Geregistreerde criminaliteit als indicator van de integratie van niet-westerse allochtonen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Geregistreerde criminaliteit als indicator van de integratie van niet-westerse allochtonen"

Transcriptie

1 Geregistreerde criminaliteit als indicator van de integratie van niet-westerse allochtonen Roel Jennissen, Martine Blom & Annemarije Oosterwaal 1 Summary Recorded crime as an indicator of the integration of individuals of non-western origin In this article, we seek to find out to what extent the various ethnic groups residing in the Netherlands are (over)represented as suspects in the recorded crime statistics. This research reveals that even after correcting for a number of socioeconomic background variables, the probability of being suspected of an offence is still considerably greater for non-western ethnic minority groups than for the autochthonous Dutch population. Particularly notable in the figures is the large overrepresentation of second-generation Moroccans and first-generation Antilleans. The data we used in this study are recorded crime statistics, which are based on the entire population and can be analysed at the individual level. These data certainly do not provide a complete description of crime in the Netherlands; a substantial dark number remains. However, there are no hard indications that this dark number differs between the various ethnic groups residing in the Netherlands. 1. Inleiding Het integratievraagstuk omvat verschillende dimensies. Vaak onderscheidt men een economische, sociale, culturele en politieke dimensie (zie bijvoorbeeld Entzinger & Biezeveld, 2003; Penninx, 2005; Jennissen, Leeuw & Kromhout, 2007). Deze dimensies doelen op de mate van participatie van allochtonen op verschillende terreinen van de samenleving waarin ze resideren. Zo kan men bijvoorbeeld de mate waarin allochtonen participeren op de arbeidsmarkt zien als een indicator van hun

2 208 economische integratie. De mate waarin allochtonen contacten hebben met de autochtone bevolking en de mate waarin zij gebruikmaken van het actief en passief kiesrecht, zijn indicatoren van respectievelijk hun sociale en politieke integratie. Het verdacht zijn van criminaliteit zou men kunnen zien als een indicator van een gebrekkige culturele integratie. De basisgedachte hierbij is dat culturele integratie samengaat met het zich conformeren aan gedragsnormen. Deze gedragsnormen komen tot uitdrukking in de alledaagse ongeschreven regels en in de wet- en regelgeving van de ontvangende samenleving. De relatie die een individu heeft met de samenleving is bepalend voor de mate waarin hij of zij de regels en normen zal respecteren (Junger-Tas, 2001). Criminaliteit heeft eveneens raakvlakken met economische en sociale integratie. Een gebrekkige economische integratie zou bijvoorbeeld kunnen leiden tot het plegen van vermogensmisdrijven. Ook hier is echter naar onze mening het zich conformeren aan gedragsnormen belangrijker dan het beschikken over minder economische hulpbronnen: een economisch achtergestelde positie maakt het weliswaar aantrekkelijker om tot het plegen van een vermogensdelict over te gaan, maar ook dan is het nog een hele stap om de wetten en gedragsregels van een samenleving te overtreden. Immers, ook van de personen die zich in een economisch achtergestelde positie bevinden, maakt lang niet iedereen zich schuldig aan het plegen van een vermogensdelict. Er wordt wel eens geopperd dat criminaliteit niet zonder meer een indicatie van een gebrek aan integratie is. Het voorbeeld dat hier dikwijls bij wordt aangehaald, is dat van Italianen in de Verenigde Staten. Georganiseerde criminaliteit onder etnische minderheden zou er volgens sommigen op kunnen wijzen dat bepaalde minderheidsgroepen die vrij recentelijk zijn gemigreerd, goed hun weg weten te vinden in de bestemmingssamenleving en daarmee juist een teken van integratie kunnen zijn (zie bijvoorbeeld Bovenkerk, 2003). Dit geldt echter vaak alleen voor personen in de top van de piramidale criminele organisaties of de centrale figuren binnen criminele netwerken. De personen die uiteindelijk de feitelijke misdaden begaan, acteren meestal slechts als bescheiden radertjes in organisaties en netwerken. Zij voeren dikwijls alleen taken uit, zonder daarbij veel inzicht te hebben in de complexe sociaaleconomische context waarin ze zich bevinden. In een later stadium kunnen op illegale wijze verworven hulpmiddelen weliswaar enigszins bijdragen tot integratie in de legale bovenwereld. Dit impliceert echter ook dat deze groepen op het moment zelf nog niet geïntegreerd waren en dat het zeer bedenkelijk is of de middelen die zij gebruiken om te integreren het doel nog wel heiligen. Daarnaast heeft de stelling dat criminaliteit kan leiden tot integratie alleen betrekking op delicten waarbij economische hulpmiddelen worden vergaard. Dat delicten als vernieling en verstoring van mens & maatschappij

3 de openbare orde zouden kunnen leiden tot een succesvolle integratie lijkt op zijn zachtst gezegd wat vergezocht. Bovendien speelt de criminaliteit zich vaak af binnen netwerken die voor een groot deel bestaan uit mensen van de eigen etnische groep (zie bijvoorbeeld Von Lampe, 1999). Deze criminaliteit leidt dan ook nauwelijks tot (gewenste) contacten met de autochtone bevolking, een indicatie van sociale integratie. De doelstelling van dit artikel is tweeledig: in de eerste plaats willen we laten zien in welke mate de verschillende in Nederland verblijvende herkomstgroepen (over)vertegenwoordigd zijn in de geregistreerde criminaliteitscijfers. We beperken ons in deze studie tot autochtonen en niet-westers allochtone herkomstgroepen waarbij van die laatste groep de zogenoemde vier grote klassieke niet-westers allochtone herkomstgroepen (Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen 2 ) als afzonderlijke herkomstgroep in de analyses worden opgenomen. Daarnaast willen we nagaan in hoeverre deze geregistreerde criminaliteitscijfers, die gebaseerd zijn op de integrale populatie en op individueel niveau te analyseren zijn, geschikt zijn om verschillen in crimineel gedrag tussen verschillende in Nederland verblijvende herkomstgroepen in kaart te brengen. We zullen dit ook doen voor data afkomstig uit zelfrapportageonderzoek. In dit artikel staan dan ook de volgende twee onderzoeksvragen centraal: In hoeverre heeft het behoren tot een bepaalde herkomstgroep invloed op de kans dat men als verdachte in de geregistreerde criminaliteitscijfers terechtkomt? 2. Wat zijn de verschillen tussen geregistreerde criminaliteitscijfers en zelfrapportagegegevens en in hoeverre zijn er aanwijzingen dat de op deze twee wijzen verzamelde data geschikt zijn voor het meten van criminaliteit als indicator voor de integratie van niet-westerse allochtonen? Allereerst wordt beschreven hoeveel procent van de in Nederland verblijvende herkomstgroepen in de registraties voorkomt. Daarna wordt, om de eerste onderzoeksvraag te beantwoorden, nagegaan in hoeverre herkomstgroepen verschillen wat betreft de kans om in de registraties voor te komen, rekening houdend met verschillen in demografische en sociaaleconomische achtergrondkenmerken. Op die manier proberen we de factor herkomst als proxy voor cultuur zo goed mogelijk te isoleren. Om de tweede onderzoeksvraag te beantwoorden vergelijken we voor minderjarigen de hierboven genoemde geregistreerde criminaliteitscijfers met gegevens die afkomstig zijn uit een zelfrapportageonderzoek. Hierbij worden ook resultaten van allochtone herkomstgroepen onderling vergeleken, zodat het eventuele effect van selectiviteit in de 2009, jaargang 84, nr.2

4 210 opsporing door de politie bij het vergaren van de geregistreerde criminaliteitscijfers (zie voor nadere toelichting paragraaf 3.1) voor een groot deel geneutraliseerd wordt. 2. Mogelijke verklaringen voor verschillen in delinquent gedrag tussen herkomstgroepen De lezer van dit artikel moet erop bedacht zijn dat de in deze paragraaf aangevoerde verklaringen van verschillen in criminaliteit tussen verschillende bevolkingsgroepen slechts verschillen zijn in de mate waarin risicofactoren, die de kans op het vertonen van crimineel gedrag vergroten, vóórkomen. Benadrukt wordt dat, voor zover wij het hebben kunnen nagaan, in alle gevallen slechts een minderheid van een bevolkingsgroep verdacht wordt van het plegen van delicten, zelfs als veel risicofactoren aanwezig zijn. Verder willen we erop wijzen dat we in deze paragraaf slechts mogelijke verklaringen voor verschillen in delinquent gedrag tussen verschillende herkomstgroepen willen aandragen. We hebben geenszins de pretentie hier een theoretisch kader te geven ter verklaring van het al dan niet vertonen van crimineel gedrag door individuen. Hiervoor zouden we ons moeten richten op de zogenoemde criminogene factoren op individueel niveau. Uit een onderzoek van Gendreau, Little en Goggin (1996) bleek bijvoorbeeld dat onder meer problemen op het gebied van stress, temperament, gedrag en persoonlijkheid (bijvoorbeeld vatbaarheid voor verslaving) robuuste voorspellers voor crimineel gedrag zijn. Het meten van dergelijke factoren is een moeizaam en langdurig proces. Databestanden met informatie over dergelijke factoren zijn op het integrale populatieniveau dan ook niet voorhanden. Er zijn overigens geen aanwijzingen dat de in Nederland verblijvende herkomstgroepen verschillen met betrekking tot aangeboren risicofactoren die de kans op crimineel gedrag vergroten. Het gaat echter te ver om bij voorbaat uit te sluiten dat zoiets dergelijks bestaat. Toch hebben we ook in de internationale literatuur nauwelijks aanwijzingen kunnen vinden voor een mogelijk verband tussen etniciteit en aangeboren risicofactoren die de neiging tot het vertonen van deviant gedrag zouden kunnen vergroten. Wel hebben we studies gevonden waarin wordt aangetoond dat de verschillende varianten van het serotonine transporter gen verschillend verdeeld kunnen zijn over verschillende etnische groepen (Ng e.a., 2006; Noskova e.a., 2008). Variaties in dit gen worden geassocieerd met allerlei psychische stoornissen, en met verschillen in persoonlijkheidstrekken en gedragsproblemen. De causale relaties zijn echter gecompliceerd. Het serotonine transporter gen draagt enigszins bij aan de hersenontwikkeling, maar doet dit in interactie met omgevingsfactoren. De hersenontwikkeling draagt mens & maatschappij

5 vervolgens bij aan de wijze van cognitieve en emotionele informatieverwerking, die weer de kans op agressie en antisociaal gedrag beïnvloedt. Ook dit gebeurt steeds in samenspel met omgevingsfactoren Demografisch en sociaaleconomische factoren Verschillen in verdachtenpercentages tussen de herkomstgroepen zijn mogelijk voor een groot deel terug te leiden naar verschillen in de demografische en sociaaleconomische kenmerken van deze groepen. Menig onderzoek heeft namelijk aangetoond dat leeftijd, geslacht en sociaaleconomische kenmerken van personen samenhangen met het plegen van delicten. De in Nederland verblijvende herkomstgroepen verschillen wat betreft deze kenmerken. De demografische factoren sekse en leeftijd zijn belangrijke determinanten van crimineel gedrag. Criminaliteit komt vaker voor onder mannen dan onder vrouwen. Over het algemeen wordt aangenomen dat de kans op het vertonen van delinquent gedrag toeneemt tot de late adolescentie of de vroege volwassenheid, om vervolgens weer af te nemen (Hirschi & Gottfredson, 1983). Verondersteld kan worden dat verschillen in de demografische opbouw van de afzonderlijke herkomstgroepen leiden tot verschillen in de verdachtenpercentages onder deze groepen. De behoefte aan materieel gewin, die grotendeels bepaald wordt door de (relatieve) economische positie van een individu of huishouden, is ook een belangrijke determinant van crimineel gedrag, met name van vermogensdelicten (zie bijvoorbeeld Gould, Weinberg & Mustard, 2002). Een gemiddeld minder gunstige economische positie van een bepaalde herkomstgroep kan er dan ook mede een oorzaak van zijn dat personen uit de betreffende herkomstgroep relatief vaker te vinden zijn in de criminaliteitsstatistieken. Ook het vooruitzicht op een betere economische positie (bijvoorbeeld een hoger inkomen of het vooruitzicht op een baan) kan temperend werken op de behoefte tot het plegen van vermogensdelicten. Mogelijke indicatoren hiervan zijn of iemand momenteel een opleiding volgt en als dit het geval is wat de aard van deze opleiding is. De sociale omgeving is een containerbegrip dat doelt op verscheidene sociale contexten. Eén aspect van de sociale omgeving dat van invloed zou kunnen zijn op de etnische dimensie van criminaliteit, is de woonomgeving. Zo vonden Borghans en Ter Weel (2003) een positief verband tussen het aantal winkelenden, werkenden en recreanten per inwoner in een bepaalde gemeente en de diefstal van gemotoriseerde vervoermiddelen in de betreffende gemeente. Ook het sociale kapitaal van individuen kan van invloed zijn op het al dan niet vertonen van crimineel gedrag. Uit onderzoek van Van de Rakt, Weerman en Need (2005) bleek bijvoor- 2009, jaargang 84, nr.2

6 212 beeld dat het hebben van delinquente vrienden een positief effect en het hebben van sterke bindingen met ouders en de school een negatief effect heeft op crimineel gedrag onder vmbo-leerlingen. Uiteraard is ook het gezin waarin men opgroeit van invloed op het al dan niet vertonen van delinquent gedrag. Zo is in verschillende studies (zie bijvoorbeeld Coughlin & Vuchinich, 1996; Demuth & Brown, 2004) aangetoond dat kinderen die opgroeien in een eenoudergezin een grotere kans hebben op het plegen van delicten. Voor volwassenen zijn het al dan niet hebben van een partner en kinderen vermoedelijk zaken die de neiging tot het plegen van delicten doen afnemen (zie bijvoorbeeld Sampson, 1987; Laub & Sampson, 2003). Uit onderzoek verricht door Blokland en Nieuwbeerta (2005) kwam naar voren dat het hebben van een relatie hierbij van groter belang is dan het hebben van kinderen. 2.2 Culturele verklaringen en hypothesen Het bestaan van mogelijke culturele verklaringen voor verschillen in crimineel gedrag tussen verschillende in Nederland verblijvende herkomstgroepen, die in het onderstaande stuk besproken worden, heeft ons ertoe aangezet om de volgende hypothese te formuleren: H1: Niet-westerse allochtonen zijn ook als we corrigeren voor verschillende demografische en sociaaleconomische achtergrondvariabelen in grotere mate vertegenwoordigd in de geregistreerde criminaliteitsstatistieken dan autochtonen. In navolging van Driessen e.a. (2002) maken wij bij de culturele verklaringen van verschillen in crimineel gedrag tussen verschillende herkomstgroepen onderscheid tussen culturele deviantie en culturele dissonantie. Culturele deviantie het verschijnsel dat in andere culturen andere opvattingen over de toelaatbaarheid van bepaald gedrag kunnen voorkomen is een directe verklarende factor van een mogelijke etnische dimensie in soorten criminaliteit. Met culturele dissonantie wordt het verschijnsel bedoeld dat migranten tussen twee sterk verschillende culturen, namelijk die van het land van herkomst (van hun ouders) en die van het land waarin ze op het moment resideren, leven. Dit kan leiden tot conflicten en problematisch gedrag, met name bij jongeren. Korf, Bookelman en De Haan (2001) vatten de culturele deviantie -component van verklaringen voor het afwijkende criminaliteitsniveau van de vier grote in Nederland verblijvende niet-westerse herkomstgroepen treffend samen. Zij stellen dat volgens etnografische studies Surinaamse criminaliteit voor een groot deel voortkomt uit de zogenoemde hosselcultuur (het op legale en illegale wijze bijklussen om zo het hoofd boven water mens & maatschappij

7 te kunnen houden). De matrifocale gezinsstructuur onder Antillianen, waarin de vrouw een centrale rol vervult, zou naast de cocaïnehandel ten grondslag liggen aan de geweldscriminaliteit van deze bevolkingsgroep. De alleenstaande Antilliaanse moeders zijn geneigd gewelddadig gedrag van hun zonen af te doen als kwajongensstreken. Bovendien kan de matrifocale gezinsstructuur van Antillianen ook criminaliteit op oudere leeftijd in de hand werken. Mannelijke Antilliaanse twintigers en dertigers missen hierdoor namelijk vaak de temperende invloed van het gezin op het plegen van criminaliteit. Bovendien, zo stellen Van San, De Boom en Van Wijk (2007), gaat deze gezinsstructuur samen met een gecompliceerde verhouding tussen mannen en vrouwen, waarbij Antilliaanse vrouwen mannen eigenlijk voortdurend onder druk zetten om geld in te brengen. Hierdoor wordt de criminaliteit van Antilliaanse mannen na de vroege volwassenheid aangemoedigd en in stand gehouden. Waarschijnlijk speelt culturele deviantie, zowel bij Surinamers als bij Antillianen, een grotere rol onder de eerste generatie dan onder de tweede generatie. Zo is aannemelijk dat de hosselcultuur onder Surinamers en de matrifocale gezinsstructuur onder Antillianen bij de eerste generatie prominenter aanwezig is dan bij de tweede generatie, die in Nederland geboren is en waarvan bovendien een deel opgroeit in een gezin met één autochtone ouder. Op basis van het voorgaande en de veronderstelling dat culturele dissonantie niet zo n groot issue is voor tweede generatie Surinamers en Antillianen leiden wij deze hypothese af: 213 H2: Eerste generatie Surinamers en Antillianen zijn meer geneigd om over te gaan tot het plegen van strafbare feiten dan hun tegenhangers van de tweede generatie. Turken laten zich volgens Korf, Bookelman en De Haan (2001) vanwege hun morele veroordeling van gezichtsverlies naar verhouding weinig verleiden tot het plegen van vermogensdelicten. Wel laten zij zich relatief vaak (onder andere in het kader van bloed- en eerwraak) in met het plegen van geweld tegen de eigen groep. De kleine criminaliteit van Marokkaanse jongens zou voortkomen uit amoreel familisme, waarbij de exclusieve verdediging van de belangen van het gezin voorop staat. Kleine criminaliteit zou onder Marokkanen, in tegenstelling tot onder Turken, niet gezien worden als iets wat gezichtsverlies oplevert. Volgens veel Marokkaanse ouders zou de verantwoordelijkheid voor het gedrag van hun kinderen meer bij de politie of de schoolleiding liggen dan bij hen. Hierbij aansluitend hebben we de volgende hypothese opgesteld: 2009, jaargang 84, nr.2

8 H3: Marokkanen zijn meer geneigd om over te gaan tot het plegen van strafbare feiten dan Turken. 214 Zoals reeds eerder in deze paragraaf is vermeld, wordt met culturele dissonantie het verschijnsel bedoeld dat migranten tussen twee sterk verschillende culturen leven. In feite leven migranten in twee verschillende samenlevingen met verschillende normen- en waardenpatronen, die beiden een beroep doen op de loyaliteit van de migrant of tweede generatie allochtoon. Dit kan vooral bij jongeren leiden tot identiteitsproblemen, die op hun beurt kunnen uitmonden in crimineel gedrag, omdat zowel het normen- en waardenpatroon van de ontvangende samenleving als dat van de samenleving van herkomst op bepaalde vlakken overboord kan worden gezet (Junger & Polder, 1991). Door de coëxistentie van twee verschillende normen- en waardensystemen binnen één persoon, wordt het betreffende individu gewezen op de relativiteit van beide systemen. Dit maakt het verleidelijk één van deze of beide systemen te laten varen als dit in materieel of psychisch opzicht, voordeel oplevert. De culturele dissonantie van Turken en Marokkanen is groter dan die van Surinamers en Antillianen. De culturele deviantie onder Turken en Marokkanen van de tweede generatie is niet veel kleiner dan die onder de eerste generatie van deze herkomstgroepen. Zo is bijvoorbeeld waarschijnlijk meer dan 90% van de tweede generatie Turken en Marokkanen geboren in een gezin dat ontsproten is uit een mono-etnisch huwelijk 3 en huwt meer dan 90% van de tweede generatie ook weer met een partner uit dezelfde herkomstgroep. 4 Veronderstellingen over verschillen in criminaliteitscijfers tussen de eerste en tweede generatie van deze herkomstgroepen moeten volgens ons dan ook voornamelijk gezocht worden in de verschillende mate van culturele dissonantie. Het voorafgaande ligt ten grondslag aan de volgende hypothese: H4: Tweede generatie Turken en Marokkanen zijn meer geneigd om over te gaan tot het plegen van strafbare feiten dan hun tegenhangers van de eerste generatie. 3. Data Om de eerste onderzoeksvraag te beantwoorden is gebruikgemaakt van gegevens uit de Satelliet Veiligheid van het Sociaal Statistisch Bestand (SSB) van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De kern van het SSB bestaat uit een aantal onderling gekoppelde registers, met onder andere demografische en sociaaleconomische gegevens. Aan deze kern zijn gegevens over verdachten van misdrijven uit het Herkenningsdienstsysteem (HKS) van de politie gekoppeld. Voor de beantwoording van de mens & maatschappij

9 tweede onderzoeksvraag worden gegevens over geregistreerde criminaliteit afgezet tegen gegevens over zelfgerapporteerde criminaliteit uit de WODC Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit (MZJ) Het Herkenningsdienstsysteem Het HKS is een systeem dat door alle 25 politieregio s, het Korps landelijke politiediensten (Klpd) en de Koninklijke Marechaussee (KMar) wordt gebruikt om gegevens over verdachten, de tegen hen opgemaakte processen-verbaal (pv s) en de delicten die daarop vermeld staan, te registreren. 5 In het HKS wordt vastgelegd van welk delict iemand wordt verdacht en bijvoorbeeld of iemand al eerder met de politie in aanraking kwam. Tegen een verdachte kunnen in een jaar één of meerdere processen-verbaal zijn opgemaakt. Eén proces-verbaal kan meerdere delicten bevatten. Verdachten die door de rechter worden vrijgesproken of bij wie de aanklacht wegens onrechtmatig verkregen bewijs geseponeerd wordt, worden in principe uit het HKS verwijderd. We spreken hier echter nog steeds over verdachten als we het over het HKS hebben, omdat personen die niet verder door het Openbaar Ministerie vervolgd worden vanwege het ontbreken van wettig bewijs toch in het HKS opgenomen blijven. Het gaat hier om 2 à 3% van het totale aantal delicten in het HKS. Bovendien weten we niet zeker of het hierboven beschreven verwijderen van gevallen van vrijspraak en sepots wegens onrechtmatig verkregen bewijs wel altijd even nauwkeurig gebeurt. We hebben overigens geen enkele aanwijzing dat hier sprake zou zijn van een etnische bias. Een derde reden waarom we over verdachten blijven spreken is dat verdachten die een schikking accepteren wel in het HKS opgenomen blijven, maar juridisch niet schuldig bevonden zijn. Het HKS levert geen complete beschrijving van de criminaliteit in Nederland. Delicten die onbekend blijven bij de politie of delicten waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt worden niet in het HKS geregistreerd. We hebben te maken met een omvangrijk dark number bestaande uit delicten waarbij de identiteit van de dader niet bekend is geworden. Zo werden bijvoorbeeld volgens de slachtofferenquête van het CBS in 2003 naar schatting 4,8 miljoen delicten ondervonden door burgers van 15 jaar en ouder. Slechts 1,7 miljoen delicten werden dat jaar bij de politie gemeld. Dit leidde tot een aantal van bijna in het HKS geregistreerde verdachten met in totaal bijna delicten. Ruwweg wordt dus gemiddeld minder dan een kwart van de bij de politie gemelde delicten opgehelderd. Niet bekend is of het aandeel daders waarvan de identiteit niet bekend is geworden in de daderpopulatie onder de verschillende herkomstgroepen varieert. 2009, jaargang 84, nr.2

10 216 Selectiviteit in het optreden van de politie, waarbij verondersteld wordt dat de politie extra alert is op het doen en laten van niet-westerse allochtonen, zou kunnen leiden tot een oververtegenwoordiging van deze bevolkingsgroep in het HKS. In de jaren zeventig zijn drie studies uitgevoerd die zouden kunnen duiden op een mogelijke selectiviteit in de opsporing door de politie op basis van sociaaleconomische status en/ of etniciteit (Rovers, 1999). In de overzichtsstudie van Rovers worden echter vier studies onder de loep genomen die na de jaren zeventig, toen de multiculturele Nederlandse samenleving haar huidige contouren begon aan te nemen, zijn uitgevoerd. In drie van deze studies werd geen directe selectiviteit bij beslissingen van de politie waargenomen. In een vierde onderzoek, verricht in 1997, werden bevindingen uit zelfrapportageonderzoek vergeleken met bevindingen op basis van geregistreerde criminaliteitscijfers. In dit onderzoek werden wel aanwijzingen voor klassenjustitie op basis van etniciteit gevonden. Bij deze conclusie kan men echter de nodige vraagtekens plaatsen aangezien, zoals later in dit artikel zal worden beargumenteerd, de geschiktheid van data afkomstig uit zelfrapportages om verschillen in criminaliteit tussen verschillende in Nederland woonachtige herkomstgroepen te meten nogal wat te wensen overlaat. Ook is het ophelderingspercentage van bepaalde delicttypen die voornamelijk door autochtonen worden gepleegd mogelijk relatief laag. Zo is het niet onwaarschijnlijk dat de top van de ijsberg van het aantal vermogensdelicten onder het hoogopgeleide veelal autochtone deel van de bevolking, de zogenoemde witteboordencriminaliteit, dat in het HKS geregistreerd wordt, in verhouding met de overige vermogensdelicten erg klein is. Overigens worden pv s die zijn opgemaakt door bijzondere opsporingsdiensten zoals de Algemene Inspectiedienst (AID) en de Fiscale inlichtingen- en opsporingsdienst Economische controledienst (FIOD-ECD) sowieso niet in het HKS opgenomen. Daarnaast is er echter ook een indicatie voor een ondervertegenwoordiging van niet-westerse allochtonen in het HKS. Uit onderzoek van Goudriaan, Nieuwbeerta en Wittebrood (2005) bleek namelijk dat de aangiftebereidheid in buurten met een sociaaleconomische achterstand en weinig informele sociale controle relatief laag is. Ervan uitgaande dat relatief veel niet-westerse allochtonen in dergelijke buurten wonen en dat relatief veel misdrijven in de directe woonomgeving gepleegd worden, zou dit kunnen betekenen dat autochtonen een grotere kans hebben dat aangifte gedaan wordt van een door hen begaan delict dan niet-westerse allochtonen. Ook verschillen in het oplossingspercentage van gemelde delicten tussen politieregio s kunnen leiden tot een over- of ondervertegenwoordiging van niet-westerse allochtonen in het HKS. De ophelderingspercentages zijn echter het hoogst in zeer stedelijke gebie- mens & maatschappij

11 den (met relatief veel niet-westerse allochtonen) en landelijke gebieden (met relatief juist weinig niet-westerse allochtonen), terwijl de ophelderingspercentages in de gebieden die hier qua stedelijkheid tussenin liggen het laagst zijn (Vollaard, 2004). Verschillen in ophelderingspercentages tussen de politieregio s hebben dan ook waarschijnlijk slechts een geringe invloed op de relatieve oververtegenwoordiging van niet-westers allochtone delinquenten ten opzichte van autochtone delinquenten in het HKS Het Sociaal Statistisch Bestand Het SSB bestaat uit een groot aantal registers die op basis van een uniek, persoonsgebonden nummer aan de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) zijn gekoppeld. Gegevens zijn onder andere afkomstig van gemeenten, de Belastingdienst en diverse uitvoeringsorganisaties. Het SSB biedt, dankzij deze koppeling, individuele gegevens over alle geregistreerde inwoners van Nederland over onder andere demografische kenmerken, werk, uitkering en inkomen. De voor dit onderzoek samengestelde bestanden hebben betrekking op personen behorende tot de (geregistreerde) bevolking van Nederland op een vaste dag, namelijk de laatste vrijdag van september van het betreffende jaar. Aan het gebruik van registergegevens kleven voor- en nadelen. Het grote voordeel van registers is dat ze integraal zijn. Hierdoor treden er geen steekproeffouten op en is er geen probleem met selectieve nonrespons. Helaas is de kwaliteit van de administratieve informatie echter niet altijd voldoende. De kwaliteit van de informatie wordt binnen het SSB vergroot door gegevens die afkomstig zijn uit verschillende bronnen met elkaar te vergelijken. Op deze manier worden fouten opgespoord, die vervolgens gecorrigeerd worden. Arts en Hoogteijling (2002) geven een overzicht van deze methode en de aanpassingen die worden gedaan. Met behulp van het SSB wordt onderzocht in hoeverre verschillen in verdachtenpercentages tussen herkomstgroepen samenhangen met verschillen wat betreft demografische en sociaaleconomische kenmerken. Voor de jarigen zijn dit naast leeftijd en geslacht: herkomst, type huishouden gecombineerd met de positie in het huishouden, uitkeringsafhankelijkheid, huishoudinkomen en stedelijkheid. Bij de jarigen wordt niet naar het type huishouden gecombineerd met de positie in het huishouden gekeken, maar naar of een jongere nog bij zijn of haar ouders woont en of hij of zij uit een niet-standaardgezin (zie hieronder) komt. In plaats van de uitkeringsafhankelijkheid van de jongere zelf wordt de uitkeringsafhankelijkheid van zijn of haar ouders in de analyse betrokken. Hetzelfde geldt voor het huishoudinkomen. In het onderstaande stuk wordt de operationalisatie van deze achtergrondkenmerken verder uiteengezet. 2009, jaargang 84, nr.2

12 218 Herkomstgroep Om de verschillende herkomstgroepen te duiden wordt in dit onderzoek een onderscheid gemaakt tussen autochtonen en allochtonen. Daarbij hanteren we de definities van het CBS. Volgens het CBS is een autochtoon een persoon van wie beide ouders in Nederland zijn geboren. Een allochtoon is een persoon van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Binnen de groep allochtonen wordt een onderscheid gemaakt tussen de eerste en de tweede generatie allochtonen. Een eerste generatie allochtoon is een in het buitenland geboren persoon met ten minste één in het buitenland geboren ouder. Een tweede generatie allochtoon is een in Nederland geboren persoon met ten minste één in het buitenland geboren ouder. Onder niet-westerse allochtonen worden personen verstaan met als herkomstland een land in Afrika, Latijns-Amerika of Azië (met uitzondering van Indonesië, Japan en de voormalige Aziatische Sovjetrepublieken). Niet-westerse allochtonen worden in deze studie onderverdeeld in Turken, Marokkanen, Surinamers, Antilianen en de groep overige niet-westerse allochtonen. Niet-westerse allochtonen worden in de eerste plaats ingedeeld in één van deze vijf groepen op basis van hun eigen geboorteland. Indien hun geboorteland Nederland is (dit is het geval bij de tweede generatie), dan is het geboorteland van de moeder bepalend. Mocht dit laatste echter ook Nederland zijn, dan wordt de betreffende persoon ingedeeld op basis van het geboorteland van zijn of haar vader. Huishoudenstype gecombineerd met de huishoudenspositie Het type huishouden en de positie hierin is bepaald op grond van de huishoudenssituatie op 1 januari De volgende zeven categorieën worden onderscheiden: ouder in een huishouden bestaande uit een stel met kind(eren); kind in een huishouden bestaande uit een stel met kind(eren); stel zonder kinderen, ouder in een eenouderhuishouden; kind in een eenouderhuishouden; eenpersoonshuishouden; en overig huishouden (waaronder institutionele huishoudens). Thuis- of uitwonend Voor jarigen is gekeken of de jongere op 24 september 2004 al dan niet bij zijn of haar (juridische) ouders woonde. Een jongere is thuiswonend indien hij of zij op 24 september 2004 bij ten minste één van zijn of haar juridische ouders woonde. In alle andere gevallen wordt ervan uitgegaan dat een jongere niet meer bij zijn of haar ouders woont. mens & maatschappij

13 Niet-standaardgezin Ook wordt gekeken of jongeren (12-17 jaar) afkomstig zijn uit een zogenoemd niet-standaardgezin. We spreken van een niet-standaardgezin als de juridische ouders van een kind op 24 september 2004 niet op hetzelfde woonadres geregistreerd stonden. Ook wanneer één van de juridische ouders onbekend is (bijvoorbeeld omdat deze in het buitenland woont of is overleden) wordt het gezin als niet-standaard beschouwd. Alleen wanneer beide juridische ouders op 24 september 2004 op hetzelfde adres geregistreerd stonden wordt een gezin als standaard beschouwd. 219 Huishoudinkomen Voor alle personen die op 24 september 2004 betaald werk hadden, is het zogenoemde fiscale loon voor alle banen in het betreffende jaar (tot en met 31 december) in het SSB geregistreerd. Het fiscale loon is het loon waarover loonheffing berekend wordt (loon in geld plus loon anders dan in geld, bijvoorbeeld werkgeversaandeel premie ZFW). Het huishoudinkomen is bepaald door per huishouden het fiscale loon van alle leden bij elkaar op te tellen. Niet altijd is bekend van welk huishouden iemand deel uitmaakt. In dat geval is het inkomen van de persoon zelf genomen. De volgende categorieën, gebaseerd op quintielen, worden onderscheiden: minder dan e 1700,-; e 1700,- tot e 2700,-; e 2700,- tot e 3700,-; e 3700,- tot e 4700,-; en meer dan e 4700,- per maand. In de analyses die betrekking hebben op jarigen is geen gebruikgemaakt van het huishoudinkomen van de jongere zelf, maar van dat van zijn of haar (juridische) ouders. Voor verreweg de meeste jongeren zal dit geen verschil uitmaken, omdat zij nog bij hun ouders wonen. Voor de jongeren die zelfstandig wonen wordt verondersteld dat het huishoudinkomen van de ouders een betere indicatie geeft van het milieu waarin een jongere is opgegroeid en van het inkomen dat een jongere geniet, omdat inkomenscomponenten als studiefinanciering niet in het huishoudinkomen zijn opgenomen.voor jarigen worden de volgende categorieën (gebaseerd op quintielen) onderscheiden: minder dan e 2000,-; e 2000,- tot e 3000,-; e 3000,- tot e 4000,-; e 4000,- tot e 5000,-; en meer dan e 5000,- per maand. Uitkeringsafhankelijkheid In het SSB 2004 is voor verschillende soorten uitkeringen geregistreerd of een persoon minimaal één van deze uitkeringen ontving op 24 september Daarbij gaat het om uitkeringen op grond van de Algemene Bijstandswet (ABW), de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ), 2009, jaargang 84, nr.2

14 220 de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) en de Werkloosheidswet (WW) en om overige uitkeringen zoals Wachtgeld en uitkeringen op grond van de Ziektewet. In de analyses die betrekking hebben op jarigen is gekeken of ten minste één van de juridische ouders een uitkering ontving op 24 september Stedelijkheid De indeling van gemeenten naar stedelijkheid is gebaseerd op de zogenoemde omgevingsadressendichtheid van de gemeente. Allereerst is voor ieder adres binnen een gemeente de adressendichtheid vastgesteld van een gebied met een straal van 1 km rondom dat adres. De omgevingsadressendichtheid van de woongemeente is de gemiddelde waarde hiervan voor alle adressen binnen de betreffende gemeente. De volgende categorieën worden onderscheiden: zeer sterk stedelijk, sterk stedelijk, matig stedelijk, weinig stedelijk en niet stedelijk. 3.3 De WODC Monitor Zelfgerapporteerde Jeugdcriminaliteit De in dit artikel gepresenteerde gegevens over zelfgerapporteerde criminaliteit zijn afkomstig uit de WODC MZJ, meting Dit is een cross-sectionele survey onder jongeren in de leeftijd van 10 tot en met 17 jaar. Voor de meting van 2005 is een aselecte gestratificeerde steekproef getrokken van adressen van jongeren uit de Gemeentelijke Basis Administratie van 42 Nederlandse gemeenten. In de periode januari tot en met april 2005 zijn 2161 jongeren benaderd en zijn uiteindelijk 1460 jongeren thuis geïnterviewd. Het responspercentage was dus 67,6%. Zelfgerapporteerd delinquent gedrag is gemeten met Computer Assisted Self Interviewing (CASI). Voor 31 delicten is gevraagd hoe vaak de jongeren deze in de voorafgaande 12 maanden hebben gepleegd. Het betreft delicten in de categorieën vernieling en verstoring van de openbare orde (zoals een voertuig beschadigen of vernielen of het bekladden van muren), vermogensdelicten (zoals winkeldiefstal of zakkenrollen), geweldsdelicten (zoals iemand bedreigen of slaan met verwonding), verboden wapenbezit, drugsdelicten (het verhandelen van soft-, hard- of partydrugs) en internetdelicten (zoals het rondsturen van virussen of het bedreigen van personen via of op internetfora). Voor meer informatie over de WODC MZJ zie Van der Laan en Blom (2006). mens & maatschappij

15 4. Verdachtenpercentages onder autochtonen en niet-westerse allochtonen In figuur 1 wordt een beeld geschetst van het percentage verdachten in de leeftijd van 12 tot en met 60 jaar in 1999 en 2004, uitgesplitst naar herkomstgroep. In totaal werd 1,7%van de Nederlandse bevolking van jaar in 2004 door de politie als verdachte geregistreerd. Van de autochtonen werd 1,4% als verdachte geregistreerd. Van de niet-westerse allochtonen was dit met 4,5% meer dan drie keer zo hoog. Van de in figuur 1 onderscheiden niet-westerse herkomstgroepen werden Antillianen het vaakst als verdachte geregistreerd (7,5%) en Turken het minst vaak (3,7%). Onder minderjarigen (12-17 jaar) hebben Marokkanen (8,1%) het hoogste verdachtenpercentage, gevolgd door Antillianen (7,2%), Surinamers (5,1%), Turken (4,0%) en autochtonen (1,6%). De verdachtenpercentages voor volwassenen (18-60 jaar) zijn 7,6% voor Antillianen, 5,6% voor Marokkanen, 5,1% voor Surinamers, 3,6% voor Turken en 1,3% voor autochtonen. Tussen 1999 en 2004 is het aantal door de politie geregistreerde verdachten sterk toegenomen, waarschijnlijk mede als gevolg van beleidsmaatregelen en -prioriteiten (zie Wittebrood en Nieuwbeerta (2006) voor een uitgebreide discussie over de relatie tussen geregistreerde criminaliteit en de (feitelijke) criminaliteitsontwikkeling in Nederland). In 1999 werd 1,3% van alle jarigen door de politie als verdachte geregistreerd, in 2004 was dit opgelopen tot 1,7%. Het percentage dat voorkomt in de verdachtenregistratie is tussen 1999 en 2004 bij alle onderscheiden herkomstgroepen gegroeid. Indien deze groei louter veroorzaakt zou zijn door een toename van de pakkans en we ervan uitgaan dat een eventueel bestaande selectiviteit in de opsporing met betrekking tot de onderscheiden herkomstgroepen tussen 1999 en 2004 niet is gewijzigd, zou de procentuele groei van het verdachtenpercentage voor elke herkomstgroep hetzelfde moeten zijn. De procentuele stijging is echter het sterkst bij autochtonen: het aantal door de politie geregistreerde verdachten steeg van 1,0 naar 1,4 per 100 autochtonen, een procentuele toename van 40%. Dit maakt het aannemelijk dat de groei van de geregistreerde criminaliteit voor het overgrote deel veroorzaakt wordt door een vergrote pakkans, aangezien een dermate grote toename van de feitelijke criminaliteit onder autochtonen in een periode van vijf jaar niet waarschijnlijk is. De procentuele toename bij de andere onderscheiden herkomstgroepen varieert van 13% bij de Antilanen tot 28% bij Surinamers. Dat de procentuele toename van het aantal geregistreerde verdachten bij autochtonen groter is dan die bij de andere herkomstgroepen betekent dat we voorzichtig kunnen concluderen dat de verdachtenpercentages langzaam naar elkaar toegroeien, ondanks dat de verschillen in procentpunten zijn toegenomen. Een andere mogelijke verklaring voor het feit dat de , jaargang 84, nr.2

16 222 verdachtenpercentages onder autochtonen sterker zijn toegenomen dan onder niet-westerse allochtonen is dat, zoals we reeds in paragraaf 3.1 hebben vermeld, de ophelderingspercentages in landelijke regio s, waar verhoudingsgewijs meer autochtonen wonen, na 1998 sterker zijn gestegen dan in stedelijke regio s (Vollaard, 2004). Wij vermoeden dat dit iets te maken heeft met de veranderende verdeling van het politiebudget over de verschillende regio s. De politie op het platteland profiteerde namelijk na 1998 relatief meer van de groei van het politiebudget (Oppelaar & Wittebrood, 2006). Figuur 1 Percentage door de politie geregistreerde jarige verdachten naar herkomstgroep, 1999 en ,0 7,0 6,0 5,0 4, ,0 2,0 1,0 0,0 Autochtonen Turken Marokkanen Surinamers Antillianen Overige nietwesterse allochtonen Bron: HKS 2006, SSB 1999 en 2004 BRON: HKS 2006, SSB Multivariate analyse De in de vorige paragraaf gevonden verschillen in verdachtenpercentages tussen de herkomstgroepen zijn mogelijk grotendeels terug te leiden naar verschillen in de demografische en sociaaleconomische kenmerken van de groepen (zie ook paragraaf 2). In deze paragraaf wordt gebruikgemaakt van standaard binaire logistische regressieanalyse, waarbij het al dan niet als verdachte geregistreerd zijn wordt voorspeld op basis van herkomstgroep, geslacht, leeftijd en een aantal sociaaleconomische achtergrondkenmerken. De analyses zijn voor volwassenen (18-60 jaar) en minderjarigen (12-17 jaar) separaat uitgevoerd. Voor zowel volwassenen als minderjarigen zijn de resultaten van twee regressiemodellen weergegeven (zie tabel 1). In de modellen A zijn alleen demografische kenmerken (herkomstgroep, geslacht en leeftijd) in de analyse opgenomen. Dit geeft een beeld van de verschillen tussen herkomstgroepen waarbij alleen voor de leeftijdsopbouw en de sekseratio van de bevolkingsgroep wordt gecorrigeerd. In de mens & maatschappij

17 modellen B wordt behalve voor de leeftijdsopbouw en de sekseratio ook gecorrigeerd voor de in paragraaf 3.2 genoemde achtergrondkenmerken. Andere belangrijke achtergrondkenmerken waarvan wordt verondersteld dat deze van invloed zijn op het al dan niet vertonen van crimineel gedrag, zijn het hoogst behaalde opleidingsniveau en het al dan niet volgen van een opleiding bij minderjarigen en jong volwassenen (Ehrlich, 1975; Lochner & Moretti, 2004; Gallipoli & Fella, 2006). Helaas zijn deze kenmerken nog niet op populatieniveau beschikbaar. In deze studie blijven ze dus buiten beschouwing. Om die reden zullen we in het isoleren van de factor herkomst als proxy voor cultuur, slechts ten dele slagen. Het effect van herkomst in de modellen heeft behalve op culturele factoren ook betrekking op verschillen in opleidingsniveau en andere (sociaaleconomische) achtergrondkenmerken tussen de verschillende herkomstgroepen, die we niet in de regressiemodellen konden opnemen. De resultaten van de regressieanalyses worden weergeven in termen van relatieve kansverhoudingen. Deze relatieve kansverhoudingen geven de kansverhoudingen van het verdacht en het niet verdacht zijn van het plegen van een delict weer ten opzichte van een referentiecategorie. Deze referentiecategorie heeft in de regressietabellen altijd de waarde 1. Het is niet altijd duidelijk wat nu oorzaak en gevolg is. Zo zouden mensen met een laag inkomen meer geneigd kunnen zijn om delicten te plegen, maar is het ook denkbaar dat iemand door crimineel gedrag te vertonen minder inkomen heeft, omdat hij of zij hierdoor zijn of haar baan kwijt is geraakt. Om die reden worden de effecten van de achtergrondkenmerken naar alle waarschijnlijkheid niet geheel juist geschat. Ook het ontbreken van belangrijke variabelen, zoals opleiding, leidt er toe dat de berekeningen slechts een indicatie van het afzonderlijke belang van de achtergrondkenmerken geven. Uit tabel 1 blijkt dat zowel de minderjarige als de volwassen allochtone herkomstgroepen, een grotere kans hebben om verdacht te worden van een misdrijf dan autochtonen. Als we een aantal sociaaleconomische achtergrondkenmerken toevoegen, wordt de samenhang van etnische achtergrond met de kans op het verdacht zijn van een misdrijf aanzienlijk kleiner. De kans op verdacht zijn is echter nog steeds aanzienlijk en significant 6 groter voor de vier grote klassieke niet-westers allochtone herkomstgroepen, waardoor hypothese 1 wordt geverifieerd. Daarbij vallen vooral de hoge relatieve kansverhoudingen van tweede generatie Marokkanen en eerste generatie Antillianen op. De relatieve kansverhoudingen van Marokkanen zijn in beide leeftijdsgroepen, beide generaties en in zowel het model met als in het model zonder sociaaleconomische achtergrondvariabelen, beduidend hoger dan de relatieve kansverhoudingen van Turken. Ook hypothese 3 wordt derhalve onder , jaargang 84, nr.2

18 Tabel 1 Resultaten van logistische regressieanalyse ter verklaring van de kans op het verdacht zijn van een misdrijf in 2004 a 224 Minderjarigen (12-17 jaar) Volwassenen (18-60 jaar) Model A Model B Model A Model B Autochtonen 1 1 Autochtonen 1 1 Turken Turken 1e generatie 2,26 1,31 1e generatie 2,14 1,49 2e generatie 2,75 1,65 2e generatie 2,72 1,98 Marokkanen Marokkanen 1e generatie 5,21 2,93 1e generatie 3,19 1,94 2e generatie 6,03 3,55 2e generatie 5,07 3,32 Surinamers Surinamers 1e generatie 3,54 1,76 1e generatie 4,18 2,54 2e generatie 3,36 1,74 2e generatie 3,20 2,20 Antillianen Antillianen 1e generatie 6,95 2,89 1e generatie 6,41 3,29 2e generatie 3,85 2,23 2e generatie 2,41 1,84 Overige niet-westerse allochtonen Overige niet-westerse allochtonen 1e generatie 2,50 1,39 1e generatie 1,99 1,11 2e generatie 2,04 1,28 2e generatie 1,62 1,21 Vrouw 1 1 Vrouw 1 1 Man 4,76 4,85 Man 5,71 6,20 Leeftijd 3,50 3,52 Leeftijd -0,26-0,28 Leeftijd 2 / 10-1,05-1,06 Leeftijd 2 / 10 0,06 0,08 Leeftijd 3 / ,05-0,07 Thuiswonend 1 Stel met kinderen ouder 1 Niet thuiswonend 1,69 Stel met kinderen kind 1,85 Stel zonder kinderen 1,06 Standaardgezin 1 Eenouderhuishouden ouder 2,53 Niet-standaardgezin 1,89 Eenouderhuishouden kind 2,00 Eenpersoonshuishouden 1,79 Overig/institutioneel huishouden 1,53 Geen van de ouders een uitkering Ten minste 1 ouder een uitkering 1 Ontvangt geen uitkering 1 1,48 Ontvangt uitkering 2,30 Inkomen b ouders e 5.000,- 1 Huishoudinkomen b e 4.700,- 1 e 4.000,- tot e 5.000,- 1,42 e 3.700,- tot e 4.700,- 1,13 e 3.000,- tot e 4.000,- 1,66 e 2.700,- tot e 3.700,- 1,34 e 2.000,- tot e 3.000,- 1,80 e 1.700,- tot e 2.700,- 1,70 Minder dan e 2.000,- 2,18 Minder dan e 1.700,- 2,39 Niet stedelijk 1 Niet stedelijk 1 Weinig stedelijk 1,32 Weinig stedelijk 1,10 Matig stedelijk 1,54 Matig stedelijk 1,25 Sterk stedelijk 1,71 Sterk stedelijk 1,35 Zeer sterk stedelijk 1,76 Zeer sterk stedelijk 1,31 Nagelkerke s R² 0,13 0,17 0,11 0,16 N a Alle relatieve kansverhoudingen en de regressiecoëfficiënten van de leeftijdvariabelen zijn significant (p < 0,001). b Per maand, indeling gebaseerd op quintielen. Bron: HKS 2006, SSB 1999 en 2004 mens & maatschappij

19 steund door de resultaten van de analyses. Bij Marokkanen en Turken zien we dat de tweede generatie sterker oververtegenwoordigd is in de verdachtencijfers dan de eerste generatie, terwijl we voor Antillianen en Surinamers het tegenovergestelde vinden. De hypothesen 2 en 4 lijken daarmee ook te worden gestaafd. Dit behoeft echter enige nuancering. Zo zien we dat zeker nadat we corrigeren voor een aantal sociaaleconomische achtergrondvariabelen (model B) de eerste generatie minderjarige Surinamers nauwelijks vaker verdacht wordt van een misdrijf dan de tweede generatie. Ook bij Turken en Marokkanen zijn overigens de verschillen tussen de beide generaties kleiner bij minderjarigen dan bij volwassenen. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat veel minderjarige Surinamers, Turken en Marokkanen van de eerste generatie al op zeer jonge leeftijd naar Nederland zijn gekomen. Vaak wordt verondersteld dat jongeren die voor hun zesde jaar naar Nederland verhuisd zijn, zeer goed vergelijkbaar zijn met tweede generatie allochtone jongeren (zie bijvoorbeeld Weijters & Scheepers, 2003). De pseudo-verklaarde variantie neemt uiteraard toe naarmate er meer variabelen aan het model worden toegevoegd. Toch verklaart ook model B slechts 16% van de variantie bij volwassenen en 17% van de variantie bij minderjarigen. Deze analyses laten dan ook zien dat een deel van de verklaring van crimineel gedrag gezocht moet worden op het persoonlijke vlak (bijvoorbeeld stress, temperament en vatbaarheid voor verslaving) of door toevallige omstandigheden ontstaat. Daarnaast kunnen ook sociaaleconomische achtergrondkenmerken die niet in de analyses zijn meegenomen, een rol spelen. Voorbeelden hiervan zijn het al eerder genoemde hoogste verworven onderwijsdiploma bij volwassenen en het al dan niet volgen van een opleiding bij minderjarigen. Ten slotte kunnen ook culturele verschillen binnen groepen een deel van de onverklaarde variantie voor hun rekening nemen. Het niet controleren voor het veronderstelde negatieve effect van onderwijsdiploma s op het plegen van delicten doet geen afbreuk aan de waarde die men kan hechten aan het toetsen van de hypothesen 3 en 4. Het opleidingsniveau van zowel schoolgaande als niet-schoolgaande Turken verschilt nauwelijks van dat van Marokkanen (Turkenburg & Gijsberts, 2007). Dit betekent dat het opnemen van deze variabele de relatieve verschillen in relatieve kansverhoudingen ten opzichte van allochtonen tussen beide groepen niet of nauwelijks zal beïnvloeden en het hierdoor erg onwaarschijnlijk is dat hypothese 3 ten onrechte geverifieerd wordt. Turkenburg en Gijsberts (2007) laten ook zien dat het opleidingsniveau van tweede generatie Turken en Marokkanen gemiddeld hoger is dan dat van de eerste generatie en dat autochtonen een gemiddeld hoger onderwijsdiploma hebben dan niet-westerse allochtonen. Dit houdt in dat hypothese 4 wellicht onterecht verworpen zou kunnen wor , jaargang 84, nr.2

20 226 den, doordat opleidingsvariabelen niet expliciet in het model opgenomen konden worden. Hypothese 4 wordt echter, ondanks het ontbreken van opleidingsvariabelen, geverifieerd. De afwezigheid van onderwijsvariabelen zou wel enig effect kunnen hebben op het toetsen van de hypothesen 1 en 2. Wat betreft hypothese 1 kunnen we echter stellen dat de geschatte relatieve kansverhoudingen van niet-westerse allochtonen in de modellen B dermate groot zijn, dat de effecten, ook als behaalde onderwijsdiploma s in de analyses betrokken zouden worden, overeind blijven. Dit geldt overigens wellicht niet voor volwassenen binnen de groep overige niet-westerse allochtonen. Voor deze groep is het effect van herkomst vooral voor de eerste generatie namelijk behoorlijk klein. De toetsing van hypothese 2 komt door het ontbreken van onderwijsvariabelen het meest op losse schroeven te staan. Voor Antillianen zijn de verschillen in relatieve kansverhoudingen tussen de twee generaties nog wel aanzienlijk, maar voor Surinamers zijn ze dermate klein dat het onverstandig is om voor de verificatie van hypothese 2 de handen in het vuur te steken. 6. Zelfrapportage De verdachtenpercentages op basis van gegevens uit het HKS worden onderschat, doordat de ophelderingspercentages bij lange na niet de 100% naderen (zie ook paragraaf 3.1). Het is niet bekend of het zogenoemde dark number verschilt voor de uiteenlopende herkomstgroepen. Een mogelijkheid om de problematiek omtrent het dark number enigszins te ondervangen is het gebruikmaken van zelfrapportagegegevens. In deze paragraaf worden data die verzameld zijn in het kader van de WODC MZJ gepresenteerd. Tabel 2 geeft een overzicht van de zelfgerapporteerde criminaliteit in de leeftijdsgroep van 12 tot en met 17 jaar, uitgesplitst naar herkomstgroep. De steekproef van jarigen waarop de in tabel 2 weergegeven informatie is gebaseerd, is voor iedere herkomstgroep herwogen naar sekse, leeftijd, opleidingsniveau, landsdeel en stedelijkheid van de woongemeente. 7 Hierdoor is de onderzoeksgroep wat betreft deze achtergrondvariabelen in overeenstemming gebracht met de daadwerkelijke populatie. Onder delictplegers worden in tabel 2 diegenen verstaan die zich schuldig gemaakt hebben aan: vernieling en verstoring van de openbare orde (zoals een voertuig beschadigen of vernielen of het bekladden van muren), vermogensdelicten (zoals winkeldiefstal of zakkenrollen), geweldsdelicten (zoals iemand bedreigen of slaan met verwonding), verboden wapenbezit, drugsdelicten (het verhandelen van soft-, hard- of partydrugs) en internetdelicten (zoals het rondsturen van virussen of het bedreigen van personen via of op internetfora). mens & maatschappij

Bijlage bij hoofdstuk 9 Geregistreerde criminaliteit onder nietwesterse allochtonen en autochtonen

Bijlage bij hoofdstuk 9 Geregistreerde criminaliteit onder nietwesterse allochtonen en autochtonen Jaarrapport integratie 2007 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 2007 Bijlage bij hoofdstuk 9 Geregistreerde criminaliteit onder nietwesterse allochtonen en autochtonen

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners? Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun? Martijn Souren en Harry Bierings Autochtonen voelen zich veel meer thuis bij de mensen in een autochtone buurt dan in een buurt met 5 procent of meer niet-westerse

Nadere informatie

Allochtone en autochtone verdachten van verschillende delicttypen nader bekeken

Allochtone en autochtone verdachten van verschillende delicttypen nader bekeken Cahier 27-4 Allochtone en autochtone verdachten van verschillende delicttypen nader bekeken R.P.W. Jennissen M. Blom a Wetenschappelijk Onderzoeken Documentatiecentrum Exemplaren van deze publicatie kunnen

Nadere informatie

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Er is een nieuwe groep van jonge, zeer actieve veelplegers die steeds vaker met de politie in aanraking komt / foto: Pallieter de Boer. Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Jongere veelplegers roeren zich

Nadere informatie

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie

Personen met een uitkering naar huishoudsituatie Personen met een uitkering naar huishoudsituatie Ton Ferber Ruim 1 miljoen personen van 15 tot 65 jaar ontvingen eind 29 een werkloosheids-, bijstands- of arbeidsongeschiktheidsuitkering. Gehuwden zonder

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ? Samenvatting Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Met het beleidsprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit is de aanpak

Nadere informatie

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart?

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart? Samenvatting Wat is de kern van de Integratiekaart? In 2004 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een Integratiekaart. De Integratiekaart is een project van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie

Nadere informatie

Misdrijven en opsporing

Misdrijven en opsporing 4 Misdrijven en opsporing R.J. Kessels en W.T. Vissers In 2015 registreerde de politie 960.000 misdrijven, 4,6% minder dan in 2014. Sinds 2007 is de geregistreerde criminaliteit met ruim een kwart afgenomen.

Nadere informatie

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland

Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland Praktische opdracht Aardrijkskunde Criminaliteit in Nederland Praktische-opdracht door een scholier 1950 woorden 16 april 2002 6,3 166 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde Inleiding: Nederland is de afgelopen

Nadere informatie

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n) Raadsinformatiebrief (openbaar) gemeente Maassluis Aan de leden van de gemeenteraad in Maassluis Postbus 55 3140 AB Maassluis T 010-593 1931 E gemeente@maassluis.nl I www.maassluis.nl ons kenmerk 2010-4748

Nadere informatie

Bijlage 1 Gebruikte gegevens

Bijlage 1 Gebruikte gegevens Bijlagen hoofdstuk 7 Tabellen bij Huijbregts en Leertouwer (2007) De invloed van etniciteit en pakkans op de geweldscriminaliteit van minderjarigen. In Van der Laan et al (red) Justitie en Demografie.

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. secondant #2 april 2009 7 Geweldsdelicten tussen - Daling van geweld komt niet uit de verf Crimi-trends

Nadere informatie

Criminaliteit, leeftijd en etniciteit

Criminaliteit, leeftijd en etniciteit Criminaliteit, leeftijd en etniciteit 277 Onderzoek en beleid Criminaliteit, leeftijd en etniciteit Over de afwijkende leeftijdsspecifieke criminaliteitscijfers van in Nederland verblijvende Antillianen

Nadere informatie

2. De niet-westerse derde generatie

2. De niet-westerse derde generatie 2. De niet-westerse derde generatie Op 1 januari 23 woonden in Nederland tussen de 34 duizend en 36 duizend personen met ten minste één grootouder die in een niet-westers land is geboren. Dit is ruim eenderde

Nadere informatie

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Jeroen Nieuweboer Allochtonen in, en voelen zich minder thuis in Nederland dan allochtonen elders in Nederland. Marokkanen, Antillianen

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

Zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit: risico s en bescherming

Zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit: risico s en bescherming a Wetenschappelijk Onderzoeken Documentatiecentrum Fact sheet 2007-1 Zelfgerapporteerde jeugdcriminaliteit: risico s en bescherming André van der Laan, Martine Blom & Stefan Bogaerts Inleiding De WODC

Nadere informatie

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders

Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Veranderingen in arbeidsparticipatie van gescheiden moeders Suzanne Peek Gescheiden moeders stoppen twee keer zo vaak met werken dan niet gescheiden moeders. Ook beginnen ze vaker met werken. Wanneer er

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding Naar aanleiding van vragen over de hoge arbeidsongeschiktheidspercentages

Nadere informatie

Mantelzorgers op de arbeidsmarkt

Mantelzorgers op de arbeidsmarkt ers op de arbeidsmarkt Jannes de Vries en Francis van der Mooren Een op de tien 25- tot 65-jarigen verleent zorg aan hun partner, een kind of een ouder. Vrouwen en 45- tot 55-jarigen zorgen vaker voor

Nadere informatie

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan Carel Harmsen en Liesbeth Steenhof In dit artikel wordt de levensloop gevolgd van jongeren die in 1995 het ouderlijk huis hebben verlaten. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschillen tussen herkomstgroeperingen.

Nadere informatie

Persbericht. Niet-westerse allochtonen tweemaal zo vaak een uitkering. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Niet-westerse allochtonen tweemaal zo vaak een uitkering. Centraal Bureau voor de Statistiek Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB01-187 24 augustus 2001 9.30 uur Niet-westerse tweemaal zo vaak een uitkering Eind 1999 ontvingen anderhalf miljoen mensen in Nederland een bijstands-,

Nadere informatie

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit

Nadere informatie

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden

De integratie van Antillianen in Nederland. Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Presentatie 9 juni: De Caribische demografie van het Koninkrijk der Nederlanden De integratie van Antillianen in Nederland Willem Huijnk - Wetenschappelijk onderzoeker

Nadere informatie

Bevolkingstrends 2014. Allochtonen en geluk. Karolijne van der Houwen Linda Moonen Oktober 2014 CBS Bevolkingstrends oktober 2014 1

Bevolkingstrends 2014. Allochtonen en geluk. Karolijne van der Houwen Linda Moonen Oktober 2014 CBS Bevolkingstrends oktober 2014 1 Bevolkingstrends 2014 Allochtonen en geluk Karolijne van der Houwen Linda Moonen Oktober 2014 CBS Bevolkingstrends oktober 2014 1 1. Inleiding Economische welvaart draagt bij aan welzijn, maar ook niet-economische

Nadere informatie

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Onderwijs Het aandeel in de bevolking van 15 tot 64 jaar dat het onderwijs reeds heeft verlaten en hun onderwijscarrière

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Potentiële Voortijdig Schoolverlaters in Nederland Toelichting bij de tabellen

Potentiële Voortijdig Schoolverlaters in Nederland Toelichting bij de tabellen Potentiële Voortijdig Schoolverlaters in Nederland Toelichting bij de tabellen Definitie Voortijdig schoolverlaters zijn leerlingen tot 23 jaar die het (reguliere) onderwijs verlaten zonder dat zij een

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Samenvatting. Aanleiding tot het onderzoek

Samenvatting. Aanleiding tot het onderzoek Samenvatting Aanleiding tot het onderzoek In dit rapport is beschreven wat het aandeel is van autochtone en allochtone bevolkingsgroepen in de bij de politie na afronding van het opsporingsonderzoek geregistreerde

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

12. Vaak een uitkering

12. Vaak een uitkering 12. Vaak een uitkering Eind 2001 hadden niet-westerse allochtonen naar verhouding 2,5 maal zo vaak een uitkering als autochtonen. De toename van de WW-uitkeringen in 2002 was bij niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen

Nadere informatie

Afhankelijk van een uitkering in Nederland

Afhankelijk van een uitkering in Nederland Afhankelijk van een uitkering in Nederland Harry Bierings en Wim Bos In waren 1,6 miljoen huishoudens voor hun inkomen afhankelijk van een uitkering. Dit is ruim een vijfde van alle huishoudens in Nederland.

Nadere informatie

Meerdere keren zonder werk

Meerdere keren zonder werk Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet Publicatiedatum CBS-website: 16 juli 2007 Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet Centraal Bureau voor de Statistiek Samenvatting Op 1 januari 2006 is de nieuwe Zorgverzekeringswet inwerking getreden,

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen FACTSHEET Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen In deze factsheet worden trends en ontwikkelingen ten aanzien van de jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in de provincie Groningen behandeld.

Nadere informatie

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, @ FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, september 29 Samenvatting De werkloosheid onder de 1 tot 2 jarige Nederlanders is in het 2 e kwartaal van 29 met

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Arbeidsmarkttransities van recente niet-westerse immigranten in Nederland

Arbeidsmarkttransities van recente niet-westerse immigranten in Nederland Arbeidsmarkttransities van recente niet-westerse immigranten in Nederland Jennissen, R.P.W. & Oudhof, J. (Reds.). 2007. Ontwikkelingen in de maatschappelijke participatie van allochtonen: Een theoretische

Nadere informatie

Misdrijven en opsporing

Misdrijven en opsporing 4 Misdrijven en opsporing A.Th.J. Eggen en R.J. Kessels In 2013 registreerde de politie 1,09 miljoen misdrijven, 5% minder dan in 2012. In de periode 2007-2013 daalde de geregistreerde criminaliteit met

Nadere informatie

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De

Nadere informatie

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks Annemieke Benschop & Dirk J Korf Flevomonitor 2012 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld 26 Bonger Reeks FLEVOMONITOR 2012 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop & Dirk J. Korf Dit onderzoek

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

awetenschappelijk Onderzoeken

awetenschappelijk Onderzoeken Cahier 2005-2 Verdacht van criminaliteit Allochtonen en autochtonen nader bekeken M. Blom a, J. Oudhof b, R.V. Bijl a, B.F.M. Bakker b (redactie) a: WODC b: CBS awetenschappelijk Onderzoeken Documentatiece

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

4. Kans op echtscheiding

4. Kans op echtscheiding 4. Kans op echtscheiding Niet-westerse allochtonen hebben een grotere kans op echtscheiding dan autochtonen. Tussen de verschillende groepen niet-westerse allochtonen bestaan in dit opzicht echter grote

Nadere informatie

Gemengd Amsterdam * in cijfers*

Gemengd Amsterdam * in cijfers* Gemengd Amsterdam * in cijfers* Tekst: Leen Sterckx voor LovingDay.NL Gegevens: O + S Amsterdam, bewerking Annika Smits Voor de viering van Loving Day 2014 op 12 juni a.s. in de Balie in Amsterdam, dat

Nadere informatie

Trends in de geregistreerde jeugdcriminaliteit onder 12- tot en met 24-jarigen in de periode

Trends in de geregistreerde jeugdcriminaliteit onder 12- tot en met 24-jarigen in de periode Cahier 2010-2 Trends in de geregistreerde jeugdcriminaliteit onder 12- tot en met 24-jarigen in de periode 1996-2007 Bevindingen uit de Monitor Jeugdcriminaliteit 2009 A.M. van der Laan M. Blom N. Tollenaar

Nadere informatie

Samenvatting Inleiding Methode

Samenvatting Inleiding Methode Samenvatting Inleiding In de ene familie komt criminaliteit vaker voor dan in de andere. Uit eerder onderzoek blijkt dan ook dat kinderen van criminele ouders zelf een groter risico lopen op het plegen

Nadere informatie

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II

Eindexamen maatschappijwetenschappen havo II Opgave 4 Slachtoffers van criminaliteit Bij deze opgave horen de teksten 9 tot en met 12, figuur 2 en 3 en tabel 1 uit het bronnenboekje. Inleiding Ruim drie miljoen Nederlanders worden jaarlijks het slachtoffer

Nadere informatie

Partnerkeuze van allochtonen

Partnerkeuze van allochtonen Mila van Huis Het merendeel van de Turken en Marokkanen in Nederland kiest een partner uit de eigen herkomstgroep. Een deel van deze partners komt hierbij over uit het land van herkomst. Anders dan bij

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970

Nadere informatie

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO

Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO Oudere minima in Amsterdam en het gebruik van de AIO In opdracht van: DWI Projectnummer: 13010 Anne Huizer Laure Michon Clemens Wenneker Jeroen Slot Bezoekadres: Oudezijds Voorburgwal 300 Telefoon 020

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau en taalvaardigheid

Bijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau en taalvaardigheid Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Bijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau

Nadere informatie

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten

Huishoudensprognose : belangrijkste uitkomsten Huishoudensprognose 26 2: belangrijkste uitkomsten Elma van Agtmaal-Wobma en Coen van Duin Het aantal huishoudens blijft de komende decennia toenemen, van 7,2 miljoen in 26 tot 8,1 miljoen in 23. Daarna

Nadere informatie

Monitor jeugdcriminaliteit

Monitor jeugdcriminaliteit Cahier 2014-7 Monitor jeugdcriminaliteit Ontwikkelingen in de aantallen verdachten en strafrechtelijke daders 1997 t/m 2012 A.M. van der Laan H. Goudriaan G. Weijters Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen

Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen Jaarrapport integratie 2007 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 2007 Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen Jaco Dagevos B6.1a Nettoparticipatie naar etnische

Nadere informatie

Regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtonen en allochtonen

Regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtonen en allochtonen Mila van Huis 1) en Petra Visser 2) Regionale verschillen in vruchtbaarheid worden vooral bepaald door regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtone vrouwen. Grote verschillen komen voor. Er

Nadere informatie

6 Samenvatting en conclusies

6 Samenvatting en conclusies 6 Samenvatting en conclusies De politieregio s Twente en Zuid-Holland Zuid hebben vanaf januari 2006 een pilot uitgevoerd voor de duur van een half jaar waarin zij bij alle geregistreerde gevallen van

Nadere informatie

Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten

Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten Factsheet 2011-1 Problemen met geld en delinquent gedrag van adolescenten Auteurs: M. Blom, G. Weijters & A.M. van der Laan Mei 2011 Aanleiding Op verzoek van de Directie Justitieel Jeugdbeleid (DJJ) van

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Concentratie allochtonen toegenomen

Concentratie allochtonen toegenomen Jan Latten 1), Han Nicolaas 2) en Karin Wittebrood 3) Niet-westerse wonen vanouds geconcentreerd in het westen van Nederland. Daarbinnen zijn ze geconcentreerd in de vier grote steden. In 4 bestond procent

Nadere informatie

Jeugdcriminaliteit in de periode 1996-2010

Jeugdcriminaliteit in de periode 1996-2010 zelge Cahier 2011-2 Jeugdcriminaliteit in de periode 1996-2010 Ontwikkelingen in zelfgerapporteerde daders, door de politie aangehouden verdachten en strafrechtelijke daders op basis van de Monitor Jeugdcriminaliteit

Nadere informatie

Verdachten van criminaliteit

Verdachten van criminaliteit 5 Verdachten van criminaliteit H. Goudriaan en A.Th.J. Eggen In het voorgaande hoofdstuk zijn de aard, omvang en ontwikkeling van de door de politie geregistreerde criminaliteit beschreven. Bij ongeveer

Nadere informatie

Demografische gegevens ouderen

Demografische gegevens ouderen In dit hoofdstuk worden de demografische gegevens van de doelgroep ouderen beschreven. We spreken hier van ouderen indien personen 55 jaar of ouder zijn. Dit omdat gezondheidsproblemen met name vanaf die

Nadere informatie

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen.

N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. ADHD Wachtkamerspecial Onderbehandeling van ADHD bij allochtonen: kinderen en volwassenen N. Buitelaar, psychiater en V. Yildirim, psycholoog. Beiden werkzaam bij Altrecht Centrum ADHD Volwassenen. Inleiding

Nadere informatie

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013 Factsheet Jongeren buiten beeld 2013 1. Aanleiding en afbakening Het ministerie van SZW heeft CBS gevraagd door het combineren van verschillende databestanden meer inzicht te geven in de omvang en kenmerken

Nadere informatie

4 Misdrijven en opsporing

4 Misdrijven en opsporing 4 Misdrijven en opsporing A.Th.J. Eggen en R.J. Kessels In 2012 registreerde de politie 1,14 miljoen misdrijven, 5% minder dan in 2011. In de periode 2005-2012 daalde de geregistreerde criminaliteit met

Nadere informatie

Samenvatting. Aard en omvang van geweld

Samenvatting. Aard en omvang van geweld Samenvatting Dit rapport doet verslag van het onderzoek naar huiselijk en publiek geweld. Het omvat drie deelonderzoeken, alle gericht op het beschrijven van geweld en geweldplegers. Doelstelling van het

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch Summary)

Samenvatting (Dutch Summary) Samenvatting (Dutch Summary) CRIMINALITY AND FAMILY FORMATION Disentangling the relationship between family life events and criminal offending for high-risk men and women Het terugdringen van criminaliteit

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (http://www.clo.nl)

Allochtonen, 2012 Gepubliceerd op Compendium voor de Leefomgeving (http://www.clo.nl) Indicator 13 februari 2013 U bekijkt op dit moment een archiefversie van deze indicator. De actuele indicatorversie met recentere gegevens kunt u via deze link [1] bekijken. In 2012 woonden er in Nederland

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017 Gemeente Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 201 Factsheet maart 201 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald ten opzichte van 201. Van de.000 Amsterdamse

Nadere informatie

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid Veiligheid kernthema: De criminaliteitscijfers en de slachtoffercijfers laten over het algemeen een positief beeld zien voor Utrecht in. Ook de aangiftebereidheid van Utrechters is relatief hoog (29%).

Nadere informatie

WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER?

WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER? WIE IS DE NIET-WESTERSE ALLOCHTONE GEVER? Amsterdam, november 2011 Auteur: Dr. Christine L. Carabain NCDO Telefoon (020) 5688 8764 Fax (020) 568 8787 E-mail: c.carabain@ncdo.nl 1 2 INHOUDSOPGAVE Samenvatting

Nadere informatie

Zorggebruik. 5.1 Inleiding. 5.2 Contact eerste lijn

Zorggebruik. 5.1 Inleiding. 5.2 Contact eerste lijn Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2004. De gegevens mogen met bronvermelding (H van Lindert, M Droomers, GP Westert.. Een kwestie van verschil: verschillen in zelfgerapporteerde leefstijl, gezondheid

Nadere informatie

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen

Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch. Omvang, kenmerken en meldingen Huiselijk Geweld in 's-hertogenbosch Omvang, kenmerken en meldingen O&S oktober 2003 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 1. Inleiding Plan Plan van van Aanpak Aanpak Huiselijk Geweld Geweld Inhoud

Nadere informatie

Monitor Jeugd terecht 2005. M. Blom A.M. van der Laan G.L.A.M. Huijbregts

Monitor Jeugd terecht 2005. M. Blom A.M. van der Laan G.L.A.M. Huijbregts Monitor Jeugd terecht 2005 M. Blom A.M. van der Laan G.L.A.M. Huijbregts ii Inhoud 1 Inleiding 1 2 Werkwijze 4 2.1 Geregistreerde criminaliteit 4 2.2 Zelfgerapporteerde criminaliteit 10 3 Door de politie

Nadere informatie

Herintreders op de arbeidsmarkt

Herintreders op de arbeidsmarkt Herintreders op de arbeidsmarkt Sabine Lucassen Voor veel herintreders is het lang dat ze voor het laatst gewerkt hebben. Herintreders zijn vaak vrouwen in de leeftijd van 35 44 jaar en laag of middelbaar

Nadere informatie

Uitgevoerd in opdracht van de afdeling Beleid, dienst Sociale Zaken en Werk, gemeente Groningen

Uitgevoerd in opdracht van de afdeling Beleid, dienst Sociale Zaken en Werk, gemeente Groningen Meer of Minder Heden Verschillen tussen, en trends in, de verhouding allochtone en autochtone klanten van de dienst SOZAWE Alfons Klein Rouweler Ard Jan Leeferink Louis Polstra Uitgevoerd in opdracht van

Nadere informatie

Pensioenaanspraken in beeld

Pensioenaanspraken in beeld Pensioenaanspraken in beeld Deel 2: aanspraken naar herkomst, sociaaleconomische categorie en type Deel 2: huishouden Elisabeth Eenkhoorn, Annelie Hakkenes-Tuinman en Marije van de Grift De pensioenopbouw

Nadere informatie

Centrum voor Beleidsstatistiek en Microdata Services. Documentatierapport Hackaton bestand

Centrum voor Beleidsstatistiek en Microdata Services. Documentatierapport Hackaton bestand Centrum voor Beleidsstatistiek en Microdata Services Documentatierapport Hackaton bestand 2011-2016 Datum:28 februari 2018 Bronvermelding Publicatie van uitkomsten geschiedt door de onderzoeksinstelling

Nadere informatie

Het puntenpaspoort Auteur: VNL Datum: Oktober 2016

Het puntenpaspoort Auteur: VNL Datum: Oktober 2016 Het puntenpaspoort Auteur: VNL Datum: Oktober 2016 Inleiding De samenleving wordt reeds lange tijd geconfronteerd met enorme criminaliteitscijfers van (niet-westerse) allochtonen. Deze categorie is drie

Nadere informatie

Ouders op de arbeidsmarkt

Ouders op de arbeidsmarkt Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

NEDERLANDSE SAMENVATTING

NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING Zedendelicten vormen een groot maatschappelijk probleem met ernstige gevolgen voor zowel het slachtoffer als voor de dader. Hoewel de meeste zedendelicten worden gepleegd door

Nadere informatie

Potentiële Voortijdig Schoolverlaters in Nederland Toelichting bij de tabellen

Potentiële Voortijdig Schoolverlaters in Nederland Toelichting bij de tabellen Potentiële Voortijdig Schoolverlaters in Nederland Toelichting bij de tabellen Definitie Voortijdig schoolverlaters zijn leerlingen tot 23 jaar die het (bekostigd) onderwijs verlaten zonder dat zij een

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie Sandra Beekhoven (SCP) en Jaco Dagevos (SCP)

Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie Sandra Beekhoven (SCP) en Jaco Dagevos (SCP) Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele

Nadere informatie

Langdurig met een uitkering

Langdurig met een uitkering Langdurig met een uitkering Harry Bierings en John Michiels In september 5 waren er 1,5 miljoen personen die een arbeidsongeschiktheids-, bijstands- en/of werkloosheidsuitkering ontvingen. Van hen zat

Nadere informatie

10 Samenvatting en conclusies

10 Samenvatting en conclusies 10 Samenvatting en conclusies F.L.Leeuw (WODC), R.P.W. Jennissen (WODC), M.H.C. Kromhout (WODC) 10.1 Wat is de kern van de Integratiekaart? In 2004 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een Integratiekaart.

Nadere informatie