen Duitsland. Het rendement van de inflatie gerelateerde beleggingen in deze drie landen bedroeg -1,3%. Het rendement van de beleggingen in Duitse inflatie gerelateerde beleggingen bedroeg -5,0%. Omdat deze beleggingen passief worden beheerd, was dit rendement nagenoeg gelijk aan het rendement van de benchmark. Bedrijfsobligaties Bedrijven toonden aan hun financiële positie beter te kunnen beheren dan overheden en zijn gewend aan marktwerking. Dat wil zeggen dat een hogere schuld leidt tot hogere rentebetalingen. Mede hierdoor wordt verondersteld dat bedrijven wellicht beter in staat zijn een crisis te doorstaan dan een aantal overheden. Voor een deel van de beleggingen wordt hierbij niet in de financiële sector belegd omdat deze sector te verweven is met de overheden (banken hebben veel staatsobligaties in hun bezit). Vooral door de nog steeds lage rente van kortere staatsobligaties bleven beleggers op zoek gaan naar hogere rendementen. Bedrijfsobligaties profiteerden hiervan en de risicopremies daalden hierdoor. De portefeuille met bedrijfsobligaties exclusief financiële waarden behaalde een negatief rendement van -1,8%. Dit rendement was wel hoger dan het rendement op een gelijk gewogen mix van staatsobligaties met vergelijkbare rentegevoeligheid van Duitsland en de Verenigde Staten. De actief beheerde beleggingen in Europese bedrijfsobligaties (zonder uitsluitingen) behaalden een rendement van 3,0%. Dit was 0,6% meer dan het rendement van de benchmark. Dit kwam vooral door een succesvolle selectie van obligaties en door een wat hoger risicoprofiel waarmee de managers anticipeerden op de verwachting dat bedrijfsobligaties een sterk 2013 zouden hebben. Ook de beleggingen in high yield obligaties behaalden een positief rendement van 6,9%. Dit was 0,1% meer dan het rendement van de benchmark. Dit kwam door een succesvolle obligatieselectie binnen de verschillende sectoren. De beleggingen in obligaties uitgegeven door overheden van opkomende landen behaalden daarentegen een negatief rendement van -6,5%. De markt reageerde vooral negatief op de eerste aankondiging van de Fed over het mogelijk verminderen van de kwantitatieve verruiming. Beleggers leken zich plotseling te realiseren dat de liquiditeit zou kunnen verminderen en het wellicht tijd was om winst te nemen op de risicovollere investeringen. Ook de rente op Amerikaanse staatsobligaties begon vanaf het tweede kwartaal behoorlijk op te lopen. De beleggingen waren wat risicovoller ingericht dan het marktgemiddelde op het moment dat de Fed aankondigde de monetaire verruiming te gaan terugschroeven. Het rendement van de beleggingen was hierdoor 1,0% lager dan de benchmark. 37

38 4.5 Afdekking renterisico Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Op balansdatum is de duration van de beleggingen aanzienlijk korter dan de duration van de verplichtingen. Er is daarom sprake van een zogenaamde durationmismatch. Dit betekent dat bij een rentestijging de waarde van beleggingen minder snel daalt dan de waarde van de verplichtingen (bij toepassing van de actuele marktrentestructuur), waardoor de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Beleid Voor de afdekking van het renterisico wordt gebruik gemaakt van de vastrentende beleggingen aangevuld met swaps en swaptions. De strategische afdekking van het renterisico (op basis van de rentegevoeligheid van de swaps behorend bij de swaptions) bedraagt 100%. Vanwege de lage rente bedraagt deze circa 80% (in 2012 verlaagd). Afhankelijk van de rentestand varieert de invulling (naast de vastrentende waarden) van volledige afdekking met behulp van swaptions tot volledige afdekking met behulp van swaps. De effectieve afdekking van het renterisico zal altijd lager zijn dan 80%, omdat sprake is van het gebruik van optierechten. Zolang deze optierechten nog niet zijn uitgeoefend kan geen sprake zijn van een renteafdekking van 80%. Doordat deze optierechten vroegtijdig worden verruild voor nieuwe optierechten zal in de praktijk sprake zijn van een lagere effectieve renteafdekking, tenzij door een hoge rentestand de renteafdekking volledig met vastrentende beleggingen en swaps wordt uitgevoerd (zonder opties). Bij de huidige rentestand is de renteafdekking volledig ingevuld met behulp van vastrentende waarden en swaptions. Hierbij vindt de afdekking plaats op basis van de rentegevoeligheid van de onderliggende renteswaps. Vanwege de beperktere liquiditeit van swaptions met zeer lange onderliggende looptijden wordt het renterisico van de verplichtingen met een looptijd van meer dan 35 jaar afgedekt met renteswaps. Op basis van het rentestand afhankelijke beleid, zal de renteafdekking teruggebracht worden naar 100% als de 30-jaar swaprente de trigger raakt. Mate van afdekking Bij de renteafdekking wordt geen rekening gehouden met de 3 maands middeling van de rentetermijnstructuur door DNB, maar is het uitgangspunt de actuele markt (swap)rentes en mutaties. Op basis van de rentegevoeligheid van de onderliggende waarde van de swaptions, bedraagt de rentegevoeligheid van de beleggingen per eind 2013 circa 82% van de voorziening pensioenverplichtingen (VPV). Hiermee ligt de mate van afdekking binnen de bandbreedte van +/- 5% ten opzichte van de gewenste onderliggende afdekking van 80%. De effectieve mate van afdekking van het renterisico bedraagt 42% per eind december Het resterende renterisico van het pensioenfonds bedraagt circa 58% van de verplichtingen. Doordat de renteafdekking voor een deel met swaptions plaatsvindt, neemt de renteafdekking bij een rentedaling toe en bij een rentestijging neemt deze af. Hierdoor is de effectieve renteafdekking onder andere afhankelijk van de (toekomstige) renteniveaus. De dekkingsgraad is hiermee beschermd tegen een rentedaling, terwijl de dekkingsgraad ook kan profiteren van een rentestijging als de inflatie toeneemt. De volgende figuur geeft de rentegevoeligheid van de beleggingen en de VPV grafisch weer, zowel effectief als onderliggend (op basis van marktrente). 38

39 Rentegevoeligheid einde kwartaal bij een rentebeweging van -0,01%-punt, onderliggend en effectief (op basis van de marktrente). De PV01 geeft de waardeverandering in euro s weer bij een renteverandering van 0,01%-punt. Effectiviteit van de renteafdekking bij verschillende renteschokken Door het gebruik van swaptions is de effectieve renteafdekking afhankelijk van de renteontwikkeling. De volgende figuur illustreert de effectiviteit van de renteafdekking bij verschillende rentebewegingen. Effectiviteit van de renteafdekking bij verschillende renteschokken Toelichting grafiek Bij een zeer kleine renteschok bedraagt de effectieve afdekking circa 42%. Bij een parallelle rentedaling van 1,5%-punt stijgt de effectiviteit van de swaptions en daarmee de totale renteafdekking aanzienlijk. De waardestijging van het totaal van de beleggingen bedraagt bij een dergelijke rentebeweging circa 59% van de waardeontwikkeling van de pensioenverplichtingen. 39

40 Bij een parallelle rentestijging daalt de effectiviteit van de afdekking. De figuur geeft de effectieve mate van afdekking gedurende de renteschok vanaf het huidige niveau weer. Indien de effectieve mate van afdekking zou worden gemeten na de renteschok dan zou deze in de figuur hoger zijn na een rentedaling met 1,5%-punt en lager na een rentestijging van 1,5%-punt. Realisatie renteafdekking Op basis van de werkelijke renteontwikkeling kan berekend worden wat de gerealiseerde mate van renteafdekking is. Deze kan afwijken van de beoogde effectieve renteafdekking (42%) doordat in de effectieve renteafdekking geen rekening wordt gehouden met niet parallelle verschuiving van de rentetermijnstructuur (de verandering van rentes met verschillende looptijden kunnen van elkaar verschillen). Ook kan de renteverandering van een staats- of bedrijfsobligatie (risico opslagen) anders zijn dan van de swaprente. De gerealiseerde mate van renteafdekking bedroeg voor geheel 2013 circa 60%. Hierbij is bij de vastrentende beleggingen en verplichtingen alleen rekening gehouden met de waardeverandering als een gevolg van een verandering van de swaprente. Indien de ontwikkeling van de risico opslagen op vastrentende beleggingen wordt meegenomen, bedraagt de gerealiseerde mate van renteafdekking circa 65%. Hier is geen rekening gehouden met het effect van de driemaands gemiddelde UFR curve op de waarde van de verplichtingen. Indien dit effect wel wordt meegenomen, is de mate van afdekking fors hoger voor 2013 (circa 131%). Dit komt door de vertraagde weergave van recente rentebewegingen in de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur in combinatie met de UFR methodiek. Hierdoor wijkt de waardeontwikkeling van de verplichtingen op basis van de officiële rentetermijnstructuur af van de waardeontwikkeling van de vastrentende waarden, renteswaps en swaptions die gebaseerd zijn op de marktrentetermijnstructuur. De renteafdekking is ondergebracht bij de vermogensbeheerder TKPI in samenwerking met Cardano. 4.6 Vastgoed Samenstelling De beleggingen in vastgoed bestaan uit belangen in drie beleggingsfondsen en een aantal rechtstreekse beleggingen. De strategische normverdeling is als volgt: 75,0% Europees niet-beursgenoteerd vastgoed; 15,0% Aziatisch niet-beursgenoteerd vastgoed; 10,0% Europees beursgenoteerd vastgoed. Deze gewichten zijn streefgewichten, waarbij het Europees beursgenoteerd vastgoed fungeert als buffer voor de niet-beursgenoteerde vastgoed beleggingen. De nietbeursgenoteerde beleggingen hanteren geen benchmark, omdat een geschikte benchmark ontbreekt. Het fonds met beursgenoteerd vastgoed belegt in Europa volgens een passieve beleggingsstrategie en volgt de benchmark. De niet-beursgenoteerde beleggingen vinden plaats via beleggingsfondsen met een fund of funds -structuur. De beleggingen zijn goed gespreid over niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen. Rendement De vastgoedbeleggingen behaalden een negatief rendement van 1,8%. De niet-beursgenoteerde beleggingen behaalden een negatief rendement in Europa van 3,8%; in Azië werd een positief rendement behaald van 4,0%; de Europese beursgenoteerde vastgoedbeleggingen behaalden een rendement van 8,2%. 40

41 Beursgenoteerd vastgoed in Europa Hoewel de stemming op de financiële markten in de loop van het jaar verbeterde, bleven de beursgenoteerde vastgoedmarkten achter. In 2013 was het Verenigd Koninkrijk één van de best presterende regio s. In 2013 verbeterde de economische verwachtingen. Daarnaast herstelde de huizenmarkt door stimuleringsmaatregelen van de overheid. Het rendement in Continentaal Europa bleef achter door kantorenoverschot en dalende huuropbrengsten van winkelpanden. De rendementen stegen aan het einde van het jaar door lage vastgoedwaarderingen en vooruitzichten op economisch herstel. Hierdoor behaalde dit deel van de portefeuille een rendement van 8,3%. Ondanks het passieve beleggingsbeleid was dit rendement hoger dan het rendement van de benchmark. Dit werd onder andere veroorzaakt door de terugontvangen dividendbelastingen. Door de fiscale status van het fonds kan dividendbelasting teruggevraagd worden. Deze teruggave wordt niet in de berekening van de benchmark meegenomen. Niet beursgenoteerd vastgoed in Europa Met uitzondering van de woningmarkt, staat de verhuur van direct Europees vastgoed nog steeds onder druk door een dalende werkgelegenheid en laag consumentenvertrouwen. Door verslechterde economische vooruitzichten voor de emerging markets en relatief hoge vastgoedprijzen in de VS en Azië nam de belangstelling van beleggers van buiten Europa voor Europees vastgoed toe. Hierdoor steeg het transactievolume in het tweede halfjaar van 2013 en verbeterde de verkoopbaarheid van vastgoed. Noord-Amerikaanse beleggers richten zich vooral op marktsegmenten waar de prijzen sinds 2008 relatief sterk gedaald zijn zoals logistiek vastgoed in West-Europa en kantoren in Nederland. Europese en Aziatische beleggers blijven risico avers en concentreren zich vooral op meer liquide markten zoals Londen, Stockholm en de Duitse steden. Het rendement van het Europese niet beursgenoteerde onroerend goed fonds (TREF) bedroeg -2,2% in Dit negatieve rendement werd onder andere veroorzaakt doordat de waarde van parkeergarages van Q-Park daalde door lagere groeiverwachtingen. Ook zijn enkele vastgoedfondsen bezig vastgoed te verkopen. De onderhandelingen leiden tot een aanscherping van de waarderingen. De vraag van huurders concentreert zich daarnaast nog altijd op het hogere segment van de markt. De fondsen in de Core portefeuille van TREF hebben hierdoor een betere bezettingsgraad (in vergelijking met de overige fondsen), hetgeen zich vertaalde in een positief rendement. In Zuid-Europa ondervindt de vastgoedmarkt daarentegen hinder van de matige economische ontwikkelingen. Dit vertaalde zich in een negatief rendement op beleggingen in Zuid-Europa. Hoewel de Nederlandse woningmarkt met name tegen het einde van het jaar tekenen van herstel heeft laten zien, is dit voorlopig niet tot uiting gekomen in het rendement van de woningfondsen. De verhuurmarkt voor kantoren in Nederland is nog altijd niet goed met een negatief rendement tot gevolg. Omdat een deel van de beleggingen hier minder last van heeft, werd voor een deel positieve rendementen behaald. In overeenstemming met de algemene marktontwikkelingen, behaalden de fondsen met beleggingen in het Verenigd Koninkrijk een hoger dan gemiddeld rendement en profiteren van de sterke interesse van internationale beleggers in de Londense vastgoedmarkt. Niet beursgenoteerd vastgoed in Azië De economische groeicijfers in Azië zijn hoger dan het wereldgemiddelde. Ook het rendement op de vastgoedbeleggingen in Azië was positief met 6,5% in de eerste 9 maanden van Japan was koploper in het transactievolume, zowel binnen- als buitenlandse beleggers toonden veel belangstelling voor Tokio. Het beleggingsfonds stortte in ,7 miljoen terug naar het pensioenfonds. Dit is conform de strategische beleggingsmix herbelegd. Voor de waardering van niet beursgenoteerd onroerend goed is in eerste instantie de waardering van de onderliggende fondsmanagers bepalend, gebaseerd op externe taxaties. Wanneer de fondsmanager TKP Investments een waardering niet representatief 41

42 voor de marktwaarde vindt, kan zij besluiten om hier vanaf te wijken. De aldus resulterende waarderingen zijn opgenomen in de jaarrekeningen van de betreffende beleggingsfondsen, en deze jaarrekeningen zijn voorzien van een goedkeurende controleverklaring van een externe accountant. 4.7 Overige beleggingen Grondstoffen Samenstelling Het pensioenfonds belegt in grondstoffen via een passief beheerd fonds (50,0%) en een actief beheerd fonds (50,0%). Deze beleggingen vinden plaats via aan grondstoffen gerelateerde financiële instrumenten. Het passief beheerde grondstoffenfonds maakt gebruik van een externe vermogensbeheerder die zowel de indirecte beleggingen in grondstoffen als het bijbehorende onderpand beheert. Het actief beheerde fonds maakt gebruik van meerdere externe managers. Deze managers nemen geen actieve sectorposities in, maar proberen te profiteren van prijsverschillen tussen de future- en de spotmarkt op de markt voor grondstoffen. Het onderpand en de kasgelden behorend bij de beleggingen worden belegd in T-bills (Amerikaans-, Nederlands- en Duits overheidspapier met een looptijd korter dan één jaar), zodat het kredietrisico beperkt is. Rendement De passief beheerde grondstoffen beleggingen behaalden in 2013 een negatief rendement van -2,0% en de actief beheerde beleggingen -11,7%. Dit was nagenoeg gelijk aan dat van de benchmark. Het rendementsverschil tussen beide portefeuilles komt voornamelijk door het grotere gewicht van olie in het passief beheerde grondstoffenfonds. Olie was één van de best presterende grondstoffen in Op 1 april 2011 is de benchmark gewijzigd door aardgas uit de benchmark te verwijderen. Dit droeg sindsdien ongeveer 5,8% extra rendement bij voor de actief beheerde grondstoffen en 1,4% voor de passief beheerde grondstoffen beleggingen Hedgefondsen Het belang in hedgefondsen is naar aanleiding van de vastgestelde strategische beleggingsmix in januari 2012 verkocht. Eind 2013 resteert nog een beperkte beleggingsportefeuille, afkomstig van de verkoop in Vanwege de negatieve marktomstandigheden is de verhandelbaarheid van een deel van deze beleggingen slecht. Hierdoor kon een deel van de beleggingen niet in één keer worden verkocht. Deze beleggingen zijn in een aparte beleggingsportefeuille ondergebracht en worden geleidelijk verkocht op het moment dat de verhandelbaarheid is verbeterd. Deze resterende hedge fonds beleggingen behaalden een rendement van 3,0% in Individueel Pensioensparen (IPS) en Beschikbare- Premieregeling (BPR) Deelnemers in Individueel Pensioensparen (IPS) en Beschikbare-Premieregeling (BPR) beleggen standaard via de Life Cycle-depots. Dit betekent dat naarmate de pensioendatum voor de individuele deelnemer dichterbij komt, de beleggingsmix automatisch minder risicovol wordt. Ook kunnen deelnemers kiezen voor vrij beleggen in beleggingsdepots. Het beleggingsrisico van de IPS- en BPR-depots is voor rekening van de deelnemer. Bij pensionering of eerder uitdiensttreding wordt het saldo omgezet in een nominale pensioenaanspraak. 42

43 Eind 2013 bedroeg het in de Life Cycle depots belegd vermogen circa 36,9 miljoen. In de Vrij beleggen depots bedroeg het belegd vermogen eind 2013 bijna 3,1 miljoen. Het prépensioenvermogen bedroeg 1,2 miljoen. Resultaten Life Cycle* Life Cycle Verhouding aandelen/obligaties/ geldmarkt (%) Rendementen 2013 t/m Q4 I 90/10/0 18,7 II 75/25/0 15,1 III 50/50/0 9,3 IV 25/40/35 4,3 V 10/0/90 1,9 * Door onttrekkingen en stortingen kunnen er beperkte rendementsverschillen zijn tussen de Life Cycle en Vrij beleggen depots met dezelfde normverhouding aandelen en obligaties. Resultaten Vrij beleggen depots (%) Depot Verhouding aandelen/obligaties/ geldmarkt (%) Rendementen 2013 t/m Q4 A 75/25/0 15,1 B 50/50/0 9,3 C 25/75/0 3,7 D 0/100/0-1,7 E 50*/50/0 7,5 F 0/0/100 0,0 * 50% wordt belegd in aandelen die voldoen aan duurzaamheidscriteria Samenstelling Voor de categorie aandelen wordt als volgt belegd: o 79% wereldwijd via het TKPI MM World Equity Afdekking Fund (actief beheer, benchmarkgewicht Amerikaanse dollar, Britse pond, Japanse yen afgedekt); o 14% Europa via het TKPI MM European Equity Afdekking Fund (passief beheer, benchmarkgewicht Britse pond afgedekt); o 7% opkomende landen via het TKPI MM Emerging Markets Fund (actief beheer). Voor de categorie obligaties wordt 100% in euro staatsobligaties met de hoogste kredietwaardigheid belegd via het TKPI MM AAA Fixed Income Fund. Het depot dat uit 100% geldmarkt bestaat, belegt in kortlopende deposito s, via het TKPI MM Short Term Money Market Fund. Hiermee zijn deze beleggingen direct opvraagbaar en hebben een zo laag mogelijk risico. Daar staat tegenover dat het verwachte rendement laag is. 4.9 Verantwoord beleggen Het pensioenfonds heeft de overtuiging dat aandacht voor Environmental, Social en Governance aspecten (ESG) in het beleggingsproces bijdraagt aan een beter risico/rendementsprofiel. De ondernemingen waarin het pensioenfonds, via TKPI beleggingsfondsen belegt, worden periodiek gescreend op duurzaamheid. Ook is de integratie van ESG-criteria in het beleggingsproces een vast onderdeel in/van het multimanager selectieproces. Daarnaast vindt op voorhand uitsluiting van bepaalde bedrijven en landen plaats. Ook voert het pensioenfonds via TKP Investments een actief stembeleid. Uitsluitingen van bedrijven Beleggingen in aandelen en obligaties van bepaalde bedrijven en landen worden op voorhand uitgesloten. Dit zijn bedrijven die direct betrokken zijn bij het vervaardigen, ontwikkelen, onderhouden of verhandelen van controversiële wapens. Controversiële wapens omvatten: biologische wapens, nucleaire wapens, chemische wapens, anti- 43

44 persoonsmijnen, clusterbommen en munitie met verarmd uranium. In alle gevallen gaat het om directe betrokkenheid van het bedrijf bij het vervaardigen, ontwikkelen, onderhouden of verhandelen van het eindproduct, bij het produceren of ontwikkelen van essentiële onderdelen, bij het leveren van essentiële diensten of bij het ontwikkelen of produceren van lanceerinrichtingen voor bovengenoemde controversiële wapens. Bij indirecte betrokkenheid door een aan de onderneming juridisch verbonden entiteit, geldt een minimum belang van 25%. Ook andere bedrijven kunnen worden toegevoegd aan de uitsluitingenlijst. Het gaat dan om bedrijven die niet volgens de UN Global Compact principes (principes op het gebied van mensenrechten, milieu, arbeidsomstandigheden en anti-corruptie) handelen en die na het voeren van een dialoog onvoldoende vooruitgang hebben getoond. Sinds 1 januari 2013 geldt voor institutionele beleggers, waaronder pensioenfondsen, een wettelijk verbod op transacties in bedrijven die clustermunitie produceren, verkopen of distribueren. De AFM houdt hier vanaf 1 april 2013 toezicht op. Op basis van een overleg tussen afgevaardigden uit de financiële sector en de AFM is een lijst opgesteld met bedrijven die uitgesloten moeten worden. De lijst bevat zes namen, die alle al op de gehanteerde uitsluitingenlijst staan. Uitsluitingen van landen Er geldt een uitsluitingsbeleid voor overheidsobligaties van landen die zijn veroordeeld vanwege ernstige schendingen van mensenrechten. De belangrijkste veroordelingen van staten zijn de sancties van de VN Veiligheidsraad (UN Security Council). Daarnaast wordt gekeken naar veroordelingen door andere gezaghebbende instanties waaronder het raamwerk van de Common Foreign and Security Policy of the EU (CFSP EU). Van de uitgesloten landen zit alleen Wit Rusland in een benchmark van één TKPI beleggingsfonds. Dit betreft het TKPI MM Emerging Market Debt Fund. Het gewicht van Wit Rusland is 0,57% per eind van 2013 en leidt tot een (kleine) mismatch tussen portefeuille en benchmark. De andere uitgesloten landen zitten niet in een benchmark, waardoor het uitsluiten niet leidt tot een toename van de tracking error. De uitsluitingenlijst wordt één keer per jaar geactualiseerd. Screening en engagement Het streven is dat alle ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt, zich gedragen volgens de Global Compact Principles (GCP), zoals samengesteld door de Verenigde Naties (VN). Voor het screenen maakt TKP Investments gebruik van een gespecialiseerde externe partij, Sustainalytics. Deze partij screent jaarlijks de door TKP Investments beheerde portefeuilles. Bij de screening van de aandelen en vastrentende waarden beleggingen per ultimo 2012 voldeden 27 bedrijven niet aan de UN Global Compact principes (op het gebied van mensenrechten, arbeidsrechten, milieu en corruptie). Met tien van deze bedrijven op deze lijst is in 2013 een dialoog gevoerd op verschillende thema s. Naast deze reguliere dialoog (engagement) wordt een dialoog gevoerd rond het thema mensenrechten in combinatie met zakendoen. Hierbij wordt aansluiting gezocht bij het Protect, Respect and Remedy raamwerk van VN afgezant John Ruggie. Dit raamwerk spoort het bedrijfsleven aan verantwoordelijkheid op het gebied van mensenrechten te nemen en spreekt het bedrijf aan op de reputatie-, operationele en juridische risico s. Stembeleid Het pensioenfonds belegt via TKPI beleggingsfondsen wereldwijd in beursgenoteerde ondernemingen. Bij een algemene en buitengewone vergadering van aandeelhouders van Europese ondernemingen maakt TKPI gebruik van het stemrecht als gevolmachtigde van het pensioenfonds. Voor het stembeleid maakt TKPI gebruik van een daartoe gespecialiseerd stemadviesbureau (RiskMetrics). Het stembeleid wordt toegepast op Europese beursgenoteerde ondernemingen. In 2013 werd op

45 aandeelhoudersvergaderingen gestemd (van de 533 bedrijven in de 17 landen in Europa waar gestemd wordt). Nederland; 34 Zweden; 40 Duitsland; 32 Italië; 28 Spanje; 24 België; 22 Finland; 19 Oostenrijk; 11 Denemarken; 10 Ierland; 9 Portugal; 8 Griekenland; 6 Overig; 9 Frankrijk; 74 Verenigd Koninkrijk; 130 Onroerend goed fondsen TKPI heeft zich aangesloten bij GRESB (Global Real Estate Sustainability Benchmark), een wereldwijd initiatief voor het meten van de duurzaamheid van vastgoedportefeuilles en het verbeteren van de duurzaamheid. De duurzaamheid wordt gemeten aan de hand van twee brede thema's: beleid en implementatie. Hierbij kan worden gedacht aan verlaging van elektriciteitsverbruik en groene huurcontracten waarbij de huurder zich mede committeert aan het verlagen van de ecologische voetafdruk. In een markt die zich kenmerkt door een concentratie van vraag van zowel beleggers als huurders naar het onroerend goed in het topsegment, hebben duurzame objecten een duidelijke meerwaarde ten opzichte van 'conventionele' panden. Dialoog m.b.t. Governance (opvolging Governance Platform) Gezamenlijk met andere pensioenfondsen wordt een dialoog gevoerd met Nederlandse beursgenoteerde bedrijven, met name op governance onderwerpen, en in mindere mate op milieu en sociale aspecten. Indien mogelijk zullen deze gesprekken samen met andere actieve deelnemers van Eumedion worden gevoerd. VBDO VBDO (Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling) voert sinds 2007 jaarlijks een benchmark onderzoek uit onder 50 grootste Nederlandse pensioenfondsen. In het laatste onderzoek is de relatieve positie van Pensioenfonds PostNL verslechterd. Deze lagere positie is veroorzaakt door een combinatie van factoren: zo wordt een score mede bepaald door het volume van de beleggingen waar de vraag betrekking op heeft. De keuze voor beleggen met aandelenopties leidt tot lagere scores. Daarnaast zitten in de beleggingsmix van het pensioenfonds geen beleggingen in specifiek duurzame thema s. Overigens is de positie van in het onderzoek geen doel op zich van het pensioenfonds en is het een resultaat van de beslissingen van het beleggingsbeleid. 45

46 5. Pensioencommunicatie en -administratie 5.1 Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en -administratie die in 2013 hebben plaatsgevonden. Ook worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wet- en regelgeving op pensioengebied. 5.2 Pensioencommunicatie Visie op pensioencommunicatie De pensioencommunicatie van het pensioenfonds is erop gericht dat de deelnemer weet wat de (totale) pensioenaanspraken zijn bij pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden. Pensioencommunicatie moet teleurstellingen in het pensioenresultaat en gebrek aan vertrouwen in het pensioenfonds - als gevolg van mogelijk verwijtbare onvolledigheid of ontoereikendheid van de communicatie-inspanningen - voorkomen. Op basis van de missie, visie en de algemene doelstellingen heeft het pensioenfonds een aantal communicatiedoelstellingen geformuleerd. In 2012 is ingezet op vier hoofddoelstellingen. Deze hoofddoelstellingen hebben in 2013 een vervolg gekregen. Het pensioenfonds wil uiteraard recht doen aan de wettelijke communicatieverplichtingen. Daarnaast wil het pensioenfonds méér doen dan alleen de wettelijke vereisten voor de doelgroepen. Het pensioenfonds wil de deelnemers helpen bij het maken van juiste keuzes bij belangrijke gebeurtenissen (ouderdomspensioen, arbeidsongeschiktheid, overlijden en de diverse life-events). Aan de communicatiedoelstellingen van het pensioenfonds zijn boodschappen gekoppeld die vervolgens in de verschillende communicatiemiddelen tot uiting komen. Het wordt daarmee één geheel: 46

47 5.2.2 Onderzoek naar communicatie In het voorjaar heeft het pensioenfonds 12 over het land verspreide bijeenkomsten gehouden om gepensioneerden te informeren over de gang van zaken bij het pensioenfonds. Tijdens deze bijeenkomsten zijn evaluatieformulieren uitgereikt. Op de vraag of de bijeenkomst voldeed aan de verwachting heeft 94,5% van de deelnemers aangegeven dat dit het geval was en 3,3% gaf aan dat dit niet het geval was. Daarnaast heeft 87,0% van de deelnemers aangegeven dat hun vragen zijn beantwoord en van 3,0% zijn de vragen niet beantwoord. De aanwezigen zijn tevens gevraagd om de bijeenkomsten een score te geven. De gemiddelde score van de bijeenkomsten bedraagt een 7,7. Daarnaast is in oktober 2013 onder actieve deelnemers een onderzoek uitgevoerd rondom de informatievoorziening en communicatie vanuit het pensioenfonds. Het bestuur vindt het belangrijk om inzicht te krijgen in: Wat vinden de belanghebbenden van de wijze waarop het pensioenfonds communiceert? Hoe staan de deelnemers tegenover het pensioenfonds? Wat gaat er goed en wat gaat er niet goed? Met name het laatste punt is van belang. Het geeft het bestuur praktische handvaten om verbeteringen door te voeren. Het ging hierbij om een steekproef onder actieve deelnemers via het internet en het is een vervolg van het onderzoek uit oktober Het onderzoek is volledig anoniem uitgevoerd. Conclusies en verbeterpunten Zowel het pensioenfonds als de communicatie van het pensioenfonds worden in 2013 in grote lijnen beter beoordeeld. Respondenten geven in de meting uit 2013 vaker aan dat ze voldoende op de hoogte zijn, de communicatiemiddelen kennen en deze ook gebruiken. De aanpassingen in de communicatie naar aanleiding van de meting uit 2012 lijken daarmee resultaat te hebben geboekt. Het aantal contactmomenten is in 2013 verhoogd. Onder andere door vier keer per jaar een mailing te versturen in plaats van twee keer per jaar een pensioenkrant. Daarnaast is er de mogelijkheid om acht keer per jaar een digitale nieuwsbrief te ontvangen. De promotie van spreekuren, door zowel pensioenfonds als werkgever, heeft tot resultaat dat deze in 2013 beter bezocht zijn dan in De website is verbeterd op basis van het onderzoek uit Uit het onderzoek 2013 blijkt dat de website nu ook beter beoordeeld wordt. Er zijn extra piekmomenten wat betreft websitebezoek rond de verzendingen van mailingen, UPO s en digitale nieuwsbrieven. Berichten die van invloed kunnen zijn op de persoonlijke situatie worden het meest gelezen. Deelnemers geven verder aan dat ze persoonlijke brieven het meest en het beste lezen. 47

48 Aandachtspunten op basis van het onderzoek zijn: blijvend aandacht voor duidelijkheid zowel in taal als in wat de deelnemer kan verwachten aan pensioen en transparantie; diverse pensioenonderwerpen persoonlijker maken; belangrijke informatie van het pensioenfonds in een brief geven. Belangrijke informatie is bijvoorbeeld een gebeurtenis die van directe invloed is op het pensioen van de deelnemer of als er actie wordt verwacht van de deelnemer. Ook wettelijk verplichte informatie zal via een brief worden verzonden; spreekuren door pensioenfonds en werkgever verder promoten; meer nadruk op een verdergaande digitalisering, zonder uit het oog te verliezen dat er nog steeds deelnemers zijn die digitaal niet zijn te bereiken; voorbereidende stappen zetten om de deelnemer te helpen naar de fase van meer zelfredzaamheid op pensioengebied. Op basis van deze aandachtspunten heeft het bestuur de volgende speerpunten in de communicatie voor 2014 bepaald: Uitvoeren risicobereidheidsonderzoek; deelnemers een realistisch beeld geven in de eigen pensioensituatie; verdieping van de doelgroepsegmentatie. Naast leeftijd ook segmenteren op de verschillende levensgebeurtenissen. Doel is te komen tot een gerichte doelgroepmatrix; digitalisering van het pensioenfonds en de ontwikkeling van een pensioendashboard voor de deelnemer. Terugkijkend op het jaar 2013 en de uitkomsten van het onderzoek, wordt het communicatiebeleid niet gewijzigd; noch in de zin van een bijstelling van de beleidsdoelstellingen, noch met betrekking tot de gehanteerde communicatiemiddelen of de wijze waarop deze worden ingezet. 5.3 Pensioenadministratie Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering van de werkgever is in 2013 goed verlopen. De aanlevering van de werkgever was tijdig en de uitvalpercentages van de gegevensaanlevering waren gering. De gegevens zijn in 2013 door de pensioenuitvoerder binnen de afgesproken termijn verwerkt in de pensioenadministratie. Beantwoording deelnemersvragen In 2013 hebben deelnemers vragen gesteld aan het pensioenfonds (2012: ). Deelnemers stelden in 2012 met name vragen over hun over pensioentoekenning, het aanvragen van pensioen en naar aanleiding van de specificatie van het uitgekeerde pensioen (gepensioneerden). 48

49 Onderstaande grafiek geeft een overzicht van het aantal gestelde vragen per communicatiekanaal. SEPA Door de invoering van de Single Euro Payments Area (SEPA) gaat Europa per 1 februari 2014 over naar één Europese betaalmarkt met een overgangstermijn van zes maanden. Hierdoor moeten nationale betaalsystemen en -infrastructuren overgaan op Europese standaarden. Dit heeft ingrijpende gevolgen voor de bedrijfsvoering en het betalingsverkeer van pensioenfondsen en pensioenuitvoerders. In 2013 heeft de transitie van het fonds naar IBAN plaatsgevonden. De uitkeringen zijn in juni overgezet naar de SEPA omgeving. De crediteurenadministratie is in juli gemigreerd. 5.4 Pensioenregeling In 2013 zijn er behoudens de gewijzigde inkoopfactoren geen materiële wijzigingen in de pensioenreglementen doorgevoerd. Per 1 januari 2014 zijn de pensioenreglementen gewijzigd onder andere als gevolg van gewijzigde fiscale pensioenwetgeving, die per 1 januari 2014 in werking is getreden. Hieronder volgen eerst de elementen van de pensioenreglementen zoals die in het verslagjaar hebben gegolden, daarna wordt ingegaan op de wijzigingen per 1 januari Pensioenregeling in 2013 De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 (pensioenreglement 2006) zijn: middelloonregeling; opbouwpercentage ouderdomspensioen 1,923% per jaar; franchise van (PostNL N.V. en TNT Express N.V. 2012: ) en (Postkantoren, 2012: ); pensioenleeftijd 62,5 jaar; partnerpensioen op opbouwbasis; op vrijwillige basis kan worden deelgenomen aan een collectieve ANWhiaatverzekering. Voor deze verzekering is de deelnemer premie verschuldigd; voorwaardelijke toeslagverlening met een ambitieniveau van 80%, voor zowel actieve deelnemers als slapers en pensioengerechtigden. Voor op 1 januari 2006 reeds bestaande slapers en pensioengerechtigden blijft de toeslagambitie gehandhaafd op 100%. 49

50 Per 1 januari 2006 geldt een aangepaste pensioenregeling. Voor deelnemers die op dat moment al aan de pensioenregeling (2001) deelnamen gelden overgangsbepalingen. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 en deelnemers geboren vóór 1 januari Overgangsbepalingen voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 en deelnemer voor 1 januari 2006 Deelnemers die aan de pensioenregeling 2001 deelnamen kunnen in aanmerking komen voor een extra (voorwaardelijke) pensioenaanspraak. De toekenning en de financiering van deze voorwaardelijke aanspraak vindt plaats op de dag die voorafgaat aan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen, doch uiterlijk op 31 december Als de deelnemer de hoedanigheid van werknemer verliest vóór 31 december 2020, heeft de (gewezen) deelnemer geen recht op pensioen volgens deze regeling. Overgangsbepalingen voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 Voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 op wie overgangsmaatregelen van toepassing waren onder de tot 1 januari 2006 geldende regeling blijft de pensioenregeling 2001 van kracht. De pensioenleeftijd is 62 jaar en 3,5 maand. Voor de deelnemers die nog gebruik kunnen maken van de VUT-regeling of de Prepensioen Basis uitkering (PPB)-regeling geldt een pensioenleeftijd van 65 jaar. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling voor deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 (pensioenreglement 2001) zijn: middelloonregeling; opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,25% per jaar; franchise van (PostNL N.V. en TNT Express N.V. 2012: ) en (Postkantoren, 2012: ); opbouwpercentage tijdelijk ouderdomspensioen 2% per jaar van de franchise; pensioenleeftijd 62 jaar en 3,5 maand; partnerpensioen op risicobasis - bij uitdiensttreding of pensionering wordt een deel van de opgebouwde ouderdomspensioenaanspraken omgezet in partnerpensioen; op vrijwillige basis kan worden deelgenomen aan een collectieve ANWhiaatverzekering. Voor deze verzekering is de deelnemer premie verschuldigd; voorwaardelijke toeslagverlening met een ambitieniveau van 80%, voor zowel actieve deelnemers als gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Voor op 1 januari 2006 reeds bestaande gewezen deelnemers en pensioengerechtigden blijft de toeslagambitie gehandhaafd op 100%; voor deelnemers die op 31 december jaar en ouder waren en die daarom verzochten, blijft de pensioenleeftijd 65 jaar en blijft een vervroegde uittredingsregeling van kracht. De maximale periode waarover pensioen wordt opgebouwd, blijft voor deze deelnemers veertig jaar. Hetzelfde geldt voor deelnemers die sinds 1 januari 2001 gebruikmaken van de VUT- of SBR-regeling, of in aanmerking komen voor een WAO-uitkering, dan wel anderszins gebruikmaken van een vervroegde uittredingsregeling, dan wel nog gebruik gaan maken van de VUTregeling. Naast de pensioenregeling bestaat een spaarregeling voor deelnemers die gemoedsbezwaren hebben tegen iedere vorm van verzekering. Zij kunnen op verzoek door het bestuur worden vrijgesteld van deelname aan de pensioenregeling. Op verzoek van de werkgever en het Ondernemingspensioenfonds TNT is voor deelnemers met wie op of na 1 januari 2007 een persoonlijke arbeidsovereenkomst is gesloten, een aangepaste pensioenregeling tot stand gekomen die is ondergebracht bij het pensioenfonds PostNL. Voor zover het gedeelte van het salaris uitstijgt boven de BPR-grens, geldt een BPR-regeling op basis van een leeftijdsafhankelijke premiestaffel. 50

51 5.4.2 Wijzigingen pensioenregeling per 1 januari 2014 Per 1 januari 2014 is de pensioenregeling onder andere als gevolg van de gewijzigde fiscale pensioenwetgeving aangepast. Daarbij gelden voor de (gewezen) deelnemers werkzaam (geweest) bij PostNL N.V. en gelieerde ondernemingen andere wijzigingen als voor (gewezen) deelnemers werkzaam (geweest) bij TNT Express N.V. en gelieerde ondernemingen. Voor de PostNL N.V. populatie heeft de nieuwe regeling de volgende wijzigingen ten opzichte van de vorige regeling: de pensioenleeftijd is verhoogd van 62,5 naar 67 jaar; het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen is gewijzigd in 2%. De premie die PostNL elk jaar betaalt voor de pensioenopbouw, is gebonden aan een minimum en maximum. Is de benodigde premie hoger dan het maximumbedrag, dan wordt de pensioenopbouw voor dat jaar verlaagd. Is de benodigde premie lager dan het minimum, dan kan er extra pensioen worden opgebouwd. Het opbouwpercentage kan dus variëren; de franchise is verlaagd naar ; het nabestaandenpensioen is verlaagd van 70% naar 60% van het ouderdomspensioen; de toeslagambitie is gewijzigd in 70% (was 80% respectievelijk 100% voor rechten voor 1 januari 2006). De overgangsbepalingen voor actieve werknemers geboren vóór 1 januari 1950 zijn overeenkomstig gewijzigd. Voor de overige deelnemers geboren vóór 1 januari 1950 blijven de overgangsbepalingen ongewijzigd. Voor de TNT Express N.V. populatie heeft de nieuwe regeling de volgende wijzigingen ten opzichte van de vorige regeling: de pensioenleeftijd is verhoogd van 62,5 naar 67 jaar; het opbouwpercentage voor ouderdomspensioen is gewijzigd in 2,15%. 5.5 Nieuwe wetgeving Inperking fiscaal kader Als gevolg van de wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd is per 1 januari 2014 het fiscaal maximale opbouwpercentage verlaagd: voor middelloonregelingen van 2,25% per jaar met een pensioenleeftijd van 65 jaar naar 2,15% met een pensioenleeftijd van 67 jaar. In het regeerakkoord is opgenomen dat er vanaf 1 januari 2015 een nog lager percentage gaat gelden. De wetsvoorstellen die hiertoe waren ingediend, konden echter niet rekenen op een meerderheid in de Eerste Kamer en zijn aangehouden. Via een zogenoemde novelleprocedure is een gewijzigd voorstel aan het parlement aangeboden. In de eerste plaats is de verlaging van het maximale opbouwpercentage minder groot dan in het oorspronkelijke wetsvoorstel. In plaats van een maximaal opbouwpercentage van 1,75% is het percentage nu vastgesteld op 1,875% (voor middelloonregelingen). Dit percentage geldt bij een pensioenleeftijd van 67 jaar. Het blijft mogelijk een pensioenregeling aan te bieden met een lagere pensioeningangsleeftijd, waarbij dan wel (nog) lagere opbouwpercentages moeten worden gehanteerd. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was daarnaast opgenomen dat fiscaal voordelig pensioen opgebouwd kan worden tot een salaris van maximaal Deze grens is in de gemaakte afspraken behouden gebleven. Het wordt wel mogelijk voor het inkomen vanaf uit het nettoloon fiscaal vriendelijk pensioen te sparen, wat fiscaal begunstigd wordt via een vrijstelling in box III. Door het kabinet is toegezegd dat het mogelijk wordt gemaakt dat 51

52 een dergelijke vrijwillige netto-regeling ook door pensioenfondsen kan worden uitgevoerd. In een brief aan de Tweede Kamer van 28 maart 2014 zijn door de staatsecretarissen Wiebes en Klijnsma de hoofdlijnen van de voorwaarden voor uitvoering van netto-pensioen in de tweede pijler aangegeven. Eén van de beoogde doelen van de verlaging van het maximale opbouwpercentage is dat daarmee de pensioenpremies omlaag zullen gaan. De hoogte van de premie wordt echter niet vastgesteld door de overheid, maar door de pensioenfondsbesturen. Daarom worden premiewaarborgen ingevoerd om ervoor te zorgen dat de premies daadwerkelijk door de pensioenfondsen worden verlaagd. De waarborgen worden waar mogelijk vastgelegd in wetgeving. Zo zullen pensioenfondsen in hun jaarrekening moeten aangeven hoe de hoogte van de premie tot stand is gekomen. Ook krijgt de toezichthouder een aantal extra bevoegdheden. DNB kan onder meer een toets uitvoeren om na te gaan of de belangen van de verschillende generaties zijn meegenomen in de bepaling van de hoogte van de premie. Ook mogen pensioenfondsen alleen toekomstbestendig indexeren, wat betekent dat pensioenaanspraken en rechten alleen mogen worden aangepast aan de inflatie als deze indexatie ook gedurende een langere periode kan worden waargemaakt. De mogelijkheden voor zelfstandigen om pensioen op te bouwen, worden uitgebreid. Zo komt er een collectieve pensioenregeling voor zzp ers. Fondsen kunnen vrijwillige voortzetting blijven aanbieden aan deelnemers die zzp er worden, waarbij de zzp er dan negen maanden de tijd krijgt om die keuze te maken. Daarnaast komen er mogelijkheden om pensioenvoorzieningen in de derde pijler aan te spreken in geval van arbeidsongeschiktheid. Verder zal nader worden onderzocht of de werknemersbijdrage binnen een pensioenregeling gebruikt kan worden voor aflossing van de hypotheek. Het gewijzigde wetsvoorstel (de verlaging van de maximale percentages) is op 6 maart 2014 aangenomen door de Tweede kamer en op dit moment in behandeling bij de Eerste Kamer. De beoogde inwerkingtreding is op 1 januari Een aantal samenhangende onderwerpen onder meer het netto-pensioen en de premiewaarborgen - zal in separate wetgeving bij de Tweede Kamer worden ingediend. Herziening financieel toetsingskader De economische crisis is voor de sociale partners in de Stichting van de Arbeid (STAR) aanleiding geweest om op 4 juni 2010 een concept-pensioenakkoord te sluiten over de AOW en de aanvullende pensioenen. Achtergrond van het akkoord is dat aanpassingen in het pensioenstelsel nodig zijn om het ook in de toekomst overeind te houden. Op 10 juni 2011 heeft een nadere uitwerking van dit akkoord ook de instemming van het kabinet gekregen. De nadere uitwerking bevatte voor sociale partners en pensioenfondsbesturen een keuze tussen een nominaal contract een reëel contract. Een voorontwerp van de aanpassing van de Pensioenwet, het nieuwe financieel toetsingskader (FTK) en de toelichting is ter consultatie via internet openbaar gemaakt, waarop het pensioenveld kon reageren. Na deze consultatie heeft staatssecretaris Klijnsma op 1 oktober 2013 de Tweede Kamer geïnformeerd over de voorgenomen vervolgstappen ten behoeve van de herziening van het FTK. In de brief wordt aangegeven dat zowel het nominale als het reële contract beperkingen kent. Een keuze tussen twee contracten levert geen eenduidig kader op, aldus de staatssecretaris. In plaats van een keuze tussen een nominaal en een reëel contract zal er daarom een tussenvariant gaan gelden. Bij de herziening van het FTK hoeft er dan niet te worden ingevaren (het onderbrengen van opgebouwde aanspraken in het nieuwe reële contract) en hoeven er niet meerdere systemen naast elkaar te bestaan. Voor het vertrouwen zou het daarnaast wenselijk zijn dat bestaande pensioenaanspraken niet anders worden gewaardeerd. 52

53 Per brief van 4 april 2014 heeft de staatssecretaris aan de Tweede Kamer laten weten wat de uitgangspunten zullen zijn van het wetsvoorstel. Zo moeten pensioenfondsen bij financiële schokken of een stijging van de levensverwachting direct maatregelen nemen. Er wordt niet langer gewacht met korten tot na een herstelperiode. Wel mogen maatregelen worden gespreid over 10 jaar. Daarnaast worden er regels geïntroduceerd voor de indexatie van pensioenen, waarmee wordt beoogd disproportionele herverdelingseffecten tussen de verschillende generaties te voorkomen. De premie mag worden gedempt op basis van 10-jaarsrentemiddeling of onder voorwaarden - op basis van verwacht rendement. Verder wordt in de toezichtregels uitgegaan van een 12- maandsgemiddelde van de dekkingsgraad. Het wetsvoorstel ligt ter advisering bij de Raad van State, waarna het naar verwachting medio 2014 bij de Tweede Kamer wordt ingediend. De streefdatum voor inwerkingtreding is 1 januari Verhoging AOW-leeftijd Met de eerder op 1 april 2012 in werking getreden Wet wijziging ingangsdatum AOWouderdomspensioen, is bepaald dat de ingangsdatum van de AOW-uitkering gelijk is aan de dag waarop iemand 65 jaar wordt. Met de Wet Verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd gaat de AOW-leeftijd vanaf 2013 jaarlijks geleidelijk met een aantal maanden per jaar verder omhoog. Daarmee komt de AOW leeftijd in 2019 uit op de 66 ste verjaardag en in 2023 op de 67 ste verjaardag. De AOW-leeftijd wordt met ingang van 2024 gekoppeld aan de ontwikkeling van de resterende levensverwachting. Deze voorgestelde snelheid waarmee de AOW-leeftijd omhoog zou gaan, zal echter worden aangepast. In het regeerakkoord is opgenomen dat de AOW-leeftijd sneller omhoog gaat en in 2018 en 2021 uitkomt op de 66 ste, respectievelijk de 67 ste verjaardag. Het wetsvoorstel ter verdere verhoging van de AOW-leeftijd zal naar verwachting begin 2014 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Versterking bestuur pensioenfondsen De wet Versterking bestuur pensioenfondsen beoogt het governancemodel van pensioenfondsen opnieuw in te richten. De meest opvallende wijziging ten opzichte van de huidige structuur is dat er een keuze gemaakt kan worden tussen bestuursmodellen, waaronder een model waarin het voltallige bestuur uit externe (onafhankelijke) bestuurders bestaat. Afhankelijk van het gekozen model worden de bevoegdheden van de huidige deelnemersraad en het huidige verantwoordingsorgaan bij andere fondsorganen ondergebracht. Ook de mogelijke inrichtingsvormen van het intern toezicht worden aangepast. Het intern toezicht kan, naast een visitatiecommissie of een raad van toezicht, ook door middel van een one tier board worden ingericht. In het debat in de Eerste Kamer heeft staatssecretaris Klijnsma aangegeven dat de mogelijkheid van intern toezicht door een visitatiecommissie per 1 juli 2016 komt te vervallen. Met uitzondering van fondsen die het intern toezicht hebben georganiseerd door middel van een one tier board, zullen fondsen dan een permanente raad van toezicht moeten instellen. Verder worden er bevoegdheden in het leven geroepen om de deskundigheid van (mede)beleidsbepalers te borgen, zoals de bevoegdheid van het bestuur een kandidaatbestuurder te weigeren als deze niet voldoet aan het vooraf opgestelde functieprofiel. Naast deze wet is, ter vervanging van de huidige Principes voor goed pensioenfondsbestuur, een nieuwe code voor goed pensioenfondsbestuur vastgesteld, waarin een aantal zaken met betrekking tot onder meer benoeming en deskundigheid/geschiktheid nader wordt geregeld. De wet is op 7 augustus 2013 in werking getreden. De bepalingen met betrekking tot de bestuursmodellen en de inrichting van de fondsorganen treden per 1 juli 2014 in werking, waardoor pensioenfondsen tot die datum de tijd hebben om de aanpassing van de interne organisatie en de relevante documenten voor te bereiden. DNB heeft in recente mediaberichten veel aandacht gevraagd voor de voorbereidingsinspanningen. 53

54 Wet Pensioencommunicatie Uit verschillende onderzoeken en adviezen is gebleken dat de huidige communicatieinspanningen van pensioenuitvoerders niet altijd het gewenste effect hebben en de verplichte communicatie-uitingen voor een aanzienlijk deel van de deelnemers onvoldoende begrijpelijk zijn. Bij informatieverstrekking zou meer dan nu moeten worden aangesloten bij het perspectief van de deelnemer. Het doel van de Wet Pensioencommunicatie is de huidige bezwaren te ondervangen door in de wetgeving onder meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico s worden geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. Er is in november 2013 een voorontwerp van het wetsvoorstel Pensioencommunicatie op de website van de overheid ter consultatie aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 januari In- en uitlooprisico bij arbeidsongeschiktheid Vertegenwoordigers van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioenfederatie hebben een convenant opgesteld voor een uniforme dekking van de risico s van arbeidsongeschiktheid (premievrije deelneming en arbeidsongeschiktheidspensioen). Volgens de gemaakte afspraken zal voor een arbeidsongeschiktheidspensioen het uitgangspunt worden dat het uitlooprisico gedekt wordt. Dat betekent dat een toename in de mate van arbeidsongeschiktheid nadat een werknemer bij een nieuwe werkgever in dienst is getreden en aan een nieuwe pensioenregeling is gaan deelnemen, gedekt wordt door de oude pensioenuitvoerder. Voor wat betreft een premievrije deelneming wordt dekking van het inlooprisico het uitgangspunt. Dat betekent dat in de geschetste situatie de toename van de arbeidsongeschiktheid door de nieuwe pensioenuitvoerder gedekt wordt. Doel van het convenant is te voorkomen dat werknemers niet van werkgever wisselen omdat zij daardoor hun dekking bij arbeidsongeschiktheid verliezen. Dat effect kan zich voordoen als pensioenuitvoerders verschillend omgaan met dekking uitloop- dan wel inlooprisico. Het convenant is op 1 januari 2014 in werking getreden. De Pensioenfederatie zal zich inspannen om te bereiken dat sociale partners de aanbevelingen uit het convenant opvolgen en (indien nodig) de pensioenregelingen aanpassen. Doorlichting pensioenbeleid Een van de beleidsdoelstelling in de begroting van het Ministerie van SZW luidt: De overheid stimuleert de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen en draagt zorg voor de bescherming van de opgebouwde pensioengelden. In opdracht van het Ministerie is deze doelstelling doorgelicht. De doorlichting is op 20 december 2013 door de staatssecretaris aangeboden aan de Tweede Kamer. Ten aanzien van het stimuleren van de totstandkoming van arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen is de conclusie dat een grote meerderheid van de werknemers (91%) op enig moment deelneemt aan een pensioenregeling. Het aantal werkenden dat geen of een ontoereikend pensioen opbouwt - met name zelfstandigen groeit echter. De bescherming van opgebouwde pensioengelden staat onder druk. De genoemde oorzaken zijn onder meer de sterk schommelende beleggingsopbrengsten, de stijgende levensverwachting en de dalende rente. De financiële crisis in 2008 is daarbij het keerpunt gebleken, hetgeen zichtbaar werd in de sterk gedaalde dekkingsgraden, het geheel of gedeeltelijk uitblijven van indexatie en kortingen op de pensioenen. De doorlichting laat verder zien dat er ontwikkelingen in de maatschappij zijn die van invloed kunnen zijn op de toekomstige inrichting van het pensioenstelsel, zoals 54

55 veranderende arbeidspatronen en discussies over keuzevrijheid en risico s. Een nieuw FTK, versterking van de governance en verbetering van de pensioencommunicatie zouden moeten bijdragen aan de maatschappelijk houdbaarheid van het stelsel. Daarnaast zal in brede zin antwoord gevonden moeten worden op vragen rond de verplichtstelling, individuele keuzevrijheid en de verdeling van risico s tussen collectief en individu. De staatssecretaris geeft aan deze thema s te willen betrekken bij de discussie over de maatschappelijke houdbaarheid van het Nederlandse pensioenstelsel. Heroverweging waardeoverdracht In februari 2012 heeft voormalig minister Kamp een advies gevraagd aan de Stichting van de Arbeid betreffende de heroverweging van de huidige regelgeving over waardeoverdracht. Redenen voor eventuele heroverweging zijn volgens de minister de uitvoeringstechnisch complexe en langdurige waardeoverdrachttrajecten en het feit dat werkgevers geconfronteerd kunnen worden met bijbetalingslasten. Verder zou het financiële belang bij waardeoverdracht sterk zijn afgenomen en zou het voor deelnemers nog steeds lastig zijn een goede keuze te maken met betrekking tot waardeoverdracht. De Stichting van de Arbeid heeft samen met de Pensioenfederatie en het Verbond van Verzekeraars in december 2012 een advies op hooflijnen opgesteld. De auteurs zijn van oordeel dat een serieuze poging gedaan moet worden om het recht op waardeoverdracht in stand te houden en te zoeken naar een evenwichtige oplossing voor de huidige problemen. In een nader advies van de Stichting van de Arbeid van juni 2013 wordt betoogd dat bij behoud van het recht op waardeoverdracht de waardeoverdracht zou moeten plaatsvinden op grond van de gefinancierde waarde van de pensioenaanspraken en de huidige rekenregels zouden moeten vervallen. Staatssecretaris Klijnsma heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede Kamer laten weten waarde te hechten aan de individuele keuzevrijheid om bij baanwisseling de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wel of niet te kunnen overdragen. Er zal een onderzoek plaatsvinden naar de mogelijkheden om waardeoverdracht op basis van de gefinancierde waarde te laten plaatsvinden, alsmede of de uitvoering van waardeoverdracht kan worden vereenvoudigd. Daarnaast wordt bezien of het wenselijk en mogelijk is kleine pensioenen automatisch en verplicht over te dragen. De verwachting is dat de uitkomsten van dit het onderzoek in het voorjaar van 2014 aan de Tweede Kamer zullen worden gezonden. Medezeggenschap ondernemingsraad In de Wet op de ondernemingsraden is bepaald dat de ondernemingsraad als het gaat om voorgenomen besluiten met betrekking tot de pensioenregeling een instemmingsrecht heeft. Dit instemmingsrecht verschilt al naar gelang de pensioenregeling wordt uitgevoerd door een verzekeraar, PPI of een pensioenfonds. Waar bij een verzekeraar of PPI een instemmingsrecht is voor de ondernemingsraad bij vaststelling, wijziging of intrekking van de pensioenregeling, beperkt het instemmingsrecht bij een pensioenfonds alleen tot de vaststelling of intrekking en dus niet de wijziging - van de pensioenregeling. Instemming van de ondernemingsraad is echter niet vereist als de pensioenregeling is geregeld in een cao of een publiekrechtelijke arbeidsvoorwaardenregeling. De ondernemingsraad heeft dus geen instemmingsrecht als cao-partijen de inhoud van de pensioenregeling bepalen, zoals bij verplichte bedrijfstakpensioenfondsen en bij veel ondernemingspensioenfondsen. Staatssecretaris Klijnsma heeft in januari 2014 in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven voornemens te zijn het instemmingsrecht te vereenvoudigen. De differentiatie naar het soort uitvoerder (verzekeraar/ppi, pensioenfonds) zou komen te vervallen. De werkgever heeft in dat geval tenzij de inhoud van de pensioenregeling wordt bepaald door cao-partijen instemming van de ondernemingsraad nodig bij ieder voorgenomen besluit tot vaststelling wijziging of intrekking van een pensioenregeling. 55

56 De gedachte hierbij is dat er sinds de inwerkingtreding van de Pensioenwet (2007) geen overlap meer is van medezeggenschap van de ondernemingsraad en de medezeggenschap van pensioenfondsen over de inhoud van de pensioenregeling. De vormgeving van het pensioen als arbeidsvoorwaarde is een zaak van werkgever en werknemers; de verantwoordelijkheid voor de uitvoering ligt bij de pensioenuitvoerder (waaronder pensioenfondsen). Het ligt daarom voor de hand dat in alle gevallen waar cao-partijen geen rol hebben bij de inhoud van de pensioenregeling de ondernemingsraad een instemmingsrecht heeft om de belangen van de werknemers te behartigen. Het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de ondernemingsraden zal naar verwachting in het najaar van 2014 bij de Tweede Kamer worden ingediend. Europese Pensioenfondsrichtlijn In de Europese Pensioenfondsenrichtlijn zijn regels opgenomen ten aanzien van onder meer de door een pensioenfonds aan te houden buffers en technische voorzieningen. De Europese Commissie heeft aangekondigd de Europese Pensioenfondsenrichtlijn te willen herzien, in die zin dat pensioenfondsen dezelfde buffers zouden moeten aanhouden als verzekeraars. Dat zou onder meer betekenen dat een zekerheidsmaatstaf zou moeten worden gehanteerd van 99,5% in plaats van de huidige 97,5%. Als deze zogenoemde Solvency II Richtlijn zou gaan gelden voor pensioenfondsen, zou dat leiden tot een toename van de pensioenverplichtingen van circa 11%. Die toename zou gefinancierd moeten worden uit een extra stijging van de pensioenpremie of het over langere periode niet toekennen van indexaties. Het kabinet acht dit gevolg zeer onwenselijk en zal intensief gaan lobbyen om deze wijziging van de Pensioenfondsenrichtlijn tegen te houden. In mei 2013 werd bekend dat de invoering van de buffereisen voor de pensioensector wordt uitgesteld. Eurocommissaris Michel Barnier heeft aangegeven dat er in verband met de complexiteit van de materie meer tijd nodig is om `met intelligente regels te komen die recht doen aan de verschillende stelsels'. 56

57 6. Actuariële analyse Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het pensioenfonds is naar mening van de waarmerkend actuaris niet voldoende, vanwege een reservetekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Analyse van het resultaat In onderstaand overzicht is de actuariële analyse van het saldo van baten en lasten opgenomen: Bedragen x Resultaat op beleggingen Resultaat op wijziging RTS / Resultaat op premie Resultaat op waardeoverdrachten Resultaat op kosten 0 0 Resultaat op uitkeringen -/ / Resultaat op kanssystemen / Resultaat op toeslagverlening 0 0 Resultaat op overige (incidentele) mutaties technische voorzieningen / Resultaat op andere oorzaken Totaal saldo van baten en lasten In bovenstaande tabel staat een analyse van het actuariële resultaat. Hierbij worden de actuariële uitgangspunten van het pensioenfonds vergeleken met de werkelijke actuariële ontwikkelingen over het verslagjaar. De bovenstaande bedragen wijken af van de bedragen in de jaarrekening, die boekhoudkundig zijn bepaald. Het resultaat in 2013 wordt voornamelijk verklaard door de volgende vier oorzaken: De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Aan het eind van iedere maand wordt deze door DNB gepubliceerd. Deze rentetermijnstructuur wijzigt voortdurend. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de technische voorzieningen. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in 2013 geleid tot een daling van de voorziening en dus tot een positief resultaat van 176,8 miljoen; Er is in 2013 een beleggingsrendement gerealiseerd van 0,9% terwijl voor de voorziening pensioenverplichtingen gemiddeld een rendement van 0,3% nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van 26,0 miljoen; In de feitelijke premie is een onvoorwaardelijke vordering opgenomen van 150,0 miljoen. De toezegging, die alleen bestemd is voor de populatie van PostNL N.V., is eenmalig en heeft tot doel de financiële positie van het pensioenfonds te verbeteren, maar mag vooralsnog niet worden gebruikt voor het verlenen van toeslagen. De reguliere premiebetalingen in 2013 voor pensioenopbouw vallen 32,4 miljoen hoger uit dan de premie die nodig is voor pensioenopbouw. Dit is inclusief 17,3 miljoen premie als gevolg van de afslag van 0,5%-punt op de RTS. Deze premie is bestemd voor herstel van een dekkings- en/of reservetekort, of kan worden aangewend voor toeslagverlening bij voldoende solvabiliteit; 57

58 In 2013 heeft een sterfteonderzoek plaatsgevonden, waarbij rekening gehouden is met sociaal- economische status van de deelnemers aan het pensioenfonds. Daarop heeft het bestuur besloten de pensioenverplichtingen vanaf ultimo 2013 te waarderen met toepassing van leeftijdsafhankelijke correctiefactoren volgens het model van Aon Hewitt. Dit heeft geleid tot een positief effect van 139,8 miljoen. In de overige baten en lasten zijn zowel de toevoeging aan de technische voorziening opgenomen als gevolg van pensioneringen met voorwaardelijke pensioentoezeggingen als de door de werkgever voldane koopsommen. Kostendekkende premie In de volgende tabel is een overzicht van de kostendekkende premie opgenomen. De kostendekkende premie is berekend op basis van de rentetermijnstructuur. De gedempte kostendekkende premie is op basis van het rendement uit de meest recent uitgevoerde ALM-studie (4,5%) vastgesteld. De feitelijke premie is op basis van de rentetermijnstructuur minus 0,5%-punt vastgesteld. Hierbij is het verschil tussen de rentetermijnstructuur minus 0,5%-punt en de rentetermijnstructuur opgenomen onder inkoop van de voorwaardelijke onderdelen van de regeling. Kostendekkende premie (bedragen * 1.000) premie voor risico pensioenfonds RTS Gedempt Feitelijk actuarieel benodigde premie voor inkoop onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling - regulier risicopremie overlijden spaar opslag voor uitvoeringskosten de risicopremie voor WIA-excedent en premievrijstelling bij invaliditeit de risicopremie ANW aanvulling solvabiliteitsopslag actuarieel benodigde premie voor inkoop voorwaardelijke onderdelen van de regeling Totaal premie voor risico pensioenfonds Aanvullende dotatie Toetswaarde premie Overige premie - FVP bijdrage Individueel pensioensparen 91 - Afrekening vorig jaar VPL Inkoop aanvullend pensioen Totaal feitelijke premie Waarvan Feitelijke premie voor risico pensioenfonds Feitelijke premie voor risico deelnemers 91 Totaal feitelijke premie Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. 58

59 Vereist eigen vermogen Ultimo 2013 bedraagt de dekkingsgraad behorend bij het vereist eigen vermogen 115,2% (2012: 112,8%). De stijging van het vereist eigen vermogen wordt verklaard door het hogere zakelijke waardenrisico (de blootstelling van het pensioenfonds aan het aandelenrisico is toegenomen door veranderende marktomstandigheden). Daarnaast is het renterisico hoger als gevolg van een daling van de feitelijke afdekking van het renterisico. Ultimo 2013 bedraagt de werkelijke dekkingsgraad 111,7% (2012: 102,5%). 59

60 7. Besturing en naleving wetgeving 7.1 Algemeen De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen cao-partijen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering daarvan en daarmee voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en hun nabestaanden in overeenstemming met de bestaande weten regelgeving. 7.2 Bestuursaangelegenheden Statutair is bepaald dat de bestuursleden een zittingstermijn van vier jaar hebben. Na afloop van een zittingstermijn is er de mogelijkheid voor een volgende termijn. De maximale totale zittingstermijn bedraagt zestien jaar. Om automatische verlenging van een termijn te voorkomen vindt, door het bestuur, voordat een bestuurslid wordt voorgedragen voor een volgende termijn, een evaluatie van het functioneren plaats. Het bestuur bestaat uit twaalf zetels. Vijf zetels zijn toegekend aan bestuursleden welke voorgedragen zijn door de werkgevers, vijf leden die voorgedragen zijn door de werknemersorganisaties en twee zetels worden bezet door leden namens de pensioengerechtigden. In mei 2013 is de heer Van de Kieft benoemd als bestuurslid aan werkgeverszijde. Vanwege de vele bestuursmutaties in 2011 en 2012 kon de betreffende werkgeverszetel pas in 2013 ingevuld worden. Tevens zijn de heren Vollenbroek en Spigt door middel van verkiezingen begin 2013 als kandidaten namens de gepensioneerden gekozen. In verband met de zware deskundigheidseisen waar bestuurders aan worden getoetst door DNB hebben de heren Spigt en Vollenbroek een opleidingstraject gevolgd in In het kader van het opleidingstraject hebben zij als toehoorder de bestuursvergaderingen bijgewoond. In het tweede kwartaal van 2014 zullen de heren Spigt en Vollenbroek ter toetsing bij DNB worden voorgedragen. In het verantwoordingsorgaan zijn in augustus 2013 de heren Visser en Van den Heuvel afgetreden. Het bestuur bedankt de afgetreden leden van het verantwoordingsorgaan en hoopt de goede dialoog met hun opvolgers te kunnen voortzetten. In het licht van de wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en de op handen zijnde splitsing van het pensioenfonds heeft er begin 2014 besluitvorming door het bestuur plaatsgevonden over het bestuursmodel van Stichting Pensioenfonds PostNL, de omvang van het bestuur, de inrichting van het interne toezicht en het verantwoordingsorgaan. Het nieuwe bestuursmodel is enkele keren geagendeerd geweest voor een bestuursvergadering en er heeft een sterkte/zwakte analyse onder het bestuur plaatsgevonden. Daarnaast zijn de beide werkgevers, de Centrale Ondernemingsraden en het verantwoordingsorgaan geconsulteerd over het nieuwe bestuursmodel. De voorkeur is uitgesproken voor een paritair bestuur, waarbij PostNL N.V. en het verantwoordingsorgaan (op termijn) opteerden voor het paritair gemengd model. Beide modellen zijn vervolgens nader uitgewerkt, hetgeen heeft geleid tot het besluit om het huidige paritair bestuursmodel te handhaven. De verbeterpunten die naar voren zijn gekomen in de sterkte/zwakte analyse zijn goed uitvoerbaar in het paritair bestuursmodel. Daarnaast bestaat er continuïteit ten opzichte van het huidig bestuursmodel en zijn de geledingen in hoge mate betrokken bij de uitvoering van de pensioenregelingen. Op verzoek van de werkgever blijft de werkgever zitting hebben in het verantwoordingsorgaan. Het huidige interne toezicht is reeds ingericht door middel van een visitatiecommissie. Vanwege de ervaringen met de visitatiecommissie is besloten om de visitatiecommissie te handhaven, met dien verstande dat jaarlijks een visitatie 60

61 plaatsvindt. Daarnaast wil het bestuur graag de ervaringen van andere pensioenfondsen met een Raad van Toezicht afwachten, alvorens de keuze voor een visitatiecommissie eventueel te heroverwegen. In het kader van de splitsing van het pensioenfonds in het tweede kwartaal van 2014 zal het bestuur na de splitsing van het pensioenfonds worden verkleind van twaalf naar tien bestuursleden, waarvan vier leden namens de werkgever, vier leden namens de (gewezen) deelnemers en twee leden namens de pensioengerechtigden. De heer Popping en mevrouw Stevens-Moes zullen na de splitsing het bestuur van het pensioenfonds verlaten. De heer Van Gameren zal in de loop van 2014 het voorzitterschap overdragen aan de heer Van de Kieft en per 1 oktober 2014 terug treden uit het bestuur. De heer Veldstra is per die datum door PostNL N.V. voorgedragen om de heer Van Gameren op te volgen. Er is besloten om de visitatiecommissie te handhaven, met dien verstande dat jaarlijks een visitatie plaatsvindt. Daarnaast wil het bestuur graag de ervaringen van andere pensioenfondsen met een Raad van Toezicht afwachten, alvorens de keuze voor een visitatiecommissie eventueel te heroverwegen. De werkgever heeft aangegeven vertegenwoordigd te willen blijven in het verantwoordingsorgaan, waardoor de huidige inrichting van het verantwoordingsorgaan van Stichting Pensioenfonds PostNL in stand blijft, namelijk twee leden namens de werkgever, twee leden namens de werknemers en twee leden namens de pensioengerechtigden). In verband met de taak van het verantwoordingsorgaan om een oordeel te geven over het bestuur over het verslagjaar, is in 2012 besloten de zittingstermijn voor de leden van het verantwoordingsorgaan te verlengen tot 1 juli Voor de inrichting van het verantwoordingsorgaan na 1 juli 2014 worden verkiezingen gehouden voor de vertegenwoordigers van de deelnemers en pensioengerechtigden. De eventuele leden namens de werkgever dienen (opnieuw) door de werkgever te worden benoemd. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. Het bestuur vindt het belangrijk inzicht te hebben in zijn eigen functioneren en beleid evenals in de uitvoering van het reglement en het beleid van de uitvoeringsorganisatie. Om inzicht te krijgen in zijn eigen functioneren, wordt jaarlijks geëvalueerd of het bestuur voldoende kennis heeft van alle activiteitengebieden binnen het fonds en of het bestuur voldoende zorg draagt voor de handhaving van het vertrouwen in zijn fonds. Bij het voordragen van nieuwe bestuursleden wordt getoetst of hij of zij voldoet aan de opgestelde deskundigheidseisen en het profiel, waarbij ook naar de collectieve deskundigheid wordt gekeken. De voorzitter voert met alle bestuursleden individueel een evaluatiegesprek. Aan de hand van het deskundigheidsplan, de deskundigheidsmatrix en gevolgde cursussen, wordt gekeken in hoeverre het bestuur als geheel, maar ook de individuele bestuursleden, voldoen aan de eisen van een Goed Pensioenfondsbestuur. Met nieuwe bestuursleden wordt een opleidingsplan vastgesteld. Bij het voordragen toetst het bestuur of de kandidaat aan het gewenste profiel voldoet en of deze naar verwachting binnen de gestelde termijn op het gewenste deskundigheidsniveau kan functioneren. In 2013 heeft het bestuur 20 keer vergaderd. De financiële commissie heeft 10 keer vergaderd. In de vergaderingen van de financiële commissie zijn met name beleggingsonderwerpen besproken, waarover het bestuur vervolgens geadviseerd werd. Ook bespreekt de financiële commissie het jaarwerk. In de bestuursvergaderingen is veel aandacht geschonken aan de monitoring van de risicomanagementstrategie, de nieuwe pensioenregelingen en de op handen zijnde splitsing van het pensioenfonds. 61

62 Het bestuur heeft daarbij ook overleg met het verantwoordingsorgaan gevoerd. Bij de vergaderingen van het verantwoordingsorgaan is vaak een bestuursdelegatie aanwezig om het verantwoordingsorgaan te informeren over de actuele situatie van het fonds en vragen van het verantwoordingsorgaan te beantwoorden. 7.3 Personalia Bestuurssamenstelling Bestuurders namens de werkgever Naam Functie in bestuur Bestuurslid vanaf mr. E.J.F. Busweiler P. van Gameren RA* drs. L.C. van de Kieft RC MAC* drs. H. Popping** drs. L.J. van der Put RBA Bestuurslid tot Herbenoeming Overige functies Lid periodes Business consultant/partner bij Arengo Consult/ NMI Gecertificeerd Mediator/ partner bij BasiCC Voorzitter N.v.t. N.v.t. Directeur Fincint B.V. Financiële Consultancy en Interim Management, bestuurslid Stichting Ondernemingspensioenfonds TNT, voorzitter bestuur Stichting Pensioenfonds PostNL Postbezorgers (in liquidatie) Lid periodes Bestuurslid PME, lid bestuur ABP, voorzitter bestuur stichting AGH (servicekantoor voor enkele bedrijfstakpensioenfondsen), voorzitter AC Pensioenfonds Horeca, voorzitter Raad van Advies van de VRC (Vereniging voor Register Controllers), lid raad van toezicht Tear, interim CFO nieuwe Kamer van Koophandel Plv N.v.t. N.v.t. Director Financial and Business Reporting TNT secretaris Express N.V., voorzitter bestuur Ondernemingspensioenfonds TNT, voorzitter Raad van Commissarissen TNT Nederland B.V. Lid periodes Directeur Media Pensioen Diensten (MPD) en Directeur PNO Ziektekosten en Zorg 62

63 Bestuurders namens de deelnemers*** Naam Functie in bestuur Bestuurs lid vanaf Bestuurslid tot mw. S.Y. Eijgermans- Jacobs E.C. Grootendorst 63 Herbenoeming Overige functies Lid periodes Bestuurder Abvakabo FNV Lid periodes Zitting in het bestuur namens CNV Publieke Zaak en bekleden diverse bestuursfuncties R.H. Harmsen Secretaris periodes Bestuurder BVPP, bestuurslid Stichting Pensioenfonds KPN, bestuurslid Stichting Pensioenfonds PostNL Postbezorgers (in liquidatie) B.H. Kiep Lid periodes Senior consultant Group HR, PostNL Holding B.V., voorzitter van de Raad van Commissarissen Woningbouwcorporatie De Delthe, lid commissie Sociale Zaken VNO-NCW mw. A.J. Stevens- Moes ** Plv. voorzitter N.v.t. N.v.t. Bestuurder Abvakabo FNV, bestuurslid Stichting Pensioenfonds PostNL Postbezorgers (in liquidatie) * De heer Van Gameren zal na de splitsing in het tweede kwartaal van 2014 het voorzitterschap overdragen aan de heer Van de Kieft en per 1 oktober 2014 terug treden uit het bestuur. De heer Veldstra, thans HR directeur PostNL Productie, is per die datum door PostNL N.V. voorgedragen om de heer Van Gameren op te volgen. ** In het kader van de splitsing van het pensioenfonds in het tweede kwartaal van 2014 zal het bestuur na de splitsing van het pensioenfonds worden verkleind van twaalf naar tien bestuursleden, waarvan vier leden namens de werkgever, vier leden namens de (gewezen) deelnemers en twee leden namens de pensioengerechtigden. De heer Popping en mevrouw Stevens-Moes zullen na de splitsing het bestuur van het pensioenfonds verlaten. *** In verband met de zware deskundigheidseisen waar bestuurders aan worden getoetst door DNB hebben de heren Spigt en Vollenbroek, beiden kandidaat-bestuurslid, namens de pensioengerechtigden, een opleidingstraject gevolgd in In het kader van het opleidingstraject hebben zij als toehoorder de bestuursvergaderingen bijgewoond. In het tweede kwartaal van 2014 zullen de heren Spigt en Vollenbroek ter toetsing bij DNB worden voorgedragen. Dagelijks Bestuur P. van Gameren RA (voorzitter/bestuurslid werkgeverszijde) R.H. Harmsen (secretaris/bestuurslid werknemerszijde) drs. H. Popping (plv. secretaris/bestuurslid werkgeverszijde) mw. A.J. Stevens-Moes (plv. voorzitter/bestuurslid werknemerszijde) Financiële commissie mw. S.Y. Eijgermans Jacobs (bestuurslid werknemerszijde) P. van Gameren RA (bestuurslid werkgeverszijde) E.C. Grootendorst, vanaf 7 februari 2013 (bestuurslid werknemerszijde) drs. L.C. van de Kieft, vanaf 20 juni 2013 (bestuurslid werkgeverszijde) drs. H. Popping (bestuurslid werkgeverszijde) drs. L.J. van der Put RBA, vanaf 7 februari 2013 (bestuurslid werkgeverszijde) mw. A.J. Stevens Moes, tot 7 februari 2013 (bestuurslid werknemerszijde) Communicatiecommissie mr. E.J.F. Busweiler (bestuurslid werkgeverszijde) A. van Dijk, vanaf 10 januari 2013 (Senior Adviseur Group HR PostNL N.V.) mw. A.J. Stevens-Moes (bestuurslid werknemerszijde) mw. S. Op het Veld (communicatie-adviseur TKP) drs. O.E. Dreierink, tot 10 januari 2013 (PostNL N.V.)

64 Service Level Agreement (SLA) commissie R.H. Harmsen (bestuurslid werknemerszijde) B.H. Kiep (bestuurslid werknemerszijde) C.C.M. Siebers (TNT Express N.V.) Geschillencommissie mr. O.F. Blom, onafhankelijk voorzitter mr. E.J.F. Busweiler, vanaf 7 februari 2013 (bestuurslid werkgeverszijde) B.H. Kiep, vanaf 7 februari 2013 (bestuurslid werknemerszijde) Verantwoordingsorgaan A. Coenradie (namens de deelnemers, secretaris) drs. P. Dorrestijn, vanaf 20 augustus 2013 (namens de werkgever, voorzitter) U. Heiligers (namens de pensioengerechtigden, plaatsvervangend voorzitter) G.J.J. van den Heuvel, tot 20 augustus 2013 (namens de werkgever) J. van der Kreeft (namens de pensioengerechtigden) mw. C.I.L. Verhoeve-van der Maat (namens de deelnemers, plaatsvervangend secretaris) drs. E. Verweij, vanaf 20 augustus 2013 (namens de werkgever) C. Visser, tot 20 augustus 2013 (namens de werkgever, voorzitter) Visitatiecommissie L.J.M. Roodbol AAG drs. D. Snijders mr. J.R. Steinhauser Beleggingscommissie TKP Investments BV De beleggingscommissie van TKP Investments BV (TKPI) bestaat per 31 december 2013 uit: drs. J. Mensonides, voorzitter drs. G.A. Roelofs MBA RBA FRM Toehoorders namens het pensioenfonds: mw. S.Y. Eijgermans Jacobs P. van Gameren RA Uitvoeringsorganisaties Het beheer van het fonds is opgedragen aan TKP Pensioen B.V. (TKP) en TKP Investments B.V. (TKPI) Certificeerders PricewaterhouseCoopers Accountants N.V., externe onafhankelijke accountant Towers Watson Netherlands B.V., externe actuaris Compliance officer mr. E.H de Wit 64

65 De samenhang van bovenstaande organen en commissies wordt in het onderstaande schema visueel weergegeven. 7.4 Goed Pensioenfondsbestuur Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen, waarbij een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende toezicht. Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. De Principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 van kracht. Wettelijke verankering van de principes heeft plaatsgevonden in de Pensioenwet. Voor de inrichting van het interne toezicht is gekozen voor de instelling van een visitatiecommissie die eens per drie jaar een visitatie uitvoert. In het kader van de wet Wet versterking bestuur pensioenfondsen, die per 1 juli 2014 in werking treedt, zal er vanaf 2014 jaarlijks een visitatie plaatsvinden. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het fonds, naar de wijze waarop het fonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico s op de langere termijn. Tevens is met ingang van 1 januari 2008 een verantwoordingsorgaan ingesteld. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes van Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden bij het bepalen van het beleid. In 65

Verkort jaarverslag 2012. 2012: Voortzetting koers 2011 en op naar herstel. Stichting Pensioenfonds PostNL. Meer weten? www.pensioenpostnl.

Verkort jaarverslag 2012. 2012: Voortzetting koers 2011 en op naar herstel. Stichting Pensioenfonds PostNL. Meer weten? www.pensioenpostnl. Verkort jaarverslag 2012 Stichting Pensioenfonds PostNL 2012: Voortzetting koers 2011 en op naar herstel Pensioenfondsen en pensioenen stonden ook in 2012 weer in het middelpunt van de belangstelling.

Nadere informatie

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013.

Marktwaardedekkingsgraad per 30 september ,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013. Kwartaalbericht 2013 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 30 september 2013 122,8%, een toename van 1,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2013. Meer informatie vindt u op de website. Beleggingsrendement

Nadere informatie

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV

Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV Herstelplan 2015 Compartiment SPDHV Versie 1.0 17 juni 2015 Auteur: Corné van Bokhoven Status: vastgesteld door bestuur Inleiding Nadat Stichting Pensioenfonds DHV in 2008 in dekkingstekort kwam heeft

Nadere informatie

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux

Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Kort jaarverslag Stichting Pensioenfonds nv Linde Gas Benelux Beleggingen Het totaal rendement over het afgelopen boekjaar 2010 is uitgekomen op 15,6%. Als we naar de onderverdeling kijken zien we het

Nadere informatie

2010: Pensioen wereld volop in de schijnwerpers

2010: Pensioen wereld volop in de schijnwerpers Verkort jaarverslag 2010 nr 13 - januari 2009 Stichting Pensioen fonds KPN 2010: Pensioen wereld volop in de schijnwerpers Inleiding Het jaar 2010 is wederom een enerverend jaar geweest voor de pensioenwereld.

Nadere informatie

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013.

Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013. Kwartaalbericht 2014 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 31 maart 2014: 128,6%, een toename van 3,3%-punt ten opzichte van 31 december 2013. Meer informatie vindt u op de website. Beleggingsrendement

Nadere informatie

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012.

Dekkingsgraad 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012. Kwartaalbericht 2012 Samenvatting 121,8% per 30 september 2012, toename van 9,3%-punt ten opzichte van 30 juni 2012. Meer informatie over de dekkingsgraad vindt u op de website. Beleggingsrendement 4,2%

Nadere informatie

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen.

Beleggingsrendement 3% over het vierde kwartaal van 2012 (14,4% over geheel 2012); waarde van de beleggingen gestegen naar miljoen. Kwartaalbericht 2012 Samenvatting DNB-dekkingsgraad 125,2% per 31 december 2012, toename van 3,6%-punt ten opzichte van 30 september 2012. Meer informatie over de dekkingsgraad vindt u op de website Beleggingsrendement

Nadere informatie

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram

2013 verkort in beeld. Ontwikkelingen. Pensioenen Beleggingen Organogram 02 verkort in beeld 03 Ontwikkelingen 05 08 10 Pensioenen Beleggingen Organogram Aantal deelnemers dat pensioen opbouwt Aantal personen dat een ouderdomspensioen ontvangt Aantal deelnemers met slapende

Nadere informatie

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van 15.941 miljoen naar 16.893 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013).

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het tweede kwartaal gestegen van 15.941 miljoen naar 16.893 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013). Kwartaalbericht 2014 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2014 129,5%, een toename van 0,9%-punt ten opzichte van 31 maart 2014. Over de eerste zes maanden steeg de marktwaardedekkingsgraad

Nadere informatie

Verkort jaarverslag 2011

Verkort jaarverslag 2011 Stichting Pensioenfonds PostNL Stichting Pensioenfonds PostNL 2011: Een jaar in het middelpunt van de belangstelling Ook in het afgelopen jaar stonden de pensioenen en pensioenfondsen in het middelpunt

Nadere informatie

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad

Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2012-1 juli 2012 t/m 30 september 2012 Samenvatting: positief sentiment en gewijzigde rekenrente (UFR) stuwen dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad

Nadere informatie

jaarverslag 2010 stichting pensioenfonds tnt

jaarverslag 2010 stichting pensioenfonds tnt jaarverslag 2010 stichting pensioenfonds tnt Inhoud meerjarenoverzicht van kerncijfers en kengetallen 4 bestuursverslag 7 1. woord van de voorzitter 9 2. algemene informatie 13 2.1 Juridische structuur

Nadere informatie

VERKORT JAARVERSLAG 2016

VERKORT JAARVERSLAG 2016 VERKORT JAARVERSLAG 2016 2016: wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen van 2016 bij Pensioenfonds TNT Express? U leest het in deze verkorte en vereenvoudigde versie van het jaarverslag. Het volledige

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal 2017-1 januari 2017 t/m 31 maart 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad eind maart 2017 is 112,6% en is gestegen ten opzichte

Nadere informatie

Een overzicht van de kerncijfers vindt u op <pagina 8 en 9> van het volledige jaarverslag.

Een overzicht van de kerncijfers vindt u op <pagina 8 en 9> van het volledige jaarverslag. 12 vragen over het jaarverslag 2013 De hoofdpunten uit het jaarverslag van Stichting Pensioenfonds voor Verloskundigen (SPV) behandelen we aan de hand van 12 vragen en antwoorden. Een volledig exemplaar

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2015 t/m 30 juni 2015 Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015 De maand dekkingsgraad ultimo juni is sterk gestegen t.o.v eind maart De beleidsdekkingsgraad is gedaald van

Nadere informatie

Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill

Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill Verkort jaarverslag 2017 Pensioenfonds Cargill Pensioenfonds Cargill 2017 in beeld Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen van 2017 van Pensioenfonds Cargill? U leest het in dit verkort jaarverslag. Financiële

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2017-1 juli 2017 t/m 30 september 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad eind september 2017 is 117,8% en is gestegen ten opzichte

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal 2017-1 april 2017 t/m 30 juni 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad eind juni 2017 is 115,7% en is gestegen ten opzichte van

Nadere informatie

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011

Persbericht. Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011 Persbericht Kwartaalbericht: vierde kwartaal 2011 Hoofdpunten: Dekkingsgraad van 94% is te laag: aanvullende maatregelen nodig Beschikbaar vermogen stijgt met ruim 11 miljard Door gedaalde rente nemen

Nadere informatie

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van:

In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van: Financieel Crisisplan 1. Elementen crisisplan In de Pensioenwet is vastgelegd dat wanneer een pensioenfonds niet langer voldoet aan de gestelde eisen ten aanzien van: vereist eigen vermogen (ultimo 2011

Nadere informatie

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 >

SPNG. veranderingen. was voor. een jaar van grote. Verkort jaarverslag 2013 > 2013 was voor SPNG een jaar van grote veranderingen. Verkort jaarverslag 2013 > 2013 was voor SPNG een jaar van grote veranderingen. Eind 2012 liep het herverzekeringscontract met Nationale-Nederlanden

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009

Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics. Verkort Jaarverslag 2009 Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics Verkort Jaarverslag 2009 Inleiding 2009 is voor de Stichting Pensioenfonds SABIC Innovative Plastics (hierna Pensioenfonds SABIC-IP) weer een bijzonder

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Vierde kwartaal 2017-1 oktober 2017 t/m 31 december 2017 Samenvatting: De (12 maands)beleidsdekkingsgraad is gestegen van 112,7% eind september 2017 naar 115,3%

Nadere informatie

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende

Persbericht. ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende Persbericht ABP verlaagt pensioen in 2013 met 0,5% Ondanks goed rendement stijgt dekkingsgraad in 2012 onvoldoende Hoofdpunten: Verlaging pensioen met 0,5% per 1 april 2013 definitief Mogelijk aanvullende

Nadere informatie

VERKORT JAARVERSLAG 2015

VERKORT JAARVERSLAG 2015 VERKORT JAARVERSLAG 2015 Belangrijkste ontwikkelingen in 2015 De in 2014 opgerichte Stichting Pensioenfonds TNT Express beleefde in 2015 het eerste volledige jaar. Dit verkort jaarverslag is een samenvatting

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013

Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden. Oktober 2013 Informatiebijeenkomst Pensioenfonds KPN Pensioengerechtigden Oktober 2013 1 Pensioenstelsel Individueel Pensioen fonds Overheid Lijfrente Pensioen AOW B E L A S T I N G 2 Programma bestuur en taken bestuur

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015. Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015. Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2015-1 april 2015 t/m 30 juni 2015 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is fors gestegen van 105,7% naar 115,4%. Dit komt

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2013 t/m 31 december Samenvatting: stijgende aandelen

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2013 t/m 31 december Samenvatting: stijgende aandelen Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Vierde kwartaal 2013-1 oktober 2013 t/m 31 december 2013 Samenvatting: stijgende aandelen Nominale dekkingsgraad gestegen van 120,6% naar 123,0% Reële

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland in liquidatie

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland in liquidatie Vermogensbeheerrapportage 4e kwartaal 2017 In het vierde kwartaal van 2017 steeg wettelijke dekkingsgraad 1 met 1,4% punt van 108,1% naar 109,5%. De actuele dekkingsgraad 2 daalde met 0,1%-punt van 109,9%

Nadere informatie

Verkort jaarverslag 2013

Verkort jaarverslag 2013 Verkort jaarverslag 2013 Wat waren in 2013 de belangrijkste feiten en gebeurtenissen voor GE Pensioen? U leest het in deze verkorte versie van het jaarverslag 2013. Naast deze bondige versie treft u ook

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Tweede kwartaal april 2012 t/m 30 juni Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal 2012-1 april 2012 t/m 30 juni 2012 Samenvatting: Lage rente drukt dekkingsgraad Nominale dekkingsgraad is gedaald van 110,0% naar 105,1% Beleggingsrendement

Nadere informatie

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) 31.12.14 1.2 Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10

1.1 Datum in herstel (dd.mm.jj) 31.12.14 1.2 Gekozen hersteltermijn (in jaren) 10 Staat/formulier K0 blad 2 Datum in herstel (ddmmjj) 2 2 Gekozen hersteltermijn (in jaren) 0 Onderbouwing gekozen hersteltermijn Er is voor een termijn van 0 jaar gekozen omdat een relatief lange termijn

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2016-1 april 2016 t/m 30 juni 2016 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gedaald van 98,1% naar 97,9%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017

2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017 Kwartaalbericht 2e kwartaal 2017 Den Haag, juli 2017 Samenvatting cijfers per 30 juni 2017 Dekkingsgraad (UFR): 104,9% Beleidsdekkingsgraad: 101,8% Belegd vermogen: 23,5 miljard Rendement 2017 t/m juni:

Nadere informatie

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van 16.893 miljoen naar 17.810 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013).

Marktwaarde van de pensioenverplichtingen in het derde kwartaal gestegen van 16.893 miljoen naar 17.810 miljoen ( 15.008 miljoen ultimo Q4 2013). Kwartaalbericht 2014 Samenvatting Marktwaardedekkingsgraad per 30 september 2014 130,4%, een toename van 0,9%-punt ten opzichte van 30 juni 2014. Over de eerste negen maanden steeg de marktwaardedekkingsgraad

Nadere informatie

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015

Belanghebbendenvergadering. 24 september 2015 Belanghebbendenvergadering 24 september 2015 Agenda 1. Opening 2. Actuele ontwikkelingen Ballast Nedam N.V. 3. Jaarverslag 2014 4. Nieuwe pensioenregelgeving en herstelplan 5. Toekomst pensioenfonds 6.

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2017 t/m 30 juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2017 t/m 30 juni Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede 2017-1 april 2017 t/m 30 juni 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 110,5% naar 113,6%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2017 t/m 31 maart Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Eerste kwartaal 2017-1 januari 2017 t/m 31 maart 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 105,7% naar 110,5%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

J a a r v e r s l a g 2014

J a a r v e r s l a g 2014 J a a r v e r s l a g 2014 Stichting Pensioenfonds TNT Express Stichting Pensioenfonds TNT Express Opgericht 3 juni 2014 Statutair gevestigd te Groningen KvK-nummer 60789298 Correspondentieadres: Postbus

Nadere informatie

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG

2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG 2013 in het kort SAMENVATTING VAN HET JAARVERSLAG 1 Toelichting op het jaarverslag In het Jaarverslag 2013 legt het pensioenfonds uitgebreid verantwoording af over de ontwikkelingen, besluiten en gebeurtenissen

Nadere informatie

4e kwartaal 2015 Den Haag, 21 januari 2016

4e kwartaal 2015 Den Haag, 21 januari 2016 Kwartaalbericht 4e kwartaal 2015 Den Haag, 21 januari 2016 Samenvatting cijfers per 31 december 2015 Dekkingsgraad (UFR): 100,5% Beleidsdekkingsgraad: 104,4% Belegd vermogen: 19,9 miljard Rendement 4 e

Nadere informatie

J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R. 16 juni 2017

J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R. 16 juni 2017 H E A L T H W E A L T H C A R E E R J A A R V E R S L A G 2016 ( F I N A N C I E E L ) S T I C H T I N G P E N S I O E N F O N D S M E R C E R 16 juni 2017 Bestuur Stichting Pensioenfonds Mercer F I N

Nadere informatie

VERKORT JAARVERSLAG 2017

VERKORT JAARVERSLAG 2017 VERKORT JAARVERSLAG 2017 De belangrijkste ontwikkelingen in 2017 bij Pensioenfonds TNT Express op een rij in deze verkorte en vereenvoudigde versie van het jaarverslag. Het volledige jaarverslag vindt

Nadere informatie

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015. Samenvatting cijfers per 31 december 2014

Kwartaalbericht. 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015. Samenvatting cijfers per 31 december 2014 Kwartaalbericht 4e kwartaal 2014 Den Haag, 30 januari 2015 Samenvatting cijfers per 31 december 2014 Dekkingsgraad: 111,5% Beleidsdekkingsgraad: 112,6% Belegd vermogen: 19,6 miljard Rendement 2014: 27,6%

Nadere informatie

J a a r v e r s l a g

J a a r v e r s l a g J a a r v e r s l a g 2014 Stichting Pensioenfonds PostNL Stichting Pensioenfonds PostNL Opgericht 1 januari 1989 Statutair gevestigd te Groningen KvK-nummer 41011600 Correspondentieadres: Postbus 501

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal juli 2017 t/m 30 september Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Derde kwartaal 2017-1 juli 2017 t/m 30 september 2017 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 113,6% naar 116,5%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010

Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010 Buitengewone vergadering van deelnemers 22 november 2010 Agenda 1. Opening, mededelingen en ingekomen stukken 2. Pensioenregeling uitgevoerd door BNPF 3. Vergelijking andere pensioenfondsen 4. Herstelplan

Nadere informatie

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus 98 1000 AB AMSTERDAM

De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus 98 1000 AB AMSTERDAM De Nederlandsche Bank NV T.a.v. de heer S. Keereweer AA Postbus 98 1000 AB AMSTERDAM Wormerveer, 12 december 2011 Betreft: Herstelplan Stichting Pensioenfonds De Fracties Geachte heer Keereweer, De dekkingsgraad

Nadere informatie

De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015.

De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015. Kwartaalbericht 2015 Samenvatting De marktwaardedekkingsgraad per 30 juni 2015 was 135,1%. Dit is een toename van 5,7% ten opzichte van 31 maart 2015. De reële dekkingsgraad ultimo tweede kwartaal was

Nadere informatie

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 9 maart Stand van zaken SVG. 1 van 21

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 9 maart Stand van zaken SVG. 1 van 21 Stichting Voorzieningsfonds Getronics 9 maart 2016 Stand van zaken SVG 1 van 21 Programma Pensioenfonds SVG Financiële positie SVG Terugblik 2015 Vooruitblik 2016 Derivaten Vragen 2 van 21 Pensioenfonds

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2016 t/m 30 september 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2016 t/m 30 september 2016 Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2016-1 juli 2016 t/m 30 september 2016 De maandelijkse nominale dekkingsgraad ultimo september is 102,4% en is gestegen ten opzichte van eind juni

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal oktober 2016 t/m 31 december Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Vierde kwartaal 2016-1 oktober 2016 t/m 31 december 2016 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gestegen van 98,8% naar 105,7%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal 2015-1 januari 2015 t/m 31 maart 2015

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal 2015-1 januari 2015 t/m 31 maart 2015 Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Eerste kwartaal 2015-1 januari 2015 t/m 31 maart 2015 Samenvatting: dalende euro en dalende rente door monetair beleid De beleidsdekkingsgraad is gedaald

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal januari 2016 t/m 31 maart Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Eerste kwartaal 2016-1 januari 2016 t/m 31 maart 2016 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is gedaald van 106,3% naar 98,1%; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

De wereld verandert. SPH Jaarbericht. Highlights van 2015

De wereld verandert. SPH Jaarbericht. Highlights van 2015 De wereld verandert. SPH Jaarbericht Highlights van 2015 Veranderingen vragen om wendbaarheid Vooraf De wereld om ons heen verandert, dat hebben we ook in 2015 ondervonden. De financiële markten bleven

Nadere informatie

In het crisisplan worden verschillende parameters gebruikt die voor het pensioenfonds belangrijk zijn:

In het crisisplan worden verschillende parameters gebruikt die voor het pensioenfonds belangrijk zijn: Crisisplan ABTN Bijlage 4 Inleiding In hoofdstuk 9 van de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) - Het weerstandsvermogen van het pensioenfonds, sturingsmiddelen en beleidskader - zijn de risico

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2014 t/m 30 september 2014

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal juli 2014 t/m 30 september 2014 Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2014-1 juli 2014 t/m 30 september 2014 Nominale dekkingsgraad is gedaald van 123,1% naar 117,0% Beleggingsrendement is 1,8%, Obligaties stegen

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/6 TWEEDE KWARTAAL 2017 KWARTAALVERSLAG TWEEDE KWARTAAL 2017 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 30 juni 2017 bedroeg 112,5% Het rendement van 1 april tot en met 30 juni 2017 bedroeg 0,8% Het rendement van 1 januari tot

Nadere informatie

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS BELEGGINGSBEGINSELEN

STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS BELEGGINGSBEGINSELEN STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS BELEGGINGSBEGINSELEN 22 september 2016 Beleggingsbeginselen De beleggingsbeginselen van het pensioenfonds zijn de uitgangspunten ten aanzien van beleid en uitvoering,

Nadere informatie

Herstelplan. Stichting Personeelspensioenfonds APG

Herstelplan. Stichting Personeelspensioenfonds APG Herstelplan Stichting Personeelspensioenfonds APG PPF APG Herstelplan versie: juni 2015 Herstelplan PPF APG 2015 juni 2015 1. Inleiding In dit herstelplan 2015 voor PPF APG leest u eerst welke uitgangspunten

Nadere informatie

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG

2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG 2011 in het kort TOELICHTING OP HET JAARVERSLAG 1 Toelichting op het jaarverslag In het jaarverslag legt het pensioenfonds uitgebreid verantwoording af over de ontwikkelingen, besluiten en gebeurtenissen

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2014-1 april 2014 t/m 30 juni 2014. Samenvatting: dalende rente

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal 2014-1 april 2014 t/m 30 juni 2014. Samenvatting: dalende rente Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2014-1 april 2014 t/m 30 juni 2014 Samenvatting: dalende rente Nominale dekkingsgraad gestegen van 123,6% naar 123,7% Reële dekkingsgraad

Nadere informatie

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 11 februari 2015. Stand van zaken SVG. 1 van 19

Stichting Voorzieningsfonds Getronics 11 februari 2015. Stand van zaken SVG. 1 van 19 Stichting Voorzieningsfonds Getronics 11 februari 2015 Stand van zaken SVG 1 van 19 Programma Pensioenfonds SVG Financiële positie SVG Terugblik 2014 Vooruitblik 2015 Vragen 2 van 19 Pensioenfonds SVG

Nadere informatie

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland

Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland Vermogensbeheerrapportage 4e kwartaal 2013 In het vierde kwartaal van 2013 steeg de dekkingsgraad 2,5%-punt van 99,8% naar 102,3%. Die stijging wordt grotendeels verklaard door Opname van de vordering

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal 2014-1 oktober 2014 t/m 31 december 2014

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Vierde kwartaal 2014-1 oktober 2014 t/m 31 december 2014 Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Vierde kwartaal 2014-1 oktober 2014 t/m 31 december 2014 Samenvatting: dalende euro en dalende rente Nominale dekkingsgraad gedaald van 117,4% naar 115,1%

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 DERDE KWARTAAL 2015 KWARTAALVERSLAG DERDE KWARTAAL 2015 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 30 september 2015 bedroeg 112,6% Het rendement van 1 juli tot en met 30 september 2015 bedroeg -1,6% Het pensioenvermogen

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni 2016

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal april 2016 t/m 30 juni 2016 Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Tweede kwartaal 2016-1 april 2016 t/m 30 juni 2016 De maandelijkse nominale dekkingsgraad ultimo juni is 101,7% en is gedaald ten opzichte van eind maart (101,8%);

Nadere informatie

Het jaarverslag 2014 samengevat

Het jaarverslag 2014 samengevat Het jaarverslag 2014 samengevat Uw pensioenfonds blikt terug én vooruit Deelnemers 1.711 In 2014 verdiende het fonds 55,1 miljoen dankzij beleggen. Dat bedrag staat voor een rendement van 20,1%. Het fonds

Nadere informatie

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan Dit financieel crisisplan is geschreven in het kader van artikel 145 van de Pensioenwet. Het crisisplan maakt deel uit van de beschrijving van de beheerste en integere

Nadere informatie

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli 2015. Samenvatting cijfers per 30 juni 2015

Kwartaalbericht. 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli 2015. Samenvatting cijfers per 30 juni 2015 Kwartaalbericht 2e kwartaal 2015 Den Haag, 14 juli 2015 Samenvatting cijfers per 30 juni 2015 Dekkingsgraad (UFR): 108,3% Beleidsdekkingsgraad: 110,0% Belegd vermogen: 19,6 miljard Rendement 2015 1 e halfjaar:

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Tweede kwartaal april 2012 t/m ultimo juni Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Tweede kwartaal 2012-1 april 2012 t/m ultimo juni 2012 Samenvatting: Nominale dekkingsgraad gedaald van 107,6% naar 101,9% Beleggingsrendement is 1,6%

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2015-1 juli 2015 t/m 30 september 2015

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2015-1 juli 2015 t/m 30 september 2015 Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Derde kwartaal 2015-1 juli 2015 t/m 30 september 2015 De maandelijkse nominale dekkingsgraad ultimo september is gedaald ten opzichte van eind juni; De beleidsdekkingsgraad

Nadere informatie

Extra nieuwsbrief. De positie van het pensioenfonds. Mei 2012. Waarom een extra nieuwsbrief?

Extra nieuwsbrief. De positie van het pensioenfonds. Mei 2012. Waarom een extra nieuwsbrief? Mei 2012 Extra nieuwsbrief Waarom een extra nieuwsbrief? De positie van pensioenfondsen krijgt voortdurend veel aandacht in de media. De berichten over pensioenen zijn vaak complex en de laatste tijd nogal

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal 2015-1 juli 2015 t/m 30 september 2015. Samenvatting:

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Derde kwartaal 2015-1 juli 2015 t/m 30 september 2015. Samenvatting: Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Derde kwartaal 2015-1 juli 2015 t/m 30 september 2015 Samenvatting: De maandelijkse nominale dekkingsgraad is fors gedaald van 115,4% naar 103,7%. Dit

Nadere informatie

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan

Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan Bijlage 3 Het Financieel Crisisplan Dit financieel crisisplan is geschreven in het kader van artikel 145 van de Pensioenwet. Het crisisplan maakt deel uit van de beschrijving van de beheerste en integere

Nadere informatie

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2019

KWARTAALVERSLAG. Philips Pensioenfonds. 1. In het kort. 2. Financiële positie Philips Pensioenfonds 1/5 EERSTE KWARTAAL 2019 KWARTAALVERSLAG EERSTE KWARTAAL 2019 1. In het kort De beleidsdekkingsgraad per 31 maart 2019 bedroeg 118,7%. Het rendement van 1 januari tot en met 31 maart 2019 bedroeg 7,1%. Het pensioenvermogen per

Nadere informatie

jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad

jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad jaarverslag 2014 Stichting Pensioenfonds Randstad 11 - dekkingsgraad SPR gestegen van 102,9% (104,5%) naar 109,1%; - positief resultaat van 51,8 miljoen; - SPR kampt nog met dekkingstekort: geen winstbijschrijving

Nadere informatie

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds

Geef pensioen de aandacht die het verdient. Jaarbericht Stichting Pensioenfonds Geef pensioen de aandacht die het verdient Jaarbericht Stichting Pensioenfonds Vijf mythes over pensioen Over pensioenen zijn meerdere mythes in omloop. Het is belangrijk om te weten hoe het wel zit. De

Nadere informatie

Pensioenfonds Update September 2013

Pensioenfonds Update September 2013 Pensioenfonds Update September 2013 nr 15 september 2013 pagina 1 INHOUD 1. Voorwoord van de voorzitter 1 2. Toeslagverlening per 1 juli 2013 3 3. Dekkingsgraad gehaald in Q2 2013 3 4. Toeslagenbeleid

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Vierde kwartaal oktober 2014 t/m 31 december 2014

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Vierde kwartaal oktober 2014 t/m 31 december 2014 Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Vierde kwartaal 2014-1 oktober 2014 t/m 31 december 2014 Nominale dekkingsgraad is gedaald van 117,0% naar 116,3%; Het beleggingsrendement is 3,5% in het vierde

Nadere informatie

2e kwartaal 2016 Den Haag, juli 2016

2e kwartaal 2016 Den Haag, juli 2016 Kwartaalbericht 2e kwartaal 2016 Den Haag, juli 2016 Samenvatting cijfers per 30 juni 2016 Dekkingsgraad (UFR): 99,0% Beleidsdekkingsgraad: 99,6% Belegd vermogen: 23,3 miljard Rendement 1 e halfjaar 2016:

Nadere informatie

Pensioenen... Herstelplan 2017

Pensioenen... Herstelplan 2017 Pensioenen.............................................. Herstelplan 2017 30 maart 2017 HERSTELPLAN Stichting Pensioenfonds Vopak (hierna: het pensioenfonds) verkeert sinds 1 januari 2016 in een situatie

Nadere informatie

Verkort jaarverslag

Verkort jaarverslag Verkort jaarverslag 2014 1 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Meubelindustrie en Meubileringsbedrijven Hoe deed ons pensioenfonds het in 2014? Waar hield het bestuur zich mee bezig? En wat waren

Nadere informatie

1. Definities Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen.

1. Definities Kostendekkende premie Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen. Premiebeleid 1. Definities Kostendekkende Premie die noodzakelijk is om jaarlijks ouderdomspensioenaanspraken in te kopen. Gedempte Premie gebaseerd op gemiddelde rente curves, waardoor de invloed van

Nadere informatie

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal 2014-1 januari 2014 t/m 31 maart 2014. Samenvatting: stijgende aandelen

Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel. Eerste kwartaal 2014-1 januari 2014 t/m 31 maart 2014. Samenvatting: stijgende aandelen Kwartaalbericht Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel Eerste kwartaal 2014-1 januari 2014 t/m 31 maart 2014 Samenvatting: stijgende aandelen Nominale dekkingsgraad gestegen van 123,0% naar 123,6% Reële dekkingsgraad

Nadere informatie

HERSTELPLAN 31 maart 2009

HERSTELPLAN 31 maart 2009 HERSTELPLAN 31 maart 2009 Naam pensioenfonds: Stichting Pensioenfonds Akzo Nobel Nummer fonds: 07781 Dekkingsgraad per 31 december 2008: 95,6% Status financiële positie (reservetekort, dekkingstekort):

Nadere informatie

FINANCIEEL CRISISPLAN STICHTING PENSIOENFONDS HUNTSMAN ROZENBURG. Bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota

FINANCIEEL CRISISPLAN STICHTING PENSIOENFONDS HUNTSMAN ROZENBURG. Bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota FINANCIEEL CRISISPLAN STICHTING PENSIOENFONDS HUNTSMAN ROZENBURG Bijlage bij de actuariële en bedrijfstechnische nota Versie 19 april 2012 Inleiding Het bestuur van Stichting Pensioenfonds Huntsman Rozenburg

Nadere informatie

Goed jaar Metro Pensioenfonds, toch geen verhoging pensioenen

Goed jaar Metro Pensioenfonds, toch geen verhoging pensioenen Verkort jaarverslag 2014 In dit verkorte jaarverslag 2014 zetten we de hoofdpunten uit het volledige jaarverslag van Metro Pensioenfonds voor u op een rij: we blikken terug op het pensioenjaar 2014 en

Nadere informatie

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Eerste kwartaal januari 2013 t/m 31 maart 2013

Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM. Eerste kwartaal januari 2013 t/m 31 maart 2013 Kwartaalbericht Algemeen Pensioenfonds KLM Eerste kwartaal 2013-1 januari 2013 t/m 31 maart 2013 Nominale dekkingsgraad is gestegen van 116,5% naar 119,9% Beleggingsrendement is 2,2% Het belegd vermogen

Nadere informatie

3e kwartaal 2017 Den Haag, oktober 2017

3e kwartaal 2017 Den Haag, oktober 2017 Kwartaalbericht 3e kwartaal 2017 Den Haag, oktober 2017 Samenvatting cijfers per 30 september 2017 Dekkingsgraad (UFR): 106,4% Beleidsdekkingsgraad: 103,5% Belegd vermogen: 23,9 miljard Rendement 2017

Nadere informatie

Kwartaalbericht 2015. Samenvatting ING CDC Pensioenfonds communiceert over de resultaten van Q3. Kwartaalbericht 3e kwartaal 2015 1

Kwartaalbericht 2015. Samenvatting ING CDC Pensioenfonds communiceert over de resultaten van Q3. Kwartaalbericht 3e kwartaal 2015 1 Kwartaalbericht 2015 Samenvatting ING CDC Pensioenfonds communiceert over de resultaten van Q3 Als je werkt bij ING Bank voert ING CDC Pensioenfonds vanaf 1 januari 2014* jouw huidige pensioenregeling

Nadere informatie

Verkort jaarverslag 2014. In de verkorte versie van het jaarverslag leest u op hoofdlijnen hoe het jaar 2014 voor het pensioenfonds is verlopen.

Verkort jaarverslag 2014. In de verkorte versie van het jaarverslag leest u op hoofdlijnen hoe het jaar 2014 voor het pensioenfonds is verlopen. Verkort jaarverslag 2014 In de verkorte versie van het jaarverslag leest u op hoofdlijnen hoe het jaar 2014 voor het pensioenfonds is verlopen. U kunt het volledige jaarverslag downloaden op www.bpfmedewerkersnotariaat.nl.

Nadere informatie

Verklaring van beleggingsbeginselen

Verklaring van beleggingsbeginselen Verklaring van beleggingsbeginselen Inleiding Stichting Pensioenfonds APF (APF) voert de pensioenregeling uit voor de (voormalige) werknemers van AkzoNobel. Om de pensioenen te kunnen uitkeren, ontvangt

Nadere informatie

Aon Actualiteitenseminar

Aon Actualiteitenseminar Aon Actualiteitenseminar Risico's voor herverzekerde pensioenfondsen Erik Jan Jansen Van de website Brief Donner 17 sept 2010 Daarna gaat Erik Jan Jansen in op risico s bij herverzekerde pensioenfondsen.

Nadere informatie